Meulenhoff Amsterdam
isbn 90 290 13338
Zullen sterren hen tooien...
En de heerschappij van de dood is heen, En de naakte dodenmensen worden één Met de man in de wind en de westermaan; Als de botten kaalgevreten zijn, en straks vergaan, Tullen sterren hen tooien, aan elboog en voet... DYLAN THOMAS
'...Terwijl de Wegaanse beschaving deze merkwaardige afname van haar invloed beleefde, op het hoogtepunt van haar politieke en militaire macht, begon de beschaving die haar uiteindelijk zou verdringen zich te ontplooien. De lezer mag niet vergeten dat in die tijd nog niemand zelfs maar van de Aarde gehoord had, en dat de zon van die planeet, Sol, slechts bekend was als een onopvallende ster van het type G0 in de sector Draco. Het is mogelijk, zij het onwaarschijnlijk, dat het Wega al enige tijd vóór de gebeurtenissen die wij zojuist de revue hebben laten passeren, bekend was dat op Aarde ruimtevaart tot ontwikkeling was gekomen. Dat betrof echter nog alleen plaatselijke, interplanetaire vaart; tot aan de genoemde periode had de Aarde geen enkel aandeel gehad in de Galactische geschiedenis. Het was echter onvermijdelijk dat de Aarde de twee cruciale ontdekkingen zou doen die haar op het schouwtoneel der sterren zouden helpen. We kunnen zonder meer aannemen dat Wega, zo ze geweten had dat de Aarde haar opvolgster zou worden, haar reusachtige macht ten volle zou hebben aangewend om iets dergelijks te voorkomen. Dat Wega hier in gebreke bleef, toont reeds voldoende aan dat men er geen flauw benul van had wat er in die periode op de Aarde gebeurde...' ACREFFMONALES: De Melkweg: vijf cultuurportretten
Boek Een
Voorspel: Washington Wij geloven niet dat enige groep mensen capabel genoeg en verstandig genoeg kan zijn om zonder controle en zonder kritiek te kunnen werken. We weten dat de enige manier om fouten te voorkomen, is om ze op te sporen, en de enige manier om fouten op het spoor te komen is door vrijheid van informatie. Wij weten dat onontdekte fouten bij geheimhouding welig tieren en op dwaalsporen zullen leiden. J. ROBERT OPPENHEIMER
De schaduwen flakkerden langs de muren, links en rechts, net binnen de verste hoeken van zijn gezichtsveld, als gestalten die steeds haastig terugstapten in onzichtbare deuropeningen. Door en door moe als hij was, maakte hem dat toch weer gejaagd, en hij wenste bijna dat dr. Corsi het vuur zou doven. Desondanks bleef hij naar het opspringende oranje schijnsel zitten staren, voelde hij hoe de hitte zijn wangen en de huid bij zijn ogen deed verstrakken en zijn borst doorstoofde. Corsi, die naast hem zat, maakte een lichte beweging, maar zelf had senator Wagoner het gevoel dat hij, sinds hij op de sofa was gaan zitten, zwaar in gewicht was toegenomen. Hij voelde zich uitgeput, loom, oud en log als een kei, ondanks zijn achtenveertig jaar; het was een beroerde dag geweest, één in een te lange opeenvolging. Goeie dagen in Washington waren dagen dat je in bed kon blijven. Corsi naast hem gaf, ondanks het feit dat hij twintig jaar ouder was, voormalig directeur van het Normalisatiebureau, voormalig directeur van de Wereldgezondheidsorganisatie, en op het ogenblik voorzitter van de Amerikaanse Vereniging ter Bevordering van de Wetenschap (in Washington meestal aangeduid met 'die linkse rakkers van de AVBW'), de indruk dat hij even licht en rap en rusteloos was als een kameleon. 'Je weet natuurlijk wat voor risico's je loopt als je mij op komt zoeken,' zei Corsi met zijn droge fluisterstem. 'Ik zou ook niet naar Washington zijn gekomen als dat niet nodig was geweest voor de AVBW. Niet nu ik net zo door MacHinery te grazen ben genomen. Het is net of je in een aquarium woont met een bordje erop van "pirafïa", zelfs in niet-regeringskringen. Maar dat weet je allemaal wel.' 'Ja,' beaamde de senator. De schimmen sprongen naar voren, trokken zich weer terug. 'Ik ben zelf ook gevolgd toen ik hierheen kwam. MacHinery's speurneuzen proberen al tijden om me ergens op te betrappen. Maar ik moest je spreken, Seppi. Ik heb mijn uiterste best gedaan om alles te doorgronden wat ik in de dossiers van de commissie heb aangetroffen, sinds ze me voorzitter hebben gemaakt, maar een niet-wetenschapper heeft van nature zijn beperkingen. En ik wilde geen diepgaande vragen stellen aan mijn ambtenaren. Dan kan je er donder op zeggen dat het uitlekt, en waarschijnlijk regelrecht naar MacHinery.' 'Ja, dat is tegenwoordig de definitie van een regeringsdeskundige,' zei Corsi, nog droger dan daareven. 'Iemand aan wie je geen belangrijke vragen durft te stellen.' 'Of die je alleen een antwoord geeft waarvan hij denkt dat je het wilt horen,' zei Wagoner gelaten. 'Dat ben ik ook al tegengekomen. In een regeringscommissie zitten is voor een senator ook geen lolletje, hoor. Hoeveel keer ik al niet gewenst heb dat ik in Alaska terug was... ik heb een jachthut op Kodiak waar ik tenminste van een open haard kan genieten, zonder me af te hoeven vragen of de schaduwen misschien opschrijfboekjes bij zich hebben. Maar genoeg gezeurd. Ik heb me zelf kandidaat gesteld en ik ben van plan een goed stuk werk te leveren, zo goed als ik kan tenminste.' 'En dat is al heel wat,' zei Corsi onverwacht, terwijl hij het gewelfde cognacglas uit Wagoners slappe hand pakte en de kleine ambergele vijver onderin bijschonk. Het bouquet welde zwaar en rijk omhoog over de gebogen vingers. 'Bliss, toen ik hoorde dat de gezamenlijke Congrescommissie voor Ruimtevaart in handen zou vallen van een eerstejaars senator die vóór zijn verkiezing gewoon persagent was geweest...' 'Asjeblieft!' zei Wagoner en vertrok zijn gezicht in overdreven fijngevoeligheid. 'Public relationsadviseur.' 'Net wat je wilt. Maar goed, ik heb de grootste trammelant geschopt. Ik wist dat het nooit gebeurd zou zijn als er maar één van de oudere senatoren was geweest die die commissie had willen leiden, en dat feit alleen al vond ik de meest vernietigende aanklacht tegen het huidige Congres die je maar kunt verzinnen. Alles wat ik toen gezegd heb is natuurlijk opgetekend om tegen jou te worden gebruikt, te gelegener tijd. Tegen mij hebben ze het al gebruikt, en God zij dank is dat tenminste nu voorbij. Maar wat jou betreft had ik me vergist. Je hebt bergen verzet; je had de zaak als bij toverslag onder de knie. Dus als jij je carrière om hals wilt brengen door mij om raad te vragen, dan zal je die godverdomme krijgen ook.' Corsi duwde Wagoner met niet helemaal voorgewende woede het cognacglas in z'n hand. 'Maar dat geldt enkel en alleen voor jou,' voegde hij eraan toe. 'Ik zou de regering nog niet vertellen hoe ze zandkorreltjes moeten tellen, zolang de AVBW me daar niet om vraagt.' 'Nee, dat weet ik, Seppi. Dat is ook een van de oorzaken van onze problemen. Maar je wordt alvast bedankt.' Hij liet nadenkend de cognac rondlopen in zijn glas. 'Goed, vertel me dan eens wat onze ruimtevaart scheelt.' 'Het leger,' zei Corsi ogenblikkelijk. 'Ja, maar dat is het niet alleen. Dat is het bij lange na niet. Ik weet best dat de Dienst Ruimtevaart van het leger corrupt is, en verziekt door haat en nijd, en dat hun denkwerk bijkans versteend is. Maar dat was stukken erger in de tijd dat er een vijf, zes regeringsinstellingen tegelijk met het probleem ruimtevaart bezig waren de meteorologische dienst, de marine, jullie organisatie, de luchtmacht en ga maar door. Ik heb papieren gezien die nog uit die tijd dateren. Het Aardsatellietenprogramma werd in 1944 al aangekondigd door Stuart Symington maar pas in 1962 wisten we een bemand vaartuig de ruimte in te krijgen, nadat het leger de algehele zeggenschap had gekregen. Ze kwamen verdorie niet verder dan de werktekeningen. Elke keer kwam er weer een schout-bij-nacht die persé een plaatsje voor zijn favoriete barkas erop getekend wilde hebben. Nu hébben we tenminste ruimtevaart. Maar op het ogenblik is er iets anders, en dat zit radicaal fout. Als de ruimtevaart nog springlevend was, dan was die zaak ondertussen allang van het leger afgepakt. Dan hadden we nu misschien al wat koopvaardij gehad, of zelfs bescheiden passagiersdiensten in de luxeklasse, voor het soort mensen dat zich op de meest ongemakkelijke manier naar de meest onleefbare plaatsen laat vervoeren zolang het maar stinkend duur is.' Hij grinnikte diep in zijn keel. 'Net als zo'n honderd jaar geleden de vossenjacht in Engeland; was het niet Oscar Wilde die dat noemde: "het najagen van het oneetbare door de onzegbare"?' Is het daar nog niet wat vroeg dag voor?' vroeg Corsi. 'In 2013? Ik vind van niet. Maar misschien wil ik op dit punt wel te veel ineens; ik kan je andere noemen. Waarom zijn er de laatste vijftien jaar geen grote verkenningsreizen meer ondernomen? Ik zou toch denken dat er, zodra Proserpina, de tiende planeet was ontdekt, wel een of andere universiteit of stichting heen zou hebben gewild. Er is daar een prachtig grote maan waar je een prima basis zou kunnen opzetten bij de heersende temperaturen heb je geen risico van onbestendig weer er staat geen zon aan de hemel die je fotografisch materiaal kan overbelichten, want de Zon is daar gewoon een ster met helderheid nul, en ga zo maar door. Daar vlogen de ontdekkingsreizigers vroeger toch op af? Neem maar een miljonair met een verterende wetenschappelijke belangstelling, iemand als de oude Hale, en een stoere organisator die een beetje mooi kan praten een type als Byrd, dan hadden we allang een tweede station gehad op Proserpina. Maar sinds de basis op Titan in 1981 is de ruimte hartstikke dood. En hoe komt dat?' Hij tuurde een ogenblik in de vlammen. 'En dan,' zei hij, 'hebben we het stuk van de nieuwe ontdekkingen, de ontwikkeling in de ruimtevaart, en dat staat ook stil, Seppi. Morsdood.' Corsi zei: 'Ik meen me een artikel te herinneren van de lui op Titan, nog niet zo lang geleden...' 'Over xenobacteriologie. Dat wel. Maar dat is geen ruimtevaart, Seppi; het is hoogstens dankzij de ruimtevaart mogelijk geworden. Maar hun bevindingen brengen de ruimtevaart niet vooruit, maken het niet beter of aantrekkelijker. Het interesseert die lui niet eens. Het interesseert niemand wat. En daarom gebeurt er niets meer. Neem maar een voorbeeld. We maken nog steeds gebruik van ionenraketten, aangedreven door een atoomreactor. Dat werkt goed, en er bestaan duizenden kleine variaties op dat principe, maar het werd al beschreven door Coupling in 1954! Moet je je eens indenken, Seppi in vijftig jaar is er geen enkel nieuw basisprincipe naar voren gekomen! En wat dacht je van de modellen? Onze schepen zijn nog steeds gebaseerd op het werk van von Braun, dat is nog ouder dan van Coupling. Zou er nou echt niks beters te bedenken zijn dan een open raamwerk met een rijtje achter elkaar geplakte uien? Of die zweeftoestellen waarmee we erheen pendelen? Maar ik kan in de dossiers van de commissie waarachtig niks beters vinden.' 'Maar zou je wel in staat zijn een belangrijke van een onbelangrijke verandering te onderscheiden?' 'Oordeel zelf maar,' zei Wagoner verbeten. 'Het nieuwste en belangrijkste snufje op het ogenblik op het gebied van de ruimtevaart is een nieuwe elliptisch gewonden springveer voor versnellingsmatrassen. Onder de druk van de zwaartekracht gedraagt hij zich als een bladveer, en zonder zwaartekracht als een spiraalveer. Het ding gebruikt aan de ene kant energie die hij aan aan de andere kant weer opslaat. Volgens de laatste berichten voelen de matrassen in kwestie als zakken onrijpe tomaten, maar we zullen de kinderziektes er wel gauw uithebben, denk ik. De tomatenziektes, liever gezegd. En dat is een topgeheim.' 'Alweer een geheim dat ik niet verondersteld word te weten,' zei Corsi. 'Maar goed dat het me geen moeite zal kosten om het weer te vergeten.' 'Wat denk je dan van deze? We hebben een nieuwe waterfles voor de scheepsuitrusting. Hij is van aluminiumfolie en je kunt hem van onder af oprollen als een soort tandpastatube waardoor je het water de mond binnenspuit.' 'Maar een plastic membraan dat vanzelf ingedrukt wordt door de luchtdruk is veel handiger en veel lichter...' 'Ja, natuurlijk. En zo'n tube van folie is al in gebruik als standaardmodel voor voedselpasta. Het enige nieuwe is het idee dat we hem nu ook voor water gaan gebruiken. Het voorstel werd ons gedaan door een lobbyist van CanAm Metaal, krachtig gesteund door een paar senatoren van de Noordwestkust. Je mag drie keer raden wat we ermee gedaan hebben.' Ik zie wel waar je heen wilt, geloof ik.' 'Dan zal ik het zo kort mogelijk afsluiten,' zei Wagoner. 'Het komt allemaal hierop neer, dat het hele bouwwerk van de ruimtevaart zoals het er nu staat verouderd is, uitgeloogd en vervallen, en dat het kraakt in al z'n voegen. Het hele vakgebied staat stil, nee, wat erger is, het is op z'n retour. Op dit moment zouden de schepen allang sneller en gestroomlijnder moeten zijn, en grotere vrachten moeten kunnen vervoeren. En we hadden allang van die tweeslachtigheid af moeten zijn, van schepen die op een planeet kunnen landen aan de ene kant, en schepen die van de ene planeet naar de andere kunnen vliegen aan de andere kant. De hele kwestie van wat we met de planeten gaan doen, behalve onderzoek plegen, had al op een oor na gevild moeten zijn. En in plaats daarvan hoor je er nooit iemand meer over. En onze kansen op een bevredigende oplossing worden eIk jaar kleiner. Ons budget wordt steeds verder ingekrompen omdat we het Congres niet kunnen overtuigen van het feit dat ruimtevaart ook nut kan hebben. Dat wetenschappelijk onderzoek pas op de lange termijn allerlei resultaten kan afwerpen, dat breng je het Congres trouwens toch nooit bij; de afgevaardigden worden om de twee jaar herkozen, en de senatoren om de zes jaar en verder zijn de meesten niet bereid om in de toekomst te kijken. En stel dat we zouden proberen ze uit te leggen met wat voor wetenschappelijk onderzoek we bezig zijn? Dat mag niet eens want het is staatsgeheim! En bovenal, Seppi, ik zeg dit vanuit mijn eigen onwetendheid, maar dat moet dan maar bovenal geloof ik dat we nu intussen toch enigerlei notie zouden moeten hebben van een interstellaire aandrijving. Er had allang een prototype moeten zijn, maakt niet uit hoe klungelig het is, voor mijn part even krikkemikkig als een zelfgeknutselde vuurpijl in vergelijking met de Couplingmotor, maar met in elk geval het principe van zo'n aandrijving. Maar we hebben niks. Eerlijk gezegd heb ik de sterren maar afgeschreven. Van de mensen met wie ik gepraat heb, gelooft niemand dat we er ooit zullen komen.' Corsi stond op en liep soepel naar het venster waar hij met z'n rug naar de kamer bleef staan, alsof hij door de hermetisch gesloten jaloezie naar de verlaten straat keek. Wagoner, verblind door het vuur, zag hem vaag als een schim tussen schaduwen. De senator betrapte zich erop dat hij, voor de zoveelste keer in het laatste half jaar, zat te denken dat Corsi misschien wel blij was dat hij nu van de hele zaak af was, al was hij dan als onbetrouwbaar gebrandmerkt. Maar toen herinnerde Wagoner zich, ook voor de zoveelste keer, al die zittingen van de zuiveringsraad, de zeeën van twijfelachtige verklaringen en roddelpraat van getuigen zonder naam of gezicht, de opschudding in de pers toen men erachter kwam dat Corsi op college eens een kamer had gedeeld met iemand die ervan verdacht werd een voormalig lid te zijn van een socialistische groepering, de beschuldigingen in de Senaat door een van MacHinery's stromannen, en nog meer hoorzittingen, een niet aflatend spervuur van laster en haat, de brieven als: 'Geachte dr. Corset; vuile schoft!' en ondertekend met 'een rechtgeaard Amerikaan'. Om er op zo'n manier vanaf te komen was erger dan de baan zelf, hoe dapper sommige collega-geleerden hem achteraf ook hadden gesteund. Ik zal dus niet de eerste zijn die het je vertelt,' zei de natuurkundige toen hij zich eindelijk omdraaide. 'Ik geloof ook niet dat we ooit de sterren zullen bereiken, Bliss. En ik ben echt niet conservatief, voor een natuurkundige. We leven eenvoudig niet lang genoeg om als mensheid sterrenvaarders te worden. Een sterfelijk mens die zich beperkt ziet door snelheden beneden die van het licht, is al net zomin geschikt om interstellaire afstanden te overbruggen, als een mot in staat is om de Atlantische Oceaan over te vliegen. Ik vind het ook helemaal niet leuk, natuurlijk; maar ik ben er wel van overtuigd.' Wagoner knikte en borg het in zijn gedachten. Corsi had hem op dit stuk al meer gegeven dan hij zelf verwacht had. 'Maar,' zei Corsi terwijl hij zijn cognacglas van tafel pakte, 'het is niet onmogelijk dat de interplanetaire vaart nog wat kan worden opgetrokken. Ik ben het met je eens dat die op het ogenblik verloedert. Ik had dat al vermoed en jouw bezoek vanavond bevestigt mijn idee.' 'Maar hoe komt dat dan?' wilde Wagoner weten. 'Omdat de wetenschappelijke methode niet langer werkt.' 'Wat zeg je me nou? Neem me nou niet kwalijk, Seppi, maar dat is net alsof je een aartsbisschop hoort zeggen dat het Christendom niet meer werkt. Wat bedoel je?' Corsi glimlachte zuur. 'Misschien stelde ik het wat te dramatisch. Maar het is wel waar dat onder de huidige omstandigheden de wetenschappelijke methode een doodlopende weg is. Ze is namelijk afhankelijk van vrijheid van informatieoverdracht en die hebben we bewust om hals gebracht. Op mijn bureau toen het nog mijn bureau was, wisten we maar zelden wie er aan wat voor projecten werkte; we wisten ternauwernood of iemand van ons bureau niet toevallig aan hetzelfde werk bezig was, en we wisten eenvoudig nooit of hetzelfde werk niet al door een ander departement werd of was gedaan. Het enige wat we zeker wisten was dat een heleboel mensen, die allemaal op hetzelfde terrein werkzaam waren, met grote letters Geheim op hun werkresultaten zetten, omdat dat het makkelijkst uitkwam. Niet alleen om het werk uit handen van de Russen te houden, maar om de onderzoekers in kwestie te dekken, mocht de regering achteraf eens een onderzoek in willen stellen. Hoe kun je de wetenschappelijke methode toepassen op een bepaald vraagstuk als je de gegevens niet mag hebben? En dan het kaliber van de wetenschapslui die tegenwoordig voor de regering werken. De paar eersteklas lui die we hebben, zijn zo opgedraaid door al die veiligheidsmaatregelen, en door de voortdurende verdenking waaronder ze moeten werken, juist omdat zij de topmensen zijn in hun vakgebied, waardoor alles wat ze eventueel zouden laten uitlekken van extra grote waarde kan zijn, dat ze jaren nodig hebben om de eenvoudigste vraagstukken op te lossen. En wat de rest betreft onze staf bij het Normalisatiebureau bestond vrijwel helemaal uit de derde garnituur; er waren heel geduldige en hardwerkende kerels bij, dat wel, maar zonder veel moed en met nog minder verbeeldingskracht. Ze werkten uitsluitend volgens het boekje, volgens de routine van het wetenschappelijk onderzoek, en elk jaar kwam er minder uit de bus.' 'Alles wat je daar zegt kun je zo op het ruimtevaartonderzoek van vandaag de dag toepassen, zonder er een komma in te veranderen,' zei Wagoner. 'Maar Seppi, als de wetenschappelijke methode vroeger betrouwbaar was, dan moet hij dat toch nog steeds zijn. Ook voor derderangs onderzoekers. Waarom werkt het nu uitgerekend opeens niet meer, terwijl het eeuwen lang goed is gegaan?' 'Het tijdsverloop,' zei Corsi somber, 'is juist van het allergrootste belang. Denk er wel aan, Bliss, dat de wetenschappelijke methode geen natuurwet is. Hij bestaat niet in het wild, alleen in onze gedachten; kortom, het is een manier om over zaken na te denken, een manier om wetenschappelijk bewijs te beproeven. Vroeg of laat moest ze wel verouderen, net als eerder al kettingredenen, paradigma's en syllogismen. De wetenschappelijke methode doet het uitstekend zolang er overal duizenden voor de hand liggende wetenschappelijke feiten in vrije omloop zijn: meetbare en niet mis te verstane feiten, zoals hoe snel een steen valt, en wat de rangschikking is van de kleuren van de regenboog. Maar hoe subtieler de feiten worden die men ontdekken wil, hoe meer die zich gaan ophouden in het rijk van het onzichtbare, het ontastbare, het onweegbare, het submicroscopische, het abstracte, des te kostbaarder en tijdrovender gaat het worden om ze met behulp van de wetenschappelijke methode te onderzoeken. En wanneer je dan het stadium bereikt waarin het enige onderzoek, van enige waarde miljoenen dollars per experiment gaat belopen, dan kunnen dergelijke experimenten alleen nog door een regering worden gefinancierd. En regeringsinstellingen kunnen eigenlijk alleen maar derderangs mensen gebruiken die de recepten in hun kookboek niet kunnen en durven opfrissen met de plotselinge flitsende invallen die je nodig heb om vernieuwende ontdekkingen te doen. En het resultaat is zoals je ziet: onvruchtbaarheid, onbeweeglijkheid, en vermolming.' 'Wat hebben we dan nog?' vroeg Wagoner. 'Wat kunnen we nu doen? Ik ken je toch te goed om niet te vermoeden dat je alle hoop nog niet opgegeven hebt.' 'Nee,' zei Corsi, 'ik heb de hoop nog niet opgegeven, maar ik ben absoluut niet bij machte de situatie waar jij over klaagt te veranderen. Ik kijk er tenslotte van buiten tegen aan. Hetgeen voor mij misschien wel zo goed is.' Hij zweeg even en zei toen opeens: 'Er is natuurlijk geen schijn van kans om de regering te bewegen al die veiligheidsbepalingen te laten vallen?' 'Allemaal?' 'Anders heeft het geen zin.' 'Nee,' zei Wagoner. 'Zelfs gedeeltelijk niet, vrees ik. Nu niet meer.' Corsi ging zitten en tuurde met zijn ellebogen op zijn knokige knieën naar de dovende kooltjes. 'Dan kan ik je twee dingen adviseren, Bliss. Twee zijden van dezelfde medaille in feite. Begin in de eerste plaats met al die miljardenprojecten in gigantische laboratoria af te stoten. We hebben een nieuwere en nog nauwkeuriger meetmethode van elektronenresonantie lang zo hard niet nodig als nieuwe wegen, nieuwe categorieën van kennis. Het kolossale onderzoeksproject is passé, wat we tegenwoordig nodig hebben is puur denkwerk.' 'Van die lui die bij mij werken?' 'Waar je het maar vandaan kunt halen. Dat is de andere helft van mijn advies. Als ik jou was zou ik naar de halvegaren lopen.' Wagoner wachtte af. Corsi zei dergelijke dingen ook om het effect; hij genoot van een tikje melodrama. Zo dadelijk zou hij het wel uitleggen. 'Natuurlijk bedoel ik niet lui die stapelmesjogge zijn,' zei Corsi. 'Maar je zult zelf de grens moeten trekken. Je hebt nu behoefte aan marginale wetenschapsbeoefenaars, geleerden met over het algemeen best een goede reputatie, maar met obsessies die bij collegae in hun vakgebied nooit zijn aangeslagen. Zoals het atoom van Crehore, of de theorie van de oude Ehrenhaft over magnetische stromingen, of de kosmologie van Milne je zult er zelf de vruchtdrager uit moeten plukken. houd je ogen open voor wat terzijde geschoven is en probeer dan na te gaan of dat idee nu werkelijk in zijn geheel op de schroothoop had gemoeten. Enne... leg je niet bij de eerste de beste mening, van zogenaamde deskundigen neer.' 'Ik moet dus tussen het kaf gaan zoeken, met andere woorden.' 'Waar zou je anders moeten zoeken?' vroeg Corsi. 'Het is natuurlijk maar een heel klein kansje, maar je kunt nu geen beroep meer doen op wetenschapslieden van formaat; daar is het te laat voor. Nu zul je je moeten verlaten op grapjassen en malloten die de boot hebben gemist.' 'En waar begin ik?' 'Och,' zei Corsi. 'Wat dacht je van zwaartekracht? Ik ken geen onderwerp dat zoveel krankzinnige speculaties in het leven heeft geroepen. Maar met de acceptabele theorieën van wat zwaartekracht feitelijk is en doet, kunnen we niets beginnen. Je kunt ze niet te hulp roepen om een ruimteschip van de grond te krijgen, we kunnen de zwaartekracht niet hanteren als een veld, we kunnen het zelfs niet eens worden over de formules die het verschijnsel zouden moeten beschrijven. En die zullen we ook niet vinden door er schatten geld en tijd tegenaan te gooien. Met die benadering rooi je het niet meer, gezien de wet van de afnemende opbrengst...' Wagoner stond op. 'Dan blijft er ook niet veel over,' zei hij somber. 'Nee,' beaamde Corsi. 'Je bent net zover als toen je begon. Dat is meer dan de meesten van ons gegeven is, Bliss.' Wagoner schonk hem een gespannen glimlach en de twee mannen schudden elkaar de hand. Toen Wagoner vertrok zag hij Corsi tegen het vuurschijnsel afgetekend, met zijn rug naar de deur, zijn schouders gebogen. Terwijl hij nog zo stond, knalde er een schot, niet ver daarvandaan; de echo weerkaatste tegen de gevel van de ambassade aan de overkant van de straat. Het was geen alledaags geluid in Washington maar ook niet volstrekt ongehoord; hoogstwaarschijnlijk was het een van de duizenden anonieme sluipschutters die de stad telde, die schoot op een concurrerend geheim agent, een politieman, of een schim. Corsi reageerde niet. De senator deed zachtjes de deur dicht. Het hele eind naar zijn appartement werd hij geschaduwd, maar hij merkte het dit keer nauwelijks. Hij dacht aan een onsterfelijke mens die sneller dan het licht van ster naar ster zou vliegen.
Een: New York
Bij de nieuwere communicatiemedia ... wordt het populariseren van de wetenschap doorkruist door bepaalde rituelen van het massavermaak. Zo is er een standaardmanier om wetenschap te presenteren door middel van het levensverhaal van een geleerde die de heldenrol krijgt toebedeeld; op het beslissende ogenblik zien we hem in zijn eenzaam laboratorium waar hij 'Eureka' krijt tegen een drabbig reageerbuisje dat hij tegen het licht van een kale gloeilamp houdt. GERARD PIEL
De optocht van persoonlijkheden, beroemdheden en 'simpele' hoge pieten die door de ontvangstkamer van Jno. Pfitzner & Zonen trok, was een lust voor het oog. In de anderhalf uur dat kolonel Paige Russell daar had zitten antichambreren had hij de volgende publieke figuren geïdentificeerd: senator Bliss Wagoner (Alaska, Democraat) voorzitter van de Congrescommissie voor de Ruimtevaart; dr. Guiseppi Corsi, voorzitter van de Amerikaanse Vereniging voor de Bevordering van Wetenschappelijk onderzoek, en voormalig hoofd van de Wereldgezondheidsorganisatie, en Francis Xavier MacHinery, erfelijk hoofd van de FBI. Hij had een reeks andere notabelen gezien van iets minder kaliber, wier betrekkingen met een firma die biologische preparaten vervaardigde echter al evenzeer tot onbetamelijke nieuwsgierigheid aanleiding gaven. Hij begon te draaien op zijn stoel. Op dit moment zat het meisje achter de balie zachtjes te praten met een generaal met zeven sterren en hoger kon je in het leger vrijwel niet komen. De generaal was zo in gedachten verzonken dat hij Paige helemaal niet had zien groeten. Hij werd snel doorgelaten. Een van de klapdeuren met de glazen patrijspoorten erin zwaaide naar buiten open en even zag Paige een gedrongen donkerharige man met een prettig gezicht en een conservatief grof pointillistisch kostuum. 'Generaal Horsefield, blij u te zien. Komt u binnen.' De deur ging dicht en weer had Paige niets anders om naar te kijken dan de spreuk die in Gothische letters boven de ingang was aangebracht:
Wider den Tod Ist Kein Krautlein Gewachsen
Aangezien hij het Duits niet zo machtig was, had hij al geprobeerd het te vertalen door woorden te nemen die erop leken. Hij had al 'Wie d'r dan dood is, geen...' en dan iets met 'gewassen'. Misschien hoefden doden zich niet te wassen, maar dat sprak vanzelf en het leek hem geen opwekkende mededeling voor het personeel. Paige kon natuurlijk ook naar de receptioniste kijken, maar na anderhalf uur had hij de diepste diepten van die verrukking ook al wel verkend. Het kind was wel aardig om te zien, maar knap, nee. Zelfs niet in de ogen van een pas teruggekeerde ruimtevaarder. Als iemand haar eens die zwartomrande uilenbril van haar hoofd zou sleuren en die knoet achter op haar kop zou losmaken, misschien dat ze er dan nog mee door kon bij het licht van een walvistraanlampje in een iglo tijdens een zware sneeuwstorm. En dat was ook gek, nu hij er over nadacht. Een zaak als Pfitzner had de mooie kantoormeisjes toch zeker voor het uitzoeken, zeker vandaag de dag. Maar ja, misschien was Pfitzner alles bij elkaar maar een kleine jongen, vergeleken bij de moederorganisatie, A. O. LeFevre et Cie. LeFevre's Oorlogsuitrusting NV was zéker groter dan Pfitzner, en Peacock Fotochemie waarschijnlijk ook; Pfitzner, de farmaceutische kant van het kartel, was nog maar kort geleden aangekocht na een opmerkelijke hordeloop over de amendementen op de antitrustwetten betreffende diversificatie. Al met al zat Paige zich nu toch wel grondig te ergeren over het feit dat hij maar aan het lijntje werd gehouden. Hij was hier tenslotte op uitdrukkelijk verzoek van de zaak, hij had ze een dienst bewezen waar ze hem om gevraagd hadden en zijn kostbare verlof ging er maar mee heen. Hij stond met een ruk op en beende naar de balie. 'Neem me niet kwalijk, juffrouw,' zei hij, 'maar jullie zijn wel stervensonbeschoft. Ik begin onder de hand te geloven dat jullie me in de maling zitten te nemen. Moeten jullie die dingen nou nog hebben of niet?' Hij knoopte zijn rechter borstzak los en haalde er drie zakjes uit van pliofolie met een plastic verzendlabel eraan vast gesmolten. In elk zakje zat een theelepeltje aarde. De labels waren geadresseerd aan Jno. Pfitzner & Zonen, A. O. LeFevre et Cie., the Bronx 153, WPO 249920, Aarde, en op elk kaartje zat een onafgestempelde raketpostzegel van $ 25 die Pfitzner vooruit had betaald. 'Kolonel Russell, ik ben het helemaal met u eens,' zei het meisje en ze keek hem ernstig aan. Ze zag er zo nog minder knap uit dan op een afstandje, maar ze had een interessant brutaal neusje en de koningspurperen lippenstift die op het ogenblik in de mode was stond haar beter dan de meeste actricetjes die je er mee op de 3V zag. 'U hebt toevallig een erg drukke dag getroffen. Natuurlijk willen we die monsters graag hebben. Ze zijn voor ons van groot belang, anders zouden we u echt niet zoveel moeite hebben laten doen om ze voor ons te bemachtigen.' 'Waarom kan ik ze dan niet aan iemand afgeven?' 'U zou ze aan mij kunnen geven,' stelde het meisje vriendelijk voor. Ik zal ze heus meteen doorgeven, beloof ik.' Paige schudde zijn hoofd. 'Niet nou ik zo aan het lijntje ben gehouden. Ik heb precies gedaan wat jullie zaak me gevraagd heeft en nou wil ik er wel wat voor zien. In alle plaatsen die ik aandeed heb ik grondmonsters genomen, ook als dat helemaal niet uitkwam. Ik heb er een heleboel al van opgestuurd, dit was maar het staartje. Weet u wel waar die kluitjes aarde vandaan komen?' 'Neem me niet kwalijk, maar dat is me ontschoten. Het is ook zo druk vandaag.' 'Twee hiervan komen van Ganymedes en de derde komt van Jupiter v, in de schaduw van de loods van de Brugbemanning. De gemiddelde temperatuur op beide satellieten is circa 127 graden onder nul. U zult vast nooit een houweel hebben hoeven slaan in grond die zo stijf bevroren was en dan nog met een ruimtepak aan. Maar ik heb aarde voor jullie meegenomen. En nou wil ik weten waarom Pfitzner die aarde wil hebben.' Het meisje haalde haar schouders op. 'Dat hebben ze u vast wel verteld voor u vertrok van de Aarde.' 'Nou en? Ik weet best dat jullie geneesmiddelen fabrieken uit grondmonsters. Maar mogen de lui die de monsters binnenbrengen niet eens zien hoe dat gaat? Stel dat Pfitzner een of ander wondermiddel destilleert uit één van mijn monsters, kan er dan geen kleine uitleg vanaf, zodat ik mijn kinderen wat kan vertellen?' De klapdeuren gingen met een schokje open en het vriendelijke gezicht van de gedrongen man kwam om de hoek kijken. 'Is dr. Abbott er nog niet, Anne?' vroeg hij. 'Nee, meneer Gunn. Zodra hij komt geef ik een seintje.' 'Maar mij laten jullie hier nog rustig anderhalf uur zitten,' zei Paige onomwonden. Gunn bekeek hem eens, staarde naar het kolonelsinsigne op zijn kraag, en liet zijn blik op de gevleugelde halve maan rusten die boven zijn borstzakje zat gespeld. 'Mijn verontschuldigingen, kolonel, maar we hebben vandaag toevallig een kleine crisis aan de hand,' zei hij met een aarzelende glimlach. Ik begrijp dat u wat monsters bij u heeft uit de ruimte. Als u misschien morgen zou kunnen terugkomen, dan zal ik met alle plezier zoveel tijd voor u maken als u wilt. Maar op het ogenblik...' Gunn gaf een verontschuldigend knikje en trok zijn hoofd weer terug als een koekoek die net 24.00 uur heeft geroepen en nu even gaat liggen om bij te komen tot hij weer moet roepen, om 01.00 uur. Vlak voor de deur achter hem dichtviel glipte er een flauw maar onmiskenbaar geluid doorheen. Ergens in de latoratoria van Pfitzner & Zonen lag een baby te huilen. Paige bleef met knipperende ogen van verbazing zitten luisteren tot de deur het geluid wegsloot. Toen hij weer over de balie keek, leek het of het meisje nu veel meer op haar hoede was. 'Hoor eens,' zei hij. Ik vraag jullie toch nergens om. Ik hoef niets te weten wat ik niet weten mag. Het enige wat ik wil weten is hoe jullie die grondmonsters van mij nu gaan bewerken. Pure nieuwsgierigheid, aangescherpt door een tocht van enkele honderden miljoenen kilometers. Mag ik er dan als dank voor de moeite asjeblieft wat van weten of niet?' 'Ja en nee,' zei het meisje met vaste stem. 'We willen uw grondmonsters graag hebben, en we stellen even buiten kijf dat ze bijzonder interessant voor ons zijn omdat ze uit het stelsel van Jupiter afkomstig zijn en dat zijn voor ons de eerste. Maar dat garandeert niet dat we er iets nuttigs in zullen vinden.' 'O nee?' 'Nee. Kolonel Russell, u bent niet de eerste die hier grondmonsters komt langsbrengen, bij lange na niet. Ik geef toe dat u de eerste bent die iets meebrengt van buiten de baan van Mars; ja, u bent pas de zesde die ons iets brengt dat van verder weg komt dan de Maan. Maar u hebt er kennelijk geen idee van hoeveel monsters we hier elke dag te verwerken krijgen. We vragen aan praktisch elke ruimtepiloot, elke zendeling van de Vromen, elke zakenman, elke ontdekkingsreiziger, elke buitenaardse correspondent, om grondmonsters voor ons te nemen, waar ze maar heen gaan. Voor we ascomycine ontdekten moesten we honderdduizend grondmonsters onderzoeken, waaronder enkele honderden van de Maan en bijna vijfduizend van Mars. En weet u waar we het organisme hebben gevonden dat ascomycine produceert? Op een beurse perzik, die een van onze onderzoekers aan een fruitkraampje kocht in Baltimore!' 'Juist, ja,' zei Paige met tegenzin. 'Wat is die ascomycine trouwens?' Het meisje keek voor zich en verschoof een stukje papier op haar bureau. 'Dat is een nieuw antibioticum,' zei ze. 'Het wordt binnenkort op de markt gebracht. Maar ik zou over andere geneesmiddelen vergelijkbare verhalen kunnen vertellen.' Ik snap het.' Maar Paige was het er met zichzelf toch niet over eens of hij het wel snapte. Hij had gedurende al die maanden in de ruimte de meest onwaarschijnlijke figuren de naam Pfitzner horen noemen. Nadat hij een beetje op de naam was gaan letten, leek naar schatting één op de drie mensen op de andere planeten monsters voor Pfitzner te verzamelen, of iemand te kennen die dat deed. De achterklap, onder ruimtevaarders het enige betrouwbare middel van communicatie, wilde dat de firma belangrijk werk deed voor de overheid. Dat was natuurlijk niet ongehoord in deze tijd van defensieopdrachten, maar Paige had wel zoveel gehoord, dat hij het vermoeden kreeg dat Pfitzner iets heel bijzonders was iets dat misschien wel even groot van omvang was als het historische Manhattan project en minstens dubbel zo geheim. Voor de tweede maal verleende de deur Gunn doorgang, ditmaal van top tot teen. 'Nog steeds niet?' vroeg hij aan het meisje. 'Hij haalt het dus duidelijk niet. Jammer. Maar ik heb nu wel even tijd, kolonel...?' 'Russell. Paige Russell. Dienst Ruimtevaart.' 'Dank u wel. U moet mijn verontschuldigingen maar aanvaarden voor het feit dat we het zo druk hebben, kolonel Russell, dan zal ik u met plezier ons bedrijfje laten zien. Tussen twee haakjes, ik ben Harold Gunn, vicepresident export van Pfitzner.' 'Nou, op het ogenblik ben ik met import bezig,' zei Paige, terwijl hij hem de grondmonsters toestak. Gunn pakte ze eerbiedig aan en liet ze in een zak van zijn jasje glijden. 'Maar ik zou graag het lab eens bekijken.' Hij knikte naar het meisje en de deuren vielen tussen hen dicht. Hij was binnen. Het was er nog boeiender dan hij had gedacht. Gunn liet hem eerst de zalen zien waar de binnenkomende monsters werden geregistreerd en verdeeld, om naar de eigenlijke laboratoria te worden doorgestuurd. In het eerste werd een afgewogen hoeveelheid van een monster in een liter gedestilleerd water gedaan, geschud om het oplossen te bevorderen en daarna nog een aantal malen aangelengd. De uiteindelijke oplossing werd vervolgens in schuin geplaatste reageerbuisjes en op petrischaaltjes gedruppeld, die een brede verscheidenheid aan voedingsbodems bevatten, en die vervolgens in een broedstoof werden gezet. In het lab hiernaast dr. Aquina is er nu niet, we zullen dus maar nergens aanzitten, maar u kunt het door het glas heel duidelijk zien wordt de oplossing van de schaaltjes en de agaragarbodems op weer heel andere media overgebracht,' legde Gunn uit. 'Maar nu wordt van ieder organisme dat we in het monster aantreffen een aparte serie bacteriekweekjes gemaakt. Als er ook maar iets op één van de voedingsbodems wordt afgescheiden, dan kan dat niet door andere stoffen zijn veroorzaakt.' 'Maar dat is wel een heel minieme hoeveelheid,' zei Paige. 'Hoe kunt u daar de aanwezigheid dan nog van vaststellen?' 'Heel gemakkelijk, door wat de stof doet. Ziet u daar die rij schoteltjes met die witte papieren schijfjes in het midden, en die vier groeven, die door de agar lopen, van het midden naar de rand? Elk van die groeven is bestreken met bacteriën uit verschillende gezuiverde bacteriekweken. Als nu in alle vier de groeven de bacteriën welig blijken te tieren, dan bevat de voedingsbodem onder het schijfje geen antibioticum dat één van de vier bacteriesoorten bestrijdt. Maar als een of meer van de vier groeven niet opkomen, of vertraagd groeien vergeleken bij de andere, dan hebben we een kleine hoop.' In het volgende lab werden antibiotica die door middel van de schotelmethode waren gevonden, ingezet tegen een heel spectrum van gevaarlijke organismen. Ongeveer 90% van de ontdekkingen viel hier weer af, legde Gunn uit. Omdat ze niet voldoende actief waren, of omdat ze het antibiotisch spectrum van reeds bestaande middelen dupliceerden. 'Maar wat wij "onvoldoende actief" noemen, hangt wel van de omstandigheden af,' voegde hij eraan toe. 'Elk antibioticum dat ook maar enige activiteit vertoont tegen tuberculose of de Hansenbacil-lepra dus, is voor ons bij voorbeeld altijd van belang, ook al is het tegen geen enkel ander organisme werkzaam.' De enkele antibiotica die voor het spectrumexamen waren geslaagd, gingen verder naar een fabriekje in miniatuur, waar de organismen die de stof voortbrachten aan het werk werden gezet in een gistingstank, waar zuurstof doorheen werd gespoten. Uit deze pruttelende vloeistof werden vrij grote hoeveelheden van het onbewerkte antibioticum gewonnen, dat daarna werd gezuiverd en doorgestuurd naar het farmacologisch lab voor proeven op dieren. 'En daar raken we ook een heleboel verder erg veelbelovende antibiotica kwijt,' zei Gunn. 'De meeste blijken namelijk veel te giftig te zijn om in, of zelfs op, het menselijk lichaam te worden toegepast. We hebben met de bacil van Hansen al wel duizend keer afgerekend, in de reageerbuis, om dan tot de ontdekking te komen dat het antibioticum in vivo veel erger is dan de lepra zelf. Maar als we er zeker van zijn dat het middel niet giftig is, of dat de giftige werking door de therapeutische werking ruimschoots wordt gecompenseerd, dan gaat het bij ons de deur uit, naar de ziekenhuizen en de artsen, om klinisch te worden uitgetest. We hebben dan ook nog een virologisch lab in Vermont waar we onze nieuwe middelen uitproberen tegen virusziekten als griep en verkoudheid; het is niet zo veilig om een dergelijk lab in een drukbevolkte omgeving als de Bronx te hebben staan.' 'Het is veel uitgebreider dan ik gedacht had,' zei Paige. 'Maar ik zie wel dat het de moeite waard is. Hebt u die techniek met die monsters hier zelf ontwikkeld?' 'O, heden, nee,' zei Gunn en glimlachte toegeeflijk. 'Wakeman, de ontdekker van de streptomycine, heeft al tientallen jaren geleden de procedure in essentie op papier gezet. We zijn zelfs de eerste firma niet die deze methode op grote schaal toepast, één van onze concurrenten was er het eerste mee, en die vond binnen een jaar nadat ze begonnen waren meteen een breed spectrum antibioticum, genaamd chloramphenicol. Toen raakten de anderen er wel van doordrongen dat we die techniek maar beter konden overnemen voor we uit de markt werden gedrukt. Maar goed ook; anders had niemand ooit de tetracycline ontdekt, en dat is zo ongeveer het meest universeel toepasbare antibioticum dat ooit ontdekt is.' Verderop in de gang ging er een deur open, en daardoor kwam het gehuil van een baby, veel harder dan zoeven. Het was niet het aanhoudend huilen van een kind dat al een jaartje ervaring had, maar het kortademige 'ahla, ahla, ahla' van een pasgeboren zuigeling. Paige trok zijn wenkbrauwen op. Is dat ook een van uw proefdieren?' 'Ha, ha,' zei Gunn. 'We zijn wel fanatiek, kolonel, maar ergens moet je toch een grens kunnen trekken. Nee, een van onze laborantes kon geen oppas krijgen en we hebben haar maar toestemming gegeven het kind mee naar haar werk te nemen totdat ze een andere oplossing heeft gevonden.' Paige moest toegeven dat Gunn een snel denkertje was. Dat verhaal kwam er zo gladjes uit, en zonder dat hij hem zelfs maar had zien schrikken. Gunn kon het ook niet helpen dat Paige vijf jaar getrouwd was geweest voor hij de ruimte inging, en dat hij daardoor heel wel het gehuil kon onderscheiden van een kind dat oud genoeg is om van de kraamafdeling af te zijn, en van een baby van een paar dagen oud. Is het hier eigenlijk geen gevaarlijke omgeving, voor zo'n kind?' vroeg Paige. 'Met al die ziektekiemen en giftige ontsmettingsmiddelen en weet ik niet wat?' 'O, maar we nemen alle voorzorgen in acht. Ik durf te wedden dat ons personeel een lager ziekteverzuim heeft dan in vergelijkbare industriële bedrijven, gewoon omdat wij ons de gevaren meer bewust zijn. Nou, als we nu deze deur doorgaan, kolonel Russell, dan zien we de laatste stap, de fabriek waar we de middelen in het groot aanmaken nadat ze zijn uitgetest.' 'Ja, dat lijkt me leuk. Hebt u ook al ascomycine in productie?' Dit keer keek Gunn hem scherp aan, en zonder een poging zijn belangstelling te verhullen. 'Nee,' zei hij, 'dat wordt nog klinisch beproefd op het ogenblik. Mag ik u vragen, kolonel Russell, hoe u daar...' De vraag die, zo besefte Paige achteraf, niet zo makkelijk beantwoord had kunnen worden, werd nooit afgemaakt. Boven het hoofd van Harold Gunn knarste een luidspreker: 'Meneer Gunn, dr. Abbott is net binnengekomen.' Gunn draaide zich om bij de deur die, naar zijn zeggen, naar de fabriekshal leidde, met een gepast gebaar van spijt. 'Daar is ie,' zei hij. 'Ik ben bang dat ik de rondleiding hier af moet breken, kolonel Russell. U hebt misschien gezien wat een collectie belangrijke kopstukken we vandaag op de zaak hebben en we zaten alleen nog op dr. Abbott te wachten om met een heel belangrijke vergadering te kunnen beginnen. Als u het niet erg vindt...' Paige kon niet anders doen dan 'Natuurlijk' zeggen. Binnen een paar seconden, leek het wel, deponeerde Gunn hem weer zwierig bij de receptie, waar hij begonnen was. 'Hebt u gezien wat u wilde zien?' vroeg de receptioniste. 'Jawel,' zei Paige nadenkend. 'Alleen ben ik onderweg van idee veranderd over wat ik wilde zien. Juffrouw Anne, ik wil u een verzoek voorleggen. Wilt u zo vriendelijk zijn vanavond met mij te gaan eten?' 'Nee,' zei het meisje. 'Ik heb al heel wat ruimtevaarders gezien, kolonel Russell, en ik ben er niet meer van onder de indruk. Daarbij zou ik u toch niets vertellen wat meneer Gunn u al niet heeft verteld, dus het heeft geen zin dat u uw dure geld of uw verlof aan mij spendeert. Goedemiddag.' 'Niet zo haastig,' zei Paige. Ik maak geen geintjes, hoogstens heibel, als u het zo wilt zien. Als u al eens met ruimtevaarders bent omgegaan, dan weet u dat ze onafhankelijk zijn van aard, veel meer dan die conformisten die nooit van de Aarde afkomen. En ik heb het ook niet op uw frisse meisjeslach voorzien. Ik wil informatie hebben.' 'Geen interesse,' zei het meisje. 'Bespaar u de moeite.' 'MacHinery is hier binnen,' zei Paige zachtjes. 'En Senator Wagoner en nog een paar mensen die veel invloed hebben. Als ik nou eens een van die lui zou aanschieten en Pfitzner ervan zou beschuldigen dat ze vivisectie bedrijven op mensen?' Dat trof doel; Paige zag dat de handen van het meisje wit werden op de knokkels. 'U weet niet waar u het over hebt,' zei ze. 'Ja, daar zit 'm de kneep precies. En ik neem dat heel ernstig op. Er waren een paar dingen die meneer Gunn niet voor me verborgen kon houden, al deed hij nog zo z'n best. Goed, geef ik mijn verdenking door aan de geëigende kanalen zodat er een onderzoek komt bij Pfitzner, of houden we het gezellig bij een smakelijk toebereide bot in paprikaboter?' De blik die ze hem schonk was één en al haat. Ze scheen geen ander antwoord op te kunnen brengen. Die uitdrukking stond haar absoluut niet; ze leek hoe langer hoe meer het tegendeel van het soort meisje waarmee hij een afspraakje zou willen hebben. Ja, waarom zou hij eigenlijk zijn geld en zijn verloftijd aan haar spenderen? Er was tenslotte een vrouwenoverschot van vijf miljoen in de Verenigde Staten volgens de volkstelling van 2010, en daarvan zouden er toch tenminste 4.999.950 knapper en minder stijfkoppig zijn dan deze. 'Goed,' zei ze abrupt. 'Ik ben overdonderd door uw aangeboren charme, kolonel. En u moet heel goed begrijpen dat ik geen andere reden heb om uw uitnodiging aan te nemen. Het zou haast nog leuker zijn om u aan uw woord te houden en eens te kijken hoe ver u zou komen met dat sprookje over vivisectie, maar ik heb er geen behoefte aan de zaak te mengen in een privégrapje.' 'O, dat is mij best,' zei Paige, die maar al te goed besefte dat hij in feite juist wel aan zijn woord was gehouden. 'Dan kom ik u afhalen om, laat eens kijken...' Hij zweeg want hij hoorde plotseling dat er achter de dubbele deuren met stemverheffing werd gesproken. Het volgende ogenblik kwam generaal Horsefield de receptie binnenstormen, op de voet gevolgd door Gunn. 'En ik wil dat dit nu eens en vooral begrepen wordt,' dreunde Horsefield, 'dat dit hele project onder militair gezag zal worden gesteld, tenzij we met resultaten aankomen voordat de subsidieaanvraag wordt ingediend. Er gaat hier zoveel om dat door het Pentagon zal worden aangemerkt als inefficiënt geklungel en getheoretiseer in de ruimte. En als het Pentagon die mening is toegedaan dan weet je wel wat Financiën zal doen als het Congres ze al niet voor is. We zullen moeten inkrimpen, Gunn. Inkrimpen, vat je!' 'Generaal, we hebben nu al zoveel ingekrompen als mogelijk is,' zei Harold Gunn op sussende toon, maar toch zeer beslist. 'We brengen geen gram van dat middel in productie zolang we er niet op alle punten ten volle tevreden over zijn. Elke andere handelwijze is levensgevaarlijk.' 'Ja, je weet dat ik achter jullie sta,' zei Horsefield en zijn stem klonk al wat minder dreigend. 'Generaal Alsos trouwens ook. Maar we hebben hier met een oorlog te maken, al begrijpt de burger dat soms niet. En met een zo gevoelige materie als die doodsmedicijn kunnen we ons niet veroorloven...' Gunn, die Paige te laat in de gaten had gekregen, toen hij zelf al bijna uitgesproken was, had Horsefield vanaf dat moment seintjes staan geven met zijn wenkbrauwen en eindelijk drong het nu tot de man door. De generaal draaide zich met een ruk om en keek met een nijdig gezicht naar Paige die, omdat hij nu geen hoofddeksel meer op had, ontlast was van de plicht tot groeten. Ondanks de ijzige stilte die opeens was ingetreden, was het duidelijk dat Gunn jegens Paige nog een restje van zijn beroepsmatige jovialiteit poogde te bewaren een hoffelijke geste die Paige helemaal niet verdiend vreesde te hebben, gezien de wending die zijn gesprek met het meisje genomen had. Wat Horsefield betrof, die verwees Paige met één blik naar het ghetto der onbevoegden. Paige was niet van plan een seconde langer, in die klasse te verwijlen dan nodig was om de aftocht te blazen, bij voorkeur zonder dat hem naar zijn naam was gevraagd; dit was levensgevaarlijk. Met een binnensmonds: 'Om een uur of acht, dan,' tegen het meisje, glipte Paige smadelijk de receptie van Pfitzner & Zonen uit en maakte dat hij wegkwam. Later die middag, voor zijn scheerspiegel gezeten, bedacht hij dat hij zich toch wel een opmerkelijke reeks kleine vernederingen aan had gehaald om wat meer te weten te komen over iets wat hem helemaal niet aanging. Erger nog, het was heel duidelijk een topgeheim waardoor het in aanleg levensgevaarlijk was om ervan af te weten, zelfs voor bevoegden, laat staan voor ordinaire snuffelaars. In het Defensietijdperk was je verdacht zodra je kennis bezat, in het Westen zo goed als in de USSR; de twee grote volkscomplexen waren gedurende de laatste vijftig jaar in hun benadering van beveiliging en bewaking steeds meer op elkaar gaan lijken. Het was zelfs al fout geweest om tegenover het meisje van de Brug op Jupiter gewag te maken; want ondanks het feit dat iedereen wist dat de Brug bestond, kon iedereen die er met enige kennis van zaken over sprak al gauw tot gevaarlijk loslippig bestempeld worden. Vooral als diegene dan, net als Paige, een tijdje in het stelsel van Jupiter gestationeerd was geweest, onverschillig of hij toegang had tot informatie over de Brug of niet. En helemaal als diegene, net als Paige, met de Brugbemanning zelf had gesproken, met ze samengewerkt had op een paar marginale projecten, ja zelfs officieel met Charity Dillon had gesproken, de opzichter van de Brugbemanning. En wel heel in het bijzonder als die geen officier was, hetgeen hem in de gelegenheid stelde geheime dossiers te versjacheren aan congresleden, de traditionele wijze om een militaire carrière sneller vooruit te helpen dan via de normale promotiemachine. En wel heel erg in het bijzonder als ze ontdekten dat de figuur in kwestie aan het rondsnuffelen was bij een nieuw en heel ander supergeheim project, waar hij niet eens aan verbonden was. Waarom nam hij al die risico's dan? Hij wist niet eens waar het allemaal om draaide, hij was geen bioloog. Voor buitenstaanders was het Pfitzner project een gewoon brokje wetenschappelijk onderzoek naar antibiotica, en daarbij een project dat in 't geheel niet buiten de routine viel. Waarom fladderde een ruimtevaarder als Paige dan zo snel al om de kaarsvlam heen? Hij veegde de ontharingscrème met een papieren handdoek van zijn gezicht en zag zijn ogen naar hem opblikken uit de gewelfde spiegel, groot en hol als van een uil. Hij bleef het echter zelf, ondanks de vertekening, en gaf zichzelf geen antwoord.
Twee: Jupiter V
...het is de duik door de verboden regionen die het hart doet overslaan om zoveel stoutmoedigheid. In de geschiedenis van het leven zijn er als deze maar weinig episodes geweest. Dat maakt ons zo eenzaam. We zijn een nieuwe zijweg ingeslagen, de weg van de cultuur. Daar voor ons is nog nooit iets of iemand geweest. Op die weg zijn we volslagen alleen. Op die weg zijn we ontstellend uniek. We kijken elkaar aan en we zeggen: 'Zo zal het nooit weer gedaan kunnen worden.' LOREN C. ElSELEY
Een krijsende wervelstorm deed de Brug slingeren toen de alarmschel ging; het bouwsel sidderde en zwaaide heen en weer. Dat was normaal en Robert Helmuth op Jupiter v lette er nauwelijks op. Er was altijd wel een wervelstorm die de Brug heen en weer schudde. De hele planeet was ingekapseld in wervelstormen en nog wel erger ook. De aflezer op het paneel van de voorman gaf aan dat de moeilijkheden in sector 114 lagen. Dat was aan het noordwestelijke uiteinde van de Brug waar hij ophield in het niets, tussen de ziedende wolken van ammoniakkristallen en methaan, boven een afgrond van vijfduizend meter die naar het onzichtbare oppervlak voerde. Er stonden geen ultrafoon 'ogen' aan dat einde die een overzicht konden geven van de situatie voor zover enig algemeen overzicht mogelijk was, want beide einden van de brug waren onaf. Met een zucht zette Helmuth de kever weer in beweging. Het wagentje dat even plat en dun was als een beddenwants zette zich langzaam in beweging op zijn gelagerde loopvlak dat stevig op het oppervlak van de brug werd gehouden door middel van tien, vlak naast elkaar geplaatste, trechtervormige rails. Toch gierden de waterstofwindstoten met een afschuwelijk gegil tussen de rand van het wagentje en het dek door en klonk de inslag van de neerstriemende ammoniakregen op het gewelfde dak zwaar en oorverdovend als kanonsvuur. Trouwens, die druppels wogen ongeveer evenveel als kanonskogels in de tweeëneenhalfvoudige zwaartekracht van Jupiter, hoewel ze niet veel groter waren dan gewone regendruppels. En om de zoveel tijd klonk er een ontploffing, vergezeld van een dof oranje lichtschijnsel, waardoor het wagentje en het dek en de hele Brug heftig opschokten; een lichte schokgolf wist zich zelfs nog voort te planten door de ongelooflijk verdichte atmosfeer van deze planeet, als door de pantserbeplating van een ontploffend slagschip. Maar die explosies vonden beneden plaats, op het oppervlak. Hoewel ze de structuur van de Brug in heftige beroering brachten, belemmerden ze de werking van de Brug vrijwel nooit. En Helmuth konden ze helemaal geen kwaad doen, uit de aard van de situatie. Want Helmuth bevond zich niet op Jupiter, hoewel hij er steeds meer moeite mee had zich dat voor ogen te houden. Er was geen mens op Jupiter; als er ooit werkelijke schade aan de Brug ontstond zou die waarschijnlijk nooit hersteld worden. Er was niemand op Jupiter die hem repareren kon, hoogstens die machines die zelf deel uitmaakten van de Brug. De Brug bouwde zichzelf. Massief, eenzaam en levenloos groeide hij aan in de zwarte diepten van Jupiter. De Brug was voortreffelijk uitgedacht. Met Helmuths ogen die van de camera's in de kever, dus was er vrijwel niets van te ontwaren, want de rails voor de kevers liepen over het midden van het dek en in de duisternis en de niet aflatende storm kon zelfs een door ultragolven geholpen menselijke blik niet veel verder dan een paar honderd meter doordringen, op zijn hoogst. De breedte van de Brug die niemand ooit zou zien was een dikke zeventien kilometer, de hoogte was voor de Brugbemanning evenmin te bevatten als de grootte van een wolkenkrabber voor een mier: wel vijftig kilometer; de lengte, met opzet niet in de plannen aangegeven, was op het ogenblik ongeveer vijfentachtig kilometer en nam nog steeds toe een kolossale logge constructie, gebouwd met behulp van bouwkundige principes, technieken, materialen en gereedschappen die nooit eerder waren gehanteerd... Om de uitstekende reden dat ze overal elders volstrekt onmogelijk zouden zijn geweest. Het grootste deel van de Brug bestond bij voorbeeld uit ijs een wonderbaarlijk bouwmateriaal bij een druk van een miljoen atmosfeer en een temperatuur van 70 °C. Onder dergelijke condities verkeert het beste bouwstaal in een kruimelig talkachtig poeder en verandert aluminium in een merkwaardige doorschijnende substantie die bij het lichtste tikje opensplijt; water daarentegen verandert in ijs IV, een dicht ondoorzichtig wit medium dat onder zware druk wel vervormt, maar pas breekt onder slagen die in staat zouden zijn complete Aardse steden van de Aardbodem te vagen. Het deed er niet toe dat het miljoenen megawatts energie kostte om de Brug in stand te houden en uur na uur aan te doen groeien; de wind op Jupiter blies met snelheden tot wel veertigduizend kilometer per uur, zonder ooit te gaan liggen zoals hij naar schatting al meer dan vier miljard jaar rond raasde; energie genoeg. Thuis, zo schoot Helmuth te binnen, was er sprake geweest van een tweede Brug op Saturnus en misschien later nog een op Uranus. Maar dat was gen van politici. De Brug lag bijna achtduizend kilometer onder de zichtbare bovenlaag van Jupiters dampkring, wel gunstig in zekere zin, want in die bovenlaag was het kouder dan beneden op de Brug, maar zelfs met dat verschil in temperatuur waren de mechanismen op de Brug nog maar nauwelijks te hanteren. Het oppervlak van Saturnus lag, als je de radiosondes mocht geloven, zo'n vijfentwintigduizend kilometer onder de bovenlaag van het wolkendek dat door de telescoop zichtbaar was, en de temperatuur daar beneden was minder dan 150 °C. Onder dergelijke omstandigheden was zelfs hogedruk ijs niet meer in beweging te krijgen en kon het niet meer bewerkt worden door een stof die zachter was. En dan die Brug op Uranus... Wat Helmuth betrof was Jupiter al erg genoeg. De kever kroop verder tot het eind van de Brug in zicht kwam en bleef toen automatisch stilstaan. Helmuth schakelde de 'ogen' van het voertuig op de hoogste penetratie en bekeek de balken om hem heen. De grote binten stonden dicht op elkaar als een soort schutting; dat moest wel, anders konden ze hun eigen gewicht niet eens dragen, laat staan het gewicht van de brugdelen. De zwaartekracht was hier tweeëneenhalf maal zo groot als op Aarde. Belast en beladen als het was, golfde en kronkelde het hele weefwerk van binten en spanten onder de harpspelende vingers van de wind. Daar was het ook op ontworpen, maar Helmuth was altijd wat angstig van die beroering, hij kon er niets aan doen. Hij wist wel dat hij er niets van te vrezen had, maar dat was alleen omdat hij er inmiddels een beetje aan gewend was. Hij schakelde de automatische afslag uit de stroomkring en liet de kever op handbesturing voorwaarts schuiven. Dit was pas sector 113 en het Wheatstone controlesysteem van de Brug (nergens op de Brug was er elektronische apparatuur omdat het onmogelijk was op Jupiter een vacuüm in stand te houden) had gemeld dat de moeilijkheden in sector 114 zaten. De grens van de sector lag nog een meter of vijftien verderop. Dat was een slecht teken. Helmuth krabde zich nerveus in zijn rosse baard. Kennelijk was er wel reden voor die angst de wezenlijke angst, niet dat diepe vermorzelende, neerdrukkende gevoel dat hij altijd had wanneer hij op de Brug werkte. Elke beschadiging waardoor een kever een complete sector vóór het punt in kwestie afsloeg, kon niet anders dan ingrijpend zijn. Misschien was dit wel de ramp die hij al die tijd al op de loer had zien liggen, sinds ze hem tot opzichter hadden bevorderd op de Brug, de ramp die de Brug niet zelf kon herstellen, die hem wankelend en verslagen van Jupiter af zou slaan. De tweede afslag kwam in actie en weer kleefde de kever tegen het dek, met de kogellagers van het loopvlak magnetisch vastgevroren aan de rails. Met een verbeten gevoel schakelde Helmuth de energietoevoer naar de magnetische spoelen uit en schoof het voertuig centimeter voor centimeter verder de gevarenzone binnen. Bijna ogenblikkelijk begon het wagentje merkbaar naar links over te hellen terwijl het gekrijs van de wind tussen de rand en het dek in toonhoogte omhoogschoot en, als een sirene, nu eens snerpte en dan weer onhoorbaar was als een hondenfluitje, zo schel dat Helmuths tanden ervan begonnen te jeuken. De kever klapperde en ratelde tussen het dekoppervlak en de randen van de rails heen en weer als het hamertje van een wekker. Hij zag nog steeds niets voor zich uit, alleen de dwars langs jagende hagel en wolkenmassa's die vanuit het duister door de lichtbundel van de kever kwamen gebulderd, om meteen weer te verdwijnen, voort, voort door het duister naar een horizon die nooit iemand zien zou, net zomin als de Brug. Vijftig kilometer lager hield het snelvuur van waterstofexplosies aan. Er was kennelijk behoorlijk wat aan de gang op het oppervlak. Helmuth kon zich niet herinneren in jaren zoveel vulkanische activiteit te hebben waargenomen. Er klonk een uitzonderlijk zware ontploffing en een lange streep dampend oranje vuur kwam door de ziedende lucht omlaag gestroomd en waaierde vlak voor Helmuth plotseling uit, als de manen van een Lipizaner hengst. Instinctief deinsde hij achteruit van zijn paneel, hoewel die vlammenstroom in feite nauwelijks minder koud was dan de rest van de stormende, kolkende gassen, en veel te koud om de Brug te beschadigen. Maar in dat korte schijnsel had hij wel iets gezien; omhoog gewrongen schaduwen, in een regelmatig patroon maar duidelijk niet verankerd, die zich wapperend aftekenden tegen het schelle licht van de waterstof cataract. Het einde van de Brug. Vernield. Helmuth gromde onwillekeurig en reed de kever achterwaarts weg. Het lichtschijnsel doofde uit; het licht stroomde omlaag door de hemelen en viel in de kolkende zee van vloeibare waterstof, vijfduizend meter lager. De camera maakte voldane geluidjes toen de kever over de rand van de gevarenzone sector 113 weer binnenkroop. Helmuth liet het koetswerk 1800 draaien op het onderstel zodat het nu met zijn rug naar de wegstervende oranje stroom stond gekeerd. Hij kon verder op dit moment niets doen voor de Brug. Hij zocht op het regelpaneel dat als een schim over het beeld van de Brug op zijn scherm lag, naar de blauwe knop van de Stalling, gaf er een onbeheerste klap op en rukte zich de opzichtershelm van 't hoofd. De Brug verdween gehoorzaam.
Drie: New York
Komt het u niet voor dat iemand die gewoonlijk aan de ene zijde van de pijndrempel vertoeft een ander soort godsdienst zou behoeven dan iemand die gewoonlijk aan de andere kant leeft? WILLIAM JAMES
Het meisje, wier volledige naam Anne Abbott was, naar Paige hoorde, kon er aardig mee door in haar zomerse pakje met op de linker revers een model van het tetracyclinemolecuul waarvan de atomen waren aangegeven met kleine synthetische edelstenen. Maar ze was nog minder bereid om te praten toen hij haar afhaalde dan in de receptie bij Pfitzner. Paige was zelf nooit zo'n held geweest in luchtige conversatie en geconfronteerd met haar nadrukkelijke, consequent gemelijke houding, verwelkte zijn gespreksstof zienderogen. Vijf minuten later was ieder gesprek trouwens toch onmogelijk geworden. De route naar het restaurant dat Paige had uitgezocht liep over Foley Square, waar een bijeenkomst van de Vromen aan de gang bleek te zijn. De minitax die Paige had gehuurd tegen rondweg een kwart van zijn vakantiegeld, want commerciële taxi's met benzinemotor waren er eigenlijk alleen nog als luxe voor rijke mensen liep bijna dadelijk vast in de deinende menigte. Voornamelijk kwam het lawaai van het grote plastic toneel waar een van de lekepredikers de menigte stond te vermanen met een stem die zo hevig werd versterkt dat ze praktisch niet te verstaan was. Vromen met draagbare bandrecorders, met tassen vol pamfletten en tijdschriften, met sandwichborden met fluoriserende letters, met kant en klare bekentenissen om door zondaren te worden ondertekend, en groene lakense puntzakken voor de collecte, liepen overal tussen de voetgangers rond, en om de paar meter lagen dwars over de straat starre zwarte slangen die persluchtinstallaties in werking stelden als je er overheen reed. Toen de minitax voor de tweede maal remde werd er een mondstuk door het achterraampje gestoken zodat een stroom regenboogbelletjes over de achterbank golfde, vlak onder de neuzen van Anne en Paige. Elke keer als er een belletje barstte volgde er een woIk van parfum kennelijk 'Hemelse Vreugde', wat de Vromen dat jaar allemaal gebruikten terwijl een zoete stem vroeg:
Broeders en Zusters
Hebt Ge Het Licht Al Gezien?
Paige sloeg zinloos molenwiekend naar de belletjes terwijl Anne Abbott tegen de kussens leunde en hem met een flauwe glimlach van leedvermaak gadesloeg. De laatste bel bevatte geen woord, maar een overweldigende parfum. Haarsondanks werd haar glimlach inniger; het parfum was niet alleen sterk euforisch, het was ook een tikje erotiserend. Dit jaar brachten de Vromen kennelijk alles in stelling wat ze maar voor de handen kwam. De taxist zette met een schok de minitax weer in beweging. Het volgende ogenblik bleef de wagen weer staan en werd, voordat Paige tijd had te beseffen wat er gebeurde, het portier naast de bestuurder opengerukt terwijl vier dunne veel vingerige armen de man keurig van zijn zitplaats plukten en hem op zijn knieën op het asfalt deponeerden. 'SCHAAM U! o, SCHAAM u!' bulderde de proparobot. 'UW ZONDEN ZIJN AAN HET LICHT GEKOMEN! BEZIN U EN VERGIFFENIS KAN U GEWORDEN!'
