Zingen
Otto zit aan de keukentafel en kijkt naar
zijn moe-
der. Voor haar ligt een opengescheurde zak aard-
appelen waar ze er telkens eentje uit pakt. Ze
heeft plastic handschoenen aan en een scherp
mesje in haar hand. Met snelle bewegingen schilt
ze de aardappelen. Ze kan het zonder de schil
onderweg te breken, zodat het mooie spiralen
worden die ze terug in de zak laat vallen.
De foto van Raymond ligt op Otto's kamer.
Voor
hij hem daar opborg, heeft hij de muziek die hij in
de winkel had gehoord nog even op zijn onzicht-
bare gitaar gespeeld. Tussen de gitaarsolo's legde
hij zijn hand rond de microfoon, net als hij Ray-
mond had zien doen die avond op de televisie. Hij
keek zijn publiek recht aan en zong. De tekst
maakte hij zelf.
„Weet je wat moeilijk is?" vraagt hij aan
zijn
moeder. Otto geeft zelf meteen het antwoord:
„Zingen èn gitaar tegelijk."
Zijn moeder knikt en Otto kijkt hoe zij
een
geschilde aardappel met een plons en een klein
fonteintje in een plastic teiltje met water laat val-
len. Als bleke vissen zwemmen de aardappelen
daarin rond.
„Ik denk wel dat ik er heel goed in ben,"
zegt
Otto.
„Ik wist niet dat je gitaar kon spelen,"
zegt zijn
moeder en kijkt, met het mesje stil in haar hand,
naar Otto.
„Nee, ik eigenlijk ook niet. Ik heb het
vandaag
pas ontdekt. Ik moet alleen nog een beetje oefe-
nen, maar daar heb ik dat bandje voor nodig, zie
je-"
Zijn moeder is klaar met de aardappelen.
Met
een plakkerig geluid stroopt ze de plastic hand-
schoenen af en legt ze op de aardappelschillen.
„Zet het op je verlanglijstje voor je verjaardag!"
zegt ze, op een toon alsof ze een goed nieuwtje te
melden heeft.
Otto zakt een beetje in elkaar aan de
keukenta-
fel. „Dat duurt nog bijna een halfjaar!" zucht hij.
Ze komt naar hem toe en gaat met een
hand
door zijn haar. Snel trekt hij zijn hoofd terug.
„Zo maak je alles door de war." Ze begrijpt
er
ook niks van. Met zijn vingers probeert Otto de
schade aan zijn haren te herstellen. „Mag ik niet
eens naar de kapper eigenlijk?" vraagt hij dan. „Ik
vind kort eigenlijk veel mooier."
„Oooch," zegt zijn moeder en kijkt hem
teleur-
gesteld aan, „dat lange staat je juist zo lief. Net een
engeltje." Ze wil er nog een keer doorheen met
haar handen, maar nu is Otto snel genoeg weg.
„Waar ga je naartoe?"
„Naar mijn kamer, oefenen." „Maar je hebt toch helemaal geen gitaar?"
„Wat maakt dat nou uit?" mompelt Otto
bijna
onverstaanbaar.
„Misschien kun je hier verderop eens bij
het
muziekkorps informeren, of doen ze daar niet aan
gitaar?"
Otto haalt zijn schouders op en geeft geen
ant-
woord. Het heeft geen zin.