Prijs 1 gulden', zet hij daar precies onder. Hij kijkt
er even naar en gumt '1 gulden' dan uit. 'Prijs 95
cent', schrijft hij ervoor in de plaats. Dan vinden
ze het goedkoper, terwijl ze evengoed een gulden
geven.

En dan schrijft hij het prachtigste verhaal dat hij
kan bedenken. Over een jongen die geen vader en
geen moeder meer heeft, en ook geen huis om in
te wonen. Hij heeft wel een gitaar en overal waar
hij op zijn zwerftochten komt, speelt hij op zijn
gitaar. De mensen, op weg naar hun warme hui-
zen, blijven vanzelf stilstaan wanneer hij speelt
en zingt, zo mooi is het. En wanneer de muziek
stopt, moeten ze op hun lippen bijten om geen
tranen te krijgen.

Otto leest wat hij heeft geschreven en probeert
verder nog iets te bedenken. Een vader die er toch
nog blijkt te zijn en opeens naar voren komt van-
uit het publiek, of een meisje dat ook gitaar speelt
en met de jongen trouwt, maar eigenlijk vindt
Otto dat allemaal niks. Hij leest nog eens over wat
hij heeft.

'Dit is het einde van het verhaal' zet hij dan
onder de laatste zin over de tranen, en vouwt het
papier één keer dubbel zodat het in zijn jaszak
past.

Zachtjes sluipt hij, met het verhaal in zijn hand,
de trap af. Beneden trekt hij stilletjes zijn jas aan
en doet de voordeur open.

„Ben even weg hoor!" roept hij, niet al te duide-
lijk, en rent dan snel de deur uit.
Nu komt het moeilijkste...