Een dunne glazen kolf met een of ander gas, kennelijk een bedwelmend middel, werd vlak bij de wagen stukgegooid, waarop niet alleen de ongelukkige chauffeur, maar ook dat deel van de menigte, voornamelijk vrouwen, dat zich om hem heen verzameld had, met grote snikken begon te huilen. 'BEZIN U!' galmde de robot, een stiekem aangevoerd koor overstemmend, dat 'Ahahaaahahaha!' stond te zingen, ergens in de warme avondlucht, 'BEZIN U WANT DE TIJD IS NABIJ!' Paige, die tot zijn verbijstering merkte dat zijn keel dicht gekropt zat van sentimenteel en redeloos zelfmedelijden, wierp zich de wagen uit om een paar neuzen te pletten. Maar nergens waren levende Vromen te bekennen. De leden van deze orde, die allen de opdracht hadden het woord te verspreiden op elke manier die hun goed dacht, hadden al vele jaren geleden geleerd dat de mensen niet zo dol waren op hun bekeringspraktijken, en daarom hadden ze in plaats van persoonlijke overredingskracht de technologie ingeschakeld. En ook hun machines hadden het kunstje moeten leren. De proparobot deinsde snel achteruit toen Paige op hem afkwam. Het ding was erop geprogrammeerd om zich niet kapot te laten maken. De geredde bestuurder van de minitax snoot gemelijk zijn neus en startte de wagen opnieuw. Het woordeloze koor met zijn eindeloze boogpassages, rechtstreeks uit het werk van Dmitri Tiomkin gejat, stierf achter hen weg, en nu kwam de stem van de lekeprediker weer op hen toe gedonderd, boven de klanken van de wegstervende karakterloze muziek uit. 'Voorwaar ik zeg u,' galmde het zalvend uit de luidsprekers, als een vrouwelijk nijlpaard dat werk van A. E. Housman voorleest. Ik zeg u, de wereld en de dingen van deze wereld zullen tot een einde komen, en al spoedig. In zijn overlopende hovaardij heeft de mens zelfs getracht de sterren uit hun banen te verwrikken, maar de sterren behoren de mens niet toe en die dag zal hij nog berouwen. O, ijdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid (Prediker vijf, vers 796). Zelfs op het machtige Jupiter heeft de mens het gewaagd een grote brug te bouwen zoals hij eens in Babel trachtte een toren naar de hemel te bouwen. Maar ook dit is ijdelheid, het is vurige hoogmoed en ongehoorzaamheid, en ook dit zal rampen over u brengen. Slecht uwe ijdelheid, zeg ik u, slecht uwe ijdelheid (Ezra 81, vers 99). Laat aan de hovaardij een einde komen, en vrede zal u geworden. Laat er liefde zijn, en begrip zal u ten deel vallen. Voorwaar, ik zeg u...' Op dat moment maakte het valkuilenthousiasme van de Vromen op het plein de prediker, voor zover het de inzittenden van de minitax betrof, onverstaanbaar. De wagen had weer een trekdraad geraakt en nu ontstond er een oogverblindende fel rose lichtflits. Toen Paige weer kon zien leek de wagen in de lucht te zweven, terwijl heuse engelen er plechtig omheen schenen te klapwieken. De vox humana van een Hammondorgel kweelde vol hartstocht tussen de wolken. Paige veronderstelde dat de Vromen het glas van de portierraampjes, die hij dicht had gedraaid om een volgende belletjesbui te voorkomen, tijdelijk hadden weten te kristalliseren mogelijk door middel van een supersonische impuls en vervolgens met gepolariseerd ultraviolet licht een 3V-band op de glaskristallen projecteerden. De fluorescerende verbindingen, die altijd in kleine hoeveelheden in normaal vensterglas aanwezig waren, veroorzaakten natuurlijk dat vreemde verspringen van kleur van de engelen wanneer ze zich bewogen. Maar het feit dat Paige doorhad hoe het visioen in zijn werk ging, maakte hem niet minder kwaad om dit nieuwe oponthoud; gelukkig bleek dit nog een truukje te zijn van vorig jaar waar de wagen op was voorbereid. De taxist drukte op een knopje op het dashboard en het suikerzoete tafereel verdween, met psalmen en al. De wagen schoot met een ruk door een opening in de menigte en het volgende ogenblik lag het plein achter hen. 'Poe!' zei Paige terwijl hij zich achterover liet zakken. 'Nou begrijp ik waarom er bij taxistandplaatsen automaten staan waar je een ritverzekering kunt trekken. De laatste keer dat ik op Aarde was, merkte je stukken minder van de Vromen.' 'Een op de tien is tegenwoordig een Vrome,' zei Anne. 'En van de andere negen beweren er acht dat ze de godsdienst eraan hebben gegeven omdat je er toch niks aan hebt. Maar als je in zo'n bekeringsbijeenkomst komt vast te zitten dan kun je maar moeilijk geloven wat ze overal zeggen dat er tegenwoordig geen geloof meer is onder de mensen.' 'Nee, dat zie ik zelf ook niet zo,' zei Paige nadenkend. Dit leek hem nu niet bepaald luchtige uitgaansconversatie, maar aangezien het het soort gesprek was waar hij zelf veel meer van hield, omdat het ergens over ging, was hij maar al te blij dat het ijs gebroken was. Ik heb zelf geen godsdienstige richting, maar wanneer de deskundigen het hebben over geloof, dat denk ik dat ze iets heel anders bedoelen dan dat geschreeuw en gedoe, zoals die Vromen. Godsdiensten die aan de weg timmeren maken op mij altijd de indruk van pepbijeenkomsten voor verkopers. Hun ceremonieel en hun optreden zijn zo agressief omdat ze er zelf feitelijk niet in geloven. Wezenlijk geloof maakt zozeer deel uit van de wereld waarin je leeft, dat je er nauwelijks iets van merkt, en het heeft vaak niet veel met godsdienst te maken in de formele zin van het woord. Wiskunde is bijvoorbeeld gebaseerd op geloof, voor de mensen die de materie kennen.' Ik zou anders denken dat wiskunde gebaseerd was op het tegendeel van geloven,' zei Anne, een stuk koeler. 'Hebt u zelf ervaring met wiskunde, kolonel?' 'Een beetje wel,' zei hij; hij nam het haar niet kwalijk. 'Je mag als piloot niet verder dan de Maan als je niet met tensoranalyse op de hoogte bent, en als ik mijn aanstaande promotie wil halen zal ik ook spinoranalyse moeten kennen. En die ken ik dan ook.' 'O,' zei het meisje. Ze klonk een beetje verbouwereerd. 'Gaat u verder, het spijt me dat ik u onderbrak.' 'Nee, daar had u volkomen gelijk in, ik bracht het verkeerd. Ik wilde zeggen dat het idee van de wiskundige, dat er een verband bestaat tussen wiskunde en de werkelijke wereld, een kwestie van geloof is; het valt niet te bewijzen maar hij is ervan overtuigd. Wat dat betreft valt trouwens de veronderstelling van een volslagen ongodsdienstig iemand, dat er een werkelijke wereld bestaat, die overeenkomt met wat zijn zintuigen hem laten zien, ook niet te bewijzen. Een kwestie van geloof, zowel voor de briljantste natuurkundige, als voor de eerste de beste voorbijganger.' 'Ja, en ze zetten geen ceremonieel op touw om dat geloof te symboliseren,' voegde Anne eraan toe, 'en ze leiden geen specialisten op die hen om de zeven dagen moeten komen verzekeren dat het waar is.' 'Precies. En op die zelfde manier had vroeger de doorsnee burger het gevoel dat er een zeker verband bestond tussen de voornaamste godsdiensten van het Westen en de werkelijke wereld, een verband dat wel niet te bewijzen viel, maar dat er wel degelijk was. En dat ging net zo goed op voor het communisme dat tenslotte ook in het Westen geboren is. Maar de doorsnee burger gelooft dat nu niet meer en als je het mij vraagt die Vromen al net zomin, anders zouden ze niet zo staan te schreeuwen. In die zin is geloven tegenwoordig inderdaad niet meer zo'n voor de hand liggende zaak, voor zover ik kan zien. Niet voor mij tenminste, daar heb ik mijn neus te vaak voor gestoten.' 'Zo, daar zijn we dan,' zei de chauffeur. Paige hielp het meisje de wagen uit, terwijl hij probeerde niet op de hoogte van de ritprijs te letten, en het tweetal werd naar een tafeltje gebracht in het restaurant. Toen ze zaten, bleef Anne weer een hele tijd stil. Paige vreesde dat ze besloten had verder haar mond te houden, en hij begon zich al af te vragen of hij niet een stel Vromen af kon huren om het restaurant binnen te trekken, zodat hun gesprek weer op gang kon komen, toen ze zei: 'U schijnt heel wat over geloof en geloven te hebben nagedacht. U praat erover alsof het werkelijk wat voor u betekent. Hoe komt dat zo?' 'Dat wil ik wel proberen uit te leggen,' zei hij langzaam. 'Het ligt voor de hand om te zeggen dat je zoveel tijd hebt om na te denken in de ruimte maar iedereen maakt weer op een andere manier gebruik van zijn denktijd. Ik geloof dat ik eigenlijk voortdurend op zoek ben geweest naar een referentiekader dat mij zou passen, sinds mijn vierde, toen mijn ouders uit elkaar gingen. Zij was Ghristian Scientist en hij deed aan Dianetica, dus ze hadden genoeg om ruzie over te maken. De zaak over de toewijzing van de voogdij heeft bijna vijf jaar aangesleept. Op mijn zeventiende ging ik bij het leger en ik had al gauw door dat dat het huisgezin niet kan vervangen, laat staan de kerk. Toen gaf ik me op voor de ruimtevaartschool en dat was ook al geen godsdienstig genootschap. Het leger kreeg de zeggenschap over de ruimtevaart in een tijd dat die nog in de kinderschoenen stond, voornamelijk omdat het leger de traditie kende om grondtoewijzingen los te peuteren en ze niet wilden dat de marine en de luchtmacht de spoeling dunner zouden maken zodra er op de andere planeten iets te vergeven zou zijn. Het is een van die historisch gegroeide voorrechten van het leger, en het komt hierop neer dat alles wat er op het grondgebied van het leger gevonden wordt diamanten, uranium en andere kostbaarheden automatisch bezit wordt van het leger, als een soort spaarpotje voor vredestijd wanneer het Congres wat zuiniger wordt met het toewijzen van gelden. Ik was vaker op de Dienst Ruimtevaart in de weer om versmelting met de andere krijgsmachtonderdelen af te houden, dan dat ik in de ruimte zat. Het was m'n opdracht wel, maar daardoor ga je de ruimte ook niet bepaald zien als een schone kathedraal... Onderweg ben ik toen nog een keer getrouwd geraakt. We kregen een zoontje, net op de dag dat ik begon op de ruimtevaartschool. Twee jaar later is het huwelijk nietig verklaard. Dat klinkt natuurlijk gek, maar de omstandigheden waren ook wel uitzonderlijk. Toen ik door Pfitzner werd benaderd om grondmonsters voor ze te verzamelen, toen zag ik geloof ik weer een "kerk" waarin ik me zou kunnen thuis voelen iets op lange termijn, menslievend, onpersoonlijk. En toen ik vanmiddag merkte dat de nieuwe kerk niet van plan was z'n bekeerling met vreugdekreten te omarmen... nou ja, het gevolg is dat ik nou op uw schouder zit uit te huilen.' Hij glimlachte. 'Dat is niet erg complimenteus, dat weet ik best. Maar dankzij u heb ik mezelf al zo vastgepraat dat het enige logisch vervolg zou zijn om u mijn verontschuldigingen aan te bieden, hetgeen ik hierbij doe. Ik hoop dat u ze wilt aannemen.' 'Jawel,' zei ze en toen glimlachte ze, heel aarzelend, terug. En het was alsof de luchtdruk opeens met een pond per vierkante centimeter omlaag was gegaan, want hij tintelde helemaal. Anne Abbott was één van die uiterst zeldzame onknappe meisjes die door een glimlach op slag veranderen, alsof er een ster open bloeit. Met haar gewone, wat knorrige, gezichtsuitdrukking zou niemand ooit acht op haar slaan, maar iemand die haar één keer had zien glimlachen zou zich met plezier doodwerken om die glimlach weer te voorschijn te roepen, zo vaak als maar kon. Een vrouw die altijd mooi was zou, zo dacht Paige, waarschijnlijk nooit zo'n toewijding kennen als Anne Abbott ten deel zou vallen wanneer ze die man tegenkwam. 'Dank u,' zei Paige en voelde hoe ontoereikend het was. 'Laten we maar bestellen, en dan moet u eens wat vertellen. Ik ben bang dat ik u mijn levensverhaal wel wat voortijdig in de schoot heb geworpen.' 'Bestelt u maar,' zei ze. 'U had het vanmiddag over bot, dus u kent de keuken hier vast wel. En u hielp me daarstraks zo galant uit de minitax dat ik de illusie nog even wil vasthouden.' 'De illusie?' 'Hè, nou moet ik het uitleggen,' zei ze en ze kleurde een beetje. 'Maar... Nou ja, de illusie dat er nog een paar galante heren zijn op de wereld. Aangezien u nooit een overtollige vrouw bent geweest op een planeet vol luie kerels, kunt u de waarde van een kleine beleefdheid, hier en daar, ook niet begrijpen. De meeste mannen die ik tegenkom willen eerst mijn moedervlek zien voor ze de moeite nemen naar mijn achternaam te vragen.' Paige schoot verrast in de lach, zodat overal in het restaurant mensen zich verbaasd omdraaiden. Hij slikte het gauw in omdat hij het meisje niet in verlegenheid wilde brengen, maar ze glimlachte alweer, zodat hij het gevoel had dat hij achter elkaar drie whisky's naar binnen had geslagen. 'Dat is even een snelle gedaanteverwisseling,' zei hij. 'Vanmiddag was ik nog een afperser, al wilde ik dat dan ook zelf. Maar goed, dan nemen we dus de bot. Het is een specialiteit van het huis, en ik heb er van zitten dromen toen ik op Ganymedes op m'n geconcentreerde voedsel zat te kauwen.' Ik geloof dat u Pfitzner toch wel in het juiste licht zag,' zei Anne langzaam toen de kelner weer vertrokken was. Ik mag u geen geheimen verklappen, maar ik kan u misschien wel een paar dingen vertellen die algemeen bekend zijn, maar die u kennelijk niet weet. Het project waar we op het bedrijf aan bezig zijn lijkt mij precies op die beschrijving van u aan te sluiten; het is menslievend, het is onpersoonlijk en het heeft een duur en reikwijdte die onvoorstelbaar zijn. Ik gelóóf er echt in, in godsdienstige zin. Het is iets waar je je voor kunt inzetten, en het is voor mij veel beter dan bij de Vromen gaan of bij de vrouwenafdeling van het leger. En ik geloof ook dat u zou kunnen begrijpen waarom ik er zo over denk; veel beter dan Hal Gunn en ik eerst van u dachten.' Nu was het zijn beurt om zich gegeneerd te voelen. Om het te verhelen gooide hij zoveel worcestershire saus over zijn oesters dat ze zichtbaar vertrokken. 'Dat zou ik wel graag horen.' 'Nou, daar gaat hij dan,' zei ze. 'Tussen 1940 en 1960 vond er in de westerse geneeskunde een grote ommekeer plaats. Voor 1940, dus in de eerste helft van de eeuw, waren infectieziekten de voornaamste doodsoorzaak. Omstreeks 1960 waren die vrijwel uitgeroeid. De ommezwaai begon met de sulfa-preparaten; toen kreeg je Fleming en Florey en de massale productie van penicilline gedurende de tweede wereldoorlog. Na de oorlog kregen we een heel arsenaal van nieuwe middelen tegen tuberculose, die eigenlijk nooit eerder effectief bestreden had kunnen worden: streptomycine, PAS, isoniazide, viomycine, enzovoort, tot aan de isolatie van het TBtoxine door Bloch en de ontwikkeling van de metabolische remmers. Toen kregen we de breedspectrum antibiotica zoals terramycine, die bepaalde virusziekten te lijf gingen, ziekten veroorzaakt door protozoa, zelfs wormen, en dat gaf ons weer een levensgroot aanknopingspunt voor een heleboel andere moeilijke problemen. De laatste belangrijke infectieziekte van enige omvang, de bilharzia of schistosomiasis, was tegen 1966 teruggebracht tot niet meer dan een lastig kwaaltje.' 'Maar we hebben toch nog steeds infectieziekten,' wierp hij tegen. 'Natuurlijk,' zei het meisje en de atoompuntjes in haar broche schitterden in het kaarslicht toen ze zich voorover boog om haar betoog te onderstrepen. 'Geen enkel medicijn kan een ziekte uitroeien omdat het eenvoudig onmogelijk is alle gevaarlijke organismen op de wereld uit de roeien door de patiënten te behandelen bij wie ze zich openbaren. Maar je kunt het gevaar wel terugdringen. In de vijftiger jaren van de vorige eeuw was malaria bij voorbeeld de meest dodelijke ziekte. Nu is malaria even zeldzaam als difterie. Beide ziekten komen nog steeds voor, maar wanneer hebt u er voor het laatst van gehoord?' 'Dat vraagt u dan aan de verkeerde want besmettingsziekten komen in ruimtevaartuigen niet voor. Als een bemanningslid verkouden is mag hij al niet aan boord. Maar ik geef het u helemaal toe. Vertelt u maar wat er daarna gebeurde.' Iets heel griezeligs, eigenlijk, levensverzekeringsmaatschappijen en andere mensen die statistieken bijhouden, begonnen gealarmeerd te raken door de opkomst van degeneratieve aandoeningen. Dat zijn kwalen als aderverkalking, aandoeningen van de kransslagader, longembolie en vrijwel alle vormen van kanker aandoeningen waarbij een of ander mechanisme van het lichaam opeens zonder zichtbare aanleiding stukgaat.' 'Komt dat niet door de oude dag?' 'Nee!' zei het meisje indringend. 'Ouderdom, dat is op zich niks, dat is gewoon de leeftijd waarop de meeste degeneratieve kwalen toeslaan. Maar sommige treffen juist weer kinderen leukemie bij voorbeeld of beenmergkanker. Toen de verzekeringsdeskundigen merkten dat de degeneratieve aandoeningen in opkomst waren, dachten ze eerst dat 't het neveneffect zou zijn van de afname van infectieziekten. Ze dachten dat kanker nu meer voorkwam, omdat er meer mensen lang genoeg in leven bleven zodat ze het konden krijgen. En ook werd de rapportage over degeneratieve ziekten steeds beter zodat een deel van die stijging in feite denkbeeldig was; het betekende alleen dat er meer gevallen ontdekt werden dan vroeger. Maar dat was het toch niet helemaal. Vooral longkanker en maagkanker bleven omhoog kruipen in de statistieken, zodanig dat dat niet meer te wijten kon zijn aan betere rapportage of een verlenging van de gemiddelde levensduur. En toen vond hetzelfde plaats bij hoge bloeddruk, de ziekte van Parkinson, en andere aandoeningen waarbij het centraal zenuwstelsel opeens tekortschiet, bij spierdystrofie, enzovoorts en zo verder. Het begon ernaar uit te zien dat we van de regen in de drup waren geraakt. Er is toen dus uitgebreid gezocht naar een mogelijke besmetting als oorsprong van de kwalen in kwestie. Een heleboel mensen begonnen als dollen te zoeken naar allerlei soorten kankerverwekkende virussen, omdat bepaalde tumoren in dieren, zoals sarcomen bij pluimvee, door virussen worden veroorzaakt. Er is een poging gedaan een groep organismen, en wel de pleuropneumonoïde organismen, verantwoordelijk te stellen voor gewrichtsziekten. En van de vaatziekten als hoge bloeddruk en trombose kreeg van alles en nog wat de schuld, van je voedingspatroon tot je grootmoeder aan toe. Maar er kwam allemaal vrij weinig uit. Jawel, we ontdekten natuurlijk dat bepaalde virussen bepaalde soorten van kanker konden veroorzaken, waaronder leukemie. En de groep van de pleuropneumonoïde organismen kan inderdaad een zekere vorm van jicht veroorzaken, maar dat is dan uitsluitend een aandoening die in verband wordt gebracht met een bepaalde urogenitale ziekte, namelijk essentiële urethritis. En we ontdekten ook dat de meest voorkomende van de drie soorten longkanker die er zijn, veroorzaakt wordt door een radioactief isotoop van kalium in tabaksrook; lip en mondkanker werd voornamelijk veroorzaakt door de teer in sigaretten. Maar voor het overgrote deel ontdekten we wat we allang wisten dat de degeneratieve aandoeningen niet door infectie werden veroorzaakt. En dat hadden we dus allemaal al gehad. Op dat ogenblik komt Pfitzner in het beeld. De DNG, de Dienst Nationale Gezondheid, was ten slotte zo geschrokken van die stijgende lijn, dat ze het eerste belangrijke wereldcongres over degeneratieve aandoeningen organiseerde. De USA financierde een groot deel daarvan omdat het leger ook al bang begon te worden, omdat steeds meer dienstplichtigen werden afgekeurd.' 'Daar heb ik ook iets over gehoord,' zei Paige, 'want het is in mijn eigen dienstvak begonnen. Een ruimtevaarder doet maar ongeveer tien jaar actieve dienst, daarna krijgt hij ergens een bureaubaantje, dus we hebben ze graag zo jong mogelijk. En zelfs dan moeten we een groot deel van die jonge vrijwilligers afwijzen wegens ouderdomskwalen meestal een aanleg voor vaatziekten. Die jongens schrikken zich natuurlijk dood; de meesten hadden dat nooit gedacht, voelen zich zo gezond als wat en dat zijn ze ook wel, geloof ik, in normaal opzicht; alleen voor de ruimtevaart niet.' 'Dan hebt u al vroeg één van de belangrijkste factoren onder ogen gehad,' zei Anne. 'Maar het is niet meer alleen een probleem voor de Dienst Ruimtevaart. De medische diensten van alle krijgsmachtonderdelen kampen er nu dagelijks mee; op het moment dat de DNG zich ermee bemoeide, werd tien procent van de dienstplichtige mannen van rond de twintig afgekeurd wegens ouderdomskwalen. Maar hoe het ook zij, het resultaat van het congres was dat het Amerikaanse Ministerie voor Gezondheid, Veiligheid en Maatschappelijk Werk een toewijzing kreeg van een miljard dollar voor een grootscheepse aanval op de degeneratieve aandoeningen. Voor 't geval u even gemakkelijk met grote bedragen stoeit als ik, zeg ik er maar bij dat dat ongeveer de helft was van wat de eerste atoombom indertijd gekost heeft. Sindsdien is de subsidie al eenmaal uitgebreid, en de nieuwe aanvraag moet nu juist weer beoordeeld worden. Pfitzner heeft de voornaamste opdracht in dat project in de wacht gesleept, en aangezien we voldoende personeel en ook de uitrusting hebben om zoiets op te zetten, hebben we weinig hoeven uitbesteden. We moeten het subsidiebedrag delen met nog drie farmaceutische firma's, waarvan er twee uitsluitend produceren, en dus niet aan research doen; de derde heeft uitgebreide onderzoekingen gedaan, net als wij, maar wij weten en dat komt doordat dit verondersteld wordt een samenwerkingsproject te zijn, waarbij we onze kennis met de collega's delen dat zij ergens mee bezig zijn wat werkelijk nergens toe leidt. Dat hadden we ze ook al willen vertellen, maar toen de regering gezien had wat wij hadden ontdekt, besloot ze dat er maar liever zo weinig mogelijk mensen van moesten weten. Vinden we ook niet erg, tenslotte zijn we er ook nog om winst te maken. Maar dat is een van de redenen dat we vanmiddag zoveel hoge pieten op ons dak hadden.' Het meisje zweeg plotseling en dook in haar envelop-tasje waar ze een platte poederdoos uithaalde, die ze openknipte en aandachtig begon te bestuderen. Aangezien ze vrijwel geen make-up droeg kon hij zich moeilijk voorstellen waarom ze opeens zo dringend in het spiegeltje moest kijken, maar na een scheef lachje met haar ene mondhoek stopte ze het doosje weer weg. 'En de andere reden is nog eenvoudiger,' zei ze. 'Nu u de achtergrond kent. We hebben zojuist ontdekt wat mogelijk de sleutel tot het hele probleem is.' 'Sodemieters!' zei hij, niet bepaald netjes, maar uit de grond van zijn hart. 'Of mozesmina, of gossiemijne,' beaamde Anne kalm. 'Of mogelijk ook "God sta ons bij". Maar tot nog toe is het preparaat overeind gebleven; elke test heeft het doorstaan. Als het zich zo blijft gedragen, dan krijgt Pfitzner de volgende subsidiepot voor zich alleen, en zo niet, dan zit er misschien helmaal geen subsidie voor ons in. En niet alleen voor ons, maar ook voor de andere firma's die aan dit project hebben gewerkt. De hele kwestie of we die degeneratieve aandoeningen de baas worden of niet, is van twee punten afhankelijk: de toepasbaarheid van de oplossing die wij gevonden hebben, en het geld. Als het één wegvalt, dan valt het ander ook weg. En we zullen deze maand aan Horsefield en MacHinery en die anderen moeten vertellen wat we ontdekt hebben, want de subsidie loopt maar tot het eind van de maand.' Ze leunde achterover in haar stoel en scheen nu pas te merken dat ze haar eten op had. 'En dat,' zei ze, terwijl ze spijtig een sliert peterselie over haar bord schoof met haar vork, 'is op dit ogenblik nog niet algemeen bekend! Ik moest verder mijn mond maar houden, geloof ik.' 'Dank u wel,' zei Paige ernstig. 'Het is veel meer dan ik verdien te weten, dat is wel duidelijk.' 'Nou ja,' zei Anne, 'nu kunt u mij eens iets vertellen, als u wilt. Het gaat over die Brug die ze bouwen op Jupiter. Is dat nou al het geld waard dat erin wordt gepompt? Niemand schijnt me te kunnen uitleggen waar dat ding voor is. En nu hebben ze het over een tweede Brug op Saturnus, als deze klaar is!' 'Daar hoeft u zich geen zorgen over te maken,' zei Paige. 'U moet begrijpen dat ik niets met de Brug te maken heb, hoewel ik wel een paar mensen van de Brugbemanning ken, dus geheime informatie bezit ik niet. Ik weet wel wat algemeen toegankelijk is, net als u; dat wil zeggen, dat iedereen erachter kan komen als hij ervaring heeft in het opzoeken van informatie. Naar wat ik er van begrepen heb, is de Brug op Jupiter een onderzoeksproject dat een aantal vragen moet beantwoorden niemand heeft de moeite genomen om mij uit te leggen welke vragen, en ik pas wel op ernaar te vragen; als je goed kijkt zie je het gezicht van Francis X. MacHinery tussen de sterren staan. Maar dit weet ik wel: de condities waaronder dit onderzoek moest worden uitgevoerd, vereisen de grootste planeet in ons zonnestelsel. En dat is Jupiter. Het zou dus geen zin hebben nog zo'n Brug te gaan neerzetten op een kleinere planeet als Saturnus. De Brugbemanning houdt het bestaande bouwwerk in stand tot ze erachter zijn wat ze wilden weten. En dan zal het project hoogstwaarschijnlijk worden gediscontinueerd niet omdat de Brug af is, maar omdat hij aan zijn doel zal hebben beantwoord.' 'Het zal wel komen omdat ik er niks van afweet,' zei Anne, 'maar ik vind het idioot. Al die miljoenen dollars, waar wij levens mee zouden kunnen redden.' 'Ja, als ik het voor het zeggen had zouden jullie dat geld krijgen,' beaamde Paige, 'en niet Charity Dillon en zijn mannen. Maar ja, ik weet praktisch even weinig van de Brug als u, dus misschien is het wel zo goed dat ik niet degene ben die de cheque moet uitschrijven. Ben ik nu weer aan de beurt voor een vraag? Ik heb er nog eentje.' 'Aan u het woord,' zei Anne met die heerlijke lieflijke glimlach. 'Vanmiddag hoorde ik, toen ik in het lab was, tot tweemaal toe een baby huilen en ik geloof dat dat twee verschillende baby's waren. Ik vroeg het aan meneer Gunn en die stuurde me heel duidelijk met een kluitje in het riet.' Hij zweeg; Anne's ogen begonnen al te fonkelen. 'U bent daar op gevaarlijk terrein, kolonel Paige,' zei ze. 'Dat zie ik. Maar ik ga mijn vraag toch stellen. Toen ik even later dat idiote verhaal afstak over vivisectie was ik stomverbaasd dat het nog effect had ook, maar dat zette me wel aan het denken. Hebt u daar een verklaring voor, en zo ja, welke dan?' Anne haalde weer haar poederdoosje te voorschijn en scheen er wantrouwig in te turen. Ten slotte zei ze: 'Ach, ik heb het u al min of meer vergeven. Maar goed, ik zal er antwoord op geven. Het is heel eenvoudig. Die kinderen worden inderdaad als proefpersonen gebruikt. We hebben contact met een plaatselijk tehuis voor vondelingetjes. Het is wel legaal, maar niet keihard, en als u ons inderdaad beschuldigd had van vivisectie op mensen, dan hadden we daar waarschijnlijk niet onderuit gekund.' Met luid gekletter liet hij zijn koffiekopje op het schoteltje vallen. 'Lieve God, Anne, dat is gevaarlijk, om vandaag de dag zulke grapjes te maken, zeker met iemand die je pas een halve dag kent. Of probeer je me zo te laten schrikken dat ik zal toegeven dat ik een provocateur ben?' Ik maak geen grapjes en ik geloof niet dat je een provocateur bent,' zei ze rustig. 'Wat ik zei was de volle waarheid nou ja, ik heb het een beetje aangedikt omdat ik je misschien nog niet helemaal had vergeven dat je me zo netjes gechanteerd hebt, en ik wou je graag eens laten schrikken. En om nog een paar redenen. Maar het is waar.' 'Ja, maar waarom, Anne?' 'Hoor eens Paige,' zei ze. 'Vijftig jaar geleden ontdekten we, als we heel kleine hoeveelheden antibioticum toevoegden aan de voeding van dieren, sporen feitelijk maar, dat ze dan maanden eerder slachtrijp waren dan gewoon gevoed vee. Trouwens, zelfs planten kunnen daarmee onverwacht snel uitgroeien, onder bepaalde omstandigheden, en het werkt bij pluimvee, bij biggen, kalveren, jonge nertsen, bij een hele verscheidenheid aan dieren. En het was logisch dat we toen begonnen te vermoeden dat het bij pasgeboren mensen ook zou werken.' 'En dat proberen jullie nu dus?' Paige leunde achterover en schonk zich nog een glas Chileense 'Rijnwijn' in. 'Dan heb je het inderdaad wel fors aangedikt, ja.' 'Ga nou niet meteen op het meest voor de hand liggende af, en luister naar me. Dat doen we dus niet. Die proeven zijn tientallen jaren geleden al keurig en volgens het boekje uitgevoerd door studenten van Paul György plus nog tientallen voedingsdeskundigen. Die mensen maakten gebruik van bekende en beproefde antibiotica, die al op letterlijk miljoenen dieren waren gebruikt, waarvan de dosering tot op de milligram per kilo lichaamsgewicht was uitgerekend, en ga zo maar door. Maar juist die groeibevorderende werking van antibiotica blijkt nu toevallig één van de belangrijkste aanwijzingen te zijn wanneer we willen weten of een bepaald preparaat de biologische werking vertoont die wij zoeken; en we moeten nu weten of het die werking ook bij mensen vertoont. Daarom proberen we nieuwe preparaten op die kinderen uit, zo gauw we iets hebben dat bepaalde andere proeven goed heeft doorstaan. Het kan niet anders.' 'Juist,' zei Paige. 'Juist.' 'De kinderen worden vrijwillig aangeboden door het tehuis, en we zouden er eventueel een wettige basis aan kunnen geven als het tot een rechtszaak mocht komen,' zei Anne. 'Er is een precedent in 1952, toen Pearl River Labs de kinderen van hun eigen employés als proefkonijnen gebruikte om hun poliovaccin uit te proberen, het werkte, tussen twee haakjes. Maar het belangrijkste is niet of het wettig is of niet. Het gaat erom hoe snel en hoe grondig we de degeneratieve aandoeningen buiten spel kunnen zetten.' 'Je zit je zaak te verdedigen,' zei Paige langzaam, 'alsof het je iets uitmaakt wat ik ervan vind. Ik zal je daarom zeggen wat mijn mening is. Ik vind het verrekte harteloos. Hier komen de smerige praatjes door in de wereld. Als er over tien jaar pogroms worden gehouden tegen biologen omdat ze kindertjes vreten, dan weet ik tenminste hoe het komt.' 'Kletskoek,' zei Anne. 'Daar heb je eeuwen voor nodig, om dergelijke sprookjes op te bouwen. Je moet het nog even verwerken.' 'Integendeel, ik ben even eerlijk tegen jou als jij tegen mij bent geweest. Ik ben verbijsterd en ik voel een zekere afschuw om wat je me verteld hebt. Meer niet.' Het meisje doopte haar vingers in de vingerkom terwijl haar lippen verstrakten, droogde haar handen af en begon haar handschoenen aan te trekken. 'Dan zullen we daar niet meer over praten,' zei ze. 'We kunnen nu maar beter gaan.' 'Natuurlijk, zo gauw ik heb afgerekend. Dat doet me trouwens aan iets denken. Heb je belang bij Pfitzner, Anne; persoonlijk dan?' 'Nee. Niet meer dan ieder ander die ook maar een beetje begrip had voor de implicaties van het werk dat we doen. En ik vind dat een heel smerige vraag.' 'Ik dacht wel dat je dat zo op zou vatten, maar ik wou je er heus niet van beschuldigen dat je alleen op geld uit was. Ik vroeg me alleen af of je familie was van die dr. Abbott waar Gunn en die anderen vanmiddag op zaten te wachten.' Ze haalde weer haar poederdoos te voorschijn en keek er aandachtig in. 'De naam Abbott komt anders vaak genoeg voor.' 'Natuurlijk. Maar sommige Abbotts moeten natuurlijk wel familie van je zijn. En mij lijkt het logisch.' 'Hoe dat zo? Ik ben erg benieuwd.' 'Goed, goed!' zei hij want hij begon zelf ook kwaad te worden. 'De receptioniste bij Pfitzner behoort precies te weten wat er te allen tijde in het bedrijf gaande is, teneinde de bedoelingen van elke bezoeker op hun juiste waarde te schatten, net als bij mij. Maar ze moet tegelijk onvoorwaardelijk betrouwbaar zijn, anders kun je haar al die kennis niet toevertrouwen die ze nodig heeft om een goede receptioniste te zijn. De beste manier om de geheimhouding te verzekeren, in dergelijke gevallen, is iemand te nemen die verwant is aan iemand anders die al bij het project werkt. Zo krijg je twee mensen die allebei op hun hoede zijn. Een klassieke manier van onder druk zetten bij de Sovjets, meen ik me te herinneren. Tot zover is het theorie. Maar dan zijn er nog de feiten. Je hebt me vanavond het Pfitzner project zitten verklaren vanuit een brede kennis die niemand bij een gewone receptioniste verwachten zou. Bovendien heb je risico's genomen die naar hun aard alleen door leidinggevende figuren bij Pfitzner genomen hadden mogen worden. Ik leid daaruit af dat je niet alleen maar receptioniste bent; je heet Abbott, en .. nou dat is het wel, dacht ik.' 'O ja,' zei het meisje terwijl ze ziedend van woede overeind kwam. 'Maar dat is nog niét alles! Ik ben ook niet knap, en een receptioniste bij een bedrijf als Pfitzner is meestal een of andere schoonheid. Zo mooi dus, dat ze zich niet uit laat horen door de eerste de beste kerel die eens aandacht aan haar besteedt. Toe dan, zet dat er ook nog maar bij! Maak van je hart geen moordkuil!' 'Alsof dat zou kunnen,' zei Paige, die ook opgestaan was en haar nu recht aankeek, terwijl zijn vingers zich langzaam kromden. 'Als ik jou eerlijk zou vertellen wat ik van je uiterlijk vind en verdomme, ik zal het doen ook; ik denk dat de mooiste vrouw van de wereld zich met liefde elke dag met walmend salpeterzuur zou wassen, als ze daardoor jouw glimlach zou kunnen krijgen maar dan zou je me nog meer haten dan ooit. Je zou nog denken dat ik de draak met je stak. Vertel me dan de hele waarheid maar ineens. Je bent wel familie van dr. Abbott.' 'Je had je woordje mooi klaar,' zei het meisje en elk woord leek uit branddroog ijs te zijn gekerfd. 'Dr. Abbott is mijn vader. En nu sta ik er op naar huis te gaan, kolonel Russell. Niet over tien seconden, maar nu meteen!'
Vier: Jupiter V
Vastbeslotenheid om zich aan een experiment te onderwerpen is niet voldoende; gevaarlijke hypothesen blijven bestaan, eerst en vooral die, welke stilzwijgend zijn en onbewust. Aangezien we ze opbouwen zonder het te weten, zijn we niet bij machte ons ervan te ontdoen. HENRI POINCARÉ
De brug verdween toen de verbinding werd verbroken. De onafgebroken ultronische impulsen, die vanaf de Jupiter manen naar de selsynen en servomechanismen op de Brug werden gestuurd, bleven natuurlijk doorgaan, en de Brug stuurde onophoudelijk informatie over dezelfde subetherkanalen naar de altijd waakzame ogen en oren en handen van de Brugbemanning op Jupiter V. Maar het leidende brein van het enorme bouwwerk, de opzichter van de Brugbemanning, had het tijdelijk in de steek gelaten. Helmuth zette de zware helm behoedzaam in de nis en betastte zijn slapen, waar hij het bloed voelde stromen onder zijn vingers. Toen draaide hij zich om. Dillon stond naar hem te kijken. 'En?' vroeg de ingenieur. 'Wat is er aan de hand, Bob? Is het heel erg...?' Helmuth gaf even geen antwoord. De abrupte overgang van het door stormen gegeselde dek van de Brug naar de kalme bezonken sfeer van de operatiehutten op Jupiter V was altijd een schok. Het lukte hem nooit om zich er tevoren op in te stellen, laat staan dat hij eraan wende; het werd iedere keer erger, niet beter. Hij trok de stekkers uit het stuurpaneel van de opzichter, liet ze aan hun elastieken kabels terugschieten in de regellessenaar; toen stond hij op uit zijn draaistoel, heel voorzichtig op wankele benen, want hij voelde nog in zijn lichaam de enorme belasting en druk die zijn geest zojuist had afgeschud. Het feit dat de zwaartekracht op het dek van de Brugopzichter even zwak was als op de meeste bewoonbare asteroïden, maakte de tegenstelling alleen maar groter, en zijn behoefte om heel voorzichtig zijn voeten neer te zetten nog heviger. Hij liep naar het grote ronde venster en keek naar buiten. Het onberoerde, eentonige rotsoppervlak van het luchtloze Jupiter V zag er bijna huiselijk uit na de niet aflatende hel op Jupiter. Maar ook daar was een overweldigende herinnering aan die hel aanwezig, want door het dikke kwartsglas van de patrijspoort staarde het aangezicht van de reuzenplaneet van een afstand van niet meer dan honderdtachtigduizend kilometer Helmuth aan; minder dan de helft van de afstand tussen de Aarde en haar maan. Een part van de planeetschijf nam bijna de gehele hemel in beslag, op de nabij liggende horizon na, waar een paar sterren van de eerste grootte te zien waren. De rest van de hemel wemelde van kleuren, gestreept en gevlekt door de eeuwigdurende ijzige gifstormen in Jupiters dampkring, bespat met de diepzwarte planeetgrote schaduwen van de manen die dichter bij de zon stonden dan Jupiter V. Ergens daar beneden, bijna tienduizend kilometer beneden het oppervlak dat Helmuth tegemoet ziedde, stond de Brug. De Brug was vijftig kilometer hoog en bijna zeventien kilometer breed, en zeventig kilometer lang, maar onder de bulkende voortsnellende wervelstormen was het slechts een splintertje, een ingewikkeld en breekbaar bouwsel van ijskristallen. Op Aarde zou, zelfs in het Westen, de Brug als de meest ontzagwekkende technische prestatie in de geschiedenis zijn beschouwd, zo de Aarde in staat zou zijn geweest het gewicht te torsen. Maar op Jupiter was de Brug even onbestendig en kort van levensduur als een sneeuwvlok. 'Bob?' klonk vragend de stem van Dillon. 'Wat is er? Je bent erger overstuur dan anders. Is het iets ernstigs?' Helmuth keek op. Het scherp getekende jonge gezicht van zijn chef, met zijn brede kaak en zijn zwarte haar dat aan de slapen al begon te grijzen, straalde van liefde voor zijn Brug en intens enthousiasme voor de verantwoordelijkheid die hij droeg. Zoals altijd werd Helmuth er een beetje door geroerd; hij wist dan weer dat het onverbiddelijk universum toch ook ergens een warm hoekje had gemaakt waar mensen dicht bij elkaar konden kruipen. 'Vrij ernstig,' zei hij, en het kostte hem moeite zijn woorden te formuleren tegen de bevroren sprakeloosheid in die Jupiter hem opgedrongen had. 'Maar niet onherstelbaar, voor zover ik kon zien. Er is vrij veel waterstofvulkanisme aan het oppervlak, vooral bij het noordwestelijke uiteinde, en het lijkt erop dat er een grote ontploffing heeft plaatsgehad onder die rotsen. Ik zag net, denk ik, de laatste van een reeks vuurregens.' Dillons gezicht ontspande zich langzaam, de ene ingebeten groef na de andere, terwijl Helmuth sprak. 'O, dus het was alleen een losse inslag?' 'Daar ben ik vrijwel zeker van. De dwars stromingen zijn erg hevig op het ogenblik. De Rode Vlek en de zuidelijke tropische storing moeten elkaar toch ergens in de volgende maand passeren, niet? Ik heb het niet nagekeken maar ik voel het verschil in de stormen.' 'Dus dat stuk ijs is omhoog geworpen en door het uiteinde van de Brug geslagen. Was het een groot stuk?' Helmuth haalde zijn schouders op. 'Het eind van de Brug is helemaal opzij gewrongen en het dek ligt aan flinters. De steigers zijn natuurlijk ook weg. Ja, een vrij groot stuk zou ik zeggen, Charity. Minstens drie kilometer in doorsnee.' Dillon zuchtte. Ook hij liep nu naar het raam en keek naar buiten. Helmuth hoefde geen gedachten te kunnen lezen om te weten waar hij naar stond te kijken. Ginds voorbij de steenwoestijn van Jupiter V en een leegte van honderdtachtigduizend kilometer, was de zuidelijke tropische storing op weg naar de grote Rode Vlek; ze zou hem weldra inhalen. Wanneer de wervelende slurf van de storing, die meer dan groot genoeg was om de Aarde driedubbel de diepvries in te sleuren, langs het zwevende eiland van natrium doorschoten ijs zou stromen waaruit de Rode Vlek bestond, zou de Vlek een paar duizend kilometer de storing achternagaan, waarbij hij tegelijkertijd door de dampkring omhoog zou komen. En daarna zou de Vlek weer omlaag vallen en langzaam terugdrijven naar die ongelooflijke geiser van hogedruk vloeistof die de Vlek in stand hield een spuiter die gevoed werd door onbekende krachten in de hete, vijfendertigduizend kilometer brede kern van Jupiter, samengeperst onder vijfentwintigduizend kilometer eeuwig ijs. Gedurende die ontmoeting zouden op heel Jupiter de stormen in hevigheid toenemen, en de Brug was noodgedwongen niet op één van de kalmste plaatsen op Jupiter gesitueerd, dankzij de ongelijke verdeling van de weinige 'permanente' landmassa's. Hoewel permanent? De aanhalingstekens die Helmuth er altijd in gedachten omheen plaatste hadden een heel goede reden, dat wist hij, maar wat, dat kon hij zich niet goed meer herinneren. Weer die vervloekte conditionering, weer een van die duizenden kleine innerlijke tegenstrijdigheden die tot de spanning bijdroegen. Helmuth sloeg Charity Dillon gade met een zeker gevoel van medelijden, getemperd door een lichte afgunst. Charity Dillons wat ongelukkige voornaam verried zijn afkomst als zoon van een teleurgestelde, de enige mannelijke telg uit een familie van Vromen, die nog van lang voor de huidige wederopleving dateerde. Hij was een van de honderden deskundigen die door de regering waren geronseld om de Brug op poten te zetten, en hij werd er evenzeer door geobsedeerd als Helmuth maar om heel verschillende redenen. Algemeen geloofde men bij de Brugbemanning dat Dillon als enige niet geconditioneerd was, maar dat kon je natuurlijk nooit nagaan. Helmuth liep terug naar het venster en legde zachtjes zijn hand op Dillons schouder. Samen keken ze naar het schreeuwend strogeel, het steenrood, het roze, oranje, bruin en zelfs blauw en groen dat Jupiter over het vergruisde gesteente van zijn binnenste satelliet wierp. Op Jupiter V hadden zelfs de schaduwen kleuren. Dillon verroerde zich niet. Ten slotte zei hij: 'En, bevalt het, Bob?' 'Of het me bevalt?' zei Helmuth stomverbaasd. 'Nee. Het jaagt me de angst om het hart, dat weet je. Ik ben alleen blij dat de hele Brug niet mee is gegaan.' 'Weet je dat wel zeker?' vroeg Dillon zachtjes. Helmuth nam zijn hand van Dillons schouder en ging weer aan de centrale lessenaar zitten, op zijn stoel. 'Je hebt het recht niet me op te jutten over iets waar ik niks aan kan doen,' zei hij nog zachter dan Dillon. Ik werk vier uur per dag op Jupiter niet lijfelijk want mensen zouden we er niet langer dan een onderdeel van een seconde in leven kunnen houden maar mijn ogen en mijn oren en mijn gedachten zijn daarginds op de Brug, vier uur per dag. Jupiter is niet leuk om te zijn. Ik vind het er niet prettig. Ik zal heus niet beweren van wel. Maar als je een aantal jaren achter elkaar vier uur per dag in zo'n omgeving doorbrengt, nou ja, de menselijke geest probeert zich instinctief aan te passen, zelfs aan het ondenkbare. Soms vraag ik me wel eens af hoe ik me zal gedragen als ik weer terug word gezet in Chicago. Soms kan ik me niks meer over Chicago herinneren, op wat vage algemeenheden na; soms geloof ik niet eens dat er nog zoiets als een Aarde bestaat hoe kan zoiets bestaan, als het hele verdere universum net is als Jupiter, of erger?' 'Dat weet ik,' zei Dillon. Ik heb al verscheidene keren geprobeerd je te laten zien dat dat geen redelijke opstelling is.' 'Dat weet ik wel. Maar ik kan er toch niks aan doen, hoe ik me voel? Weet ik veel, misschien is dat mijn eigen opstelling niet eens hoewel het mij eerder lijkt dat dat andere deel van mezelf, dat zegt dat de Brug in stand moet blijven, het geconditioneerde gedeelte is. Nee, geloof niet dat de Brug het eeuwige leven heeft. Het kan niet; het is helemaal verkeerd. Maar ik wil hem ook niet graag ten onder zien gaan. En ik heb nog net verstand genoeg om te beseffen dat Jupiter hem een dezer dagen weg zal vagen!' Hij sloeg met zijn vlakke hand langs het regelpaneel zodat alle schakelaars op uit kwamen te staan, met een geluid als van een hand vol knikkers tegen een glasruit. In één klap, Charity. En ik werk er elke dag, vier uur lang, op die Brug. Een dezer dagen zal Jupiter de Brug verwoesten. Hij zal aan flinters vliegen, die wegspatten in de storm. En dan zal ik in de geest daar beneden zijn om een of andere klus te begeleiden, en mijn geest wordt meegesleurd met mijn mechanische ogen en oren en handen, blijft proberen zich aan te passen aan het ondenkbare, terwijl hij wegbuitelt op de stormwind tussen de vlammen en de duisternis en de druk en de kou...' 'Bob, je zit jezelf op te draaien. houd op! houd op, zeg ik je!' Helmuth haalde zijn schouders op en steunde met een bevende hand op de lessenaar. 'Goed, goed. Het gaat al weer, Charity. Ik zit immers hier? Hoog en droog op Jupiter V, en er is geen gevaar. Geen enkel gevaar. De Brug is hier honderdtachtigduizend kilometer vandaan en ik zal er nooit een centimeter dichterbij komen. Maar als de dag komt dat de Brug wordt weggevaagd... Charity, soms stel ik me voor, hè, hoe jullie mijn lichaam zullen verschepen naar dat knusse uithoekje waar het vandaan is gekomen, terwijl mijn ziel omlaag tuimelt door miljoenen kubieke kilometers gifgas... Al goed, Charity, ik zal me rustig houden. Ik zal er niet hardop over praten, maar je kan niet van me verwachten dat ik het vergeet. Ik zit ermee; ik kan er niks aan doen en dat zou je moeten begrijpen.' 'Dat begrijp ik ook,' zei Dillon met een zekere gretigheid. 'Heus Bob. Ik probeer je alleen maar te helpen om je probleem te zien zoals het is. De Brug is zo verschrikkelijk niet, die is toch geen nachtmerries waard.' 'O, maar het komt niet door de Brug dat ik lig te gillen in mijn slaap,' zei Helmuth en hij glimlachte bitter. 'Zo hoog zit het me nog niet. Overdag als ik wakker ben, dan ben ik bang dat de Brug zal worden weggevaagd. Waar ik mee slaap, is een angst voor mezelf.' 'Dat is een heel gezonde angst. Je bent net zo goed bij je hoofd als de anderen,' zei Dillon heel ernstig en verbeten. 'Hoor nou eens, Bob, de Brug is geen monster. Het is gewoon een manier die we ontwikkeld hebben om het gedrag te bestuderen van materialen onder zeer specifieke omstandigheden wat betreft druk, temperatuur en zwaartekracht. En Jupiter is de hel niet; het is een samenstel van uitwendige factoren. De Brug is het laboratorium dat we hebben gebouwd om met die factoren te kunnen werken.' 'Maar hij gaat nergens heen. Het is de brug naar nergenshuizen.' 'Je hebt ook niet zoveel vaste plaatsen op Jupiter,' zei Dillon, aan wie Helmuths bedoeling volkomen voorbij ging. 'We hebben de Brug juist gebouwd op dat eiland in de zee dat voorhanden was, omdat we massief ijs moesten hebben voor de funderingen. Anders had het niet uitgemaakt waar we hem neerzetten. We hadden de caissons ook in de zee kunnen laten drijven als we niet een vast punt hadden willen hebben om stormsnelheden en dergelijke te kunnen meten.' 'Dat weet ik toch,' zei Helmuth. 'Ja maar Bob, het ziet er niet naar uit dat je het ook wezenlijk begrijpt. Waarom zou de Brug bij voorbeeld ergens héén moeten gaan? Het is strikt genomen niet eens een echte brug. We noemen hem alleen zo omdat we bij de constructie van een aantal principes uit de bruggenbouw gebruik hebben gemaakt. Hij heeft trouwens meer weg van een loopkraan een buitengewoon zware uitvoering van een verhoogde spoorweg. Hij gaat nergens heen omdat daar niets interessants te beleven is, meer niet. We hebben hem over zo'n groot oppervlak gebouwd ter wille van de stabiliteit, niet om de afstand tussen twee plaatsen te overbruggen. Het heeft geen zin de Brug te verwijten dat hij geen zichtbare leemte overbrugt als, zeg maar, tussen Dover en Galais. Het is een brug die geslagen wordt naar meer kennis en dat is veel belangrijker. Waarom zie je dat nou niet in?' 'Ik begrijp dat best; daar had ik het juist over,' zei Helmuth terwijl hij probeerde zijn ongeduld te bedwingen. Ik bezit op het ogenblik net zoveel gezond verstand als een doorsnee kind. Wat ik probeerde duidelijk te maken, is dat we hier bezig zijn om kolossaal met kolossaal te bestrijden en dat is te primitief. Het is een spelletje dat Jupiter altijd zal winnen zonder de minste moeite. Stel dat de ingenieurs die de brug tussen Dover en Calais gingen bouwen, alleen maar pijperagers tot hun beschikking hadden gehad. Misschien hadden ze daar dan nog wel een brug mee in elkaar kunnen zetten, die misschien op een mooie dag wel wat licht verkeer zou kunnen hebben. Maar wat dacht je dat je overhield, zodra de eerste winterstorm door de Noordzee het Kanaal binnen stiert? Jullie hele benadering is achterlijk!' 'Goed,' zei Dillon toegeeflijk. 'Daar kun je best gelijk in hebben. Maar nu ben je tenminste redelijk. Wat voor benadering had jij dan gedacht? Moeten we Jupiter dan maar links laten liggen omdat hij te groot voor ons is?' 'Nee,' zei Helmuth. 'Of eigenlijk misschien wel ja. Ik weet het niet. Ik heb er geen pasklaar antwoord op. Ik weet alleen dat dit helemaal geen antwoord is, het is een omslachtige smoes.' Dillon glimlachte. 'Je bent gedeprimeerd en dat is geen wonder. Slaap er eens lekker over, Bob, misschien dat je het dan kwijtraakt en wie weet kom je dan nog op een oplossing ook. Ach, en intussen, als je het goed bekijkt, dan is het oppervlak van Jupiter in de grond niet vijandiger dan het oppervlak van Jupiter V, het is alleen een kwestie van gradatie. Als je zo onbeschermd het gebouw uit zou stappen, dan zou je net zo gauw dood zijn als op Jupiter. Probeer het ook eens zo te bekijken.' Helmuth zag weer een nacht vol dromen voor zich en zei: 'Ja, zo bekijk ik het allang.'
Boek Twee
Intermezzo: Washington
Ten slotte gaat bij semantische afasie de volledige betekenis van woorden en zinnen verloren. Elk woord of elk detail van een tekening kan op zichzelf nog wel begrepen worden, maar de algehele betekenis is ongrijpbaar; een opdracht wordt uitgevoerd, hoewel het doel niet wordt begrepen... Een algemeen begrip kan niet meer worden geformuleerd, maar details worden wel opgenoemd. HENRI PIERON
We denken vaak, als we onze studie van één hebben afgerond, dat we ook alles van twee weten, omdat 'één en één 'twee' is. We vergeten dat we dan eerst nog een studie moeten maken van 'en'. A. S. EDDINGTON. Het rapport van de subcommissie van onderzoek van de Senaatscommissie voor Financiën naar het project Jupiter was een degelijk document, en vooral in de gestencilde ongecorrigeerde vorm waarin het in grote haast Wagoners bureau bereikte. In de gedrukte vorm, die pas over een paar weken klaar zou zijn, zou het rapport aanzienlijk minder lijvig worden, maar waarschijnlijk ook onleesbaarder. Daarbij zou het hier en daar afgezwakt zijn doordat de zeven auteurs zich op het laatste moment weer bedachten. Het was noodzakelijk dat Wagoner de meningen van de eerste versie alleen voor collega's onder ogen kreeg. Niet dat de gedrukte versie een veel grotere verspreiding zou hebben. Zelfs het gestencilde werkje droeg het stempel 'Topgeheim'. Het was lang geleden dat geheimschrijverij van de overheid Wagoner ook maar enigszins had kunnen amuseren, maar nu kon hij een wrang glimlachje niet onderdrukken. Natuurlijk was de hele Brug topgeheim, maar als het verslag van de subcommissie iets meer dan een jaar geleden klaar zou zijn geweest, dan had iedereen in het land erover te horen gekregen en zouden er uitgezochte passages in de kranten zijn gepubliceerd. Hij kon zich zo al twee senatoren bedenken van de oppositie, en nog eens twee uit zijn eigen partij, die vast van plan waren geweest dat rapport te gebruiken om zijn herverkiezing te verhinderen of zelfs delen van het rapport die op een of andere manier voor hun doel konden worden gebruikt. Helaas voor hen was het rapport nog pas voor een derde klaar geweest toen de dag der verkiezing daar was, en Alaska had Wagoner mooi weer naar Washington afgevaardigd met een comfortabele meerderheid. En toen hij de stijve foliobladzijden, waar de lekkere rokerige geur van stencilinkt nog afsloeg, langzaam omlegde, werd het hem wel duidelijk dat het rapport toch nauwelijks geschikt zou zijn geweest voor een verkiezingscampagne. Het grootste deel was puur technisch en duidelijk geschreven door stafadviseurs en niet door de senatoren van de onderzoekscommissie zelf. Het publiek zou er misschien van onder de indruk zijn gekomen, maar een dergelijk erudiet vuurwerk zou het niet kunnen en willen lezen. Bovendien was het ook niet meer dan dat: vuurwerk. Vrijwel elke technische verhandeling over de problemen van de Brug verzandde in zinloze algemeenheden. In de meeste gevallen kon Wagoner dan wel in gedachten aanwijzen waar er, door onkunde of achterhouden van gegevens, feiten ontbraken, waardoor de gedachtegang volledig in de lucht kwam te hangen. Op het werk op de Brug hadden de senatoren ook geen enkel punt van wezenlijke kritiek kunnen vinden. Gegeven het feit dat de belastingbetalers inderdaad zoveel geld hadden willen uitgeven om een Brug op Jupiter te bouwen, hetgeen wilde zeggen dat iemand (Wagoner zelf) dat vóór hen besloten had zonder het hen moeilijk te maken door hen het voorstel ook eerst voor te leggen, dan moesten zelfs de senatoren van de oppositie toch wel toegeven dat de Brug zo zuinig werd gebouwd als maar mogelijk was. Natuurlijk was er wat kleine corruptie gaande, als je er naar zocht, en de onderzoekers hadden die dan ook prompt ontdekt. Eén van de kapiteins van de bevoorradingsschepen verkocht stukken badzeep aan de bemanning op Ganymedes tegen ongelooflijk hoge prijzen, met medewerking van de winkelbediende ter plaatse. Maar dat was een klerkenvergrijp vergeleken bij zo'n groot project als de Brug. Wagoner moest de inventiviteit van die kapitein wel bewonderen, of zou het de winkelbediende zijn geweest? Die had uitgeknobbeld wat de mannen op Ganymedes graag zouden willen hebben en dat tegelijkertijd licht en klein genoeg was om voordelig te kunnen smokkelen. De mannen op de Brug zetten het grootste gedeelte van hun salaris automatisch op Aarde op de bank zonder het geld ooit te zien; er was maar weinig op de manen van Jupiter dat het kopen en verkopen waard was. Maar echte grote corruptie, daarvan geen spoor. Geen enkele staalfirma had de Brug minderwaardig gietwerk kunnen leveren, omdat er geen staal in de Brug was verwerkt. Misschien dat Jupiteranen een leuk handeltje hadden kunnen hebben door de Brug minderwaardig ijs IV aan te smeren, maar voor zover men wist waren er geen Jupiterbewoners, en zo kreeg de Brug haar ijs IV tegen niets meer dan de kosten van het delven. Wagoners kantoor had streng toegezien op alle kleine toeleveringscontracten voor geprefabriceerde maanhutten, brandstof voor bevoorradingsschepen en uitrustingsstukken, en had niet alleen alle eigen contracten gecontroleerd maar ook alle contracten van de Dienst Ruimtevaart die maar enigszins met de Brug te maken hadden. Wat Charity Dillon en zijn opzichter betrof, die waren strikt efficiënt, deels omdat dat in hun aard lag, en deels door de intensieve conditionering die ze allemaal hadden ondergaan voor ze naar het stelsel van Jupiter scheepgingen. Als zij hun wakend oog ergens over lieten gaan werd er niets verkwist, en mochten ze zich al eens schuldig hebben gemaakt aan een verkeerde technische beslissing, dan zou de beste ingenieur van buiten het project dat waarschijnlijk niet eens hebben ontdekt. De principes volgens welke de Brug opereerde golden nergens anders dan alleen op Jupiter. De grootste verliespost tijdens het hele Jupiter project had tegelijk zoveel mensenlevens geëist dat de senatoren de zaak kennelijk in gedachten gelijk hadden gesteld met oorlogshandelingen. Wanneer een soldaat door vijandelijke acties om het leven komt, vraagt er niemand hoeveel zijn dood de regering wel kost wegens het verloren gaan van zijn uitrusting. Het gedeelte van het rapport dat het aanbrengen van de funderingen van de Brug beschreef, maakte eerbiedig gewag van de heldenmoed van de tweehonderdeenendertig bemanningsleden die het leven hadden gelaten; er werd met geen woord gerept over de kosten van de negen speciaal ontworpen ruimtesleepboten die nu als silhouetten, platgeslagen als blikken bouwplaatonderdelen, onder een druk van vierhonderddertig kilo per vierkante centimeter ergens op de bodem van de dampkring van Jupiter zweefden, waar bijna dertienduizend kilometer onophoudelijk bulderende gaswolken hen aan de ogen der levenden onttrokken. Waren die mannen ook helden geweest? Het waren matrozen en officieren van het Korps Ruimtevaart, die hun bevelen opvolgden en de dood vonden tijdens de uitoefening van hun plicht. Wagoner kon zich niet herinneren of de overlevenden ook tot held waren bestempeld. Ja, ze hadden natuurlijk een lintje gekregen, het leger vond dat soldaten liefst zoveel mogelijk blik moesten dragen, dat was goed voor de public relations, maar in het rapport werden ze niet genoemd. Eén ding was zeker: ze waren gestorven door Wagoners toedoen. Hij had, heel in het algemeen althans, geweten dat een groot aantal mensen het leven erbij inschieten zou, maar hij had doorgezet. Hij wist dat er nog wel erger te wachten stond. Toch zou hij doorgaan, omdat hij geloofde dat het op de lange duur de moeite waard zou zijn. Hij wist heel goed dat het doel niet de middelen heiligt; maar als er nu geen andere middelen zijn, en het doel zo broodnodig is... Maar zo nu en dan dacht hij wel eens aan Dostojevski en de GrootInquisiteur. Zou een duizendjarig vrederijk waarde hebben, als het alleen teweeg kon worden gebracht door één enkel kind dood te martelen? Wat Wagoner zag in de toekomst waar hij naar toe werkte, was beslist geen vrederijk, en hoewel de kinderen bij Jno. Pfitzner & Zonen bepaald niet werden gemarteld, en hen zelfs geen haar werd gekrenkt, waren hun ervaringen toch niet normaal, voor een kind. En dan waren er nog tweehonderdeenendertig diepgevroren manschappen ergens in de bodemloze hel van Jupiter, mannen die, hulpelozer nog dan kinderen, slechts bevelen hadden opgevolgd. Wagoner was niet uit het goede generaalshout gesneden. Het rapport roemde de heldenmoed van de omgekomen manschappen. Wagoner sloeg een voor een de zware bladzijden om, zoekend naar een opmerking van de onderzoekende senatoren over de zaak die hun heldendood gediend zou hebben. Maar niets, niets anders dan de conventionele bewoordingen: 'voor hun vaderland', 'om de zaak van de vrede te dienen', 'een offer voor de toekomst'. Ontastbare kreten van de hoogste orde, geklets. De senatoren hadden er geen idee van waar de Brug voor diende. Ze hadden gekeken, maar ze hadden het niet gezien. Zelfs in de vier jaar die ze alles bij elkaar gehad hadden om hun ervaringen te overdenken, hadden ze het niet gezien. De afmetingen van de Brug hadden hen er kennelijk al van overtuigd dat het een onderzoek was naar nieuwe wapens, vandaar dus die 'zaak van de vrede', en dat het dus gezonder voor hen zou zijn om maar niets over de aard van dat wapen te weten tot er een officiële aankondiging werd rondgestuurd. Ze hadden gelijk. De Brug was wel degelijk een wapen. Maar toen ze verzuimden te onderzoeken wat voor wapen dat kon zijn, hadden de senatoren meteen verzuimd zich af te vragen op wie het wel gericht kon zijn. Wagoner was daar wat blij om. Het rapport maakte nergens melding van die twee jaren van verkenning, van zoeken naar een project dat de moeite waard zou zijn om te worden aangepakt, die aan het hele idee van de Brug vooraf waren gegaan. Wagoner had gedurende die twee jaar dag en nacht een speciale staf van vier toegewijde mensen aan het werk gehad om octrooien na te pluizen die wel waren verleend maar waar niets mee was gedaan, om gepubliceerde wetenschappelijke artikelen te bestuderen, die suggesties bevatten die andere geleerden besloten hadden niet op te volgen, maar ook artikelen in de populaire pers over wonderbaarlijkheden die stonden te gebeuren maar die niet door waren gegaan, science fiction verhalen van actieve wetenschapsbeoefenaars; alles en alles wat ook maar ergens heen kon leiden. De vier hadden strikte opdracht niemand te vertellen waarnaar ze op zoek waren en zich verre te houden van de voornaamste stromingen in het hedendaags wetenschappelijk denken inzake hun onderwerp; maar geen enkel geheim is volkomen veilig, er bestaat geen gezicht dat werkelijk ondoorgrondelijk blijft. Ergens bestond bij voorbeeld, in de archieven van de FBI, een bandopname van het gesprek dat hij met de chef van de vier man sterke ploeg had gevoerd op zijn kantoor, de dag dat de doorbraak begon. De man had gezegd, niet alleen tegen Wagoner maar ook tegen de aandachtige FBI microfoons die geen enkele senator durfde op te zoeken en af te schermen: 'Hier zie ik wel wat in, Bliss. Het gaat over onderwerp G.' (Iets met zwaartekracht, baas.) 'houd het kort, dan.' (Denk eraan: maak het zo technisch dat een toevallige luisteraar er niets van begrijpt, als je er al over moet praten hier, waar zoveel microfoons zitten.) 'O, ja. Het is iets wat ze de Vergelijking van Blackett noemen. Het gaat over een mogelijk verband tussen elektronenspin en magnetisch moment. Ik heb begrepen dat Dirac daar ook nog aan heeft gewerkt. Er staat een G in de vergelijking en door middel van een simpele algebraïsche handgreep is het mogelijk de G aan de ene kant te isoleren en alle andere elementen aan de andere kant.' (Geen waanidee dit keer. Hier hebben echte wetenschapslui aan zitten werken. En er komen wiskundige formules bij te pas.) 'En de status?' (Waarom is er niet op doorgegaan?) 'De status van de oorspronkelijke vergelijking is zeven, meen ik, maar er is geen enkele manier om hem operationeel uit te testen. De gemanipuleerde vergelijking staat bekend als de Afgeleide van Locke en de staf zegt dat met een béétje dimensionele analyse zo te bewijzen is dat hij verkeerd is, maar ze zijn er niet helemaal van overtuigd. Het punt is dat deze vergelijking wel aan een operationele test kan worden onderworpen, als we ervoor willen betalen, terwijl dat met de oorspronkelijke Blackettformule niet gaat.' (Niemand, heeft nog enig idee wat er van komen kan. Misschien helemaal niks. En het gaat een hele smak geld kosten om dat uit te zoeken.) 'Hebben we de faciliteiten daarvoor?' (Hoeveel dan?) 'De aanzet alleen.' (Rond de vier miljard dollar, Bliss.) 'Maar dat is dan ruim geschat?' (Waarom zoveel?) 'Ja. De veldsterkte weer, hè.' (En dat was een verwijzing naar het enige probleem dat op de lange duur werkelijk van belang was, als je met zwaartekracht wilde werken. Of je de zwaartekracht nu, zoals Newton, zag als een kracht die wordt uitgeoefend, of als een veld, zoals Faraday, of, zoals Einstein, als een conditie van de ruimte, de zwaartekracht bleef een ongelooflijk zwak element. Zo zwak, dat hoewel het in theorie een eigenschap van ieder brokje materie in het universum was, hoe klein ook, er in een laboratorium niets mee te beginnen was. Twee gemagnetiseerde naalden zullen over een afstand van meer dan tweeëneenhalve centimeter op elkaar toeschieten, en hetzelfde gaat op voor twee vlierpitbolletjes niet groter dan erwtjes, wanneer ze tegengesteld elektrisch geladen zijn. Twee keramisch metalen magneten ter grootte van gevulde koeken kunnen zo hevig worden opgeladen dat het onmogelijk is ze met handkracht tegen elkaar te duwen wanneer hun polen gelijk geladen zijn, en een sterke vent kan ze onmogelijk uit elkaar houden wanneer de tegengestelde polen naar elkaar toe willen. Twee metalen bollen van onverschillig welke grootte zullen, als ze tegengestelde elektrische ladingen hebben, dwars door de isolerende lucht heen contact maken met een dikke knetterende vonk, als ze elkaar op geen enkele andere manier kunnen neutraliseren. (Maar met zwaartekracht die in theorie van dezelfde aard is als elektriciteit en magnetisme, kunnen geen voorwerpen 'geladen' worden. Er ontstaan geen vonken. Er bestaat niet iets dat de zwaartekracht af kan schermen, geen 'digravitische stof' of iets dergelijks. En zwaartekracht onttrekt zich aan metingen tussen lichamen in de orde van grootte van peren of gevulde koeken. Twee lichamen ter grootte van wolkenkrabbers en met de massa van lood, doen er eeuwen over om bij een afstand van een centimeter of dertig bij elkaar in bed te kruipen, wanneer alleen hun onderlinge zwaartekracht hen naar elkaar toe zou trekken; zelfs de liefde gaat sneller. Zelfs een rotsklomp van dertienduizend kilometer doorsnede, de Aarde dus, heeft een zwaartekrachtveld dat zo zwak is, dat een mens er met een polsstok tot vier keer zijn eigen lichaamslengte vandaan kan springen, gedreven door niets anders dan zijn samengetrokken spieren.) 'Nou, maak me dan maar eens een rapportje op. Als het nodig is kunnen we altijd uitbreiden.' (Is het de moeite waard?) Ik zal het je deze week nog brengen.' (Jazeker!) En zo was de Brug geboren, al had niemand dat toen al geweten, zelfs Wagoner niet. De senatoren die de Brug hadden onderzocht wisten het nog niet. Kennelijk hadden de mensen van MacHinery op de FBI niet zover door het jargon heen kunnen prikken in de opname van dat gesprek dat ze verband hadden gelegd met de Brug, want anders had MacHinery wel een afschrift gegeven aan de senatoren van de onderzoekscommissie. MacHinery was nu eenmaal niet dol op Wagoner; hij was tot nog toe niet in staat geweest iets te vinden waardoor hij de senator uit Alaska kon pakken en manipuleren. Dat was allemaal prachtig. Maar toch was de commissie er gevaarlijk dicht bij in de buurt gekomen. Ze hadden Guiseppi Corsi opgeroepen voor de inleidende ondervraging. De raadsman van de commissie: 'Dr. Corsi, volgens onze gegevens vond uw laatste gesprek met senator Wagoner plaats in de winter van 2031. Hebt u toen met hem over het Jupiter project gesproken?' Corsi: 'Hoe had dat gemoeten? Het bestond toen niet eens.' Raadsman: 'Maar werd het op enigerlei wijze tegenover u ter sprake gebracht? Zei senator Wagoner ook iets over plannen die hij had om een dergelijk project op te zetten?' Corsi: 'Nee.' Raadsman: 'En u hebt het niet zelf aan senator Wagoner voorgesteld?' Corsi: 'Beslist niet. Het was een volslagen verrassing wat mij betrof, toen het later werd bekendgemaakt.' Raadsman: 'Maar ik veronderstel dat u nu weet wat het inhoudt.' Corsi: Ik weet alleen wat het grote publiek is verteld, namelijk dat we een brug bouwen op Jupiter. Het is een zeer kostbaar en ambitieus project en het doel is geheim. Meer niet.' Raadsman: 'U weet zeker dat u niet toevallig weet waar het voor dient?' Corsi: 'Als onderzoeksproject.' Raadsman: 'Ja, maar voor welk doel? U moet toch wel over aanwijzingen beschikken.' Corsi: Ik beschik over geen enkele aanwijzing en senator Wagoner heeft ze mij ook niet gegeven. De enige feiten die ik ken, zijn de zaken die ik in de kranten lees. Natuurlijk heb ik mijn eigen gevolgtrekkingen. Maar het enige wat ik weet is wat er wordt verklaard of gesuggereerd in de officiële bekendmakingen. En daar schijnt de indruk uit naar voren te komen dat de Brug dient voor onderzoekingen naar nieuwe wapens.' Raadsman: 'Maar u meent dat het misschien niet zo is?' Corsi: Ik... ik ben niet in een positie om regeringsprojecten te bespreken waarover mij niets bekend is.' Raadsman: 'U zou ons uw mening kunnen geven.' Corsi: 'Wanneer u mijn mening als deskundige wilt hebben dan zal ik mijn staf dit onderwerp laten bestuderen en u laten weten wat een dergelijke mening u zou moeten kosten.' Senator Billings: 'Dr. Corsi, moeten we daaruit opmaken dat u weigert de vraag te beantwoorden? In het licht van uw verleden lijkt het me toch verstandiger...' Corsi: Ik heb niet geweigerd antwoord te geven, senator. Voor een deel verdien ik mijn boterham met het geven van adviezen. Wanneer de regering in die capaciteit van mij gebruik wenst te maken, dan heb ik het recht te verlangen dat ik daarvoor betaald word. U hebt het recht niet mij van mijn broodwinning, of enig deel daarvan, te beroven.' Senator Croft: 'De regering heeft zich enige tijd geleden al uitgesproken over het gebruik maken van de diensten van dr. Corsi. En zeer terecht, naar mijn mening...' Corsi: 'Dat staat de regering vrij.' Senator Croft: '...maat u wordt nu ondervraagd door de Senaat van de Verenigde Staten. Als u weigert antwoord te geven, kunt u wegens belediging van de Senaat worden gearresteerd.' Corsi: 'Als ik weiger u mijn mening te geven?' Raadsman: 'Neemt u me niet kwalijk senator Croft, maar de getuige mag weigeren zijn mening te geven, of zijn mening voor zich houden tot betaling in het vooruitzicht is gesteld. Hij kan uitsluitend worden aangeklaagd voor belediging van de Senaat wanneer hij weigert gewag te maken van de feiten zoals die hem bekend zijn.' Senator Croft: 'Goed, laten we dan eens met feiten komen en er niet zo omheen draaien.' Raadsman: 'Dr. Corsi, is er gedurende uw laatste ontmoeting met senator Wagoner iets gezegd dat enig verband zou kunnen houden met het Jupiter project?' Corsi: 'Ja, dat is zo. Maar alleen in negatieve zin. Ik heb hem een dergelijk project afgeraden. Met grote nadruk, als ik me wel herinner.' Raadsman: Ik meen dat u zojuist hebt gezegd dat er niet over de Brug is gesproken.' Corsi: 'Dat is ook zo. Senator Wagoner en ik spraken over onderzoeksmethoden in het algemeen. Ik zei hem toen dat projecten in de orde van grootte als nu de Brug, niet meer vruchtbaar konden zijn.' Senator Billings: 'Hebt u senator Wagoner iets gerekend voor die mening, dr. Corsi?' Corsi: 'Nee, senator. Soms doe ik dat niet.' Senator Billings: 'Misschien had u dat beter wel kunnen doen. Wagoner schijnt uw gratis advies niet te hebben opgevolgd.' Senator Croft: 'Misschien keek hij waar het vandaan kwam.' Corsi: 'Een advies is geen verplichting. Ik heb hem op dat moment naar beste weten geadviseerd. Wat hij ermee deed moest hij weten.' Raadsman: 'Kunt u ons vertellen of dit nog steeds uw mening is? Dat onderzoeksprojecten in de orde van grootte van de Brug "niet meer vruchtbaar zijn" als ik me uw woorden wel herinner?' Corsi: 'Dat is nog steeds mijn mening.' Senator Billings: 'En die geeft u ons gratis...?' Corsi: 'Het is de mening van elke wetenschapsman die ik ken. U had hem gratis voor niks kunnen krijgen van de mensen die voor u werken. Ik ben niet zo onverstandig dat ik geld vraag voor wat algemeen bekend is.' Het was op het randje geweest. Misschien, bedacht Wagoner, had Corsi zich toch nog dat werkelijk cruciale ogenblik in hun gesprek herinnerd en had hij besloten dat niet aan de subcommissie te onthullen. Maar het was waarschijnlijker dat die paar woorden die Corsi had laten vallen, toen hij bij de geblindeerde vensters van zijn appartement stond, niet in zijn geheugen waren blijven hangen, zoals wel bij Wagoner. Aan de andere kant moest Corsi nu toch wel weten waar de Brug voor diende, al was het maar gedeeltelijk. Hij zou zich toch zeker dat deel van hun gesprek herinneren waarin ze het over zwaartekracht hadden gehad. Hij moest nu inmiddels, doorredenerende op basis van die woorden, de moeilijke logische weg tot aan de Brug gevolgd hebben, want tenslotte was de Brug niet zo moeilijk te doorgronden voor een verstand als dat van Corsi. Maar hij had er niets over gezegd. Dat zwijgen had de doorslag gegeven. Wagoner vroeg zich af of het hem ooit nog mogelijk zou zijn de oude geleerde zijn dankbaarheid te tonen. Niet nu. Nooit waarschijnlijk. De pijn en verbijstering in Corsi's gedachten kwamen duidelijk naar voren in wat hij had gezegd, ondanks de kilte van de officiële notulen. Wagoner zou die gevoelens zo graag willen wegnemen. Maar dat kon niet. Hij kon slechts hopen dat Corsi het geheel zou zien en bevatten wanneer het ogenblik daar was. De bladzijde met Corsi werd omgeslagen. Nu was er een volgende vraag waarop hij antwoord wilde hebben. Stond er ergens in die zestienhonderd gestencilde bladzijden van het rapport een aanwijzing dat de Brug niet volledig was zonder wat er omging bij Jno. Pfitzner & Zonen...? Nee, nergens. Wagoner liet het rapport zakken met een zucht van verlichting, die hij zich nauwelijks bewust was. Dat was dat. Hij legde het rapport af en greep in zijn bakje inkomende post naar het dossier over Paige Russell, kolonel bij de Dienst Ruimtevaart, dat net een week geleden door Pfitzner was opgestuurd. Hij was moe, en hij wilde niet een medemens voor de rest van zijn leven ergens toe veroordelen... maar hij had deze post zelf willen hebben en nu moest hij wel. Bliss Wagoner was niet voor generaal in de wieg gelegd. Als god was hij nog minder geschikt.
Vijf: New York
De verschijnselen die de zieltheorie oorspronkelijk trachtte te verklaren, staan nog. Homo sapiens verschilt inderdaad in sommige opzichten van andere diersoorten. Maar wanneer de biologische eigenaardigheden van de mens en de consequenties daarvan helder worden uiteengezet, blijken de 'moraal', de 'ziel' en de 'onsterfelijkheid' van de mens voor een zuiver naturalistische formulering en inzicht toegankelijk... De 'onsterfelijkheid' van de mens bestaat (voor zover die afwijkt van de onsterfelijkheid van het kiemplasma van elke ander diersoort) uit tijdoverschrijdende onderling gedeelde waarden, stelsels van symbolen, talen en culturen, en anders niet. WESTON LA BARRE
Paige had er, tijdens het ontbijt in de gelagkamer van het Tehuis voor Ruimtevaarders, niet veel langer dan de 10 seconden van Anne voor nodig om te besluiten dat hij straks naar de fabriek van Pfitzner terug zou gaan om zijn verontschuldigingen aan te bieden. Hij begreep niet goed waarom hun afspraak zo catastrofaal verlopen was, maar van één ding was hij vrijwel zeker: het fiasco had iets te maken gehad met het feit dat zijn manieren in de ruimte hopeloos verroest waren en als er wat goed te maken viel, was hij degene die er iets aan moest doen. En nu hij er zo boven zijn koud geworden ei over nadacht, was het overduidelijk. Met zijn laatste vragen had hij de breekbare schaal van de avond vergruizeld en de inhoud dwars over het restauranttafeltje gegooid. Hij was uit de min of meer veilige baarmoeder van technische details gestapt en was begonnen de ethiek die Anne erop nahield aan te vallen, althans dat had hij geïmpliceerd, eerst al door zo duidelijk zijn reactie te laten blijken op de zaak van die proefkinderen, en toen door zo door te gaan over haar abnormale verknochtheid aan het bedrijf. In deze wereld, deze Aarde van verkruimelend geloof, trok je iemands ethiek niet in twijfel zonder dat het je opbrak. Die ethiek had, wanneer je die al eens ergens aantrof, de aanhanger al zoveel pijn en moeite gekost dat die geen nieuw gewetensonderzoek meer kon verdragen. Vroeger sprak het geloof vanzelf, tegenwoordig was het iets van wanhoop. Mensen die nog geloof bezaten, die het zich opgebouwd hadden, met stukken en brokken en scherven, wilden het alleen maar uit alle macht behouden. Maar waarom hij de zaak tegenover Anne Abbott recht wilde zetten, dat was Paige veel minder duidelijk. Zijn verlof vloog voorbij terwijl hij maar zo'n beetje pas op de plaats maakte, vooral als hij het vergeleek met de wanhopige maatstaf die hij tijdens zijn laatste twee verloven had aangelegd, de twee nadat zijn huwelijk kapot was gevallen en hij weer alleen was. Wanneer dit verlof voorbij zou zijn, dan bestond er een goeie kans dat hij op station Proserpina gestationeerd zou worden; het was nu bijna gereed en het was kandidaat voor de titel van meest afgelegen uithoek van het zonnestelsel. Mits natuurlijk geen elfde planeet werd ontdekt. Maar toch zou hij zo dadelijk naar Pfitzner gaan, naar de pittoreske Bronx, om zich uit te leven tussen de wetenschapslieden en zakenlui, de hoge pieten van de regering en een meisje met een ijzige stem en een figuur als een strijkplank, om rond te hangen in de receptie met uitzicht op de geinige staalgravures van de stichters van het bedrijf, en opgevrolijkt door een motto dat al dan niet Dyonisisch kon blijken te zijn, als hij het maar had kunnen lezen. Prachtig. Fantastisch. Als hij het slim aanpakte zou hij een paar leuke herinneringen met zich meenemen als hij zijn dienst op Proserpina begon. Misschien zou de vicepresident export wel zo intiem met hem worden dat hij 'Hal' mocht zeggen. Of 'dikkerdje'. Wie weet. Misschien was het alles bij elkaar toch een kwestie van godsdienstig gevoel. Net als ieder ander, zo dacht Paige, was hij nog steeds op zoek naar iets dat groter was dan hijzelf, groter dan het gezin, het leger, het huwelijk, het vaderschap, groter dan de ruimte zelf, of de kroegentochten en de dwangmatige en betekenisloze seksuele krampen van een ruimtevaarder met verlof. Het project bij Pfitzner had kennelijk, door al die geheimzinnigheid en die mensenliefde, die kwetsbare snaar binnenin hem weer eens geraakt. De toewijding van Anne Abbott was alleen maar de toetssteen, de sleutel... Nee, hij kon er het juiste woord niet voor vinden, maar op een of andere manier paste haar instelling precies in die gapende wonde plek in zijn ziel als... ja, dat was het: als een stukje uit een puzzel. En ook wilde hij zo graag die stralende glimlach weer zien. Omdat haar bureau dwars stond, was zij de eerste die hij zag toen hij de receptie bij Pfitzner binnenkwam. Ze keek nog vreemder dan hij had gedacht, en ze leek hem wel stiekem iets te willen beduiden, met een gebaar alsof ze met gespreide vingers stof van haar bureau naar hem toe probeerde te vegen. Hij kwam een paar stappen de kamer in, steeds langzamer, bleef ten slotte staan. Hij snapte er niets meer van. Er stond iemand op van een stoel die hij vanaf de deur niet had kunnen zien, en deze persoon kwam schuins op hem afgelopen. De zachte stappen op het kleed en de vreemde gedrongen houding van de gestalte in Paige's ooghoek maakten een onplezierige achterbakse indruk. Paige draaide zich om en balde onbewust zijn vuisten. 'Hebben we deze officier niet eens eerder gezien, juffrouw Abbott? Wat heeft hij hier dan wel te zoeken?' De man die zo grijpgraag in elkaar dook was Francis X. MacHinery. Wanneer hij zich niet in zijn absurde houding wrong, en dat was alleen zijn standje aanklacht, zag MacHinery er op en top uit als een telg uit een ononderbroken tak van Bostonse aristocraten wat hij ook was. Hoewel hij niet lang was, toonde hij erg mager, terwijl zijn haar al vanaf zijn zesentwintigste wit was, waardoor hij de indruk maakte van koele wijsheid, nog ondersteund door zijn haviksneus en zijn hoge jukbeenderen. Hij had de FBI geërfd van zijn grootvader die op een of andere manier de toenmalige president, een verbijsterend populaire en actieve figuur, die overliep van charisma maar wiens denkwerk niet noemenswaard was had weten te overtuigen dat een zo belangrijke bestuurlijke post niet aan de toevallige benoemingspolitiek van zijn opvolgers mocht worden toevertrouwd maar liever van vader op zoon moest worden doorgegeven, als een erfelijk ambt. Erfelijke posities hebben de neiging na verloop van tijd af te zakken tot een loze functie, aangezien er maar één zwakke schakel in de opvolging hoefde te zitten om de belangrijkheid van het ambt de wereld uit te helpen, maar dat was bij de MacHinery's nog niet gebeurd. De huidige ambtsdrager had zijn grootvader zelfs nog het een en ander kunnen bijbrengen. MacHinery was zo listig als een marter en was al ettelijke keren keurig op zijn pootjes terechtgekomen, ondanks de politieke rampen die zijn tegenstanders hem hadden bereid. En hij bezat, zoals Paige nu ontdekte, echte gemene frettenoogjes. 'Juffrouw Abbott?!' 'Kolonel Russell is hier gisteren geweest,' zei Anne. 'Misschien dat u hem toen gezien hebt.' De klapdeur ging open en Horsefield en Gunn kwamen binnen. MacHinery besteedde aan hen geen enkele aandacht. Hij vroeg: 'Je naam, man.' Ik ben ruimtevaarder,' zei Paige stijf. 'Kolonel Paige Russell. Dienst Ruimtevaart.' 'Wat doe je hier?' Ik ben met verlof.' 'Zou je de vraag misschien willen beantwoorden?' vroeg MacHinery. Paige ontdekte dat hij hem niet aankeek, maar naar iets over zijn schouder tuurde, alsof hij helemaal geen aandacht voor het gesprek had. 'Wat doe je hier bij Pfitzner?' Ik ben toevallig verliefd op juffrouw Abbott,' zei Paige op scherpe toon en tot zijn eigen volstrekte verbijstering. Ik kwam om haar te spreken. We hebben gisteravond ruzie gemaakt en ik wilde mijn verontschuldigingen aanbieden. Meer niet.' Anne was overeind geschoten achter haar bureau alsof er iemand een gordijnroe door haar rug had gestoken; ze keek Paige aan met een paar vurige ogen en een star, onleesbaar gezicht. Zelfs Gunns mond zakte er een eindje van open; hij keek eerst naar Anne en toen naar Paige, alsof hij er plotseling niet meer zeker van was of hij ze wel eerder gezien had. Maar MacHinery wierp één snelle blik op Anne terwijl zijn ogen tot ondoorzichtig groen glas leken te verstarren. Ik ben absoluut niet in je privéleven geïnteresseerd,' zei hij op een toon die hevige verveeldheid uitdrukte. Ik zal de vraag anders stellen, zodat er geen excuus kan bestaan om er omheen te draaien. Waarom ben je in eerste instantie naar Pfitzner toegekomen? Wat heb je te maken bij Pfitzner, man?' Paige koos zijn woorden met zorg. Het maakte natuurlijk toch weinig uit wat hij zei, als MacHinery zich eenmaal voor hem begon te interesseren; een beschuldiging door de FBI had bijna kracht van wet. Het hing er helemaal van af of hij zich zo kon gedragen dat MacHinery geen belang in hem zou zien, een tactiek waarin hij, gelukkig, tot op dat ogenblik niet beter geschoold was dan de doorsnee ruimtevaarder. Hij zei: Ik had wat grondmonsters meegebracht uit het stelsel van Jupiter. Pfitzner vroeg me erom, het maakt deel uit van hun onderzoeksprogramma.' 'En gisteren heb je de monsters gebracht, zei je.' 'Nee, dat heb ik u niet gezegd, maar het is zo. Ik heb ze gisteren hier afgegeven.' 'En vandaag breng je alweer monsters langs, zie ik.' MacHinery priemde met zijn kin over zijn schouder in de richting van Horsefield wiens gezicht op slag verstard was, zodra hij tekenen was gaan vertonen dat hij begreep wat er gaande was. 'Wat is dat, Horsefield? Is dat een van uw mannetjes, waar u me nog niet over hebt ingelicht?' 'Nee,' zei Horsefield, maar met een vreemde vragende klank aan het eind, alsof hij niet van plan was iets te ontkennen wat hij later misschien zou moeten bevestigen. Ik heb hem gisteren geloof ik gezien. Voor het eerst, voor zover ik weet.' 'Juist. En maakt deze man volgens u, generaal, deel uit van de legerwaarnemers die aan het project zijn toegevoegd?' 'Dat kan ik niet met zekerheid zeggen,' zei Horsefield en zijn stem klonk een stuk beslister nu hij twijfel uit kon spreken. 'Dat zou ik aan mijn assistent moeten vragen. Misschien is het een nieuwe uit de groep van Alsos. Maar het is niet een van mijn mensen, dat beweert hij toch niet, wel?' 'Gunn, wat is dit voor iemand? Hebben jullie hem aangenomen zonder het met mij op te nemen? Heeft hij een betrouwbaarheidsonderzoek gehad?' 'Ja, in zekere zin wel, maar dat was helemaal niet nodig,' zei Gunn. 'Hij vergaart alleen monsters voor ons, hij neemt geen deel aan het onderzoek, en hij is niet officieel uitgeleend of zo. De buitenwerkers zijn allemaal vrijwilligers, dat wist u toch.' MacHinery's wenkbrauwen trokken steeds verder samen. Nog een paar vragen en hij zou genoeg materiaal hebben om een arrestatie te verrichten en sensatie te maken, dat wist zelfs Paige uit de weinige kranten die hem in de ruimte bereikten. Een sensatie die Pfitzner aan de schandpaal zou nagelen, die alle burgers die voor Pfitzner werkten kapot zou maken, die een lange reeks onderzoeken van de krijgsraad in gang zou zetten voor de militaire waarnemers, die de politici die deze research hadden gesteund zou breken en het plakboek van MacHinery weer ettelijke centimeters dikker zou maken met krantenknipsels over hemzelf. Dat laatste was feitelijk het enige waar MacHinery in geïnteresseerd was; dat het project eraan te gronde zou gaan was een neveneffect waar hij, hoewel het onvermijdelijk zou zijn, niet de minste belangstelling voor had. 'Neem me niet kwalijk, meneer Gunn,' zei Ann rustig. 'Ik geloof dat u toch niet zo goed op de hoogte bent met de status van kolonel Russell als ik. Hij is net teruggekeerd uit de ruimte en zijn veiligheidsbeoordeling zit al jaren in de klasse "permanent goedkeurd". Hij is niet een van onze gebruikelijke verzamelaars.' 'O ja,' zei Gunn. 'Dat was ik vergeten, maar nu u het zegt, dat is zo.' Aangezien dat laatste inderdaad waar was, maar ook nergens op sloeg, begreep Paige niet waarom Gunn daar zo enthousiast mee instemde. Dacht hij dat Anne probeerde tijd te winnen? 'Kolonel Russell,' vervolgde Anne met vaste stem, 'is planetair ecoloog met als specialisatie de manen. Hij heeft belangrijk werk voor ons verricht. In de ruimte kent men hem goed en hij heeft veel vrienden bij de Brugbemanning en ook elders. Dat is toch juist, kolonel Russell?' Ik ken de meeste mensen van de Brug, ja,' beaamde Paige, maar zijn bevestiging was nauwelijks hoorbaar. Wat Anne daar vertelde was gewoon een dikke vette leugen, en liegen tegen MacHinery betekende dat je op de kortst mogelijke termijn werd afgevoerd. Alleen MacHinery had het voorrecht om te mogen liegen, zijn getuigen nooit. 'De monsters die kolonel Russell ons gisteren gebracht heeft, bevatten zeer belangrijk materiaal,' zei Anne. 'Daarom heb ik hem gevraagd terug te komen, want we hebben zijn advies nodig. En als zijn monsters inderdaad zo belangrijk zijn als het er nu naar uitziet, dan zullen ze de belastingbetalers een hoop geld besparen, mogelijk kunnen we dankzij deze monsters ons project lang voor de geplande datum al afsluiten. Maar wil dat mogelijk zijn, dan zal kolonel Russell de laatste stadia van het werk persoonlijk moeten begeleiden; hij is de enige die de microflora van de satellieten van Jupiter goed genoeg kent om de resultaten te interpreteren.' MacHinery blikte twijfelend over Paige's schouder. Het viel niet uit te maken of hij er een woord van gehoord had. Maar het was niettemin duidelijk dat Anne haar argumenten met zorg had uitgekozen, want als MacHinery al een zwakke plek had, dan waren dat de gigantische kosten van zijn onophoudelijke en overlappende onderzoeken. De laatste tijd was hij al bijna even gevaarlijk geworden op het punt van ambtelijke verkwisting, als vanouds op het stuk van subversieve elementen. 'Er is hier duidelijk iets niet in de haak,' zei hij ten slotte. 'Want als dat allemaal zo is, waarom vertelde deze man hier dan aanvankelijk een heel ander verhaaltje?' 'Misschien omdat dat toevallig óók waar was,' zei Paige op scherpe toon. MacHinery negeerde hem. 'We zullen de dossiers natrekken en als wie iets willen weten bellen we wel. Horsefield, ga mee.' De generaal volgde hem met kaarsrechte rug na een kwade blik op Paige die absoluut niet gemeend leek, en een overdreven knipoog naar Anne. Zodra de buitendeur achter het tweetal gesloten was leek de receptie te ontploffen. Gunn keerde zich om naar Anne met een razendsnelle beweging die, verbazingwekkend voor zo'n vriendelijke kerel, aan een tijger deed denken. Anne was al opgestaan vanachter haar bureau en haar gezicht was vertrokken van woede en haat. Tegelijk begonnen ze te schreeuwen. 'Zie je nou wat je aangehaald hebt met je vervloekte nieuwsgierigheid...' 'Waarom moest je in vredesnaam zo'n wild verhaal ophangen tegen MacHinery...' '...zelfs een ruimtevaarder moest toch zo verstandig zijn om niet bij defensieprojecten rond te hangen...' '...je weet net zo goed als ik dat die monsters van Ganymedes niks waard zijn...' '...met dat gespioneer van jou heb je ons waarschijnlijk de hele subsidie door onze neus geboord...' '...we hebben nog nooit iemand bij het project gehad met "permanent goedgekeurd"...' '... nou, j e kan tevreden zijn......ik had je toch wijzer willen hebben, ondertussen...' 'Koppen dicht!' brulde Paige er dwars doorheen met zijn authentieke commandostem. Hij had hem in de ruimte nooit hoeven gebruiken, maar nu kwam hij goed van pas. Samen stonden ze hem aan te gapen met hun mond onzindelijk half open en hun gezichten zo wit als melk. 'Jullie gedragen je als een stel kippen zonder kop, allebei! Het spijt me als ik jullie moeilijkheden heb bezorgd, maar ik heb Anne niet verzocht om voor mij te gaan liegen, en ik heb jou ook niet gevraagd om dat goed te vinden, Gunn! Misschien doen jullie er beter aan op te houden met elkaar beschuldigingen naar het hoofd te slingeren, en eens flink te gaan nadenken. Ik zal mijn best doen, voor zover je daar wat aan hebt, maar niet als jullie tegen mekaar, en tegen mij gaan staan schreeuwen en janken!' Het meisje trok haar lippen op en gaf hem een grauw, de allereerste keer dat hij een mens iets dergelijks in het echt had zien doen. Maar ze ging zitten, terwijl ze haar vlekkerig rode wangen afpoetste met een papieren zakdoekje. Gunn keek naar de grond en stond even luidruchtig na te hijgen terwijl hij zijn handpalmen plechtig samenvouwde voor zijn witte lippen. Ik ben het met je eens,' zei Gunn even later, zo kalm alsof er niets was voorgevallen. 'We zullen aan de slag moeten, en snel. Anne, wil je me asjeblieft vertellen waarom het nodig was om te beweren dat kolonel Russell essentieel is voor het project? Ik beschuldig je nergens van, maar we moeten alle feiten op tafel hebben.' Ik ben gisteravond wezen dineren met kolonel Russell,' zei Anne. Ik ben toen een beetje loslippig geweest. Aan het eind van de avond kregen we een woordenwisseling die waarschijnlijk door minstens twee van MacHinery's amateurspeurders is afgeluisterd. Ik moest liegen, niet alleen om kolonel Russell te beschermen, maar ook mezelf.' 'Maar je hebt een luistervink! Als je toch wist dat je afgeluisterd zou worden...' 'Dat wist ik maar al te goed, maar ik heb mijn zelfbeheersing verloren. Je weet hoe dat gaat.' Het kwam er allemaal zo gevoelloos uit als een bandopname. In deze bewoordingen leek het Paige alsof het iets was dat heel iemand anders was overkomen, iemand die hij nooit ontmoet had en van wier naam hij niet eens zeker was. Alleen het feit dat de ogen van Anne rood waren van woede en van het huilen, sloeg een zekere brug tussen het koele relaas en de geladen herinnering. 'Ja, dat is beroerd,' zei Gunn nadenkend. 'Russell, ken je echt mensen van de Brug?' 'Sommige ken ik vrij goed. Charity Dillon vooral, ik ben tenslotte een tijdje in het Jupiterstelsel gestationeerd geweest. Maar als MacHinery gaat controleren, komt hij erachter dat ik geen enkele officiële band heb met de Brug.' 'Mooi, mooi,' zei Gunn wiens gezicht begon op te klaren. 'Dan moet MacHinery zijn onderzoek uitbreiden naar de Brug, en dat verzwakt zijn aandacht natuurlijk vanuit Pfitzner gezien, we winnen er tijd mee, hoewel het me spijt voor de Brugbemanning. De Brug en Pfitzner samen verdacht, ja, dat is zelfs voor MacHinery een te grote hap om in één keer door te slikken, daar doet hij maanden over. Bovendien is de Brug een geliefkoosd project van senator Wagoner en dan moet hij voorzichtig zijn; hij kan Wagoners reputatie niet zo makkelijk om zeep helpen als die van sommige andere senatoren. Hmmm. De vraag is nu, wat gaan we met onze tijd doen?' 'Als jij jezelf kalmeert, dan doe je het wel grondig, zeg,' zei Paige met een wrange grijns. Ik ben verkoper,' zei Gunn. 'Misschien wat creatiever dan normaal, maar in m'n hart ben ik een verkoper. En als verkoper moet je je humeur aan de omstandigheden aanpassen, net als toneelspelers. Maar wat nou die monsters betreft...' 'Ja, dat had ik er niet bovenop moeten doen,' zei Anne. Ik ben bang dat ik me daar vergaloppeerd heb.' 'Integendeel, het is misschien onze enige uitweg nog. MacHinery is een zogenaamde praktische figuur. Bij hem tellen alleen resultaten. Dus als we nu eens de monsters van Russell uit de normale testroutine lichten en ze direct verwerken, met een speciale opdracht aan de mensen om iets te vinden wat maar enigszins aardig lijkt.' 'Die mensen zullen heus geen sprookjes verzinnen,' zei Anne meteen somber gezicht. 'Lieve Anne, wie had het nou over verzinnen? Bijna iedere zending monsters bevat wel een organisme dat van enig belang is, ook al zal het niet goed genoeg zijn om bij onze stercultures te belanden. Snap je? MacHinery laat zich lijmen met resultaten, als we hem maar wat kunnen laten zien, ook al zijn die resultaten mogelijk geworden dankzij een onbevoegd persoon. Anders zou hij een commissie van deskundigen eraan moeten zetten om de uitslag te evalueren en dat kost hem geld. Dit hangt natuurlijk helemaal af van de uitslag, hebben we resultaten of niet tegen de tijd dat MacHinery erachter is dat Russell inderdaad onbevoegd is?' 'Ja, en nog iets,' zei Anne. 'Als we waar willen maken wat ik tegen MacHinery heb gezegd, moeten we Russell omvormen tot een geloofwaardig planetair ecoloog, en hem dan ook vertellen waar het Pfitzner project om draait.' Even versomberde Gunns gezicht. 'Anne,' zei hij, 'zie je nou in wat voor lelijke positie die fatsoensridder ons heeft gewerkt? Om onze legitieme belangen te beschermen tegen onze eigen overheid, zullen we zo dadelijk een zeer ernstige inbreuk moeten plegen op onze geheimhoudingspolitiek. En dat zou nooit gebeurd zijn als MacHinery zich niet altijd overal mee bemoeide.' 'Volkomen waar,' zei Anne, maar haar gezicht stond erg strak. Ze hield zich in, dacht Paige. Misschien had ze wel plezier in Gunns ongemak; hij was nu niet het type dat je van onbetrouwbaarheid of loslippigheid zou verdenken. 'Russell, er bestaat niet toevallig een kansje dat je echt planetair ecoloog bent? De meeste ruimtevaarders met een rang als de jouwe zijn meestal ook afgestudeerd ergens in.' 'Nee, dat spijt me,' zei Paige. 'Mijn vak is ballistiek.' 'Nou ja, in elk geval weet je iets van de planeten af. Anne, ik stel voor dat jij hem verder onder je hoede neemt. Ik moet nu even snel het een en ander onderspitten. Jouw vader is misschien wel de beste figuur om Russell op de hoogte te brengen. En Russell, wil je er goed aan denken dat van nu af aan elk brokje informatie dat je in dit bedrijf opdoet, de oorzaak kan zijn dat de informant wordt gevangen genomen of geëxecuteerd als MacHinery er ook achter komt?' Ik houd mijn mond stijf dicht,' zei Paige. 'Deze toestand is voor een deel aan mij te wijten en ik ben bereid om alles te doen wat ik kan, ik heb altijd al last van nieuwsgierigheid gehad. Maar er is nog iets dat je moet weten, Gunn.' 'En dat is?' 'Dat de tijd waar je op schijnt te rekenen eenvoudig niet bestaat. Mijn verlof is over tien dagen afgelopen. Als jij denkt dat je binnen die tijd een planetair ecoloog van me kunt maken zal ik mijn best wel doen.' 'Slik,' deed Gunn. 'Anne, aan het werk.' Hij maakte dat hij weg kwam door de klapdeuren. Het tweetal keek elkaar een lang, stijf ogenblik aan en toen begon Anne te glimlachen. Paige voelde zich direct een ander mens. 'Is het echt waar, wat je net zei?' vroeg Anne bijna verlegen. 'Ja. Ik wist het zelf niet tot ik het er opeens uitflapte, maar het is waar. Het spijt me heel erg dat ik het op zo'n faliekant verkeerd moment moest zeggen; ik kwam alleen maar mijn verontschuldigingen aanbieden voor mijn aandeel in de ruzie van gisteravond. En nou heb ik een nog grotere pan gebakken peren op mijn geweten.' 'Ja, die nieuwsgierigheid van jou is wel je grootste talent, vind je niet?' zei ze en ze glimlachte weer. 'Je hebt nog geen twee dagen nodig gehad om erachter te komen wat je weten wilde, terwijl het toch zo ongeveer het strengst bewaakte geheim ter wereld is.' 'Maar ik weet het nog niet. Kun je het me hier vertellen of worden we hier afgeluisterd? Het meisje lachte. 'Dacht je dat Hal en ik elkaar zo hadden zitten uitfoeteren als er hier microfoons zaten? Nee, het is schoon hier, we lopen het elke dag na. Ik zal je de hoofdmoot vertellen, dan kan mijn vader je alle details geven. Waar het werkelijk om gaat, is dat het Pfitzner project niet alleen met de degeneratieve aandoeningen wil afrekenen, maar ook met het eindproduct van die zelfde aandoeningen. Wij zijn op zoek naar een remedie tegen de dood.' Paige liet zich langzaam in de dichtstbijzijnde stoel zakken. 'Dat kan volgens mij niet,' fluisterde hij ten slotte. 'Dat dachten we vroeger allemaal, Paige. Dat staat daar ook.' Ze wees naar het Duitse motto boven de klapdeuren.'
