"Ja!" roept Martijn. "Het werkt!"
Opa komt aangelopen. "Deed hij het?"
"Hartstikke goed," knikt Martijn.
"Mooi zo," zegt opa tevreden, "laat
ze
nu maar komen."
"Wie dan?" vraagt Martijn.
"Wie maar wil, ik heb ze in de
gaten.
En als het verkeerd volk is, mensen die hier
niets te zoeken hebben, dan zet ik de sirene
aan!"
Opa wenkt Martijn en samen lopen
ze
naar een klein houten kastje dat opa aan de
muur heeft geschroefd. Met een klik-geluid
doet opa het open. Binnenin zit een zwart
ding, een soort grote deurbel, met een rode
knop in het midden.
"Niet aankomen!" waarschuwt opa.
"Als je daar op drukt staat voor je je om kan
keren de hele straat vol met politie."
"Wat is dat dan?" vraagt Martijn.
Opa steekt een vinger omhoog. "De
sirene," zegt hij plechtig. "Op het dak staat
een sirene, en geen kleintje ook. Heb je de
sirene van de gemeente wel eens gehoord,
wanneer ze oefenen?"
Martijn knikt. Als hij naar huis
loopt
gaat die sirene wel eens af. Eng vindt hij dat
want je weet nooit zeker of het niet echt
oorlog is geworden. Maar zijn moeder zegt
dat het om te oefenen is, om te kijken of ze
het nog doen.
Maar als er nou eens oorlog komt,
nèt
als ze aan het oefenen zijn. Martijn wil het
aan opa vragen, hoe dat dan moet, maar die
vertelt al verder over zijn sirene.
"Vergeleken met mijn sirene, is die
van
de gemeente maar een fietsbel! En wanneer
er nou verkeerd volk door het hek komt..."
Opa wijst op de rode knop, maar raakt hem
nèt niet aan.
"Mag ik hem eens horen?" vraagt
Martijn.
"Dat kunnen we niet doen," zegt
opa.
"Dan komen alle mensen uit hun huizen
rennen om te zien wat er aan de hand is.
Voor je het weet staat boer Pappot van hier
achter met zijn hooivork voor de deur. Nee,
dat kan absoluut niet."
"Jammer nou," zucht Martijn.
Samen kijken ze nog even naar de
ro-
de knop. Dan doet opa het kastje weer
dicht. Klik.
"Met oudejaarsavond," zegt opa en
wijst nog even naar het kastje, "dan mag
het."