Sientje
In de dierentuin liep Linda altijd meteen
door naar de kooi van de
zwarte panter en wat haar betrof hoefde ze verder niets anders
te
bekijken. Dat sluipende fluwelen lichaam, zacht en soepel,
maar
tegelijk zo sterk dat de mensen toch een beetje zenuwachtig
achter
het hekje stonden.
Soms kwam de panter opeens dichterbij en
deed iedereen een stap
achteruit. Behalve Linda. Die kneep haar ogen tot spleetjes,
precies
als de zwarte panter en keek naar hem. Net zolang tot er een
grijns
om die mooie zwarte kop verscheen.
Haar zwarte poes Sientje loopt met net zulke
golvende schouders als
de panter. En in haar ogen zitten dezelfde pretduiveltjes wanneer
ze
opeens vanachter een stoel te voorschijn komt en met vier
poten
tegelijk de lucht in springt.
Sientje is graag op straat. Daar sluipt ze,
dicht langs de grond, loe-
rend op alles wat beweegt. En wanneer dat plotseling een auto
blijkt
te zijn zet Sientje haar rug omhoog, alle zwarte haren recht
over-
eind. Zelfs Linda wordt dan bang van haar. Ze laat haar scherpe
tan-
den zien, blaast en dwingt met haar gele ogen het ijzeren
monster
tot stilstand.
Maar Linda maakt zich daar ook zorgen om.
Vooral wanneer ze naar
school loopt en Sientje telkens weer over een tuinhekje of uit
een
boom voor haar voeten tevoorschijn springt.
„Ga toch terug naar huis Sientje! Het is
hier veel te gevaarlijk!" Linda
wijst richting huis, maar Sientje is nergens te zien.
Tot ze weer verder loopt en er zonder het minste geluid een
zwarte
schim voor haar voeten landt. Even kijkt Sientje achterom naar
Linda
en rent dan snel weer voor haar uit. En dan komt Linda bij de
laatste
hoek voor de drukke weg, die ze wel over moet om bij haar school
te