"Wider den Tod ist kein Krautlein gewachsen"
"Tegen de dood is geen kruid gewassen"
Dat was een natuurwet, dachten de oude Duitse herbalisten. Maar nu is het slechts een uitdaging. Ergens in de natuur bestaan er wel degelijk kruiden en remedies tegen de dood, en wij zullen die vinden.' Anne's vader leek een beetje verstrooid en bezorgd tegelijk, alleen al om het feit dat hij met Paige moest praten; desniettemin had hij er maar één dag voor nodig om de grondredenering achter het project zo levendig uiteen te zetten dat Paige hem kon bevatten. Gedurende de tweede dag hielp hij hier en daar in dat gedeelte van de Pfitzner laboratoria waar zijn grondmonsters werden uitgetest, voornamelijk met flessenspoelen en het maken van oplossingen, en leerde hij de achterliggende gedachte beter kennen, zodat hij er zelf een versie van probeerde te formuleren. Die avond probeerde hij hem aan het diner op Anne uit. 'Het is allemaal afhankelijk van de manier waarop je veronderstelt dat antibiotica werken,' zei hij, terwijl ze toeluisterde met een aandacht die net niet spottend was. 'Wat doet een antibioticum voor het organisme dat het voortbrengt? We gingen ervan uit dat een organisme antibioticum afscheidt om concurrerende organismen te remmen of te doden, hoewel we nooit hebben kunnen aantonen dat in het natuurlijk milieu van het organisme, de aarde dus, inderdaad voldoende antibioticum wordt geproduceerd voor dat doel. Met andere woorden, we gingen ervan uit: hoe breder het werkingsgebied van een antibioticum, des te minder concurrentie zou het organisme hebben dat het voortbracht.' 'Pas op voor teleologisch denken,' zei Anne. 'We zeiden niet dat dat de reden was dat de stof wordt afgescheiden; dat is alleen het gevolg ervan. De functie, en niet het doel.' 'Ja, terecht. Maar hier hebben we dus een scheidslijn in ons denken betreffende de antibiotica. Wat is namelijk een antibioticum ten opzichte van het organisme dat het doodt? Vergif natuurlijk, een toxine. Maar sommige bacteriën hebben een natuurlijke weerstand tegen een bepaald antibioticum en door middel van, hoe noemde je vader dat ook weer? Kloonvariatie en selectie, kunnen de cellen met weerstand de overhand krijgen in een celkolonie. Het is evenzeer duidelijk dat de cellen die de weerstand bezitten iets zullen moeten produceren, een antitoxine dus. Als voorbeeld hebben we de bacterie die penicillinase voortbrengt, een enzym dat penicilline afbreekt. Voor die bacteriën is penicilline een toxine en penicillinase een antitoxine, dat klopt toch hè?' 'Als een bus. Ga door, Paige.' 'Dan voegen we daar nog een derde feit aan toe, namelijk dat penicilline en tetracycline niet alleen antibiotica zijn, waardoor ze een toxische werking hebben op vele bacteriën, maar tevens antitoxinen. Beide neutraliseren ze het toxine dat verantwoordelijk is voor zwangerschapstoxicose. Goed, tetracycline is een breedspectrum antibioticum; bestaat er dan ook misschien een breedspectrum antitoxine? Is de weerstand tegen tetracycline die vele verschillende soorten bacteriën kunnen ontwikkelen dan ontleend aan een enkele tegenstof ? Het antwoord is, naar wij nu weten: ja. We hebben daarnaast nog een ander soort breedspectrum antitoxine gevonden, en wel een dat het organisme tegen een grote verscheidenheid van antibiotica beschermt. Ik heb me laten vertellen dat het een heel nieuw terrein van onderzoek is, en dat we nog pas het eerste tipje van de sluier hebben opgelicht. En dus moeten we een breedspectrum antitoxine zien te vinden dat de werking teniet doet van de toxinen die zich in het menselijk lichaam ophopen wanneer de groei ophoudt, zoals penicilline en tetracycline dat zwangerschapstoxine te lijf gaan, en dan hebben we ons automatisch wonderwapen tegen de degeneratieve aandoeningen. Pfitzner heeft zo'n antitoxine al gevonden en het heet ascomycine... Goed gedaan?' voegde hij er ongerust aan toe nadat hij adem had gehapt. 'Prachtig. Het is misschien een beetje te ingedikt voor MacHinery, maar dat is misschien wel zo goed, hij gelooft het waarschijnlijk niet als hij echt zou begrijpen. Maar het zou misschien beter zijn als je je toch nog een beetje meer op de vlakte houdt wanneer je met hem praat.' Het meisje had haar poederdoos weer gepakt en tuurde er aandachtig naar. 'Maar je hebt nu alleen nog maar de degeneratieve aandoeningen behandeld en dat is in feite alleen de achtergrond. Vertel me nu maar over onze rechtstreekse aanslag op de dood.' Paige keek naar de poederdoos en toen naar het meisje, maar haar gezichtsuitdrukking was zo gekunsteld dat hij er niet veel uit kon opmaken. Hij zei langzaam: 'Daar wil ik wel op doorgaan als jij dat wilt. Maar je vader heeft me verteld dat dat element van jullie werk zelfs de regering niet bekend was. Mag ik daar wel over praten, zomaar in een restaurant?' Anne draaide het kleine metalen doosje om, en hij zag dat het in werkelijkheid een soort meter was. De naald was trillend in beweging, maar bleef rond het nulpunt hangen. 'Er is geen microfoon dicht genoeg in de buurt om op te vangen wat je zegt,' zei Anne terwijl ze het apparaat dichtknipte en in haar tasje terugstopte. 'Ga door.' 'Goed. Je moet me een andere keer maar eens uitleggen waarom je je die keer hebt laten verleiden ruzie met me te maken, terwijl je toch de hele tijd je luistervink bij je had, maar nu heb ik het te druk met voor planetair ecoloog te spelen. Het slop waar de onderzoekers in terechtkwamen begon rond 1952, met een anatoom genaamd Lansing. Hij was de eerste die aantoonde dat hoger georganiseerde dieren, hij werkte met raderdiertjes, een bepaald ouderdomstoxine afscheiden als onderdeel van hun normale groeiproces en dat ze dat doorgeven aan hun nageslacht. Hij kweekte een kleine vijftig generaties raderdiertjes uit net geslachtsrijpe moeders, waarbij in elke volgende generatie de levensduur langer werd. Hij wist hun natuurlijke levensduur op te voeren van gemiddeld 24 dagen tot gemiddeld 104 dagen. Daarna probeerde hij het proces in omgekeerde richting, door uitsluitend uit oude moeders te kweken, waardoor de levensduur van de laatste generatie ver beneden het natuurlijk gemiddelde kwam te liggen.' 'En nu,' zei Anne, 'weet je meer over die baby’s in ons lab dan ik je eerst vertelde, en meer dan je hoorde te weten. Het vondelingentehuis dat ze levert, specialiseert zich in onwettige kinderen van jeugdmisdadigsters, hoe jonger hoe liever.' 'Sorry Anne, maar daar krijg je mij niet meer mee op de kast. Ik weet nu dat die richting doodloopt. Fokken op een lange levensduur is bij mensen niet praktisch haalbaar; het enige wat die kinderen aan het project kunnen bijdragen, is een vergelijking van het doodstoxine gehalte in hun bloed op verschillende ogenblikken. Wat we nu moeten hebben, is iets wat veel directer werkt: een antitoxine dat het ouderdomstoxine in mensen afbreekt. We weten dat het ouderdomstoxine bij alle hoger georganiseerde dieren voorkomt. We weten dat het één enkele stof is, die zich duidelijk onderscheidt van de toxines die de degeneratieve aandoeningen veroorzaken. En we weten dat die stof kan worden geneutraliseerd. Toen de proefdieren ascomycine kregen toegediend vertoonden ze geen enkele degeneratieve aandoening maar toch stierven ze, ongeveer op hun gebruikelijke tijd, alsof ze bij hun geboorte als een soort wekker waren opgewonden. Hetgeen ook eigenlijk gebeurd was, namelijk door de hoeveelheid ouderdomstoxine die ze via hun moeder hadden gekregen. Wat we dus nu zoeken is geen antibioticum, een middel tegen het leven, maar een morticide, een middel dat de dood bestrijdt. En er zit haast achter, omdat de ascomycine feitelijk al aan de vereisten van ons ontwikkelingscontract met de regering voldoet. Zodra we de ascomycine in productie brengen, houdt de subsidie vrijwel op. Maar als we de ascomycine lang genoeg achter kunnen houden zodat de geldkraan open blijft staan, dan komt ons morticide er ook wel.' 'Bravo,' zei Anne. 'Je lijkt net vader. Ik wilde speciaal dat laatste punt van jou horen, Paige, omdat dat het allerbelangrijkste is, wat je nooit mag vergeten. Als er ook maar het minste vermoeden zou ontstaan dat we stelselmatig de lancering van ascomycine traineren dat we overheidsgelden gebruiken om iets te doen wat voor die overheid helemaal niet tot de mogelijkheden behoort, dan krijg je het gedonder in de glazen. We zijn nu zo dicht bij ons morticide; het zou toch een schrijnend onrecht zijn, niet alleen voor ons maar voor de hele mensheid, als we er nu mee op moesten houden.' 'Het doel heiligt de middelen,' mompelde Paige. In dit geval wel. Ik weet dat het vandaag de dag mode is om over alles geheimzinnig te doen, maar in dit geval zal geheimhouding op den duur aan alle mensen ten goede komen, dus die moet gehandhaafd blijven.' 'Ik houd het wel voor me,' zei Paige. Hij had het niet zozeer over het middel zelf, als wel over het sjoemelen met overheidsgeld, maar hij zag er het nut niet van in om dat nu op tafel te brengen. Wat die geheimhouding betrof, in de praktische uitvoerbaarheid daarvan geloofde hij helemaal niet, vooral nu hij met eigen ogen had gezien hoe dat wel werkte. Want in de twee dagen dat hij bij Pfitzner bezig was geweest, had hij al ontegenzeggelijk een spion aangetroffen in het hartje van het project.
Zes: Jupiter V
Barbaren echter, die niet door tradities van vijandschap verdeeld worden, vechten des te aanhoudender om voedsel en ruimte. Volkeren kunnen elkaar niet liefhebben, tenzij ze dezelfde ideeën aanhangen. GEORGE SANTAYANA
Drie gele lampjes die 'toestand kritiek' aangaven brandden op het lange groepscontrolepaneel toen Helmuth over het groepsdek naar zijn post terugliep. En allemaal dromden ze, zoals gebruikelijk, samen op paneel 9 waar Eva Chavez werkte. Eva was, ondanks haar zuidelijke naam, want dergelijke betitelingen betekenden tegenwoordig niets meer, in de eenvormig gemengde bevolking van het Westen, een vrij fors, min of meer blond meisje, dat een hartstocht koesterde voor de Brug. Helaas had ze de neiging zich mee te laten slepen door grootse, kosmische gedachten, net op het moment dat kille analyse en razendsnelle beslissingen van het grootste belang waren. Helmuth stak zijn hand over haar schouder, schakelde haar, behalve als waarnemer, geheel uit het circuit en zette de helm van de tweede bestuurder op. Het nieuwe, nog niet voltooide caisson op één van de drijvende schollen, kwam met een schok rondom hem tot leven. Golven ziedende waterstof sloegen wel tweehonderd meter tegen de schuine wanden op, een branding die nooit ging liggen en die in schuimflarden werd weggevaagd. Er zat een dof oranje plek vlak bij de noord helling van het caisson, die langzaam naar de onderrand van de dichtstbijzijnde spant toekroop. Katalyse..., of kanker. Helmuth kon er niets aan doen dat hij het zo noemde. Op dit bittere gewelddadige monster van een planeet waren zelfs de kleinste plekjes calciumcarbide moordend; het zelfde carbid dat eeuwen geleden gas produceerde voor rijtuiglantaarns. Met de windsnelheden die hier heersten boorden kleine deeltjes zich diep in elk voorwerp dat ze tegenkwamen, en onder een druk van bijna elfduizend kilo per vierkante centimeter, en de katalyserende werking van natrium, nam het onder druk gevormde ijs snel ammonia en kooldioxide op en bouwde er proteïneachtige moleculen mee die snel en verterend doorvraten:
Een ogenblik bleef Helmuth toezien hoe het groeide. Het was tenslotte één van de ongelooflijke mogelijkheden, ter bestudering waarvan de Brug was gebouwd. Op Aarde zou een dergelijke stof, als ze ooit al voor had kunnen komen, poreus zijn geworden en hard en sterk als de hoorn van een rinoceros. Maar hier waren de moleculen, onder een druk van bijna driemaal de zwaartekracht van de Aarde, gedwongen zich in streng alfatische volgorde te rangschikken; in dwarsdoorsnede gezien was hun opstelling echter hexagonaal alsof ze wel een aromatische verbinding had willen worden, als ze maar de kans kreeg. En in dwarsdoorsnede was het zelfs nog vrij sterk, maar langs de lengteas was het zacht als grafiet; de calcium en de zwavelatomen veranderden steeds van mening over wie van de twee nu het metaal zou zijn en lieten hun hogedruk greep op het ene koolstofatoom verslappen om hoopvol het volgende beet te pakken, of lieten zelf de hele zaak maar op zijn beloop waardoor ze werden opgenomen in een radicaal met een dubbele zwavelbinding, iets als cystine... Het was niet eens ver bezijden de waarheid als je het een vorm van kanker noemde. De verbinding scheen, van alles op Jupiter, nog het dichtst een vorm van leven te benaderen. Het groeide, het voedde zich, het plantte zich voort en het vertoonde iets van de karakteristieke structuur van Aardse virussen, zoals het tabaksmozaïekvirus. Natuurlijk groeide het aan de buitenzijde, door aanwas, zoals andere niet-levende kristalstructuren, in plaats van van binnenuit door intussusceptie, zoals een cel; maar dat was precies zoals virussen ook groeiden, althans in vitro. Maar het was geen materiaal om de pijlers van 's mensen meest kolossale bouwproject te schoren, dat stond wel vast. Misschien vormde het een uitstekende bouwstof voor de ribben van een Joviaanse kwal, maar in een brugcaisson was het een kankergezwel. Een schraaptoestel was bezig aan de rand van de wonde plek de invretende aminozuren weg te beitelen en er overheen een nieuw laagje ijs aan te brengen. En intussen vrat de ziekte zich dieper het caisson in. De schraper kon de kiem van de aantasting, en dat was niet het calciumcarbidstof, waarmee de dampkring onherstelbaar verzadigd was, maar een klein ingedrongen metallisch natriumvuiltje, dat geen deel aan de reactie had, onmogelijk snel genoeg opsporen om het te verwijderen. Het toestel kon de uitbreiding aan de oppervlakte al nauwelijks bijhouden. En nieuw ijs over een wond heen leggen had geen enkele zin, dat had Eva toch moeten weten. Als het zo doorging zou het caisson binnen het uur zijn doorgevreten en onder het gewicht van de Brug, die het torste, uitlopen als een pakje boter. Helmuth stuurde de nutteloze schraper naar boven terug. Zou hij het vlokje metaal uitboren? Nee, het had zich al te diep ingegraven, en waar was niet bekend. Snel riep hij twee boren omhoog vanuit de schollen, beneden, waar aanhoudende ontploffingen de fundering van het caisson steeds dieper in de twijfelachtige 'bodem' van Jupiter deden verzinken. Hij dreef de beide blinde vuur neuzige machines de aangevreten plek in. De bodem van de verkankering bleek al dertig meter diep te liggen in het immense blok ijs. Toch drukte Helmuth op zijn knop. De boren ontploften met een zware onzichtbare dreun, zoals hun bestemming ook was. Aan de buitenkant van het caisson verscheen een put. Een spant in de buurt kromde zich omhoog in de wind, poogde nog fladderend weerstand te bieden, boog verder door. Beroofd van zijn belangrijkste bevestigingspunt rukte de spant plotseling los en vloog buitelend de duisternis in. Een kort ogenblik werd hij scherp afgetekend tegen het licht van een onverwachte bliksemflits en zag Helmuth hem wegstuiven als een vleermuis met gescheurde vleugels, meegesleurd door een wervelstorm. De schraper scharrelde omlaag, de put in, en begon hem vanaf de bodem weer te vullen met ijs. Helmuth liet een nieuwe spant omlaag komen plus een peloton steigerbouwers. Het kostte tijd om een dergelijke ingrijpende schade te herstellen. Hij bleef kijken hoe de tornado grote brokken uit de rand van de schacht rukte, tot hij ervan overtuigd was dat de katalysekanker was bedwongen. Toen nam hij, voortijdig plotseling onzegbaar vermoeid, de helm af. De zinderende woede die Eva's brede en toch wel knappe gezicht als een masker verhulde, verbijsterde hem. 'Straks blaas je de hele Brug op,' zei ze op afgemeten toon, met de deur in huis vallend. Teder smoesje is er goed voor.' Beduusd, hulpeloos, wendde Helmuth zijn hoofd af, maar dat maakte het nog erger. Het bloeddoorlopen gezicht van Jupiter blikte gezwollen door het ronde venster, al net als op het dek van de voorman. En Eva en hij en de bemanning, en de hele satelliet v, waren bezig op Jupiter neer te storten; hun saaie ingepakte leventje op Jupiter V was volslagen onwerkelijk vergeleken met de vier uur die ze, elke gelijkvormige dag opnieuw, doorbrachten op het immer veranderende oppervlak van Jupiter. Elke nieuwe dag trok hun gedachten als stuurloze schepen dichter en dichter naar het bonte hellevuur toe. Want op geen andere manier kon je als mens op Jupiter V de reuzenplaneet bezien. Het was een ervaringsfeit dat ze allemaal kenden; planeten nemen nu eenmaal niet viervijfde van de hemel in beslag tenzij de waarnemer zich boven die planeet bevindt en bezig is om neer te storten, steeds sneller, sneller... Ik ben helemaal niet van zins de Brug op te blazen,' zei hij vermoeid. Ik wou dat het nou eens tot je doordrong dat ik ook wil dat de Brug blijft staan, al loop ik wat het project betreft niet zo met m'n hoofd in de wolken dat ik m'n werk laat versloffen. Dacht je soms dat die aangevreten plek vanzelf weg zou zijn gegaan omdat je er wat ijs overheen had gestreken? Wist je niet dat...' Verschillende gehelmde, gemaskerde hoofden in hun buurt draaiden zich blindelings om naar het geluid van zijn stem. Helmuth deed zijn mond dicht. Gesprekken en andere zaken die af konden leiden, waren taboe hier op het bemanningsdek. Hij beduidde Eva dat ze weer aan haar werk moest gaan. Het meisje zette gehoorzaam de helm weer op, maar aan de manier waarop haar anders zo volle lippen zich versmalden, viel duidelijk op te maken dat ze dacht dat Helmuth een eind aan hun ruzie had gemaakt om het laatste woord te hebben. Helmuth beende naar de dikke pilaar die in het midden van de operatiehut stond en klom langs de spiraalsgewijs ingeslagen voetsteunen omhoog naar zijn eigen opzichtershut. Hij voorvoelde al het gewicht van de helm op zijn hoofd. De helm werd echter al gedragen door Charity Dillon. Hij zat op Helmuths stoel. Zoals het hoorde sloeg Charity geen acht op Helmuths binnenkomst. Een operateur op de Brug moest leren elk besef te onderdrukken van wat er om hem heen gebeurde, alles te negeren behalve het onmenselijke geluid van de signalen; hij moest leren alleen aandacht te besteden aan de zintuigen die hem verslag uitbrachten van iets wat op duizenden, honderdduizenden kilometers van hem vandaan gebeurde. Helmuth was niet zo dom dat hij hem onderbrak. Hij bleef naar Dillons bleke, mesdunne vingers staan kijken die met blinde trefzekerheid over de knoppen dwaalden. Dillon was kennelijk bezig aan een complete ronde langs de Brug niet alleen van het ene eind naar het andere, maar ook helemaal naar boven en naar beneden. Het registratiepaneel liet zien dat hij al bijna tweederde van de ultrafoon-ogen in werking had gesteld. Dat wilde zeggen dat hij de hele nacht eraan bezig was geweest, dat hij direct nadat hij Helmuth had afgelost was begonnen. Waarom? Met een plotselinge onbestemde angst keek Helmuth naar de centrale schakeling die de opzichter in staat stelde met elk lid van de bemanning afzonderlijk in contact te treden en waardoor hij alles kon volgen wat er aan de panelen werd gezegd en gedaan. De stekker zat in het contact. Dillon slaakte opeens een zucht, zette de helm af, en draaide zich om. 'Dag Bob,' zei hij. 'Gek hè, met dit werk. Je hoort niks, je ziet niks, maar als er iemand naar je staat te kijken krijg je een drukkend gevoel achter in je nek. Misschien een soort buitenzintuiglijke waarneming. Heb je dat ook wel eens?' 'De laatste tijd geregeld. Vanwaar die plotselinge ronde, Charity?' 'We krijgen inspectie,' zei Dillon. Zijn ogen blikten in die van Helmuth. Ze waren open en eerlijk. 'Een stel voorzitters van Senaatscommissies komt hierheen om te kijken of hun acht miljard dollars niet over de balk worden gesmeten. En ik wil er natuurlijk graag voor zorgen dat alles in orde is.' 'Vandaar,' zei Helmuth. 'Dat is voor het eerst in vijf jaar, niet?' 'Zo ongeveer wel. Wat was dat voor gebekvecht beneden? Iemand had Eva uit de prut gevist, jij waarschijnlijk, aan de drastische remedie te zien, en toen hoorde ik iets zeggen dat je de hele Brug op wou blazen. Ik heb haar gebied even gecontroleerd toen de herrie uitbrak en het zag er inderdaad naar uit dat ze de zaak een beetje uit de hand heeft laten lopen, maarre... Waar ging dat nou allemaal om?' Dillon was gewoonlijk veel te argeloos voor kat en muis spelletjes, en nooit had hij er onschuldiger uitgezien dan nu. Helmuth zei behoedzaam: 'Ik denk dat Eva een beetje van slag was. We hebben op het ogenblik allemaal wel een beetje een tik van Jupiter beet, ieder op zijn manier. Maar de manier waarop zij de katalyse aanpakte leek me niet geschikt; het was een verschil van mening dat in mijn voordeel werd beslist omdat ik het gezag had en zij niet. En dat was het eigenlijk.' 'Een kostbaar verschil van mening, Bob. Ik ben heus niet iemand die op alle slakken zout legt, dat weet je. Maar als je een dergelijk incident hebt wanneer die commissies hier zijn...' 'De vraag is,' zei Helmuth, 'of we tienduizend dollar extra willen uitgeven, of wat het ook kosten moge, om een spant te vervangen en een caisson te versterken, of dat we een compleet caisson willen verliezen en een dikke dertig procent van de Brug op de koop toe?' 'Ja, daar heb je natuurlijk gelijk in. Dat kun je wel verklaren, zelfs aan een troep senatoren. Maar het zou problematisch kunnen worden als je dat vaak moest doen. Nou ja, neem het paneel maar over, Bob; misschien dat je mijn controle wilt voortzetten als je tijd hebt.' Dillon stond op. En toen voegde hij er plotseling aan toe, als voelde hij zich gedwongen: 'Bob, ik probeer inzicht te krijgen in hoe jij op 't ogenblik denkt. Uit wat Eva zei, maak ik op dat je geen blad voor de mond neemt. Ik... ik geloof niet dat het verstandig is om je medewerkers aan te steken met je pessimisme. Ze gaan slordiger werken. Dat weet ik. Ik weet dat je geen slordig werk zult tolereren, ongeacht je eigen gevoelens, maar als opzichter kun je ook niet alles. En je haalt zo veel te veel werk aan, niet voor mij, voor jezelf, doordat je zo met je sombere instelling ten opzichte van je werk te koop loopt. Ik heb het idee dat je er misschien eens even uit zou moeten, een weekje naar Ganymedes of zo. Je bent de beste kracht op de Brug, Bob, al je gekanker over het werk en al je sombere voorgevoelens ten spijt. Ik zou het heel erg vinden als ik je zou moeten laten vervangen.' Is dat een dreigement, Charity?' vroeg Helmuth zacht. 'O nee. Ik zou echt geen ander willen tenzij je helemaal knettergek werd, en ik ben ervan overtuigd dat je angst in dat opzicht volslagen ongegrond is. Het is toch algemeen bekend dat je niet gek kan zijn als je je afvraagt of je wel goed bij je hoofd bent?' 'Dat is een algemeen misverstand. De meeste obsessies beginnen ermee dat je je ergens een beetje bezorgd over maakt, waarna je die zorg niet meer van je af kunt zetten.' Dillon maakte een gebaar alsof hij het onderwerp weg wilde vagen. 'Maar hoe dan ook, ik sta niet te dreigen; ik zou mijn uiterste best doen om je hier te houden. Maar mijn gezag geldt alleen op Jupiter V en de Brug; er zitten hogere figuren op Ganymedes, en nog hogere thuis in Washington, en in deze controlecommissie. Waarom probeer je de zaak nu eens niet van de voordelige kant te zien? De Brug zal jou duidelijk nooit inspireren. Maar denk dan maar aan al die dollars die zich thuis op je bankrekening opstapelen, ieder uur dat je hier zit te werken. En denk eens aan al die schepen en bruggen en wie weet wat niet meer, die je kunt gaan bouwen als je terug bent, en tegen de hoogste honoraria, onder de magische slagzin: "Eén van de bouwers van de Brug op Jupiter!" 'Charity was vuurrood geworden van verlegenheid en enthousiasme. Helmuth glimlachte. Ik zal proberen eraan te denken, Charity,' zei hij. 'En die vakantie laat ik geloof ik nog maar even zitten. Wanneer komt dat schoolreisje met die senatoren?' 'Daar kan ik nog niks van zeggen. Ze komen rechtstreeks vanuit Washington naar Ganymedes, zonder onderweg te stoppen, en dan blijven ze daar een tijdje. Ik denk dat ze ook eerst nog wel naar Callisto zullen gaan voordat ze hier komen. Ze hebben iets nieuws op hun schip, waardoor ze wat makkelijker heen en weer kunnen wippen dan wanneer je normaal tegen de Jupiter kracht in wilt gaan.' Een hagedis van ijs scheen plotseling in Helmuths maag een nest te zoeken, zich rond te draaien zonder ooit te gaan liggen. De nachtmerrie kwam teruggesijpeld in zijn bloed; hij was bijna opgeslokt, al bijna. Tets... iets nieuws?' herhaalde hij, en zijn stem klonk zo vlak en zo neutraal als hij maar kon. 'Weet je ook wat het is?' 'Nou, ja, maar ik kan er beter mijn mond over houden, totdat...' 'Charity, op deze afgelegen steenklomp kan er toch godsonmogelijk een Sovjetspion zitten. Het hele idee van geheimhouding en zo is hier toch idioot! Vertel het me nu maar, dan bespaar je me de moeite om het aan de senatoren te vragen; of zeg me tenminste dat je weet dat ik het al weet. Ze hebben antizwaartekracht! Zo is het toch?' Eén woord van Dillon en de nachtmerrie zou waarheid worden. 'Ja,' zei Dillon. 'Hoe wist je dat? Het is natuurlijk nog lang geen compleet zwaartekrachtscherm. Maar het schijnt een heel grote stap in de juiste richting te zijn. We hebben heel lang moeten wachten voor die droom verwezenlijkt kon worden... Maar jij bent de laatste die op zo'n prestatie trots zou zijn, dus het heeft geen zin er lyrisch over te worden tegenover jou. Ik zal het je laten weten wanneer ik de definitieve aankomstdatum doorkrijg. Maar wil je intussen eens nadenken over wat ik heb gezegd?' 'Ja, dat wel.' Helmuth nam plaats voor het paneel. 'Mooi. Bij jou moet ik voor de kleinste overwinningen dankbaar zijn. houd je roer recht, Bob.' 'houd je roer recht, Charity.'
Zeven: New York
Toen Nietzsche de zinsnede neerschreef over de 'omwaardering van alle waarden, had de geestesbeweging van de eeuwen waarin wij leven eindelijk haar formulering gevonden. In omwaardering van waarden ligt het meest fundamentele kenmerk van elke beschaving; want het is de aanvang van elke beschaving die alle vormen van cultuur die daaraan vooraf zijn gegaan omvormt, op andere wijze interpreteert, op een andere wijze bedrijft. OSWALD SPENGLER
Het talent van Paige om twee en twee bij elkaar op te tellen en dan tweeëntwintig te krijgen was deels verantwoordelijk voor de ontdekking van de spion, maar de bijna ongelooflijke onhandigheid van de kerel in kwestie vormde wel de voornaamste bijdrage. Paige kon maar niet geloven dat nog nooit iemand de spion in de gaten had gehad. Weliswaar werkten er nog een kleine vijfentwintig andere laboranten op het testlab waar Paige had gewerkt, maar de gewoonte van de man om welhaast open en bloot briefjes onder zijn laboratoriumjas te frommelen, en de pijnlijke schichtigheid waarmee hij 's avonds het Pfitzner lab verliet, hadden toch al veel eerder argwaan moeten oproepen. Het was een mooi voorbeeld, bedacht Paige, van hoe de rauwe onderzoeksmethoden, die op het ogenblik in Washington populair waren, een echt gevaarlijke figuur ontelbare mogelijkheden boden om er ongemerkt tussendoor te glippen. En ook bestond er, zoals onder wetenschappers wel gebruikelijk is, een soort zwijgend verbond bij de laboranten van Pfitzner om elkaar er niet bij te lappen. De kwaden profiteerden hier van de goeden, maar onder een stelsel dat de mensen eerlijk de kans gaf zichzelf op rechtmatige wijze te verdedigen, zou het nooit zijn voorgekomen. Paige had niet het flauwste idee wat hij met zijn vis moest doen toen hij hem eenmaal aan de haak had geslagen. Hij gaf er zelfs een avond met Anne voor op, met grote tegenzin, om de man te volgen, na een dag dat het onderzoek opeens twee opwindende stappen voorwaarts had gemaakt, met het idee dat de spion zijn informatie dadelijk zou willen doorgeven. Dat idee werd keurig bevestigd, althans in het begin. Ook was de man niet zo moeilijk te volgen; de gewoonte om voortdurend nu eens over de ene, dan weer over de andere schouder te loeren, kennelijk om te zien of hij niet gevolgd werd, maakte dat hij van verre nog heel goed te ontwaren was, zelfs in een menigte. Hij ging per trein de stad uit tot Hoboken, waar hij een scooter huurde en rechtstreeks naar het stadje Secaucus reed dat aan een secundaire weg lag. Het was een lange rit, maar verder niet bijzonder ingewikkeld. Maar buiten Secaucus raakte Paige zijn slachtoffer bijna voorgoed kwijt. De secundaire weg die de US 46 en de Lincolntunnel met elkaar verbond, bleek tevens het terrein te zijn waar de Vromen een tijdelijke caravannederzetting hadden opgetrokken, met driehonderdduizend man, ofwel bijna de helft van de zevenhonderdduizend die de afgelopen twee weken de stad waren binnen gestroomd voor het Geloofsfestival. Op de caravans zag Paige nummerborden tot uit Eritrea toe. De caravanstad was veel groter dan enige stad in de buurt met uitzondering van Passaic. Hij omvatte een twintigtal supermarkten die in vol bedrijf waren, hoewel het midden in de nacht was, en bijna evenveel wasserettes die ook geopend waren. Er waren tenminste honderd openbare baden, en tegen de driehonderdzestig openbare toiletten. Paige telde tien cafetaria's en twee keer zoveel hamburgerstalletjes en gokhallen, kramen van tenminste dertig meter lang; bij eentje bleef hij staan om een 'Texaanse' worst te kopen, een Weense worst bijna zo lang als zijn onderarm en gegarneerd met mosterd, gehaktsaus, zuurkool, ingemaakte maïs en piccalilly. Er stonden ook tien bijzonder in het oog springende hospitaaltenten, en na het verorberen van de Texaanse worst meende Paige wel te weten waarom, waarvan het kleinste met gemak een klein circus had kunnen herbergen. En dan waren er natuurlijk de caravans, waarvan Paige het aantal op zestigduizend schatte; van tweewielige aanhangkarretjes tot Packards, in de meest uiteenlopende staat van onderhoud. Gelukkig was de stad goed verlicht en aangezien iedereen die daar woonde een Vrome was, werden er geen valstrikken gezet en geen bekeringspogingen gedaan. De man die Paige volgde dook, na een flink aantal keren op zijn schreden te zijn teruggekeerd en valse sporen te hebben uitgezet, een caravan in met een nummerplaat uit Letland. Na een half uurtje, om exact 02.00 uur, kwam een korte VHF radioantenne uit de caravan omhoog, ter dikte van z'n pols. En voor de rest, dacht Paige, terwijl hij weer op zijn gehuurde scooter klom, moet de FBI het maar zien... als ik het ze vertel. Maar wat zou hij moeten zeggen? Hij had zelf alle reden om zo ver mogelijk bij de FBI uit de buurt te blijven. En daarbij, als hij de man nu aanbracht betekende dat wel dat het direct afgelopen zou zijn met het onderzoek naar het morticide, en dat hij het weliswaar afgedwongen, vertrouwen dat Anne en Gunn in hem hadden gesteld, zou beschamen. Aan de andere kant, als hij bleef zwijgen kregen de Sovjets het middel zodra Pfitzner het gevonden zou hebben, met andere woorden, nog vóór het Westen, of liever de overheid, het bezat. En het zou ook betekenen dat hij een mooie kans voorbij had laten gaan om zijn loyaliteit te bewijzen wanneer de onvermijdelijke confrontatie met MacHinery daar zou zijn. Maar de volgende dag had hij de juiste handelwijze gevonden die van het begin af aan voor de hand had moeten liggen. Hij besteedde er een tweede avond aan om de werkbank van zijn prooi te doorzoeken, de ongelooflijke idioot had de laden tot barstens toe vol zitten met belastende microfotonegatieven en stukjes papier, waarop tekens stonden uit een doodsimpel codealfabet dat ooit eens was uitgegeven door de Tom Mix cowboyclub bij een of andere ontbijtpap firma, en een derde avond aan het nemen van een reeks foto's van 's mans trektocht naar het caravanterrein van de Vromen en van de caravan met de zendmast en het kenteken van een bufferstaat. Met alle gegevens in een keurig dossier nam Paige Gunn apart in diens kantoor en deponeerde de hele rommel in de schoot van de vicepresident. 'Tjongejonge,' mompelde Gunn en knipte verbaasd met zijn ogen. 'Die nieuwsgierigheid is geloof ik een echte ziekte bij jou, niet, Russell? En ik betwijfel of zelfs Pfitzner daar ooit een tegengif tegen zal ontdekken.' 'Nieuwsgierigheid heeft hier weinig mee van doen. Zoals je in de map kunt zien is die vent een amateur, kennelijk een vrijwilliger, 'n lid van de Partij, en geen betaalde deskundige. Hij heeft me praktisch persoonlijk de weg gewezen.' 'Ja, ik zie wel dat hij niet erg handig is,' beaamde Gunn. 'En hij is ook al eerder bij ons aangebracht, Russell. Om je de waarheid te zeggen hebben we hem al verschillende keren tegen zijn eigen gestuntel in bescherming moeten nemen.' 'Ja, maar waarom?' wilde Paige weten. 'Waarom hebben jullie hem nog niet gegrepen?' 'Omdat we ons dat niet kunnen veroorloven,' zei Gunn. 'Een spionageschandaal in het bedrijf zou ons werk ogenblikkelijk stilleggen. O, we zullen hem te zijner tijd echt wel aanbrengen, en het werk dat je er aan gedaan hebt zal dan zeker goed besteed zijn en nuttig voor ons allemaal, jijzelf incluis. Maar er is geen haast bij.' 'Geen haast bij!!' 'Nee,' zei Gunn.' 'Het materiaal dat hij op het ogenblik naar buiten brengt is niet van bijzonder belang. Zodra we het middel zelf hebben...' 'Maar dan kent hij de productiemethode toch allang. Dan is het verder een routineklus voor een team van chemici om het middel te identificeren, zoveel heeft jullie dr. Agnew me wel geleerd.' 'Dat zal best zo zijn,' zei Gunn. 'Goed, Russell, ik laat er mijn gedachten nog wel eens over gaan. Maak je geen zorgen, wij vangen dat wel op wanneer het zover is.' En meer was er uit Gunn niet te krijgen. Het was een schrale troost voor zijn opgeofferde slaap, zijn gemiste afspraakjes, zijn voorkomendheid om Pfitzner het eerst op de hoogte te stellen, en het pijnlijke zelfonderzoek dat het hem gekost had om de belangen van het project te laten prevaleren boven zijn eed als officier en zijn eigen veiligheid. Die avond zei hij dat dan ook tegen Anne Abbott, en vrij heftig ook. 'Rustig,' zei Anne. 'Als je je bemoeit met de politieke kant van ons werk, Paige, dan brand je je vingers tot aan je oksels, laat ik je dat vertellen. Wanneer we gevonden hebben wat we zoeken, dan krijg je de grootste politieke ontploffing in de geschiedenis, en ik adviseer je om er niet met je neus bovenop te staan.' Ik heb me al gebrand,' zei Paige nijdig. 'Hoe kan ik er dan nog uit de buurt blijven? En een spion zijn gang laten gaan is geen kwestie van politiek. Het is gewoon landsverraad, en dat is geen hitserige beschuldiging, maar de waarheid. Willen jullie dan perse iedereen z'n kop op het spel zetten?' 'Perse en met opzet, Paige. Dit project is er voor iedereen, voor iedere man en vrouw en elk kind op Aarde en in de ruimte. Het feit dat het Westen het geld fourneert is een bijkomstigheid. Wat we hier doen, is in ieder opzicht even anti Westers als anti Sovjet. We proberen de dood eronder te krijgen, niet de gewapende macht van een of andere militaire coalitie. Wat kan het ons schelen wie het 't eerste heeft? We willen dat iedereen het kan krijgen.' Is Gunn het daarmee eens?' 'Het is onze bedrijfspolitiek. Misschien is het zelfs wel Hals idee geweest, hoewel hij er andere redenen en andere rechtvaardigingen voor heeft. Heb je enig idee, bij voorbeeld, wat er gebeurt wanneer een doodwerend middel terechtkomt in een totalitaire maatschappij een middel dat slechts in kleine hoeveelheden beschikbaar is? Het zal de Sovjets natuurlijk niet te gronde richten, maar de strijd om de opvolging zal er aanzienlijk bloediger door worden. Zo schijnt Hal de zaak in essentie te zien.' 'En jij niet,' zei Paige grimmig. 'Nee, Paige, ik niet. Ik zie namelijk maar al te goed wat er hier in ons land gaat gebeuren zodra dit bekend wordt. Denk eens even hoe 't alleen al de godsdienstige mensen zal aangrijpen. Wat gebeurt er met je leven na de dood, als je het huidige leven niet meer vaarwel hoeft te zeggen? Kijk eens naar de Vromen. Die geloven aan de letterlijke waarheid van alles wat ze in de Bijbel lezen, daarom wordt het Boek ook elk jaar herzien. En deze geschiedenis zal waarschijnlijk in het nieuws komen voor het Jubeljaar afgelopen is. Wist je dat hun motto luidt: "Miljoenen mensen die nu leven zullen niet meer sterven"? Ze bedoelen zichzelf natuurlijk, maar wat gebeurt als blijkt dat het voor iedereen opgaat? En dat is nog maar het begin. Denk eens aan de levensverzekeringsmaatschappijen, wat die zullen zeggen. En wat gaat er gebeuren met de hele structuur van het systeem van samengestelde interest? Dat oude verhaal van Wells, over een man die zo lang leefde dat zijn spaargeld uiteindelijk de hele financiële wereld ging beheersen, When the Sleeper wakes, is het niet? Dat wordt nu theoretisch voor iedereen mogelijk die het geduld en het kapitaal heeft om zijn geld uit te laten staan. Of denk eens aan het hele erfrechtstelsel. Dit wordt de grootste en de zwartste maatschappelijke explosie die het Westen ooit zal hebben doorstaan. We zullen het veel te druk hebben met onze eigen schermutselingen om ons druk te maken over wat er in het Centraal Comité in Moskou gebeurt.' 'Jij lijkt anders aardig in de weer om de belangen van dat Centraal Comité te beschermen, althans wat zij waarschijnlijk als hun belangen zouden opvatten,' zei Paige langzaam. 'Tenslotte bestaat ook nog altijd de mogelijkheid om het geheim te bewaren, en het niet uit te laten lekken.' 'Die mogelijkheid bestaat niet,' zei Anne. 'Een natuurwet kan je niet geheim houden. Wanneer je een wetenschapsman eenmaal hebt verteld dat een bepaald doel bereikt kan worden, dan heb je hem al de helft van de informatie gegeven. Zodra hij het idee krijgt dat het mogelijk is de dood te overwinnen, kan geen macht ter wereld hem ervan afhouden om te ontdekken hoe dat dan wel in zijn werk gaat de "knowhow" waar we altijd zo mee lopen te schermen is in feite maar een ondergeschikt deel van elk onderzoek; en voor de essentie van het probleem is knowhow zelfs volstrekt niet van belang.' 'Dat snap ik niet.' 'Laten we dan nog eens even teruggaan naar de kernbom. De enige manier waarop we hem geheim hadden kunnen houden, was geweest als we hem helemaal niet hadden afgeworpen of liever nog, als we nooit de proefbom tot ontploffing hadden gebracht. Zodra het geheim van het bestaan van de bom bekend was, en je zult je herinneren dat we die aankondiging ten overstaan van honderdduizenden mensen hebben gedaan, in Hirosjima, bestonden er op dat terrein geen geheimen meer die de moeite van het beschermen waard waren. Het grootste geheim in het rapport van Smyth was de exacte methode waarmee uraniumpatronen werden ingeblikt in een beschermende laag; het was een van de moeilijkste problemen die het project op te lossen kreeg, maar tegelijk is het precies het soort vraagstuk dat je aan een technicus zou geven in vol vertrouwen dat je binnen een jaar de oplossing wel had. Het komt erop neer, Paige, dat je wetenschappelijke zaken voor jezelf nooit geheim kunt houden. Een wetenschappelijk geheim is een zaak waar een andere wetenschapper niet aan mag bijdragen, en ook niet van kan profiteren. Als je je daarentegen wapent met nieuwe ontdekkingen in de natuurwetenschappen, geef je tegelijk die ander wapens in handen. Of je geeft hem de kennis, of je snijdt je eigen keel af, andere mogelijkheden zijn er niet. En dan zou ik je willen vragen, Paige: moeten we de USSR het, tijdelijke, voordeel gunnen een tijdje zonder de morticide te hoeven voortbestaan? Gezien onze maatschappij, zal 'n morticide in het Westen veel meer schade aanrichten dan in de USSR. In de Sovjet Unie is het per slot van rekening niet geoorloofd geld te erven, of economische macht uit te oefenen, alleen omdat de persoon lang geleefd heeft. Als beide wereldmachten tegelijk de beheersing over de dood geschonken krijgen, dan bevindt het Westen zich op grond van zijn aard in een nadeelpositie. Als wij de heerschappij over de dood alleen aan het Westen in handen geven, dan saboteren wij onze eigen beschaving zonder de USSR een vergelijkbare handicap op te leggen. En dat is toch niet verstandig?' Het was een schokkend beeld, op zijn zachtst gezegd. Paige kreeg nu een indruk van Gunn die faliekant in tegenspraak was met het masker van de opgeklommen vertegenwoordiger dat de man gemeenlijk droeg. Maar verder sprak het zichzelf niet tegen en hij wist dat hij er genoegen mee zou moeten nemen. 'Hoe moet ik dat weten?' zei hij ijzig. 'Het enige wat ik zie, is dat ik me er elke dag dat ik met jullie optrek, dieper in zit te draaien. Eerst geef ik me tegenover de FBI uit voor iets wat ik niet ben. Dan krijg ik geheime informatie die ik niet bevoegd ben te bezitten. En nu ben ik medeplichtig in het wegmoffelen van bewijs over een halsmisdaad. Het komt mij steeds meer voor alsof het vanaf het begin de bedoeling was dat ik hierin zou worden gesleept. Ik zou niet weten hoe jullie me anders zo grondig te grazen hadden kunnen nemen.' 'Je kunt met ontkennen dat je erom gevraagd hebt, Paige.' 'Dat ontken ik niet,' zei hij. 'Jij ontkent trouwens ook niet dat jullie me met opzet hebben gecompromitteerd, zie ik.' 'Nee. Het was inderdaad opzet. Ik dacht dat je al eerder achterdocht zou krijgen. En als je van plan was me te vragen waarom, bespaar je dan de moeite. Ik mag het je niet zeggen. Je komt er vanzelf wel achter.' 'Jullie...' 'Nee, Hal had er niets mee te maken. Het was helemaal mijn idee. Hij heeft er alleen in toegestemd, maar hij moest wel door aanzienlijk hogere regionen worden overgehaald.' 'Jullie met z'n tweeën,' zei Paige met vrijwel bewegingloze lippen, 'zien er ook geen been in onschuldige omstanders te verpletteren, hè? Als ik al niet wist dat Pfitzner wordt gedreven door een stel idealisten, dan weet ik het nou wel. De kenmerkende meedogenloosheid hebben jullie in elk geval.' 'Ja,' zei Anne op vlakke toon, 'dat heb je er nu eenmaal bij nodig.'
Acht: Jupiter V
Wanneer geen nieuwe veranderingen in het gedrag optreden, in het leven van het individu, is dit gedrag niet meer intelligent te noemen. C. E. COGHILL
In plaats van na zijn wacht te gaan slapen, bleef Helmuth, nu hij wist hoe bang hij was, opzitten in de leesstoel in zijn hut. De verlichte microfilmbladzijden van een boek gleden over het oppervlak van de muur tegenover de stoel, in een tempo dat precies op zijn meest comfortabele leessnelheid was afgestemd, en hij had een paar weekrantsoenen alcohol en sigaretten, die hij met wekenlang gepieker had uitgespaard, onder handbereik staan. Maar Helmuth liet zijn longdrink verschralen en lette niet op het boek, dat zichzelf had opgeslagen op de bladzij waar hij het laatst was gebleven zodra hij zich in de stoel nestelde. Hij zat maar wat naar de radio te luisteren. Er was altijd vrij veel amateurradioverkeer in het stelsel van Jupiter. De omstandigheden waren er prima voor geschikt want er was energie in overvloed, er waren nauwelijks dempende atmosferische lagen, hoogstens heel dunne, geen ionosfeer, en maar een klein aantal officiële en geen commerciële kanalen waarmee de zendamateurs in de knoop konden komen. En op de satellieten vond je genoeg mensen die het geluid van een andere stem hard nodig hadden. '...weet iemand of die senatoren ook hier komen? Doe Barth heeft een tijdje geleden een verslag ingestuurd over een fossiele plant die hij hier had gevonden, tenminste hij denkt dat het een plant was. Misschien komen ze die bekijken.' 'Nee, ze komen voor de Brugbemanning.' Een krachtige stem, en een krachtige zender, die meedeinde op de stromingen van een dampkring: Sweeney of Ganymedes natuurlijk. 'Het spijt me dat ik de pret moet verstieren, jongens, maar ik denk niet dat die senatoren in onze steenklompen geïnteresseerd zijn vanwege hun eigenste rotsigheid. Ze blijven hier volgens schema maar drie dagen.' Helmuth dacht mismoedig: Dan blijven ze maar één dag op Callisto. 'Ben jij dat, Sweeney? Waar zit de Brug vanavond?' 'Dillon heeft de wacht,' zei een zender heel ver weg. 'Probeer Helmuth eens op te roepen, Sweeney.' 'Helmuth! Helmuth, hé, blikken doodgraver! Come in, Helmuth!' 'Ja Bob, kom erbij en gooi gezellig roet in 't eten. We voelen ons veel te opgewekt.' Traag stak Helmuth zijn hand uit om de microfoon te pakken die op de armleuning van zijn stoel zat vastgeklemd. Maar voor hij de beweging kon voltooien, sloeg de deur van zijn kamer open. Eva kwam binnen. 'Bob,' zei ze. Ik moet je wat vertellen.' 'Hé, zijn stem is omgeslagen!' klonk de stem van de zendamateur op Callisto. 'Sweeney, vraag hem eens wat hij zit te drinken!' Helmuth schakelde de radio uit. Het meisje had zich verkleed naar de maatstaven van Jupiter V, waar men gewoonlijk niet bijzonder veel droeg, en Helmuth vroeg zich af waarom ze op dit uur, halverwege haar slaapperiode en haar wacht, door de gangen liep te zwerven. Haar haren stonden uit als een nevel tegen het licht van de gang, en ze zag er minder mannelijk uit dan anders. Ze deed hem een beetje denken aan hoe ze geweest was toen ze nog met elkaar naar bed gingen, vóór de Brug zich schrijlings over zijn slaapstede had geposteerd. Hij schoof de herinnering opzij. 'Goed,' zei hij. Ik ben je ook wel een drankje schuldig. Citroenzuur en suiker en de andere spullen staan in het kastje... je weet wel waar. Blikjes alcohol staan ernaast.' Het meisje deed de deur dicht en ging op de kooi zitten met een losse soepelheid die sierlijkheid dicht nabijkwam, maar met een vastberadenheid die, naar Helmuth wist, inhield dat ze zojuist, om een veelheid van uitstekende redenen, besloten had iets heel doms te doen. Ik hoef geen drankje,' zei ze. 'Om je de waarheid te zeggen, ik heb de laatste tijd mijn luxerantsoen steeds teruggedaan in de pot. Dat komt min of meer door jou; je hebt me laten zien hoe iemand eruitziet die voor zijn eigen gedachten op de loop is.' 'Evita, je lijkt wel een zendingsblaadje; houd op. Kennelijk heb je je naar een hoger Jupiteraans bestaansniveau begeven, maar zonder je stofwisselingsproces zul je toch niet kunnen. Of heb je nu besloten dat vitaminen ook allemaal verbeelding zijn?' 'Doe niet zo uit de hoogte. Trouwens, alcohol is geen vitamine. En daar kwam ik niet voor. Ik wou je iets vertellen wat je volgens mij hoort te weten.' 'En dat is?' 'Bob,' zei ze. Ik ben van plan hier een kind te krijgen.' Met een bulderend geschater, dat deels voortkwam uit pure hysterie en deels uit ergernis, schoot Helmuth overeind. Een rode pijl bloeide op tegen de muur en gaf gehoorzaam de alinea aan die hij verondersteld werd het laatst te hebben gelezen. Eva draaide zich opzij om te kunnen kijken, maar de bladzij vervaagde al, en verdween. 'Vrouwen!' zei Helmuth toen hij weer op adem was gekomen. 'Ja, Evita, ik voel me weer een stuk beter. Het leefmilieu is toch kennelijk niet in staat de mens blijvend te beïnvloeden.' 'Waarom zou het?' vroeg ze achterdochtig terwijl ze hem weer aankeek. 'Ik snap niet waar je nou zo om moest lachen. Horen vrouwen dan geen kinderen te willen krijgen?' 'Natuurlijk wel,' zei hij terwijl hij weer gemakkelijk ging zitten. Op de muur werden de bladzijden weer omgeslagen. 'Het is zo gewoon als maar kan. Alle vrouwen willen graag kinderen krijgen. Alle vrouwen dromen van de dag dat ze hun kindje buiten kunnen laten spelen in een luchtloze rotstuin als Jupiter V, om er fossielen te plukken en stofkastelen te bouwen en er zo schattig te verbranden in het sterrenlicht. En wat zal het knus wezen om dat kleine blauwe lijfje 's avonds weer in zijn hoekje te stoppen en hem zijn zuurstof fles je te geven, met de regelmaat van de bel voor de aflossing van de wacht! Het is zo natuurlijk als Jupiter schijnsel; typisch Westers, wat ik je brom.' Nonchalant wendde hij zijn gezicht af. 'Gefeliciteerd. Maar wat mij betreft, Eva, ik had toch liever dat je ophoepelde met je doorzichtige smoesje.' In één soepele, woedende beweging sprong Eva overeind. Haar vingers grepen hem bij zijn baard en rukten zijn hoofd op pijnlijke wijze opzij. 'Misselijk platvloers stuk kerel dat je bent!' zei ze met zachte, hese stem. 'Hoe is het mogelijk dat je bijna tot de kern van de zaak komt, en er dan zo weinig van begrijpt? Vrouwen, hè? Dus jij dacht dat ik hier op mijn knieën kwam smeken of we het verschil van mening over ons werk niet in bed konden beslechten!' Hij greep haar pols beet en trok hem weg. 'Niet dan?' vroeg hij en hij probeerde zich voor te stellen hoe het zou zijn om eens vijf minuten achter elkaar redelijk te kunnen praten met die robots van de Brug. 'We hoeven ons hierboven niet op te houden met spelletjes en smoesjes. We zitten hier, we zijn afgezonderd, we zijn allemaal gekozen omdat we, onder andere, niet in staat zijn permanente emotionele bindingen te vormen en wel in staat zijn tot elke relatievorming die ons aantrekkelijk lijkt, zonder in elkaar te klappen wanneer die aantrekkingskracht vermindert en de relatie uiteenvalt. We hoeven onszelf niet wijs te maken dat ons gedrag ons in Boston voor het gevang zou behoeden, of dat we er Aardse excuses voor hoeven te zoeken.' Ze zweeg. Na een tijdje vroeg hij, zacht: 'Dat is toch zo?' 'Natuurlijk niet,' zei Eva. Ze stond naar hem te kijken met dikke rimpels in haar voorhoofd; hij kreeg de ongerijmde indruk dat ze medelijden met hem had. 'Als we echt niet in staat waren permanente bindingen aan te gaan, dan waren we nooit uitgekozen. Een dergelijke instelling betekent een zieke geest, Bob; het is door en door levensbedreigend. We zijn alleen zo vanwege de conditionering. Wist je dat niet?' Helmuth had het niet geweten; of als hij het geweten had, dan was hij geconditioneerd om het te vergeten. Hij omklemde vaster de leuningen van zijn stoel. 'Maar hoe dan ook,' zei hij. 'We zijn nu eenmaal zo.' 'Inderdaad. En daarbij heeft het niets met de zaak van doen.' 'O nee? Dacht je dat ik achterlijk was? Mij kan het niet schelen of je al dan niet besloten hebt hier een kind te krijgen, als je werkelijk meent wat je gezegd hebt.' Ook zij scheen nu te beven.' Nee, het kan je duidelijk echt niet schelen. Die beslissing zegt je totaal niets.' 'Nou ja, als ik op kinderen gesteld was dan zou ik met dat kind te doen hebben. Maar toevallig kan ik kinderen niet uitstaan, en als dat ook door de conditionering komt, dan kan ik er geen spat aan doen. Kortom, Eva, van mij mag je zoveel kinderen krijgen als je wilt, maar je blijft de slechtste operateur op de Brug.' 'Ik zal het onthouden,' zei ze. Ze leek nu wel uit hogedruk ijs gehouwen. 'En ik wil jou nu ook iets ter overdenking meegeven, Robert Helmuth. Ga jij maar lekker lui onder je geliefde boekje liggen... wat moet jij trouwens met Madame Bovary, schuchtere schildpad die je bent... en denk dan maar eens goed na over een man die gelooft dat kinderen altijd voor warme wiegjes geboren moeten worden, dat mensen altijd op warme werelden weg moeten kruipen, en dat ze anders geen kans hebben om te overleven. Een man zonder ogen, zonder oren, en bijkans zonder kop. Een man in doodsangst, die heel de sterrendag en nacht "Mamma, mamma, mamma!" roept.' 'Salonpsycholoog!' 'Ja, dat is makkelijk gezegd! Goeie wacht, Bob. Trek je warme wollen dekentje maar lekker stevig om je hersentjes heen, want er mocht eens een klein niesje verstand binnensluipen, en wie weet belemmert dat dan je efficiency!' Met een klap sloeg de deur achter haar dicht. Tonnen vermoeidheid stortten zich zonder waarschuwing op Helmuths nek en met een snakkende adem liet hij zich achterover vallen in zijn leesstoel. Zijn baardhaar deed pijn tot in de wortels, en voor zijn gesloten ogen bloeiden en dansten Jupiters. Hij stribbelde nog een ogenblik tegen en viel toen in slaap. Dadelijk lag hij weer in de greep van zijn droom. Het begon zoals gewoonlijk met alledaagse dingen, bijna even realistisch als een documentaire filmband, alleen was er hier dat ontstellende gevoel van hoge druk, en de verwrongen emotionele betekenis waarmee elke woord en elke beweging geladen was. Het was de plaatsing van het eerste caisson van de Brug. In werkelijkheid was het erg genoeg geweest. Dat moest met zoveel precisie gebeuren dat het noodzakelijk was dat bemande schepen de atmosfeer van Jupiter binnendrongen; een eskader van twintig van de krachtigste schepen die ooit waren gebouwd, met onder zich in een immens draagnet de asteroïde van vijf miljoen ton, bijgehakt en gefatsoeneerd in de ruimte. Vier keer was het eskader onder de ziedende wolken verdwenen; tot vier keer toe hadden de gespannen stemmen van piloten en technici in Helmuths oren gefluisterd en hij had teruggefluisterd, had geprobeerd hen te leiden door wat hij vanaf Jupiter V van de tegenstrevende moessonstormen kon zien; tot vier keer toe had hij geschreeuw gehoord en machteloze bevelen en het knappen van kabels en het gegil van mensen dat tegen het eeuwig gebulder van de hemel van Jupiter geen einde nam. Het had bij elkaar negen schepen gekost en tweehonderdeenendertig mensenlevens om een van de vijf met zorg uitgehouwen asteroïden in de onbestendige modder van Jupiters oppervlak geplaatst te krijgen. Totdat dat een feit was, bleef de Brug niet meer dan een droom. Hoewel de Rode Vlek de astronomen bewezen had dat bepaalde structuren op Jupiter lange tijd achtereen konden blijven bestaan, zo lang althans, dat hij door vele generaties van mensen was waargenomen, was het al evenzeer bekend dat niets op Jupiter werkelijk blijvend kon zijn. De planeet bezat niet eens een oppervlak in de gebruikelijke zin des woord; de onderste laag van de dampkring ging min of meer over in een soort hogedruk slijk, dat op zijn beurt zich verdichtte en massief hogedruk ijs werd. Op geen enkel punt bestond er een echt scheidingsvlak tussen de ene laag en de andere, behalve op die zeldzame punten waar een gedeelte van het diepere en meer 'massieve' materiaal een eind boven zijn normale niveau omhoog was geperst en zo een continent vormde, dat misschien wel een jaar of twee zou blijven bestaan, of mogelijk ook tweehonderd. Op een van die grote ribben van opgebold ijs hadden de schepen nu geprobeerd hun asteroïde neer te zetten; na vijf keer waren ze daarin geslaagd. Helmuth had mede de leiding gehad van alle vijf operaties, inclusief die welke succes had, vanaf zijn lessenaar op Jupiter V. Maar in zijn droom bevond hij zich niet in de regelcabine, maar aan boord van een van de schepen die nooit meer terug zouden komen... En toen bevond hij zich ineens, zonder enige overgang, maar ook zonder een gevoel van discontinuïteit op de Brug zelf. Niet in absentia, als de afstandsbesturende geest van een kever, maar in eigen persoon, in een eivormig soort tankpak waarvan de details hem steeds ontglipten. De hoge pieten hadden de antizwaartekracht ontdekt, en hadden vrijwilligers gevraagd om de Brug te bemannen. Helmuth had zich opgegeven. Als hij daar in de droom op terugkeek begreep hij nooit waarom hij zich als vrijwilliger had gemeld. Het scheen van hem te worden verwacht, en hij had er niets tegen kunnen beginnen, al had hij geweten hoe het zou zijn. Hij hoorde bij de Brug, en hij haatte hem, en hij was vanaf het begin gedoemd geweest om erheen te gaan. En nu was er iets... mis... met de antizwaartekracht. De hoge pieten hadden om vrijwilligers gevraagd nog voor het onderzoek geheel was afgesloten. De gebruikte anti zwaartekrachtvelden waren zwak en aan de grondtheorie kleefde één principiële fout. De generatoren sloegen door als ze nog maar heel kort in gebruik waren geweest; ze brandden onverwacht door, soms vlak nadat ze met vlag en wimpel door de eindcontrole waren gekomen. In het dagelijks leven waren het lampen die zich zo onvoorspelbaar gedroegen; op Jupiter bestonden geen gloeilampen, maar op Jupiter brandden toch de machines door, bij temperaturen die Helmuth in een oogwenk stokstijf zouden doen bevriezen. En dat stond er nu met Helmuths anti zwaartekrachtapparaat te gebeuren. Hij zat in elkaar gedoken in zijn kleine moederschoot, boven een kolkende zee waar in wolken de kleine raspende kristallen langs raasden, die de chorion pantserplaat wegvraten, beschenen door een pluim waterstof; en hij wachtte tot plotseling zijn gewicht driemaal zo zwaar zou worden, de druk op zijn lichaam van bijna twaalf kilo zou oplopen naar bijna honderdduizend kilo per vierkante centimeter, de lucht om hem heen de snijdende stank van gif dampen aan zou nemen, en heel Jupiter hem met zijn last zou verpletteren. Hij wist wat er dan met hem gebeuren zou. En het gebeurde. Helmuth begroette de 'ochtend' op Jupiter V met zijn gebruikelijk gegil.
Boek Drie
Entr'acte: Washington
De leek, de 'praktische' figuur, de doorsnee burger zegt: 'Wat gaat mij dat aan?' Het antwoord is positief en van groot gewicht. Ons leven is in haar geheel afhankelijk van de gevestigde leerstellingen van ethiek, sociologie, politieke economie, bestuur, recht, medische wetenschappen etc. Dit alles is bewust of onbewust op iedereen van invloed, en in de eerste plaats op die doorsnee burger, omdat hij zich het minst kan verweren. ALFRED KORZYBSKI
4 januari 2020
Beste Seppi, De hemel weet dat ik niet zo stom zal zijn jou deze brief over de post te sturen, of per koerier, of hem ergens in de dossiers, ja, zelfs op enige plaats in de burelen, van de gezamenlijke commissie voor Ruimtevaart op te bergen, maar als je je daar tegenwoordig iets van aan moet trekken, zet je helemaal niks meer op papier, en verbrand je daarna de doorslagen. Als compromis, waar ik zelf ook niet tevreden mee ben, berg ik hem nu tussen mijn persoonlijke paperassen waar hij pas gevonden, geopend en aan jou doorgestuurd zal worden, wanneer de vergelding mij niet meer kan treffen. Dat is niet zo somber bedoeld als het, nu ik dit overlees, wel lijkt. Wanneer je deze brief ontvangt zal je tot in alle kleinigheden ruimschoots bekend zijn wat ik heb uitgehaald, niet alleen via het gebruikelijk broddelwerk van de pers, maar ook door mondelinge verslaggeving. Je zult inmiddels al wel een rationele verklaring hebben uitgedokterd voor mijn handelwijze sinds mijn herverkiezing (en daarvoor, wat dat aangaat). Ik hoop dat je op z'n minst nu wel weet waarom ik een monsterachtig iets als de Brug heb geautoriseerd, dwars tegen jouw zeer goede adviezen in. Maar dat is allemaal ouwe koek (net als de ether, weet je nog, terwijl ik denk dat jullie op het ogenblik, in het kielzog van Dirac, toch weer met de ether bezig zijn; hoe ik dat weet? Komt zo wel). Die ouwe koeien laat ik rustig in de sloot zitten. Wat ik in deze brief wil doen, is jou een wat meer gespecificeerd relaas nalaten, en je precies uit de doeken doen hoe uitstekend die nieuwe manier van wetenschappelijk onderzoek, die je me had gesuggereerd, heeft gefunctioneerd. Waar ik naar buiten toe jouw advies leek te negeren, waren we juist bezig het op te volgen, en wel zeer getrouw. Ik was bijzonder geïnteresseerd in jouw voorgevoelen dat er misschien 'krankzinnige' theorieën over antizwaartekracht zouden liggen die de moeite van het onderzoeken waard zouden zijn. Ik had er eerlijk gezegd weinig hoop op dat ik iets zou vinden, maar dan zouden we toch niet slechter af zijn geweest dan voor mijn gesprek met jou. Het duurde trouwens niet lang voordat het hoofd van mijn onderzoeksafdeling met de afgeleide van Locke op de proppen kwam. De beschrijvingen van het onderzoek in kwestie die uiteindelijk werden opgesteld, liggen nu in de doofpot en ik durf er niet op te hopen dat ze in de naaste toekomst beschikbaar zullen worden gesteld aan wetenschapslieden buiten overheidsverband. Als ik het je niet vertel zul je het van niemand anders te horen krijgen, en ik heb nu toch al genoeg op mijn geweten om me niet veel aan te trekken van zo'n kleine overtreding als het verraden van staatsgeheimen. Trouwens, het geheim in kwestie heeft jarenlang, zoals gebruikelijk, voor het grijpen gelegen. Een zekere Schuster, jij weet misschien meer van de man af dan ik, had zich er al in 1891, voor er ooit aan gedacht was wetenschappelijke zaken geheim te gaan houden, publiekelijk het hoofd over gebroken. Hij vroeg zich af of elke grote roterende massa, zoals de zon, een natuurlijke magneet zou zijn. (Dat was ook voordat het magnetisch veld van de zon was ontdekt.) En tegen 1940 was het voor wat betreft kleine roterende lichamen als elektronen al een vaststaand feit, dat is iets wat ze de Landéfactor noemen en die je ongetwijfeld kent. Ikzelf snap er geen woord van. (Dirac heeft met dat gedeelte van het werk te maken gehad.) Ten slotte wees ergens in de veertiger jaren een zekere W. H. Babcock, van Mount Wilson, erop dat de Landéfactor voor de Aarde, de Zon en een zekere ster, genaamd 78 Virginius, gelijk of althans vrijwel gelijk was. Dat leek mij allemaal niks met zwaartekracht van doen te hebben, en dat zei ik ook tegen het afdelingshoofd dat het onder mijn aandacht bracht. Maar ik had het bij het verkeerde eind (en jij zult me inmiddels nu al vooruit zijn). Een andere figuur, een zekere professor P. M. S. Blackett, wiens naam zelfs mij bekend was, had op de relatie tussen die beide gewezen. Stel, zei Blackett (dit schrijf ik over uit mijn aantekeningen, hoor) dat we het magnetisch moment P noemen (dat is voor mij dan de trekkracht van de magneet, ofwel het product van de lading en de afstand tussen de polen). Het impulsmoment wordt U, voor sufferds als ik heet dat gewoon de draaiing, jij noemt dat natuurlijk iets van hoeksnelheid maal traagheidsmoment. Als je dan C stelt voor de snelheid van het licht en G voor de versnelling van de zwaartekracht (zoals gebruikelijk in dergelijke vergelijkingen, heb ik me laten vertellen) dan is:
(B wordt
verondersteld een constante te zijn van ongeveer 0,25. Vraag me
niet waarom.) Dit was natuurlijk allemaal speculatie, want er
bestond geen manier om het proefondervindelijk te bewijzen, tenzij
op een andere planeet met een krachtiger magnetisch veld dan dat
van de Aarde, bij voorkeur honderd keer
zo sterk. Het dichtst konden we dat benaderen op Jupiter, waar de
rotatiesnelheid ongeveer veertigduizend kilometer per uur is aan de
evenaar, en dat kwam natuurlijk niet in aanmerking. Hoewel... Ik
moet bekennen dat ik er nooit aan zou hebben gedacht om gebruik te
maken van Jupiter, buiten een enkele dagdroom, tot de afgeleide van
Locke te berde werd gebracht. Het schijnt dat je door middel van
een simpele algebraïsche manipulatie de G aan de ene kant van het
isgelijkteken kunt zetten en alle andere elementen aan de andere kant, en
dan krijg je:
Om dat proefondervindelijk te bewijzen heb je een zwaartekrachtveld nodig, dat niet veel sterker is dan twee keer dat van de Aarde. En toen kwam natuurlijk Jupiter weer op de proppen. Geen van mijn deskundigen gaf een cent voor het idee; ze zeiden onder andere dat niemand ooit van Locke had gehoord, hetgeen waar was, en dat dimensionale analyse van zijn algebraïsche kunstgreep niets heel zou laten, hetgeen ook waar bleek te zijn, maar volstrekt niet ter zake doende. We hebben wel een beetje met de vergelijking moeten sjoemelen toen de testresultaten binnen waren. Maar wat eigenlijk telde, was dat we van die verhouding praktisch gebruik konden maken. Ik moet erbij zeggen dat we, toen we het eenmaal geprobeerd hadden, versteld stonden van de nevengevolgen: het verwerpen van de Lorentz Fitzgerald verhouding in het magnetisch veld, het feit dat het veld ondoordringbaar is voor materie buiten zijn werkingssfeer, en zo voort; niet alleen verbazing omdat ze bestonden, want de formule had daar niets over gezegd, maar om de orde van grootte alleen al. Ik heb me laten vertellen dat als deze zaak ooit algemeen bekend wordt, het niet alleen die dimensionale analyse zal zijn die onder het mes moet. Dit wordt de grootste hersenbreker voor natuurkundigen sinds de theorie van Einstein; ik weet niet of je aan deze onheilsvoorspelling plezier zal beleven of niet. Maar niet kwaad, hè, voor zo'n krankzinnig idee. Daarna was de Brug een onvermijdelijke zaak. Zodra duidelijk werd dat we de benodigde proeven alleen op het oppervlak van Jupiter zouden kunnen uitvoeren, moesten we die Brug hebben. Het werd toen ook duidelijk dat de Brug een dynamische structuur zou moeten hebben. We konden hem niet tot een bepaald punt laten groeien en dan de bouw stilzetten. Zodra er niet meer gebouwd werd zou Jupiter de Brug aan flarden scheuren. We moesten hem zo maken, dat hij door bleef groeien, dat hij meer zou doen dan weerstand bieden tegen Jupiter, door terug te slaan en steeds groter te worden. Hij is nu dubbel zo groot als hij had moeten zijn om de afgeleide van Locke te beproeven, en ik weet niet hoe veel langer we hem nog aan het groeien moeten houden. Niet lang hoop ik; het is al zo'n monster. Maar Seppi, nu vraag ik je: valt de Brug werkelijk onder het verbod dat jij uitvaardigde tegen reusachtige onderzoeksprojecten? Natuurlijk, hij is reusachtig. Maar is hij wel zo groot binnen het referentiekader van Jupiter? Volgens mij niet. Daar is het kleingoed, een knutselwerkje uit het hobbyhoekje, en meer niet. En ook zouden we op geen andere planeet de nodige experimenten hebben kunnen uitvoeren. Al de rijkdommen van Ormus en Ind, van heel de wereld door de eeuwen heen, zouden bij elkaar een Manhattan project naar Jupiter trant nooit hebben kunnen financieren. Daarbij was, al was het een bijkomstigheid, de schijnbare reusachtige omvang, een handig stukje misleiding. Reusachtige projecten mogen dan op hun retour zijn, de budgetcommissies van de overheid zijn er helemaal aan gewend en vinden ze normaal. Het feit dat de commissie aan een superproject begon heeft, als geen ander, de bijna ingeslapen commissieleden wakker geschud. We kregen daardoor toewijzingen los die we anders nooit zouden hebben kunnen versieren, omdat de mensen dergelijke projecten associëren met de ontwikkeling van nieuwe wapens. En ook je moet het me maar niet kwalijk nemen maar ook politiek kun je wetenschappelijk bedrijven, zou het nadrukkelijk laten zien dat ik niet het verdachte advies van de verdachte dr. Corsi probeerde op te volgen. Je hebt er recht op te weten dat dat ook heeft meegespeeld, al is dit verhaal nauwelijks het soort vergoeding dat ik je zou willen schenken. Maar ik wil hier niet verder uitweiden over de politiek van het uitbaten van krankzinnigen, alleen over de tastbare resultaten. Ik moet je waarschuwen dat die methode ook zo zijn voetangels en klemmen heeft. Je zult inmiddels al wel gehoord hebben van ons onderzoek naar doodwerende middelen, en je weet wat het heeft opgeleverd. Ik heb eerst met mensen gesproken die wisten hoe de kansen lagen, en vrijwel allemaal gaven ze dezelfde werkwijze aan. Hun rechtstreekse benadering sprak me van het begin af aan. Ik heb er meteen de mensen van Pfitzner aan gezet, omdat die al subsidie kregen van GVM voor vergelijkbare research, en GVM het toch niet in de gaten zou hebben wanneer Pfitzner zijn doelstelling zou verleggen van de oude dag naar de bestrijding van de dood zelf. Maar de krankzinnige geleerden vergaten we niet en al gauw hadden we een prachtexemplaar. Het was een zekere Lyons, die beweerde dat de hypothese van Lansing, die het bestaan van een ouderdomstoxine veronderstelt, exact tegengesteld was aan de waarheid. (Het is met aanzienlijk genoegen dat ik op deze materie inga omdat ik vermoed dat jij er even weinig van afweet als ik; in die situatie verkeer ik niet vaak.) Wat er werkelijk gebeurt, volgens hem, is dat de jonge moeders hun kroost een bepaalde substantie doorgeven waardoor ze langer kunnen leven. Volgens Lyons was Lansings hypothese, dat het de oude moeders waren die iets doorgaven, en dat hetgeen doorgegeven werd een ouderdomstoxine was, volstrekt niet bewezen. Nou ja, we zaten wel even in de knoop toen we dat vernamen. Lansings wet: 'Ouderdom begint waar de groei ophoudt' werd al tientallen jaren in de gerontologie als de heilige waarheid beschouwd. Maar Lyons kwam met een heel aannemelijke hypothese. Hij onderstreepte dat alle langlevende raderdiertjes van Lansing onder andere kenmerken vertoonden die ze gemeen hadden met polyploïde wezens. Behalve dat ze erg sterk waren en langer leefden, waren ze van ongewoon grote afmetingen en ook minder vruchtbaar dan normale raderdiertjes. Stel dus eens, dat de substantie die van de ene op de andere generatie werd overgebracht, een chromosoomverdubbelende werking had, zoals colchicine. We legden die vraag voor aan de enige ex-student van Lansing die nog in leven was, een wandelend brok chagrijn genaamd MacDougal. Hij wilde er niet van horen; alsof we Gods Woord in twijfel trokken! Bovendien, zei hij, zelfs al zou Lyons het bij het rechte eind hebben, hoe zou je dat willen testen? Raderdiertjes zijn microscopisch kleine wezens. Met uitzondering van hun eieren zijn hun lichaamscellen zelfs onder de microscoop niet te onderscheiden. Technisch gesproken schijnen ze dus niet eens lichaamscellen te bezitten als ze volgroeid zijn meer een soort algemeen protoplasmisch continuüm waarin de celkernen lukraak verspreid liggen, zoiets als het plasmodium van een slijmschimmel. We konden wachten tot Sint Juttemis voor we een chromosoom van 'n raderdiertje te zien zouden krijgen. Maar Lyons meende dat hij daar een antwoord op had. Hij stelde zich voor een microtomische preparatietechniek te ontwikkelen, waarmee hij niet een, maar meerdere doorsneden door een eicel van een rader diertje zou kunnen maken. En als het een beetje meezat, zo zei hij, zouden we de techniek ook kunnen toepassen op de sporen, en misschien zelfs op volwassen raderdiertjes. We vonden dat we het moesten proberen. Zonder Pfitzner er in te kennen, gaven we dit probleem aan Pearl River Labs. Lyons kreeg zelf de leiding en MacDougal werd toegevoegd als consulent (waaraan hij uitvoering gaf door de godganse dag te lopen katten en schamperen tot niet alleen Lyons, maar iedereen op het bedrijf, zijn bloed wel kon drinken). Het was afschuwelijk. Raderdiertjes blijken ongelooflijk delicate wezentjes te zijn die je vrijwel niet goed kunt houden wanneer ze eenmaal dood zijn, ongeacht in welk ontwikkelingsstadium je ze te pakken neemt. Keer op keer kwam Lyons aandragen met glaasjes die volgens hem bewezen dat de langstlevende raderdiertjes tenminste triploïde waren, met drie onderscheiden chromosomen per lichaamscel, in plaats van twee, en misschien zelfs wel tetraploïde. En zowat elke deskundige bij Pearl River heeft ze bekeken en niemand zag ooit iets anders dan een vage vlek, die misschien een kluitje chromosomen was, maar voor hetzelfde geld een krantenraster had kunnen zijn, of een grijze kat die in dichte mist over een dik tapijt wandelde. De vergelijkende proeven, waarbij polyploïde raderdiertjes en andere proefdieren werden geproduceerd met behulp van middelen als colchicine, die dan werden vergeleken met de wezens die op de klassieke methode naar Lansing en MacDougal waren gekweekt, waren al even weinig doorslaggevend. Lyons kwam uiteindelijk tot het besluit dat wat hij nodig had om zijn stelling te bewijzen, de grootste en beste en duurste röntgenmicroscoop ter wereld was, en op dat ogenblik maakten we er een eind aan. MacDougal had al die tijd toch gelijk gehad. Lyons was een halve gare met een zeer plausibel verhaaltje, genoeg ervaring in de microchirurgie om respect af te dwingen, en een waarachtige en prijzenswaardige bereidheid om zijn idee tot op de bodem na te speuren. MacDougal was een vastgeroeste ouwe kerel met veel te veel verering voor zijn leermeester, iemand die veel te gauw bereid was om te zeggen dat een algemeen geachte regel juist was, omdat hij algemeen in aanzien stond, en iemand die sinds zijn studententijd geen experimenteel werk meer had verricht. Maar hij had het bij het rechte eind gehad, puur instinctmatig, toen hij voorspelde dat Lyons' omkering van de wet van Lansing op niets zou uitlopen. Ik maak hieruit op dat de overwinning in de wetenschap niet altijd de aardigste kerel toevalt, net zomin als op andere gebieden; het doet me altijd genoegen een klein partje van het menselijk streven aan te treffen dat nog niet voor schone schijn en verkooppraatjes door de knieën is gegaan. Toen Pfitzner de ascomycine ontdekte, lieten we GVM het Pearl River project helemaal afkappen. Dergelijke negatieve resultaten zijn ook heel waardevol voor de geleerde, heb ik me laten vertellen. Hoe jijzelf de door jou voorgestelde onderzoeksmethode zult evalueren in het licht van deze twee ervaringen, is mij niet bekend; ik kan je alleen vertellen wat ik meen ervan geleerd te hebben. Ik ben ervan overtuigd dat we in de toekomst niet zo snel klaar moeten staan om losse ideeën en marginale theorieën van de hand te wijzen. Een van de voordelen van de halvegaren in kwestie, als het al halvegaren zijn, is dat ze meestal ideeën aanhangen die je kunt beproeven. Dat is tenminste iets, in een wereld waar wetenschappelijke ideeën zo abstract zijn geworden dat zelfs de geestelijke vaders geen manieren kunnen verzinnen om ze uit te proberen. Wie die Locke ook geweest mag zijn, hij heeft er waarschijnlijk nog niet het duizendste aan denkwerk over zwaartekracht in gestoken, vergeleken bij Blackett; maar Blackett wist geen manier te bedenken om zijn vergelijking te beproeven, terwijl de afgeleide van Locke wel te testen was (op Jupiter) en daar juist bleek te zijn. Wat Lyons betreft, diens idee was onjuist, maar ook dat kwam aan het licht doordat het bij proefondervindelijk onderzoek tekort schoot het onderzoek dat de theorie nu juist beweerde te kunnen doorstaan; tot we die proeven namen bezaten we geen werkelijke evaluatie van de wet van Lansing, die jarenlang op zijn roem had geteerd, omdat het 'onmogelijk' zou zijn hypothesen die daar tegenin gingen op waarde te schatten. Lyons dwong ons om dat nu wel te doen en vermeerderde daarmee onze kennis. Zo, verder weet je het wel; ik heb mijn best gedaan goed met goed te vergelden. Ik ga niet met je in discussie over de politieke kanten van deze hele samenzwering, en ik wil ook niet dat jij je daar mee bezighoudt. Politiek is moordend. Bovenal verzoek ik je, als dit verslag je ook maar enigszins genoegen heeft gedaan, om je de omstandigheden waar ik me waarschijnlijk in zal bevinden op het moment dat je deze brief krijgt, niet te zeer aan te trekken. Ik ben nietsontziend met jouw reputatie omgesprongen om mijn oogmerk te dienen, en met de loopbaan van andere mensen; ik heb meedogenloos weer andere mensen, enige honderden, een dood ingejaagd die hun zeker niet ten deel zou zijn gevallen als ik er niet was geweest; ik heb vele anderen, waaronder een aantal kinderen, in levensgevaarlijke omstandigheden gebracht. Ik heb zoveel op mijn kerfstok dat ik het een monsterlijk onrecht zou vinden als ik er zonder kleerscheuren vanaf kwam. En meer kan ik niet zeggen; over een paar minuten heb ik een afspraak. Ik dank je voor je vriendschap en je hulp. BLISS WAGONER
Negen: New York
Soms wordt beweerd dat religieuze onverdraagzaamheid voortspruit uit geloof en overtuiging. Wanneer men er absoluut van overtuigd is dat het eigen geloof het juiste is, en alle andere verkeerd, dan zou het misdadig zijn de naaste zijn dwaling en uiteindelijke verdoemenis toe te staan. Ik ben echter geneigd te geloven dat gods dienst fanatisme vaak niet het gevolg is van overtuiging maar van twijfel en onzekerheid. GEORGE SARTON
Meedogenloosheid, had Anne gezegd, had je er nu eenmaal bij nodig. Maar, zo dacht Paige achteraf, was dat wel zo? Komt een geloof dan altijd neer op een tegenspraak in zichzelf? Het was allemaal goed en wel om iets te hebben waarin je geloven kon. Maar wanneer je geloof in de mensheid in het algemeen, automatisch onmenselijkheid jegens individuele mensen tot gevolg had, dan moest er toch iets scheef zitten. Moet de bel van de tempel zo hevig worden geluid dat ze breekt, en alle gelovigen krank maakt van angst, voor ze eindelijk stil hangt? Stilte. Het gebruikelijke antwoord. Of lag de fout niet zozeer in het geloof als wel bij de gelovigen? Als persoon waren die meestal nogal angstaanjagend, en dat gold voor Vromen zowel als filantropen. De tijd die Paige ter beschikking stond om het met zichzelf uit te vechten was bijna verstreken, en zo ook de tijd om zichzelf in te dekken, als het kon. Zijn grondmonsters hadden niets opgeleverd. Kennelijk was de bacteriebevolking op de manen van Jupiter nooit erg rijk geweest, en bestond ze nu alleen nog maar uit een paar sterke en veel voorkomende soorten sporen, zoals de Bacillus subtilis die op bijna elke Aardachtige wereld voorkwam en soms zelfs in meteoorstenen. De monsters kwamen niet scheutig op en leverden niets op wat niet al tientallen jaren bekend was, zoals ook vanaf het begin volgens de statistieken voor dit soort onderzoek te verwachten was geweest. Het was nu overal in het bedrijf in de Bronx bekend dat er een of ander onderzoek naar Pfitzner aan de gang was, en dat het nu al zo'n vaart had ontwikkeld dat het niet meer op een zijspoor kon worden gerangeerd door een slimme kunstgreep van de directie. Dagelijks kwamen er rapporten binnen van het kantoor van Pfitzner in Washington, of liever gezegd het filiaal van Interplanet Press, het public relationskantoor dat Pfitzner had opgezet, maar kennelijk waren ze niet erg informatief. Paige kreeg de indruk dat de bron van het onderzoek in geheimzinnigheid was gehuld, hoewel noch Anne, noch Gunn hem dat met zoveel woorden vertelde. En tenslotte was zijn verlof bijna voorbij; overmorgen liep het af. Daarna station Proserpina, en als gevolg van het onderzoek, waarschijnlijk een dienstbevel dat hem voor de rest van zijn diensttijd ginds op dood spoor zou zetten. En dat was het niet waard. Dat besef was er al die tijd eigenlijk al geweest. Misschien dat voor Anne en Gunn de zaak wel de prijs waard was, en al het gekonkel; dat al het liegen en bedriegen en het riskeren van andermans leven nodig en juist waren in het licht van hun doelstelling. Maar als puntje bij paaltje kwam, wist Paige dat hem de noodzakelijke toewijding ontbrak. Zoals alle andere wegen die naar de toewijding voerden en die hij had beproefd, was ook deze met lood geplaveid gebleken en had ze hem geen hoger voorbeeld kunnen geven dan de ellendige leefregel die hem er altijd weer had doorgesleept: die van zelfbehoud. En toen begreep hij, terwijl hij een kille afschuw voelde voor zichzelf, dat hij alles wat hij wist zou gebruiken om zich schoon te wassen zodra het onderzoek bij het bedrijf zelf zou zijn aangeland. Senator Wagoner zou het onderzoek leiden, werd er gefluisterd, wel vreemd, want MacHinery en Wagoner waren in politiek opzicht elkaars doodsvijanden; had MacHinery hem dan ten slotte toch op een of andere manier klem weten te zetten?en morgen zou hij komen. Als Paige zijn tijd zorgvuldig koos, dan kon hij alle feiten op tafel leggen, de fabriek voorgoed de rug toekeren en naar de ruimte vertrekken zonder een confrontatie met Anne Abbott of Hal Gunn. Wat er daarna met Pfitzner gebeurde zou al oud nieuws zijn tegen dat hij op station Proserpina landde, meer dan drie maanden oud. En tegen die tijd zou het hem niets meer kunnen schelen, hield hij zich voor. Desalniettemin beende hij, toen de snelle ochtend was gekomen, het kantoor van Gunn, dat Wagoner in beslag had genomen, binnen met het gevoel of hij voor het vuurpeloton moest komen. Toen hij de drempel betrad, had hij het gevoel dat hij al neergeschoten was. Nog voor hij beseft had dat Anne al in het vertrek was, hoorde hij Wagoner zeggen: 'Gaat u zitten, kolonel Russell. Ik ben blij met u kennis te maken. Ik heb hier een geheimklassering voor u en nieuwe dienstorders; Proserpina kunt u wel vergeten. U en ik en juffrouw Abbott vertrekken vanavond nog naar Jupiter.' Daarna was het net een droom. In de taxi op weg naar de ruimtehaven zei Wagoner geen woord. Anne scheen in een lichte shocktoestand te verkeren. Uit het weinige dat Paige over haar te weten was gekomen, en dat was echt heel weinig, leidde hij af dat ze dit al evenmin had verwacht als hij. Toen hij Gunns kantoor binnenkwam had haar gezicht behoedzaamheid, enthousiasme en zelfvoldaanheid uitgedrukt, allemaal tegelijk, alsof ze al wist wat Wagoner zou gaan zeggen. Maar toen Wagoner het over Jupiter had, had ze hem aangekeken alsof hij opeens in een kangoeroe was veranderd, vlak voor de ogen van de oprichters van Pfitzner. Er was iets niet in orde. Na een zo lange opsomming van zaken die ook al niet klopten zei dat niet veel meer, maar er was heel duidelijk iets niet goed gegaan. In het zuiden van de stad werd vuurwerk afgestoken dat Paige, aan de rechterkant in de taxi gezeten, kon zien toen de wagen in oostelijke richting de ringweg opreed. Het was een groot en spectaculair vuurwerk en het scheen in het hartje van Manhattan te worden afgestoken. Paige begreep er eerst niets van tot hij, als uit het hart van een ongerijmde droom, zich herinnerde dat dit de laatste avond was van het Geloofsfestival der Vromen, dat gehouden werd in een stadion op Randalls Island. Het vuurwerk was om de Wederkomst van Christus te vieren, die volgens de Vromen nu niet meer veraf kon zijn.
Gewiss, gewiss, es naht noch heut' und kann nicht lang mehr saumen...
Paige herinnerde zich hoe zijn vader, een vurig liefhebber van Wagner, dat kon zingen; het was uit Tristan. Maar hij dacht nu eerder aan die angstaanjagende middeleeuwse schilderijen van de Wederkomst, waarin Christus verlaten in een hoekje van het doek staat terwijl de mensen eerbiedig samendrommen om de voeten van de Anti Christ, wiens gezicht in het schemerige mozaïek van Paige's herinnering een merkwaardige mengeling bleek van Francis X. MacHinery en Bliss Wagoner. Woorden bloeiden op tegen de zwarte hemel in sterrenkelken:
Broeders en Zusters
Hebt Ge Het Licht Al Gezien?
Miljoenen die nu leven zullen nimmer sterven! Ongetwijfeld, dacht Paige mismoedig. De Vromen geloofden ook dat de wereld plat was, maar Paige was op weg naar Jupiter, een planeet die niet exact rond was, maar toch een stuk ronder dan de Aarde van de Vromen. Op weg naar de onsterfelijkheid, gaat u even zitten! En daar had hij ook in geloofd. Met gal op de lippen dacht hij: Onze Lieve Heer heeft rare kostgangers. IOI Een laatste sterrenbloem, zo schitterend dat zelfs op deze afstand het woord dat erin stond er haast in opging, barstte geluidloos open in blauwwit vuur boven de stad. Er stond te lezen:
—MORGEN—
Paige draaide met een ruk zijn hoofd om en keek naar Anne. Haar gezicht, een spookachtige vlek in het vervagend licht van de vuurbloem, was vol verrukking naar het raampje gekeerd; hij had ook zitten kijken. Hij boog zich voorover en kuste haar even geopende lippen, heel zachtjes; Wagoner was helemaal vergeten. Na een versteend ogenblik voelde hij hoe haar mond tegen de zijne begon te glimlachen, de lach die hem zo versteld had doen staan die eerste keer, maar nu anders, zachter, gevend. En voor een tijdje verdween de hele wereld. Toen beroerde ze even zijn wang met haar vingers en liet zich in de kussens vallen. De taxi maakte een scherpe bocht naar het noorden en sloeg van de ringweg af. En de kleine schelle vonk die het laatste netvliesbeeld van de lichtbloem vertegenwoordigde, viel uiteen in zwevende paarse vlekken, als een nabeeld van de zon, of van Jupiter Van dichtbij. Anne kon natuurlijk niet weten dat hij bezig was geweest te vluchten naar Proserpina, bij haar vandaan, toen hij in deze taxi werd gevangen. Anne, Anne, ik geloof, maar help me in mijn ongeloof. De taxi werd, na een kort gefluisterd onderhoud tussen de chauffeur en de bewakers, door de toegangspoort van de ruimtehaven gelaten. Maar in plaats van recht op het kantoor af te rijden, sloeg de wagen slinks linksaf en reed langs de binnenkant van de afrastering weer in de richting van de stad, naar de donkere diepten van de noodlandingkuilen. Helemaal donker was het daar echter niet; een kleine plas licht viel op een platform een eind verderop en uit het midden priemde een lichtende naald recht de hemel in. Paige boog zich voorover en tuurde door de dubbele glazen afscheiding, het glas tussen hem en de bestuurder, en de voorruit tussen de bestuurder en de buitenwereld. De lichtende naald was een schip, maar niet een dat hij kende. Het was een eentraps-model, een pont die hen niet verder zou brengen dan Satellietvaartuig. Eén, waar ze zouden overstappen op een echt interplanetair vaartuig. Maar zelfs voor een pont was het ding erg klein. 'Wat zegt u ervan, kolonel?' klonk onverwacht Wagoners stem uit het hoekje van de wagen. 'O, aardig,' zei Paige. 'Een beetje klein, niet?' Wagoner grinnikte... 'Verrekte klein zelfs,' zei hij en deed er toen weer het zwijgen toe. Geschrokken begon Paige zich af te vragen of de senator zich wel helemaal goed voelde. Hij draaide zich om naar Anne, maar kon nu zelfs haar gezicht niet meer onderscheiden. Hij tastte naar haar hand; als antwoord kneep ze stijf en koortsachtig in de zijne. Met een ruk verliet de wagen de afrastering en stoof op de lichtkring af. Paige zag bij de staart van het schip een stuk of wat mariniers op het platform staan. Gek genoeg leek het schip zelfs nog kleiner toen ze dichterbij kwamen. 'Goed,' zei Wagoner. 'D'r uit, jullie. We vertrekken over tien minuten. De bemanning zal je je hut wijzen.' 'Bemanning?' vroeg Paige. 'Maar senator, er gaan toch niet meer dan vier mensen in dat schip, en één zal de stuwbuis moeten bedienen. Dan blijft er maar één over om te sturen en dat ben ik.' 'Deze reis niet,' zei Wagoner, die na hem uit de wagen kroop. 'We zijn gewoon passagiers, juffrouw Abbott en u en ik, en de mariniers natuurlijk. De Per Aspera heeft een aparte bemanning van vijf koppen. En laten we nou geen tijd verliezen, alstublieft.' Het was volslagen onmogelijk. Toen Paige langs de klampen omhoogklom, had hij het gevoel alsof hij tegen een geweerpatroon kaliber .22 probeerde op te klauteren. Wilde je in dat piepkleine scheepje tien mensen kwijt, dan zou je ze moeten uitkristalliseren en dan als poederkoffie erin moeten gieten! Toch werd hij in de luchtsluis opgewacht door een marinier en was hij het volgende ogenblik druk doende zich in te gespen in een vensterloze scheepshut, die even ruim was als hij aan boord van een genormaliseerd interplanetair voertuig gewend was geweest, en veel groter dan de pendelboten gemeenlijk te bieden hadden. Het kastje van de intercom boven zijn hoofd was al bezig met de startprocedure. 'Vergrendelen en riemen vast. Over één minuut gaat de luchtsluis leeg.' Wat was er van Anne geworden? Ze was achter hem omhoog geklauterd, dat wist hij zeker... 'Alle riemen vast. Start over één minuut. Passagiers, denk om de versnelling.' ...maar hij was zo snel in zijn belachelijke hokje gefrommeld dat hij niet eens achterom had kunnen kijken. Het was geheid foute boel. Zou Wagoner... 'Dertig seconden. Denk om de versnelling.' ...proberen te vluchten of zo? Maar waarvoor dan? En waarom moesten Paige en Anne dan mee? Als gijzelaars... 'Twintig seconden.' ...zouden ze niks waard zijn, want voor de regering betekenden ze absoluut niets, ze hadden geen geld, ze wisten niets ten nadele van Wagoner... 'Vijftien seconden.' Maat wacht even. Anne wist iets van Wagoner, althans dat dacht ze. 'Tien seconden. Houdt u gereed.' Instinctief ontspande hij zich op die waarschuwing. Later kon hij nog nadenken. Bij de start... 'Vijf seconden.' ...had het geen zin... 'Vier.' ...je op iets anders... 'Drie.' ...te concentreren... 'Twee.' .. .dan... 'Eén.' ...de... 'Zero.' ...start! die op hem neersloeg met dezelfde plotselinge botvermorzelende, maagverdraaiende kracht als altijd wanneer een pendel vertrok. Je kon er niets aan doen om het te verzachten, het alleen proberen op te vangen met de sterke spieren van arm en been en rug, in de automatische spierverstijving van de Seyle GAreactie, en dan met alle macht proberen hoofd en buikholte volledig neutraal te houden ten opzichte van de versnellingsrichting. Op de spieren die je daarvoor gebruikte werd op Aarde zelden een beroep gedaan, zelfs niet bij gewichtheffers, maar bij de ruimtedienst leerde je ze gebruiken, anders werd je als arbeidsongeschikt ontslagen; op de buikspieren van een geoefend ruimtevaarder kaatst een zware kei nog terug en al ben je nog zo sterk, je kunt een ruimtevaarder zijn hoofd niet omwrikken als zijn nekspieren niet willen. Het hielp ook een beetje als je gilde. Volgens de theorie sloegen door het gillen de longen dicht, pneumothorax door versnelling, noemden ze dat in de leerboeken en bleven ze dicht op elkaar geperst tot de eerste versnellingsstoot voorbij was. Op dat moment is het kooldioxideniveau in het bloed zover gestegen, dat de ademreflex zich met een diepe hijgbeweging weer herstelt, zelfs al zouden essentiële borstspieren zijn gescheurd. Het gillen zorgt er dus voor dat je ook echt adem binnen krijgt, de eerstvolgende keer dat je ademhaalt. Maar wat nog belangrijker was voor Paige en alle ruimtevaarders: die kreet was het enige protest dat ze konden uiten tegen die negen seconden van moordende druk; je voelt je er gewoon beter door. Paige gilde dus uit alle macht. En lag nog te gillen toen het schip in vrije val ging. Terwijl de kreet nog ongelovig in zijn keel verstomde, klauwde hij al naar aan zijn riementuig. Al zijn ruimtevaarderreflexen waren op hetzelfde moment aangeslagen. De periode dat de aandrijving was gebruikt, was veel te kort geweest. Zelfs de kortst mogelijke startversnelling duurt langer dan een gil. Toch waren de ionenraketten kennelijk afgeslagen. De aandrijving van het kleine schip had gehaperd en nu viel het terug naar de Aarde... 'Attentie alstublieft,' zei de intercom vriendelijk. 'We zijn onze reis begonnen. De vrije val zal nog enkele seconden duren. Bereid u voor op herstel van de normale zwaartekracht.' En toen... en toen was de hangmat waar Paige mee 'stond' te worstelen weer beneden alsof het schip nog rustig op Aarde stond. Onmogelijk! Het kon nog niet eens buiten de dampkring zijn. En zelfs dan zou er de rest van de tocht vrije val moeten heersen. Op een interplanetair vaartuig, laat staan op een pendel, kon de zwaartekracht alleen worden nagebootst door het schip om zijn lengteas te laten wentelen; er waren maar weinig kapiteins die de moeite namen van zo'n brandstofverslindende manoeuvre, aangezien er meestal alleen ouwe ruimterotten tussen de planeten heen en weer vlogen. Trouwens, dit schip, de Per Aspera had een dergelijke manoeuvre beslist niet uitgevoerd, anders had Paige het wel gemerkt. En toch drukte zijn lichaam zich tegen de hangmat met een versnelling gelijk aan de Aardse zwaartekracht. 'Attentie, alstublieft. Over één komma twee minuten zullen wij de Maan passeren. De observatiekoepel is nu voor passagiers geopend. Senator Wagoner zou het gezelschap van juffrouw Abbott en kolonel Russell in de koepel zeer op prijs stellen.' Hij hoorde niets meer van de ionenraketten die onbegrijpelijkerwijs waren gestopt op het moment dat de Per Aspera nog geen 400 kilometer hoog kon zijn. En toch vloog ze nu langs de Maan, zonder het geringste gevoel van snelheid te geven, hoewel ze nog steeds bezig moest zijn haar vaart te versnellen. Waar werd dit schip door aangedreven? Paige hoorde alleen het zachte zoemen van de elektrische generatoren en het klonk niet luider dan wanneer het schip stond geparkeerd en ze niet belast waren met de voorverhitting van het elektronen-ionenplasma, dat de raketten gebruikten. Met een grimmig gezicht wipte hij de laatste klemsluiting van zijn riementuig los, heel goed beseffend wat een groentje hij aan boord van zulk een schip wel zijn moest, en stond op. Het dek voelde stevig en abnormaal, zoals het met de zelfvoldane druk van onwrikbare aardse zwaartekracht tegen zijn schoenzolen drukte. Het was dat een leven in de ruimte hem voorzichtigheid had in gegrift, anders was hij de trap naar de observatiekoepel opgedraafd. Anne en Senator Wagoner waren er al; zwak maanlicht scheen op hun rug, terwijl ze vooruit tuurden, de diepe ruimte in. De start had hen niet zo'n beetje aangepakt, dat was duidelijk, maar ze waren er al bijna weer overheen; vergeleken met het effect van een normale pendelstart had het ze nauwelijks iets gedaan. En natuurlijk had die plotselinge omschakeling op een normaal zwaartkrachtveld hun ongeoefende reflexen niet zo grondig van slag gebracht als de jarenlang geconditioneerde reacties van Paige. Als je het op die manier bekeek, zou dit soort ruimtevaart, althans de eersIkomende jaren, voor burgers nog een stuk makkelijker blijken dan voor ruimtevaarders. Hij liep behoedzaam op hen af; hij voelde zich verschrikkelijk op zijn nummer gezet. Tussen hen tweeën stond een schitterend scherp plekje witgeel licht dat door het dikke, tegen kosmische stralen bestendige glas van de koepel blikkerde. De plek bewoog niet, net als de andere sterren die door de koepel schenen; een bewijs dat de zwaartekracht op het schip niet werd veroorzaakt door wenteling om de as. En die gele schijf, die stond te stralen tussen Wagoners elleboog en Anne's bovenarm was... Was Jupiter. Aan weerszijden van de planeet stonden twee kleinere heldere puntjes; de vier satellieten van Galileo even ver uit elkaar voor het blote oog, als ze op Aarde door een telescoop als die van Galileo te zien zouden zijn geweest. Terwijl Paige nog in de toegang tot de koepel stond te aarzelen gingen de kleine lichtpuntjes, die de grootste manen van Jupiter waren, zichtbaar wat verder uit elkaar, zodat er eentje achter Anne's schouder verdween. De Per Aspera versnelde haar vaart dus nog steeds; ze was op weg naar Jupiter met een snelheid waarop Paige op geen enkele manier was voorbereid. Verbijsterd berekende hij uit zijn hoofd ruwweg de parallaxverschuiving en probeerde daaruit de snelheid van het schip af te leiden. Die kleine maanpendel, die niet harder zoemde dan een transformatortje, die nauwelijks vijf mensen, laat staan tien, naar SV-I had kunnen brengen, raasde nu op Jupiter toe met een snelheid van ongeveer een kwart van die van het licht. Met minstens vijfenzestigduizend kilometer per seconde. En het feit dat de kleuren van Jupiter donkerder leken te worden, bewees dat de Per Aspera haar vaart gedurig versnelde. 'Komt u binnen, kolonel Russell,' klonk de stem van senator Wagoner met een flauwe nagalm in de koepel. 'En geniet mee van het schouwspel. We stonden al op u te wachten.'
Tien: Jupiter V
En daar is 'het gezonde verstand' nu voor, om van buiten af tot gericht nadenken te worden omgevormd. Een van de belangrijkste diensten, die de wiskunde de mensheid in de vorige eeuw heeft verleend, was dat het 'gezond verstand' werd gezet waar het thuishoorde, bovenop de plank, naast het stoffige voorraadblik met het etiket 'kletskoek, niet meer te gebruiken. ERIC TEMPLE BELL
Het schip dat juist landde toen Helmuth de wacht in ging, kon de last op zijn hart niet verlichten. Naar de vorm was het niet te onderscheiden van de andere pendelschepen voor de korte afstand, die de manen van Jupiter aandeden en de voorraden van het schip dat tussen SV-I Mars, Gordel, Jupiter X voer, naar de binnenmanen brachten, met soms brieven die jaren oud waren, maar het was wel groter dan de doorsnee Jupiter pendel en heel die overdreven massa werd op Jupiter V aan de grond gezet met een uiterst kort keelschrapen van de raketten. Die landing verried Helmuth dat zijn droom aardig op weg was om waarheid te worden. Als de hoge bonzen echt antizwaartekracht hadden bezeten, dan zouden de ionenraketten helemaal niet nodig zijn geweest. Kennelijk was datgene wat ze ontdekt hadden een soort gedeeltelijk zwaartekrachtscherm, waardoor het schip met veel minder raketstuwkracht dan normaal kon opereren, maar als altijd onderworpen bleef aan een aanzienlijke fractie van de universele G, de spanning die aan de ruimte inherent was. En alleen een compleet en een volledig te beheersen zwaartekrachtscherm zou goed genoeg zijn voor Jupiter. En volgens de theorie was een volledig zwaartekrachtscherm onmogelijk. Als je er ooit een zou kunnen opwekken, vooropgesteld dat dat kon, dan zou je niet in staat zijn het te betreden of te verlaten. Het zou even onmogelijk zijn om de grens tussen zwaartekracht en een anti zwaartekrachtveld te overschrijden, als hoogspringen wanneer de lat op oneindig is gehangen, en om precies dezelfde redenen. Wanneer je van de andere kant die grens overging, zou je aan de overkant van de streep met evenveel kracht neerkomen alsof je van de Maan was komen vallen; een beetje harder nog, trouwens. Helmuth zat mechanisch te werken aan het bemanningspaneel terwijl hij nadacht. Charity was nergens te bekennen, maar er was ook geen reden dat het paneel van de voorman speciaal deze wacht in werking zou moeten zijn. Het werk kon net zo goed van hieruit worden bestuurd, en kennelijk had Charity van hem verwacht dat hij het zo zou doen, anders had hij wel een berichtje achtergelaten. Charity was nu waarschijnlijk al in bespreking met de senatoren, misschien hoorde hij nu het voor hem zo blijde nieuws. Plotseling besefte Helmuth dat hem nu niets anders meer restte als deze wacht voorbij was dan er zo snel mogelijk vandoor te gaan. Er bestond toch geen enkele geldige reden om zijn hele nachtmerrie hulpeloos stap voor stap in werkelijkheid uit te voeren, als een acteur die een rol spelen moet? Hij was nu wakker, in volledig bezit van al zijn zintuigen, en althans gedeeltelijk nog wel bij zijn verstand. De man in de droom had zich als vrijwilliger aangemeld, maar die man zou niet Bob Helmuth zijn. Nu niet meer. Terwijl de senatoren hier op Jupiter V waren zou hij zijn ontslag aanbieden. Rechtstreeks, met voorbijgaan van Charity. Door de golf van opluchting die door hem heen sloeg, net toen hij de laatste schakelaars omzette, waardoor hij via het bemanningspaneel de supervisie kon voeren, voelde hij zich zo slap worden dat hij de helm even op de rand van de lessenaar moest steunen voordat hij hem helemaal op zijn hoofd kon tillen. Dus daar had hij inwendig op zitten wachten: ontslag nemen, en anders niet. Hij was het Charity verschuldigd dat hij nu de grote inspectie afmaakte. Daarna zou hij vrij zijn. Hij zou nooit de Brug meer hoeven zien, zelfs niet vanuit een afkijkhelm. Een afscheidstournee en daarna terug naar Chicago, als dat nog bestond. Hij wachtte even tot zijn ademhaling wat was bedaard, zette toen de helm met een zwaai op zijn schouders en de Brug... ...stortte zich over hem uit, een heksenketel, ondoordringbaar, zonder hoop, aan alle kanten ingesloten. Het fel getrommel van de regen op de wand van de kever was zo luid dat het pijn deed aan zijn oren, zelfs toen hij de volumeregelaar van de helm helemaal terug had geschoven tot het nokje. Het was onmogelijk om het geluidscircuit helemaal uit te schakelen; zijn oordeel over de wijze waarop de Brug belastingen kon doorstaan was voor een groot deel afhankelijk van geluiden; het menselijk gezichtsvermogen was op de Brug van bijna even weinig nut als dat van een slak. En de Brug antwoordde, als altijd, met een potpourri van dissonant en kakofonie: krang... krang... spunggg... skriüe... krang... ungg... oingg... skriüe... skriüe... Het geluid dat het bouwsel maakte was het enige wat telde; het was de polyfonie van de Brugal het andere was pure versiering en diende door de operator van de Brug te worden genegeerd, het coloratuurgekrijs van de wind, het snelvuur van de regen, de orgeltonen van de donder, en het verre gerommel van de vulkanen die als toneelknecht optraden, wanneer zij, heel ver beneden, de continenten op wieltjes heen en weer trokken. Maar dit keer was het echt onmogelijk geworden één enkel deel van het gigantisch orkest buiten te sluiten. Het samengestelde rumoer was reusachtig, onverzoenlijk, ongelooflijk, zelfs voor Jupiter, overdonderend, zelfs in dit seizoen. Zodra hij het hoorde, wist Helmuth dat hij te lang gewacht had. De Brug zou het niet lang meer maken. En alleen als iedere man en vrouw op Jupiter V zich tot het uiterste inzette zonder zich slaap te gunnen, gedurende de tijd dat de Zuidelijke Tropische Storing en de Rode Vlek langs elkaar trokken......dan was het misschien nog niet voldoende. Het diepe gekreun dat omhoog steeg, uit de door wervelwinden geteisterde nevels rond de caissons, werd steeds lager van toon, met sprongen soms: de verbindingen beneden waren al overbelast. En het dek van de Brug was begonnen te rijzen en te dalen, alsof trage bevroren golven het bouwwerk doortrokken van het ene onafgemaakte einde tot aan het andere. De misselijkmakende luie getijde golf deed de kever eerst zijn kop omhoog werpen in de wind, en dan zijn staart, zodat alle magnetische energie die Helmuth in de wikkelingen kon pompen nodig was om het voertuig tegen de rails op het dek gekleefd te houden. Het dek verkennen leek op deze manier onuitvoerbaar; er was geen energie meer over voor de stuwmotor, het kostte bijna alle energie die er was om op z'n plaats te blijven. Maar de inspectie moest worden afgemaakt, en er was één richting die Helmuth nog verkennen moest: Pal omlaag. Omlaag naar het ijs, in de Negende Kring waar alles stilhoudt, en nooit meer in beweging komt. Vlakbij in sector 94 liep langs een van de grote steunberen van de Brug een spoor omlaag waar Helmuth de kever op kon draaien. Het kostte hem maar een paar minuten om het voertuigje met de kop omlaag op weg te sturen naar beneden. De meters op het kopiepaneel hadden hem al verteld dat op 33,5 kilometer hoogte, dat wil zeggen op 17,5 kilometer onder het dek, de windsnelheid zeer plotseling afnam in deze sector, die in de luwte lag van de gletsjer, de uitloper van een lange bergrug in de buurt. Maar hij was er niet op voorbereid dat het er zo windstil zou zijn. Natuurlijk stond er wel wat wind, zoals altijd op Jupiter, vooral in dit seizoen, maar de ergste windstoten hadden een snelheid van niet meer dan een paar honderd kilometer per uur, en soms zakte de meter zelfs beneden de vijfenzeventig. Het was als een droom. De kever kroop omlaag als een duiker die de veiligheidsknoop in zijn lijn al achter zich heeft gelaten maar te zeer meegesleept wordt door de roes van de diepte om zich daar druk over te maken. Op een diepte van vierentwintig kilometer schoot er iets wits door het schijnsel van de koplampen. Toen nog iets, en nog drie. En toen plotseling een hele stroom. Te laat zette Helmuth de kever stil en tuurde voor zich uit, maar de witte dingen waren nu verdwenen. Nee, daar waren er nog meer, die heel langzaam door het lichtschijnsel voeren. Toen de wind heel even wegviel leken ze wel te zweven, langzaam te pulseren... Helmuth hoorde zich knorren van verbazing. Hij had ooit eens zitten fantaseren over kwalvormen op Jupiter. En zo zagen deze eruit als kwallen, niet van de zee, maar van de lucht. Ze hadden tien ribben en waren doorschijnend, variërend van de grootte van een vuist tot die van een voetbal. Ze waren prachtig, en zagen er voor deze woeste planeet ongelooflijk breekbaar uit. Helmuth stak zijn hand uit om de verlichting hoger te draaien, maar net stak de wind weer op toen hij de knop aanraakte, en weg waren de wezens. In plaats daarvan zag Helmuth in het nu fellere licht dat er niet ver beneden hem een groot platform uitstak op de pilaar, aan één kant van de rails. Er zat een omheining op en een dak, maar het was van doorzichtig materiaal gemaakt. En daar binnen bewoog iets. Hij had geen idee wat dat voor bouwsel kon zijn, maar kennelijk was het van recente datum. Hoewel hij in deze sector nog nooit benedendeks was geweest, kende hij de plannen goed genoeg om te weten dat een dergelijke uitwas niet op de bouwtekeningen had gestaan. ...Een verward ogenblik geloofde hij dat er toch al een mens op Jupiter was, maar toen hij de kever boven het dak tot stilstand bracht, realiseerde hij zich dat het ding dat zich daarbinnen bewoog natuurlijk een robot was, een misbaksel van een wezen met een groot aantal tentakels en twee keer zo groot als een mens. Het was druk in de weer met flesjes en kolven waar hij er duizenden van om zich heen scheen te hebben staan, op werktafels en planken. Het hele gebouwtje stond vol met volgens Helmuth chemische apparatuur, en aan de ene kant stond een toestel dat mogelijk een microscoop was. De robot keek naar hem en gebaarde met een stuk of drie tentakels. Eerst begreep Helmuth hem niet, toen zag hij dat de robot naar zijn koplampen stond te wijzen, en hij draaide ze gehoorzaam bijna helemaal uit. In de Jupiterschemer die nu viel, zag hij dat het laboratorium over voldoende eigen kunstverlichting beschikte. Hij kon natuurlijk met geen mogelijkheid met de robot praten, en die niet met hem. Als hij wou kon hij praten met de persoon die de robot bestuurde, maar hij kende de taken van alle mensen op Jupiter V en dit geval maakte daar geen deel van uit. Ze hadden er zelfs geen voorziening voor op de panelen... Er begon een wit lampje te knipperen op het kopiepaneel. Dat betekende een binnenkomend gesprek van Europa. Zat er dan iemand op die malle sneeuwbal deze getentakelde geleerde te besturen, en gebruikte hij het station van Jupiter V om de signalen die het ding stuurde te versterken? Nieuwsgierig stak hij de steker in het contact. 'Hallo Brug! Wie heeft daar dienst?' 'Hallo Europa. Met Bob Helmuth spreek je. Is dat jullie robot waar ik naar zit te kijken, in sector vierennegentig?' IIO 'Dat ben ik ja,' zei de stem. 'Je spreekt met Doe Barth. Hoe vind je mijn laboratorium?' 'Knus hoor,' zei Helmuth. Ik wist niet eens dat het bestond. Wat doen jullie daar?' 'We hebben het net van 't jaar geïnstalleerd. Het dient om de levensvormen van Jupiter te bestuderen. Heb je ze gezien?' 'De kwallen bedoel je? Leven die echt?' 'Ja,' zei de robot. 'We houden het nog even onder ons tot we meer gegevens hebben, maar we wisten dat één van jullie keverjagers ze natuurlijk op een keer wel zouden zien. En o£ ze leven. Ze bezitten een colloïdaal continuüm discontinuüm, net als protoplasma, alleen gebruiken zij vloeibare ammonia als substratum in plaats van water.' 'Maar waar leven ze van?' vroeg Helmuth. 'Aha, dat is juist de vraag. In ieder geval een of andere vorm van luchtplankton; we hebben de verteerde resten daarvan al wel binnenin aangetroffen, maar we hebben nog geen levende specimina weten te bemachtigen. Met die verteerde fragmenten komen we niet veel verder. En waar leeft het plankton van? Ik wou dat ik het wist.' Helmuth zat te peinzen. Leven op Jupiter. Het deed er niet toe dat het simpel was van structuur en vrijwel hulpeloos tegen de wind. Het was toch leven, zelfs hier in de bevroren afgrond van de hel, die geen levend mens ooit zou bezoeken. En wie weet, als er kwallen zweefden in de lucht van Jupiter, wat er in de zeeën niet aan monsters zouden zwemmen? 'Je schijnt niet bijzonder onder de indruk te zijn,' zei de robot. 'Kwallen en plankton zijn voor de leek waarschijnlijk ook niet interessant. Maar de implicaties zijn reusachtig. Dat zal de biologen danig in opschudding brengen, dat verzeker ik je.' 'Dat geloof ik graag,' zei Helmuth. 'Ik was alleen een beetje verbluft. We hebben altijd gedacht dat er geen leven op Jupiter was...' 'Klopt. Maar nou weten we beter. Goed, aan de arbeid weer. Ik spreek je nog wel.' De robot wuifde met zijn tentakels en boog zich over een werktafel. Verstrooid keerde Helmuth de kever en liet hem naar boven klimmen. Barth, zo herinnerde hij zich, was de man die op Europa een fossiel gevonden had. En een tijd geleden was er een officier in het Jupiterstelsel gestationeerd geweest die een deel van zijn vrije tijd besteed had aan het verzamelen van bodemmonsters, op zoek naar bacteriën. Waarschijnlijk had hij die ook wel gevonden; in de tijd voor de ruimtevaart hadden de geleerden ze zelfs wel in meteoorstenen aangetroffen. De Aarde en Mars waren per slot van rekening de enige plaatsen in het universum niet waar leven voorkwam. Misschien was het wel... wel overal. Als leven kon bestaan in een oord als Jupiter, dan was er geen logische reden om het bestaan van leven op de zon als onmogelijk terzijde te schuiven, een geanimeerde vlam die niemand als levend wezen herkennen zou..: Hij bereikte het dek en zette de kever bolderend op het spoor naar het rangeerterrein; hij zou op een ander spoor moeten overgaan voor hij de wagen naar de stalling kon sturen. Tijdens de spookachtige conversatie tussen plaatsvervangers was de gedachte bij hem opgekomen dat hij Doe Barth eigenlijk nooit ontmoet had, net zomin als de meeste van de andere lui waarmee hij zo vaak over de amateurradio had gepraat. Met uitzondering van de Brugoperateurs was het Jupiterstelsel voor hem een gemeenschap van lichaamloze stemmen. En nu zou hij ze zeker nooit ontmoeten... 'Zeg, word jij eens wakker, Helmuth,' snauwde een stem op het bemanningsdek plotseling. 'Als ik er niet geweest was, was je over de rand van de Brug geduikeld. Je had alle automatische beveiligingen op je kever uitgeschakeld.' Helmuth stak schuldbewust en aanmerkelijk te laat zijn hand uit naar de knoppen. Eva had zijn kever al teruggehaald uit de gevarenzone. 'Sorry,' mompelde hij terwijl hij de helm afzette. 'Dank je wel, Eva.' 'Mij hoef je niet te bedanken. Als je d'r zelf in had gezeten had ik hem rustig laten gaan. Ik zou je aanraden om minder te lezen en wat meer te slapen, Helmuth.' 'houd je goeie raad maar voor je,' gromde hij. Met het incident begon hij aan een nieuwe en nog ontstellender gedachtegang. Als hij nu zou opzeggen, zou het nog bijna een jaar duren voor hij terugkon naar Chicago. En antizwaartekracht of niet, het schip van de senatoren zou geen plaats hebben voor onverwachte passagiers. Je moest het lang van tevoren regelen wanneer je iemand naar huis wilde vervoeren. Er moest leefruimte aan boord worden geschapen, en een equivalent aan lading van het gewicht en de omvang van wat hij mee terug zou nemen moest enkele reis naar Jupiter worden gestuurd. Een jaar op het station van Jupiter V zonder functie, als iemand wiens aanspraken op de voorraad van het station niet meer gerechtvaardigd werden door wat hij uitvoerde. Een jaar onder de ogen van Eva Chavez en Charity Dillon en alle andere vrouwen en mannen die Brugoperateurs zouden blijven, en die niet zouden aarzelen hem te laten merken wat ze ervan vonden dat hij uit was gestapt. Een jaar lang als buitenstaander leven te midden van de koortsachtige opwinding van de directe persoonlijke verkenning van Jupiter. Een jaar lang kijken en luisteren naar de onvermijdelijke dood, terwijl hij als enige afzijdig bleef, bevoorrecht, nutteloos. Een jaar waarin Robert Helmuth de meest gehate mens zou worden in het stelsel van Jupiter. En als hij terugkwam in Chicago en een baan ging zoeken, want zijn ontslag van de Brug zou automatisch zijn ontslag uit overheidsdienst betekenen, dan zouden ze hem vragen waarom hij de Brug verlaten had op het ogenblik dat het werk aan de Brug zijn hoogtepunt zou bereiken. Hij begon te begrijpen waarom de man in de droom zich als vrijwilliger had gemeld. Toen de wachtbel ging, was hij nog steeds vastbesloten om zijn ontslag te nemen, maar was hij inmiddels wel bitter tot de slotsom gekomen dat er tenslotte nog wel een andere hel was te vinden dan die op Jupiter. Hij zette het paneel net op neutraal toen Charity langs de voetsteunen naar boven kwam. Charity's ogen fonkelden als een hemel vol kometen. Helmuth had dat al voorzien. 'Senator Wagoner wil je spreken, Bob, als je niet te moe bent,' zei hij. 'Ga maar vast, ik maak het hier wel af.' 'O ja?' vroeg Helmuth met gefronst voorhoofd. De droom overspoelde hem weer. Nee. Ze zouden hem niet dwingen harder te gaan dan hij zelf wilde. 'Waarover, Charity? Word ik van anti Westerse activiteiten verdacht? Je hebt hem zeker wel verteld hoe ik er tegenover sta?' 'Dat zeker,' zei Dillon onverstoorbaar. 'Maar we waren het erover eens dat je misschien van gedachten verandert als je met Wagoner gesproken hebt. Hij is vanzelfsprekend op het schip. Ik heb een pak voor je klaar laten leggen bij de luchtsluis.' Charity trok de helm over zijn hoofd en sneed zich daarmee doeltreffend van verdere conversatie, ja van elke gewaarwording van Helmuths aanwezigheid, af. Een ogenblik bleef Helmuth staan kijken naar de blinde gladde bol op Charity's schouders. Toen haalde hij krampachtig zijn schouders op en klom langs de sporten omlaag. Drie minuten later sjouwde hij in ruimtepak over het oppervlak van Jupiter V terwijl de lichtende massa van de moederplaneet zijn schouders overgoot met kleur. Een beleefde marinier liet hem binnen door de luchtsluis en pelde hem handig uit zijn pak. Ondanks zijn grimmige vastbeslotenheid om geen interesse te tonen in de nieuwe antizwaartekracht en de mogelijke gevolgen daarvan, keek hij toch nieuwsgierig om zich heen toen hij door het schip naar de boeg werd gebracht. Maar van binnen was het schip gelijk aan de schepen die hem van Chicago naar Jupiter V hadden gebracht als ieder ander ruimteschip; er viel niets te zien dan gangwanden en wanden met klimsteunen tot hij in de hut kwam waar hij werd verwacht. Senator Wagoner was een verrassing. Het was een jonge man, zestig, op zijn hoogst, en absoluut niet gezet, en hij bezat de scherpste blauwe ogen die Helmuth ooit had gezien. De hut waarin hij Helmuth ontving was klaarblijkelijk de zijne, een comfortabele hut naar ruimtevaartmaatstaven, maar niet erg ruim of luxueus. Hij kon de senator maar moeilijk rijmen met de huidige Senaat, die bij het ene schandaal van meer dan Romeinse omvang na het andere betrokken was. Hij had maar twee mensen bij zich, een vrij onaantrekkelijk meisje dat waarschijnlijk zijn secretaresse was, en een rijzige man in het uniform van de Dienst Ruimtevaart en de onderscheidingstekenen van een kolonel. Helmuth besefte, met een tweede schok van verrassing, dat hij de officier kende; het was Paige Russell, een ballistisch expert die nog niet zo lang geleden in het stelsel gestationeerd was geweest. De man die aarde verzamelde. Hij glimlachte een beetje wrang toen Helmuth vragend zijn wenkbrauwen optrok. Helmuth keek de senator nog eens aan. 'Ik dacht dat de hele subcommissie hier was,' zei hij. 'Dat is ook zo, maar die hebben we lekker gelaten waar ze waren, op Ganymedes. Ik wilde je niet het idee geven dat je voor een rechtbank stond,' zei Wagoner met een glimlach. Ik heb thuis verplicht zitting gehad in de meeste van die eindeloze ondervragingen, maar ik zie geen enkele reden om dergelijke godsdienstige riten naar de ruimte te exporteren. Ga zitten, meneer Helmuth. We hebben een heleboel te bespreken.' Stijfjes ging Helmuth zitten. 'U kent kolonel Russell, natuurlijk,' zei Wagoner terwijl hij behaaglijk achterover leunde in zijn stoel. 'Deze jonge dame is Anne Abbott, over wie u zo dadelijk meer zult horen. Goed dan. Dillon heeft me verteld dat uw bruikbaarheid voor de Brug vrijwel ten einde is. In zekere zin spijt me dat, want u bent een van de beste krachten geweest in het hele bestand van onze planetaire projecten. Maar in zekere zin ben ik ook blij daarmee. U komt daardoor beschikbaar voor iets veel groters, waarvoor we u veel harder nodig hebben.' 'Wat bedoelt u daarmee?' 'U zult het me op mijn eigen manier moeten laten uitleggen. Ten eerste wil ik nog eens even over de Brug praten. Krijgt u nu niet het idee dat ik u zit te ondervragen, trouwens. U bent volkomen vrij om te zeggen dat bepaalde vragen mij helemaal niet aangaan, en ik zal het u niet kwalijk nemen, nu niet en later niet. Daarbij: "Ik ontken hiermede de authenticiteit van elke band of andere opname van het gesprek waarvan deze verklaring deel uitmaakt." Kortom, ons gesprek is volstrekt onofficieel.' 'Dank u wel.' 'Het is in mijn eigen belang; ik hoop dat u vrijuit zult willen spreken. Die ontkenning van mij heeft natuurlijk niet veel te betekenen want dergelijke verklaringen kunnen zo uit de band worden gesneden, maar later zal ik u dingen vertellen die u niet geacht wordt te weten en uit wat ik dan zeg, zult u kunnen afleiden dat alles wat u tegen mij zegt in vertrouwen zal zijn. Paige en Anne zijn uw getuigen. Goed?' Een steward kwam zwijgend binnen met drankjes en ging weer weg. Helmuth nam een slokje van het zijne. Het smaakte, voor zover hij kon proeven, precies zoals de mengsels die hij zelf van zijn ruimterantsoen klaarmaakte in de hut. Alleen was deze drank gekoeld, hetgeen Helmuth even verbaasde, maar wat na de eerste slok niet onprettig was. Hij probeerde zich te ontspannen. Ik zal mijn best doen,' zei hij. 'Dat is al heel wat. Goed. Dillon zegt dat u de Brug als een monster beschouwt. Ik heb uw dossier nauwkeurig bestudeerd, ik heb u en Paige trouwens veel intensiever bestudeerd dan u zich zou kunnen voorstellen, en ik geloof dat Dillon niet helemaal de essentie van uw opvatting heeft weergegeven. Ik zou het graag nog eens van u horen.' Ik geloof niet dat de Brug een monster is,' zei Helmuth langzaam. 'Charity, moet u begrijpen, is hier in het defensief. Volgens hem is de Brug het doorslaand bewijs dat geen enkele combinatie van ongunstige omstandigheden de mens ooit voor lange tijd zal kunnen tegenhouden, en wat dat betreft ben ik het met hem eens. Maar hij ziet de Brug ook als de verpersoonlijking van de Vooruitgang. Hij kan eenvoudig niet toegeven, u hebt me zelf gevraagd om te zeggen wat ik denk, senator, maar hij kan niet toegeven dat het Westen een stervende en decadente beschaving is. Ieder brokje bewijs dat beschikbaar is wijst daarop, maar Charity gelooft nu eenmaal graag dat de Brug dat bewijs ontkracht.' 'Het Westen heeft niet veel jaren meer te leven,' beaamde Wagoner verbazenderwijs. Paige Russell veegde zijn voorhoofd af. Ik kan u dat nog niet horen zeggen,' zei de ruimtevaarder, 'zonder onder het vloerkleed te willen kruipen. MacHinery zit per slot van rekening op Ganymedes met zijn bloedhonden. 'MacHinery,' zei Wagoner kalm, 'zal waarschijnlijk ter plekke aan een beroerte overlijden wanneer we hem met deze zaak overrompelen, en ik zal hem zeker niet missen. Het is trouwens maar al te waar; de dominostenen zijn al aan het omvallen, al geruime tijd, en de explosie die het bedrijf van Anne voor elkaar heeft gebakken, zal de genadeslag wel leveren. Maar alles bij elkaar, meneer Helmuth, is het Westen toch voor een aantal prestaties verantwoordelijk geweest die er in de geschiedenis met kop en schouders bovenuitsteken. Misschien mogen we de Brug beschouwen als de laatste en machtigste prestatie.' 'Voor mij anders niet,' zei Helmuth. 'Het bouwen van gigantische projecten voor rituele doeleinden, iets doen, dus, omdat het gedaan kan worden, is de laatste daad van een al overleden beschaving. Kijk maar eens naar de piramiden van Egypte. Of een nog reusachtiger en nog idioter voorbeeld, het uitzetten van het "Diagram van de Macht" over het hele oppervlak van Mars. Als die Martianen al hun energie hadden besteed om te overleven, dan bestonden ze nou waarschijnlijk nog.' 'Ben ik met u eens,' zei Wagoner, 'met een enkele aantekening. Wat Mars betreft hebt u gelijk, maar de piramiden werden opgetrokken tijdens de lente van de Egyptische beschaving. En "iets doen omdat het gedaan kan worden" is geen definitie van een ritueel, het is de definitie van wetenschap.' 'Goed dan. Maar dat verandert niet veel aan mijn betoog. Misschien kunt u het ook met me eens zijn, dat de essentie van een levensvatbare beschaving de mogelijkheid moet zijn om zich te verdedigen. Het Westen heeft de Sovjets nu een halve eeuw lang verslagen, maar voor zover ik kan zien is de Brug voor het Westen een Diagram van de Macht, een piramide, noem maar op. Al dat geld en al die grondstoffen die voor het bouwen van de Brug zijn gebruikt, zullen hard nodig zijn wanneer de volgende Sovjetaanval komt, en dan zijn ze er niet meer.' 'Ik moet u corrigeren; de aanval is al ingezet,' zei Wagoner. 'En ze hebben al gewonnen ook. De USSR heeft het grootste van de door von Neumann ontwikkelde spelen een stuk beter gespeeld dan wij, omdat zij er niet, zoals wij, van uitgingen dat elke partij automatisch voor de beste strategie zou kiezen; ze hebben het er ook op aangelegd de spelers af te matten. Na vijftig jaar niet aflatende druk zijn ze erin geslaagd het Westen om te vormen tot een systeem dat zo sterk op dat van de Sovjets lijkt, dat rechtstreekse militaire actie niet meer nodig is; we hebben onszelf gesovjetiseerd en al onze stappen zijn nu volkomen voorspelbaar. Gedeeltelijk ben ik het dus met u eens. Wat wij hadden moeten doen, was ons geld en onze energie investeren in hun spel, in maatschappelijk onderzoek, juist omdat de dreiging maatschappelijk was. In plaats daarvan, en dat was typerend, hebben we geïnvesteerd in een natuurkundig onderzoeksproject van nog nooit vertoonde omvang. Hetgeen natuurlijk precies datgene was wat we volgens de speltheorie zouden gaan doen. Trouwens, voor iemand die zoals u jarenlang van contact met de Aarde is afgesneden, Helmuth, schijnt u meer te weten van wat er daarginds omgaat dan het grootste deel van de bevolking.' 'Niets is zo bevorderlijk voor de belangstelling voor de Aarde, als er niet meer op te zitten,' zei Helmuth. 'En je hebt hier zeeën van tijd om te lezen.' Of het drankje was sterker geweest dan hij verwacht had, hetgeen niet zo gek was, gezien het feit dat hij die rommel al een tijdje niet had aangeraakt, of de kalme bevestiging van de senator dat heel zijn wereld inderdaad aan het instorten was, had hem weer een eindje verder naar de afgrond toe geduwd; zijn hoofd suisde. Wagoner zag het wel. Hij leunde plotseling naar voren en zei, terwijl Helmuth er totaal niet op bedacht was: 'Maar', Ik kan het niet met u eens zijn dat het doel van de Brug uitsluitend ritueel is of is geweest. De Brug heeft een aantal omvangrijke praktische doeleinden gediend, alleen zijn die nu afgesloten. Ik kan u wel zeggen dat de Brug als zodanig een verouderd project is.' 'Verouderd?' zei Helmuth zwakjes. 'Zeker. We zullen hem natuurlijk nog een tijdje aan de gang houden. Een proces van een dergelijke omvang kun je niet opeens met gierende remmen tot stilstand brengen. Trouwens, een van de redenen dat we de Brug hebben gebouwd, was dat de USSR dat van ons verwachtte; volgens de spelregels hadden wij op dat ogenblik een volgend Manhattan of Lincoln Project op touw moeten zetten, en we wilden ze niet graag teleurstellen. Maar wat we dit keer beslist niet gaan verklappen, is welk vraagstuk ons project verondersteld werd op te lossen, laat staan dat zoiets kan worden opgelost, of dat ons dat al gelukt is. We houden de Brug dus nog een tijdje letterlijk, en ten behoeve van de publiciteit, aan de gang. En dat is wel zo goed voor mensen als Dillon, die een diepe emotionele verknochtheid met de Brug hebben die ver boven hun conditionering uitgaat. U bent de enige gezaghebbende figuur op het hele station die zich er al zover van heeft losgemaakt, dat het geen kwaad kan u te vertellen dat we het project kappen.' 'Maar waarom dan?' 'Omdat,' vervolgde Wagoner rustig, 'de Brug ons de bevestiging heeft geschonken van een theorie van onvoorstelbaar groot belang, van zo groot belang, naar mijn bescheiden mening, dat de aanstaande ondergang van het Westen daarbij in het niet verzinkt. Een bevestiging, overigens, die de kiem in zich draagt van de uiteindelijke vernietiging van de Sovjets, wat ze in de komende paar honderd jaar ook zullen weten te verwerven.' Ik neem aan,' zei Helmuth verwonderd, 'dat u de antizwaartekracht bedoelt?' Voor het eerst stond nu Wagoner met zijn mond vol tanden. 'Nou ja zeg,' bracht hij ten slotte uit. 'Weet u dan alles al wat ik u wilde vertellen? Ik hoop van niet, want anders zou ik daar voor ons allebei hoogst onaangename conclusies aan moeten verbinden. Weet u ook al wat een morticide is?' 'Nee,' zei Helmuth. 'Een bepaald insectenbestrijdingsmiddel?' 'Nee. U weet het dus niet. Dat is tenminste een opluchting. Maar ik mag toch hopen dat Charity u niet verklapt heeft dat we antizwaartekracht bezitten. Ik heb hem op het hart gebonden er niet over te praten.' 'Nee. Het heeft me alleen de laatste tijd erg beziggehouden,' zei Helmuth. 'Maar ik zie bepaald niet in waarom dat zo wereldschokkend zou zijn, en al evenmin hoe de Brug daaraan zou hebben bijgedragen. Ik dacht dat de antizwaartekracht afzonderlijk zou zijn ontwikkeld, ten behoeve van de verdere exploitatie van de Brug. Met andere woorden, om mensen naar beneden te kunnen brengen, zodat we die afstandsbesturing hier op Jupiter V op zouden kunnen doeken. En ik dacht dat het de activiteit aan de Brug alleen maar zou verhevigen, en niet de hele zaak stilzetten.' 'Absoluut niet. Niemand is er toch zo gek om mensen op Jupiter te willen neerzetten, en trouwens, de zwaartekracht is daarbeneden niet het zwaarste probleem. Zelfs achtmaal de zwaartekracht van de Aarde is een korte poos achter elkaar nog heel wel te verdragen. Trouwens, als je iemand in een drukpak naar beneden laat gaan, dan is hij voor hij vijfhonderd kilometer verder is, al zo licht als een visje in het water, in die atmosfeer, en nog veel kwetsbaarder voor stromingen.' 'En u kunt de druk niet afschermen?' 'Jawel,' zei Wagoner, 'maar alleen met huizenhoge kosten. Het heeft trouwens absoluut geen zin. Het is met de Brug afgelopen. Dankzij de Brug hebben we informatie verworven in wel duizend verschillende categorieën, maar er was één opdracht die alleen via de Brug vervuld kon worden, en dat was de bevestiging of de weerlegging van de Blackett Dirac vergelijkingen.' 'En dat zijn...?' 'Vergelijkingen die het verband aantonen tussen magnetisme en de rotatie van zeer grote en massieve lichamen, dat is het gedeelte van Dirac. De vergelijking van Blackett scheen te bewijzen dat dezelfde redenering voor zwaartekracht op zou gaan, en wel: G is gelijk aan (2CP/BU)2 waarbij C de snelheid van het licht is, P het magnetisch moment en U het impulsmoment. B is een corrigerende factor, een constante met de waarde 0,25 Als de gegevens die we binnenkregen over het magnetisch veld van de planeet Jupiter, ons zouden dwingen om die vergelijking terzijde te schuiven, dan zou al die andere informatie die we via de Brug hebben binnengekregen niet hebben opgewogen tegen het geld dat we eraan hadden gespendeerd. Aan de andere kant was Jupiter het enige voor ons bereikbare lichaam in het zonnestelsel dat in alle opzichten groot genoeg was om het mogelijk te maken de vergelijkingen althans uit te proberen. Er zijn namelijk hoeveelheden van een oneindig kleine orde van grootte mee gemoeid. En onze gegevens toonden aan dat Dirac gelijk had, maar ook dat Blackett gelijk had. Magnetisme en zwaartekracht zijn allebei verschijnselen die met rotatie samenhangen. Ik zal alle tussenliggende fasen niet vermelden, omdat ik denk dat u dat zelf wel kunt uitwerken. Ik hoef alleen te zeggen dat er een aandrijvinggenerator aan boord van dit schip is geïnstalleerd die de volledige en uiteindelijke rechtvaardiging vormt voor de hel die we de mensen van Brug hebben aangedaan. Het apparaat heeft een lange technische naam, de Dillon Wagoner gravitronpolariteitgenerator, maar de technici die hem bedienen hebben hem al de bijnaam van mallemolen gegeven om wat hij uitvoert met het magnetisch moment van atomen, en van letterlijk elk atoom, binnen zijn bereik. Terwijl het apparaat in werking is, weigert het volstrekt om enig atoom buiten zijn eigen werkterrein te erkennen. En ook wenst het geen weet te hebben van andere spanningen of invloeden die buiten de grenzen van dat terrein gelden. Ja, het is zo verwaand dat je hem in de buurt van een planeet vrijwel uit moet schakelen, anders laat hij je niet landen. Maar in het diepst van de ruimte... daar is het veld natuurlijk ondoordringbaar ten opzichte van meteoren en ander tuig, en ook is het niet in het minst geïnteresseerd in de bestaande wetgeving op het gebied van de maximumsnelheid. Het beweegt zich in zijn eigen continuüm, niet door de ruimte als zodanig.' 'Nee, nou neemt u me in de maling,' zei Helmuth. 'Dacht u dat? Dit schip is regelrecht van de Aarde naar Ganymedes gereisd in minder dan twee uur, inclusief de tijd die we voor het manoeuvreren nodig hadden. Dat betekent een gemiddelde snelheid onderweg van ongeveer 90.000 kilometer per seconde; en dat terwijl de mallemolen minder dan vijf watt aan energie verbruikte, geleverd door drie doodordinaire batterijen nr. 3. Helmuth nam een uitdagende slok uit zijn glas. 'Dus dat ding heeft echt een ongelimiteerde snelheid?' vroeg hij. 'Hoe weet u dat dan?' 'Nou ja, dat weten we nog niet,' gaf Wagoner toe. 'Een van de ongelukkige kanten van een algemene wiskundige formule is per slot van rekening dat er geen bordjes bijstaan om te waarschuwen dat ze daar en daar net niet opgaat. Zelfs de kwantummechanica maakt zich daar tot op zekere hoogte schuldig aan. Maar, we verwachten dat we vrij snel zullen weten hoe hard de mallemolen iets voort kan drijven. En we denken dat u ons dat zult vertellen.' Ik?' 'Ja, u, en ook kolonel Russell en juffrouw Abbott, hoop ik.' Helmuth keek de andere twee eens aan; ze zagen er allebei minstens zo verbijsterd uit als hij. Hij kon zich niet voorstellen waarom. 'Het aanstaande debacle op Aarde maakt het voor ons, het Westen, tot een dwingende noodzaak om ogenblikkelijk interstellaire expedities op pad te sturen. De sterrenwacht van Richardson op de Maan heeft al twee sterrenstelsels in kaart gebracht die aantrekkelijk lijken het ene is bij Wolf 359 en het andere bij 61 Cygni, en er moeten nog honderden andere stelsels zijn, waar het zeer waarschijnlijk is dat we Aardse planeten zullen aantreffen. In een notendop gezegd: we zijn bezig het Westen te evacueren, niet letterlijk natuurlijk, maar in wezen, naar de geest. We willen de hele galaxis bezaaien met avontuurlijke mensen, mensen met een ingekankerde zucht om vrij te zijn, als het enigszins kan. Als ze eenmaal ginder zijn, kunnen ze vrij groeien en bloeien, zonder inmenging van de Aarde. De Sovjets hebben de mallemolen nog niet, en zelfs als ze hem krijgen zullen ze hem niet durven vrij te geven. Het is een veel te mooie en afdoende ontsnappingsmethode voor ontevreden kameraden. Wat we van u willen, Helmuth, en nu kom ik, zoals u ziet, ter zake, is dat u met de hulp van kolonel Russell deze uittocht leidt. U hebt er de intelligentie en de juiste instelling voor, dat bewijst uw analyse van de situatie op Aarde wel, als we nog meer bevestiging nodig hadden gehad. En ook, er is op Aarde voor u geen toekomst meer.' 'U zult me even moeten excuseren,' zei Helmuth beslist. Ik ben nu niet in een toestand om redelijk te denken; het was zoveel, dat kan ik allemaal niet in een paar minuten verwerken. En de beslissing ligt ook niet helemaal bij mij. Als ik u over... laat eens kijken... over een uur of drie antwoord geef, zou dat gaan?' 'Dat zou prachtig zijn,' zei de senator. Nadat de deur achter Helmuth was dichtgegaan bleef het even stil in de hut van de senator. Ten slotte zei Paige: 'Dus dat was het wat u al die tijd heeft gezocht, levensverlenging voor ruimtevaarders. Mijn god, levensverlenging voor mij, en mensen als ik!' Wagoner knikte. 'Ja, dat was het enige punt in deze affaire dat ik u nog niet kon vertellen, toen in het kantoor van Hal Gunn,' zei hij. 'Zolang u niet in dit schip had gereisd en als ruimtevaarder had begrepen wat onze ontdekking wel inhoudt, zou u me nooit hebben geloofd; Helmuth wist dat wel, ziet u, omdat hij daar de achtergrond voor had. En daarom ben ik met hem ook niet doorgegaan op de kwestie van het morticide, omdat dat nu weer iets is wat hij zal moeten ervaren; jullie achtergrond is zodanig dat jullie dat gedeelte na een simpele uitleg kunnen aanvaarden. U begrijpt nu wel waarom ik mij van die spion geen fluit heb aangetrokken, Paige. De Sovjets mogen de Aarde hebben. Ze zullen zich de zaak trouwens toch wel binnenkort toe-eigenen, of we voor ze door de knieën gaan of niet. Maar wij zullen het Westen uitzaaien tussen de sterren, een zaaisel van onsterfelijke mensen met onsterfelijke ideeën. Mensen als u en juffrouw Abbott.' Paige keek achterom naar Anne die gereserveerd naar de ruimte boven Wagoners hoofd stond te staren, als zag ze nog het besnorde gelaat van de stichter van Pfitzner dat in Gunns kantoor hing. Maar op haar gezicht was iets te lezen wat Paige verstond. Hij smoorde een brede lach en vroeg: 'Waarom ik speciaal?' 'Omdat u juist de man bent die we nodig hebben. Ik wil u best verklappen dat de manier waarop u het Pfitzner project binnen kwam bolderen, voor mij een daad van de Voorzienigheid is geweest. Toen Anne me op uw kwalificaties wees, was ik haast bereid om te geloven dat ze niet echt waren. U wordt ons liaison tussen de Pfitznerkant van de zaak en de Brug. We hebben de totale productie aan ascomycine en het nieuwe morticide in het ruim gestouwd en Anne heeft u al laten zien hoe u het middel moet innemen en hoe u het aan anderen kunt toedienen. En verder: aan jullie de sterren, zodra de details met Helmuth zijn uitgewerkt.' 'Anne,' zei Paige. Ze draaide langzaam haar hoofd om. 'Doe jij mee?' Ik ben toch hier,' zei ze. 'En ik had al hier en daar wat vingerwijzingen gehad. Jij was degene die moest worden overgehaald, niet ik.' Paige dacht nog een ogenblik na. Toen kwam er een idee bij hem op dat geheel nieuw, en tegelijk al heel oud was. 'Senator,' zei hij. 'U hebt zich ontzaglijk veel moeite getroost om dit allemaal mogelijk te maken, maar ik denk dat u niet van plan bent met ons mee te gaan.' 'Nee, Paige, inderdaad. Om te beginnen zullen MacHinery en zijn kornuiten het hele project aanmerken als landsverraad. Willen we het toch uitvoeren, dan zal er iemand achter moeten blijven die dan de zondebok wordt; en het was per slot van rekening mijn idee, dus logischerwijs ben ik de aangewezen figuur.' Hij zweeg een ogenblik. Toen voegde hij er peinzend aan toe: 'Die ambtenaren hebben het toch alleen aan zichzelf te wijten. Het hele project zou nooit mogelijk zijn geweest, als het Westen een regering had gehad van wetten, en niet van mensen, en zich daaraan had gehouden. Het is al weer een tijd geleden dat sommige mensen, waaronder de grootvader van MacHinery, vonden dat ze zelf wel konden uitmaken of ze zich ja dan nee aan bepaalde wetten zouden houden. En er waren precedenten voor. En nu staan we aan de vooravond van de meest reusachtige inbreuk op ons maatschappelijk contract die het Westen ooit te verduren heeft gehad, en het Westen kan er niets tegen doen.' Plotseling glimlachte hij. 'En van dat argument zal ik voor de rechtbank goed gebruik maken !' Anne sprong overeind; haar ogen stonden opeens vol tranen en haar onderlip beefde een beetje. Kennelijk was het in al die tijd dat ze Wagoner kende, en ze geweten had wat hij van plan was, nooit bij haar opgekomen dat de oude jonge senator achter zou willen blijven. 'Maar dat kan toch niet!' zei ze met zachte stem. 'Ze luisteren toch niet en dat weet u best. Ze laten u er zó voor hangen. Als ze u schuldig verklaren aan landsverraad dan wordt u opgesloten in de opslagplaats voor radioactief materiaal, dat is de huidige straf toch, niet? U mag niet teruggaan!' 'Dat lijkt gruwelijk, maar dat is het niet. Radioactief afval bevat snelwerkend chemisch vergif; je krijgt de tijd niet eens om te merken dat het ook radioactief is,' zei Wagoner. 'En wat maakt het trouwens uit? Niets en niemand kan me meer deren. Mijn taak is volbracht.' Anne sloeg haar handen voor haar gezicht. 'En trouwens, Anne,' zei senator Wagoner, op zachte overredende toon, 'de sterren zijn voor jonge mensen, voor de eeuwige jeugd. Een eeuwige bejaarde zou er een anachronisme zijn.' 'Maar waarom... waarom hebt u het dan gedaan?' vroeg Paige. Zijn stem was ook niet al te vast meer. 'Waarom?' vroeg Wagoner. 'Dat antwoord ken je wel, Paige. Je hele leven heb je het geweten. Ik zag het op je gezicht, zodra ik Helmuth vertelde dat we naar de sterren gaan. Vertel jij me maar wat het is.' Anne draaide zich om en keek Paige aan met betraande ogen. Hij meende wel te weten wat ze verwachtte dat hij zeggen zou; ze hadden er vaak genoeg over gepraat en hij zou het vroeger ook precies zo verwoord hebben. Maar nu leek een andere invloed hem sterker; iets heel bijzonders, dat niet de naam van een aanvaard dogma droeg, maar dat niettemin, onmiskenbaar, de kracht was waaraan hij zich heel zijn leven had verpand. En nu zag hij het ook op het gezicht van Wagoner, en hij wist dat hij het eerder bij Anne had gezien. 'Het komt,' zei hij langzaam, 'door hetzelfde waardoor apen zich in een kooi laten lokken, en waarom katten in telegraafpalen klimmen en in openstaande laden. De mens heeft er de dood door overwonnen en het heeft ons de sterren geschonken. Ik zou het, geloof ik, nieuwsgierigheid noemen.' Wagoner keek verbaasd. 'Meen je dat nou?' vroeg hij. 'Het lijkt mij niet helemaal toereikend, ergens; ik zou er een andere naam aan hebben gegeven. Maar misschien dat je het nog eens herziet, ergens in de buurt van Aldebaran.' Hij stond op en keek het tweetal een ogenblik zwijgend aan. Toen glimlachte hij. 'Zo,' zei hij zacht. 'Nunc dimitlis... laat nu uw dienstknecht gaan in vrede.'
Elf: Jupiter V
...de maatschappelijke en economische beloning voor dergelijke wetenschappelijke activiteiten vallen niet in de eerste plaats de wetenschapsman en de intellectueel toe. Maar misschien is dat dan zijn morele ijdelheid, die ene menslievende bezigheid die hij heeft uitgekozen: om geen zaken te bezitten maar er kennis van te dragen. Als de mens liefheeft en kennis bezit is het goed. WESTON LA BARRE '
Dat is dus het verhaal,' zei Helmuth. Eva bleef lang in haar stoel zitten zwijgen. 'Een ding begrijp ik niet,' zei ze ten slotte. 'Waarom ben je daarmee bij mij gekomen? Ik zou verwacht hebben dat je de hele zaak doodgriezelig zou vinden.' 'Ja, griezelig is het natuurlijk,' zei Helmuth, in stille blijdschap. 'Maar bang zijn en angst hebben zijn twee, zoals ik net heb ontdekt. We hadden het allebei bij het verkeerde eind, Evita. Ik had het mis toen ik dacht dat de Brug nergens heen leidde. En jij had het mis door te denken dat de Brug op zichzelf een doel was.' Ik begrijp je niet.' Ik begreep mezelf ook niet. Mijn angst om in levende lijve op de Brug te werken was irrationeel; hij kwam ook voort uit mijn dromen, en dat had me al moeten waarschuwen. Er was natuurlijk geen enkele kans op dat er ooit iemand in eigen persoon op Jupiter zou gaan werken, maar ik wilde dat juist. Het was een doodsdrang, en die stamde rechtstreeks uit onze vervloekte conditionering. Ik wist, en we wisten allemaal, dat de Brug niet eeuwig zou blijven staan maar we waren geconditioneerd om te geloven dat dat wel nodig was. Anders was die afschuwelijke marteling om hem zelfs maar voor de duur van één dag overeind te houden helemaal niet gerechtvaardigd. En het gevolg was een klassiek dilemma waar je gek van kan worden. Jij had er ook van te lijden en jouw reactie was even krankzinnig als de mijne: jij wilde hier een kind krijgen. Maar nu is alles anders geworden. Het werk aan de Brug was achteraf toch de moeite waard. En Eva, jij wist net zo min welke richting het uitging als ik, anders had je hem nooit tot het alfa en omega van je leven gemaakt. Maar nu kunnen we ergens heen. We kunnen overal heen, naar honderden plaatsen en oorden. Plaatsen die op de Aarde zullen lijken. En aangezien de Sovjets op het punt staan de Aarde te beërven, zal het ginds Aardser zijn dan op Aarde zelf, tenminste de eerstvolgende eeuwen!', 'Waarom vertel je dat aan mij?' vroeg ze. 'Alleen om de vrede tussen ons te tekenen?' 'Ik ben van plan de opdracht aan te nemen, Evita... als jij met me meegaat.' Ze draaide zich om en stond op uit de stoel in één prachtige soepele beweging. Op hetzelfde ogenblik begonnen alle alarmschellen op het station tegelijk te rinkelen en strooiden hun jankende verschrikking in alle metalen hoeken en gaten uit. 'Op je posten!' bulderde de luidspreker boven Eva's bed, in een immense verwrongen verklanking van Charity Dillons stem. 'We hebben maximale stormbelasting. De storing passeert op dit moment de Rode Vlek. Windsnelheden ver boven alle voorgaande metingen, een deel van de landmassa is al in beweging. Dit is een uiterste noodsituatie!' Op de achtergrond van Charity's stem hoorden ze wat hij nu horen moest, de wind van Jupiter, een spectrum van onophoudelijk krankzinnig geloei. De Brug reageerde met een monsterlijk doodsgekreun. En nog een ander geluid weerklonk, een bijna muzikale kakofonie van scherpe tokkeftonen, alsof een dinosaurus zich een weg baande door een woud van enorme stalen stemvorken. Helmuth had het geluid nooit eerder gehoord, maar hij wist wat het was. Het dek van de Brug was bezig doormidden te splijten. Even later werd het gebrul gedempt en zei de luidspreker, met de normale spreekstem van Charity: 'Jij ook, alsjeblieft, Eva. Meld je, alsjeblieft. Het is nu of nooit; als niet iedereen dadelijk op post komt, gaat de Brug er waarschijnlijk binnen een uur aan.' 'Lekker laten gaan,' antwoordde Eva rustig. Een korte geschrokken stilte volgde, en toen een zweem van menselijk geluid. De stem was die van senator Wagoner en het geluid had, ja, had gegrinnik kunnen zijn. Charity's circuit ging met een klik uit. In het kleine vertrek weergalmde zonder ophouden de machtige dood van de Brug. Na een tijdje liepen de man en de vrouw naar het raam en keken naar de horizon vlak bij hen, waar voorbij de afgedankte massa van Jupiter altijd al een paar sterren te zien waren geweest.
Coda: Nationaal Laboratorium Brookhaven (opslagplaats voor kernafval)
Maar ik
zeg u, hebt uw vijanden lief, en bidt voor hen die u vervolgen,
opdat gij kinderen moogt zijn van uw Vader die in de hemelen is;
want Hij laat zijn zon opgaan over bozen en goeden en laat het
regenen over rechtvaardige en onrechtvaardige. Want indien gij lief
hebt die u liefhebben, wat voor loon hebt gij? Doen ook de
tollenaars niet hetzelfde? Inn indien gij alleen uw broeders groet,
waarin doet gij meer dan het gewone?
Doen ook de heidenen niet hetzelfde? Teder einde,' zo schreef Wagoner op de muur van zijn cel op de laatste dag, 't is een nieuw begin. Misschien komen over duizend jaar mijn aardlingen weer thuis. Of over tweeduizend of vierduizend jaar. O ja, ze zullen terugkomen, maar ik hoop dat ze niet zullen blijven; ik bid dat ze niet thuis zullen blijven.' Hij keek naar wat hij geschreven had, en vroeg zich af of hij er zijn naam onder zou zetten. Terwijl hij nog overlegde bij zichzelf zette hij het streepje dat de laatste dag op zijn kalender vormde, en het puntje van zijn stompje potlood knapte op een steentje onder de laag muurverf; hij had nu alleen nog maar een kroontje van vuil gerafeld blond hout. Dat kon hij weer afslijpen tegen de vensterbank, tot er weer een stukje van de stift zichtbaar werd, maar hij liet het stompje in de prullenbak vallen. Er stond al genoeg geschreven in de sterren, en hij kon het zien, omdat hij het er zelf had neergezet. Er was al een sterrenbeeld dat de Voerman heette, de wagenmenner, maar nu was er ook het sterrenbeeld Wagoner, waar elke ster aan de hemel deel van uitmaakte. En dat was toch wel genoeg. Later die dag zei een zekere MacHinery: 'Bliss Wagoner is dood.' Zoals gewoonlijk had MacHinery het mis.
Een leven voor de sterren
Een: Ronselaars
Op de spoordijk van de al jaren geleden in onbruik geraakte lijn van Erie over Lackawanna naar Pennsylvania, zat Chris zwijgend te kijken hoe de stad Scranton zich opmaakte om te vertrekken, terwijl hij peinzend op de rode en witte klaver zoog die om hem heen stond. Voor allebei was het de eerste keer. Chris had vanaf dat hij klein was, hij was nu al zestien, geweten dat de steden de Aarde verlieten, maar hij had er nooit een zien opvliegen. Weinig mensen, trouwens, want als de nomadensteden eenmaal vertrokken waren, bleven ze voorgoed weg. Het was ook geen blijde gebeurtenis, hoe interessant het ook mocht zijn. Scranton was de enige stad die Chris ooit had meegemaakt, en de enige die hij van zijn leven waarschijnlijk te zien zou krijgen. De stad vertegenwoordigde de karige boterham die zijn vader en zijn oudere broer in het dal bij elkaar wisten te zwoegen, daar kwam het geld vandaan, en daar werd het uitgegeven, en op een of andere manier ging het er altijd weer veel sneller uit dan het binnenkwam. Scranton was steeds hebzuchtiger geworden naarmate er minder te verdienen viel, maar toch, nooit hebzuchtig genoeg. En nu had, als voor zoveel steden, het uur der wanhoop geslagen. Ze zou de ruimte in trekken en gastarbeider worden tussen de sterren. Het was om te smoren in het dal, onder de hete juli zon, en de rook van de fabrieken steeg loodrecht ten hemel. Maar er rookten maar een paar schoorstenen, alles bij elkaar, en die zouden al gauw ook uitgaan, totdat de stad een andere planeet had gevonden waar ze werken kon. In de besloten atmosfeer van een sterrenvaartuig, al was het zo groot als een stad, mocht absoluut geen rook worden gemaakt, zelfs niet door een enkele sigaret. Beneden langs de spoordijk, waar de hutjes van asfaltpapier bijeen stonden gedrongen, was een kerel met een rode nek in een spijkerbroek en een nethemdje bezig zijn moestuin te wieden. Chris vroeg zich af of hij wel wist wat er te gebeuren stond. Hij besteedde er in elk geval geen aandacht aan; misschien kon het hem niets schelen. Chris' vader had zich die sombere instelling al lang geleden eigen gemaakt. Maar toch was het gek dat er buiten Chris niemand was komen kijken. Een kringvormige strook omgewoeld land, rauwe, rode droge aarde, anders niets, scheidde de stad van de hutjes, van de vervallen, afgebladderde voorstadjes, en van de rest van de wereld. Binnen de ring zag ze er niet anders uit dan anders, tot en met de gele en oranje gloed van de sintelhopen. Scranton liet de helft van haar woonhuizen achter, maar de sintelhopen gingen mee; die behoorden tot haar handelsvoorraad. Ergens tussen de sterren zouden ze wel een pioniersplaneet vinden met ijzererts dat ze konden bewerken; en ergens zou ook wel een planeet te vinden zijn die een nuttig gebruik van sintels kon maken, wat voor gebruik, dat viel nu nog niet te voorspellen, maar dat mocht je niet uit kortzichtigheid uitsluiten. Aan de andere kant waren mensen gewoonlijk van geen enkel nut; als je het tegen elkaar afwoog waren de sintels meer waard. Tenminste, dat hoopte men. Het enige wat zeker was, was dat er op Aarde geen ijzererts meer bestond dat kon worden verwerkt. Het verslindende Tweede Millennium, de geschiedenisboeken noemden het het Wegwerptijdperk, had alles opgebruikt, met uitzondering van kunstmatig gevormde winplaatsen als autokerkhoven en andere afzettingen van roest en oud ijzer. Er zat nog ijzer in de grond natuurlijk, op Mars, maar dat was voor Scranton niet beschikbaar. Pittsburgh zat al op Mars, even goed voorzien van kanonnen als van hoogovens. Trouwens, Mars was veel te klein om meer dan één staalstad te herbergen; niet omdat de rode wereld te weinig ijzererts had, maar door gebrek aan zuurstof, die ook essentieel was voor de vervaardiging van staal. Als Scranton werk wilde vinden zou ze het ver voorbij de grenzen van het zonnestelsel moeten zoeken. Op Venus en Mercurius was niet zoveel ijzer dat een staalstad er mee werken kon, en op de zes andere planeten, de vijf gasreuzen en de verre sneeuwbal Pluto, was helemaal geen ijzer. De man in de moestuin rechtte zijn rug, zette zijn schoffel tegen de achterkant van zijn hutje en ging naar binnen. Nu zag het dal buiten de kring van rauwe aarde er wel heel verlaten uit, en opeens kwam bij Chris de gedachte op dat het misschien niet alleen schijn was. Was het misschien gevaarlijk om zo dicht op een stad te zitten met een mallemolen veld? Waren hij en de eenzame tuinder misschien erg roekeloos geweest door hier te komen? Stilte heerste nu alom, op het verre gerommel van Scranton na. Hij wist dat hij van de spoorbaan achter zich niets te vrezen had, want de rails waren allang opgebroken en naar de smeltovens gegaan. In het dal ging de legende dat je op stille nachten de Phoebe Snow nog langs kon horen komen, maar Chris geloofde dergelijke sprookjes niet. (Trouwens, zijn vader had hem verteld dat dat een dagtrein was geweest.) Zelfs de bielzen waren verdwenen, generaties lang opgestookt als brandhout in de strenge winters van Pennsylvania door de bewoners van de hutten. Hij pijnigde zijn hersens om zich het weinige in herinnering te brengen wat hij van mallemolens wist, maar hij kwam niet verder dan dat het machines waren en dat er zaken mee konden worden opgetild. Hoewel hij slecht onderwijs had gehad, en dan nog maar zo nu en dan, was hij verzot op lezen; hij las zelfs de etiketten op conservenblikjes als hij niets anders had. Maar de fysica van de interstellaire aandrijving is zelfs voor een gevorderd student onmogelijk te bevatten zonder de hulp van een eersteklas leraar, en wat daar voor Chris het dichtst bij in de buurt was gekomen, was de hulp van de bibliothecaresse van de Openbare Bibliotheek van Scranton. Ze had haar best gedaan, maar ze was niet met het onderwerp vertrouwd. En dus bleef Chris zitten waar hij zat. Dat zou hij waarschijnlijk ook wel gedaan hebben als hij geweten had dat er wezenlijk gevaar dreigde; alles wat anders was in het dal, was tenminste eens een verandering zelfs het feit, rampzalig als het was, dat Scranton zich voorgoed even ver buiten zijn leefwereld zou gaan begeven als Betelgeuse. Tot op dat moment had zijn bestaan niet veel meer omvat dan eekhoorntjes vangen, eieren stelen van buren die het net zo slecht hadden als bij hem thuis, schroot zoeken om aan de hoogovens te verkopen, en Bob helpen om vader te verzorgen, iedere keer als die het onderspit dolf tegen de kwaal die, als er in het Amerika van de tweeëndertigste eeuw maar iemand was geweest die de diagnose kon stellen, direct herkend zou zijn als die oude Afrikaanse bezoeking kwashiorkor, ofwel ondervoeding. En verder joeg hij zijn zusjes uit de bessenstruiken, viste op jonge zalm en keek hoe de raketten van de rijken ver weg door de hoogste regionen van een onverschillige hemel gierden. Hij had er vaak over gedacht om weg te trekken, hoewel hij geen vak kende en geen plaats ter wereld kon bedenken waar zijn aanzienlijke, zij het volstrekt ongeoefende, spierkracht maar enig geld kon opbrengen. Maar het moederloze gezin hing aan elkaar, en hield van elkaar, en had hen altijd nog er doorheen gehaald, ook als er niets anders te eten was dan meelkoeken en onrijpe tomaten, en als er tegen de kerstkou geen andere bescherming was dan met de kleintjes weg te kruipen onder de stapel oude vodden die ze als kleren droegen. En als puntje bij paaltje kwam bleef Chris het gezin trouw, even koppig en toegewijd als Bob. Op heel de ontvolkte Aarde was er geen plek die hij meer trouw verschuldigd was, geen plek die hem meer kon geven, en dat is de aller slechtste voedingsbodem voor ontsnappingsfantasieën, zelfs voor een karakter dat van nature zo optimistisch en zonnig was als dat van Chris. In een wereld waar een afgestudeerd econoom geen leerlingen meer kon vinden, en zelfs zijn kennis van de manier waarop de economie in elkaar zat, niet gebruiken kon om voor zichzelf een andere baan te vinden, een wereld waarin duizend kleine karweitjes hem zelfs geen tijd lieten om het graf van zijn vrouw te verzorgen, maar hem toch elk jaar minder opbrachten, wat konden zijn zoons daarin nog voor hoop koesteren op een betere toekomst? Het antwoord was helaas maar al te duidelijk, en voor de meisjes zag de nabije toekomst er nog veel grimmiger uit. De zwerfsteden boden geen betere ontsnappingsmogelijkheid. In negen van de tien gevallen, zo had Chris gelezen, kwam het sterren zwerven neer op hongerlijden, en dan nog zonder het gezelschap van de blauwe hemel, en wat struikgewas of een landje om rapen te telen. Waarom kwam anders bijna geen enkele stad die eenmaal van de Aarde vertrokken was meer terug? Pittsburgh had fortuin gemaakt op Mars, natuurlijk, maar wat was dat nou helemaal voor fortuin, als je je hele leven in een stad opgesloten moest zitten en er buiten de stad niets te zien was dan een rode woestijn, een woestijn zonder lucht, een woestijn die je binnen een paar minuten deed bevriezen zodra het schrale zonnetje onder was gegaan. En vroeg of laat, zo had zijn vader gezegd, zou ook Pittsburgh het zonnestelsel moeten verlaten, dit keer niet omdat ze alle ijzererts of zelfs zuurstof hadden opgebruikt, maar omdat er te weinig mensen op Aarde over zouden zijn die staal wilden kopen. Er waren er al te weinig om het voor Pittsburgh verantwoord te maken om terug te keren naar de voormalige gouden driehoek tussen de rivieren die ze dertig jaar geleden had verlaten; Pittsburgh bezat rijkdommen, maar had er steeds meer moeite mee om haar geld op Aarde uit te geven, zelfs voor het aller noodzakelijkste. De zwerfsteden schenen dus, al net als de rest, geen uitweg te bieden. Toch bleef Chris op de spoordijk zitten kijken, om de doodeenvoudige reden dat er tenminste eens iets gebeurde. Als hij de stad de beslissing om het dal te verlaten benijdde, dan was hij zich dat niet bewust. Hij zat er gewoon om eens iets te zien gebeuren; het was weer eens wat anders. Een kort geritsel in de struiken deed hem achterom kijken. Een hondenkop keek hem aan van de overkant van de spoorbaan, aan de voet van de helling, dwaas omkranst door de trompetkelken van tijgerlelies, alsof hij op een schotel werd opgediend. Chris grijnsde. 'Dag Kelly. Pas op voor de bijen, hoor.' De hond blafte zachtjes en kwam op hem toe gedraafd, met een gezicht alsof hij waanzinnig trots was op zichzelf, hetgeen waarschijnlijk wel klopte, want Kelly was meestal niet zo goed in het opsporen van zaken, inclusief zijn eigen huis. Bob, wiens hond Kelly officieel was, zei dat hij een kruising was van een Kerry Blue en een collie, vandaar de naam, maar Chris had nog nooit een raszuiver exemplaar van een van beide soorten gezien en Kelly leek ook helemaal niet op de plaatjes. Hij zag er, eerlijk gezegd, uit als een slordige asbakkenhond, hetgeen maar goed was ook, want dat was precies wat hij was. 'Wat denk jij ervan, knul? Zouden ze dat ding ooit van de grond krijgen?' Kelly deed een hond na die probeert na te denken, trok een pijnlijk gezicht, kwispelde twee keer met z'n staart, blafte tegen een vlinder en ging toen hijgend zitten. Hij had kennelijk altijd in de veronderstelling verkeerd dat hij de hond van Chris was, en Bob was wel zo verstandig geweest daar niet tegen in te gaan. Want om een zo abstract iets aan Kelly uit te leggen was punt één een lang en ingewikkeld karwei, en punt twee volslagen zinloos. Kelly verdiende netjes de kost door konijnen te vangen, hetgeen dan weer opwoog tegen de ellende die je met hem had als hij een stekelvarken had gevangen, en dus kon het buiten Chris niemand in het gezin veel schelen bij wie hij nu meende te horen. Eindelijk was er wat te zien in de buurt van de uitgedroogde stad. Kleine groepjes mannen, zo klein op die afstand dat ze vrijwel onzichtbaar waren, op hun heldergele hoogovenhelmen na, patrouilleerden langs de kaalgeslagen stadsrand. Dat was zeker een of ander voorschrift of een wet, bedacht Chris. En waarschijnlijk zou dat meteen de laatste Aardse wet zijn die Scranton ooit verplicht zou zijn in acht te nemen; de regels die de vroedschap mee wenste te nemen de ruimte in, dat was weer een heel ander verhaal. De patrouille was natuurlijk op zoek naar nieuwsgierigen die te dichtbij waren gegaan; dat was te gevaarlijk. Hij leefde zich zo in, dat hij een ogenblik zich verbeeldde dat hij hun stemmen hoorde. Maar toen realiseerde hij zich dat het geen illusie was. Licht weerkaatste op een gele veiligheidshelm, en hij zag een tweede patrouille die tussen de hutjes aan de voet van de spoordijk in zijn richting kwam. Met de ingebakken voorzichtigheid van het stropersleven dook hij ogenblikkelijk de bosjes aan de andere kant van de spoordijk in. Daar zou hij niet alleen voor de patrouille onzichtbaar zijn, hij kon hem zelf ook niet meer zien, alleen nog wel horen. '...niemand meer in die hutjes. Als je het mij vraagt lopen we onze tijd te verdoen.' 'De baas zegt dat we moeten zoeken, en dan doen we dat. Punt uit. Maar voor mij maken we meer kans verderop in Nixonville.' 'Die schooiers? Die ruiken op tien kilometer afstand al wanneer er werk aan de winkel is. Nee, de mensen aan deze kant van de stad, die gingen zelf op werk uit. Niet dat er ooit wat was, natuurlijk.' Chris schoof behoedzaam de struiken uit elkaar en loerde naar buiten. De groep was nog steeds niet in zicht, maar nu kwam er van de andere kant over de spoorbaan een volgende groep aangelopen. Hij liet haastig de takken terugzwiepen, en wou maar dat hij verder de heuvel was opgeklommen. Maar daar was het nu te laat voor. De nieuwe patrouille was al zo dichtbij dat ze het ritselen van de struiken hadden kunnen horen, en als hij zich verroerde zouden ze hem waarschijnlijk ook zien. In het dal beneden klonk plotseling een licht gegons, als het zoemen van bijen, maar oneindig veel zoeter en dieper van klank. Chris had nog nooit zoiets gehoord, maar hij twijfelde geen ogenblik; dat waren de mallemolens van Scranton die werden opgewarmd. Zou hij zich nou de hele tijd moeten verschuilen, zodat hij niet eens de start kon zien? Maar de stad zou toch niet vertrekken voor de patrouilles terug waren aan boord! De stemmen kwamen naderbij en Kelly naast hem begon te grommen. De jongen greep de hond stevig bij zijn nekvel en schudde hem een beetje door elkaar, want hij dorst niets te zeggen. Kelly hield op, maar al zijn spieren waren gespannen. 'Hé, kijk eens wat we daar hebben!' Chris verstijfde van top tot teen als een jong konijntje dat vos ruikt, maar een tweede stem viel dadelijk in: 'Zeg, schiet op jullie. Het is toevallig mijn huis. Jullie hebben hier niks te maken.' 'O nee? Je had er dus niks van gehoord, dat iedereen vandaag vanaf twaalf uur het dal uit moest wezen? D'r zit anders een aanplakbiljet op je eigen deur waar het op staat. Of kan je soms niet lezen?' 'Ik hoef niet te doen wat er op zo'n stuk papier staat. Ik woon hier, vat je? Het mag dan een rotzooi zijn, maar het is van mij, en ik blijf zitten waar ik zit. En mieter nou op, wil je.' 'Dat weet ik zo net nog niet, vader. Volgens de wet had je d'r uit moeten wezen. Wij hebben niks van jouw huisje nodig, maar het staat nou eenmaal in de wet, snap je?' 'Maar d'r staat ook in de wet dat ik recht heb op m'n eigen bezit.' Een nieuwe stem mengde zich in het gesprek vanaf de spoordijk, nog geen vijf meter van de plaats waar Chris en Kelly zaten. 'Heb je moeilijkheden daar beneden, Barney?' 'Een vent die hier woont. Hij zegt dat het van hem is.' 'Om je rot te lachen. Laat hij z'n eigendomsbewijs dan maar eens laten zien.' 'Nou ja, waarom zouden we ons daar nog mee vermoeien? Daar hebben we geen tijd voor. Laten we hem inlijven, dan gaan we.' 'Om de dooie dood niet...' Er klonk het kletsend geluid van een rake klap en verbaasd gegrom: 'Hé, die zoekt mot. Nou, jongen...' Nog meer klappen en het geluid van brekend glas of aardewerk, dacht Chris, maar het kon ook wel meubilair zijn. Voor hij de kans had meer te doen dan krampachtig naar hem te graaien, was Kelly al in een hoog snerpend gekef uitgebarsten en had zich losgerukt; hij stormde uit de struiken te voorschijn en stoof de spoordijk over in de richting van de vechtpartij. 'Pas op... Hé, waar komt die rothond vandaan?' 'Daar uit de bosjes. Daar zit nog iemand; met rood haar, ik zie hem van hieruit. Vooruit, Rooie, kom maar te voorschijn, en gauw een beetje!' Chris kwam langzaam overeind, klaar om weg te rennen of te vechten, als er maar dat zou gebeuren. Aan de andere kant van de spoordijk hield Kelly een ogenblik op met blaffen, omdat zijn aandacht nu verdeeld werd tussen de worsteling in de hut en de groep die Chris insloot. 'Nou Rooie, je ziet er potig genoeg uit. Jij hebt natuurlijk dat evacuatiebevel ook niet gezien, hè?' 'Nee,' zei Chris uitdagend. 'Ik woon in Lakebranch. Ik kwam alleen maar om te kijken.' 'Lakebranch?' zei de aanvoerder terwijl hij een van zijn getaande ploeggenoten vragend aankeek. 'Een negorij, ginds die kant op. Vroeger was het een vakantieplaatsje. D'r wonen nou alleen maar stropers en keuterboertjes.' 'Dat is mooi,' zei de andere man grijnzend terwijl hij zijn gele helm achterover schoof. 'Dan zal niemand je missen, Rooie. Kom mee.' 'Hoe bedoelt u, mee?' vroeg Chris en balde zijn vuisten. Ik moet om vijf uur thuis zijn.' 'Kijk uit, die heeft een paar knuisten, dat joch.' De andere man, die kennelijk de leiding had, lachte schamper. 'Bang soms? Het is toch maar een jochie? Vooruit, Rooie, ik heb geen tijd om met je te redekavelen. Het is na twaalven en je bent hier nog, dan hebben wij wettelijk het recht je te ronselen.' 'Maar ik zeg toch, ik moet naar huis.' 'Daar had je dan maar aan moeten denken voor je hier kwam. Schiet op. Als je het ons moeilijk maakt, maken we het jou moeilijk, begrepen?' Beneden kwamen drie mannen het hutje uit, met de tuinder die Chris daarstraks gezien had stevig tussen zich in. Ze zagen er aanmerkelijk verfomfaaid uit, maar ze hadden de gemelijke man met z'n rooie nek weten te overmeesteren. 'We hebben hem, maar aan jullie heb je ook mooi niks. Ik dacht dat jullie eraan kwamen? Waar zaten jullie nou?' 'We hebben er nog één, Barney. Vooruit, Rooie.' De aanvoerder van de ronselaars pakte Chris bij zijn arm. Hij deed het niet onnodig wild, maar de beweging was abrupt genoeg om het langzame brein van Kelly tot een besluit te laten komen. Kelly was ongewoon stom, zelfs voor een hond, maar nu wist hij dan welk gevecht hem het meest belang inboezemde. Met een grauw die zelfs bij Chris de nekharen recht overeind kreeg want nog nooit van zijn leven had hij een hond zo'n geluid horen maken, laat staan Kelly stoof het dier terug over de spoordijk, recht op de benen van de grote man af. Gedurende de dertig seconden van totale verwarring die daarop volgden had Chris makkelijk weg kunnen komen, want er waren honderden gangetjes door het struikgewas die hij had kunnen inslaan, en waar die staalknapen hem onmogelijk hadden kunnen volgen maar hij kon Kelly niet in de steek laten. En met een instinctmatige beweging, die duizenden jaren oud moest zijn, viel de patrouille het eerst op hun dierlijke vijand aan, en draaide zonder er zelfs maar bij te denken de jongen hun rug toe. Chris was allesbehalve geoefend in het lijf aan lijf gevecht, maar hij had zo zijn eigen instincten. De man waar Kelly zijn tanden in had gezet had het kennelijk druk genoeg. Chris diende de dichtstbijzijnde vent een klap toe met zijn mokervuist. Toen de man wel daas keek maar niet omviel, deelde hij er nog een uit met z'n andere vuist. Hij kwam niet precies terecht waar hij gewild had, maar de man liep wankelend weg, en dat was ook best. En toen zat Chris midden in de knokpartij en had hij geen keus meer. Even later lag hij op het gebarsten graniet van de oude spoorbaan en gaf nergens meer om, om Scranton niet, om Kelly niet, en ook niet om zichzelf. Zijn oren tuitten. Boven zijn hoofd werd flink wat afgevloekt. '...alleen maar last van. Trap 'm z'n kop in mekaar en laten we maken dat we terugkomen.' 'Nee, er wordt hier niemand afgemaakt. We mogen ze ronselen, maar niet het hoekje om helpen. Laat iemand eens kijken of hij Huggins bij kan brengen; in z'n gezicht slaan.' 'Wat heb jij opeens, scheit je in je broek?' De aanvoerder van de ronselaars hijgde zwaar, en toen Chris weer wat zien kon, Zag hij dat de man op de grond was gezeten en zijn bebloede been zat te verbinden met een doorgescheurd overhemd. Ondanks dat zei hij op kalme toon: 'Wou jij een jongen afmaken om dat hij zich tegen je verzet heeft? Dat is wel een enorme klotensmoes om iemand te vermoorden, laat staan zo'n kind. Als je nog even zo doorgaat kom ik je zelf een oplazer geven.' 'Ja, houd nou maar op,' zei de andere stem gemelijk. 'Nou ja, die hond hebben we in elk geval te grazen genomen...' 'houd je kop, kijkuit!' Twee kerels grepen Chris aan weerszijden beet toen hij overeind stoof. Hij vocht uit alle macht, maar hij had geen kracht meer in zijn spieren, alleen nog in zijn hart. 'Stelletje ouwehoeren dat jullie zijn. Geen wonder dat je niet eens tegen een jochie op kan. Huggins, zet je helm op. Luister maar niet naar die zak, hoor Rooie, die kletst altijd maar een end weg. Je hond is gewoon weggelopen.' Het was een goedbedoelde leugen, hoe onhandig het ook werd gebracht, maar het had geen zin. Chris kon Kelly een eindje verderop zien liggen. Kelly had zijn uiterste best gedaan; hij zou geen tweede kans meer krijgen. De jongen die strompelend werd meegesleurd naar Scranton door de ronselaars, had een hart dat uit steen was gehouwen.
Twee: Een krans van kolkend stof
Binnen de begrenzing van rauwe aarde leek de stad wazig en onwerkelijk. Ze zoemde niet meer, maar leek nu, onbegrijpelijk genoeg, in een soort van schaduw te liggen, hoewel de julizon nog aan de hemel stond te stralen. Kwaad en bedroefd als hij was, was Chris toch nieuwsgierig genoeg om zich over dat vreemde effect te verwonderen, en na een tijdje meende hij te weten waar het door werd veroorzaakt. De hitte kringels die rondom de stad opstegen leken zich er omheen te welven, alsof de stad zelf zich onder een stolp bevond. Nee, niet een stolp, een bol, waarvan een deel onder de grond zat, en die de aarde raakte precies op de plaats waar de bodem was omgewoeld. Het mallemolenveld was ingeschakeld. Op zich was het onzichtbaar, maar het liet de lucht van de aarde niet meer binnen. Scranton was klaar voor vertrek. Door de vechtpartij was de patrouille flink op het schema achtergeraakt; de aanvoerder dreef hen door de opgebroken verlaten voorsteden zonder zijn gewonde been te ontzien. Met verbeten plezier keek Chris hoe hij om de andere pas van pijn vertrok, maar de man liet zich niet ophouden door zijn verwonding en vond ook de minder ernstige en gekneusde plekken en blauwe ogen bij de rest van de groep geen verontschuldiging om te treuzelen. De normale menselijke zintuigen waren niet in staat het ogenblik waar te nemen dat ze door het mallemolenscherm gingen. Halverwege de grensstrook, die een dikke honderdvijftig meter breed was, knipte de aanvoerder een apparaatje van zijn riem los, dat ongeveer even groot was al een avocado; hij draaide het om en om tot het heftig begon te janken en liet toen de troep op een rij achter elkaar langs zich heen lopen, over een streep die hij met de neus van zijn laars in de droge rode grond had getrokken. Toen de twee bewakers hun post naast hem verlieten dook Chris instinctmatig in elkaar. Hij was niet bang voor die lui, en kennelijk zou de aanvoerder wel achter blijven. Maar de man zag die lichte beweging wel. 'Rooie, dat zou ik niet doen als ik jou was,' zei hij rustig. 'Als je probeert terug te lopen nadat ik dit ding heb afgezet, of als je om me heen probeert te lopen, dan vlieg je regelrecht de lucht in. Kijk maar eens achterom, je ziet hoe het stof de lucht in gaat. Jij bent een stuk zwaarder dan een stofkorreltje en je zou dus een stuk hoger opvliegen. houd je dus rustig, jong, wat ik je raden mag.' Chris keek nog eens om, naar de niet nauw te bepalen grenslijn die hij was overgestoken. En ja, een haarfijne afscheiding liep aan weerszijden met een bocht om de stad heen, zo ver hij links en rechts kon kijken; een scheidingslijn waar de passieve droge aarde rusteloos leek te zieden. Het was als stond hij in een reusachtige krans van kolkend stof. 'Precies, dat bedoelde ik nou. Moet je nou even kijken.' De aanvoerder van de ronselaars bukte zich en raapte een steen op, ter grootte van zijn vuist, en dat was geen kleintje en gooide hem in de richting van waaruit ze gekomen waren. Toen de steen de scheidingslijn boven het kolkende stof zou passeren, schoot hij opeens met een hoorbaar gekrijs, als van een ketsende kogel, rechtstandig de lucht in. Binnen een seconde was hij uit het gezicht verdwenen. 'Dat gaat gauw, hè? En jou zou die nog veel hoger spuiten, Rooie. Over een paar minuten gaat heel de stad de hoogte in. Probeer dus niet op het uiterlijk af te gaan. Op de plaats waar jij nu staat, hè, daar ben je eigenlijk niet eens meer op de Aarde.' Chris wierp een blik op de bergen en toen weer op de strook ziedend stof. Toen draaide hij zich om en stapte verder in de richting van Scranton. En toch liepen ze nu op een straat die Chris tientallen keren eerder gelopen had, met vijftig cent voor de vacaturebijlage van het zondagsblad, of met een kruiwagen die net niet helemaal gevuld was met roestig schroot, of op de terugweg met een plat pakje paardengehakt van minderwaardige kwaliteit. Het verschil bestond alleen in het feit dat de stad ophield, vlak om de bekende straathoek, en daar plaats maakte voor de pas gevormde grenswoestijn, en dat alles onder de overkoepelende schaduw die helemaal geen schaduw was. De aanvoerder bleef staan en keek achterom. 'Dat halen we nooit meer,' zei hij ten slotte. 'Dekking zoeken, mensen. Barney, houd jij die rooinek in de gaten. Ik neem dat joch wel mee, die ziet er wel verstandig uit.' Barney wilde iets terugzeggen, maar zijn antwoord werd overstemd door een aanhoudend geloei van vijftig decibel dat de muren deed schallen. Het lawaai was afschuwelijk; Chris kende niets dat zelfs maar een fractie van zulk geluid kon voortbrengen, en het leek maar niet op te houden ook. De aanvoerder dreef hem een portiek in. 'Dat is het alarm. Dekken, jongens. Rooie, blijf nou staan. Er is waarschijnlijk geen gevaar bij. We weten het gewoon niet, maar er kan altijd wat omlaag komen vallen, dus houd je kop binnenboord.' Het geloei hield op, maar nu hoorde Chris het gegons weer, zo allesdoordringend ditmaal, dat zijn tanden begonnen te jeuken in hun kassen. De schaduw verdiepte zich, en buiten in de gordel van naakte aarde begon het kolkende stof omhoog te spuiten in pluimen zo hoog als varenplanten. Toen schokte de deuropening op en hing opeens helemaal scheef. Chris greep zich beet aan de rand, en maar net op tijd ook, want een seconde later schoot de deur met een ruk de andere kant op, en even later weer terug. Na verloop van tijd kwamen de aardbevingen niet meer zo vaak, met langere tussenpozen en met afnemende hevigheid. Maar al na die eerste beving begon Chris' schrik in verbazing te verkeren, want de bewegingen van de Aarde zonken in het niet bij wat er voor zijn ogen aan het gebeuren was. De hele stad leek te stampen als een schip tijdens een storm. Het ene ogenblik was er aan het einde van de straat niets dan open lucht te zien, het volgende ogenblik keek Chris tegen een muur van glad doorkliefde aarde aan, waarvan de bovenrand zich als een rotswand vijftien meter, of meer zelfs, boven de nieuwe stadsgrens verhief; en dan kwam de open lucht weer terug... Een zo gigantische schommelbeweging had de hele stad met de grond gelijk horen te maken in een lawine van staal en steen. Maar er kwam niets anders door dan de zwakke bevingen en trillingen die ze hadden gevoeld, en zelfs die leken nu al weg te trekken. Nu was de stad weer horizontaal, omgeven door een immense stofwolk, en daar doorheen zag Chris hoe het landschap langzaam om hen heen begon te wentelen. De stad had haar geslinger gestaakt en draaide nu langzaam in het rond. Er was niet de minste beweging meer te voelen; onweerstaanbaar drong de duizeligmakende illusie zich op dat het 't dal was dat om de stad heen draaide. Nou snap ik waar de mallemolen z'n naam vandaan heeft, dacht Chris. Zouden we in de ruimte ook de hele tijd als een draaimolen in de rondte gaan? Maar hoe kunnen we dan zien waar we heengaan? Maar nu zakte de heuvelrand die het dal omzoomde onder hen weg. In de tijd van een ademtocht lag de verre spoordijk op gelijke hoogte met het einde van de straat; en toen lag de zoom van de straat op de zoom van de bergen, op de boomtoppen... en toen was er niets meer te zien dan blauwe lucht, die snel donkerder werd. De forsgebouwde aanvoerder van de ronselaars slaakte een luidruchtige zucht. 'Verdorie,' zei hij. 'We hebben d'r de lucht in gekregen.' Hij scheen een beetje daas te zijn. 'Nou geloof ik er eigenlijk pas in.' 'Als ik het al geloof,' zei degene die Barney heette. 'Maar ik zie geen dakgoten omlaag komen, dus we hoeven hier niet meer te blijven zitten. We zullen toch wel op onze ziel krijgen omdat we zo laat zijn.' 'Ja, vooruit. Rooie, als je je koppie gebruikt dan maak je het ons nou niet meer lastig, snap je? Je ziet toch zelf, je kan nou nergens meer heen.' Daar was geen twijfel aan mogelijk. De hemel aan het einde van de straat en ook daarboven was nu volstrekt zwart van kleur; en terwijl Chris opkeek zag hij de sterren komen, eerst nog maar een paar, de helderste, maar toen kwamen ook de andere te voorschijn in hun honderdvoudige glorie. Ze bewogen niet, zoals altijd, en Chris leidde daaruit af dat de stad niet meer om haar as draaide, hetgeen ergens wel geruststellend was. Zelfs het gezoem was verdwenen; mocht het er nog zijn, dan was het nu onhoorbaar in het gebruikelijke stadslawaai. Vreemd genoeg was het zonlicht nog even scherp als vroeger. Van nu af aan zouden 'dag' en 'nacht' volslagen willekeurige betitelingen vormen aan boord van de stad. Scranton was het rijk van de eeuwige zomertijd ingetreden. Het groepje liep een paar straten verder en bleef toen staan, terwijl de grote man een taxistandplaats opzocht en de telefoonhoorn uit het kastje pakte. Barney begon meteen te protesteren. 'Dat kost ons een hele stoet aan taxi's als we met z'n allen naar het stadhuis willen,' klaagde hij. 'En er gaan niet genoeg lui in één taxi om zo'n gevangene in bedwang te houden als hij kwaad wil.' 'Dat joch houdt zich wel koest. Ga jij maar lopen met die kerel. Ik ben niet van plan nog een poot te verzetten met dat been van mij.' Barney aarzelde, maar de grote man trok zo opvallend met zijn been dat er niks tegen in te brengen viel. Hij haalde ten slotte zijn schouders op en dreef de rest van zijn groepje de hoek om. Zijn baas grijnsde tegen Chris, maar de jongen wendde zijn hoofd af. De taxi kwam op de kruising omlaag gezweefd uit de lucht en zette zich keurig precies neer langs de stoeprand waar ze stonden. Er zat natuurlijk niemand in; alle werk waar een IQ van minder dan 150 voor nodig was, werd door computers gedaan. De wereldwijde overheersing van deze machines, zo had de vader van Chris vaak gezegd, was een van de belangrijkste factoren geweest die hadden bijgedragen tot de huidige en blijkbaar permanente malaise; de komst van de semi intelligente machines in het zakenleven en de technologie had een tweede Industriële Revolutie ingeluid, waarbij alleen de meest creatieve en bestuurlijk begaafde mensen nog vaardigheden hadden waar de wereld voor wenste te betalen. Chris bestudeerde de taxi met opperste belangstelling, want hoewel hij ze vroeger wel vaak gezien had, op een afstand, had hij er natuurlijk nooit in gereden. Maar er viel erg weinig te zien. De taxi bestond uit een eivormige schil van kunststof en lichtmetaal, met een roodwitte blokband en een reeks vensters rondom. Binnenin waren er twee banken voor totaal vier personen, een roostertje voor een luidspreker en verder niets; geen bedieningspaneel, geen instrumenten. Er was zelfs geen toestel zichtbaar waar de passagiers hun geld in konden deponeren. De grote aanvoerder van de ronselaars wees Chris de voorbank aan en klom zelf achterin. De deuren gleden tegelijk uit het plafond en de vloer te voorschijn, als een soort mond die dichtging, en de taxi steeg zoetjes op tot ze een meter of twee boven het straatniveau zweefde. 'Wat is uw bestemming?' vroeg de taximaat opgewekt, en Chris sprong haast uit zijn vel. 'Stadhuis.' 'Aansluitingsnummer volksverzekering?' 'Eén vijf zes één één streep nul negen zeven vijf streep nul zes negen acht twee één zeven.' 'Dank u wel.' 'houd je smoel.' 'Tot uw dienst meneer.' De taxi ging rechtstandig omhoog en de aanvoerder leunde achterover op zijn bank. Hij scheen het voorlopig best te vinden dat Chris belangstellend uit het raampje tuurde naar de stompe torens van de vliegende stad; hij zag er ontspannen en een beetje toegevend uit, maar toch ook wel op zijn hoede. Ten slotte zei hij: Ik zal een beetje tegen je moeten preken, Rooie. Ik heb geen taxi laten komen vanwege m'n been; ik heb wel verder gelopen met een ergere wond. Wil je horen wat ik te zeggen heb?' Chris voelde hoe hij verstijfde. Afgeleid als hij was geweest door die gigantische hoeveelheid nieuwe ervaringen en de weidse verten van het onbekende die zich voor hem uitstrekten, deed de opmerking van de aanvoerder hem direct weer aan Kelly denken, en meteen ook schaamde hij zich dat hij het vergeten was. In een zelfde opwelling van woede herinnerde hij zich weer dat hij gekidnapt was, en dat nu alleen Bob nog maar over was om voor vader en de kleintjes te zorgen. Het was al moeilijk genoeg geweest toen ze het met z'n tweeën deden. Het was erg genoeg dat hij Annie en Kate en Bob en vader nooit meer terug zou zien, maar het was veel erger dat ze nu van zijn handen en zijn sterke rug en zijn liefde verstoken zouden zijn, en het allerergste was nog dat ze nooit zouden weten wat er was gebeurd. De meisjes zouden alleen denken dat Kelly en hij waren weggelopen en ze zouden zich afvragen waarom en ze zouden een tijdje om hem treuren tot ze hem vergaten. Maar Bob en zijn vader zouden waarschijnlijk denken dat hij hen in de steek gelaten had... en zeer waarschijnlijk dat hij op eigen houtje met Scranton was meegegaan en de anderen aan hun lot had overgelaten. Er bestond bij de boerenbevolking van de Aarde een welbekende term die alle verachting tot uitdrukking bracht die men voelde voor de man die zijn land in de steek liet, hoe weinig het hem ook opbracht, en voet zette op de buitenwereldse straten en sterrenbanen van de nomadensteden. 'Hij is Okie geworden,' zeiden ze dan, de arme bewoners van Oklahoma indachtig die in heel vroeger tijden als seizoenarbeiders door het land trokken. Chris was nu Okie geworden. Hij had het niet uit eigen vrije wil gedaan, maar zijn vader en Bob en de meisjes zouden dat nooit weten. Het zou trouwens nooit gebeurd zijn als hij niet zo aartsnieuwsgierig was geweest; ook de dood van die arme Kelly niet, die, dat herinnerde Chris zich nu ook, eigenlijk de hond van Bob was geweest. De man met de helm zag hoe de openheid uit zijn gezicht verstrakte, en maakte een ongeduldig gebaar. 'Rooie, moet je luisteren, ik weet best wat jij denkt. Maar wat zou het voor zin hebben als ik zei dat het mij persoonlijk spijt. Wat gebeurd is, is gebeurd, je zit aan boord en aan boord blijf je. En we hebben je niet stiekem ontvreemd of zo. Dat jij niets wist van de wet op het ronselen, dat is de schuld van je eigen onwetendheid.' 'U hebt de hond van m'n broer doodgeschopt.' 'Nee, dat is niet zo. Ik heb onder die lap een paar lelijke knauwen zitten, dus ik had er reden genoeg voor gehad, maar ik heb het niet gedaan en ik had het nooit gekund ook. Maar ook dat is gebeurd, en veranderen kun je het niet. Op dit moment ben ik aan het proberen je te helpen, en ik heb nog ongeveer drie minuten de tijd daarvoor, dus als je je kop niet houdt en luistert, dan is het te laat. En je hebt hard hulp nodig, Rooie, snap je dat dan niet?' 'Waar maakt u zich zo druk om?' vroeg Chris bitter. 'Omdat je een pientere knul bent, en omdat je een felle bent, en dat mag ik wel. Maar aan boord van een Okiestad is dat niet voldoende, geloof mij maar. Je bevindt je nou in een situatie die verdomde nieuw voor je is en het zou me verbazen als je vaardigheden bezat waarmee je hier carrière kunt maken. En Scranton zal je heus op deze leeftijd geen opleiding meer geven. Ben je slim genoeg om raad van een ander aan te nemen of niet? Zo niet, dan doe ik de moeite niet eens. Je hebt een minuut om erover na te denken, ongeveer.' Wat de man hem vertelde was een bittere pil om in één keer door te slikken, maar logisch leek het allemaal wel. En het was ook best aannemelijk dat de man het goed met hem voorhad, waarom zou hij anders zoveel moeite doen? Toch waren zijn emoties nog te zeer in beroering; hij vertrouwde zijn eigen stem niet, dus knikte hij alleen maar, goed zo. Om te beginnen, ik breng je nu naar de baas, niet de burgemeester want die stelt niet veel voor, maar naar Frank Lutz, de zakelijk leider van de stad. Een van de dingen die hij je gaat vragen is wat je kunt doen, of wat je weet. Tussen nu en wanneer we bij hem zijn, zul je een antwoord moeten bedenken. Het kan me niet schelen wat je hem vertelt, maar je moet iets hebben. En dan bij voorkeur wel iets waar je genoeg van af weet, want hij gaat je vragen stellen.' Ik kan niks, alleen groente verbouwen en jagen,' zei Chris verbeten. 'Nee, nee, dat bedoel ik niet! Weet je niet iets uit een boek van een studie of zo? Iets waar we in de ruimte iets aan kunnen hebben? Want anders zet hij je aan het sintels scheppen en dan is je geen lang leven beschoren als Okie.' De taxi minderde vaart en begon toen te dalen. 'En als hij niet geïnteresseerd lijkt te zijn in wat je hem vertelt, probeer hem dan niet tevreden te stellen door op iets anders over te stappen. Een echte specialist weet van zaken buiten zijn eigen onderwerp vrijwel niets af, zeker op een leeftijd als de jouwe. houd je dus bij wat je hebt uitgezocht en probeer het zo te presenteren dat het nuttig lijkt. Begrepen?' 'Ja, maar...' 'Voor ja maar hebben we geen tijd. Nog een ding; mocht je ooit in de nesten komen te zitten aan boord van deze stad, dan heb je iemand nodig waar je naar toe kan gaan, en dan liever niet Frank Lutz. Ik heet Frad Haskins, niet Fred maar Frad, met een a.' De taxi schommelde een ogenblik en toen gleed de carrosserie knarsend over de keien en schoven de deuren open. Chris was zo hard bezig geweest in alle richtingen tegelijk na te denken, dat hij even niet begreep wat de aanvoerder ermee bedoelde, dat hij zich voorstelde. Toen drong het opeens tot Chris door en probeerde hij vruchteloos zijn dank onder woorden te brengen en tegelijk zijn eigen naam te noemen. 'Uw bestemming, heren,' zei de taximaat pinnig. 'houd je kop. Kom mee, Rooie.' Frank Lutz, de bedrijfsleider van het vliegende Scranton, deed Chris dadelijk aan een stinkdier denken, al bedoelde Chris daar heel iets anders mee dan een stadsjongen. Lutz was klein, glad, knap en mollig, en wekte zelfs achter zijn bureau gezeten een enigszins onhandige indruk. Terwijl hij Haskins' relaas van de ronselpartij aanhoorde, had zelfs zijn gezichtsuitdrukking iets weg van de bijziende minzaamheid van het lieve bosdier, maar toen Haskins klaar was keek de bedrijfsleider plotseling op, en als Chris er al ooit aan getwijfeld had, dan wist hij het nu, dat dit dier gevaarlijk was... en des te gevaarlijker wanneer hij je de rug toekeerde. 'Die ronselwet is een doffe ellende, maar we zullen voor de vorm wel moeten doorgaan met het oppakken van lui tot we in een deel van de ruimte komen waar de politie niet zo dik gezaaid is.' 'Pillen hebben we niet voor ze, dat is een ding dat zeker is,' beaamde Haskins duister. 'Dat is geen onderwerp van openbare discussie,' zei Lutz op zo kille toon, dat Chris er een ogenblik van overtuigd was dat die verspreking, wat die ook betekenen mocht, speciaal voor hem bedoeld was door Haskins. Die man was een stuk gehaaider dan hij eruitzag, met zijn forse postuur en zijn luide hartelijkheid. Dat werd met de minuut duidelijker. 'Maar wat die twee exemplaren betreft, die presteren natuurlijk weer niets. Dat is altijd zo.' De bedrieglijk vriendelijke bruine ogen, zo waterig en onschuldig, werden plotseling op de roodnek gericht. 'Hoe heet je?' 'Wat gaat jou dat aan? Moet je mij eens vertellen. Je hebt het recht niet...' 'Geen tegenspraak, hè, niksnut. Daar heb ik geen tijd voor. Dus een naam heb je niet. Heb je wel een vak?' 'Ik ben geen niksnut, ik ben puddeler,' zei de man met de rode nek verontwaardigd. 'Staalpuddeler.' 'Da's toch hetzelfde. Kan je nog wat anders?' Ik ben twintig jaar puddeler geweest, ben hoofdpuddeler geworden. Ik heb dienstjaren, vat je? Ik hoef niet wat anders te kunnen. Ik heb een vak. D'r is er geen die het zo kan als ik.' 'Laatste tijd nog werk gehad?' vroeg de bedrijfsleider zachtjes. 'Nee. Maar ik heb m'n dienstjaren. En m'n werkkaart. Ik ben geen niksnut, ik ben een vakman, vat je?' 'Al was je een puddelgenie, dan kon ik je toch niet gebruiken, makker. .. zelfs als we ooit weer staal in zicht krijgen. Dit is een Bessemerstad, als vanaf de tijd dat jij leerjongen was. Niks van gemerkt? Jammer dan. Barney, Huggins, deze gaat naar de sintelberg.' De opdracht werd niet zonder hernieuwd geschreeuw en fors tegenstribbelen ten uitvoer gebracht en al die tijd zat Lutz op zijn paperassen te turen, even onschuldig als een stinkdier dat net toevallig een vogelei is tegengekomen en zich nu afvraagt of het misschien zou bijten, terwijl zijn handjes aarzelend heen en weer schoven. Toen aan het kabaal een eind was gekomen zei hij: Ik hoop dat jij meer geluk hebt gehad, Frad. Zeg eens op, jongmens, heb jij een vak?' 'Ja,' zei Chris dadelijk. 'Astronomie.' 'Wat? Op jouw leeftijd?' De bedrijfsleider keek Haskins verbaasd aan. 'Wat is dat nou weer, Frad? Weer zo'n liefdadigheidsproject van je? Je beoordelingsvermogen gaat met de dag achteruit.' 'Volslagen nieuw voor mij, baas,' zei Haskins in volstrekte en duidelijk zichtbare oprechtheid. Ik dacht dat het gewoon zo'n keuterboertje was. Hij heeft er tegen mij niks over gezegd.' De bedrijfsleider trommelde nuffig met zijn vingers op zijn bureau. Chris hield zijn adem in. Het was een belachelijke bewering, en dat wist hij wel, maar hij had niets anders kunnen verzinnen dat ook maar enige kans had gehad de bedrijfsleider van een nomadenstad te interesseren. Wanneer het hem lukte na zonsondergang zijn ogen nog open te houden, las Chris van alles en nog wat, en van wat hij gelezen had, had hij de feiten en denkbeelden van de geschiedenis het best onthouden, maar Haskins had hem gewaarschuwd dat hij iets moest kiezen dat aan boord van een Okiestad van nut zou kunnen zijn, en dat kwam duidelijk niet in aanmerking. De brokstukken economie die hij van vader had opgepikt, zouden mogelijkerwijs van groter nut zijn geweest als ze wat meer hadden omvat, en beter geïntegreerd waren geweest in de recente geschiedenis, maar zijn vader was altijd te ziek geweest om dat te doen sinds Chris de leergierige leeftijd bereikt had. Er bleef hem niet veel meer over dan het schijntje astronomie dat hij had opgedaan uit boeken, waarvan de meesten al voor zijn geboorte waren gepubliceerd, en door de vele nachten dat hij op zijn rug in het weiland had gelegen, terwijl hij klavergeur snoof en meteoren telde. Maar hij had geen hoop dat het zou lukken. Een zwerfstad zou astronomische kennis voornamelijk voor navigatie nodig hebben, een onderwerp waar hij niets vanaf wist, ja, het ontbrak hem zelfs aan de benodigde kennis van driehoeksmetingen om er ook maar aan te kunnen beginnen. Zijn kennis van het onderwerp was voornamelijk beschrijvend en zou ogenblikkelijk waardeloos zijn zodra Scranton ver genoeg weg was van de zon, zodat de constellaties moeilijker te herkennen zouden zijn, hetgeen waarschijnlijk op dat moment al het geval was. Toch leek Frank Lutz voor het eerst een beetje beduusd te zijn. Hij zei langzaam: 'Een jongen uit Lakebranch die beweert astronoom te zijn. Nou ja, het is tenminste weer eens wat anders. Frad, dat joch heeft je te pakken gehad met z'n hobby! Als die ooit de middelbare school heeft afgemaakt, vreet ik je helm op, met verf en al.' 'Baas, ik zweer je dat ik er geen woord over gehoord heb; dit is voor 't eerst!' 'Hmm. Goed, jong. Noem de planeten maar eens op, vanaf de zon naar buiten gerekend.' Dat was makkelijk, maar de volgende vragen zouden natuurlijk moeilijker zijn. 'Mercurius, Venus, de Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunus, Pluto, Proserpina.' 'Je hebt er anders wel een paar weggelaten, niet?' 'Ongeveer vijfduizend,' zei Chris zo kalm als hij maar kon. 'U zei planeten, en geen asteroïden of satellieten.' 'Goed, wat is dan de grootste satelliet? En de grootste asteroïde?', 'Titan en Ceres.' 'Wat is de dichtstbijzijnde ster?' 'De zon.' De bedrijfsleider grijnsde maar hij scheen het helemaal niet zo grappig te vinden. 'Oho. Nou ja, dat zal niet lang meer duren. Hoeveel maanden zitten er in een lichtjaar?' 'Twaalf, net als in elk ander jaar. Een lichtjaar is geen tijdseenheid, het is een eenheid van afstand, de afstand die het licht in een jaar aflegt. Maanden hebben daar niks mee te maken. U kunt net zo goed vragen hoeveel weken er in een centimeter gaan.' 'Tweeënvijftig weken gaan er in een centimeter, jongen, althans zo lijkt het als je eenmaal zo oud bent als ik.' Lutz trommelde weer op zijn bureau. 'Waar heb je dat allemaal vandaan? Je wilt toch zeker niet beweren dat je een opleiding hebt gevolgd in Lakebranch?' 'Mijn vader heeft bijna heel zijn leven les gegeven aan de universiteit, totdat die moest sluiten,' zei Chris. 'Hij was de allerbeste. Het meeste heb ik van hem geleerd. En de rest heb ik gelezen, of geleerd door observatie en uitrekenen met potlood en papier.' Daar bevond Chris zich op veilig terrein, als hij ervan uitging dat hij één leugentje mocht vertellen, namelijk door economie te vervangen door astronomie. De volgende vraag vond hij helemaal niet lastig, want hij was volkomen te verwachten: 'Hoe heet je?' 'Crispin deFord,' zei hij met tegenzin. Onder de rest van de toehoorders schoot iemand verbaasd in de lach, maar Chris 'deed zijn best het te negeren. Zijn belachelijke voornaam was hem al zo lang een plaag geweest, en had hem zoveel vechtpartijen met buurjongens opgeleverd, dat hij nu in staat was hem met geduld, zij het niet van harte, te dragen. Maar het verbaasde hem wel toen hij zag dat Haskins zijn borstelige, door de zon gebleekte wenkbrauwen optrok ten teken van hernieuwde interesse. Chris had er geen flauw idee van wat dat nu weer te betekenen had; het gedeelte van zijn hersenen dat zich met gissen en raden bezighield was ondertussen al uitgeput. 'Laat iemand dat eens nagaan,' zei de bedrijfsleider. 'We hebben nog een paar mensen over van de universiteit van Scranton. Hé, bij Hoffa, Boyle Warner was toch prof in Scranton? Haal die eens gauw boven, dan kunnen we dit zaakje afronden.' 'Gunst, baas,' zei Haskins met een brede grijns. 'Weet je geen moeilijke vragen meer?' De bedrijfsleider glimlachte terug, maar weer was zijn glimlach niet zo'n klein beetje ijzig. 'Zo zou je het kunnen noemen,' zei hij met verrassende openhartigheid. 'Maar we zullen eens kijken of hij Warner ook om de tuin kan leiden.' 'Die ouwe knurft moet toch ergens goed voor zijn,' mompelde iemand achter Chris. Het was een heel zachte stem, maar de bedrijfsleider had het wel gehoord; met een ruk schoot zijn kin omhoog, en onverwacht gaf hij met zijn vuist een ontzaglijke klap op zijn bureau. 'Hij is er goed voor om ons te zeggen waar we heen moeten, als je dat maar onthoudt! Sterren zijn heel wat anders dan staal, en zonder Boyle krijgen we van ons leven misschien geen gietvorm en geen staaf ijzer meer te zien. Bij hem vergeleken zijn wij allemaal puddelaars, net als die roodnek van daarstraks. En misschien geldt dat ook voor die knul.' 'Nou zonder dollen baas, wat kan zo'n joch nou helemaal weten?' 'Daar probeer ik nou juist achter te komen,' zei Lutz, witheet van woede. 'Wat weet jij er trouwens van? Weet iemand hier wat een geodetische lijn is?' Niemand kon antwoord geven. 'Rooie, weet jij het?' Chris slikte. Hij wist het wel, maar hij kon er niet bij waarom de bedrijfsleider dat al die herrie waard vond. 'Ja, meneer. Het is de kortste afstand tussen twee punten.' Is dat nou alles?' zei iemand ongelovig. 'Dat is alles wat ons tegen de hongerdood beschermt,' zei Lutz. 'Frad, neem dat joch mee naar beneden en kijk eens wat Boyle over hem te vertellen heeft; wacht even, ik wil Boyle nou niet uit zijn observatorium halen, die zit natuurlijk tot over zijn oren in de koerscorrecties. Ga maar naar Boyle zodra hij even de tijd heeft. Probeer uit te zoeken of er ooit een professor deFord aan de universiteit van Scranton heeft gedoceerd, en laat Boyle die jongen dan eens ondervragen, maar dan met moeilijke vragen. Als hij er door komt, mag hij in de leer bij hem, en anders zijn er altijd de sintelbergen nog; dit heeft al veel te lang geduurd.'
Drie: 'Als een partij schroot'
Zelfs een stad die zijn sloppenwijken heeft afgestoten om de ruimte in te kunnen gaan, heeft schuilplaatsen, en Chris zorgde dat hij er zo snel mogelijk eentje vond. Hij spoorde hem op met het simpele instinct van een opgejaagd dier dat een schuilhol zocht. Niet dat er op dat moment iemand op hem joeg, nog niet. Maar er was iets dat hem waarschuwde dat het alleen een kwestie van tijd was. Dr. Boyle Warner, de stadsastronoom, was allervriendelijkst voor hem geweest, maar hij had hem moeilijke vragen gesteld, en toen was al gauw aan het licht gekomen dat Chris' kennis van astronomie, zij het buitengewoon voor een jongeman die geen officiële schoolopleiding had genoten, veel te schamel was om van enig nut te zijn voor dr. Warner of de stad. Dr. Warner nam hem toch als leerling aan, en rapporteerde dat aan het kantoor van de bedrijfsleider, maar niet zonder zorgvuldig verhuld voorbehoud, en een openlijke waarschuwing. 'Tot mijn spijt,' zei hij, 'kan ik maar weinig nuttig werk bedenken dat je hier in het observatorium zou kunnen doen, Crispin. Als ik je de vloer zou laten vegen, bij voorbeeld, dan zou een van die jongens van Frank Lutz er vast en zeker achterkomen, vroeg of laat, en dan zou Frank me er heel terecht op wijzen dat ik niet een grote kerel als jij voor zo'n lichte taak nodig kan hebben. Zolang je dus bij mij blijft, zul je steeds moeten doen of je studeert.' Ik zal echt studeren,' zei Chris. 'Dat wil ik juist graag.' 'Dat waardeer ik in je,' zei dr. Warner bedroefd. 'En ik voel met je mee. Maar Crispin, het kan niet altijd zo doorgaan. Noch ik, noch enig ander in Scranton is in staat jou in twee jaar de tien jaar studie bij te brengen die jij gemist hebt, laat staan een gedeelte van wat mij bijna dertig jaar gekost heeft om in me op te nemen. Ik zal mijn best doen, maar dat kan niet anders dan een voorwendsel zijn, en vroeg of laat betrappen ze ons beslist.' En dan, wist Chris, werd het de sintelberg, en vandaar zijn schuilhol. Hij vroeg zich af of ze dr. Warner ook naar de sintelberg zouden verbannen. Waarschijnlijk was het niet, want de tengere astrofysicus met zijn embonpoint zou het niet lang maken met een spa in zijn hand, en bovendien, hij was de enige navigator die de stad bezat. Chris begon daar eens voorzichtig over met Frad Haskins. 'Geloof dat maar niet,' zei Frad grimmig. 'Het komt er feitelijk op neer dat we helemaal geen navigator hebben. Als je een astronoom vraagt om te navigeren, dan is dat hetzelfde als wanneer je een kip vraagt om een ei te bakken. De prof zou hoogstens assistent navigator mogen zijn, en geen hoofdnavigator, en Frank Lutz weet dat ook wel. Als we ooit een stad tegenkomen die een echte navigator over heeft, dan is Frank in staat Boyle Warner naar de sintelberg te sturen zonder een spier te vertrekken, hoor. Ik zeg niet dat hij het zal doen, maar hij is er toe in staat.' Je kon moeilijk beweren dat Haskins zijn baas niet kende, en na die ene keer dat hij Lutz zelf gezien had, wilde Chris het maar al te graag beamen. Formeel woonde Chris dus nog gewoon in het kleine eenpersoonshokje in het woongebouw van de universiteit dat hem als leerling van dr. Warner was toegewezen, maar hij bewaarde daar alleen de boeken die dr. Warner hem leende, de meetkundige apparatuur die hij uit dezelfde bron verkreeg, en de overzichten en grafieken waaraan hij verondersteld werd te werken, plus ongeveer een kwart van de grove kleding en het nog grovere voedsel, dat de stad hem was begonnen te verstrekken zodra hij officiële status ontving. De andere driekwart gingen allemaal naar de schuilplaats want Chris was niet van plan zich te laten snappen op zijn officiële adres wanneer de handlangers van Frank Lutz hem ooit kwamen halen. In het schuilhol studeerde hij even hard als op zijn kamertje en op het observatorium. Hij was vastbesloten dat dr. Warner niet voor zijn levensgevaarlijke goedhartigheid zou hoeven boeten, als hij er maar even iets aan kon doen. Frad Haskins had het direct in de gaten, hoewel hij hem maar zelden opzocht, want hij had op de universiteit niets te zoeken, maar hij zei alleen: Ik wist wel dat je zou knokken.' Gedurende bijna een jaar geloofde Chris vast dat hij goed vooruit ging. Dankzij zijn vader had hij bij voorbeeld nauwelijks moeite met het doorgronden van het economisch stelsel van de stad, en waarschijnlijk beter dan de meeste burgers, en zeker beter dan Frad Haskins of dr. Warner. Zodra ze was opgestegen had Scranton zich het economisch stelsel eigen gemaakt dat ook opgeld deed voor sterk geïsoleerde veenomaden, voor wie de enige vorm van rijkdom gras is; ze vormden een commune, waarbinnen iedereen voor zichzelf nam wat hij nodig had, met inachtneming van de regels die de status van zijn werk voor de gemeenschap bepaalden. Als Frad Haskins een taxi moest nemen, dan riep hij er één en gaf de taximaat zijn aansluitingsnummer op. Maar als aan het eind van het fiscale jaar zou blijken dat hij meer taxiritten op zijn rekening had staan dan voor zijn werk redelijk was, dan zou er wat zwaaien. En als hij, of een ander, goederen zou hamsteren, om het even of dat nu broden waren of kraanleertjes, want alles was per definitie maar beperkt voorradig aan boord van een Okiestad, dan wachtte er heus niet alleen een uitbrander. De straffen voor hamsteren van wat dan ook waren snel en uiterst drastisch. Er was wel geld aan boord, maar de doorsnee burger zag of gebruikte het nooit. Het was uitsluitend bestemd voor de buitensteedse handel, om staanrecht te kopen, of te betalen voor andere voorrechten en goederen die de stad in het kleine universum binnen haar mallemolenveld niet kon meevoeren. De veenomaden van vroeger tijden hadden met hetzelfde oogmerk goud en juwelen opgespaard. Aan boord van Scranton was het metaal dat daarmee vergelijkbaar was het germanium, maar daarvan lag er maar heel weinig in de kluizen van de stad; aangezien het germanium de algemeen aanvaarde geldstandaard was geworden in heel dit deel van de galaxis sinds de praktische toepassing van de ruimtevaart een feit werd, bestond het grootste deel van de geldvoorraad van de stad uit bankbiljetten de Oc-dollar, die iedereen ook gebruikte in het handelsverkeer met de koloniën. Dit was wel allemaal nieuw voor Chris in zijn huidige situatie, maar de theorie was voor hem gesneden koek. Voorlopig stond hij echter nog te laag op de maatschappelijke ladder in Scranton om veel aan dat inzicht te hebben, en als hij terugdacht aan de geldzorgen waar zijn vader op Aarde in verzeild was geraakt, dan betwijfelde hij of hij er ooit praktisch voordeel van zou hebben. Het jaar vergleed, en ook de sterren. De bedrijfsleider had volgens Haskins besloten niets te ondernemen in de 'plaatselijke groep', een willekeurige bolvormige begrenzing van de ruimte, met een doorsnede van vijftig lichtjaren en met Sol in het midden. De planetenstelsels van deze plaatselijke groep waren druk gekoloniseerd in de grote kolonistenuittocht van 23752400, voornamelijk door groepen uit de gevallen westelijke cultuur, die op de vlucht waren voor de op dat ogenblik wereldwijd reikende Bureaucratische Staat. Lutz had voorzien, en zijn gissing werd spoedig bevestigd door de waarschuwingen die het radiostation van Scranton binnenkreeg, dat de oudere Okiesteden hier een veel te hoge dichtheid vertoonden om nog een plaatsje voor een nieuwkomer te willen inruimen in hun concurrentieslag. Tijdens de tocht hield Chris zich druk bezig met pogingen de sterren die ze tegenkwamen te identificeren aan hun spectrum. Dat was de enige manier, onder de huidige omstandigheden, want natuurlijk veranderde hun positie binnen de constellaties voortdurend naarmate de stad ze naderde. Ook de sterrenbeelden zelf veranderden trouwens, zij het veel langzamer. Het was een moeilijk karwei en vaak was Chris er helemaal niet zeker van of zijn identificaties wel juist waren. Maar het was natuurlijk indrukwekkend te weten dat die lichtjes die om hem heen bewogen de bijna legendarische sterren waren uit de oude koloniale tijd, en nog indrukwekkender was het als hij één van die bezongen zonnen in zijn kleine telescoop kreeg. In hun namen weerklonken al de avonturen van het verleden: Alpha Centauri, Wolf 359, RD4°4048', Altair, 61 Cygni, Sirius, Kruger 60, Procyon, 40 Eridani. Natuurlijk lagen maar enkele van die sterren min of meer op de vluchtrichting van de stad, de meeste lagen zelfs achter hen verspreid, dat wil zeggen onder de kiel van de stad verborgen, in de imaginaire halve bol aan de andere zijde van zijn thuiszon. Maar de meeste waren van hieruit toch wel zichtbaar, en van de rest kon je foto's nemen. Wat Chris ook van de stad mocht vinden als tehuis, hij moest toegeven dat het een eersteklas observatiepunt was. Maar hoe hij de sterren kon zien was een andere zaak, die hem een volslagen raadsel bleef. Hij wist dat Scranton nu reisde met een snelheid die een veelvoud was van die van het licht, en hij had gedacht dat onder dergelijke omstandigheden er helemaal geen sterren zichtbaar hadden mogen zijn in het 'kielzog' van de stad, terwijl de sterren opzij, en zelfs recht vooruit, in hoge mate hadden moeten zijn vertekend. De aanblik van de sterrenhemel bood echter geen enkele wezenlijke verandering. Om dat te begrijpen moest hij toch tenminste enige notie krijgen van de werking van de mallemolens, en de uitleg van dr. Warner was op dat punt nog waziger dan anders, zodat Chris hem ervan verdacht dat hij er zelf niet al te veel van begreep. Bij gebrek aan de theorie die erachter stak, was de enige aanwijzing die Chris bezat, het feit dat de sterren er vanaf het vliegende Scranton bijna net zo uitzagen als vroeger, op het weiland, in het hart van Pennsylvania, wanneer de Appalachische bergen de weerschijn van het Aardse Scranton aan het oog onttrokken. Hij leidde daaruit af dat het mallemolenscherm, hoewel het zelf onzichtbaar was, de schijnbare helderheid van de sterren met om en nabij drie magnituden verminderde, net als vroeger de dampkring van de Aarde in het gebied waar Chris woonde. Hij wist nog niet waarom, maar hij begreep dat een dergelijk effect wel voordelen kon hebben. Het maakte bijvoorbeeld een groot deel van de zwakkere sterren onzichtbaar voor het blote oog, en verminderde daarmee drastisch de onthutsende baaierd van sterren die anders in de ruimte zichtbaar zou zijn gewest. Was dat werkelijk een onvermijdelijk effect van het mallemolenveld, of was het iets dat ze met opzet hadden gedaan om de navigatie te vergemakkelijken? 'Dat ga ik zelf maar eens aan Lutz vragen,' zei dr. Warner toen Chris het onderwerp aansneed. Ik heb er niks geen gemak van; wat zeg ik, alle lol gaat er zo vanaf om astronoom te zijn in de vrije ruimte. En als het moet, dan maar meteen. Ga mee, Crispin, ik kan je hier niet de leiding van het observatorium overlaten en de enige andere logische plaats waar Lutz een leerling van mij kan verwachten, is naast me.' Het leek wel alsof niemand aan boord van Scranton ooit iets anders tegen hem te zeggen had dan 'Kom mee', maar hij ging. Hij had helemaal geen zin om de bedrijfsleider weer te zien, maar het was waarschijnlijk inderdaad zo dat hij onder de vleugels van de astronoom veiliger was dan ergens anders; en dr. Warners stoutmoedigheid wekte verbazing, maar ook wel wat bewondering bij hem op. Maar zo Boyle Warner de vraag ooit had gesteld, dan vernam Chris toch nooit het antwoord. Frank Lutz vond het niet nodig om mensen die hem voor zaken kwamen opzoeken in wachtkamers te laten antichambreren. Dat was verspilling van hun tijd zowel als de zijne; hij kon de tijd zeker niet missen en zij ook liever maar niet. Bovendien waren er maar weinig details van zijn bestuurswerkzaamheden die hij het nodig vond geheim te houden, nu de mensen die tegen hem waren toch niet meer weg konden lopen. Om zijn personeel eraan te herinneren wie er hier de baas was, liet hij van tijd tot tijd de burgemeester wel eens een tijdje wachten in een ander vertrek, maar verder kwam en ging iedereen vrijelijk wanneer hij hof hield. Dr. Warner en Chris zaten op de achterste banken, want het 'hof' van Lutz werd gehouden in wat vroeger een echt gerechtshof was geweest, en wachtten geduldig tot ze naar voren konden doorschuiven, tot vlak voor het bureau van de bedrijfsleider. Intussen dutte de astronoom in; de andere zaken van Frank Lutz zeiden hem niets, en daarbij was zijn gehoor niet beter dan van iemand van zijn leeftijd viel te verwachten. Chris daarentegen bezat de felle nieuwsgierigheid en zintuigen van de jeugd, nog verscherpt door een levenlang luisteren naar, en loeren op, het geritsel van kleine bosdiertjes in de struiken; het gevoel persoonlijk in gevaar te verkeren in de nabijheid van Frank Lutz, dat hem bij de vorige ontmoeting had vervuld, kwam weer op volle sterkte terug en zette zijn nieuwsgierigheid en zijn gehoor op scherp. 'We kunnen ons niet veroorloven om de boot af te houden,' zei de bedrijfsleider. 'Dit zijn grote jongens, de grootste in feite, en ze bieden ons een eerlijke ruil aan. De volgende keer dat we ze tegen het lijf lopen, zijn ze misschien zo beleefd niet meer, zeker niet als wij ze nou een grote bek geven. Ik ga ronduit met die lui praten.' 'Ja, maar wat willen ze?' vroeg iemand. Chris rekte zijn hals, maar de man die het gezegd had kende hij niet. De meeste adviseurs van Lutz waren trouwens onbetekenende figuren, op lui als Huggins na dat waren gewoon misdadigers. 'Ze willen dat we afzwenken. Ze hebben onze koers geanalyseerd en ze zeggen dat wij op weg zijn naar een gebied in de ruimte dat zij al lang en breed hadden afgepaald voordat wij eraan kwamen. En dat, mensen, kan alleen maar gunstig zijn voor ons. Zij hebben dat gebied verkend, en wij niet, voor ons is alles wat voor ons ligt gelijk, tot we wat ervaring hebben kunnen opdoen. Bovendien is één van de dingen die ze ons als vergoeding aanbieden een nieuwe koers, die ons volgens hen naar een sterrenhoop zal brengen waar veel ijzer zit, die pas kort geleden is gekoloniseerd en waar dus waarschijnlijk werk genoeg voor ons zal zijn.' 'Ja, dat zeggen ze.' 'En ik geloof ze,' zei Lutz op scherpe toon. 'Alles wat ze tegen mij hebben gezegd, is in het openbaar gezegd, over de Dirac-zender. De politie heeft alles kunnen horen, en niet alleen de plaatselijke politie, maar overal in het heelal waar ze maar een Dirac hebben staan. Ze mogen dan groot zijn, ze durven heus niet op een openbaar contract te sjoemelen. Het enige wat voor mij nog een vraagpunt is, is: wat moeten we ervoor vragen?' Hij keek naar het tafelblad. Niemand scheen een idee te hebben. Ten slotte keek hij weer op met een kille glimlach. Ik heb een aantal zaken bedacht, maar wat mij het beste bevalt is het volgende. Ze kunnen ons fijn een handje helpen onze voedselvoorraad wat op te krikken. We hebben niet genoeg voedsel om de sterrenhoop te halen die ze hebben aangewezen, ik had gehoopt dat we ergens een planeet hadden kunnen aandoen, voordat we aan zo'n verre sprong begonnen, maar dat is iets wat zij niet weten en wat ik ze ook niet aan hun neus ga hangen.' 'Maar als je om voedsel vraagt begrijpen ze het zo, Frank...' 'Zo achterlijk ben ik niet! Dacht je dat er één Okiestad was die ooit voedsel zou verkopen, tegen wat voor prijs dan ook? Je kan net zo goed proberen zuurstof te kopen. Of geld. Nee, ik vraag ze om er één of ander apparaat bij te doen, het geeft niet zozeer wat, met een paar technici om het te bedienen en te onderhouden. En als teken van onze goede wil bied ik in ruil voor die o zo waardevolle monteurs een grote groep mensen van ons aan, mensen waar wij niets aan hebben. Dat zijn er niet zoveel dat een stad als de hunne die niet met gemak kan opnemen, maar voor ons zijn 't weer idem zoveel monden extra, waardoor we dat ijzerstelsel, waar Amalfi ons heen wil sturen, niet eens zouden kunnen bereiken. Over voedsel wordt helemaal niet gerept. Het wordt een heel normale uitwisseling van personeel, volgens de gebruikelijke transferregeling van de Okies.' Er volgde een minuut van eerbiedige stilte. Zelfs Chris moest de vernuftigheid van het plan wel waarderen, voor zover hij het dan begreep. Frank Lutz glimlachte nog eens en voegde eraan toe: 'En zo komen we van al die nietsnutten en rooinekken af die we volgens de ronselverplichting aan boord hebben moeten nemen. De politie krijgt er nooit de lucht van en Amalfi al evenmin. Hij moet toch voedsel en, eh, medicamenten bij zich hebben voor een bemanning van ver over de miljoen. Die driehonderd boerenknurften slikt hij zo soepel als een aspirientje, en waarschijnlijk vindt hij het nog geen slechte ruil ook, voor twee techneuten en een machine waar hij niks aan heeft. En het mooiste is, dat het misschien nog een eerlijke ruil is ook, en dat brengt mij op mijn volgende punt...' Maar Chris hoefde dat volgende punt niet meer te horen. Na een laatste snelle spijtige blik op de duttende astronoom die zo goed voor hem was geweest, sloop hij zachtjes, als een echte stroper, het hof uit en dook onder. Het schuilhol was eigenlijk per ongeluk ontstaan. Het lag in een opslagplaats aan de rand van de stad, in de buurt van de universiteit, in het midden van een reusachtige toren van zware kratten die tijdens het opstijgen waren gaan schuiven, zodat er een gigantisch en onvoorspelbaar driedimensionaal doolhof was ontstaan dat op geen enkele stadsplattegrond voorkwam. Chris had een gat in een van de kratten gekerfd met zijn zakmes, en ontdekt dat er mijnbouwapparatuur in zat, net als kennelijk in alle andere kratten, want er stond hetzelfde codenummer op geschilderd. En de kans was groot, dacht hij, dat de kratten niet verplaatst zouden worden voor Scranton zijn eerste planeet aandeed; de vliegende stad kon toch nergens gaan graven. En ook Chris had voorlopig geen enkele reden om zijn hol te verlaten. Het pakhuis bezat een toilet dat hij gebruiken kon, en verder kwam er nooit iemand; een bewaker was natuurlijk niet nodig. Wie zou er nu zware machinerieën stelen, en waar zouden ze ermee heen moeten? Als hij er maar voor zorgde geen brand te stichten met zijn kaarsen, want hoewel het hol vrij goed werd geventileerd door het labyrint, was het er stikdonker, zou hij waarschijnlijk wel veilig zijn tot zijn eten op was. En daarna zou hij het er maar op moeten wagen... hij was voeger stroper geweest. Bij zijn plannen had hij echter geen rekening gehouden met bezoek. Hij hoorde het geluid van naderende stappen al van verre en blies dadelijk zijn kaars uit. Misschien was het iemand die zomaar eens kwam snuffelen, misschien zelfs alleen een kind dat was verdwaald op z'n hoogst misschien een andere vluchteling die geen trek had in de slavenhandel van Lutz en ook een schuilplaats zocht. Er waren holletjes zat, te midden van de opgetaste kratten, en de weg naar zijn plekje was zo ingewikkeld dat ze allebei wel weken in de stapel zouden kunnen wonen zonder elkaar ooit tegen te komen. Maar de schrik sloeg hem om het hart toen hij merkte hoe kalm de voetstappen dichterbij kwamen. De nieuwkomer zocht zijn weg door het doolhof vrijwel zonder verkeerd te lopen, laat staan dat hij met veel lawaai ergens tegenop liep. Iemand wist waar hij zat, kende althans de ligging van zijn schuilhol. De voetstappen werden luider, gingen langzamer, en hielden stil. Nu hoorde hij duidelijk iemand ademen. Toen trof de lichtbundel van een zaklantaarn hem midden in zijn gezicht. 'Jezus, Chris, maak eens wat licht, wil je.' Het was de stem van Frad Haskins. Woede en opluchting overspoelden Chris op hetzelfde moment. De man was zijn vriend geworden, zijn naambroeder welhaast, want tenslotte was Fradley O. Haskins net zo bespottelijk als Crispin deFord, maar dat licht dat hem als een klap in zijn gezicht had getroffen, was een daad van verraad. Ik heb alleen maar kaarsen. Als je die zaklantaarn op de grond zet heb je ook licht, beter zelfs misschien.' 'Oké.' Haskins ging op de grond zitten en zette de zaklantaarn op het kistje dat Chris als tafeltje gebruikte, zodat hij een lichtkring wierp op de planken boven hun hoofd. 'Nou moet je me toch eens vertellen wat jij hier dacht uit te spoken.' Ik was me aan het verstoppen,' zei Chris een beetje nukkig. 'Dat zie ik ja. Ik weet al wat voor hol je hier hebt sinds ik je een keer boeken hierheen heb zien sjouwen. Ik moet in training blijven om lui op te sporen die de ronselaars willen ontlopen; op een andere planeet kan ik dat nog eens hard nodig hebben. Maar wat heeft het in jouw geval voor zin? Wil je dan niet naar een grotere stad worden overgeplaatst?' 'Nee, daar heb ik geen zin in. Ik zeg niet dat Scranton m'n thuis is geworden. Ik heb er de pest aan. Ik wou dat ik écht naar huis kon. Maar Frad, ik begin de zaak nou net een beetje te kennen. Ik kende de stad toch ook al toen ze nog op de grond stond. Ik wil niet voor de tweede keer gekidnapt worden en dat allemaal nog eens een keer meemaken, aan boord van een stad waar ik helemaal niets meer ken zoals tenminste nog in Scranton, en waar ik misschien nog hartgrondiger de pest aan zal krijgen. En ik wil ook niet worden verkwanseld als... als een partijtje schroot.' 'Nou ja, dat kan ik je misschien ook niet kwalijk nemen, hoewel het een gebruikelijke procedure is bij de Okies, het is niet iets wat Lutz zelf bedacht heeft. Weet je waar die transferregeling vandaan komt?' 'Nee.' 'Dat is van vroeger, toen ze spelers van sportteams onder elkaar uitwisselden. Zo oud is dat, meer dan duizend jaar oud. En de wetgeving over dat soort contracten moet nog een flink stuk ouder zijn.' 'Best,' zei Chris, 'voor mijn part stamt het van de Romeinen af. Maar Fred, ik ben geen partij schroot, en ik wil nog steeds niet worden uitgewisseld.' 'En dat is nou juist zo dom van jou,' zei de grote man geduldig. 'Je hebt hier geen toekomst in Scranton, en dat zou je nou onder de hand wel moeten weten. In een echte grote stad vind je nog misschien wel iets wat je doen kunt en op zijn minst kun je er onderwijs opdoen. Al onze scholen zijn gesloten, voorgoed. En nog wat: we zitten pas een jaartje in de ruimte, en het zit er dik in dat we het nog heel beroerd gaan krijgen. Een oudere stad is een stuk veiliger, niet absoluut veilig, natuurlijk, dat is geen enkele Okiestad ooit, maar wel veiliger dan hier.' 'Ga jij ook mee?' Haskin lachte. 'Geen schijn van kans. Amalfi heeft er wel duizenden lopen zoals ik. Bovendien, Lutz heeft me nodig. Hij weet dat niet, maar het is wel zo.' 'Nou ja... dan zou ik eigenlijk veel liever bij jou blijven.' Haskins sloeg geërgerd zijn vuist tegen de palm van zijn andere hand. 'Rooie, ik... Mozes, wat zeg je nou tegen zo'n joch? Chris, ik dank je wel. Ik zal het... ik zal het nooit vergeten. Maar als ik geluk heb, zal ik ooit zelf een zoon hebben. Alleen niet nu. En als je de werkelijkheid niet heel snel onder ogen probeert te zien, is je kans voorgoed voorbij. Luister nou, ik ben de enige die weet waar je zit, maar hoe lang denk je dat dat zo blijft? Weet je wat Frank zal doen als hij jou op moet delven uit een schuilhol dat vol opgespaard voedsel ligt? Gebruik je hersens alsjeblieft eens.' Chris had een gevoel in zijn maag alsof hij zojuist uit een bovenraam was gegooid. 'Daar heb ik nooit zo aan gedacht.' 'Nee, dat is een kwestie van ervaring en dat kan ik je niet kwalijk nemen. Maar ik zal je vertellen wat Frank dan doet; hij laat je doodschieten. En niemand in de hele stad zal er ook maar zijn wenkbrauwen over optrekken. In het Okierecht valt hamsteren van voedsel onder de zaken die het voortbestaan van de stad in gevaar brengen, en dat zijn halsmisdaden; en niet alleen in Scranton.' Er viel een lange stilte. Ten slotte zei Chris zachtjes: 'Goed. Misschien is het dan zo maar beter. Ik zal wel gaan.' 'Nou gebruik je je kop tenminste,' zei Haskins brommerig. 'Kom mee, dan. We zeggen wel tegen Frank dat je ziek was. Je ziet er trouwens beroerd uit ook. Maar we zullen moeten opschieten want de sloepen vertrekken over een uur of twee.' 'Mag ik mijn boeken meenemen?' 'Die zijn niet van jou, maar van Boyle Warner,' zei Fred ongeduldig. Ik zal ze later wel naar hem terugbrengen. Pak die zaklantaarn, dan gaan we, ginds heb je meer boeken dan je lief zal zijn.' Hij bleef opeens staan en keek Chris nijdig aan in het schemerlicht. 'Niet dat het jou iets kan schelen waar je heen gaat! Je hebt niet eens de naam van die stad gevraagd.' Dat was zo; hij had er niet naar gevraagd, en nu hij erover nadacht kon het hem niet schelen ook. Maar zijn nieuwsgierigheid kreeg toch de overhand op de neerdrukkende sfeer van het doolhof, op zijn wanhoop. 'Dat is waar,' zei hij. 'Hoe heet die dan?' 'New York.'
Vier: De vliegende klas
Het uitzicht uit de sloep was de wonderbaarlijkheid ten top gevoerd; een eiland van torens, als bergen zo hoog, dat in een zee van sterren dreef die geen bodem of oppervlak had. De sloep had raketaandrijving zodat Chris ook voor het eerst van zijn leven de sterren zag in al hun juwelen majesteit; maar de zwijgende trots van de reusachtige mensenstad, verheven in haar mallemolenkoepel die van buiten net zichtbaar was, drong al het andere op de achtergrond. Daarnaast leek Scranton, dat nu achter de sloep lag, een rommelbak met ouwe kacheldeurknoppen. De immigranten werden bij de grens opgewacht door een breedgeschouderde man van een jaar of veertig met kortgeknipt haar en een uniform, wat bij Chris zijn nekharen recht overeind zette, want de politie was zijn aangeboren vijand, hier zo goed als thuis. Maar de adjudant van de grenspolitie die zich voorstelde als Anderson deed niet veel anders dan hen aparte hokjes te wijzen waar ze ondervraagd zouden worden. De enige persoon in het hokje van Chris was Chris zelf. Hij moest aan een smalle legplank of opklaptafel gaan zitten, tegenover het rooster van een luidspreker dat in de wand was aangebracht. Daar kwamen de vragen uit, en daar moest hij ook het antwoord inspreken. De meeste vragen betroffen simpele gegevens zoals zijn naam, zijn leeftijd, geboorteplaats, de datum dat hij aan boord van Scranton was gegaan, en zo meer, maar hij vond het eigenlijk best leuk daar antwoord op te geven; er was namelijk nog nooit tevoren zoveel belang in hem gesteld dat hem ooit daarnaar gevraagd was. Hij wist zelfs de antwoorden op sommige vragen niet eens. Het was ook interessant om te bedenken wat de identiteit van de ondervrager kon zijn. Chris was er vrijwel van overtuigd dat het een machine was, en dan niet één die sprak met behulp van een door een menselijke stem op de band ingesproken woordenschat, maar één die kon putten uit een hoeveelheid basisklanken, die naar behoefte werden gecombineerd en geschikt. Het resultaat was volkomen verstaanbaar en absoluut niet mechanisch en vertoonde een groot aantal kenmerken van de menselijke spraak. De zinnen werden met een natuurlijke cadans uitgesproken, en met een zodanige inflectie dat belangrijke woorden, en zelfs leestekens, konden worden onderscheiden; en toch zou hij hem nooit voor een menselijke stem hebben gehouden. Waar het verschil ook in mocht zitten, in zijn verbeelding sprak het apparaat uitsluitend in hoofdletters. Zelfs in een tijd die overheerst werd door computers, die in vele gevallen de mens hadden verdrongen, had Chris nog nooit gehoord van een machine die zo intelligent was dat hij op deze manier spraak kon nabootsen, laat staan een machine die intelligent genoeg was voor de brede oordelingsbevoegdheid die sprak uit de wijze waarop het onderhoud werd gevoerd. En hij had ook nog nooit een machine zichzelf met 'wij' horen betitelen.
'WAT VOOR ONDERWIJS HEBT U GENOTEN VOOR U WERD GERONSELD, MENEER DEFORD?'
'Vrijwel geen.'
'HEBT U AAN BOORD VAN SCRANTON ONDERWIJS GENOTEN?'
'Een beetje. Het was feitelijk allen privéstudie, op dezelfde manier als vroeger bij m'n vader, als hij er niet te moe voor was.'
'HET IS WAT LAAT OM ER NU NOG MEE TE BEGINNEN, MAAR WE KUNNEN ONDERWIJS VOOR U REGELEN ALS U DAT WENST.
'Of ik dat wil!'
'DAT IS PRECIES DE VRAAG. EEN VERSNELDE OPLEIDING OP MIDDELBAAR NIVEAU IS FYSIEK ERG UITPUTTEND. DE MOGELIJKHEID BESTAAT DAT U ER HIER GEEN BEHOEFTE AAN ZOU HEBBEN, GEZIEN UW DOELSTELLING. WENST U PASSAGIER TE ZIJN OF STADSBURGER TE WORDEN?'
Op het eerste gezicht was het een doodmakkelijk vraag. Wat Chris het allerliefste wilde was teruggaan naar huis, en burger worden van niets anders dan het Gemenebest van Pennsylvania, van de Westelijke Marktunie, in de Terraanse Confederatie. Vele doorwaakte nachten had hij liggen piekeren hoe het gezin het zonder hem wel zou stellen, en wat ze wel dachten van zijn verdwijning, en hij was ervan overtuigd dat daar nog vele nachten bij zouden komen. Maar tegelijk wist hij dat ze zich inmiddels ongetwijfeld zo goed als het ging in zijn verdwijning zouden hebben geschikt; en een veel harder feit was nog, dat hij nu aan boord zat van een wereldstad met meer dan een miljoen inwoners, die op een dikke twintig lichtjaren afstand van Sol door de ruimte zweefde, op weg naar een bestemming waar hij niet eens weet van had. Dat hele gigantische wonderbaarlijke bouwwerk was heus niet van plan voor persoonlijke taximaat te spelen alleen omdat hij graag naar huis toe wou, of om wat voor reden dan ook. Als Chris dus min of meer aan de stad vast zat, zo redeneerde hij, dan kon hij net zo goed stadsburger worden. Het had toch geen zin passagier te willen zijn als je geen idee had waar de reis heenging, en of het de ritprijs waard zou blijken te zijn als je aankwam. En stadsburger, dat klonk alsof er bijzondere voorrechten aan waren verbonden; het kon de moeite waard zijn om uit te vissen waar die uit bestonden. En ook of de twee termen die de machine gebezigd had, nog een speciale betekenis hadden waar hij voor op moest passen. 'Met wie spreek ik eigenlijk?'
'MET DE VROEDSCHAP.'
Het antwoord bracht hem bijna finaal van zijn stuk; alleen door een uiterste wilinspanning wist hij de stroom van vragen die bij hem opkwam te onderdrukken. Op dit moment was alleen van belang dat hij nu wist dat hij met een verantwoordelijk persoon sprak, wat dat 'persoon' ook in mocht houden wanneer je te maken had met een machine met een collectieve persoonlijkheid. 'Mag ik ook vragen stellen?'
'JA, BINNEN ZEKERE GRENZEN DIE TE VEEL TIJD ZOUDEN VERGEN OM BINNEN HET KADER VAN DIT ONDERHOUD UITEEN TE ZETTEN. ALS U ONS DE VRAGEN STELT, ZULLEN WIJ VOORLOPIG OFWEL ANTWOORDEN, OFWEL ONS VAN ANTWOORD ONTHOUDEN.'
Chris dacht heel hard na. Ondanks hun opmerking over de beperktheid van tijd, wachtte de Vroedschap rustig, zonder van ongeduld blijk te geven. Ten slotte vroeg hij: 'Wat is het allerbelangrijkste verschil tussen een passagier en een stadsburger?'
'EEN STADSBURGER HEEFT EEN ONBEPERKTE LEVENSDUUR.'
Alles had Chris verwacht, maar dit niet. Het sloeg in niets op wat hij ooit gelezen of gehoord had, en daardoor zei het hem ook praktisch niets. Uiteindelijk wist hij er behoedzaam uit te brengen: 'Hoe lang is dat dan?'
'ONBEPERKT. ONZE HUIDIGE BURGEMEESTER IS GEBOREN IN 2998. DE LEEFTIJD VAN DE OUDSTE STADSBEWONER IN ONZE ARCHIEVEN IS VIJFHONDERDDERTIEN JAAR, MAAR ER ZIJN ARGUMENTEN AAN TE VOEREN VOOR HET BESTAAN VAN EEN AANTAL OUDERE EXEMPLAREN AANGEZIEN DE EERSTE DOODWERENDE MIDDELEN IN HET JAAR 20l8 WERDEN ONTDEKT.'
Doodwerende middelen? Nu werd het toch echt te veel om in één hap te verteren. Ternauwernood wist Chris zich vast te klampen aan dat ene piepkleine brokje, dat op dit moment nog iets voor hem betekende: als hij heel lang zou leven, echt heel lang dan kon hij misschien ooit nog eens naar huis terug, hoe ver hij intussen ook uitgezwermd mocht zijn. En de rest zou hij later nog wel eens doordenken. Hij zei: Ik wil dan graag stadsburger worden.'
'WIJ ZIJN VERPLICHT U MEDE TE DELEN DAT U HET RECHT HEBT TOT UW ACHTTIENDE VERJAARDAG OP UW BESLUIT TERUG TE KOMEN; DAARNA KAN EEN BESLISSING OM PASSAGIER TE BLIJVEN NIET MEER WORDEN TERUGGEDRAAID, TENZIJ IN SPECIALE OPDRACHT VAN DE BURGEMEESTER.'
Uit een smalle gleuf die Chris nu pas zag zitten schoot opeens een wit kaartje te voorschijn dat op de legplank terechtkwam,
'DIT IS UW STADS REGISTRATIE DIE U GEBRUIKT VOOR HET VERKRIJGEN VAN VOEDSEL, KLEDING, ONDERDAK EN ANDERE BENODIGDHEDEN. WORDT DE KAART BIJ AANBIEDING NIET AANVAARD DAN BETEKENT DAT DAT DE GOEDEREN OF DIENSTEN DIE U VERLANGT U NIET ZIJN TOEGESTAAN. DE KAART KAN NIET DAN DOOR EEN SPECIALE TECHNIEK WORDEN VERNIETIGD, MAAR WIJ RADEN U AAN HEM NIET TE VERLIEZEN AANGEZIEN HET VIER TOT ZES UUR KAN DUREN VOOR DE KAART U WEER TER HAND GESTELD KAN WORDEN; OP HET OGENBLIK IS DE KAART GELDIG VOOR VERSNELD ONDERWIJS. ALS U VERDER GEEN VRAGEN MEER HEBT KUNT U NU GAAN.'
Het versnelde onderwijs dat de Vroedschap Chris had toebedeeld leek hem in 't begin helmaal niet zo vermoeiend. Aanvankelijk scheen het niet meer moeite te kosten dan de hele dag slapen. (Het leek Chris een paradijs; hij had nooit de gelegenheid gehad om slapen als zijn beroep te kiezen en hij wist dus niet hoe onverdraaglijk uitputtend dat kan zijn.) Het 'leslokaal' was een groot, grijs, kaal vertrek, zonder zelfs een schoolbord of een lessenaar; het enige meubilair bestond uit een aantal divans die lukraak in het rond stonden. Leraren waren er ook al niet; de enige volwassenen die erbij waren, werden oppassers genoemd, en hun werk leek een kruising te zijn tussen plaatsaanwijzer en verpleger, maar scheen niets te maken te hebben met lesgeven, zoals Chris dat altijd had ervaren. Ze brachten je naar een divan en hielpen je een glimmend metalen helm op te zetten waarin wel honderd heel kleine en ontzettend scherpe puntjes schenen te zitten die in je hoofdhuid prikten met een heel akelig gevoel, maar niet zo hard dat de huid werd opengehaald. Als de helm, die toposcoop werd genoemd, naar tevredenheid was geïnstalleerd, gingen de oppassers weg en vulde het vertrek zich met een grijzig gas. Het gas leek net mist, alleen was het droog en geurde het zwak naar de gedroogde bladeren van de giftige berglaurier, die Bob in hele kleine hoeveelheden aan hun konijnenragout toevoegde. Maar als een dikke nevel onttrok het de rest van het vertrek aan het gezicht tot de les over was en het met een gedempt geloei van ventilatoren weer werd afgezogen. En zo kon Chris het er niet met zichzelf over eens worden of hij nu wel of niet sliep wanneer hij les had. De toegepaste leertechniek heette natuurlijk wel hypnopedie, een oud woord met nog oudere Griekse wortels die als je ze letterlijk vertaalde 'slaapleren' betekenden. En ook vulden de lessen zijn hoofd met vreemde stemmen en vreemde beelden die opvallend veel op dromen leken. Chris verdacht het gas er ook van dat het niet alleen zijn gezichtsvermogen, maar ook zijn andere zintuigen stremde; anders zou hij toch allerlei geluiden hebben moeten horen, als het hoesten van medeleerlingen, het heen en weer lopen van de oppassers, het gonzen van de ventilatoren, het zware gebrom van de aandrijving van de stad, zo nu en dan, en zelfs het kloppen van zijn hart, maar niets van dat alles drong tot hem door, of hij kon zich er achteraf niets meer van herinneren. En toch was dat alles bij elkaar genomen vrijwel zeker geen echte slaap, alleen het vrijwaren van zijn geest voor elke mogelijke lichamelijke afleiding die de volledige aandacht voor de stemmen en beelden, die door de glanzende helm van de toposcoop rechtstreeks in zijn geest werden gestort, in de weg zou kunnen staan. Het was heel begrijpelijk waarom afleiding niet kon worden getolereerd, want de stortvloed van feiten die vanuit de geheugencellen van de Vroedschap naar de prikkelhelm stroomde, was overweldigend en genadeloos. Meer dan eens zag Chris de oppassers voormalige Scrantonezen, ouder dan hij, allemaal de klas uithelpen na afloop van een les, in een toestand die veel leek op een lichte epileptische aanval... en die kwamen ook niet meer terug op de divan. Zelf verliet hij de lessen met een merkwaardig beverig, uitgeput gevoel van onwezenlijkheid, dat met de dag erger werd, ondanks het op wekkende drankje dat het gebruikelijke tegengif vormde voor het grijze gas; het was een gevoel van verzwakking waar niet tegenop te slapen viel. Het drankje smaakte daarbij raar, en hij moest er van niezen ook. Maar de dag nadat hij het glas voor het eerst geweigerd had, ontkurkten de geheugenbanken een dubbele dosis Riemanniaanse meetkundeprojecties, en toen hij bijkwam hielden vier oppassers hem vast op zijn divan omdat hij in de laatste stadia van een regelrechte aanval van Jacksonepilepsie verkeerde. Bijna betekende dat het einde van zijn schooltijd. Gelukkig was hij zo verstandig om op te biechten, dat hij de dag tevoren het drankje had overgeslagen dat de stuiptrekkingen tegen moest gaan, en bleek uit de elektrische bewegingspatronen van zijn hersenen, die door de toposcoop waren opgenomen, dat er bij hem nog steeds weinig gevaar te duchten viel. Hij mocht weer terug naar de schoolzaal en twijfelde er daarna niet meer aan dat leren moeilijker werk kan zijn dan spitten ; ook lichamelijk. De stemmen en de beelden hervatten hun vrolijke werveling in zijn arme zere hoofd. Achteraf gezien vond Chris de Okiegeschiedenis het minst moeilijke onderwerp dat hij in zich op moest nemen, omdat het gedeelte dat ging over de eerste jaren van de steden, en in het bijzonder over wat er op Aarde was voorgevallen voordat de eerste steden opstegen, hem al vertrouwd was. Maar nu hoorde hij het voor het eerst vanuit het gezichtspunt van de Okies, waarbij grote lappen werden weggelaten die een Aardling belangrijk zou hebben gevonden, en een groot aantal gebeurtenissen onder de loep werd genomen waar Chris nooit van had gehoord, maar die kennelijk essentieel waren om te kunnen begrijpen hoe de steden ertoe gekomen waren de ruimte te verkiezen, en hoe ze daarin hun fortuin hadden gemaakt. Het was, heel voorspelbaar, alsof je de Aarde door het verkeerde uiteinde van een telescoop bekeek. De geheugenbanken vertelden het verhaal ongeveer als volgt, (zonder de beelden en geluiden en andere gewaarwordingen die, hoewel ze zo levensecht waren dat ze ogenblikkelijk in de directe belevingswereld van Chris werden opgenomen, toch op geen enkele manier in woorden konden worden weergegeven): 'De verkenning van het zonnestelsel was in het begin voornamelijk een zaak voor de militaire autoriteiten, die als enige de enorme bedragen op konden brengen die gemoeid waren met de ruimtevaart door middel van raketten, een wijze van voortbewegen die in wezen berust op pure stuwkracht, die recht evenredig is met de hoeveelheid energie die kan worden uitgestoten. De voornaamste prestatie was in deze fase de bouw van een onderzoekstation en observatorium op Proserpina n, de tweede satelliet van de planeet die het verst van Sol afstaat. Met Station Proserpina werd begonnen in 2016; het was echter nog steeds niet voltooid toen het, achtentwintig jaar later, tijdelijk werd verlaten. De oorzaak van de toenmalige evacuatie van Station Proserpina en alle andere kolonies in het zonnestelsel, is te vinden in een wending die de Aardse politiek in die tijd nam. Onder de ongenadige concurrentiedruk van de USSR en haar satellietstaten, had de Westelijke beschaving van de Aarde zich een permanente oorlogseconomie laten opdringen, onder belasting waarvan haar traditioneel vrije politieke instellingen gedurig werden uitgehold. In het begin van de eenentwintigste eeuw kon men, objectief gezien, geen enkel verschil meer ontdekken tussen beide concurrerende beschavingen, hoewel de uiterlijke vorm van de respectieve regeringen nog steeds verschillend werd betiteld. Maar beide waren tot politiestaten verworden waarin de individuele burger elke juridische bescherming ontnomen was, en in beide heerste een volstrekt geleide economie. In het westen was de officiële benaming voor deze politiek 'anticommunisme', in het oosten heette het 'antifascisme', en beide termen waren zwaar emotioneel geladen. Maar in feite kwam het erop neer dat geen van beide staten economisch gezien fascistisch of communistisch was, en dat noch het fascisme, noch het communisme ooit serieus als economische stelsels waren uitgeprobeerd in de loop van de Aardse geschiedenis. Gedurende deze periode was het dat twee onderzoeksprojecten van het Westen, onder leiding van senator Bliss Wagoner uit Alaska, op de twee essentiële ontdekkingen stootten waarop de tweede fase van de ruimtevaart zou komen te stoelen. De eerste was de zogeheten Dillon Wagoner gravitronpolariteitsgenerator, nu bekend als de mallemolen, die bijna onmiddellijk tot een interstellaire aandrijving werd ontwikkeld. De tweede ontdekking betrof de ascomycine, de eerste van de morticiden, ofwel doodwerende middelen. De eerste interstellaire expeditie werd gelanceerd in 2021 vanuit het stelsel van Jupiter, onder persoonlijke leiding van senator Wagoner, hoewel deze zelf werd gearresteerd en later geëxecuteerd om zijn medeplichtigheid aan deze "landverraderlijke" handeling. Hoewel van het lot van deze expeditie geen verslagen bestaan, is het wel zeker dat zij het heeft overleefd, aangezien de tweede expeditie, meer dan driehonderd jaar later, op de planeten van de sterren in de plaatselijke groep overal mensen aantrof die herkenbare Aardse talen spraken. In deze periode werd een poging gedaan de vijandschap tussen de twee machtsblokken te beslechten, door een van de vele persoonlijke pacten tussen de beide leiders, president MacHinery van de Westelijke Marktunie en premier Erdsenov van de USSR. Dit vond plaats in 2022, de Koude Vrede die hierop volgde, was nauwelijks bevorderlijk voor verder ruimteonderzoek. In 2027 werd MacHinery vermoord en riep Erdsenov zichzelf uit tot premier en president van de Verenigde Aarde; Erdsenov werd echter in 2032 vermoord. In dat zelfde jaar slaagde een ondergrondse groepering in het Westen, die zich de Hamiltonianen noemde, erin om het zonnestelsel te ontvluchten in een groot aantal kleine mallemolenschepen, die ze gebouw hadden met in het geheim vergaarde gelden, waarmee een nieuwe Amerikaanse revolutie gefinancierd had zullen worden. Het grootste deel van hun aanhangers lieten zij op Aarde achter, maar zij slaagden er hiermee wel in aan de Terreur te ontkomen, het wereldomvattende programma waardoor voor het eerst een verenigde Aardse regering werd gevestigd. Een van de eerste daden van deze regering, die wij nu de Bureaucratische Staat noemen, was een verbod, in 2039, van alle ruimtevaart en aanverwante technieken. De bestaande kolonies op de planeten en satellieten van het zonnestelsel werden niet geëvacueerd, maar eenvoudig van alles afgesneden en aan hun lot overgelaten. De consolidatie van de Staat kreeg snel haar beslag, en de geschiedkundigen zijn het er algemeen over eens, dat de val van het Westen op niet later dan het jaar 2105 gesteld moet worden. Zo begon een periode van systematische onderdrukking en uitbuiting die haar weerga op Aarde niet kent, zelfs in de zwartste jaren van het Romeinse Keizerrijk niet. Inmiddels gingen de interstellaire bannelingen voort nieuwe kolonies te vestigen, steeds verder springend van ster naar ster. In 2289 maakte een dergelijke expeditie een eerste contact met wat een planeet van de Wegaanse Tirannie bleek te zijn, een interstellaire beschaving die, naar wij nu weten, al acht tot tienduizend jaar over dat kwadrant van de Melkweg had geheerst en zich nog steeds uitbreidde. De Weganen onderkenden al gauw in deze kolonisten, ongeorganiseerd en slecht bevoorraad als ze waren, een potentiële rivaal en deden een gecoördineerde poging om alle kolonies uit te roeien. De onderlinge afstanden waren echter zo enorm dat het eerste echte treffen van de Wegaanse oorlog, de slag bij Altair, pas plaatsvond in 2310. De koloniale legers werden verslagen en verstrooid, maar niet nadat ze dusdanige schade hadden aangericht dat de Weganen hun voorgenomen vernietiging van de koloniale planeten moesten uitstellen, voorgoed, naar later bleek. In 2375 werd de mallemolen geheel opnieuw uitgevonden op Aarde, en door Fabriek nummer Acht van de Thorium Trust aangewend om de gehele installatie van de grond te lichten en buiten de Aarde te brengen, waarbij de fabriek als een zelfverzorgend ruimtevaartuig dienst deed. Andere fabrieken volgden dit voorbeeld, en kort daarop complete steden. Vele groepen werden hiertoe evenzeer gedreven door de permanente economische depressie die op Aarde was ingetreden, als door de langdurige politieke onderdrukking door de Bureaucratische Staat. De ontsnapte steden maakten snel contact met de oudere Aardse kolonies tussen de dichtstbijzijnde sterren, die ze de dringend benodigde industriële steun konden geven, en met wie ze zich tegen Wega aaneensloten. Wat daaruit voortkwam was een groot succes, maar ook een even grote schande. In 2394 maakte een van de ontsnapte steden, Gravitogorsk-Mars, zich nu noemende de Interstellaire Koopmeesters, zich schuldig aan de plundering van de nieuwe Aardse kolonie op Thor V, welke schanddaad hen de bijnaam 'de dolle honden' opleverde. Gaandeweg vond dit echter navolging als een methode om met Wegaanse planeten af te rekenen. De hoofdwereld van de Tirannie, Wega 11, werd in 2314 belegerd door een aantal gewapende steden, waaronder de I.K., wier taak het was af te rekenen met de vele vliegende forten die in een baan rond de wereld liepen, en door de Derde Koloniale Vloot onder admiraal Alois Hrunta, die de opdracht had Wega 11 te bezetten als zij zich over mocht geven. In plaats waarvan admiraal Hrunta de planeet totaal verschroeide en de Derde Vloot meenam naar een onverkend kwadrant van de ruimte met de opzet zijn eigen sterrenrijk te stichten. In 2451 verklaarde het koloniaal gerechtshof hem bij verstek schuldig aan oorlogsmisdaden en poging tot volkerenmoord, en in 2464 culmineerde een poging om hem zijn gerechte straf te doen ondergaan, in de slag van BD 4004048', die grote schade aanrichtte maar volstrekt onbeslist eindigde voor beide partijen. Datzelfde jaar riep Alois Hrunta zich uit tot Keizer van de Ruimte. De uittocht van de Aardse industrie had inmiddels een zodanige omvang bereikt, dat de Bureaucratische Staat geen industriële grondslag meer bezat, en algemeen is men het erover eens dat de staat in 2522 ten onder is gegaan. In dat jaar ving het politie interregnum aan, een beperkte regeringsvorm die zijn bevoegdheid ontleent aan een losse confederatie, die min of meer gebaseerd is op de Verenigde Naties van vroeger, maar zonder een zodanige steun bij het volk of in de industrie dat ze een greep op de economie kan krijgen. De confederatie besefte echter dat de enige hoop om de Aardse economie tot herstel te brengen, bij de kolonisten en de vrije steden lag, en kondigde daarom een amnestie af voor iedereen die zich in de ruimte bevond, terwijl tegelijkertijd een beperkt maar systematisch programma werd opgesteld voor politieoptreden tegen de nomadensteden die al begonnen waren de kolonieplaneten of elkaar te overvallen. De confederatie is nog steeds de enige regeringsvorm die in deze arm van de Melkweg van kracht is. De vergiftigingsdood van Alois Hrunta in 3089 werd gevolgd door de snelle Balkanizatie van het Hruntaanse rijk, dat al nooit een bijzonder grote samenhang had vertoond. En hoewel op het ogenblik een zekere Arpad Hrunta zich Keizer van de Ruimte noemt, lijkt zijn rijk niet van bijzonder groot belang te zijn. Heden ten dage wordt de orde in Arm n nu gehandhaafd door de Aardse politie, terwijl de economie door de zwerfsteden in stand wordt gehouden. Beide systemen zijn willekeurig en niet efficiënt en werken elkaar vaak tegen. Het is onmogelijk te voorspellen wanneer een betere modus zijn intrede zal doen, en waaruit die zal bestaan.'
Vijf: Achterlijk!
Terwijl de geheugencellen kwetterend dromen opriepen, suisde de reusachtige stad steeds verder van de Aarde weg, tussen de sterren door met wat na de aarzelende eerste verkenningen van Scranton in de plaatselijke sterrengroep een halsbrekende snelheid leek. De straten krioelden vierentwintig uur per dag van de mensen, die zich met duizenden naar onvoorstelbare taken repten, en naast het gedurig heen en weer schieten van de taximaten klonk vaak het verre maar scherpe geloei van de ondergrondse treinen, die voortsnelden door tunnels die in de granieten kiel van de stad waren uitgehakt. Al die bedrijvigheid maakte een heel doelbewuste en zelfs opgewekte indruk, maar was toch ook ontzettend verwarrend. Chris had weinig vrij van school om op onderzoek uit te gaan. En niet de hele opleiding bestond uit machinaal leren, want, zoals hij langzamerhand begon te beseffen, niemand kan echt iets leren doormiddel van hypnopedie; machinaal onderwijs stelt de student in het gunstigste geval in staat feiten op te slaan, en meer niet; het leert hem niet hoe hij die met elkaar moet verbinden, laat staan hoe hij er iets mee kan doen. Om het verstand te oefenen, en niet alleen het geheugen, is een echte menselijke leraar nodig. Degene die aan Chris was toegewezen, een vierkante felle vrouw met wit haar die dr. Helena Braziller heette, was veruit de beste docent die Chris ooit was tegengekomen, én veruit de hardste leermeester. De vroedschap matte hem alleen af door zijn geheugen te overladen, terwijl dr. Braziller hem daarbij aan het werk zette. 'De vergelijking die ten grondslag ligt aan de theorie van BlackettDirac luidt als volgt:
waarbij P het magnetisch moment is, U het impulsmoment, C en G, hetgeen de gebruikelijke verkorte notering is van de voornaamste mallemolenvergelijking, die we de Afgeleide van Locke noemen. Blackett, Dirac en Locke gingen er alle drie van uit, dat dit zou gelden voor grote lichamen zoals gasreuzen, planeten zowel als zonnen. Laat op het bord zien, door middel van dimensionele analyse, waarom deze veronderstelling niet juist is.' Wat Chris betrof hadden ze dat antwoord op een veel gemakkelijker manier kunnen krijgen. Dr. Braziller had hem toch gewoon kunnen vertellen dat de relatie tussen zwaartekracht en de rotatie van een lichaam alleen opging voor elektronen en andere submicroscopische objecten, en in de wereld van de macrokosmos geen opgeld deed, maar zo pakte zij het niet aan. Als ze hem dat alleen had bijgebracht, dan zou hij het in zijn geheugen hebben geborgen als een feit als alle andere feiten, net als die feiten die de geheugencellen van de Vroedschap hem onafgebroken langs oren en ogen inpompten, bijvoorbeeld, maar naar haar opvatting had hij het dan nog niet begrepen. Ze wilde dat hij niet alleen de oorspronkelijke beredenering van Blackett, Dirac en Locke zou navolgen, maar ook uit zichzelf (en niet omdat zij het zei) zou inzien waar ze fout waren gegaan. En daardoor, waarom een natuurwet, die voor het eerst was benaderd in het bijna prehistorische jaar 1891, tussen de gaslantaarns, en die in 1940 exact was geformuleerd als de Landéfactor, toch nog geen korreltje zand van de Aarde had weten te tillen tot het jaar 20 'Maar dr. Braziller, waarom is dat niet genoeg, als ik weet dat ze een fout hebben gemaakt? Dat weten wij nou toch? Waarom moeten we het dan opnieuw doen?' 'Omdat dat het doel is waarvoor al die grote denkers hebben geploeterd, dat jij het ooit uit jezelf goed zou kunnen doen. Tot aan de dertiende eeuw, of daaromtrent kon niemand ter wereld staartdelingen maken, op een enkele geleerde na; toen bracht Fibonacci de Arabische cijfers naar het Westen, en nu kan de eerste de beste idioot iets waarvoor je in die tijd een groot denker moest zijn. Moet jij dan, alleen omdat Fibonacci met een betere manier kwam om staartdelingen te doen, gaan staan klagen dat je leren moet waarom die manier beter was? Of denk je soms dat jij het allemaal niet hoeft te weten na al die jaren, alleen omdat een groot uitvinder als Locke geen weet had van dimensionele analyse? Die mensen hebben er hun hele leven aan besteed om voor jou zaken eenvoudig te maken, die voor hen enorm ingewikkeld waren, en pas als jij die moeilijkheden begrijpt, kun je enig inzicht krijgen in hun vereenvoudigingen. 'En nou terug naar het bord, en opnieuw!' Maar het had wel z'n voordelen om in een levende klas te zitten en één daarvan was Piggy KingstonThroop. Piggy, zijn echte naam was George maar hij werd door niemand zo genoemd, zelfs niet door dr. Braziller, was als vriend en kameraad wel geen lot uit de loterij, maar hij was de enige in het klasje die van Chris' leeftijd was; alle anderen waren een stuk jonger. Chris leidde daaruit af dat Piggy geen student was, en dat bleek ook zo te zijn. Piggy scheen wat blij te zijn dat hij iemand tegenkwam die net zo achterlijk was als hij, wat de reden daarvoor ook zijn mocht, en die veel minder wist dan hij, over een grote hoeveelheid onderwerpen die voor hem gesneden koek waren. En in vele opzichten was hij ook best een geschikte knul; hij was blond, mollig en vriendelijk in de omgang, altijd klaar met een geestige opmerking, en met de neiging om van alles wat andere mensen belangrijk vonden, absoluut niet onder de indruk te zijn. Op dat laatste punt vormde hij een goed tegenwicht voor Chris, die in zijn onwetendheid en zijn onbekendheid met de situatie vaak verbeten serieus kon worden over zaken die later trivialiteiten bleken te zijn. Niet dat Chris Piggy altijd maar toegaf, als ze in hun waardeoordelen van mening verschilden; bijna vanaf het begin maakten ze daar ruzie over. De eerste keer dat ze overhoop lagen bleek al gauw de toon aan te geven voor alle volgende keren; het ging onder andere over de morticiden. 'Jij wordt toch ook stadsburger, hè, Piggy?' 'Ja, natuurlijk, ik heb het al helemaal voor mekaar.' Ik wou dat ik dat kon zeggen. Ik weet nog niet eens wat ik wil doen, laat staan waar ik goed in ben.' Piggy draaide zich om en keek hem verbaasd aan. Uit school gekomen waren ze blijven staan op de brug van Tudor Tower Place die boven de 42e straat liep. Lang geleden was hier het uitzicht over de Eerste Avenue naar de East River belemmerd geweest door het gebouw van de Verenigde Naties, maar dat was tijdens de Terreur afgebroken, en niets gaf nu de plaats waar het gestaan had meer aan dan een weids plein, en daarachter de verre sterrenruimte. 'Hoe bedoel je, wat je wil doen?' vroeg Piggy. 'Nou ja, misschien krijg je wel last omdat je niet hier geboren bent. Maar daar kom je best omheen hoor. Je moet niet alles geloven wat ze je wijsmaken.' Zoals zoveel van wat Piggy zei, ging ruim 80 procent van deze bewering volslagen aan Chris voorbij. Uit zelfverdediging wist hij niet beter te doen dan de eerste vraag te beantwoorden. 'Ja, jij weet dat soort dingen natuurlijk beter dan ik. Maar het staat toch vrij duidelijk in de wet dat je iets moet presteren, voor je staatsburger mag worden en ze met die morticidekuur beginnen. Even kijken, dat moet op drie manieren kunnen, en die moet ik op een rijtje kunnen zetten, want ik heb ze pas een paar dagen geleden in m'n kop gestampt gekregen.' Hij concentreerde zich een ogenblik. Hij had een handigheidje ontdekt om zich de informatie die vanuit de geheugencellen in zijn hersens was overgeplant, voor de geest te roepen; als hij zijn ogen half dicht deed en aan het grijze gas dacht, riep hij dezelfde slaaptoestand op waarin hij verkeerd had toen de bewuste feiten werden ingepompt, en dan kwamen ze in vrijwel dezelfde bewoordingen weer terug. Dit keer werkte het ook weer prima; bijna onmiddellijk hoorde hij zijn eigen stem, in een eigenaardig monotone imitatie van de Vroedschap zeggen: 'Voorwaarden voor het verkrijgen van stadsburgerschap vallen in drie groepen uiteen. Deze zijn:
1. aantoonbaar bezit van een duidelijk nuttige vaardigheid, zoals in het programmeren van computers, of voor bestuurstaken, of een andere aanleg die de moeite waard zou zijn om te behouden, in plaats van ons te verlaten op de aanleg waarmee nieuwe mensen in een volgende generatie eventueel geboren worden;
2. een aantoonbare hang naar intellectuele arbeid, waaronder wetenschappelijk onderzoek, schone kunsten en filosofie, aangezien op deze gebieden één mensenleven maar zelden voldoende is om het vak meester te worden
3. het slagen voor de Burgertest, die ontworpen werd om bij laatbloeiende achttienjarige reserves en potentieel aan het licht te brengen wanneer hun verdere prestaties niet overtuigend genoeg zijn.
Dus hoe je het ook keert of wendt, makkelijk klinkt het in geen geval!' 'Maar dat is alleen wat de Vroedschap ervan zegt,' zei Piggy minachtend. 'Wat weten die ervan? Het is een zootje machines en meer niet. Die weten niks van mensen. Het is niet eens logisch, al die regels.' 'Nou, ik vind anders van wel,' wierp Chris tegen. 'Het is toch logisch dat ze die morticiden niet zomaar aan iedereen kunnen uitdelen; naar wat ik ervan gehoord heb is dat spul nog schaarser dan germanium. Op Scranton mocht er niet eens in het openbaar over gepraat worden van de baas. Je moet toch op de een of andere manier uitmaken wie het krijgt en wie niet.' 'Waarom dan?' 'Waarom? Nou, om te beginnen omdat de stad net een eiland is, een eiland middenin de grootste oceaan die je je voor kan stellen, en dat is wat. Niemand kan erop komen en niemand kan eraf, behalve zo nu en dan eens een paar mensen. Als iedereen nou die middelen zou krijgen en eeuwig zou leven, dan zou het binnen de kortste keren zo overbevolkt zijn dat we allemaal op elkaars tenen zouden staan.' 'Joh, doe niet zo gek. Moet je hier eens kijken. Staan wij dan allemaal op mekaars tenen?' 'Nee, maar dat komt omdat die doodwerende middelen beperkt worden uitgegeven, en ook omdat niet iedereen zomaar kinderen mag krijgen. Kijk trouwens maar naar jezelf, Piggy, jouw vader en moeder zijn allebei belangrijke figuren in de stad, maar jij bent hun enige kind en dan nog het eerste dat ze in honderdvijftig jaar hebben mogen krijgen.' 'Laat die d'r buiten, wil je,' gromde Piggy. 'Ze hebben dat niet goed aangepakt, dat kan ik je wel vertellen. Maar dat gaat jou niets aan.' 'Nou, neem mij dan. Tenzij ik ergens nuttig voor blijk te zijn voor ik achttien word, en ik zou me niet kunnen voorstellen voor wat word ik geen stadsburger en krijg ik geen morticide. Of zelfs als ik wel stadsburger kan worden, door voor de test te slagen zeg maar, dan zal ik nog eerst moeten bewijzen dat ik bruikbaar ben voor ze me toestemming geven voor een eigen kind. Zo moet het nou eenmaal wanneer je de bevolking op één vast peil wilt houden; dat is simpel een kwestie van economie, Piggy, en dat is een onderwerp waar ik wél wat vanaf weet.' Piggy spuwde nadenkend over de brugleuning, hoewel niet viel uit te maken of hij daarmee nu een mening tot uitdrukking bracht of niet, en zo ja, of die dan sloeg op de economie in het bijzonder of op de woordenwisseling in het algemeen. 'Nou ja, goed,' zei hij. 'Stel dat je die doodwerende middelen krijgt en dat je een kind mag hebben. Waarom zouden ze dat kind dan ook geen middelen geven?' 'Waarom wel, als het niet goed genoeg is?' 'Joh, je bent achterlijk! Daar is nou juist die Burgertest voor, snap je dat dan niet? Dat is een uitweg, da's flauwekul, een smoesje, meer niet. Als je er op geen andere manier kan komen, dan op die manier. Als je natuurlijk een beetje connecties hebt. Als je niks voorstelt dan regelt de Vroedschap misschien wel dat je voor de test zakt, dat zou me niks verbazen. Maar als je iemand bent, dan maken ze het je niet te moeilijk. En anders zal m'n vader ze wel eens mores leren, die programmeert ze tenslotte. Maar hoe dan ook, je kan niet eens leren voor die test, dus het is wel duidelijk dat het nep is.' Chris was geschokt maar hij zei koppig: 'Maar zo'n soort test wordt het toch helemaal niet verondersteld te zijn. Ik bedoel, ze willen niet nagaan of je goed bent in dimensionele analyse of geschiedenis of nog weer wat anders. Ze moeten toch kijken of je gaven hebt die je aangeboren zijn, niet dingen die je door school of door oefening hebt gekregen?' 'Mallemolenpraat. Een test waarvoor je niet kan studeren, daar kan je niet voor slagen tenzij het doorgestoken kaart is, dat is toch logisch? Moet je nou eens horen, Rooie, als jij bij hoog en bij laag gelooft dat iedereen die morticiden krijgt een denkhoofd moet wezen, hoe zit dat dan met die voogd waar je aan toegewezen bent? Die heeft zelf geen kinderen en hij is maar doodgewoon politieagent... naar hij is wel bijna zo oud als de burgemeester!' Tot op dat moment had Chris het idee dat hij zich aardig te weer had gesteld, maar dit was een klap in zijn gezicht. Chris was in het begin geschrokken toen hij merkte dat zijn identiteitskaart hem onderdak had verschaft in een huisgezin, en hij was ontzet toen bleek dat het opgegeven nummer aan adjudant Anderson behoorde. Zijn eerste weken in de flat van de Andersons, in een deel van de stad dat Chelsea heette, waren een en al stekelig wantrouwen, onhandig verpakt in de stijfste formaliteit die hij, met zijn gebrekkige omgangservaring, ten toon wist te spreiden. Maar het werd al spoedig ondoenlijk om zich de adjudant als een menseneter te blijven voorstellen, en zijn vrouw Carla was de warmste en meest gulhartige vrouw die Chris ooit had ontmoet. Ze hadden geen kinderen maar ze hadden Chris niet hartelijker kunnen ontvangen als hij een van hun eigen kroost was geweest. En verder was Anderson, zoals de Vroedschap natuurlijk allang had uitgekiend, de ideale figuur om de voogd te worden van een gloednieuwe jonge passagier, want weinig mensen kenden de stad beter dan hij, zelfs de burgemeester niet. Hij was in feite veel meer dan gewoon politieman, want de stadspolitie was tegelijk defensieleger en commandotroep, voor wanneer een overval of een entering ooit nodig zouden zijn. In theorie waren er heel wat mensen bij de politie hoger in rang dan de adjudantgrenspolitie, maar Anderson en zijn collega, een donkere zwijgzame kerel die Dulany heette, stonden aan het hoofd van een keurtroep en waren vrijwel onafhankelijk ten opzichte van de rest van de politiemacht, omdat ze rechtstreeks onder burgemeester Amalfi ressorteerden. Dat feit gaf de stoot tot de eerste vriendschappelijke communicatie tussen Chris en zijn voogd. Hij had Amalfi nog steeds niet met eigen ogen aanschouwd. Hoewel iedereen in de stad over hem sprak alsof ze hem persoonlijk kenden, had hij hier tenminste iemand die hem echt kende en hem een paar keer per week sprak. Chris was niet in staat zijn nieuwsgierigheid in toom te houden. 'Nou ja, dat vinden de mensen nou eenmaal leuk om te zeggen, Chris. In feite ziet niemand Amalfi eigenlijk vaak, hij heeft het veel te druk. Maar hij is hier al zo lang de baas en hij is erg goed; de mensen hebben het idee dat hij een vriend van ze is, omdat ze hem zo vertrouwen.' 'Ja, maar hoe is hij echt?' 'Hij is ingewikkeld, maar zo zitten de meeste mensen in elkaar. Ik denk dat "uitgeslapen" het woord is wat ik zoek. Hij ziet verbanden tussen gebeurtenissen die niemand anders ziet. Hij kan een situatie inschatten, zoals je naar een jas kan kijken en zo de draad kan aanwijzen waarmee je hem kunt uitrafelen. Dat moet hij ook wel, hij heeft veel te veel zaken op zijn hals om alles steekje voor steekje door te pluizen. Als je het mij vraagt is hij bezig zich dood te werken.' En op dit punt kwam Chris terug na zijn onthutsende woordenwisseling met Piggy. 'Adjudant, laatst zei u nog dat de burgemeester bezig was zich dood te werken. Maar de Vroedschap heeft me verteld dat hij al eeuwen oud is. Met die doodwerende middelen kan hij toch eeuwig leven, of niet?' 'Absoluut niet,' zei Anderson met grote nadruk. 'Niemand leeft eeuwig. Vroeg of laat krijg je een ongeluk, om maar wat te noemen. En strikt genomen kunnen onze medicijnen de dood ook niet "genezen" natuurlijk. Weet je hoe ze werken?' 'Nee,' bekende Chris. 'Daar zijn we op school nog niet aan toe gekomen.' 'Nou ja, de geheugenbanken kunnen Je alle details wel geven, ik ben het grootste deel toch waarschijnlijk weer vergeten. Maar heel in het algemeen gesproken zijn er verschillende morticiden die allemaal een verschillende taak hebben. De belangrijkste, ascomycine, stimuleert de aanmaak in het lichaam van een soort weefsel dat het reticuloendotheliale stelsel wordt genoemd, je witte bloedlichaampjes maken daar ook deel van uit, om je, zoals ze dat noemen, een algemene immuniteit te geven. Dat betekent dat je de eerstkomende zeventig jaar geen infectieziekten kunt krijgen. En als die periode voorbij is krijg je weer een injectie en ga zo maar door. Het is geen antibioticum, zoals je gezien de naam zou denken, maar een endotoxine, dat wil zeggen een complexe organische suiker, de zogeheten mannose. We hebben het ascomycine genoemd, omdat het door middel van fermentatie wordt gewonnen net als antibiotica. En een andere stof is het TATP triacetyltriparanol. Die remt de synthese van een vettige stof die we cholesterol noemen; die zou zich anders maar ophopen in de aderen en slagaderen en beroertes veroorzaken en hartaanvallen, hoge bloeddruk, en zo meer. TATP moet je elke dag nemen, want je lichaam blijft gewoon doorgaan met te proberen cholesterol aan te maken, elke dag.' 'Betekent dat dan niet dat het ergens goed voor is?' wierp Chris voorzichtig tegen. 'Cholesterol? Natuurlijk is het ergens goed voor. Het is absoluut essentieel voor de ontwikkeling van het foetus, en daarom moeten vrouwen als ze in verwachting zijn van 't TATP afblijven. Maar mannen hebben er niks aan, en die zijn veel vatbaarder voor hart en vaatziekten dan vrouwen. Er zijn op het ogenblik dan nog twee morticiden in gebruik, maar die zijn van ondergeschikt belang; het ene houdt bij voorbeeld de aanmaak tegen van het slaaphormoon, dat ook essentieel is tijdens de zwangerschap maar dat verder ijselijk hinderlijk is. Dat spul hebben we oorspronkelijk gevonden in het bloed van herkauwende dieren als de koe, die zo ondegelijk in elkaar zitten dat ze dood gaan als ze zouden gaan liggen.' 'Bedoelt u echt dat u nooit slaapt?' 'Heb ik de tijd niet voor,' zei Anderson ernstig. 'De behoefte trouwens ook niet meer, de hemel zij dank. Maar ascomycine en TATP hebben samen de twee belangrijkste doodsoorzaken ondervangen: harten vaatziekten en ontstekingen. Als je die alleen al uitschakelt, kun je de gemiddelde levensduur met tenminste twee eeuwen verlengen. Maar de dood blijft onvermijdelijk, Chris. Als het geen ongeluk is, is het misschien kanker, die we nog steeds niet kunnen voorkomen; o ja, ascomycine is ook sterk werkzaam tegen tumoren, zodat je van kanker niet meer dood hoeft te gaan; het biedt zelfs een redelijk goede bescherming tegen harde straling. Maar kanker kan een mens z'n leven zo afschuwelijk maken, dat de dood de enig menselijke behandelwijze is. En je kunt ook van honger sterven, of omdat je niet in staat bent je morticide te krijgen. Of je kan doodgaan aan een kogel, of aan te veel werk. We leven lang, hier in de stad, dat zeker, maar onsterfelijkheid bestaat niet. Dat is net zo'n mythe als de eenhoorn. Zelfs het universum heeft het eeuwige leven niet.' Dit was dan eindelijk de gelegenheid waar Chris op had gehoopt, hoewel hij nog helemaal niet wist hoe hij er gebruik van moest maken. 'Worden... worden de medicijnen ook wel eens geweigerd, als iemand al stadsburger is geworden?' 'Opzettelijk bedoel je? Daar heb ik nog nooit van gehoord,' zei Anderson met gefronste wenkbrauwen. 'Niet in onze stad. Als de Vroedschap iemand dood wil hebben dan schieten ze hem wel dood. Waarom zouden ze hem de rest van zijn zeventig jaar laten doorsukkelen? Dat zou afschuwelijk wreed zijn. Wat voor reden zouden ze daarvoor kunnen hebben?' 'Nou ja, die test is natuurlijk nooit waterdicht; ik bedoel, stel nou dat ze een fout maken en dat ze iemand burger maken, en dan later ontdekken dat hij toch niet eh, niet zo'n genie is als ze gedacht hadden?' De adjudant keek Chris onderzoekend aan, en er volgde een lange stilte waarin Chris duidelijk het bloed in zijn slapen hoorde bonzen. Ten slotte zei Anderson langzaam: Ik snap jou wel. Zo te horen hebben ze je mallemolenpraat lopen verkopen. Als er alleen maar genieën stadsburger kunnen worden, Chris, hoe lang denk je dan dat een stad het zou uithouden? Je zou met één oversteek ontvolkt raken. Zo werkt dat helemaal niet. De enige reden voor onze doodwerende middelen is het veiligstellen van vaardigheden, en het maakt geen zier uit wat voor vaardigheden dat zijn. Het enige wat er wel toe doet, is of het al dan niet logisch is dezelfde man aan te houden, in plaats van om de veertig, vijftig jaar een nieuwe op te leiden. Neem mij nou, Chris. Ik ben om de dooie dood geen genie. Ik ben een politie-baasje. Maar ik ben daar goed in; zo goed, dat de Vroedschap geen enkele aanleiding ziet om in de volgende generatie een opvolger uit te zoeken en op te leiden en in te werken; ze hebben gewoon deze gehouden, ik dus, maar ik ben nog steeds niks meer dan een gewone politieagent. Waarom niet? Het komt me prima uit, ik vind het lekker werk, en als Amalfi een goeie politieagent nodig heeft dan belt hij mij of Dulany, niet een van de andere officieren van het korps, omdat niemand zoveel tientallen jaren ervaring achter z'n kiezen heeft als wij. Als de burgemeester de grenspolitie moet hebben dan belt hij mij, en moet hij een overvalploeg hebben dan belt hij Dulany, en wil hij een bepaald genie hebben dan roept hij een genie. We hebben van alles wel eentje aan boord, gedeeltelijk ook omdat we zo groot zijn, en zolang het systeem functioneert hebben we er ook niet meer dan één van elk nodig. Of niet meer dan X, waarbij X het getal is dat je ergens voor nodig hebt.' Chris grijnsde. 'U schijnt de details anders aardig uit uw hoofd te kennen.' 'Het kwam allemaal weer bij me op,' gaf Anderson toe. 'Of liever, de herinnering die ik gekregen heb. Als de Vroedschap iets in je hoofd stopt, is het een sterke vent die het er weer uit kan krijgen.' Nog toen hij sprak weerklonk er een zuivere fluittoon in de flat. De zware kop van de adjudant werd even schuin gehouden en toen grijnsde hij ook. 'Nou krijgen we meteen een demonstratie,' zei hij. Het deed hem kennelijk veel genoegen. Hij drukte op een knop in de leuning van zijn stoel. 'Anderson?' vroeg een zware stem. Chris moest onmiddellijk denken aan de pappa beer in de oude mythe van Goudlokje en de drie beren; die klonk vast ook zo. 'Ja meneer; present.' 'We hebben een contract aan de hand. Het ziet er heel aardig uit, vind ik, en de Vroedschap ook, en ik sta op het punt het te ondertekenen. Kom dus maar eens even langs om je met de voorwaarden vertrouwd te maken, voor het geval dat; dit wordt een taai karweitje, Joel.' 'Kom d'r aan.' Anderson drukte op de knop en zijn grijns werd nog breder en jongensachtiger dan anders. 'De burgemeester!' riep Chris enthousiast. 'Maar wat bedoelde hij dan?', 'Dat hij ergens werk voor ons heeft opgeduikeld. Als er niets tussen komt, landen we over een dag of wat.'
Zes: De planeet Hemel
Vanuit de lucht was er niets van Hemel te zien. Terwijl de stad behoedzaam omlaag kwam tekende het mallemolenveld zich scherp af, als een bol van kolkende zwarte wolken, doorschoten door blauwgroene gordijnen en flitsen van weerlicht, overspoeld door regen en natte sneeuw, bij bakken tegelijk. Toen ze lager kwamen hield de natte sneeuw op, maar nam de regen toe. Na al die maanden sterverlichte hemel en voorbij zwevende zonnen, was deze grommelende insluitende duisternis benauwend en angstaanjagend. Met Piggy op een oude havendam gezeten, aan het uiteinde van Gansevoort Street, waar Herman Melville eens scheep was gegaan naar verre wonderen van de Stille Zuidzee als Typee, Omoo en Mardi, blikte Chris zenuwachtig om zich heen naar de bol van onweer die de stad omsloot, alsof hij nog nooit weer had meegemaakt. Piggy had het voor de verandering nu eens net zo te kwaad als hij, want die had inderdaad nog nooit weer gezien; dit was de eerste landing van New York sinds zijn geboorte. Hoe Amalfi kon zien waar hij heen moest kon je je nauwelijks voorstellen, maar de stad bleef dalen; ze had een contract met Hemel en werk was werk. Bovendien zou het geen zin hebben gehad om te wachten tot het onweer was overgetrokken. Het was hier altijd overal zo, op Hemel, behalve als het erger werd. Dat zeiden de kolonisten. 'Jemig!' zei Chris voor de elfde of twaalfde keer. 'Wat een blitzkrieg van een onweer! Moet je die zien! Hoe hoog zitten we nou nog, Piggy?' 'Hoe moet ik dat nou weten?' 'Zou Amalfi het weten? Echt, bedoel ik.' 'Tuurlijk weet hij dat,' zei Piggy ongelukkig. 'Hij doet altijd de moeilijke landingen. Laat nooit verstek gaan.' KLABOEM! Een seconde leek het hele bolvormige mallemolenveld te krioelen van elektrisch vuur. Het lawaai was gigantisch; het schalde heen en weer tussen de betonnen wanden van de wolkenkrabbers achter hen. Chris was nooit op de gedachte gekomen dat een veld, dat een hele stad tegen de harde straling, het gruis en het luchtledige van de ruimte kon beschermen, wel geluid zou doorlaten wanneer zich aan allebei de zijden van het veld lucht bevond, maar het was wel zo. Ze leken nu al een eeuwigheid aan het dalen te zijn. Na een tijdje merkte Chris dat hij er lol in begon te krijgen. Tussen het rommelen van de donder door riep hij plagend: 'Hij vliegt nou zeker horizontaal. Wedden dat hij verdwaald is.' 'Wat weet jij daar nou van? houd je kop.' 'Ik heb tenminste wel eens onweer gezien. Zal ik je eens wat vertellen? We blijven hier voor eeuwig zweven. Vervloekt om tot het einde der tijden te varen, net als de I.K.' De lucht lichtte op. KLABOEM! 'Jee, wat een mooie!' 'Als je je kop niet houdt,' zei Piggy verbeten, 'dan geef ik je een klap voor je harses.' Zo'n ernstige bedreiging was dat ook weer niet, want hoewel Piggy een kilo of negen zwaarder was dan Chris, was dat voornamelijk pap. In de opwinding van het onweer was Chris bijna zo dom hem ronduit uit te lachen, maar op dat moment voelde hij de planken van het oude havenhoofd dreunen onder het stampen van stalen laarzen. Geschrokken keek hij achterom, en sprong toen overeind. Twintig man in complete ruimtebepantsering stonden daar achter hen, met priemende wapens en geblindeerd gezicht, als een falanx van reuzenrobots. Een kwam op hen toegelopen, terwijl de planken van het oude havenhoofd kreunden en knerpten onder zijn gewicht, en sprak hen plotseling aan. De stem was geknepen en metalig, alsof de volumeknop hoog was gezet om kilometers te overbruggen en onweerkanonnades te overstemmen, maar Chris had geen enkele moeite hem te herkennen. De man in het pantser was zijn voogd. 'CHRIS!' Plotseling ging het volume een stukje omlaag. 'Chris, wat voer jij hier uit? En die knaap van Kingston Throop! Piggy, jij hoort toch beter te weten. We landen over twintig minuten en dit is een uitvalspoort. Dus maak dat je wegkomt, allebei.' 'We keken alleen maar,' zei Piggy verontwaardigd. 'We mogen best kijken als we dat willen.' 'Ik heb geen tijd om met jou te redetwisten. Ga je, ja of nee?' Chris trok Piggy aan zijn elleboog. 'Toe nou, Piggy. Wat heeft het nou voor zin om in de weg te lopen?' 'Laat me los. Ik zit niet in de weg. Ze kunnen zo langs me heen. Ik hoef toch niet weg omdat hij dat zegt. Het is mijn voogd niet, het is gewoon een politieagent.' Een stalen arm werd naar voren gestoken en een stalen klem opende zich aan het uiteinde. 'Geef me je kaart,' zei de stem van Anderson schor. Ik zal je later wel laten weten waarvan je wordt beschuldigd. Als je nu niet gaat, zal ik twee man aanwijzen om je weg te brengen, hoewel ik die niet kan missen, en als je dat op je kaart hebt staan dan zul je de rest van je leven wensen dat het er niet op stond.' 'O, al goed hoor. Je hoeft niet zo hoog van de toren te blazen, ik ga al.' De bolle stalen arm bleef stijf naar voren gestrekt, de klem stond dreigend open. 'Ik wil je kaart.' Ik zei toch al dat ik weg zou gaan!' 'Schiet dan op.' Piggy zette het op een lopen. Na een niet begrijpende blik op de gepantserde gestalte van zijn voogd ging Chris hem achterna, tussen de zware blauwstalen standbeelden door zwenkend, die onbewogen over vrijwel de hele lengte van het havenhoofd stonden opgesteld. Piggy was al verdwenen. Terwijl Chris naar huis holde, zijn hoofd vol verwarde gedachten, werd de stad onder een fanfare van bliksemschichten aan de grond gezet. Helaas, vanuit Chris' oogpunt bezien, trok de Vroedschap zich niets van de landing aan; de school ging gewoon door zodat hij alleen maar hoogst verwarde berichten kreeg over wat er allemaal gebeurde. Hoewel de gemeentelijke omroep, de WNYC, elk uur nieuwsberichten had van vijf minuten, die je kon draaien wanneer je daar behoefte aan had, was de nieuwsdienst van de WNYC door de saaie, lange, interstellaire jaren waarin nooit iets voorviel, ingezakt tot een toestand van marginale onbekwaamheid. De enige echte functie van de dienst was nog de onuitputtelijke voorraad muziekbanden en luisterspelen die de stad bezat, uit te zenden. Chris verdacht de meeste burgers ervan dat ze de nieuwsberichten even duf en nietszeggend vonden als hij. Het kleine beetje echte informatie dat hij los wist te krijgen, kwam van adjudant Anderson, en dat was nog niet veel, want de adjudant was vrijwel nooit meer thuis; hij had het te druk met het consolideren van het bruggenhoofd op Hemel. Toch pikte Chris hier en daar wel wat op, voornamelijk uit gesprekken tussen de adjudant en Carla. 'Wat ze willen, is dat wij ze helpen de planeet te industrialiseren. Dat klinkt eenvoudig, maar de grap is dat hun maatschappijvorm feodaal is, de zesenzestigduizend mensen die zij de Uitverkorenen noemen zijn in feite maar gewoon kleine landeigenaars of vrije boeren, en daaronder zit nog een gigantische hoeveelheid lijfeigenen en niemand heeft ooit moeite gedaan die te tellen. De Aartsengelen willen dat dat zo blijft ook als ze hun zware industrie op poten hebben gezet.' 'Dat lijkt me onmogelijk,' zei Carla. 'Dat is ook onmogelijk en daar zullen we wel achter komen als we klaar zijn. Maar daar zit hem precies nou de kneep. We mogen het maatschappelijk stelsel op een planeet niet veranderen, maar we kunnen niet aan dit contract voldoen zonder een revolutie op gang te brengen, heel langzaam, over een heel lange tijd, maar het blijft een revolutie. En als dan later de smertssen hier langsgaan en die komen daar achter, dan hebben we een overtreding aan onze broek.' Carla lachte welluidend. 'De smertssen! Lieve schat, vind je dat nog steeds zoiets ergs! Je bent er zelf toch één? Hoeveel eeuwen heb je nog nodig om daar aan te wennen?' 'Je weet best wat ik bedoel,' zei Anderson met een ernstig gezicht. 'Goed, ik mag dan ook een smerts zijn, maar niet een van de Aarde. Ik ben een stadssmerts, en dat maakt een enorm verschil. Nou ja, we zien het wel. Wat eten we? Ik moet over een een half uur weer weg.' Zoals voorzegd ging het onweer onafgebroken door. Als Chris even de kans kreeg, ging hij kijken hoe de machinerieën werden uitgepakt en in orde gebracht, en liep hij erachteraan naar de dokken aan de rand van de stad, waar altijd drukke zwermen verlichte moerasvoertuigen van de kolonisten van Hemel langs kwamen gewaggeld en gedobberd. Hoewel ze er in allerlei soorten en maten waren, hadden ze allemaal hetzelfde basismodel, namelijk een dikke cilinder van een of ander doorschijnend bekledingsmateriaal met metalen ribben, en aan weerszijden rupsbanden met uitstekende schoepen die zo groot waren dat ze ook als peddels konden dienen wanneer het te drassig werd om te rijden. De buitenwand was luchtdicht afgesloten, waardoor het ding kon blijven drijven, maar Chris was ervan overtuigd dat het in open water nauwelijks vooruit kon komen, al zou het ergens een schroef hebben zitten; in zo'n geval zou de boot niet veel meer kunnen doen dan zo goed mogelijk proberen op dezelfde plaatste blijven terwijl ze per radio om hulp vroeg. De boten zaten in elk geval vol met antennes. Voornamelijk leken ze trouwens ontworpen te zijn om er water langs af te laten glijden, en niet om erin rond te varen. Hoe kon er onder zulke vochtige omstandigheden nu sprake zijn van zware industrie? Hij kon zich zelfs niet voorstellen hoe onder een dergelijke zondvloed een agrarische beschaving zich op de been kon houden, vooral ook omdat er maar een klein gedeelte van de planeet bestond uit land dat boven water uitstak. Maar toen herinnerde hij zich het een en ander van de geschiedenis van de kolonisatie van Venus, waarbij ongeveer dezelfde problemen aan de orde waren gekomen. Daar was het boerenbedrijf uiteindelijk onder de zeespiegel beland, maar zelfs daarvoor was energie nodig in overvloed en bovendien, zo ver waren de mensen van Hemel niet eens gekomen; die schenen voornamelijk te leven van vis en modderlof. Hij luisterde zo scherp als hij kon naar de gesprekken van de kolonisten op de dokken, niet hun gesprekken met de Okies in het Engels, die vrij technisch waren en waar je niets nieuws uit opdeed, maar naar wat de kolonisten tegen elkaar zeiden in hun eigen taal. Het was een zalvende variant van het Russisch, de inmiddels ter ziele gegaan universele taal van de ruimte, die de geheugen cellen vrijwel vanaf het begin van zijn stadsopleiding in een moordend tempo in zijn hersens hadden gepompt. Het was een monster van een taal om te leren, vooral aan boord van een stad waar hij maar zelden werd gebruikt, en misschien kwam het daardoor dat de kolonisten, hoewel ze meestal erg op hun hoede waren, zelfs in hun privégesprekken, toch niet goed konden geloven dat de Okies het spraken; het feit dat zij de taal bezaten garandeerde hen dat ze van ver voor de Okieperiode stamden. En het kwam beslist niet in hen op dat hun taal, zij het met brokstukken, verstaan zou worden door een opgeschoten jongen die op de kade zich aan hun boten stond te vergapen. Door luistervink te spelen enerzijds, en anderzijds door de steeds zeldzamer wordende bezoekjes aan huis van zijn voogd, wist Chris langzamerhand een wazig beeld op te bouwen van wat de kolonisten schijnbaar verlangden. Als stadsburger had hij de Vroedschap rechtstreeks om de bepalingen van het contract kunnen vragen, maar die waren voor passagiers niet toegankelijk. Maar heel in het algemeen maakte hij uit alles op dat de Aartsengelen van plan waren een economie op poten te zetten zoals die op Venus, compleet met onderzeese landbouw en veeteelt, met behulp van dezelfde soort zendenergie als waarop de taximaten van de stad vlogen. De Okies zouden het graafwerk verrichten in de sompige, onstabiele bodem, en zouden het energieopwekking en uitzendstation bouwen dat ervoor nodig was. Ook zouden ze de installaties van de stad gebruiken om de benodigde metalen voor de energieopwekking te veredelen, voornamelijk het thorium, waarvan Hemel veel meer bezat dan ze kon verwerken. Wanneer de economie zou zijn omgeschakeld, hoopten de Aartsengelen hun eigen metaalraffinaderijen op te zetten om de gezuiverde grondstoffen aan andere planeten te kunnen verkopen. Vreemd genoeg bezaten ze ook voldoende germanium om de prijs voor het karwei mee te voldoen, hoewel ook dat, zoals iedereen wist, erg moeilijk te raffineren was; dat was wel zo gunstig, aangezien ze door het ontbreken van interstellaire handel de laatste tijd jammerlijk krap in hun Oc-dollars zaten. Toen de hele operatie eenmaal met veel geronk en geplas het veld in was getrokken, en opgeslokt was in de allesomvattende, niet aflatende regenbui, bleef adjudant Anderson steeds langer weg en nam ook het aantal kolonisten op de kaden sterk af. Nu waren er aan het eind van de dag, als Chris eindelijk uit school werd gelaten, nog maar een paar zwanenboten te bekennen, zoals de moerasvaartuigen om onverklaarbare redenen heetten, en dat waren voornamelijk kleine boten, waarvan de eigenaars ruilhandel dreven met particuliere Okies om buitenwereldse curiosa, om aan hun dames cadeau te doen. En ook die handel was snel aan het aflopen, want de stadsburger had voor zichzelf geen behoefte aan geld, en de heren en vrijen van Hemel hadden maar weinig om in ruil aan te bieden. Al spoedig was het stroompje informatie dat Chris ter beschikking stond vrijwel opgedroogd, tot zijn hevige frustratie. Maar in zijn uiterste nood kreeg hij een ingeving. Hij had nog steeds een goedkoop klein zakmes bij zich, met een piepklein kompasje in het heft, het laatste van de schaarse cadeaus die zijn vader hem had kunnen geven; misschien zouden ze dat ook als een buitenwerelds verzamelobject beschouwen. Toen die gedachte voor het eerst bij hem opkwam wees hij hem geschrokken van de hand, dat hij ooit zoiets had kunnen denken! Maar toen eerst adjudant Dulany en toen zijn voogd als vermist werden opgegeven, aarzelde hij niet langer. Zijn enige twijfel was nog of het kompas wel zou werken hier, met zoveel elektrische activiteit in de lucht, maar op Aarde had het eigenlijk ook nooit goed gewerkt. Hij wachtte tot hij de heer van een zespersoons zwanenboot teleurgesteld weg zag benen, omdat een handeltje niet was doorgegaan, en De man, een grote beer van een kerel met een gezicht als een van 'Gospodin...' De man, een grote beer van een kerel met een gezicht als een van de eeuwige donderwolken van zijn wereld, bleef als door de bliksem getroffen staan en keek omlaag. 'Jongmens? Jij sprak me aan?' 'Ja, heer. Met permissie, ik hier nuttige gereedschap, Aardse van oorsprong. Mijn heer gelieve onderzoeken?' 'Maar jij spreekt onze taal,' zei de man met betrokken gezicht. Hij pakte het mes verstrooid aan; het was duidelijk dat hij wel geïnteresseerd was, maar dat het hakkelend Russisch van Chris hem meer belang inboezemde. 'Hoe komt dat?' 'Luisteren, heer. Het is hele moeilijk, maar ik probeer. Zie alstublieft voorwerp, is van Aarde, is van kolchos in Pennsylvania. Echt antiek, niet door mensenhanden gemaakt in fabriek.' 'Zo zo. Hoe werkt het?' Chris liet hem zien hoe hij de twee mesjes open moest peuteren,, maar zijn pogingen om de werking van het kompas uit te leggen, werden met een bruusk gebaar terzijde geschoven. Hij beheerste de taal kennelijk nog niet genoeg om het duidelijk te maken, of de heer had al gezien dat een dergelijke voorziening geen zin zou hebben in de van bliksem doorschoten ether van Hemel. 'Hmmm. Rommel natuurlijk, maar misschien vindt mijn vrouwe het aardig als hanger aan haar ketting. Wat vraag je ervoor?' 'Heer, ik wou uw zwanenboot besturen, één keer, één afstand. Ik vraag niet meer.' De kolonist keek hem een ogenblik aan en barstte toen in luid geschater uit. 'Kom, kom,' zei hij toen hij weer een beetje tot zichzelf was gekomen. 'Jullie weten wat uitgekookt handeldrijven is, stelletje zwervers, maar dit is wel het allermooiste, dat vertel ik over tien jaar nog! Afgesproken! Kom mee.' Nog na grinnikend liep hij voor Chris uit naar de kade, waar ze werden aangehouden door een stadsbewaker die Chris herkende. Gezamenlijk legden de heer en de jongen uit wat ze waren overeengekomen, waarop de Okiebewaker Chris met enige twijfel toestemming gaf aan boord van de zwanenboot te gaan. In het vooronder van de dobberende cilinder kwam hij oog in oog te staan met nog twee kolonisten, die kwaad en zenuwachtig tegelijk leken, maar de eigenaar legde hen met een snel kappend handgebaar het zwijgen op. Hij leek nog steeds grote pret te hebben. 'Het is maar een kind. Hij heeft me een of ander prul aangeboden om een beetje met de boot te mogen spelen. Dat heeft niets te betekenen. Ga maar naar achteren, ik kom zo bij jullie.' Aan hun gezichten te zien, waren de twee anderen het er nog steeds niet mee eens, maar ze deden wat hun gezegd werd. De man beduidde Chris te gaan zitten in een stuurstoel voor de grote voorruit, en liet hem zien hoe hij de twee handgrepen aan weerszijden van het halfcirkelvormige stuurrad beet moest pakken waarmee de energietoevoer werd geregeld. 'Alleen aan het stuur draaien is niet genoeg, je moet ook energie leveren aan de linker en rechterrupsband. Daarvoor beweeg je de handgreep naar voren of naar achteren, om ze sneller of langzamer te laten lopen. Ga je voorbij de rooie streep hier, dan draaien de banden achteruit. Trekt hij niet, dan duw je het stuurwiel in zijn geheel voorover op de stuurkolom; dan wordt er gespuid, zodat de boot lager in de modder komt te liggen. Wanneer de bodem steviger wordt, klimt de boot er natuurlijk vanzelf uit, en daardoor slaan de pompen aan; wanneer de druk in de tanks stijgt, kantelt het stuurrad automatisch terug naar zijn oude positie. Heb je dat allemaal begrepen?' 'Maar mag ik proberen?' 'Och, jawel. Ja. Ik heb nog het een en ander te bespreken, achter. Laat ik de boot even achterwaarts eruit draaien, zodat we bij de kade weg zijn, en dan mag je in een kringetje proberen te varen, vlak buiten de grens van je stad. Maar zorg er voor dat je altijd het stadsbaken in het oog houdt.' 'Mag ik achteruitdraaien heer?' drong Chris aan. 'Goed,' zei de man met vermaakte toegeeflijkheid. 'Maar voorzichtig ermee! Zachtjes over de rode streep met allebei de handgrepen. Ja zo. Niet zo snel. Voorzichtig! En nu links in z'n vrij. Ja zo; zie je hoe we nou in een kring varen?' Er klonk een kreet ergens achterin het vaartuig, die door de dikke man beantwoord werd met een ontzaglijk rad snelvuur van woorden, waarvan Chris er maar een paar kon verstaan. Ik moet een paar minuten weg,' voegde hij eraan toe. 'Denk eraan, geen moeilijke toeren en houd het baken in het oog!' 'Ja, heer.' Toen de eigenaar de stuurhut verliet, ving Chris nog een paar woorden op; hij begon geamuseerd te vertellen over dat joch op de kade, dat een paar hakkelende woordjes van de taal had opgedaan en meteen maar dacht dat hij stuurman was; toen verzonken de stemmen in een vaag gemompel. De volgende ogenblikken probeerde Chris de bediening van de boot uit, met schokken en stoten, zo onhandig als hij kon, hoewel het toestel helemaal niet moeilijk te bedienen bleek. Toen zette hij hem, zoals opgedragen, in een kringvormige baan vast, tegen de wijzers van de klok in, gleed uit de stuurstoel en sloop terug naar de deur die naar het volgende vertrek voerde. Hij had geen idee wat hij verwacht had te horen, hij haakte alleen naar meer informatie om de heersende schaarste te lenigen. Hij was dan ook helemaal niet voorbereid op wat hij te horen kreeg. De mannen spraken een rad dialect, dat sterk afweek van de Universele taal die de geheugencellen hem hadden bijgebracht, maar er waren genoeg zinsneden duidelijk te verstaan: '...kan niet zonder de stad hier te houden, en daar komt het gewoon op neer.' '...Onklaar maken?... Hebben niet eens een blauwdruk van de machines, laat staan een plattegrond.' 'Dat komt later wel, als ...hebben ingenomen ...Die paar duizend proletariërs kunnen we wel missen, maar hun verdediging... het is essentieel dat we eerst hun Huaca stilleggen, of hoe ze die noemen. We kunnen het ons niet veroorloven op hun voorwarden te vechten.' 'Wat is dan het probleem? We houden hun twee belangrijkste generaals als gijzelaar. Die kunnen we zo lang vasthouden als nodig mocht blijken... kennen de naam van Kasteel Wolvenknoet niet eens, laat staan dat ze weten waar...' Toen kwam er een abrupt einde aan het gesprek. Met een knersende klap voer de zwanenboot tegen een obstakel, waarop hij terstond probeerde er tegenop te klimmen. Chris werd tegen de vloer gesmeten en aan de andere kant van de deuropening klonk gekrabbel en boos geschreeuw. Toen werd ook dat afgesneden, omdat de tussendeur door zijn eigen gewicht dichtsloeg. Chris krabbelde overeind en schoof, terwijl hij de grootste moeite had zijn evenwicht te bewaren bij het blinde stampen van de boot, alle wervels dicht rondom de tussendeur. Kon je hem nog op een andere manier afsluiten? Ja, er zat nog een grote grendel op de ronde deur, die je kon omleggen om de werveltjes op hun plaats te houden, vooropgesteld dat hij niet van de andere kant af bediend kon worden. Nou ja, dat risico moest hij maar nemen, hoewel hij zich wel lekkerder gevoeld zou hebben als hij de boel met een stevig hangslot had kunnen zekeren. En toen klom hij tegen de scheve dansende vloer op naar de stuurstoel. De boot had zijn best gedaan om in een kring te varen, maar Chris had er geen rekening mee gehouden dat modder een glibberig en onbetrouwbaar medium is om een boot op los te laten. De kring was dus uitgelopen en de boot was in volle vaart tegen een havenhoofd opgelopen. De Okiebewakers kwamen al aangerend. Chris zette beide motoren op achteruit en stoof weg van de stad, zo snel als de boot gaan wilde, maar nog half zo snel niet als hij wel had gewild. Toen draaide hij het vaartuig met de neus de andere kant op en stuurde het jankend en glibberend de muil van de storm in, in de richting van het stipje op het vizier in zijn stuurpaneel, dat het thuisbaken voorstelde. Waar hij dan zou belanden, daar had hij geen idee van. Hij kon alleen hopen dat het kasteel Wolvenknoet zou zijn en dat hij daar Anderson en Dulany zou aantreffen, en dat het de zes razende kolonisten die in het achtervertrek zaten opgesloten niet zou lukken zich met een snijbrander te bevrijden voor hij ginds zou zijn.
Zeven: Waarom men geen demonen kan houden
Voor de zwanenboot meer dan vijf minuten pruttelend onderweg was, vervaagde het gele natriumschijnsel van het stadsbaken en verdween toen even snel alsof het was uitgeblazen. Chris was nu helemaal alleen op de boot, op zijn gevangenen na, waar hij geen aandacht aan probeerde te besteden. Hij zat als een kuikentje in het ei, met als enige aanspraak een stel onbekende instrumenten, het gebrom van de motoren en het flitsen en rommelen van het eeuwigdurende onweer. Hij bestudeerde het stuurpaneel aandachtig, maar hij kwam er weinig meer van aan de weet. Alle opschriften op en bij de instrumenten waren in cyrillisch schrift en hoewel de Vroedschap van zijn burgers verwachtte dat ze de universele taal beheersten, hadden ze Chris tot op dat ogenblik nog geen enkele les gegeven in het lezen van die taal. Zelfs een zo voor zichzelf sprekend apparaat als de boordradio van de zwanenboot bleef voor hem een gesloten boek; na een kort onderzoek gaf hij de hoop maar op om de frequentie van de stad te vinden en zo om hulp en ondersteuning te vragen. Hij kon nog niet eens uitmaken of het nu een AFM of een PMzender was, laat staan dat hij de opschriften op de afstemschaal kon ontcijferen. Maar hij had dringend behoefte aan een radio. Bovenal moest hij de stad de bijzonderheden laten weten van het complot dat hij had afgeluisterd, hoe schetsmatig die ook waren. Wegvaren met de samenzweerders in hun eigen zwanenboot was een wanhoopsdaad geweest, die hij steeds heviger begon te betreuren. Was hij nou maar zo slim geweest om weer aan wal te gaan en iemand van de staf van Amalfi te vertellen wat hij had gehoord, zo gauw als hij kon! Maar de vraag was of ze zouden hebben geluisterd, en zo ja, of ze hem zouden geloven. Niemand die in de stad van enig belang was, scheen zich met jongelui in te willen laten voor ze stadsburger waren geworden; de volwassenen waren allemaal in zekere zin veel te oud, je kon ze niet benaderen; trouwens, stadsburgers besteedden toch al nauwelijks aandacht aan passagiers, van welke leeftijd ook. Natuurlijk had Chris de Vroedschap kunnen vertellen wat hij wist, dat was makkelijk genoeg, maar alles wat hij de Vroedschap meedeelde werd opgeslagen in de geheugencellen, hetgeen min of meer neerkwam op de doofpot. De Vroedschap ging nooit op basis van inlichtingen tot actie over, tenzij ze opdracht kregen; en zo niet, dan bewaarden ze alles totdat het werd opgevraagd, hetgeen best over een paar eeuwen kon zijn. In elk geval, de teerling was geworpen. En nu zou toch ook iemand in de stad moeten weten waar hij heenging, om hem achterna te komen. Maar met al die glinsterende ondoorgrondelijke apparaten voor zich, kon hij nog geen manier bedenken om dat te verwezenlijken, en ook had hij geen flauw idee van de manier waarop de stad hem achterna zou komen, als ze wel zou weten hoe hij ervoor stond. De taximaten werkten op energie die werd uitgezonden, en die aan de rand van de stad wegviel, en voor zover Chris wist bezat de stad geen wagens die op dit soort verraderlijk, tweeslachtig en steeds in beweging zijnd terrein konden rijden. Er bevond zich weliswaar een klein aantal grote militaire vliegtuigen, ergens in een opslagplaats, maar hoe wilde je die de lucht in krijgen in een eeuwigdurend storm gebied? En dan nog, waar zou je naar moeten zoeken, op een wereld waar zelfs de grootste dorpen en kastelen zo weinig energie produceerden en verbruikten, dat opsporingsinstrumenten geen onderscheid konden maken tussen een stad en een losse bliksemflits. De zwanenboot ploegde vastberaden voort. Na een tijdje besefte Chris dat hij al minstens een paar minuten geen koerscorrecties meer had hoeven uitvoeren om het groene stipje op de kruislijnen van het vizier te houden. Om eens te kijken hoe het ging, liet hij een van de handgrepen helemaal los. Het stipje bleef in het midden zitten. Door een of ander signaal, misschien alleen al het feit dat hij het stipje een bepaalde tijd in het midden had gehouden, was de automatische piloot ingeschakeld. Dat was wel makkelijk natuurlijk, maar aan de andere kant had hij nu niets anders meer te doen dan te piekeren, waarbij een nieuwe zorg op het lijstje kon worden bijgeschreven, en wel: hoe moest hij de automatische piloot weer afzetten als hij wou? De schakelaar in kwestie prijkte natuurlijk open en bloot op het paneel, met een opschrift erbij, maar dat kon hij weer niet lezen. En wat zijn gevangenen betreft, die hielden zich onrustbarend stil. Hij had ergens toch verwacht dat ze geprobeerd zouden hebben door de deur heen te branden, want ze zouden toch wel een of ander handwapen daar achter hebben dat ze ervoor konden gebruiken, maar ze hadden zelfs niet op de deur gebonkt. Hij hoopte vurig dat ze hun gevangenschap gelaten opnamen, en meer niet. Als hun zwijgen betekende dat ze het prima vonden, dan was dat niet zo best. En het was toch al niet best, want hij had geen idee wat hij met ze moest doen, of met de boot, als hij bij kasteel Wolvenknoet arriveerde... En voor het bedenken van een plan had hij nu ook geen tijd meer, want bij het licht van de volgende bliksemflits zag hij het kasteel liggen. Het was nog een paar kilometer weg, maar zelfs van verre was de omvang van het kasteel ontzagwekkend. Er waren heel wat torens in de stad die een stuk kleiner waren; ondanks het ontbreken van andere gebouwen in de omgeving waarmee hij het had kunnen vergelijken, schatte Chris toch dat de zwarte, vensterloze steenmassa niet minder dan dertig verdiepingen hoog moest zijn. Eerst dacht hij dat het omgeven werd door een slotgracht, maar dat kwam doordat de afstand het beeld vertekende. Het stond in feite in het midden van een enorm meer dat zo hevig door de storm gegeseld werd, dat Chris zich niet kon voorstellen dat de lompe zwanenboot zoiets kon overleven, laat staan dat hij vooruit zou kunnen komen. Hij trok de handgrepen naar achteren, maar zoals hij al vermoed had, reageerde de boot niet meer op de handbesturing. Hij ploegde koppig recht het water in. Het volgende ogenblik liepen de tanks met samengeperste lucht borrelend en loeiend leeg en sloot zich het meeroppervlak boven de boot. Ze liepen nu over de bodem. Nu hij zelfs de bliksem niet meer had om bij te kijken, alleen de verlichting binnen de boot, die door het drabbige water absoluut niet wist heen te dringen, was het alsof de transparante bolster opeens ondoorzichtig was geworden. Na wat hem een ontzettend lange tijd leek, hoewel het waarschijnlijk niet meer dan tien minuten in beslag nam, maakten de rupsbanden een knarsend geluid, alsof ze op steen waren gestoten, en kwam het voertuig geleidelijk tot stilstand. In een ingeving probeerde Chris de handbediening weer, maar er kwam nog steeds geen reactie. Toen ging buiten de verlichting aan. De zwanenboot lag netjes in een parkeervak in een ruime grot. Door de straaltjes geel water heen, die langs de zijkant wegstroomden, zag Chris dat er al een ontvangstcomité stond te wachten: vier kerels met geweren. Ze keken met onaangename grijnzen omlaag naar hem in de boot. Terwijl hij hulpeloos terugstaarde sloegen de motoren af... ...en zwaaide de buitendeur open. Ze zetten hem bij Anderson en Dulany in de cel. Zijn voogd was ontzet toen hij hem zag, 'Alle sterren4goden nog aan toe, ze roven nou al kinderen, Lange!'maar toen hij het verhaal had aangehoord, had hij flink de smoor in. Dulany zei zoals gewoonlijk heel weinig, maar hij zag er niet bepaald tevreden uit. 'Er was waarschijnlijk een herkenningssignaal dat je had moeten uitzenden, maar ja, je had natuurlijk toch niet geweten wat het was,' zei adjudant Anderson. 'Die baronnetjes hebben heel wat afgevochten onder elkaar voor wij hier kwamen; dat plan om ons te bezwendelen is waarschijnlijk het eerste project waar ze ooit voor hebben samengewerkt sinds deze modderkluit werd gekoloniseerd.' 'Snoevers,' merkte Dulany op. 'Ja. Dat hoort bij de feodale zeden. Die lui uit de boot zullen het zwaar te verduren krijgen van de andere edelen, Chris, ondanks het feit dat ze niet in gevaar hebben verkeerd, en dat ze verstandig genoeg waren om jou je eigen graf te laten graven. Ze zullen het waarschijnlijk flink op je afreageren wanneer ze je ondervragen.' 'Ze hebben me al ondervraagd,' zei Chris verbeten. 'En inderdaad.' 'Je bent al geweest? Moord en doodslag! Dat kunnen we dan ook weer afschrijven, Lange.' 'Lastig,' beaamde Dulany. Anderson deed er het zwijgen toe, en Chris moest er maar naar raden waar ze het over hadden. Kennelijk waren ze iets van plan geweest en was dat door zijn nieuws de grond in geboord, hoewel je je nauwelijks kon voorstellen waar dat plan op had moeten stoelen, want de mensen die hen gevangen hadden genomen, hadden, uit ontzag voor de twee Okies, hetgeen naar Chris wist volstrekt gerechtvaardigd was, hun niets gelaten dan hun ondergoed. Na een tijdje vroeg de jongen aarzelend: 'Wat had ik dan kunnen doen als ik nog ondervraagd had moeten worden?' 'Onze ruimtepakken opzoeken,' zei Anderson somber. 'Niet dat ze jou rustig op onderzoek zouden laten uitgaan, zet dat maar uit je hoofd. Maar misschien had je een toespeling kunnen opvangen, of wie weet uitlokken. Zelfs de meest voorzichtige volwassene wil nog wel eens een opgeschoten jongen onderschatten. Maar nou zullen we iets anders moeten bedenken.' 'Er staan tientallen ruimtepakken langs de muur in die grote ontvangstzaal,' zei Chris. 'Als jullie daar zouden kunnen komen, dan is er misschien wel eentje dat een van jullie tweeën past.' Dulany glimlachte even. Anderson zei: 'Dat zijn geen ruimtepakken, Chris, maar pantsers, pantsers van metaal. Ze zijn hier volslagen nutteloos, maar ze hebben een of andere heraldieke betekenis. Ik geloof dat de barons ze vroeger van elkaar roofden, als scalpen of zo.' 'Misschien wel,' zei Chris koppig, 'maar er stonden minstens twee echte pakken bij. Daar ben ik van overtuigd.' De twee brigadiers keken elkaar aan. 'Zou het?' vroeg Anderson. 'Ze hebben er het lef wel voor.' "t Kan.' 'Bij Sirius, dat zullen we afstraffen! Begin maar met dat slot,. Lange!' 'In m'n ondergoed? Niks d'r van.' 'Wat maakt dat nou uit... o, ja, ik snap het al.' Anderson vertrok van ongeduld zijn gezicht. 'Dan wachten we maar tot de lichten uitgaan. Gelukkig duurt dat niet lang meer.' 'Hoe gaat u dat slot openbreken, adjudant?' vroeg Chris. 'Het is zowat zo groot als mijn hoofd!' 'Dat zijn de makkelijkste,' zei Dulany in een aanval van spraakzaamheid. Chris kwam er nooit achter wat Dulany nu eigenlijk met het slot uitvoerde, want alles vond in het donker plaats. Hij stond volgens instructies tegen de achterwand van de cel, en hoorde zelfs niets, tot de grote zware deur met een donderende klap opensprong. De knal overstemde keurig de enige gil, die de bewaker buiten had weten uit te brengen. In deze vesting tussen de donderwolken zou niemand van zo'n klap opkijken. Toen klonk er gerinkel van sleutels, en twee harde klikken toen de ongelukkige met zijn eigen handboeien werd gekluisterd. De Okies rolden hem de cel in. 'Wat moet ik doen als hij bijkomt?' fluisterde Chris schor. 'Doet hij de eerste uren niet,' klonk de stem van Dulany. 'Doe die deur dicht. We zijn zo terug.' Van de zwijgzame adjudant waren veertien woorden achter elkaar even geruststellend als een lange toespraak. Chris grijnsde en deed de deur dicht. Daarna leek er urenlang niets te gebeuren, behalve dat het onweer luider klonk. Dat was bepaald geen nieuws op Hemel. Maar zou een donderslag, al was die nog zo zwaar, een zo hechte en gedrongen steenpartij als kasteel Wolvenknoet op zijn grondvesten doen trillen? Dan zou het 't niet lang uithouden, en toch was het kennelijk al minstens een eeuw oud, en waarschijnlijk ouder. De vierde donderslag beantwoordde zijn vraag. Het was een explosie, en die kwam van binnen het gebouw. Als reactie gingen alle lichten aan, en Chris zag dat de deur was opengevlogen. Toen hij, erheen ging om hem weer dicht te doen, blikte een kleine afgrond hem tegen. De vloer van de gang was ingestort. Een aantal verwezen gestalten zat te midden van het puin op de verdieping beneden. De afmetingen van de steenblokken in aanmerking genomen waaruit het kasteel was opgetrokken, mochten ze nog blij zijn dat ze niet dood waren. Nog een explosie en de lichten gingen weer uit. Het was wel duidelijk dat de pakken die Chris in de ontvangstzaal had gezien inderdaad het gevechtstenue van Anderson en Dulany waren geweest. Nou ja, misschien dat de baron van kasteel Wolvenknoet nu eens de gewoonte afleerde om te pronken met zijn oorlogsbuit. En ook de gewoonte om Okies te kidnappen. Chris bedacht dat het hele idee om Anderson en Dulany als gijzelaars te gebruiken, zelfs al was het in hun ondergoed, ongeveer even veilig was als een poging om twee demonen op te sluiten in een mandje. En toen waren ze er weer. Toen hij ze door de ingestorte gang zag zweven, terwijl de lampen op hun helm een grillig verglijdend schaduwpatroon wierpen, besefte Chris ook wat voor voertuig de stad achter hem aan zou hebben gestuurd als hij erin geslaagd was bericht te sturen. 'Gaat het?' vroeg de luidspreker van Andersons pak. 'Mooi. We hadden niet gedacht dat de vloer het zou begeven.' Ze kwamen de cel binnen. De bewaker die juist bijgekomen was, wierp één blik op het tweetal en kroop zover mogelijk bij die twee stalen gestalten vandaan. 'Nou zitten we met een probleem. Wij komen wel veilig het kasteel uit, maar we kunnen jou niet door dat onweer meeslepen, en we durven het niet aan om jou in één van hun pakken te stoppen.' 'De boot,' zei Dulany, terwijl hij op Chris wees. 'Dat is zo, was ik vergeten; hij weet hoe hij zo'n boot moet bedienen. Oké, knaap, zet je handen in je zij, dan dragen wij je ergens heen waar ze nog een vloer hebben om op te lopen. Lange, ga mee.' 'Momentje.' Dulany knipte een sleutelbos los van zijn riem en wierp die in de hoek waar de bewaker ineengekrompen lag. Ik kom.' Alleen Anderson ging mee in de zwanenboot, met zijn pantserpak nog aan. Dulany bleef erboven vliegen, in voortdurend radiocontact met Anderson, voor het geval de kolonialen het in hun hoofd zouden krijgen de boot om te laten keren en op de automatische piloot naar huis terug te laten varen. Nadat hij de bressen had gezien die de twee adjudanten in de machtige muren van kasteel Wolvenknoet hadden geslagen, betwijfelde Chris of ze zo'n idee nog zouden durven overwegen, maar het was natuurlijk verstandig om geen enkel risico te lopen als het niet nodig was. Zodra de boot over de bodem van het meer begon te kruipen, nam Anderson zijn helm af en begon direct het stuurpaneel te bestuderen. Ten slotte knikte hij en zette drie schakelaars om. 'Dat is het wel.' 'Wat is wat wel?' 'Zo kunnen ze deze schuit niet meer op afstand bedienen. Ze kunnen hem van nu af niet eens meer terugvinden. Nou kan de Lange vooruit gaan om de burgemeester op de hoogte te stellen.' Hij zette zijn helm weer op, hield een kort gesprek en zette hem weer af. 'En nou, Chris,' zei hij grimmig, 'nou zwaait er wat.'
Acht: Spoken in de ruimte
De schrobbering was in alle opzichten even onaangenaam als hij had voorzien, maar hij hield zich groot, voornamelijk omdat hij zich zo stevig mogelijk voor ogen hield dat hij hem dubbel en dwars had verdiend. Hij zou nooit een goede Okie worden als hij eigendommen ontvreemdde van de mensen die de stad hadden ingehuurd voor een karwei, al dacht hij er nog zo'n goeie reden voor te hebben. En in dit rampzalige geval had hij alleen maar in de weg gelopen ook. De stad zou gauw genoeg geweten hebben dat Anderson en Dulany gevangen werden gehouden, aangezien de kolonisten van Hemel hen niet effectief als gijzelaar hadden kunnen gebruiken als ze Amalfi daar niet van op de hoogte hadden gesteld. En Chris twijfelde er niet aan dat de twee zonder zijn tussenkomst ook wel uit kasteel Wolvenknoet zouden zijn ontsnapt, en misschien een stuk sneller. Bovenal zou Amalfi ze er misschien uit hebben gekregen zonder geweld te gebruiken, en zodoende het contract hebben kunnen redden. De komst van Chris als derde gevangene was voor beide kanten helemaal niet welkom geweest en had een situatie die niet meer dan gespannen was, in een explosie veranderd. Ten slotte gaven ze hem een pluim voor ondernemingslust en verbeeldingskracht, en voor koelbloedigheid, maar Chris was toen al zoveel over de toestand te weten gekomen, dat hij begreep dat zijn kans om ooit nog stadsburger te worden geen Oc-dollar waard was. Het nieuwe contract was een stuk minder ruim dan het vorige en eiste ook het herstel van de schade die de twee adjudanten in kasteel Wolvenknoet hadden aangericht; met dit contract zou de stad veel minder winst maken dan onder het oude. Chris was stomverbaasd dat er nog een nieuw contract was afgesloten, en hij zei dat ook, zij het met enige aarzeling. Anderson legde het hem uit. 'Geweld tussen werkgever en werknemer is zo oud als de wereld, Chris, maar het werk moet toch gedaan worden. De kolonisten ontkennen in vereniging iets met de kidnapper te maken te hebben, en ze staan op hun recht om hem te berechten volgens hun eigen regels, die wij gehouden zijn te eerbiedigen. Maar schade aan onroerend goed, ja, die moet worden vergoed, en de stad kan niet zeggen dat ze niets met mij en de Lange te maken had, want we waren stadsofficieren, handelend in opdracht van de stad.' 'Maar dat plan van ze dan, om de stad aan de grond te zetten en over te nemen?' 'Daar weten we niets van; we weten alleen wat jij hebt afgeluisterd. En dat zou in een koloniaal gerechtshof niet als bewijs worden toegelaten, zelfs al was je een stadsburger, en in dit geval dus meerderjarig.' En daar had je het weer. 'O ja, er was nog iets wat ik me afvroeg,' zei Chris. 'Waarom is de leeftijd waarop met de morticiden begonnen wordt, altijd achttien jaar? Werken ze op andere leeftijden dan niet? En stel nou dat de stad iemand aan boord nam die veertig was, en die toevallig ook een topexpert was in iets wat wij nodig hebben. Konden ze hem dan niet toch die medicijnen geven?' 'Ja hoor, en dat gebeurt ook,' verzekerde Anderson hem. 'Achttien is alleen de optimale leeftijd, het vroegste moment waarop we er zeker van kunnen zijn dat de persoon in kwestie lichamelijk volwassen is. De middelen kunnen namelijk niet de klok terugzetten. Ze zetten het ouderdomsproces stil, vanaf het ogenblik dat ze voor het eerst worden toegediend. Zeg eens, heb je ooit gehoord van de legende van Tithonius?' 'Nee, die ken ik niet.' 'Nou, ik ken hem zelf ook niet zo goed, je moet het maar eens bij de Vroedschap opvragen. Maar dat kwam in het kort hierop neer, dat die man een wit voetje had gehaald bij Eos, de godin van de dageraad, en dat hij haar vroeg om hem onsterfelijk te maken. Dat deed ze, maar hij was toen al vrij oud. En toen hij besefte dat hij voor eeuwig en altijd zo oud zou blijven, vroeg hij aan Eos of ze haar gave maar niet terug wilde nemen. En dus veranderde ze hem in een sprinkhaan, en je weet hoe kort die leven.' 'Hmm. Als je voor eeuwig vijfenzeventig moet blijven, dan heb je er nog niet veel aan, natuurlijk. En de stad ook niet.' 'Daar komt het wel op neer,' beaamde de brigadier. 'Maar natuurlijk neem je wat je krijgen kan. Amalfi is pas op zijn vijftigste aan de doodwerende middelen gegaan, wat voor hem nou toevallig de bloei van z'n leven was.' En dus werd zijn opleiding gewoon voortgezet; hij bleef nu alleen zorgvuldig bij de kaden uit de buurt. Aangezien het nieuwe contract maar tot drie maanden was beperkt, zou er trouwens toch wel niet zoveel te zien zijn, althans, dat hield hij zichzelf voor, maar niet zonder het vermoeden dat zijn redenering mogelijk niet helemaal sluitend was. En toen kreeg hij ook nog steun en medeleven uit een volstrekt onverwachte hoek: van Piggy Kingston Throop. 'Nou zie je eens wat er van aan is, van al dat geklets over stadsburgerschap,' zei hij heftig toen ze elkaar, zoals gewoonlijk, na de lessen zagen. 'Nou doe je eens iets hartstikke belangrijks voor ze, en als dank weten ze niks beters te bedenken dan een zedenpreek omdat je ze voor de voeten hebt gelopen. En ze doen weer gewoon zaken met die lui ook, terwijl die de stad hadden willen inpikken als ze even de kans hadden.' 'Nou ja, we moeten ook eten.' 'Jawel, maar voor mij stinkt dat geld. Maar toch, als ik er zo over nadenk, hè, ik zou het in jouw plaats heel anders hebben aangepakt.' 'Ja, dat weet ik,' zei Chris. 'Dat zeggen ze allemaal. Ik had nooit op die boot mogen gaan.' 'Welnee, daar is niks verkeerds aan,' zei Piggy minachtend. 'Als jij niet aan boord was gegaan dan zouden ze nooit hebben geweten dat er een complot was om de stad te veroveren, dat heb jij maar mooi voor ze gedaan, denk erom. Nu zijn ze op hun qui-vive. Nee, ik bedoel daarna, toen je die lui in de hut had opgesloten. Je hebt toch verteld dat de boot toen tegen de kade opvoer, en dat hij probeerde er tegenop te klimmen?' 'En toen kwamen er een heleboel agenten aan.' 'Nou ja, een heleboel,' zei Chris behoedzaam. 'Een stuk of drie, vier, geloof ik.' 'Oké. Maar als ik daar had gestaan, dan zou ik de boot gewoon hebben stilgezet en dan zou ik de agenten verteld hebben wat ik had gehoord. Laat die het maar uit die lui trekken die je had opgesloten. Je weet hoe de Vroedschap op school al die rommel in je kop pompt; nou, ze kunnen er op dezelfde manier dingen uithalen. Pap zegt dat het helemaal niet leuk is voor het slachtoffer, maar wat ze willen hebben, krijgen ze.' Chris kon niet anders dan machteloos zijn schouders ophalen. 'Je hebt gelijk, dat zou het verstandigste zijn geweest. En als je het zo zegt ligt het ook voor de hand. Maar ik kan alleen maar zeggen dat het niet in m'n hoofd opkwam.' Hij dacht even na en voegde er toen aan toe: 'Maar eigenlijk spijt het me niet al te hard, hoor Piggy. Want anders zou ik nooit in kasteel Wolvenknoet terecht zijn gekomen, nou ja, dat zou wel beter zijn geweest natuurlijk, maar het was reuze spannend.' 'Nou, dat zou ik denken! Ik wou dat ik erbij was geweest!' Piggy begon onhandige boksbewegingen te maken. Ik zou me niet in een cel hebben verstopt, kan je net denken! Ik zou ze wel eens eventjes wat hebben laten zien!' Chris deed zijn best om niet te lachen. 'Als je rekent wat ik daar hoorde, nee, als je met de adjudanten was meegegaan, had mee gemogen, liever, dan zouden je eigen vrienden je om zeep hebben geholpen. Ze gooiden daar niet met rotte eieren!' 'Nou maar ik zou toch... Hé, we vliegen op.' De stad was nog niet opgestegen, maar Chris wist wat Piggy bedoelde; ook hij hoorde hoe de mallemolens zwaarder begonnen te gonzen. 'Ja, ik merk het. Die drie maanden zijn wel voorbijgevlogen.' 'Drie maanden is niks in de ruimte. Voor we het weten zijn we achttien.' 'Dat,' zei Chris somber, 'is nou precies waar ik bang voor ben.' 'Nou, mij kan het geen moer schelen. Die hele toestand die ze geschopt hebben, omdat jij met die boot ervandoor ging, die bewijst toch dat ze er niks van menen, dat je je stadsburgerschap zou moeten verdienen. Zoals ik al zei, die hele zaak is alleen maar een smoesje om de jongelui in het gareel te houden zodat ze ze niet in de gaten hoeven houden. Zodra je echt iets doet voor het voortbestaan van de stad, dan zitten ze je allemaal op je nek! Maar dat geeft niet hoor, het was hartstikke goed, en je hebt nou laten zien dat je lef hebt; je hebt ze lekker last bezorgd terwijl hun systeem dat nou juist moest voorkomen.' Er was wel wat te zeggen voor die theorie, zag Chris, hoe overdreven Piggy hem ook presenteerde. Ontmoedigd als Chris op dit moment was, was het gevaarlijk eenvoudig zich tot dat standpunt te bekeren. 'Ja, maar Piggy, wat ik nou wel zou willen weten, hè: wat doe je als je het bij het verkeerde eind blijkt te hebben? Ik wil maar zeggen, als de Vroedschap nou besluit om jou geen stadsburger te maken, en als nou blijkt dat je niet met ze kan sjoemelen? Dan zit je, dan blijf je je hele verdere leven passagier, en dat is dan maar een gewone levensduur.' 'Passagiers zijn niet zo hulpeloos als je denkt,' zei Piggy duister. 'Straks komt de Verloren Stad terug en dan, nou dan zitten de passagiers in een klap gebakken.' 'De Verloren Stad? Daar heb ik nog nooit van gehoord.' 'Nee, natuurlijk niet. En de Vroedschap zal er ook nooit van reppen. Maar rondverteld wordt het toch wel.' 'Nou goed, maar doe niet zo geheimzinnig,' zei Chris. 'Wat betekent dat nou allemaal?' Piggy liet zijn stem zakken tot een schor gefluister. 'Zweer je dat je het nooit aan iemand anders zal vertellen, behalve aan een andere passagier?', 'Ja.' Piggy keek omslachtig links en rechts achterom voor hij verder ging. Zoals gewoonlijk waren zij de enige jongelui op straat, en geen van de volwassenen besteedde ook maar de minste aandacht aan ze. 'Nou,' zei hij op dezelfde toon. 'Het kom dus hierop neer. Een van de eerste steden die vertrokken was een hele grote. Niemand weet hoed hij heet, maar ik denk dat het Los Angeles was. Maar in elk geval, die verdwaalde en de medicijnen raakten op, en toen het eten, in een of ander deel van de ruimte, heel ver weg, dat nooit gekoloniseerd was geworden, zodat ze er ook geen werk konden vinden. En toen kwamen ze bij een nieuwe wereld, zo mooi als ze nog nooit hadden gezien, en daar zijn ze toen geland. Het was er net als de Aarde, alleen groter, maar met dezelfde zwaartekracht, en een beetje meer zuurstof in de lucht, en een volmaakt klimaat; het hele jaar door was het lente, zelfs aan de polen. En als je wat zaaide dan moest je gauw achteruit springen, anders gaf die plant je een optater, zo hard groeide dat daar. Maar dat was nog niks.' 'Mij lijkt het al zat,' zei Chris. 'Ja, dat was allemaal prachtig, maar ze ontdekten iets wat nog veel mooier was. Er groeide daar een of ander soort graan in het wild en toen ze dat gingen analyseren om te kijken of ze het konden eten, toen ontdekten ze dat er een middel inzat tegen de dood, niet zoals wij hebben, maar veel beter dan al die van ons bij elkaar. Ze hoefden het niet eens te raffineren, ze hoefden alleen maar brood te bakken van die plant.' 'Jeetje, Piggy. Is dat echt waar?' 'Nou ja, ik kan je geen gezegelde verklaring geven,' zei Piggy beledigd. 'Wil je de rest nog horen of niet?' 'Ja, ga verder,' zei Chris haastig. 'Nou, en toen was de vraag natuurlijk, wat zouden ze met hun stad gaan doen? Ze hadden 'm niet meer nodig. Alles wat ze wilden hebben, kwam zo uit de grond als ze even niet keken. Dus toen besloten ze om hun stad helemaal vol te stoppen met van alles en 'm weer de ruimte in te sturen, om andere steden te gaan zoeken. En als ze contact maken met een nieuwe Okiestad, dan halen ze alle passagiers van boord, en niemand anders, en die nemen ze mee naar hun planeet waar iedereen morticide kan krijgen omdat er daar geen tekort aan is.' 'En als die andere stad zijn passagiers niet geven wil?' 'Waarom zou die niet? Als ze wat aan die lui hadden, dan waren het wel burgers, toch?' 'Ja, maar stel.' 'Dan zouden ze ze heus wel moeten geven. Ik zei toch, de Verloren Stad is groot, hoor.' Het was jammer voor de honderdduizend andere vragen die Chris nog wilde stellen dat net op dat moment de stad zachtjes begon te janken: de sirene die waarschuwde dat ze dekking moesten zoeken. De jongens namen haastig afscheid, maar na kort beraad liep Chris niet naar huis. Hij installeerde zich in een publieke informatiecel, waar hij zijn kaart in de gleuf stopte en naar de Bibliothecaris vroeg. Hij had beloofd niets over de Verloren Stad te vertellen, behalve aan andere passagiers, en dat betekende dus dat hij het niet rechtstreeks aan zijn voogd of aan de Vroedschap kon vragen; hij had echter een manier bedacht om er indirect naar te informeren. De Bibliothecaris was een van de 134 computers waaruit de Vroedschap bestond; hij oefende het voornaamste toezicht uit op de geheugenbanken en had daarbij de zorg voor het onderwijs; hij verzamelde geen informatie, hij catalogiseerde alleen en diende kennis toe. Interpretatie was niet een van zijn functies.
'KAART GEACCEPTEERD, SPREEKT U MAAR.'
'Vraag: komen er ook morticiden in de natuur voorik bedoel, komen ze wel voor in planten die gekweekt kunnen worden?' Een korte pauze,
'EEN VOORLOPER VAN HET MIDDEL DAT DE SLAAP ONDERDRUKT IS EEN STEROÏDE SUBSTANTIE DIE IN NATUURLIJKE VORM IN EEN AANTAL YAMACHTIGE PLANTEN OP AARDE WORDT AANGETROFFEN, VOORNAMELIJK IN HET GEBIED VAN ZUID EN MIDDENAMERIKA. DIT SAPOGENINE IS ECHTER OP ZICHZELF GEEN MORTICIDE, DOCH DIENT DAARIN TE WORDEN OMGEZET; UIT HET BASISMATERIAAL WORDEN HONDERDEN VERSCHILLENDE STEROÏDEN GEWONNEN. ASCOMYCINE WORDT VERVAARDIGD DOOR EEN MICROORGANISME IN TANKS TE LATEN FERMENTEREN EN DE STOF TE WINNEN UIT HET BIER. DEZE METHODE ZOU MEN VRIJ KUNNEN AANDUIDEN ALS "KWEKEN". ALLE VERDERE BEKENDE MORTICIDEN ZIJN VOLLEDIG SYNTHETISCHE STOFFEN.'
Chris leunde achterover en krabde vertwijfeld op zijn hoofd. Hij had op een duidelijk antwoord gehoopt, ja of nee, maar het antwoord dat hij gekregen had, hield keurig het midden. Morticiden konden niet worden geteeld en geoogst, maar als een bepaalde plant een stof bezat die een beetje in de buurt van een morticide kwam, dan kon die worden omgezet, en dan was tenminste dat deel van Piggy's verbluffende vertelsel een mogelijkheid. Helaas kon hij geen verdere vragen meer bedenken die voldoende indirect waren om zijn voornaamste interesse te maskeren. Toen zag hij dat de cel zijn kaart niet had teruggegeven. Dat was heel gebruikelijk; het betekende alleen dat de Bibliothecaris, die zijn hele mechanische leven doorbracht met vrije associatie, in plaats van met denken, een verwant onderwerp had opgedoken, waarover hij wel wilde praten als Chris dat goedvond. Meestal was het de moeite niet waard om er verder in te duiken, want de Bibliothecaris kon in het oneindige doorgaan als je hem de kans gaf; Chris hoefde alleen maar te zeggen: 'Kaart retour' en dan kon hij zijn kaart eruitnemen en weggaan. Maar het alarm was nog niet afgelopen en dus zei hij: 'Ga door.'
'ONDERWERP: MORTICIDEN ALS NEVENPRoduct VAN LANDBOUW, SUB ONDERWERP: LEGENDARISCHE YDILLISCHE PLANETEN.'
Chris Schoot Overeind.
'MORTICIDEN ALS NEVENPRODUCT VAN DE LANDBOUW, EN MEESTAL IN HET DAGELIJKS BROOD, IS EEN VAN DE GEBRUIKELIJKE KENMERKEN OF HERKENNINGSTEKENEN VAN DE LEGENDARISCHE PLANETEN UIT DE MYTHOLOGIE VAN DE NOMADENSTEDEN. ANDERE KENMERKEN OMVATTEN: AARDSE ZWAARTEKRACHT MAAR GROTER OPPERVLAK, AARDSE DAMPKRING MAAR MET EEN OVERVLOED AAN ZUURSTOF, AARDSE WEERSGESTELDHEID MAAR EEN GELIJKMATIG KLIMAAT, EN VOLSTREKT GEÏSOLEERDE LIGGING TEN OPZICHTE VAN DE BESTAANDE HANDELSROUTES. PLANETEN DIE MET DEZE BESCHRIJVINGEN OVEREEN KOMEN, WERDEN TOT NOG TOE NIET AANGETROFFEN. DE NAMEN DIE AAN DEZE WERELDEN WORDEN TOEGEDICHT OMVATTEN: ARCADIA, BRADBURY, CELEPHAIS...'
Chris was zo met stomheid geslagen dat de Bibliothecaris al bij 'Zimiamvia' bleek te zijn, en aan een volgende alfabetische opsomming was begonnen, voor hij het benul had zijn kaart terug te vragen. Hij had zijn vraag achteraf toch niet zo slim ingekleed als hij had gedacht. Toen hij uit de cel kwam, waren de stormen van Hemel verdwenen en zweefde de stad weer tussen de sterren. En verder was hij te laat voor het avondeten. Achteraf bleek er dus helemaal geen geheim te zijn. Chris vertelde de Andersons hoe hij vergeefs had geprobeerd de Bibliothecaris te slim af te zijn; het was het allerbeste excuus voor zijn late thuiskomst, omdat het volkomen waar was, en Carla lachte zich tranen. De brigadier vond het ook erg grappig, maar onder zijn plezier bleef hij toch wel serieus. 'Je begint het te leren, Chris. Het is heel makkelijk om te denken dat de Vroedschap stom is, omdat ze niet leven, maar je ziet dat dat niet het geval is. Anders zouden ze nooit de macht hebben gekregen die ze nu uitoefenen; op sommige gebieden hebben zij het volkomen voor het zeggen.' 'Zelfs boven de burgemeester?' 'Ja, en nee. Ze kunnen de burgemeester niets verbieden. Maar als hij vaker tegen hun raad ingaat dan hun ingebouwde tolerantie toelaat, dan kunnen ze zijn benoeming intrekken. Dat is hier nog nooit gebeurd, maar als het ons ooit overkomt, dan hebben we het maar te slikken, want anders zetten ze de hele machinerie stil.' 'Jeetje, is het niet gevaarlijk om machines zoveel macht te geven? Stel dat ze kapotgaan?' 'Als er maar een paar waren dan was dat een reëel gevaar, maar er zijn er meer dan honderd en die bewaken en herstellen elkaar, zodat dat nooit kan gebeuren. Ze bestaan van rede en logica, en daarom kunnen zij de resultaten van onze verkiezingen verwerpen als ze dat nodig vinden. De volkswil is soms achterlijk, maar je kunt een mens de macht niet geven om die terzijde te schuiven; dat is niet veilig. Maar de machines kunnen het wel. Er gaan natuurlijk verhalen over steden waar de Vroedschap zou zijn doorgeslagen. Dat zijn sprookjes, net als Piggy's Verloren Stad, maar zelfs al zijn ze niet waar, dan zijn ze nog belangrijk. Altijd wanneer een nieuwe leefwijze zijn intrede doet in het universum, hebben de mensen die ervoor kiezen al gauw genoeg door dat hij niet volmaakt is. Dan proberen ze dat natuurlijk te verbeteren, maar er is altijd wel wat, wat niet verbeterd kan worden. En dan worden de hoop en de angst die op die punten gericht zijn, verwerkt in sproken en verhalen. Neem Piggy's mythe, bij voorbeeld. We leven lang in onze steden, maar niet iedereen kan het gegeven zijn. Het is ondoenlijk om het aan iedereen te schenken, als wij maar bleven leven en ons bleven voortplanten zolang als we wilden, dan is straks het hele universum voor die vleesberg nog te klein. Dat verhaal van Piggy zegt dat het wel mogelijk is, wat niet waar is, maar er zit een grond van waarheid in, want het wijst op een van de onbevredigende aspecten van onze wijze van leven; een heel wezenlijk aspect, omdat je er niets tegen kunt doen. En het verhaal van de op hol geslagen Vroedschap. Dat is nog nooit gebeurd voor zover ik weet, en het lijkt ook niet tot de mogelijkheden te behoren, maar een mens vindt het nou eenmaal niet leuk om orders aan te nemen van een zootje machines, en om te weten dat hij zijn leven erbij in kan schieten op hun voordracht, en dat gebeurt, want in de meeste steden is de Vroedschap tevens de jury in rechtszaken. En dus verzint de mens een dreigend verhaaltje over een Vroedschap die doldraait, hoewel hij daar helemaal geen machines mee bedoelt; hij waarschuwt de wereld dat hij dol zal draaien als ze hem te hard op zijn huid zitten. Het universum van de steden wemelt van de spoken. En vroeg of laat zal iemand je beslist vertellen dat er steden zijn die bindlestiff worden.' 'Dat heb ik al gehoord,' bekende Chris. 'Maar ik wist niet wat het betekende.' 'Het is een oude benaming van de Aarde. De hobo's waren eerlijke seizoenarbeiders, die rondtrokken omdat hun dat zo uitkwam. De landloper was van hetzelfde slag, alleen wou hij niet werken, hij bedelde of stal van de gevestigde gemeenschap. En binnen het wereldje van de zwervers stonden beide categorieën in redelijk hoog aanzien. Maar de bindlestiff was een zwerver die andere zwervers bestal, hij gapte uit hun bindles, de zakken waarin ze hun schamele eigendommen meevoerden. Zo iemand was in beide werelden een uitgestotene. Er wordt algemeen verteld dat sommige steden die in moeilijkheden verkeerden, bindlestiff zijn geworden, dat ze andere steden hebben beroofd. Maar weer kan niemand daar met naam en toenaam een voorbeeld van noemen, I. K. is de stad die het vaakst wordt aangehaald, maar volgens de laatste berichten over I. K. is ze geen bindlestiff; ze is vogelvrij verklaard wegens een schanddaad die ze op een kolonieplaneet had gepleegd, maar theoretisch gezien is ze daardoor eerder een landloper; een schofterige landloper, dat wel.' 'Nou snap ik het,' zei Chris langzaam. 'Het is net als dat verhaal over de Vroedschap die gek wordt. Er zijn best steden die hongersnood hebben, dat weet ik, en het verhaal van de bindlestiff zegt in feite: Hoe zullen wij ons gedragen wanneer we de buikriem moeten aanhalen?' Anderson keek voldaan. 'Moet je horen,' zei hij tegen Carla. 'Misschien had ik toch schoolmeester moeten worden.' 'Jij hebt er niks aan gedaan,' zei Carla kalm. 'Chris heeft al het denkwerk gedaan. Bovendien, ik heb je liever als grensbewaker.' De adjudant zuchtte een beetje spijtig. 'Nou ja, goed. Dan zal ik je nog één verhaaltje vertellen. Je hebt wel eens gehoord van het Wegaanse ruimtefort?' 'O ja. Dat was ergens in de geschiedenis, een hele tijd geleden.' 'Mooi. Dit is dan nu eens wel waar. Er heeft een Wegaans ruimtefort bestaan dat in een parkeerbaan zweefde, en dat is inderdaad ontkomen, en niemand weet waar het nu is. De Vroedschap zegt dat het waarschijnlijk aan zijn eind is gekomen omdat de voorraden opraakten, maar het was een vrij grote installatie, en mogelijk heeft het 't toch gehaald, onder omstandigheden waar de doorsnee stad het loodje bij zou leggen. Als je de Vroedschap om een kansberekening vraagt, dan zeggen ze dat ze geen cijfers kunnen geven, wat op zich al een veeg teken is. Goed, zover gaan de feiten. Maar er hoort nog een legende bij. En die legende zegt dat het fort op strooptocht is op de handelsroutes, en steden verslindt zoals een libelle in de vlucht muggen vangt. Niemand heeft het fort gezien sinds de brandschatting van Wega, maar de legende blijft bestaan; iedere keer dat er een stad verdwijnt, gaat eerst het praatje rond dat ze gepakt is door een bindlestiff, en dan door het Wegaanse fort. Wat betekent dat nou allemaal, Chris? Vertel eens.' Chris dacht lang na. Ten slotte zei hij: Ik ben een beetje in de war. Het zou net zo'n verhaal moeten zijn als die vorige, over iets waar mensen bang voor zijn. Dat ze op een dag een planeet tegenkomen, zoals het Wegaanse stelsel, waar de mensen meer in hun mars hebben dan wij, en dat ze dan ook worden opgeslokt, net als wij met Wega hebben ge...' Andersons grote knuist kwam met zo'n dreun op de eettafel neer dat alle borden begonnen te dansen. 'Precies!' riep hij triomfantelijk. 'Kijk eens, Carla...' Carla stak haar handen uit en legde ze zachtjes over de grote vuist van de adjudant. 'Lieverd, Chris was nog niet klaar. Je heb hem niet uit laten praten.' 'Wat niet? Maar... neem me niet kwalijk, Chris, ga je gang.' Ik weet niet of ik nou wel of niet klaar ben,' zei Chris verlegen, want hij was de draad kwijtgeraakt. 'Bij dit verhaal weet ik het niet goed. Het is niet zo eenvoudig als die andere, dat weet ik wel zeker; geloof ik.' 'Toe maar.' 'Nou, het is verstandig om bang te zijn dat je iemand tegenkomt die sterker is dan jij. Dan kan heel best gebeuren. En het Wegaanse fort bestaat echt, dat wil zeggen, het heeft bestaan. En dat is niet waar van de andere verhalen, behalve dan datgene waar de mensen echt bang voor zijn, de dingen waar die verhalen écht over gaan. Zeg ik het nou goed?' 'Ja. De dingen die de verhalen symboliseren.' 'Dat was het woord. Als je bang bent voor het fort, dan ben je bang van iets wat echt is. Maar wat is het nou dat dit verhaal symboliseert? Het moet net zoiets zijn als bij die andere, de angst dus, die mensen voor zichzelf hebben. Dat verhaal zegt: "ik ben het beu om zo hard te werken als stadsburger en om de Aardse politie te gehoorzamen en de stad te beschermen en om duizend jaar te leven terwijl ik gekoeioneerd word door machines, en een brutale bek krijg van de kolonisten, en weet ik veel. Als ik een hele grote stad had, die ik helemaal alleen kon besturen, dan zou ik de eerstvolgende duizend jaar ook alles kapotmaken wat ik tegenkwam!" 'Er volgde een lange, lange stilte waarin Chris steeds meer tot de overtuiging kwam dat hij weer buiten zijn boekjes was gegaan, en niet zo'n beetje ook. Carla scheen niet zo van streek te zijn, maar haar echtgenoot zag er boos en onthutst uit. 'D'r is verdorie wat mis met dat leerlingstelsel,' gromde hij ten slotte, hoewel hij het tegen geen van tweeën scheen te hebben. 'Eerst dat joch van Kingston Throop en nou hij. Carla! Jij bent het denkhoofd van de familie. Is het nooit bij je opgekomen dat die legende van het fort te maken had met de opvoeding?' 'Ja, lieverd. Lang geleden al.' 'Waarom heb je dat dan nooit gezegd?' 'Dat had ik heus wel gezegd zodra we een kind kregen; verder ging het mij niet aan. En nou heeft Chris het gezegd.' De adjudant keek Chris dreigend aan. 'Jij,' zei hij, 'bent een verschrikking. Ik zou jou gaan onderwijzen, zoals me opgedragen is, en het end van het liedje is dat jij mij zit te onderwijzen. Zelfs Amalfi kent die kant van het verhaal niet, daar durf ik om te wedden, en als hij het hoort, dan zal me dat even een omwenteling geven op de scholen.' 'Het spijt me,' zei Chris bedrukt. Hij wist niet wat hij verder moest zeggen. 'Het hoeft je niks te spijten!' brulde Anderson terwijl hij overeind sprong. 'Blijf op je stuk staan! Laat een ander maar bang zijn voorspoken, jij weet het enige wat je van spoken weten moet, wat voor spoken het ook mogen zijn. Ze hebben niks met lijken te maken. Het is altijd zichzelf waar de mensen bang voor zijn.' Hij keek verbijsterd om zich heen. Ik moet naar boven. Ik heb haast, waar is mijn pet?' Bulderend stoof hij de deur uit, waarbij hij met zijn ene hand nog tegen het deurkozijn smakte. Verstijfd van schrik bleef Chris zitten. En toen begon Carla weer te schateren.
Negen: De landloper
Maar als de boodschap waarvoor Anderson als een dolle rinoceros de deur uit was gestormd, werkelijk iets met school en opleiding te maken had gehad, dan merkte Chris daar in zijn eigen opleiding toch niets van. Die werd steeds zwaarder, aangezien de Vroedschap er blindelings, en zonder aanzien des persoon, van uitging dat hij alles wat ze in zijn hoofd hadden gestampt ook begrepen had, en nu zijn arsenaal aan kennis begon uit te bouwen tot een zekere grens, waarboven hij van nut begon te zijn voor het voortbestaan van de stad. Naarmate dat proces vorderde, zakten zijn hoofdpijnen terug in de categorie 'lichte scheuten'; nu was hij vaak letterlijk onpasselijk door het onvermogen om te begrijpen wat hem allemaal werd opgedrongen. In een opwelling zei hij dat tegen de Vroedschap.
'DAT GAAT OVER. DE DOORSNEEMENS ERVAART GEMIDDELD TWINTIG LICHTE PIJNEN PER UUR. MELD JE BIJ DE MEDISCHE DIENST WANNEER DIT AANHOUDT.'
Nee, dat was hij niet van plan; hij zou zich niet lichamelijk ongeschikt laten verklaren voor burgerschap als hij er wat aan kon doen. En toch kwam het hem voor, dat wat hij onderging toch niet meer lichte pijnen genoemd konden worden. Wat moest hij nu doen, aangezien hij vreesde dat de remedie van de Medische Dienst erger zou zijn dan de kwaal? Hij wou het ook niet tegen de Andersons vertellen, hij had hun vriendelijkheid al met veel te veel kopzorg vergolden. Dan bleef er niemand anders over dan dr. Braziller, die angstaanjagende oude harpij, die zelden een andere taal sprak dan logaritmen en symbolische logica. Het was bij gebrek aan beter, en Chris stelde het wekenlang uit, maar uiteindelijk moest hij toch wel. Hoewel er zelfs nu nog niets lichamelijk met hem mis was, had hij het dwaze idee dat de Vroedschap op het punt stond hem te smoren; nog één steentje kennis op zijn hoofd, en zijn nek zou er van breken. 'Ja, dat kan best,' zei dr. Braziller, in haar kantoortje na de les. 'Chris, de Vroedschap is niet geïnteresseerd in jouw welzijn; dat weet je toch zeker wel. Ze zijn maar in één ding geïnteresseerd: het voortbestaan van de stad. Dat is hun eerste richtlijn. En verder boezemen mensen hun absoluut geen belang in; het zijn tenslotte maar machines.' 'Ja, dat is best,' zei Chris die met trillende handen zijn voorhoofd bette, 'maar dr. Braziller, wat heeft het voor nut voor de stad als mijn zekeringen doorslaan? Ik heb mijn best gedaan, heus waar. Maar dat is niet goed genoeg, kennelijk. Ze blijven het er maar inpompen en ik begrijp er niks van!' 'Ja, dat had ik al gemerkt. Maar ze hebben een reden voor wat ze doen, Chris. Je bent bijna achttien en ze zijn op zoek naar een aansluiting met je talenten, een vonkje dat een vlam kan worden, een aanleg die op een dag een waardevolle specialisatie kan worden.' Ik denk dat ik die niet heb,' zei Chris mat. 'Misschien niet. Dat moeten we nog zien. Als je iets hebt, dan vinden ze het beslist; de Vroedschap laat zich nooit iets ontgaan. Maar Chris, jongen, je mag niet verwachten dat je dan met fluwelen handschoentjes wordt aangepakt. Het kost altijd moeite om echte kennis te verwerven, en nu de machines het idee hebben dat jij de stad op een of andere manier tot nut kan zijn...' 'Maar dat kunnen ze niet denken! Ze hebben nog niks gevonden!' Ik kan hun gedachten niet lezen omdat ze die niet hebben,' zei dr. Braziller zachtjes, 'maar ik heb ze dat eerder zien doen. Ze zouden je heus niet zo opjagen als ze niet het vermoeden hadden dat je ergens voor deugt. Ze proberen er nu achter te komen wat dat is, en tenzij je nu meteen alle pogingen op wilt geven, zul je echt lijdzaam moeten toelaten dat ze je uitproberen. Het verbaast me niet dat je er akelig van wordt. Ik was er toen ook ziek van; ik voel me nu nog misselijk als ik eraan terugdenk, en dat was tachtig jaar geleden.' Ze zweeg plotseling en op dat moment zag ze er veel ouder uit dan ooit... oud en breekbaar en heel triest, en dat kon toch niet, haast mooi. 'Zo nu en dan vraag ik me af of ze het bij het rechte eind hadden,' zei dr. Braziller tegen de papierstapels op haar bureau. Ik wilde componist worden. Maar de Vroedschap had nooit gehoord van een vrouwelijke componist die daar succes mee had, en tegen zo'n bewering kun je moeilijk iets inbrengen. Nee, Chris, als de computers je eenmaal hebben uitverkoren, dan word je wat zij willen dat je wordt, want je enige alternatief is passagier te worden, en dan ben je in feite niets. Het verbaast me niets dat je er misselijk van wordt. Maar knokken, Chris, knokken moet je. Laat je niet kisten door die ijzeren hersens! houd vol. Ze zijn op zoek, en zodra we erachter komen wat ze willen dan kunnen we ons er helemaal op richten. Ik zal je helpen waar ik kan, ik haat die apparaten. Maar eerst moeten we erachter zien te komen wat ze willen. Durf je het aan, Chris?' 'Weet ik niet. Ik zal het proberen. Maar ik weet het niet.' 'Niemand weet dat nog. Ze weten het zelf niet, dat is je enige hoop. Ze willen weten wat je kunt. Dat moet jij ze laten zien. Zodra ze erachter komen ben je stadsburger, maar tot het zover is, zul je het heel zwaar krijgen en niemand zal je daarbij kunnen helpen. Het hangt van jou af, helemaal alleen van jou.' Het was een hart onder de riem dat hij nu een bondgenoot had, maar Chris had dr. Brazillers voorstelling van zaken overtuigender gevonden als hij enig bewijs had gehad, hoe zwak dan ook, dat er inderdaad talent opbloeide onder de onzachte zorgen van de computers. Weliswaar hadden ze de laatste tijd extra hard getrokken aan zijn belangstelling voor geschiedenis, maar wat had dat voor nut, aan boord van een Okiestad? De Vroedschap waren zelf de geschiedschrijvers voor de stad, net zoals ze optraden als bibliotheek, boekhoudafdeling, onderwijsinstituut en het grootste deel van het bestuursapparaat. Er was geen levend mens nodig om geschiedenis te doceren of te beschrijven, op zijn hoogst kon het, voor zover Chris kon zien, een hobby zijn van een Okieburger, en nooit meer. En zelfs nu hoefde Chris niks te doen met die geschiedenis, buiten de ongelooflijk zware proefwerken, die voornamelijk moesten laten uitkomen of hij de brede massa feiten onthouden had die de Vroedschap hem vastberaden instampte. Het ging nu ook niet meer alleen om de geschiedenis vanuit het gezichtspunt van de Okies. Complete wereldgeschiedenissen en interstellaire historie, van Macchiavelli, Plutarchus, Thucydides, Gibbon, Marx, Pareto, Spengler, Sarton, Toynbee, Durant, en nog vele tientallen anderen dromden zonder erbarmen met het grijze gas zijn hoofd binnen, kennelijk onverschillig voor het feit dat ze op cruciale punten grandioos met elkaar in tegenspraak waren. Hij kreeg geen straf voor verkeerde antwoorden, aangezien de lesmethode van de Vroedschap 't het geheugen onmogelijk maakte om te falen, en het juist zijn geheugen scheen te zijn dat ze in dit verband wilden beproeven. Nee, de straf hield eenvoudig nooit op; hij bestond uit de zekerheid dat als het vandaag moordend was geweest, het morgen nog erger zou worden. 'Maar daar heb je ongelijk in,' zei dr. Braziller tegen hem. 'Ze mogen dan dood zijn, maar de machines zijn heus wel op de hoogte met de menselijke psychologie. Ze weten heel goed dat sommige studenten beter op beloningen reageren dan op straf, en dat je anderen juist met angst kunt stimuleren. De tweede soort is meestal de minst intelligente, en ook dat weten ze; hoe kan dat ook anders, na zoveel generaties ervaring? Wees maar blij dat ze jou in de eerste categorie hebben gezet.' 'Wou u zeggen dat ze me belonen?' piepte Chris verontwaardigd. 'jazeker.' 'Hoe dan?' 'Door je door te laten studeren, terwijl ze kennelijk niet tevreden zijn met je vorderingen. Dat is een behoorlijke concessie, Chris.' 'Misschien wel,' zei Chris sip, 'maar ik denk dat ik het gauwer door zou hebben als ze lollies uitdeelden.' Dr. Braziller had nooit van lollies gehoord; ze was een Okie. Ze zei alleen maar een tikje pinnig: 'Je zou het gauw genoeg doorkrijgen als ze op een straf systeem overgingen met jou. Ze zijn strikt rechtvaardig, maar van erbarmen hebben ze geen weet, en toegeeflijk zijn tegenover kinderen is ze volslagen vreemd, hetgeen een van de redenen is dat ik hier zit.' De stad suisde voort, net als de dagen, en de maanden. Alleen Chris scheen in geen enkele richting vooruitgang te boeken. Nee, dat was niet helemaal juist. Ook Piggy scheen er niet te komen, voor zover Chris kon zien. Maar daar was de situatie nog raadselachtiger, en vol complicaties. Om te beginnen had Piggy, vanaf het eerste moment dat hij Chris kende, luidkeels ontkend dat het hem iets kon schelen wat er met hem gebeurde als hij achttien werd; en daarom was het gek, hoewel niet helemaal onverwacht, om te zien dat hij er uiteindelijk toch wel om gaf. Hoewel zijn situatie nu echt wel hopeloos leek, liep Piggy over van zelfvertrouwen, dat hij het volgende ogenblik weer tegensprak, door duistere verwijzingen naar mysterieuze plannen om te ritselen wat al geritseld had moeten zijn, en nog duisterder dreigingen met afschuwelijke dingen die gebeuren zouden als de zaak toch niet geritseld zou blijken te wezen. Dat kon Chris niet allemaal uit elkaar houden, vooral niet gezien zijn onvermogen meer dan tien minuten vooruit te zien in zijn eigen toekomst. Er waren 20I dagen dat hij het gevoel had dat Piggy's oude verwijt, dat hij achterlijk was, in vurige letters op zijn voorhoofd geschreven stond. Hoewel Piggy er vrijwel niets over losliet, meende Chris te begrijpen dat hij zijn vader al had benaderd over de mogelijkheid de Vroedschap in zijn voordeel te programmeren voor de Burgerschapstest, en dat hij nul op het rekest had gekregen onder groot gebrul, dat zijn moeder maar voor een klein deel had weten te temperen. Je kon natuurlijk niet studeren voor de test, omdat daar niets anders werd gemeten dan potentieel, en geen prestaties, hetgeen ook weer betekende dat je ook niets had aan spiekbriefjes en dergelijke. Nu bleek duidelijk dat Piggy's gedachten teruggingen naar het avontuur dat Chris op Hemel had beleefd. Naar de vragen te oordelen die Piggy stelde, leidde Chris af dat hij op zoek was naar iets heldhaftigs, opdat hij het er beter vanaf zou brengen dan Chris. Chris was menselijk genoeg om te betwijfelen dat Piggy beter uit de bus zou komen, maar in elk geval reisde de stad nog door de ruimte, dus de mogelijkheid deed zich niet eens voor. Soms verdween hij ook dagen achtereen zodra de school uitging. Als hij dan terugkwam, had hij het verhaal dat hij door de stad had rondgeslopen om de volwassen passagiers af te luisteren. Die voerden iets in hun schild, zei Piggy, misschien wel het bouwen van een geheime Dirac-zender om de Verloren Stad mee op te roepen. Chris geloofde er geen woord van, en dacht ook niet dat Piggy er zelf in geloofde. De keiharde waarheid was gewoon dat het voor hen allebei een aflopende zaak was, en dat nu de wanhoop toe begon te slaan. Bij Piggy omdat hij nooit zijn best had gedaan, en bij Chris omdat niets van wat hij deed hem verder scheen te brengen. Overal om hem heen schenen hun jongere lesgenoten open te bloeien, met de kracht en onvoorspelbaarheid van popcorn in een hete pan, en alles wat de geheugencellen hen toevoerden om te zetten in zout en smaakstof, hoe na het vuur hen ook aan de schenen werd gelegd. Chris voelde zich daarbij vergeleken zo achterlijk als een dinosaurus, en even log en immens. In die allesdoordringende sfeer van aanstaand falen zei adjudant Anderson op een avond terloops: 'Chris, de burgemeester wil je spreken.' Bij ieder ander zou Chris een dergelijke mededeling voor een grap hebben versleten, die te vergezocht was om je over op te winden. Maar bij adjudant Anderson wist hij niet hoe hij dat moest opvatten; hij keek dus stomverbaasd. 'Rustig maar, het is geen beproeving, en ik heb toch niet gezegd dat hij je wou zien? Ga gewoon weer zitten, dan zal ik het uitleggen.' Verdoofd deed Chris wat hem gezegd werd. 'Er is het volgende gebeurd: we zijn op weg naar een karwei. Bij de eerste contacten die we met deze mensen hadden leek het allemaal heel simpel en recht door zee, maar dat is het natuurlijk nooit. Amalfi zegt altijd dat "dóódsimpel" een van de meest misleidende woorden is in onze taal. Ze zouden ons dus inhuren voor wat geologisch werk ter plaatse en delfstofwinning. Allemaal zonder rompslomp, geen linke toestanden als het omgooien van een complete wereldhuishouding, een gewoon stukje werk. Je hebt ons devies gelezen op het Stadhuis?' Chris wel. Er stond: 'Even uw gazonnetje maaien, mevrouw?' Hij had het nooit erg deftig gevonden, maar hij begon een beetje te begrijpen waar het op sloeg. Hij knikte. 'Nou, op die manier zou het in feite moeten gaan. We komen, we doen ons werk, en we gaan weer. Plaatselijke vetes zeggen ons niks; daar hebben wij geen boodschap aan. Maar toen we er min of meer aan toe kwamen een contract te tekenen met die lui, Argus Drie heten ze, kregen we in de gaten dat we niet de eersten waren. Kennelijk was er al een stad op Argus geweest die het had moeten doen, maar die had het niet goed uitgevoerd. Daar probeerden we natuurlijk meer over te weten te komen, om te weten of die Argidae ons wel de waarheid vertelden; we hadden geen zin onder andermans duiven te schieten. Maar de kolonisten waren er heel erg vaag over. Uiteindelijk lieten ze zich gelukkig toch ontvallen dat die andere stad nog op hun planeet stond en beweerde nog met het werk bezig te zijn, hoewel de eindtermijn van het contract al verstreken was. Zeg eens, wat zou jij in zo'n geval doen, als jij Amalfi was?' Chris trok zijn wenkbrauwen samen. 'Ik weet alleen maar wat er in de voorschriften staat. Als een stad te lang op een planeet blijft staan, dan moeten ze de politie roepen. De andere steden moeten uit de buurt blijven, anders raken ze misschien in een gevecht betrokken.' 'Precies, en dit lijkt ook een klassiek voorbeeld. De kolonisten kunnen niet al te duidelijk zijn, omdat ieder woord dat ze naar ons uitzenden overal gehoord kan worden, maar de Vroedschap heeft alles geanalyseerd wat Argus Drie ons wel heeft kunnen sturen, en de kans is honderd tegen één dat die andere stad zich voorgoed op Argus Drie gevestigd heeft, kortom, dat ze die wereld wil proberen over te nemen. De Argidae willen, om redenen die wij niet kennen, er niet de politie bij halen. In plaats daarvan schijnen ze te proberen ons de opdracht te geven om op die landloper af te gaan en hem weg te jagen. Als we dat aannemen, dan zal het zeker op vechten uitdraaien, en dan krijgen we de politie toch aan onze broek voor het voorbij is. Zoals je al zei, het meest voor de hand liggende is zo snel mogelijk maken dat we wegkomen. Steden horen niet met elkaar te vechten en zeker niet betrokken te raken bij een overtreding of zoiets. Maar Argus Drie biedt ons drieënzestig miljoen dollar aan in metaal om ze van die landloper af te helpen voor de politie komt, en de burgemeester denkt dat ons dat wel zal lukken. Hij heeft trouwens een hekel aan die parasieten, en ik denk dat hij het wel haast voor niets had willen doen. In elk geval komt het erop neer dat hij het heeft aangenomen.' De grensbewaker zweeg en keek Chris aan; hij wachtte schijnbaar op commentaar. Ten slotte vroeg Chris: 'Wat zei de Vroedschap ervan?' 'Die zeiden NEE, met luider stem, totdat er over geld werd gepraat. Daarna keken ze de schatkist eens na en gaven Amalfi vrij spel. Ze beschikten over nog een paar gegevens die ik nog niet genoemd heb, maar die er vrijwel allemaal op schijnen te duiden dat we deze landloper er, zonder veel schade aan onze eigen stad, uit zullen kunnen gooien, en mogelijk zelfs voordat de politie hoort dat er wat aan de hand is. Maar je moet daarbij niet vergeten dat de Vroedschap alleen de stad als geheel op het oog heeft. Mochten sommige mensen daarbij worden gedood, dan doet ze dat niets, zolang de stad het er zelf zonder kleerscheuren afbrengt. Ze zijn niet sentimenteel.' 'Dat wist ik al,' zei Chris hartgrondig. 'Maarre... wat heb ik daar allemaal mee te maken? Waarom wil de burgemeester met me praten? Ik weet niks, alleen wat u me net verteld hebt. En hij heeft trouwens al besloten.' 'Hij heeft al besloten, ja,' beaamde Anderson, 'maar jij weet een hoop wat hij niet weet. Als we dichter bij Argus Drie zijn, wil hij dat je de uitzendingen van de Argidae beluistert en ook wat we van die landloper kunnen opvangen, om hem alle aanwijzingen door te spelen die je eruit kunt peuren.' 'Hoe dat zo?' 'Omdat jij de enige aan boord bent die die landloperstad uit de eerste hand kent,' zei de grensbewaker langzaam en met grote nadruk. 'Het is je eigenste Scranton.' 'Ja maar... dat kan toch niet! We zijn met honderden tegelijk van boord gezet... allemaal volwassenen, op mij na...' 'Geronseld uitvaagsel,' zei Anderson met kille afkeer. 'O, ja, d'r waren wel een stuk of wat specialisten waar we nuttig emplooi voor hebben gevonden, maar die hebben nooit enige aandacht besteed aan de stadspolitiek. En de rest bestond uit onaangepaste krachtfiguren, die voor het overgrote deel psychopaat waren. We hebben ze genezen, maar hun IQ konden we niet opkrikken; als ze niet wat te sjacheren hebben, of naar de interstellaire Grand Prix kunnen kijken, of een zware klus hebben om hun gedachten af te leiden, dan vegeteren ze. De Lange en ik konden er nog niet één bij vinden die voor onze troep geschikt was. We hebben van de drie geschikte specialisten burgers gemaakt, maar de rest zal tot hun dood passagier blijven. Maar jij bent de gelukkige uitzondering van dat zootje, Chris. De Vroedschap zegt dat jouw belevenissen aan boord van Scranton aantonen dat je die stad kent. En Amalfi wil die kennis uitpeuren. Durf je het aan?' Ik... ik zal mijn best doen.' 'Mooi.' De adjudant draaide zich om naar een miniatuurbandrecorder die naast hem stond. Ik heb hier de volledige opname van wat we tot nog toe van Argus Drie hebben binnengekregen. Zodra je de band hebt afgeluisterd, en er eventueel commentaar op hebt geleverd als je wat te binnen schiet, geeft Amalfi ons de berichten door die op de Brug binnenkomen. Klaar?' 'Nee,' zei Chris, wanhopiger dan hij ooit gedacht had te zullen zijn. 'Nou nog niet. Mijn hoofd knalt toch al bijna uit elkaar. Krijg ik vrij van school terwijl dit loopt? Ik kan het anders echt niet aan.' 'Nee,' zei Anderson. 'Als er een bericht binnenkomt terwijl je les hebt, dan halen we je eruit, en daarna ga je meteen weer terug. Verder gaat je opleiding precies zo door als tevoren, en als je die nieuwe taak er niet bij kan nemen, nou, jammer dan. Laat daar geen vergissing over bestaan, Chris. Dit is geen vakantie en geen extraatje. Het is werk, voor het voortbestaan van de stad. Je neemt het aan of niet, maar hoe dan ook, een speciale behandeling zit er niet in. Nou?' Lange tijd, zo leek het Chris, zat hij te luisteren naar zijn schallende Okiekoppijn. Maar tenslotte zei hij berustend: Ik zal het wel doen.' Anderson draaide de schakelaar om en de spoelen begonnen te draaien. De vroegste berichten waren, zoals Anderson had gezegd, kort en vaag. De latere waren langer, maar nog ondoorgrondelijker. Chris kon er weinig meer uithalen dan Amalfi en de Vroedschap er al uit hadden gepuurd. Zoals beloofd had hij een gesprek met Amalfi, maar vanuit de flat van de Andersons, via een verbinding die het gesprokene tegelijkertijd naar de burgemeester en de computers overbracht. De machines stelden vragen over de bevolkingsdichtheid, de energiebronnen, de stand van de automatisering en andere vitale zaken, waarop Chris steeds geen antwoord wist te geven. De burgemeester luisterde meestentijds alleen toe; de enkele keer dat zijn zware stem tussenbeide kwam, kon Chris zich niet bedenken waar hij op aanstuurde. 'Chris, die spoorlijn waar je het over had, hoe lang voor jouw geboorte is die opgebroken?' 'Een dikke honderd jaar denk ik, meneer. U weet dat ze tegen het midden van de jaren tweeduizend op Aarde weer op spoorwegen zijn teruggevallen, omdat de fossiele brandstof opraakte; van de autowegen hebben ze toen akkerland gemaakt.' 'Nee, dat wist ik niet. Goed, ga maar verder, en daarop ondervroeg de Vroedschap hem over bewapening, en daar wist hij ook geen antwoord op. Maar er kwam een dag dat het patroon drastisch door elkaar werd gegooid. Hij werd er zowaar voor uit de klas gehaald en naar een kleine wachtkamer gebracht, waarin niet veel meer stond dan een stoel en twee TV schermen. Op het ene scherm was adjudant Anderson te zien, op het andere alleen nog een testbeeld. 'Hallo Chris. Ga zitten en let op, dit is van belang. We hebben een signaal van die schooierstad opgevangen. We weten niet of het alleen maar een baken is, of dat ze met ons willen praten. Amalfi denkt dat het onwaarschijnlijk is dat ze in hun situatie ook nog eens een verboden baken zouden uitzetten; ze hebben zo al genoeg overtredingen begaan. Hij gaat nu proberen ze op te roepen, nu jij erbij bent; hij wil dat je goed luistert.' 'Komt in orde.' Chris hoorde de oproep van zijn eigen stad niet, maar na een paar minuten, want ze waren nu al heel dicht bij Argus Drie, verdween het testbeeld op het andere scherm en keek een akelig bekend gezicht Chris aan. 'Hallo, hier Argus Drie.' 'Jullie zijn Argus Drie niet,' klonk prompt Amalfi's diepe stem. Ik spreek met Scranton, Pennsylvania en het heeft absoluut geen zin om verstoppertje te spelen. Ga je baas halen.' 'Ja, wacht eens eventjes. Wie denk je wel dat je...' 'Je spreekt met New York, New York, en ik zei: "Ga je baas halen!" Schiet op.' Het gezicht keek nu gemelijk en verbluft tegelijk. Na een korte aarzeling verdween het. Het scherm flikkerde, het testbeeld kwam even terug, en toen keek een tweede bekend gezicht Chris recht in de ogen. Hij kon maar niet geloven dat de man hem echt niet kon zien; het was een angstaanjagend iets. 'Hallo New York,' zei hij, en het klonk vriendelijk genoeg. 'Jullie hebben ons dus door. Nou, wij jullie ook, hoor. Deze planeet heeft een contract met ons. Wees gewaarschuwd.' 'Voor kennisgeving aangenomen,' zei Amalfi. 'We hebben er tevens kennis van genomen dat jullie in overtreding zijn. Argus Drie heefteen nieuw contract gesloten met ons. Jullie zouden er heel verstandig aan doen om zo snel mogelijk op te vliegen.' De blik van de man dwaalde niet af. Chris realiseerde zich opeens, dat het het beeld van Amalfi was waarnaar hij zat te staren, en niet Chris. 'Vlieg zelf op,' zei hij op effen toon. 'Wij hebben met de kolonisten te maken, niet met jullie. We stijgen niet op als we geen ontruimingsbevel krijgen van de politie. Als jullie je ermee bemoeien, kon het wel eens heel moeilijk worden om je er weer uit te werken. Wees gewaarschuwd.', 'Je zelfvertrouwen is volkomen misplaatst,' zei Amalfi. 'Voor kennisgeving aangenomen.' Het beeld uit Scranton kromp samen tot een lichtend puntje en verdween toen. De burgemeester vroeg dadelijk: 'Chris, ken je die lui?' 'Allebei, meneer. De eerste was Barney, een tweederangs misdadiger. Volgens mij heeft hij de hond van mijn broer doodgeschopt toen ik geronseld werd, maar ik heb het niet echt gezien.' 'Dat type ken ik. En verder.' 'De andere is Frank Lutz. Hij was bedrijfsleider van de stad toen ik aan boord was. Zo te zien is hij het nog.' 'Wat doet zo'n bedrijfsleider? Nee laat maar, ik vraag het de machines wel. Goed. Hij ziet er gevaarlijk uit, klopt dat?' 'Ja, meneer, hij is heel gevaarlijk. Hij is slim en uitgekookt en hij heeft evenveel gevoel als een slang.' 'Een sociopaat,' zei Amalfi. 'Dacht ik al. Nog één vraag: kent hij jou?' Chris dacht diep na voor hij antwoord gaf. Lutz had hem maar één keer gezien, en had nooit meer aandacht aan hem hoeven besteden dankzij de reddende tussenkomst van Frad Haskins. 'Heel misschien, meneer, maar ik dacht van niet.' 'Oké. Vertel de bijzonderheden maar aan de Vroedschap, die zal de mogelijkheden wel berekenen. En intussen nemen we geen enkel risico. Bedankt Chris. Joel, kom je zo even boven?' 'Ja meneer.' Anderson wachtte tot hij de lijn van de burgemeester hoorde uitklikken. En toen leek ook zijn beeld Chris recht aan te staren. En dit keer was het ook zo. 'Chris, heb je begrepen wat Amalfi bedoelde, dat je geen risico moest nemen?' 'Eh, nee, niet precies.' 'Hij bedoelde dat jij Lutz niet onder ogen mag komen. Met andere woorden, geen deFordse uitstapjes, deze reis. Begrepen?' Hij begreep het maar al te goed.
Tien: Argus slaapt
Het Argusstelsel had een toepasselijke naam; het lag een eindweegs in een prachtige volle sterrenhoop met betrekkelijk jonge sterren, zodat de nachten op de planeet inderdaad honderd ogen hadden, net als de mythologische Argus. De leeftijd van de sterrenhoop verklaarde al voor een groot deel de aanwezigheid van Scranton, want als alle sterren van de derde generatie was de zon van Argus zeer rijk aan metalen, net als zijn planeten. Daarvan waren er niet zoveel, zeven om precies te zijn, waarvan alleen de drie bewoonbare een rangnummer hadden gekregen en alleen Argus Drie daadwerkelijk was gekoloniseerd, en was alleen geschikt voor Arabieren en voor Eskimo's. De andere vier planeten hoorden technisch gesproken thuis in de klasse der gasreuzen, maar het waren zwaar ondervoede planeetjes; de grootste had ongeveer de afmetingen van Neptunus bij Sol. Doordat de sterren in de sterrenhoop zo dicht op elkaar stonden, was het meeste oergas al weggevaagd voor de planetenvorming goed op gang was gekomen; het Argusstelsel was nog het grootste dat in de sterrenhoop was aangetroffen. Toen de stad er gonzend overheen vloog, leek Argus Drie schrijnend sterk op Pennsylvania; Chris begon een beetje medelijden te krijgen met Scranton, dat er binnenkort uitgegooid zou worden, daar twijfelde hij namelijk absoluut niet aan, want deze planeet was ook wel ontzettend verleidelijk. Het oppervlak, dat vrij aanzienlijk was, bestond voornamelijk uit berggebied; water bleef beperkt tot vele duizenden meertjes en een paar kleine en zoute zeeën. De planeet was ook dicht bebost, en bijna geheel met naaldbomen of dergelijke planten, want de evolutie was hier nog niet aan bloeiende planten toegekomen. De sparachtige bomen hadden dikke stammen die tientallen meters de lucht in rezen, edele monsters met hun talrijke schouders hoog opgetrokken, alsof ze hun eigen gewicht moesten torsen in de 2Gzwaartekracht van deze metaalzware planeet. Het eerste geluid dat Chris op Argus Drie hoorde, nadat de stad was geland, was het openknappen van een zaadkegel vlak bij de stad, wat klonk als een donderslag. Een van de zaden brak een ruit op de dertigste verdieping van het McGrawHill-gebouw, en het geschrokken personeel moest het met brandweerbijlen in stukken hakken om te voorkomen dat het wortel schoot op het vloerkleed. Onder de huidige omstandigheden maakte het weinig uit waar de stad stond; overal was ijzererts, maar tegelijkertijd was er nergens op de planeet een plekje waar Scranton en de stad elkaar niet konden afluisteren, of bereiken met hun projectielen, tot hun beider ongerief. Desalniettemin koos Amalfi hun standplaats met grote zorg, ergens waar de grote aardwond die Scranton met haar mislukte mijnbouwpogingen had geslagen net over de horizon lag, en waar de hoogste toppen van een bergrug die op de Alleghenies leek, zich tussen beide Okies verhieven. En pas toen trok ronkend het machinepark de bossen in. Chris begon al te leren om een beetje als Amalfi te denken; hij was natuurlijk nog niet erg zeker van zijn zaak, want hij had de man nooit gezien, maar het was een leuke sport. De landingsplaats, zo besloot Chris onder voorbehoud, was voornamelijk gekozen om Scranton te beletten te zien wat de stad deed, zolang ze geen vliegtuigen inzetten, en ten tweede om verkeer te voet tussen beide steden te verhinderen. Waarschijnlijk zou het tussen beide steden niet tot een treffen komen, want niets zou zo snel de politie ter plaatse roepen. Bovendien, het bleek uit de geschiedenis van New York al zonneklaar dat Amalfi een grote hekel had aan alles wat schade aanrichtte aan zijn stad, of dat nu bommen waren of roest. In het verleden had hij meestal eerst uitgeprobeerd wie de langste adem had, hij of de tegenstander. Als dat niet lukte, probeerde hij hem te overtreffen met het werk. En als laatste redmiddel probeerde hij bij de vijand tweedracht te zaaien. Zuivere voorbeelden van een van deze technieken kwamen in de annalen niet voor, elk exemplaar was een mengeling, en meestal een zeer ingewikkelde, maar deze drie smaken kwamen altijd het sterkst naar voren, en meestal was er één veel sterker vertegenwoordigd dan de andere twee. Als Amalfi zijn pap zoutte, proefde je de peper en de mosterd niet meer. Niet iedereen kon het daarna door zijn keel krijgen; er bestonden, zo vermoedde Chris, verfijndere scholen van Okiekookkunst. Maar zo deed Amalfi het nu eenmaal, en hij was de enige kok die de stad rijk was. Tot nog toe had de stad hem weten te overleven, de enige proef op de som die bij de burgers en de Vroedschap gewicht in de schaal legde. Op Argus Drie scheen Amalfi te hopen Scranton uit te hongeren door het karwei beter te klaren dan zij. De stad had het contract, Scranton was het kwijt. De stad kon het werk aan, Scranton had er een potje van gemaakt, en bovendien een lelijk litteken achtergelaten rond de plaats waar ze aan de grond was gezet, dat de eerste eeuwen niet dichtgroeien zou. En terwijl New York werkte en Scranton op een houtje beet, hier werd dus een snufje uitputtingsslag door de pap gemengd, kon Scranton haar wanhoopspoging om Argus Drie als nieuwe thuisplaneet over te nemen, niet volvoeren; hoewel de Argidae niet bereid waren de politie erbij te roepen, bij het eerste of laatste teken van piraterij, kon en wilde New York dat wel. Er heerste een stevige solidariteit onder de Okies, inclusief een gemeenschappelijke afkeer van de politie, maar dat ging toch niet zover dat Okies een herhaling van het incident van Thor V zouden aanmoedigen, of de politie zouden dwarszitten tegen een stad als I.K. Zelfs vogelvrijen dienen zich te beschermen tegen krankzinnige misdadigers, en zeker als die aan zijn kant lijken te staan. Oké, als dat het plan van Amalfi was, dan moest het maar. Chris kon er trouwens toch niks tegenin brengen. Amalfi was de burgemeester en hij had de burgerij en de Vroedschap achter zich. Chris was maar een jongen, een passagier bovendien. Maar hij wist één ding, dat noch Amalfi, noch enig andere New Yorker weten kon, alleen hij: het plan zou niet slagen. Hij kende Scranton; de stad niet. Als Amalfi op deze manier te werk wou gaan tegenover Frank Lutz, dan zou het niet lukken. Maar had hij Amalfi's plannen wel goed geraden? Dat was waarschijnlijk de grote vraag. Nadat hij een paar dagen had lopen piekeren, waardoor zijn lesresultaten drastisch kelderden, ging hij met zijn vraag naar de enige persoon die hij kende en die Amalfi gesproken had, zijn voogd. Ik kan je niet vertellen wat Amalfi ons voor opdrachten heeft gegeven,' zei de adjudant vriendelijk, 'want dat mag jij niet weten. Maar je raadt een leuk stukje weg. Wat jij hebt uitgekiend komt er heel aardig bij in de buurt.' Carla zette met een nijdige klap haar koffiekopje op het schoteltje. 'Aardig in de buurt zeg je? Joel, ik krijg wat van dat formalistische gedoe van jullie mannen. Chris heeft het bij het rechte eind, en dat weet je heel goed. Wees dan eens een keer schappelijk en zeg het tegen hem!' 'Daar ben ik niet toe gerechtigd,' zei Anderson koppig, maar voor zijn doen stond dat gelijk met een bevestiging. 'Trouwens, Chris vergist zich in één opzicht. We kunnen hier niet eeuwig blijven zitten om die schooier te beletten de macht op Argus Drie over te nemen. Vroeg of laat moeten wij ook weer weg en we kunnen ook niet langer blijven dan ons contract toestaat, we hebben zelf ook overtredingen op onze kerfstok staan en al kan het Scranton niets schelen, ons toch wel. We hebben een sluitingsdatum waar we ons aan te houden hebben en dat maakt het probleem een stuk moeilijker.' 'Dat snap ik,' zei Chris schuchter. 'Maar ik heb het toch voor een groot deel begrepen. En volgens mij zitten er twee hele grote gaten in, ik hoop maar dat ik dat verkeerd zie.' 'Gaten?' vroeg de brigadier. 'Waar? Wat voor gaten?' 'Nou om te beginnen zijn ze ginds waarschijnlijk goed wanhopig, en anders zijn ze daar na aan toe. Het feit alleen al dat ze in dit deel van de ruimte zitten, in plaats van waar de burgemeester ze heen had willen hebben toen ik aan boord kwam, bewijst al dat er met hun eerste karwei ook al iets fout is gegaan.' Anderson haalde een schakelaar over op zijn stoel. 'Waarschijnlijkheid?' zei hij in de leegte. 'TWEEENZEVENTIG PROCENT,' antwoordde de lucht, zodat Chris ervan schrok. Hij was nog steeds niet gewend aan het idee dat de Vroedschap alles hoorde wat je zei, overal en te allen tijde; ze gebruikten de stad onder andere als proefterrein voor de menselijke psychologie, hetgeen ze in staat stelde vragen als die van Anderson te beantwoorden. 'Nou, alweer een punt voor jou,' zei de adjudant met bezorgde stem. 'Maar ik was nog niet helemaal klaar daarmee, meneer. Het gaat mij hierom. Nu ze dit karwei ook al verspeeld hebben, zullen ze vrijwel geen voorraden meer hebben. Hoe goed onze strategie ook is, we moeten er altijd van uitgaan dat de andere kant logisch zal reageren. Maar wanhopige mensen gedragen zich bijna nooit logisch; kijk maar naar de strategie van de Duitsers in de laatste jaren van de Tweede Wereldoorlog.' 'Nooit van gehoord,' bekende Anderson. 'Maar het lijkt logisch. En wat was je andere punt?' 'Naar dat andere kan ik eigenlijk alleen maar raden,' zei Chris. Ik ga daarbij af op wat ik van Frank Lutz weet; ik heb hem maar twee keer gezien, en ik heb een van zijn assistenten wel over hem horen praten, maar ik geloof dat hij zich nooit door iemand zal laten overbluffen; hij vecht er liever om. Hij moet altijd bewijzen dat hij de sterke man is, in elke situatie, anders gaat hij eraan, dan wordt hij door een ander verdrongen. Zo gaat dat altijd in een samenleving van schurken, kijk maar naar de geschiedenis van het koninkrijk Napels, of naar het Florence van Macchiavelli.' Ik begin te geloven dat je die voorbeelden uit je blote hoofd verzint,' zei Anderson met een donker gezicht. 'Maar ook dat lijkt in zekere zin wel logisch, en niemand weet wat van die Lutz, behalve jij. Stel dat je gelijk hebt, wat zouden we er dan aan kunnen doen, wat we nu niet doen?' 'Je zou van die wanhoop gebruik moeten maken,' zei Chris gretig. 'Als Lutz en zijn mannen de wanhoop al nabij zijn, dan moet de doorsnee burger tegen de rooie streep aan zitten. En ik ben ervan overtuigd dat ze daar geen "burgers" hebben in onze zin van het woord, want die assistent waar ik het net over had liet zich een keer ontvallen dat ze krap in hun morticide zaten. Ik geloof dat het de bedoeling was dat ik het op zou vangen, maar toen zei me dat nog niks. Het publiek heeft zelfs als het goed gaat natuurlijk een enorme hekel aan die bende. We zouden van de mensen gebruik kunnen maken om Lutz eruit te gooien.' 'Hoe dan?' vroeg Anderson met het air van iemand die een vraag stelt waarvan hij weet dat het antwoord niet bestaat. 'Dat weet ik niet precies. Je zou het min of meer op het gevoel moeten doen. Maar ik had daar tenminste twee vrienden, waarvan er één constant toegang had tot Lutz. Als die er nog is en als ik stiekem terug zou kunnen gaan en contact met hem zou opnemen...' Anderson stak zuchtend zijn hand op. 'Daar was ik al bang voor, dat je met zoiets voor de dag zou komen. Chris, wanneer zullen we jou nou eens genezen van die zucht om uitstapjes te maken? Je weet wat Amalfi daarover gezegd heeft.' 'Ja, maar dit gaat om iets heel anders,' kwam Carla tussenbeide. 'Ja maar... o, al goed, al goed, ik zal dan nog één stapje verder gaan.' Hij tikte nog eens op de schakelaar en zei tegen de lucht: 'Commentaar hierop?'
'WIJ RADEN EEN DERGELIJKE ONDERNEMING AF, ADJUDANT ANDERSON. DE KANS DAT MENEER DEFORD ZOU WORDEN HERKEND IS ONTOELAATBAAR HOOG.'
'Hoor je het nou,' zei Anderson. 'Amalfi zou ze dezelfde vraag stellen. Hij negeert hun advies meestal, maar in dit geval komt het precies overeen met wat hij zelf al besloten had.' 'Oké,' zei Chris, die niet erg verbaasd was. 'Het was toch nog een beetje wazig idee, moet ik zeggen. Maar het was het enige wat ik kon bedenken.' 'D'r zit een heleboel in. Ik zal de burgemeester vertellen over die twee punten van jou, en ik zal hem voorstellen dat we iets doen om het grauw in beroering te brengen. Misschien kan hij een andere manier bedenken om dat te organiseren. Niet zo somber, Chris; het is verrekte goed dat je me dat allemaal verteld hebt, dus ga nou niet lopen kniezen als een klein stukje ervan wordt afgewezen. Je kan niet alles hebben, weet je.' 'Weet ik,' zei Chris. 'Maar je kan het toch proberen.' Als Amalfi inderdaad een beter plan had om 'het grauw' van Scranton op te jutten, dan vernam Chris daar toch niets van, en zo hij het uitgeprobeerd had, had het geen merkbaar effect. Terwijl de stad zwoegde bleef Scranton gemelijk zitten waar ze zat, in dreigend stilzwijgen, terwijl de einddatum van het contract van New York steeds dichter bijkwam. Arm en uitgemergeld als Scranton ongetwijfeld was, was ze toch niet van plan toe te geven in het geduldspelletje om zo'n rijke planeet als Argus Drie. Als Amalfi Scranton de wereld af wilde hebben, zou hij de stad eraf moeten gooien, of de politie moeten roepen. Frank Lutz gedroeg zich min of meer zoals Chris had voorspeld; tot nog toe tenminste. En toen barstte opeens, in de laatste week van het contract, de bom. Chris vernam het nieuws zoals gewoonlijk van zijn voogd. 'Jouw vriendje Piggy natuurlijk weer!' zei hij nijdig. 'Die had het idee dat hij kon doen alsof hij wilde overlopen om zich in het bestuur van Scranton in te dringen en dan één of andere coup te plegen. Lutz geloofde hem natuurlijk niet, en nou zitten we met de gebakken peren.' Chris was geschrokken, maar hij moest toch ook lachen. 'Hoe heeft hij daar kunnen komen?' 'Dat is nog het ergste. Op een of andere manier heeft hij twee vrouwen wijs gemaakt dat ze voor vrouwelijke spion konden spelen, als verleidelijke concubines of zo, alsof een bandietenregering ooit vrouwen tekort komt, zeker als er hongersnood heerst! Een van de twee is een meisje van zestien en haar familie schreeuwt terecht moord en brand. De andere is een dertigjarige passagier, die de zuster is van een stadsburger, en die is jagerpiloot bij Dulany. De Vroedschap vertelt ons nu dat de zuster licht psychopatisch is, en dat ze daarom nooit voor burgerschap in aanmerking kon komen; maar ze hebben wel haar broer toestemming gegeven om haar vliegen te leren, omdat dat een therapeutische werking scheen te hebben. En dus ging ze ervandoor met het vliegtuig van de commando's, en tegen dat wij het hele verhaal te horen hadden gekregen van de machines, was het allemaal al bekeken.' 'Wou u zeggen dat de Vroedschap Piggy en die anderen het plan hebben horen beramen?' 'Ja, natuurlijk. Ze horen toch alles, dat weet je.' 'Maar waarom hebben ze dat dan tegen niemand gezegd?' wilde Chris weten. 'Ze hebben de opdracht om nooit uit zichzelf met informatie te komen. En dat is maar goed ook, meestal; als ze die opdracht niet hadden, zouden ze de godganse dag op alle kanalen zitten te tateren; ze weten geen maat te houden. Maar Lutz eist nu een losgeld. Een redelijk bedrag zouden we wel betalen, maar wat hij wil is de hele planeet daar had jij weer gelijk aan, Chris; het logisch denken is daar allang overboord gezet, maar wij kunnen hem niet geven wat niet van ons is, en als we het wel konden, zouden we het nog niet doen. Piggy heeft ons een oorlog op ons dak geschoven, en zelfs de machines weten niet wat daar de consequenties van zullen zijn.' Chris liet met een lange zucht zijn adem ontsnappen. 'En wat doen we nou?' 'Dat mag ik niet vertellen.' 'Nee, ik wil niks weten van tactiek of zo. Gewoon in het algemeen. Piggy is tenslotte m'n vriend, ja, dat klinkt nou misschien wel gek, maar ik mag hem echt graag.' 'Als je iemand niet meer mag wanneer hij in de nesten zit, dan heb je hem waarschijnlijk nooit gemogen,' beaamde de adjudant nadenkend. 'Nou ja, ik kan je toch niet veel meer vertellen. Heel in het algemeen probeert Amalfi tijd te winnen op een manier die Lutz het idee moet geven dat hij bereid is toe te geven, maar die de Argidae gerust stelt; de machines hebben een lijst van sleutelwoorden opgesteld die aan de kolonisten het ene suggereren en aan Scranton iets anders. De beëindigingdatum voor het contract is al over een week, en als we Lutz tot één dag daarvoor aan het lijntje kunnen houden, dan... nou ja, ik mag niet zeggen wat we dan gaan doen. Maar heel in het algemeen gezegd, gaan we erheen en pakken we hem z'n speelgoed af. Dan hebben we nog een dag om het stelsel uit te komen voor de politie aan komt stormen, en als ze ons pakken, dan zien ze tenminste dat we aan ons contract hebben voldaan. En tussen twee haakjes, zo hebben we ook één dag speling om onze betaling op te halen. 'GEBLOKKEERD,' zei de Vroedschap plotseling, zonder dat ze wat gevraagd was. 'O jé. Sorry. Of ik heb al te veel gezegd, of ik stond op het punt mijn mond voorbij te praten. Meer kan ik je niet vertellen, Chris.' 'Maar ik dacht dat ze nooit uit zichzelf iets zeiden!' 'Doen ze ook niet,' zei Anderson. 'Ze zeiden dat niet uit zichzelf. Ze hebben opdracht van Amalfi om alles wat er over de situatie gezegd wordt te bewaken, en af te kappen wanneer er te vrij wordt gepraat. Meer kan ik er niet van zeggen; en leuk is het allemaal bepaald niet.' Nog maar een week, en de einddatum van het contract, zo besefte Chris voor het eerst, viel net op de dag voor zijn verjaardag. In een tijdsbestek van drie dagen zou alles verloren of alles gewonnen zijn, niet alleen voor hem, ook voor Piggy en zijn twee slachtoffers, voor Scranton, voor Argus Drie, voor de stad. En weer wist hij, zo zeker als hij wist dat zijn linkerhand zijn rechter niet was, dat Amalfi's huidige plan niet zou slagen. En weer was de roIs waarop het te pletter zou lopen, de persoon van Frank Lutz. Chris twijfelde er niet aan dat Amalfi Lutz met gemak het onderspit kon laten delven, in elke situatie dat ze tegenover elkaar kwamen te staan, maar dit was iets heel anders. Hij betwijfelde sterk of Lutz kon worden beetgenomen door welke lijst sleutelwoorden van de Vroedschap dan ook, hoe zoet ze ook de honderd ogen van Argus in slaap konden sussen; de bedrijfsleider van Scranton was gewiekst, en ervaren in politiek en machtsstrijd. En nou zou hij bovendien een haast krankzinnige achterdocht koesteren. Achterdocht jegens alles en iedereen was bij hem al gebruikelijk in goede tijden; als hij zijn vrienden al verdacht als de zaken goed gingen, dan zou hij op het uiterste van een catastrofe zijn vijanden toch nauwelijks meer vertrouwen. Chris wist weinig van de politiek van Okiesteden, maar hij kende zijn geschiedenis. En ook kende hij stinkdieren van nabij; hij had zich er vaak over verbaasd hoe hardleers die arme Kelly was; hij kon niet van die beesten afblijven. Maar misschien vond de hond ze aardig. Voor een behoedzame baas konden het aanhankelijke huisdiertjes zijn. Maar de menselijke soort stinkdieren was de moeite niet waard. Dat wist Chris al, na één blik op Frank Lutz. En stel dan dat Lutz niet verraderlijk toe zou slaan, terwijl New York nog probeerde tijd te winnen, en de stad niet zou bedelven onder een regen van projectielen, of wat Scranton ook te verschieten mocht hebben, stel zelfs, dat Lutz zich volkomen liet inpalmen door Amalfi's tactiek, zodat New York hem op het aller laatst zijn stad kon afpakken zonder dat er een schot werd gelost, zonder dat iemand gewond raakte; zelfs dan, en dat was al een onmogelijke opeenstapeling van veronderstellingen, zouden Piggy en de twee vrouwelijke gevangenen het niet overleven. In heel New York kon alleen Chris weten met wat voor verachting Lutz mensen behandelde die onbruikbaar waren aan boord van zijn stad, en alleen Chris kon bij benadering zeggen hoe hij drie zogenaamde vluchtelingen behandelen zou, uit een stad die wel passagiers tolereerde. Piggy's jammerlijke expeditie stond nu waarschijnlijk sintels te scheppen. Als Lutz ze dan nog wel in leven wilde laten, gedurende de komende week, dan zou hij ze toch zeker laten executeren zodra hij zijn rijk zag wankelen, hoe snel Amalfi Scranton ook zou overvallen, wanneer het uur U daar was een bevel om de gijzelaars op te offeren kostte maar vijf seconden. Dat was de enige en echte reden dat in de Middeleeuwen op Aarde de oorlogen zich nog jarenlang voortsleepten nadat alle deelnemende partijen allang vergeten waren, of er zich niet meer om bekommerden, waar het om begonnen was; omdat er losgeld te behalen viel. Zijn voogd had voor dergelijke vergelijkingen geen geduld meer. En Amalfi en de Vroedschap hadden hun standpunt zo duidelijk gemaakt, dat het geen zin had hen er weer over aan te spreken. Als Chris er nu weer over begon, dan zouden ze niet alleen weer NEE zeggen, ze zouden dan alle reden hebben die ze wensen konden om Chris 24 uur per dag te laten bewaken. Maar dit keer wist hij dat ze het bij het verkeerde eind hadden; en dit keer bereidde hij zijn plan zeer zorgvuldig voor, waarbij hij zich steeds tegen de overtuiging moest verzetten dat mensen en machines van die leeftijd geen fouten konden maken, en dat ze hem elk ogenblik te grazen konden nemen. Maar of ze al wisten wat hij van plan was, ze grepen niet in en hielden het voor zich. De volgende avond wandelde hij de stad uit. Niemand probeerde hem tegen te houden. Niemand scheen hem zelfs te zien weggaan. Daar had hij nu precies op gehoopt, maar hij kreeg daardoor wel een ellendig ongehoorzaam en eenzaam gevoel.
Elf: Het schuilhol
Onder normale omstandigheden zou Chris zich nooit 's avonds in een onbekend bos hebben gewaagd, en zelfs in de huidige omstandigheden zou hij anders een uur voor zonsondergang zijn vertrokken, zodat hij niet langer door het donker hoefde lopen dan nodig was, om een stevige afstand te scheppen tussen zichzelf en mogelijke achtervolgers. Maar op Argus Drie had hij een aantal factoren mee. Een daarvan was het richtkompas, een voorwerp dat bij Okies heel gebruikelijk was, en waarvan de naald altijd naar het sterkste mallemolenveld in de buurt wees. Op de meeste planeten hadden de steden de gewoonte om een fractie van het veld in stand te houden, om te zorgen dat de plaatselijke lucht zich niet met die van de stad vermengde, en als de stad op voet van oorlog verkeerde, dan werden de generatoren natuurlijk aan de gang gehouden voor het geval het nodig mocht zijn op stel en sprong te vertrekken. De eerste helft van zijn tocht zou het aanwijzen waar New York lag, en met een gewoon magnetisch kompas kon hij dan de richting bepalen, en daarna zou het kompas standvastig in de richting van Scranton wijzen. En een tweede voordeel was het licht. Argus bezat geen maan, maar wel de honderd ogen van de naburige blauwwitte reuzenzonnen in de sterrenhoop, en daarachter het verspreide licht van de andere sterren, althans in dit deel van het jaar. Het hemellicht was bijna twee keer zo helder als Aards maanlicht, meer dan voldoende om bij te lezen, en scherpe schaduwen te werpen, zij het niet helder genoeg om de kleurgevoeligheid van het menselijk oog te activeren. En wat het belangrijkste was: Chris kende bergen en pijnbossen op zijn duimpje; hij was erin opgegroeid. Hij had weinig bij zich, alleen een rugzak met twee blikjes noodrantsoen, een veldfles, en andere kleren. Die 'verschoning' bestond uit de kleren die hij aan had gehad toen hij naar New York was overgezet; hij had zich moeten vermannen om de Vroedschap te vragen of die nog ergens opgeslagen lagen, ondanks het feit dat hij wist dat de machines nooit iets verklapten wat ze wisten tenzij erom gevraagd werd. Zijn verzoek liet een aanwijzing achter, maar dat gaf feitelijk niet; zodra adjudant Anderson merkte dat Chris weg was, zou hij heus wel weten waar hij heen was. Tegen de ochtend was hij al bijna over de top van de heuvelrug, en tegen het middaguur had hij een grot gevonden, waar aan het andere einde een kleine ijskoude rivier ontsprong. Hij ging heel behoedzaam naar binnen, en zocht zo ver als hij kruipen kon naar oude beenderen, uitwerpselen, resten van een leger, of andere aanwijzingen dat er een of ander plaatselijk dier huisde. Hij vond niets, zoals hij al verwacht had; dieren houden er meestal niet van in de buurt van stromend water te leven, het is 's nachts te vochtig, en het trekt te veel potentiële vijanden aan. Toen nam hij voor het eerst iets te eten en ging slapen. Tegen de schemering werd hij wakker. Hij vulde zijn veldfles in het riviertje en begon aan de lange klauterpartij, langs de andere kant van de heuvels omlaag. De weg die hij koos was noodgedwongen nogal omslachtig, maar dankzij zijn twee kompassen hoefde hij nooit langer dan een paar minuten aan zijn koers te twijfelen. Lang voor middernacht ving hij zijn eerste blik van Scranton op, dat een dof schijnsel in het dal verspreidde, als dauwdruppels in een spinnenweb. Tegen de ochtend had hij zijn rugzak en zijn New Yorkse kleren, die inmiddels lelijk besmeurd en opengehaald waren, begraven en slenterde hij opgewekt langs de gerooide grens van Scranton in de richting van dezelfde straat waar hij zo lang geleden tegen zijn wil aan boord was gegaan. Dit keer waren er veel dingen heel anders, niet in het minst het feit dat hij nu het apparaatje bezat dat nodig was om door de rand van het mallemolenveld te komen. Hij werd natuurlijk meteen gezien en twee bewakers kwamen de straat uitgedraafd, geeuwend en met rode ogen; kennelijk was het bijna het eind van hun wacht. 'Wat mot dat daar?' 'Paddenstoelen plukken,' zei Chris met een naar hij hoopte achterlijke grijns. 'Niks gevonden. Gek bos hebben ze hier, hoor.' Een van de slaperige bewakers bekeek Chris eens goed, maar zag kennelijk niets anders dan het feit dat hij erg jong was en stadswerkkleding droeg. Hij gaf Chris min of meer uit gewoonte op zijn bliksem, en vroeg toen: 'Waar werk je?' 'De koelschachten.' De bewakers keken elkaar aan. De koelschachten waren diepe, elektrisch verwarmde putten, waar stalen staven heel voorzichtig werden afgekoeld. Van tijd tot tijd moesten ze worden schoongemaakt, maar het kostte teveel om de verwarming helemaal uit te zetten. De mannen die dat werk deden, liet men in asbest pakken in de put zakken, waar ze vier minuten bleven hangen; zolang duurde het voor hun isolerende klompen in brand vlogen. Dan werden ze eruit gehesen, ze kregen nieuwe klompen, en gingen de put weer in, een hele werkdag lang. Alleen geestelijk mis deelden kon je aan zulk hels werk zetten. 'Vooruit dan maar, oen. Gauw weer aan je werk, hoor. En denk erom dat je niet meer hier komt. Je hebt nog geboft dat we je niet kapot hebben geschoten.' Chris knikte krampachtig, grijnsde en ging ervandoor. Het volgende ogenblik holde hij zigzaggend door de armoedige straatjes. Ondanks zijn zelfvertrouwen was hij wel een beetje verbaasd dat hij zich alles nog zo goed herinnerde. Het schuilhol tussen de kratten was er ook nog, precies zoals Frad en hij het achter hadden gelaten, tot en met het stompje kaars toe. Chris at zijn tweede blikje rantsoen leeg en ging in het donker zitten wachten. Lang hoefde hij niet te wachten, hoewel het in het donker eindeloos leek. Een uur nadat de werkdag erop zat, hoorde hij iemand met vaste tred door het doolhof komen, en toen scheen het licht van een zaklantaarn zijn hokje binnen. 'Ha die Frad,' zei hij. 'Dat vind ik fijn om je nog eens te zien; tenminste, zodra je dat licht niet meer in mijn ogen schijnt.' De lichtbundel van de lantaarn zwaaide naar de zoldering. 'Ben jij dat, Chris?' vroeg Frads stem. 'Tja, ik zie het, maar je bent wel een halve meter gegroeid.' 'Dat zal wel. Het spijt me dat ik niet eerder kon komen.' De man ging met een zucht zitten. 'Ik had nooit gedacht dat het je lukken zou, het was alleen maar een ingeving, zodra ik hoorde wie we tegenover ons hadden. Ik hoop dat jij niet ook probeert over te lopen, zoals die drie andere idioten.' 'Leven ze nog?' vroeg Chris, plotseling bang. 'Een uur geleden nog wel. Maar ik zou er niet op rekenen dat het nog lang duurt. Frank wordt met de dag gekker; vroeger dacht ik dat ik hem wel door had, maar nou niet meer. Kom je daarvoor, om die kinderen naar buiten te smokkelen? Dat lukt je nooit.' 'Nee,' zei Chris. 'Tenminste, niet precies daarvoor. En ik wil ook niet overlopen. Maar we vroegen ons af waarom jullie je zo in de nesten hebben laten werken door je bedrijfsleider. Onze Vroedschap zegt dat hij knettergek is geworden, en als de machines dat al doorhebben, dan hadden jullie dat toch ook moeten zien. Je zei het trouwens net zelf.' 'Ja, ik heb wel van die machines van jullie gehoord,' zei Frad langzaam. 'Besturen ze nou echt de hele stad, zoals ze zeggen?' 'Ze besturen het grootste gedeelte. Maar ze zijn niet de baas, dat is de burgemeester.' 'Amalfi, hmmm, om je de waarheid te zeggen, Chris, iedereen weet wel dat Frank over de rooie streep is gegaan. Maar we kunnen er niks tegen beginnen. Stel dat we hem eruit gooien, wat nog niet makkelijk zal zijn, hoor, wat moeten we dan? We blijven met dezelfde ellende zitten.' 'Nou, je zou in elk geval niet meer op gespannen voet verkeren met mijn stad,' opperde Chris. 'Nee, en dat is natuurlijk wel een zeker voordeel. Maar voor de rest zouden we dan nog net zo diep in de penarie zitten. Je kan je naam wel veranderen maar daarmee krijg je nog geen brood op de plank en geld in het laatje.' Hij zweeg even en voegde er toen bitter aan toe: 'Je weet waarschijnlijk dat we bezig zijn te verhongeren? Ik niet persoonlijk, want Frank zorgt wel dat zijn eigen mensen gevoed worden, maar ik eet ook al niet best meer, als ik die gezichten zie die ik op straat tegenkom. Die toer die Frank tegenover Amalfi probeert uit te halen is krankzinnig, dat weten we best, maar buiten dat is er voor ons gewoon geen hoop meer.' Chris zweeg. Het was wat hij had verwacht, maar dat maakte het probleem niet eenvoudiger. 'Maar je hebt nog geen antwoord gegeven op mijn vraag,' zei Frad. 'Wat doe jij hier? Probeer je inlichtingen te verzamelen? Dan had ik misschien mijn mond moeten houden.' Ik probeer een revolutie in gang te zetten,' zei Chris. Het klonk zo plechtstatig dat hij zich geneerde, maar hij kon geen andere manier verzinnen om het te zeggen. Hij moest er daarbij voor oppassen dat hij niets zei wat ronduit onwaar zou zijn, maar dat werd nu steeds moeilijker. 'De burgemeester zegt dat jullie erin zijn gestonken met je contracten, omdat jullie geen machines hebben om ze te beoordelen. Kennelijk gebeurt dat nogal eens met kleinere steden die geen computerbestuur hebben. En de Vroedschap zegt ook dat jullie het huidige karwei wel hadden kunnen uitvoeren.' 'Wacht nou eens even. Niet alles tegelijk. Stel dat we Frank wippen en alles weer goed maken met Amalfi. Zouden wij dan hulp kunnen krijgen van jullie Vroedschap om dit karwei opnieuw op te zetten?' Nu moest hij ernaar beginnen te raden en al heel gauw zou het ronduit liegen worden. 'Natuurlijk. Maar we zouden dan eerst onze mensen terug moeten hebben, Piggy Kingston Throop en die twee vrouwen.' Frad maakte in het vage licht een snel, beslist gebaar. 'Dat zou ik toch wel doen, overeenkomst of niet. Maar Chris, moet je horen, de zaak is verdraaid gecompliceerd. Jouw stad is hier geland om het werk te doen, waarbij wij verstek hadden laten gaan. Als we het nu toch doen, dan krijgt er iemand niet uitbetaald. En het is niet waarschijnlijk dat Amalfi zoiets zou overeenkomen.' 'Burgemeester Amalfi is nog met geen enkele overeenkomst bezig. Maar Frad, je weet hoe het met ons contract met Argus zit. De ene helft bestaat uit het werk dat jullie niet gedaan hadden, dat is zo. Maar de andere helft was, dat we ze van Scranton af moesten helpen. Als jullie nou weer een fatsoenlijke stad worden, in plaats van een bindlestiff, dan krijgen we in elk geval dat deel van het geld, en dat is ondertussen het grootste part. En natuurlijk doet de burgemeester dat liever door jullie te overreden dan door te vechten, want als we gaan vechten dan zullen we al dat geld, en misschien nog wel meer nodig hebben, alleen om onze schade te herstellen.' 'Hmmm. Dat is wel zo. Maar als je wilt dat ik redelijk blijf, dan houd je op met dat woord "bindlestiff". Het is natuurlijk helemaal waar, maar ik kan er goed nijdig om worden. We praten als gelijken, of we praten niet.', 'Dat spijt me,' zei Chris. Ik weet dat allemaal niet zo. De burgemeester zou wel iemand anders gestuurd hebben als hij er iemand voor had gehad die hier binnen kon komen. Maar ik was echt de enige.' 'Oké. Ik ben alleen een beetje prikkelbaar. Maar er is nog wat. De kolonisten. Die zullen ons heus niet opeens vertrouwen omdat we Frank aan de dijk hebben gezet. Zij weten niet dat het door hem kwam, en ze zullen geen enkele reden hebben om de volgende bedrijfsleider wel te vertrouwen. Als we dus die mijnbouw uit het contract weer opnemen, dan zou Amalfi een garantie moeten geven. Zou hij dat doen?' Chris was nu al veel verder gegaan dan hij tegenover zijn geweten kon verantwoorden. Opeens wist hij, dat hij geen stap verder kon doen in het onware en onbekende. 'Dat weet ik niet, Frad. Ik heb het nooit gevraagd en hij heeft er niets over gezegd. Ik denk dat hij de Vroedschap om hun mening zal vragen, en wat die ervan zullen zeggen, dat weet niemand.' Frad ging op zijn hurken zitten en dacht na, terwijl hij met zijn vuist in snel tempo tegen zijn andere hand petste. Even later scheen hij nog een vraag te willen stellen, maar er kwam niets over zijn lippen. 'Nou ja,' mompelde hij ten slotte. In elke overeenkomst zit een lokkertje. We nemen het risico maar. Jij zult hier moeten blijven, Chris. Ik kan Barney en Huggins met gemak met hun koppen tegen elkaar slaan, maar Frank is weer een ander chapiter. Als het gedonder begint, zou hij wel eens een stuk sneller kunnen zijn dan ik, en bovendien kan het hem niet schelen wie er nog meer klappen krijgt. Als 't me lukt om hem aan de dijk te zetten, dan kom ik je zo gauw mogelijk halen, maar je kan beter uit het gezicht blijven tot het voorbij is.' Chris had niets anders verwacht, maar het vooruitzicht om nu weer alle opwinding te moeten mislopen, terwijl hij niks anders deed dan afwachten, was toch wel een teleurstelling. Hij moest daardoor echter wel ergens aan denken. Ik zal hier blijven. Maar Frad, als het ernaar uitziet dat het niet zal lukken, wacht dan niet totdat de zaak hopeloos is. Laat mij het weten, dan kan ik hulp halen.' 'Ja... nou goed dan. Maar als we willen dat dit aanslaat, kunnen we beter geen buitenstaanders in de buurt hebben. Zodra iemand in de stad er lucht van krijgt dat New York hiermee te maken heeft, dan staan zelfs mensen die de pest aan Frank hebben weer achter hem. We zijn de laatste tijd allemaal een beetje gek aan het worden, hier.' Hij kwam overeind met een somber gezicht en raapte de zaklantaarn op. Ik hoop van harte dat je meent wat je zegt,' zei hij. Ik vind dit helemaal niet leuk. Frank vertrouwt me, ik ben, geloof ik, de laatste die hij nog vertrouwt. En op een of andere manier heb ik hem toch altijd gemogen, hoewel ik van het begin af aan heb geweten dat hij een schoft was. Dat heb je zo, met sommige mensen. Dat zal geen geintje worden om hem zo te verraden. Ja, hij heeft het natuurlijk aan alle kanten verdiend, maar toch, ik zou het niet doen als ik niet meer vertrouwen had in jou.' Hij draaide zich met een ruk om en liep naar de toegang van het doolhof. Chris slikte eens en zei: 'Bedankt, Frad. Succes.' 'houd je taai. Ik zie je nog wel.' Noodgedwongen bleef Chris niet de hele tijd in het hol zitten, maar toch merkte hij dat hij al snel alle gevoel voor tijd was kwijtgeraakt. Hij at wanneer hij dacht dat hij er behoefte aan had, want hoewel het meeste voedsel uit het schuilhol was weggehaald, had Frad toch één compacte bergplaats over het hoofd gezien, en hij sliep zoveel hij kon. Dat was alleen niet zoveel, want nu hij niets meer omhanden had, viel hij steeds meer aan angst en spanning ten prooi, wat nog erger werd, omdat hij volstrekt niets wist van wat er buiten gebeurde. Ten slotte raakte hij ervan overtuigd dat het tijdstip waarop het contract afliep al voorbij moest zijn. Daarmee was alle kans op slaap verkeken; elk ogenblik verwachtte hij de strijd te horen ontbranden, of het aanzwellende gegons te horen dat zou betekenen dat Scranton voor de tweede maal met hem wegvloog. De enge beslotenheid van het schuilhol maakte de spanning nog helser. Bij het eerste geluidje in het doolhof sprong hij krampachtig overeind en hij zou er als een haas vandoor zijn gegaan als hij maar ergens heen had gekund. Frad zag er afschuwelijk uit bij het licht van de zaklantaarn; hij had een baard van een paar dagen en zag grauw van vermoeidheid. En daarbij had hij nog een pracht van een blauw oog. 'Kom d'ruit,' zei hij kortaf. 'Het is gelukt, voor 't grootste deel.' Chris liep achter Frad aan de schemering van het pakhuis in, dat na de drukkende inktzwarte duisternis van het hol stralend licht scheen, en toen de ondraaglijke schittering van de namiddagzonneschijn in. 'Wat is er met Frank Lutz gebeurd?' vroeg hij ademloos. Frad bleef recht voor zich uit kijken en toen hij antwoord gaf was het met een stem die volstrekt uitdrukkingloos was. 'We hebben ons van hem ontdaan. Over dat onderwerp wordt niet meer gesproken.' Chris zocht haastig een ander onderwerp. 'Wat gaat er nu gebeuren?', 'Er valt nog hier en daar wat te redderen, en daar zouden we wel hulp bij kunnen gebruiken. Als je nu je vrienden roept, willen we ze wel binnenlaten, zolang Amalfi geen complete enterploeg stuurt.' 'Nee, twee man, meer niet.' Frad knikte. 'Twee goeie kerels in volle bepantsering moeten in een dag of twee wel schoon schip kunnen maken, maximaal.' Hij riep een langs vliegende taximaat aan. Toen het voertuig gehoorzaam naast hen tot stilstand kwam, zag Chris dat er een aantal onmiskenbare kogelgaten in zat. Hoe oud die waren kon je natuurlijk niet zien, maar Chris vermoedde dat ze er nog geen week in zaten. Ik breng je nou naar de radio en van daar af kun je het zelf wel af. En dan wordt het tijd om een overeenkomst op te stellen.' En dat zou het ogenblik worden waar Chris bovenal bang voor was geweest, het ogenblik dat hij met Anderson en Amalfi zou moeten praten, en hen moest vertellen wat hij gedaan had, wat hij had aangestookt en waartoe hij hen had verplicht. Hij wist van zichzelf precies hoe hij daar tegenover stond. Hij was ,als de dood. 'Vooruit, kom d'r in,' zei Frad. 'Waar wacht je nou nog op?'
Twaalf: Een onderhoud met Amalfi
De stad werd in gepaste eerbied voor de traditie nog vanuit het Stadhuis geregeerd, maar de stuurhut bevond zich in de mast op het Empire State Building. Daar ontving Amalfi hen, Chris, Frad, en de adjudanten Anderson en Dulany, want hij had er dag en nacht gebivakkeerd gedurende de alarmtoestand, die trouwens nog steeds van kracht was. Het was een verrukkelijk oord, tot aan het plafond toe volgestouwd met schermen, lampjes, meters, automatische grafiekborden en tientallen apparaten waarvan Chris niet had kunnen zeggen wat het waren. Maar hij was meer geïnteresseerd in de burgemeester. Aangezien die op dat ogenlik met Frad in gesprek was had Chris voldoende gelegenheid om hem te bestuderen. De befaamde Amalfi bleek een volslagen verrassing te zijn. Chris kon niet precies meer zeggen wat voor iemand hij in zijn verbeelding had gezien. Iemand die stoer was en mager en ouderwets heldhaftig misschien, maar bepaald niet een tonvormig kereltje met een stierennek, een volstrekt kale kop en enorme handen die eruitzagen alsof hij er stenen mee kon stukknijpen. En het vreemdste accent was de sigaar, die met bijna vrouwelijke finesse tussen de krachtige vingers werd gehouden en waarvan hij met onveranderlijk genot trekjes nam. Niemand rookte in de stad, niemand, omdat er geen ruimte was om tabak te verbouwen. De sigaar was dus meer dan een rangonderscheiding, hij was het symbool van de rijkdom van de stad, zoals de sneeuw die de Romeinse keizers uit de bergen importeerden, en Amalfi behandelde hem dan ook als een kostbaarheid, niet als een rokertje. Als hij nadacht had hij de merkwaardige gewoonte de sigaar voor zich te houden en ernaar te turen, alsof alles wat er in zijn hoofd omging, geconcentreerd was in dat gloeiende kooltje. Hij zei tegen Frad: 'De werkwijze voor de machinerie is wel omslachtig, maar in principe helemaal niet moeilijk. We kunnen jullie onze kweekapparatuur lenen tot hij zich gedupliceerd heeft; dan kunnen jullie de dochtermachine opnieuw instellen, je voert schroot in, en d'r komen zoveel Vroedschapsmachines uit als je nodig hebt, een derde waarschijnlijk van de hoeveelheid die wij voeren, en dat duurt ongeveer tien jaar. In de tussentijd kun je ze dan mooi gegevens voeren, want in het begin zijn het feitelijk idioten, die alleen in staat zijn te combineren. Intussen zullen wij de opdracht voor jullie herberekenen, op onze eigen machines. En aangezien we de uitkomst zonder meer vertrouwen, en aangezien Chris ons vertelt dat je een man van je woord bent, zullen we vanzelfsprekend borg zijn voor jullie contract met de Argidae.' 'Zeer bedankt,' zei Frad. 'Hoeft niet,' baste Amalfi. 'We krijgen er wat voor terug. We krijgen zelfs meer dan waar we voor betaald hebben, want we hebben wat van jullie geleerd. Hetgeen mij brengt op onze drastische vriend, meneer deFord.' Hij draaide zich om naar Chris, die zonder veel succes het hart probeerde door te slikken dat in zijn keel begon te kloppen. 'Ik neem aan dat je beseft, Chris, dat het vandaag voor jou D-Day is, ofwel je achttiende verjaardag.' 'Ja meneer, en of.' 'Goed; ik heb een baan voor je als je hem hebben wil. Ik heb vanaf het ogenblik dat hij onder mijn aandacht werd gebracht, erop zitten studeren, en ik kan alleen maar zeggen dat je het zelf hebt aangehaald, het is je verdiende loon.' Chris slikte opnieuw. De burgemeester bekeek schattend zijn sigaar. 'Voor die baan is nodig een heel vreemde combinatie van vaardigheden en karaktereigenschappen. Om met die laatste te beginnen: er is ondernemingslust en stoutmoedigheid voor nodig, verbeeldingskracht, en een bereidheid om te improviseren en soms om omwegen af te snijden, plus de gave om met één blik een complexe situatie te overzien. Maar tegelijkertijd is er behoefte aan een zekere behoudzucht, zodat zelfs de stoutmoedigste plannen en daden altijd zo zullen uitvallen, dat ze zo weinig mogelijk materiaal, mensen, tijd en geld zullen kosten. Aan welke klasse van werkzaamheden doet dat je tot nu toe denken?' 'BEVELVOERENDE MILITAIRE OFFICIEREN,' verkondigde de Vroedschap prompt. 'Ik had het niet tegen jullie,' gromde Amalfi. Hij was duidelijk geërgerd, maar het leek Chris een oude ergernis, voornamelijk uit gewoonte. 'En, Chris?' 'Nou ja, ze hebben natuurlijk wel gelijk. Misschien dat ik dat zelf ook wel in gedachten had, maar dat durf ik niet met zekerheid te zeggen. Maar alle grote generaals passen wel in dat patroon.' 'Oké. Wat die vaardigheden betreft, die zijn wel allemaal noodzakelijk, maar één ervan is doorslaggevend. De man in kwestie moet een eersteklas cultureel morfoloog zijn.' Chris herkende de term uit het werk van Spengler dat hem was ingegoten. Het ging om een geleerde die een beschaving op elk punt van zijn ontwikkeling kon bezien, en verbanden kon leggen met elke andere beschaving in een vergelijkbaar stadium, en die dan een uitgewerkte voorspelling kon opstellen over hoe deze mensen op een bepaald voorstel of een bepaalde gebeurtenis zouden reageren. Dat was zeker geen vaardigheid waar een generaal ooit behoefte aan zou hebben, vooropgesteld dat die de tijd zou hebben om dergelijke kennis te ontwikkelen. 'Je hebt er die eigenschappen voor, dat is zeer duidelijk, en ook de aanleg voor de benodigde vaardigheden. De meeste Okies vertonen die trouwens wel, maar nooit in die mate als het bij jou schijnt voor te komen. De vaardigheid zelf kan natuurlijk alleen met veel oefening te voorschijn komen, mettertijd... maar tijd krijg je genoeg. De Vroedschap stelt een proeftijd van vijf jaar voor. Wat de stad betreft, wij hebben een dergelijke betrekking nooit gekend in ons systeem, maar een bestudering van Scranton en andere, meer succesvolle steden, heeft ons ervan overtuigd dat we er behoefte aan hebben. Ga je ermee akkoord?' Een wilde mengeling van trots en verbijstering tolde gonzend rond in Chris' hoofd. 'Neem me niet kwalijk, meneer de burgemeester, maar waar gaat het precies om?' 'Bedrijfsleider van de stad.' Chris keek adjudant Anderson met open mond aan, maar zijn voogd zag er even verbluft uit als hij. Even later echter schonk hij hem een plechtige knipoog. Chris kon geen woord uitbrengen, maar ten slotte slaagde hij erin te knikken. Meer bedrijvigheid zat er bij hem op dat moment niet in. 'Mooi. De Vroedschap had al voorspeld dat je accepteren zou, dus vanmorgen zijn je in je eerste maaltijd morticiden toegediend. Welkom als stadsburger, meneer DeFord.' Maar zelfs op dit ogenblik leek het Chris of een deel van zijn geest los van hem stond. Hij dacht aan de reden waarom hij in het begin naar levensverlenging had verlangd: de hoop dat hij ooit, op een of andere manier, weer naar huis zou kunnen gaan. Het was nooit bij hem opgekomen dat er tegen de tijd dat dat gebeurde, niets meer zou zijn overgebleven dat hem bond. Zelfs nu leek de Aarde ondenkbaar ver, niet alleen qua afstand; ook in zijn hart. Zijn definitie van 'thuis' was veranderd. Hij had zich een lang leven verworven, maar daarmee nieuwe banden en verplichtingen; geen eeuwige jeugd op Aarde, maar een leven voor de sterren. Hij bracht zijn gedachten met moeite terug naar de stuurhut. 'Hoe is het met Piggy afgelopen?' vroeg hij benieuwd. Ik heb met hem zitten praten op de terugweg. Hij schijnt nu toch heel wat geleerd te hebben.' 'Te laat,' zei Amalfi en zijn stem was streng en onbuigzaam. 'Hij heeft zijn lot zelf bepaald: als passagier. Hij bezit ook ondernemingslust en stoutmoedigheid, dat wel, maar allemaal van het verkeerde kaliber, en niet getemperd door een overwogen oordeel, of verbeeldingskracht. En jou zal dat gevaar ook voortdurend wachten, Chris; dat is ook een aspect van het werk. Je doet er verstandig aan dat nooit uit het oog te verliezen.' Chris knikte opnieuw, maar de waarschuwing kon zijn goede bui nu niet bederven, want om de een of andere reden was dit het allerbelangrijkste moment, toen Frad Haskins, de nieuwe bedrijfsleider van Scranton, zijn hand schudde, en schor zei: 'Nou, collega; terzake!'
Aardling, kom thuis
De ruimtevaart ging, te midden van de ineenstorting van de grote westelijke beschaving van de Aarde, van start als oorlogswapen. De uitvinding van Muirs bandmassamotor bracht de eerste ontdekkingsreizigers tot aan Jupiter; de antizwaartekracht werd, ofschoon al eeuwen eerder gepostuleerd, ontdekt door de Jupiter expeditie van 2018, de laatste ruimtevlucht met Muiraandrijving die in opdracht van het Westen werd volvoerd, voor deze beschaving volledig zou uitdoven. De bouw van de Brug op het oppervlak van Jupiter, door middel van afstandsbesturing, veruit het meest reusachtige en in vele andere opzichten het meest nutteloze constructieproject dat de mens ooit had ondernomen had directe en nauwkeurige metingen van het magnetisch veld van Jupiter mogelijk gemaakt. Die metingen bleken de definitieve bevestiging aan te dragen van de vergelijkingen van Blackett-Dirac, die al in 1948 een rechtstreeks verband hadden verondersteld tussen magnetisme, zwaartekracht, en de draaisnelheid van een lichaam. Tot aan dat ogenblik had men nog nooit iets met de hypothese van Blackett-Dirac gedaan; ze bleef een geliefkoosd onderwerp voor theoretisch wiskundigen, en meer niet. Maar de theoretici en hun hypothese konden onverwacht met de eer gaan strijken toen uit de vele vellen met wiskundige tekens, en de monkelende gedachtewisselingen over de kracht van een veld dat zou kunnen worden opgewekt door een enkele roterende elektronenpool, opeens de gravitronpolariteitsgenerator van Dillon-Wagoner verrees, bijna onmiddellijk de mallemolen gedoopt, om wat hij met de elektronen uitvoerde. Kant en klaar, met alles erop en eraan, waren daar hyperaandrijving, meteorietenscherm en antizwaartekracht tegelijk gearriveerd in een keurig pakje met het opschrift:
'G = 2 (PC/BU)
Iedere beschaving heeft een wiskunde die karakteristiek voor haar is, en waaruit toriografen de onverbiddelijk daaruit volgende maatschappelijke vorm kunnen aflezen. De bovenstaande formule, uitgedrukt in de algebraïsche vormen van de Magiaanse beschaving, en vooruitwijzend naar de matrixmechanica van het Nieuw Nomadentijdperk, was en bleef in essentie een ontdekking van het Westen. In het begin leek de voornaamste betekenis van de formule te liggen in het feit dat ze gebaseerd was op een afwijking van de waarde C, de snelheid van het licht, als snelheidslimiet. Het Westen maakte in de laatste vijftig jaar van zijn bestaan gebruik van de mallemolen om kolonisten uit te zetten tussen de dichtstbijzijnde sterren; maar zelfs toen besefte het nog niet de macht van het wapen dat het in zijn bevende handen had. Het punt was, dat het Westen nooit ontdekte dat de mallemolen naast beschermen, en aandrijven met een snelheid groter dan die van het licht, ook letterlijk alles de hoogte in kon krijgen. In de eeuwen die daarop volgden werd het hele begrip ruimtevaart vrijwel vergeten. De nieuwe beschaving op Aarde, het bekrompen planetaire despotisme dat door geschiedschrijvers de Bureaucratische Staat wordt genoemd, dacht niet in die richting. Ruimtevaart was een natuurlijk, zij het verlaat, gevolg geweest van het Westerse denken, dat altijd naar het oneindige had gehaakt. De Sovjets waren echter zo hevig tegen het hele idee gekant, dat zij hun schrijvers zelfs verboden er gewag van te maken. Waar het Westen zich als een woudreus had verheven op de rotsklomp die de Aarde was, verbreidden de Sovjets zich over de planeet als korstmossen; steeds vaster werd hun greep, en verder vergenoegden ze zich ermee rond de voeten te spelen van de zuilen van zonlicht die het Westen had getracht te beklimmen. Zo was de Bureaucratische staat geboren, zo had hij gezegevierd, en zo was hij van plan te behouden wat hij had. Er had nooit een daadwerkelijke militaire verovering van het Westen door de Sovjets plaatsgevonden. Ja, in 2105, de datum die meestal wordt toegekend aan de val van het Westen, zou een dergelijke oorlog de Aarde van de ene dag op de andere vrijwel hebben ontvolkt. In plaats daarvan hielp het Westen grif mee zichzelf te veroveren, in een lang en pijnlijk proces, dat door vele mensen werd voorzien, maar dat onmogelijk te stuiten was. In zijn angst door de vijand te worden geïnfiltreerd, had het Westen zijn eigen denkpolitie in het leven geroepen, die gedurig strenger werd. Op het laatst was er tussen de twee tegenstanders geen verschil meer; en aangezien de Sovjets veel meer ervaring hadden met een dergelijke monolithische regering dan het Westen, werd zonder bloedvergieten de heerschappij der Sovjets een voldongen feit. Het verbod op het denken over ruimtevaart strekte zich zelfs uit tot de speculaties van natuurkundigen. De alomtegenwoordige denkpolitie kreeg onderricht in ballistiek en andere disciplines van de ruimtevaart, en kon dergelijk werk, onaardse activiteiten, zoals het genoemd werd, ruimschoots voordat het stadium van proefnemingen bereikt was, al opsporen. De denkpolitie was echter niet in staat kernonderzoek te verbieden, omdat daarop de macht van de nieuwe staat gevestigd was. En juist door bestudering van het magnetisch moment van het elektron was Blackett tot zijn vergelijking gekomen. De nieuwe staat had de mallemolen verboden, want het was een veel te mooie ontsnappingsmethode, en de denkpolitie was er niet van op de hoogte gesteld dat de oorspronkelijke vergelijking tot gevaarlijk en verboden gebied behoorde. Zelfs dat dorsten de Sovjets niet bekend te laten worden. En zo werkten de theoretisch wiskundigen, ondanks alle minderheidsgroeperingen die door de Bureaucratische Staat gezuiverd of heropgevoed werden, nietsvermoedend verder aan de vernietiging van die zelfde staat, volstrekt onschuldig aan enige revolutionaire activiteit, zelfs tegenover zichzelf. De mallemolen werd, geheel bij toeval, opnieuw uitgevonden in het kernlaboratorium van de Thorium Trust. Die ontdekking betekende de ondergang van de planetaire beschaving, zoals de dreiging van kernreactor en kernbrand het hoogvliegende Westen neer had gehaald. De ruimtevaart keerde terug. Eerst werd nog, heel voorzichtig, de mallemolen alleen in nieuwe ruimteschepen geïnstalleerd, en ontstond er een, bespottelijk kort, nieuw tijdvak van interplanetaire ontdekkingsreizen. Het wankelend bouwwerk stelde alles in het werk zijn traditionele evenwicht te herwinnen. Maar het zwaartepunt was inmiddels verschoven. Het viel niet langer weg te moffelen dat het verspilling was om mallemolens alleen voor schepen te gebruiken. Er was geen enkele reden meer om voertuigen die mensen door de ruimte vervoerden klein te houden, en bekrompen, om te beknibbelen op het gewicht, en de zaak te organiseren als een schip van marine of koopvaardij. Toen de antizwaartekracht eenmaal daadwerkelijk verwezenlijkbaar werd, was het niet langer nodig speciaal schepen voor ruimtevaart te ontwerpen, want noch massa, noch stroomlijn hadden meer iets in te brengen. Het omvangrijkste en zwaarste voorwerp kon zonder moeite van de Aarde worden getild en weggestoten en over vrijwel elke afstand worden vervoerd. Hele steden konden zo nodig worden verplaatst. En dat gebeurde veelvuldig. De fabrieken gingen het eerst; ze trokken de Aarde rond, van de ene waardevolle vindplaats van delfstoffen naar de andere, en daarna zochten ze het hogerop. De uittocht ving aan. Er kon niets meer tegen worden ondernomen, want intussen was wel gebleken dat deze hele beweging duidelijk in het voordeel was van de Staat. De vliegende fabrieken maakten van Mars het Pittsburgh van het zonnestelsel; de mallemolen tilde mijnbouwmachines en staalfabrieken met hun hele hebben en houwen omhoog en bracht weer leven op de met mos bekorste, roestrode planeet. De lege plek waar Pittsburgh gestaan had, was nu een slakkenkuil vol as. De reusachtige fabrieksinstallaties van de Staal Trust slokten meteoren op en knaagden de ingewanden van satellieten leeg. De Aluminium Trust, de Germanium Trust en de Thorium Trust stuurden fabrieken omhoog om delfstof te winnen op te planeten. Maar fabriek nr. 8 van de Thorium Trust kwam niet meer terug. Met dat simpele feit begon de opstand tegen de planetaire beschaving. De eerste Okiestad suisde weg uit het zonnestelsel om elders werk te zoeken, bij de kolonisten die door het uitgaand tij van de Westerse beschaving waren achtergelaten. De nieuwe beschaving nam tussen deze nomadensteden een aanvang, en toen alles zijn beslag had gekregen bleek de Bureaucratische Staat, zeer tegen zijn wil, gedaan te hebben wat lang geleden al was toegezegd, 'zodra de mensen er rijp voor zouden zijn': hij was afgestorven. De Aarde, die de Staat eens tot de laatste korrel zand bezeten had, was nu vrijwel verlaten. De nomadensteden van de Aarde, de gastarbeiders, de zwervers, de Okies, waren haar erfgenamen. Voornamelijk was dat mogelijk geworden door de mallemolen, maar dit alles zou niet overeind zijn gebleven zonder doorslaggevende bijdragen van twee andere maatschappelijke factoren. Een daarvan was de levensverlenging. De overwinning op de zogenaamde 'natuurlijke dood' was vrijwel voltooid op het moment dat de wetenschapslieden op de Brug het mallemolenprincipe hadden bevestigd, en samen waren ze als twee handen op één ruimtepak. Ondanks het feit dat een mallemolen een schip, of een stad, kon voortdrijven met snelheden die enorm veel hoger lagen dan die van het licht, ging met interstellaire reizen nog een bepaalde hoeveelheid tijd heen. De uitgestrektheid van de Melkweg was zodanig, dat met lange vluchten hele levens heengingen, zelfs met de mallemolen op topsnelheid. Maar toen de dood het hoofd boog voor de morticiden, had 'levensduur' in de oude betekenis afgedaan. De andere factor was een economische, en wel de opkomst van het metaal germanium als het tovermiddel van de fysica van de vaste stof. Lang voor tochten door de verre ruimte een feit werden, had het metaal op Aarde al een gigantische waarde bereikt. Toen het interstellaire handelsgebied werd opengelegd, werd de prijs tot een hanteerbaar niveau omlaag gedreven, waarna het geleidelijk aan zich ontpopte als de stabiele monetaire standaard voor de ruimtehandel. Op geen andere manier hadden de nomaden zaken kunnen doen. En zo viel dus de Bureaucratische Staat, maar de maatschappelijke structuur stortte niet volledig ineen. Aardse wetten bleven bestaan zij het fors aangepast, en niet eens allemaal ten nadele van de Okies. De reizende steden troffen werelden aan die hen een vergunning om te landen ontzegden. Andere planeten stonden hen toe te landen, maar buitten de steden genadeloos uit. De steden vochten terug, maar het waren geen efficiënte oorlogsmachines. Over het geheel genomen werd het Westen eerder gekarakteriseerd door graafmachines dan door gevechtstanks, maar in een treffen tussen die beide stond de afloop natuurlijk al vast; in die situatie kwam geen verandering. Het was natuurlijk zonde om een mallemolen op te sluiten in een zo klein vaartuig als een ruimteschip, maar het is juist de bedoeling dat oorlogsschepen energie verspillen, hoe meer, des te dodelijker. De Aardse politie rekende af met de rebelse steden, waarop de Aarde, uit zelfbescherming, omdat aan de steden behoefte bestond, wetten aannam om de steden te beschermen. En zo handhaafde de Aardse politie haar jurisdictie, maar meestal was de heerschappij van de Aarde maar zwak. Er waren vele hoekjes in de galaxis die de Aarde alleen uit legenden kende, als een mythe, die men wist niet hoeveel duizenden parsecs van hen afstond in ruimte, en duizenden onontkoombare en vastgelegde jaren in geschiedenis en tijd. Sommige werelden herinnerden zich de nu doorbroken tirannie van Wega veel beter, en kenden zelfs de naam niet van de kleine planeet die die heerschappij had omvergeworpen, nee, hadden die naam zelfs nooit gekend. De Aarde zelf werd een parkwereld, met slechts één stad die de aandacht waard was, de slaperige hoofdstad van een melkwegstelsel. De vallei van Pittsburgh bloeide, en rijke mensen gingen erheen op huwelijksreis. Oude bureaucraten gingen naar de Aarde om er dood te gaan. En verder ging nooit iemand er meer heen. ACREFFMONALES : De Melkweg: vijf cultuurportretten
Een: Utopia
Toen John Amalfi het smalle balkon van verweerd graniet opstapte, met de zanderig aanvoelende balustrade, liep zijn geheugen weer eens in de knoop over de betekenis van een woord, iets wat hem vroeger gedurig ergerde, als haperingen in een verder volmaakt geblazen solo op de waldhoorn. Ogenblikken van verwarring als deze waren tegenwoordig heel zeldzaam, maar hij vond het nog steeds lastig. Ditmaal kon hij maar niet besluiten hoe hij het moest noemen waarnaar hij op dat ogenblik op weg was. Een klokkentoren of een scheepsbrug? Het was eenvoudig een kwestie van semantiek, natuurlijk, en het hing helemaal, zoals een van de oudste gezegden luidde, af van hoe je het bekeek. Het balkon liep rond de klokkentoren van het Stadhuis. Maar de stad was een ruimteschip, waarvan een groot deel zo nu en dan vanaf deze plaats werd bestuurd, waar Amalfi de gewoonte had de sterrenzeeën te overzien die de stad bevoer. En daarom was het een brug. Maar het schip was een stad, een stad met gevangenissen en kinderspeelplaatsen, steegjes en straatkatten, en er zat zelfs nog één klok in de klokkentoren, hoewel er geen klepel meer in hing. De stad heette ook nog New York, N.Y. maar dat was, zo zeiden de oude kaarten, misleidend; het vliegende deel van de stad omvatte alleen Manhattan, ofwel New York County. Amalfi's voet stapte over de drempel en kwam zonder merkbare aarzeling op het graniet terecht. Zo'n tweestrijd in miniatuur was hem wel vertrouwd; hij had ze vaak genoeg meegemaakt in de eerste jaren nadat de stad het luchtruim had gekozen. Het was moeilijk om termen vast te stellen voor vertrouwde plaatsen en dingen nadat alles volslagen veranderd was door het reizen door de ruimte. De moeilijkheid was dat de klokkentoren van het stadhuis, hoewel hij er net zo uitzag als in 1850, inmiddels de brug van een ruimteschip was geworden, zodat geen van beide termen het samengestelde resultaat eigenlijk precies kon omschrijven. Amalfi keek omhoog. Ook de lucht zag er ongeveer uit als vroeger in 1850, op een heel heldere avond. Het mallemolenveld dat de vliegende stad volledig omsloot, was zelf onzichtbaar, maar het liet alleen elliptisch gepolariseerd licht door, zodat de sterren, die in de ruimte altijd als felle puntjes werden waargenomen, verwaasden, waarbij het veld de helderheid ook nog eens met een drie magnituden verminderde. Afgezien van het zachte gegons in de verte van de mallemolens, bepaald een veel zachter geluid dan het meerstemmig gebulder van het verkeer dat in vroeger dagen, voor steden vliegen konden, de karakteristieke klank van de stad was geweest, wees niets erop dat de stad door de leegte tussen de sterren suisde, als nomade onder velen. Als hij wilde kon Amalfi zich nog wel die tijd herinneren toen hij burgemeester van de stad was geweest, al was dat maar een heel korte tijd, en toen de Vroedschap besloten had dat het tijd was om op te vliegen. Dat was in 3111 geweest, tientallen jaren nadat alle andere belangrijke steden de Aarde achter zich gelaten hadden. Amalfi was maar krap 117 jaar geweest, toentertijd. Zijn eerste stadsbedrijfsleider was een zekere deFord geweest, die een tijdlang gedeeld had in Amalfi's geamuseerde onwetendheid over hoe hij bekende dingen noemen moest, nu ze volslagen vreemd waren geworden; maar deFord was doodgeschoten door de Vroedschap rond 3300, omdat hij een kolossale inbreuk op het contract van de stad met de planeet Epoch op touw had gezet, die de stad een lelijke aantekening in haar strafregister had bezorgd, die de politie nog niet vergeten was. De nieuwe bedrijfsleider was een jong broekje van amper 400 jaar, genaamd Mark Hazleton, die al even weinig geliefd was bij de Vroedschap als deFord, en om dezelfde redenen, maar die was geboren nadat de stad het hemelruim had gekozen en er dus geen moeite mee had de zaken een passende naam te geven. Amalfi wilde graag geloven dat hij de laatste mens aan boord was die nog wel eens belletjes in zijn bewustzijnstroom geblazen kreeg, door zijn oude Aardse zienswijze op de dingen. In zekere zin verried het feit dat Amalfi zich zo vastklampte aan het stadhuis als het operationeel centrum voor de stad, de oeroude banden die de burgemeester met de Aarde had. Het stadhuis was het oudste gebouw aan boord en daarom was maar een klein deel van de andere gebouwen van daaruit zichtbaar. Het was niet hoog genoeg, en er stonden te veel nieuwe gebouwen omheen. Het kon Amalfi niet schelen. Vanaf de klokkentoren, of de brug als hij hem dan tegenwoordig zo moest noemen, keek hij nooit ergens anders heen dan recht omhoog, met zijn hoofd helemaal achter in zijn dikke stierennek. Hij had tenslotte geen enkele reden om naar de gebouwen rond Battery Park te kijken. Hij had ze al eens gezien. Maar recht boven hem stond een zon, door sterrenzwart omgeven. Hij was al zo dichtbij dat hij als een schijfje te zien was, dat langzaam groter werd. Terwijl Amalfi ernaar stond te kijken, begon de microfoon in zijn hand met korte onderbrekingen te kwetteren. Ik vind het er best aardig uitzien,' zei Amalfi terwijl hij met tegenzin zijn kale hoofd en paar centimeter naar de microfoon toe bewoog. 'Het is een type G, in die buurt, en Jake van Astronomie vertelt me dat twee van hun planeten op Aarde lijken. De Archieven zeggen dat ze allebei bewoond zijn. Waar d'r mensen zijn, is werk.' De micro kwetterde bezorgd, elke lettergreep gelijk benadrukkend, maar zonder erg overtuigend over te komen. Amalfi luisterde ongeduldig toe. 'Politiek!' zei hij toen. En de manier waarop hij het zei maakte er een schuttingwoord van. De microfoon zweeg; Amalfi hing hem terug op het haakje aan de balustrade en liep dreunend de antieke stenen trap weer af die van de brug, of klokkentoren, omlaag voerde. Hazleton zat op hem te wachten in het bureau van de burgemeester. Hij trommelde met zijn slanke vingers op het tafelblad. De huidige bedrijfsleider was een lange, magere, onsamenhangend geproportioneerde figuur. De manier waarop hij zich in Amalfi's stoel gedrapeerd had, gaf hem een aartslui voorkomen. Als slinkse inspanningen een teken waren van luiheid, dan wilde Amalfi met liefde Hazleton tot luiste man van de stad uitroepen. Of hij luier was dan enig ander buiten de stad deed er niet toe. Wat er buiten de stad voorviel was niet meer van wezenlijk belang. 'En?' vroeg Hazleton. 'Aardig,' bromde Amalfi. 'Een leuke gele dwergster met alles erop en eraan.' 'Tuurlijk,' zei Hazleton met een wrang lachje. Ik snap niet waarom je erop staat om telkens persoonlijk te gaan kijken naar elke ster die we passeren. Je hebt schermen hier in je kantoor, en de Vroedschap heeft alle gegevens al. Voor we hem konden zien wisten we al wat voor zon het was.' 'Ik wil het graag zelf zien,' zei Amalfi. Ik ben hier niet voor niks vijfhonderd jaar burgemeester. Ik weet het nou eenmaal nooit met een ster, tot ik hem met eigen ogen heb gezien. Dan weet ik het. Beelden zeggen me niks, je kan ze niet voelen.' 'Kletskoek,' zei Hazleton zonder er iets kwaads mee te bedoelen. 'En wat zegt Uwe Gevoeligheid dan wel over deze?' 'Het is een goeie zon, hij staat me wel aan. We gaan landen.' 'Goed, zal ik je dan eens vertellen wat er daarginds gaande is?' 'Dat weet ik, dat weet ik,' zei Amalfi. Hij zette met z'n zware stem het zenuwachtige overdreven toontje op waarmee hij gemeenlijk de mechanische spraak van de Vroedschap nabauwde: '"DE POLITIEKE SITUATIE is BUITENGEWOON ERNSTIG". Ik maak me eerder zorgen om de voedselsituatie.' 'Zo, is het daar dan zo slecht mee gesteld?' 'Nog niet. Komt nog wel, tenzij we ergens landen. Er is weer een mutatie opgetreden in de kweekbakken met chlorella; waarschijnlijk toen we door dat stralingsveld gingen bij Sigma Draconis. We krijgen nu voor wat de vetten betreft een opbrengst van rond de achttienduizend kilo per hectare.' 'Dat is niet gek.' 'Nee, maar het zakt gedurig af, en het tempo waarin het afzakt neemt steeds toe. Als we dit geen halt kunnen toeroepen, dan hebben we over een paar jaar helemaal geen algen meer. En we hebben niet genoeg reserve aan ruwe olie om het mee uit te zingen tot aan de dichtstbijzijnde ster. Tegen die tijd zitten we mekaar op te peuzelen.' Hazleton haalde zijn schouders op. 'Allemaal als, chef,' zei hij. 'We hebben nog nooit een mutatie gehad die we er niet onder konden krijgen. En het is niet zo prettig daar, op die twee planeten.' 'Nou goed, dan zijn ze in oorlog. Dat hebben we wel eens eerder meegemaakt. We hoeven toch geen partij te kiezen. We landen op de planeet die het meest geschikt is...' 'Ja, ja, best allemaal, als het een gewone interplanetaire burenruzie was. Maar toevallig is een van die werelden, de derde vanaf de zon een soort zelfstandige poliep van het oude Hruntaanse rijk, terwijl de binnenste wereld een nakomeling is van de Hamiltonianen. Ze zijn nu al een honderd jaar met tussenpozen in oorlog, zonder enig contact met de Aarde. En nu heeft de Aarde ze juist gevonden.' 'Ja en?' vroeg Amalfi. 'En de Aarde komt ze allebei even de mantel uitvegen,' zei Hazleton grimmig. 'We hebben zojuist een officiële waarschuwing ontvangen van de politie dat we moeten maken dat we wegkomen.' De gele zon boven de stad was nu een stuk kleiner. De vliegende wereldstad, op kwartsnelheid bij de twee strijdende werelden vandaan geslopen, kroop heimelijk de beschutting binnen van de ijskoude blauwgroene slagschaduw van een van de verwoeste reuzenplaneten van het stelsel. Kleine maantjes draaiden in kwartet een onderkoeld menuet tegen de schuine banen van ammoniakstormen die de gasreus bestreepte. Amalfi keek gespannen naar de schermen. Dergelijke manoeuvres zo dicht bij een planeet, waarbij de stad in een hele reeks tegenstrevende zwaartekrachtinvloeden in evenwicht moest worden gehouden, luisterden zeer nauw, en hij was dat helemaal niet zo gewend. Normaal liet de stad gasreuzen links liggen. Zijn eigen meer dan natuurlijke invoelvermogen van de ruimtelijke condities waarin hij leefde, moest nu worden ondersteund door elke elektronische hulpbron die hij kon aanboren. 'Tweeëndertigste Straat, je bent te sterk,' zei hij in de microfoon. 'Jullie hebben een uitstulping van bijna twee booggraden op het scherm. Neem terug.' 'Teruggenomen, chef.' Amalfi keek gespannen naar het beeld van de reuzenplaneet en zijn kille dienstmaagden. Met een boog ging zoetjes een naald omlaag. 'Uit!' Er voer een huivering door de hele stad, en toen was het stil. De stilte was een beetje beangstigend; het verre gegons van de mallemolens maakte deel uit van de vertrouwde omgeving, en als het geluid werd gedempt werd je vreemd kortademig, alsof het opeens benauwd was geworden. Amalfi geeuwde onwillekeurig; een reactie van zijn middenrif op een vermeend zuurstoftekort. Hazleton geeuwde ook, maar zijn ogen glinsterden. Amalfi wist dat zijn bedrijfsleider er danig plezier in had; het plan was van hem afkomstig, en daarom bekreunde hij zich er niet meer om of de stad vanaf dit ogenblik gevaar zou lopen of niet. Hij spande zich nooit meer in dan nodig was. Amalfi hoopte alleen maar dat Hazleton dit keer niet zichzelf, en de stad, had vergokt. Het was al eens eerder kantjeboord geweest met die plannetjes van Hazleton. Die episode op Thor v bij voorbeeld. Van alle planeten in de bewoonde Melkweg was Thor v wel de laatste waar een Okiestad zich kon veroorloven iets uit te halen. De eerste Okiestad die Thor v ooit meemaakte, was een organisatie die de stadsnaam had laten vallen en zich de Interstellaire Koopmeesters was gaan noemen. Tegen dat ze Thor v verlieten hadden ze zich nog een benaming verworven: de Dolle Honden. Op Thor v was Okiehaat welhaast ingeboren, en niet zonder reden... 'Nou houden we ons een weekje gedeisd,' zei Hazleton terwijl zijn spatelvormige vingers het schuifje van zijn rekenliniaal heen en weer knipten. 'Zo lang houden we het best uit met ons voedsel. En dat was een heel overtuigende vertrekkoers, die Jake voor ons had uitgezet. De politie is er van overtuigd dat we ondertussen al een eind het stelsel uit zijn, en ze zijn toch niet met genoeg mensen om en twee oorlogvoerende planeten in de gaten te houden, en de ruimte uit te vlooien op zoek naar ons.' 'Hoop je.' 'Logisch, toch?' zei Hazleton met glinsterende ogen. 'Vroeg of laat, binnen een week of wat, zullen ze wel merken dat de ene planeet sterker is dan de andere en dan gaan ze hun hele strijdmacht op die planeet concentreren. Zodra dat gebeurt, maken wij als de donder dat we op die andere planeet komen waar de politiebewaking het zwakst is. Ze zullen het veel te druk hebben om ons te beletten om te landen, of voorraden in te nemen als we eenmaal staan.' 'Ja, dat is allemaal prachtig. Maar we worden dan wel direct bij de zaak van de zwakkere planeet betrokken. Een beter excuus heeft de politie niet nodig om de stad straks te ontbinden.' 'Dat hoeft helemaal niet,' beweerde Hazleton. 'Ze kunnen ons niet ontbinden omdat we een bevel tot vertrek niet hebben opgevolgd. Dat weten ze net zo goed als wij. En zo nodig kunnen we een geding aanspannen waarin we beweren dat het een onmenselijk bevel was. Intussen kunnen ze de opvolging van dat bevel niet afdwingen, zolang we onder de vleugels van een van hun tegenstanders zitten. O ja, ik denk er ineens aan, we hebben een verzoek om af te mogen stappen van een zekere Webster, een reactortechnicus. Hij hoort tot de oorspronkelijke bemanning, en hij is allemachtig goed. Ik zie hem niet graag vertrekken.' 'Als hij eraf wil, dan gaat hij,' zei Amalfi. 'Waar wil hij afstappen?' 'De eerstvolgende haven.' 'Nou, dat zal dit dan wel zijn. Goed...' De intercom op het vluchtpaneel liet een bescheiden boertje horen. Amalfi drukte de knop in. 'Meneer de burgemeester...' 'Jawel.' 'Brigadier Anderson hier, uitkijkpost op Cathedral Parkway. Er komt net een kanjer van een schip om de hoek van die gasreus. We proberen het al op te roepen. Het is een oorlogsschip.' 'Bedankt,' zei Amalfi terwijl hij Hazleton een snelle blik toewierp. 'Schakel naar mij over, wil je, zodra je contact hebt.' Hij draaide aan de schijf van de visor tot hij de sector van de planeetrand had gevonden tegenover de plaats waar de stad zweefde. En ja, daar was een klein scherfje licht te zien. Het onbekende schip bevond zich nog in de straling van de zon, maar ondanks dat moest het toch wel een kanjer zijn om op die afstand nog zichtbaar te zijn. De burgemeester draaide de vergroting op, en kreeg een beeld van een cilinder ter grootte van zijn duim. 'Ze doen geen moeite om zich te verbergen,' mompelde hij. 'Maar nu kan je iets van die afmetingen ook moeilijk verstoppen. Het is zeker driehonderd meter lang. We schijnen ze dus niet bedot te hebben.' Hazleton boog zich voorover en bekeek de zo onschuldig uitziende cilinder aandachtig. Ik geloof niet dat dat een politievaartuig is,' zei hij. 'De oorlogsschepen die ze voor politieacties gebruiken zijn min of meer peervormig, en met een heleboel uitsteeksels en bobbels. Dit schip heeft maar vier geschutstorens en die zijn in de scheepswand ingelaten, gestroomlijnd zoals de ouden dat noemden. Zie je?' Amalfi knikte en stak nadenkend zijn onderlip vooruit. 'Een plaatselijk bouwsel dus. Voor een snelle vlucht door de atmosfeer. Archaïsche uitmonstering. Waarschijnlijk Muir motoren.' De intercom liet weer een oprisping horen. 'Contact met het bezoekende schip gelegd, meneer,' zei brigadier Anderson. Het beeld van het schip en de blauwgroene planeet verdween op slag en vanuit het scherm keek een jongeman met een aardig gezicht hen aan. 'Hoe maakt u het?' zei hij op formele toon. Wat hij daarmee bedoelde begrepen ze niet zo, maar aan zijn toon te horen verwachtte hij er toch geen antwoord op. 'Spreek ik nu met de commandant van... van het vliegende fort?' 'Daar komt het op neer,' zei Amalfi. Ik ben hier de burgemeester, en de meneer naast me is de bedrijfsleider van de stad; we zijn voor verschillende bevelstaken verantwoordelijk. Wie bent u?' 'Kapitein Savage van de Federale Marine van Utopia,' zei de jongeman. Hij glimlachte er niet om. 'Staat u ons toe uw fort of stad of wat het ook is te naderen? We zouden graag een vertegenwoordiger bij u aan boord sturen.' Amalfi knipte de audioverbinding uit en keek Hazleton aan. 'Wat vind je?' vroeg hij. De Utopische officier onthield zich er nadrukkelijk en beleefd van hun lippen te lezen. 'Het kan geen kwaad. Hoewel, het is een groot schip, al is het een museumexemplaar. Ze kunnen die man net zo goed met een sloep oversturen.' Amalfi knipte het circuit weer open. 'Onder de gegeven omstandigheden hebben we liever dat u blijft waar u bent,' zei hij. 'Daar zult u ongetwijfeld begrip voor kunnen opbrengen, kapitein. Maar stuurt u een sloep, als u wilt; uw vertegenwoordiger is welkom. Of we zouden gijzelaars kunnen uitwisselen...' Savage veegde met zijn hand over het scherm om die suggestie af te wimpelen. 'Dat is volstrekt niet nodig, meneer. We hebben gehoord hoe de interstellaire vaartuigen u wegstuurden. Hun vijand moet onze vriend zijn. We hopen dat u wat licht kunt werpen op een op z'n zachtst gezegd verwarrende situatie.' 'Dat zou wel kunnen,' zei Amalfi. 'Als dat voorlopig alles is?' 'Zeker meneer. Sluiten maar.' 'Sluiten.' Hazleton kwam overeind. 'Zal ik die boodschapper ontvangen? Jouw kantoor, goed?' 'Best.' De bedrijfsleider ging de deur uit en Amalfi volgde hem even later, na de controletoren te hebben afgesloten. De stad bevond zich in een omloopbaan en zou daarin blijven tot het ogenblik daar was om haar weer in gang te zetten. Op straat riep Amalfi een taxi aan. Het was nog een eind van de controletoren, die op de hoek stond van de Vierendertigste Straat en de Avenue, naar de Bowling Green waar het stadhuis stond, en Amalfi maakte er een nog langere rit van door de taximaat een route op te geven die een levende taxichauffeur uit een oude, vergeten tijd een aardig zakcentje zou hebben opgeleverd. Hij leunde achterover, beet de punt van zijn hydroponische sigaar en probeerde zich te herinneren wat hij over de Hamiltonianen had gehoord. Een of andere republikeinse sekte waren ze, dacht hij, ergens in de allereerste dagen van de ruimtevaart. Er was grote publieke belangstelling voor geweest... wervingsacties... de regering die er tegen was, verbod en onderdrukking... hmmm. Het was allemaal erg vaag en Amalfi was er helemaal niet van overtuigd dat hij de zaak niet verwarde met een andere gebeurtenis in de Aardse geschiedenis. Ja, maar er had een of andere uittocht plaatsgevonden. Scheepsladingen Hamiltonianen waren uitgetrokken om planeten te koloniseren en modelwerelden op te zetten. Nu hij erover nadacht, één van de toenmalige naties van het Westen volgde in die tijd ook een vorm van Hamiltonisme, een timocratie noemden ze dat. Het was na een tijdje allemaal weer doodgelopen, maar het had zijn sporen achtergelaten. Bijna elke belangrijke politieke stroming na de ontdekking van de ruimtevaart had ergens in de bewoonde Melkweg wel een spoor achtergelaten. Utopia was dan zeker erg vroeg gekoloniseerd. Als de rijksgenoten van Hrunta als eerste waren gearriveerd hadden ze, oudergewoonte, allebei de planeten wel bezet. Het Hruntaanse rijk was iets makkelijker om voor de geest te halen, omdat het veel recenter was dan de Hamiltonianen; maar er viel minder over te onthouden. In de marge van de verkenning van de ruimte waren tientallen flodderige sterrenrijkjes opgebloeid, in de periode dat de Aarde haar greep dreigde te verliezen. Alois Hrunta was toevallig een van de meer succesvolle zelfgebakken keizertjes geweest. Zijn gebied had zich uitgebreid tot de uiterste grens die de communicatiemogelijkheden een autocratie toestonden, en was daarna, nog bijna voor hij vermoord werd, uiteengevallen en in hertogdommen uiteengerukt door zijn twistende zonen. Na verloop van tijd vielen ook de hertogdommetjes weer onder het nominale maar onweerstaanbare gezag van de Aarde en lieten, net als de Hamiltonianen, slechts de erfenis na van een paar verre koloniën; werelden waar een dode droom met zinloze praal nog gediend werd. De taxi daalde en de gevel van het stadhuis gleed langs het raampje van Amalfi's taximaat. Het vroeger goudkleurige devies: Gazonnetje maaien, dame? zag er groener uit dan ooit in het licht van de reuzenplaneet. Amalfi zuchtte. Die politieke ruzies waren altijd zo saai, en gegarandeerd dat ze weer een omvangrijk project zouden maken van een simpele zaak als karweitjes opknappen om je brood te verdienen. Het eerste wat Amalfi zag toen hij zijn kantoor binnenkwam, was dat Hazleton niet op zijn gemak was. Dat was een vrijwel unieke situatie. Nooit had Hazleton zich van zijn stuk laten brengen, door wat dan ook; hij was een vrijwel volmaakt ruimteburger: taai, vernuftig, nauwelijks te verrassen of te overbluffen. Er was verder niemand in het kantoor, alleen een meisje dat Amalfi niet kende; waarschijnlijk een van de parlementair secretaresses die voor een groot deel de binnenstadse zaken afhandelden. 'Wat is er Mark? Waar is die contactman van Utopia?' 'Daar,' zei Hazleton. Hij wees niet echt, maar wat hij bedoelde was niet mis te verstaan. Amalfi voelde hoe zijn wenkbrauwen met een vaartje over zijn brede schedel schoten. Hij draaide zich om en bekeek het meisje eens goed. Ze was knap om te zien: zwart haar met blauwe lichtjes erin, grijze ogen, heel open en een tikje geamuseerd, een klein maar goed gebouwd lichaam, dat aan de stevige kant was. Ze was gekleed in het merkwaardigste kledingstuk dat Amalfi ooit had gezien; ze droeg een soort zak die over haar hoofd was getrokken, met gaten erin voor haar armen en haar hoofd, die bij haar middel strak was ingenomen. Haar heupen en haar benen gingen tot even over de knie gehuld in een grote koker van zwarte stof die bovenaan met een ceintuur sloot. Haar benen waren gehuld in iets wat voor kousen moest doorgaan, kennelijk, van een heel dunne, doorzichtige stof met grote mazen. De zak was genopt met kleine kleurstippeltjes en om haar nek droeg ze een soort sjaal, nee, het was geen sjaal, het was een lintje, ja, wat was dat nu? Amalfi dacht dat zelfs deFord daar geen naam voor zou hebben geweten. Na een ogenblik scheen het meisje te vinden dat hij haar lang genoeg bekeken had, dus draaide hij zijn hoofd om en liep door naar zijn bureau. Achter hem klonk zachtjes haar stem: 'Het was niet de bedoeling opschudding te veroorzaken, meneer. Kennelijk verwachtte u geen vrouw...' Haar spraak was even archaïsch als haar kleren, bijna iets uit Eliot. Amalfi ging zitten en raapte zijn chaotische indrukken bij elkaar. 'Nee, inderdaad,' zei hij. 'We hebben hier echter ook vrouwen op verantwoordelijke posten. Ik denk dat we ons hebben laten misleiden door de Aardse gewoonte om vrouwen niet veel zeggenschap te geven in militaire aangelegenheden. Maar welkom bent u. Wat kunnen we voor u doen?' 'Mag ik gaan zitten? Dank u wel. Ten eerste zou u ons kunnen vertellen waar al die gemene gevechtstoestellen vandaan komen. Het is duidelijk dat ze u kennen.' 'Persoonlijk niet hoor,' zei Amalfi. 'Ze kennen de Okiesteden in het algemeen, meer niet. Het is de politie van de Aarde.' Het pikante gezichtje van het meisje uit Utopia betrok licht, alsof ze het antwoord al had verwacht maar haar best had gedaan om te geloven dat het niet zo zou luiden. 'Dat zeiden ze tegen ons ook,' zei ze. 'Dat... dat konden we niet accepteren. Waarom vallen ze ons aan?' 'Dat zou vroeg of laat toch gebeurd zijn,' zei Amalfi zo voorzichtig mogelijk. 'De Aarde is bezig de onafhankelijke planeten onder zich te brengen, dat is de politiek op het ogenblik. Jullie vijanden, de Hrunta's, zullen net zo worden ingelijfd. Ik denk dat we niet erg overtuigend zullen kunnen uitleggen waarom dat zo nodig is. De Aardse regering neemt ons nu niet bepaald in vertrouwen.' 'O,' zei het meisje. 'Misschien wilt u ons dan helpen? Met dat reusachtige fort van u...' 'Neem me niet kwalijk,' zei Hazleton met een spijtige grijns. 'Maar deze stad is geen fort, dat kan ik u verzekeren. We zijn maar heel licht bewapend. Maar we zouden u natuurlijk op andere manieren van dienst kunnen zijn; we zouden graag tot een overeenkomst komen, eerlijk gezegd.' Amalfi keek hem vanonder zijn oogleden aan. Dat was onvoorzichtig van Hazleton, en niets voor hem ook, om de bewapening van de stad, of liever het gebrek daaraan, uit de doeken te doen tegenover een officier die afkomstig was van een onbekend oorlogsschip. Het meisje vroeg: 'Wat wilt u dan? Als u ons kunt leren hoe die... die politieschepen vliegen, en hoe u uw stad de lucht in krijgt...' 'Kent u de mallemolen niet?' vroeg Amalfi. 'Maar die moet u toch ooit wel bezeten hebben, anders was u nooit zover van de Aarde gekomen.' 'Het geheim van de interstellaire aandrijving zijn we al sinds bijna een eeuw kwijt. We hebben het eerste schip, waar onze voorouders in zijn gearriveerd, nog in een museum staan, maar de motor is ons een raadsel. Hij schijnt niks te doen.' Amalfi dacht bij zichzelf: al bijna een eeuw? Vinden ze dat hier lang? Of zouden ze op Utopia ook geen morticiden hebben? Maar de ascomycine moet toch meer dan een halve eeuw voor de Hamiltoniaanse uittocht zijn ontdekt? Het wordt steeds vreemder. Hazleton glimlachte weer. 'We kunnen u wel laten zien hoe de mallemolen werkt,' zei hij. 'Het is zo eenvoudig dat het geheim niet makkelijk te achterhalen is. En wat ons betreft, wij hebben voorraden nodig, grondstoffen. En olie bovenal. Hebt u die?' Het meisje knikte. 'Utopia is heel rijk aan olie, en we hebben er de laatste vijfentwintig jaar nauwelijks behoefte aan gehad, sinds we de molaire valentie herontdekt hebben, feitelijk.' Amalfi spitste weer zijn oren. Utopia had niet de mallemolen en de morticiden, maar ze hadden iets wat ze molaire valentie noemden. De term zei het al: wanneer je in staat was de binding van moleculen zodanig te veranderen dat een krachtiger adhesie plaats vond dan normaal, dan had je geen mechanische smeermiddelen zoals olie meer nodig. En als Utopia dacht dat ze die techniek hadden herontdekt, nou, zoveel te beter. 'Wat ons betreft, alles wat u ons kunt geven kunnen we gebruiken,' vervolgde het meisje. Opeens zag ze er erg moe uit, ondanks haar gezonde jeugdigheid. 'Ons hele bestaan vechten we al tegen die barbaren van Hrunta, wachtend op de dag dat we hulp zouden krijgen van de Aarde. En nu is de Aarde gekomen, en heft ze haar hand op tegen beide werelden. Er moet wel veel veranderd zijn.' 'Het ligt niet zozeer aan die verandering,' zei Hazleton zacht, 'maar aan het feit dat uw volk niet veranderd is. Als we van de Aarde wegreizen is het alsof we een reis door de tijd maken; op verschillende afstanden van de thuisplaneet vinden we verschillende data. Sterren die heel ver van de Aarde af staan, zoals de uwe, zijn historisch achtergebleven gebieden. En de toestand wordt ingewikkeld wanneer verschillende historische tijdvakken elkaar wederzijds doordringen, zoals uw Hamiltoniaanse tijdperk en het Keizerrijk van de Hrunta's. De twee beschavingen bevriezen elkaar als het ware, op het ogenblik dat ze met elkaar in conflict komen, tja, het is natuurlijk een hele schok.' 'Over praktischer zaken gesproken,' zei Amalfi, 'we zouden graag zelf een plaats uitzoeken om te landen. Als we onze technici met u vooruit mogen sturen naar uw planeet, dan kunnen die een vindplaats voor ons opzoeken.' 'Een vindplaats?' 'Om delfstoffen te winnen. Dat zal toch zeker worden toegestaan?' 'Dat weet ik niet,' zei het meisje onzeker. 'We hebben hevig gebrek aan metalen, vooral staal. We moeten al ons schroot opsparen en...' 'We gebruiken bijna geen ijzer of staal,' verzekerde Amalfi haar. 'Wij hergebruiken wat we nodig hebben, net als u, staal is tenslotte vrijwel onverwoestbaar. Wat wij zoeken is germanium en nog een paar zware metalen voor bepaalde instrumenten. Daar zult u wel genoeg van hebben.' Amalfi zag er de zin niet van in om eraan toe te voegen dat germanium de standaard was van het universele geldstelsel. Wat hij gezegd had was op zichzelf wel waar, en als je met achterlijke planeten te maken had, dan hield je altijd wel het een en ander achter tot je weer weg was. 'Mag ik uw foon gebruiken?' Amalfi ging achter zijn bureau vandaan, en moest toen weer terugkomen omdat het meisje hulpeloos op de knoppen van de visor stond te drukken. Even later gaf ze in grote lijnen hun gesprek weer tegenover de Utopische kapitein. Amalfi vroeg zich af of de Hrunta's Engels verstonden; niet dat hij er bang voor was dat ze het huidige gesprek zouden afluisteren, want de reuzenplaneet schermde dat zeer doelmatig af, aangezien de Utopiërs gewone radiozenders gebruikten in plaats van ultrafoons of Diraczenders, maar wilde het plan van Hazleton slagen, dan was het van het grootste belang dat de Hrunta's de waarschuwing van de Aardse politie aan de stad hadden verstaan en begrepen. Het was een punt dat ze, zo onopvallend mogelijk, nog zouden moeten nagaan. Het zou ook beter zijn de technische informatie, die de stad om zich heen strooide in dit sterrenstelsel, aan strakke banden te leggen. Als de Hamiltonianen, of de Hrunta's, opeens uit zouden botten met Bethézengers, veldbommen en de hele rest van het modernste arsenaal (althans wat modern was geweest, de laatste keer dat de stad in staat was geweest haar archieven aan te vullen; nog geen eeuw geleden) dan zou de politie lang niet blij zijn. En ze zou ook heel goed weten wie de schuld daarvan had. Het was een geruststellende gedachte dat tenminste niemand in de stad wist hoe je een Vernietiger in elkaar moest zetten. Amalfi kreeg opeens het onthutsende beeld voor zijn geestesoog van een horde Hrunta barbaren die in mallemolenschepen uitzwermden vanuit het zonnestelsel om rovend en plunderend een anachronistische zegepraal te behalen, sterren uitdovend als kaarsvlammetjes. 'Het is afgesproken,' zei het meisje. 'Kapitein Savage stelt voor dat ik de technici meeneem in de sloep, dat scheelt in de tijd. En hebt u hier ook iemand die de interstellaire aandrijving kent...' Ik ga wel mee,' zei Hazleton. Ik ben even goed van mallemolens op de hoogte als ieder ander.' 'Komt niets van in, Mark. Ik heb je hier nodig. We hebben daar sleutelaars zat voor. Laten we die Webster sturen; nou krijg hij de kans om af te stappen nog voor we aan de grond staan.' Amalfi gaf snelle bevelen over de beeldloze visor. 'Zo. Als u naar uw sloep wilt gaan, dan staan de juiste mensen u daar al op te wachten, jongedame. Als Kapitein Savage zo vriendelijk wil zijn ons precies over een week op te roepen, en ons te vertellen waar we op Utopia kunnen landen, dan zorgen wij dat we achter deze gasreus vandaan zijn, zodat we zijn bericht kunnen ontvangen.' Er viel een lange stilte nadat het meisje van Utopia was vertrokken. Ten slotte zei Amalfi langzaam: 'Mark, er is toch geen vrouwentekort in de stad.' Hazleton liep rood aan. 'Het spijt me, chef. Het was mijn mond nog niet uit of ik wist al dat het onmogelijk was. Maar ik geloof toch wel dat we wat voor ze kunnen doen; dat Hrunta rijk was een onsmakelijke toestand, als ik mij goed herinner.' 'Daar hebben wij niets mee te maken,' zei Amalfi scherp. Hij vond het onplezierig om tegenover Hazleton zijn gezag zo voelbaar te laten gelden; de bedrijfsleider benaderde nog het meest de zoon die Amalfi uit hoofde van zijn positie nooit had mogen verwekken, de wetten van de Okiesteden voorzagen in uitgebreide beveiligingen tegen het vestigen van iedere soort van dynastie. Alleen Amalfi wist hoe vaak het erom gehangen had of deze jongen met zijn ongrijpbare, immorele brein was door de Vroedschap afgezet, en doodgeschoten; in situaties als de onderhavige werd het voortbestaan van de stad in de waagschaal gezet. 'Hoor eens Mark, we kunnen ons geen voorkeuren veroorloven. We zijn Okies. Wat zeggen die Hamiltonianen ons helemaal? Wat hebben ze zichzelf te zeggen, als het daarom gaat? Ik dacht zoeven wat een ramp het zou zijn als de Hrunta's een Vernietiger te pakken zouden krijgen of een dergelijk wapen, en daarmee opnieuw een sterrenrijk afdwongen. Maar zie jij een beter vooruitzicht in een wedergeboorte van het Hamiltonisme, in deze tijd? Zo op het oog lijkt het makkelijker te slikken, dat geef ik je toe, beter dan een tweede Hrunta tirannie, maar historisch gezien zou het even rampzalig zijn. Deze twee planeten hebben oorlog gevoerd met elkaar om leerstellingen die een half millennium geleden al hadden afgedaan. Geen van beide zijn nog relevant!' Amalfi zweeg om op adem te komen en nam de gehavende sigaar uit zijn mond, die hij met lichte verbazing bekeek. Ik wist dat dat meisje je beïnvloedde in je oordeel, zodra ik besefte dat ik je de les zou moeten lezen. Normaal gesproken ben je de beste cultureel morfoloog die ik ooit heb gehad, en die andere bedrijfsleiders moesten ook echt heel goed zijn. Als je niet met je geslachtsleven in de knoop lag, zou je wel inzien dat deze mensen het slachtoffer zijn geworden van pseudomorfose; het zijn allebei dode beschavingen die de weeën van het verval doormaken, maar ze allebei aanzien voor die van de wedergeboorte.' 'Zo ziet de politie het anders niet,' zei Hazleton verstrooid. 'houd zouden die ook? Die hebben ons gezichtspunt niet. Ik praat niet tegen jou als politieagent. Ik probeer te praten als een Okie. Wat heb je eraan om Okie te zijn als je je met pietluttige grensgeschillen gaat ophouden? Mark, dan kan je net zo goed dood zijn, of weer op Aarde; dat maakt dan toch niets meer uit.' Weer zweeg hij. Praatziekte was niets voor hem; hij geneerde zich een beetje. Hij wierp de bedrijfsleider een scherpe blik toe, en wat hij zag kneep meteen zijn zeldzame ader van welsprekendheid af. Hij voelde, en niet voor het eerst, de wezenlijke eenzaamheid die aan een verziende blik gepaard ging. Hazleton luisterde niet meer. Er was een gevecht gaande toen de stad de vlucht naar Utopia maakte. Het was nogal spectaculair. De Hrunta planeet, tot in de kleinste details van het dagelijks leven op militaire leest geschoeid, had niet gewacht tot het Aards politieleger haar omsingeld had. De Hrunta schepen vochten tot het uiterste, hoewel ze ongeveer even antiek waren als de schepen van Utopia, bemand als ze waren door officieren die geen last hadden van kinderachtige ideeën over de waarde van een mensenleven. Over de uitslag was weinig twijfel mogelijk, maar intussen had de politie het niet bepaald makkelijk. De gevechten waren vanuit de stad niet zichtbaar want de Hrunta planeet was op dat moment bijna veertig graden van Utopia verwijderd. Het was het gestaag groter worden van de afstand tussen beide planeten, waardoor Hazleton voor het eerst op het idee van een heimelijke landing was gekomen. En het was ook Hazleton geweest die de monitors had uitgestuurd, geleide projectielen van nog geen vijf meter lengte, die onzichtbaar aan de rand van het gevechtsgebied zweefden en het met gretige televisieogen gadesloegen. Het was een leerzaam treffen. De politievaartuigen waren als eenheid in tientallen jaren niet meer bij ruimteslagen van enig belang betrokken geweest; en stuk voor stuk genomen, waren maar weinig Aardlingen met iets gevaarlijkers geconfronteerd geweest dan zwakke tegenstanders, die bij de minste dreiging weken. De Hrunta's, duidelijk de mindere wat uitmonstering betrof, waren rijk aan ervaring en hun tactiek was meesterlijk. Ze forceerden een treffen in een gebied dat bezaaid lag met mijnen; het was alsof je op de vuist ging in een brandende bakkersoven, alleen wisten de Hrunta's, die de mijnen gelegd hadden, precies waar het vuur het heetst zou zijn. Hun verliezen waren natuurlijk verschrikkelijk, bijna vijf op één. Maar ze hadden mankracht te over, en het was duidelijk dat officieren die hun eigen leven niet hoog schatten, niet meer waarde zouden hechten aan dat van hun ondergeschikten. Na een tijdje moest zelfs Hazleton het scherm uitzetten en O'Brien opdracht geven de monitors terug te roepen. De slachting was angstaanjagend, niet op zichzelf, maar om de mentaliteit die erachter stak. Zelfs een geharde moordenaar zou het niet uithouden om een tijd lang aan te moeten zien hoe mensen een brand probeerden te blussen door er met huid en haar in te springen. De stad daalde boven Utopia. Zwervende politieverkenners rapporteerden dat, hun berichten waren duidelijk te verstaan in de sectie communicatie van de stad, en die rapporten zouden ooit, later, weer voor de dag worden gehaald om er actie op te nemen. Maar nu, in het heetst van de strijd, had de politie geen tijd om zich het hoofd te breken over wat de stad uithaalde. En wanneer het ze weer wel kon schelen, hoopte de stad al vertrokken te zijn, of onkwetsbaar. De vraag hoe Utopia de belegering van Hrunta bijna een eeuw had weten te weerstaan bleef een raadsel. En het werd een nog groter raadsel toen de stad eenmaal op Utopia geland was. De planeet was levensgevaarlijk radioactief. Steden waren er niet, alleen ziedende withete plassen die niet af zouden koelen voor het mensdom verdwenen was en die aangaven waar eens steden gelegen hadden. Een van de continentale landmassa's was helemaal niet bewoonbaar. Zelfs de lucht deed daar de tellers al zacht klikken. Overdag lag de radioactiviteit net onder de veiligheidsgrens, maar 's nachts, wanneer door het dalen van de temperatuur de gebruikelijke microscopische stijging van het radongehalte in gang werd gezet, een verschijnsel dat de dampkring van elke Aardse planeet vertoonde, kon men er niet meer ademhalen. Utopia was de afgelopen zeventig jaar, bij elke oppositie met de Hrunta planeet, gebombardeerd met splijtbommen en granaten met radioactief stof. Een gunstige oppositie kwam eens in de twaalf jaar voor, anders zou zelfs het ondergrondse leven op Utopia onmogelijk zijn geworden. 'Hoe hebben jullie ze van 't lijf weten te houden?' vroeg Amalfi. 'Dit zijn geboren soldaten. Als ze zich zo te weer kunnen stellen tegen de politie, dan zouden ze met mensen als jullie toch de vloer moeten kunnen aanvegen.' Kapitein Savage, helemaal niet op zijn gemak, zo hoog in de klokkentoren, knipperde tegen het zonlicht en wist een mager glimlachje te voorschijn te brengen. 'We kennen hun truukjes. Het zijn uitstekende strategen, dat geef ik grif toe. Maar in bepaalde opzichten ontbreekt het ze aan verbeeldingskracht. Dat zal wel moeten denk ik, want eigen initiatieven worden ginds niet aangemoedigd.' Hij schoof onrustig heen en weer. 'Laat u de stad hier zo maar open en bloot staan? En 's nachts ook?' 'Ja. Ik betwijfel of de Hrunta ons zullen aanvallen; ze hebben hun handen vol en bovendien weten ze waarschijnlijk dat de politie ook niet dol op ons is, waardoor ze ons niet zonder meer als vijand zullen durven beschouwen, want ze begrijpen dat niet. En wat de lucht betreft, we houden een mallemolenveld aan van nul komma twee procent. Dat merk je verder niet, alleen verandert daardoor het traagheidsmoment van onze eigen lucht net voldoende om het grootste deel van jullie lucht buiten te houden.' Ik geloof niet dat ik daar iets van begrijp,' zei Savage. 'Maar u kent ongetwijfeld uw eigen mogelijkheden het best. Ik moet bekennen, burgemeester Amalfi, dat uw stad een volslagen raadsel voor ons is. Waarom is de politie tegen u? Bent u in ballingschap?' 'Nee,' zei Amalfi. 'En de politie is ook niet precies tegen ons. We staan alleen vrij laag op de maatschappelijke ladder; we zijn gastarbeiders, interstellaire zwervers, Okies. De politie is evenzeer gehouden om ons te beschermen als ieder ander, maar onze mobiliteit bestempelt ons, naar hun idee, tot mogelijke criminelen en die moet je in de gaten houden.' De samenvatting van Savage's reactie op dit alles was het treurige zinnetje dat Amalfi ondertussen als het devies van Utopia was gaan beschouwen. 'Het is allemaal zo veranderd,' zei de officier. 'Maak daar maar een grammofoonplaat van. Maar ik moet zeggen dat ik ook niet begrijp hoe jullie het zo lang hebben weten uit te zingen. Zijn er nooit invasiepogingen geweest?' 'Regelmatig,' zei Savage. Zijn stem klonk somber, maar er viel ook trots in te beluisteren. 'Maar u hebt gezien hoe wij leven. In het gunstigste geval weten we ze af te slaan, in het ongunstigste geval kunnen ze ons toch niet vinden. En de Hrunta's hebben deze planeet zelf praktisch onleefbaar gemaakt. Een groot aantal van hun invasielegertjes heeft het onderspit gedolven als gevolg van hun eigen bombardementen.' 'Maar toch...' 'Massapsychologie,' zei Savage, 'is bij ons min of meer een wetenschap, net als bij hen maar wij hebben een heel andere richting gevolgd. Gecombineerd met de daaruit voortvloeiende kunst van de camouflage, kan het een krachtig wapen zijn. We zijn er tot nog toe steeds in geslaagd, door middel van nagemaakte installaties, kunstmatige weersomstandigheden en vervalste radioactiviteitniveaus, de Hrunta's zover te krijgen dat ze hun invasiekamp precies op de plek inrichten die wij tevoren hadden uitgezocht. Het is een soort schaakspel, je probeert je vijand over te halen, te verleiden een bepaald gebied binnen te gaan, waar je zonder gevaar en met een minimum aan inspanning met hem kunt afrekenen.' Hij keek knipperend omhoog naar de zon, bijtend op zijn onderlip. Na een tijdje voegde hij eraan toe: 'Er is nog een heel belangrijke factor. Vrijheid. Dat hebben wij. En de Hrunta's niet. Zij verdedigen een stelsel dat in aanleg ascetisch is; ik wil zeggen dat het individu maar nauwelijks enige beloning wordt geboden, zelfs na een overwinning niet. Wij op Utopia strijden voor een stelsel dat ons allemaal persoonlijk bevrediging zal schenken, de beloning van de vrijheid. Dat maakt verschil. Onze motivatie is sterker.' 'O, ja, vrijheid,' zei Amalfi. 'Ja dat is natuurlijk iets heel moois. Maar ja, het blijft het oude probleem. Niemand is ooit echt vrij. Onze stad is min of meer republikeins, zelfs een tikje Hamiltoniaans in zeker opzicht, misschien. Maar we zijn bepaald niet vrij van de eisen die onze situatie aan ons stelt, en dat kan ook nooit. En of vrijheid een doelmatige oorlogvoering bevordert, ik betwijfel het. Jullie zijn nu ook niet vrij. Een oorlogseconomie neigt politiek gezien naar dictatuur; dat heeft op Aarde indertijd aan het Westen de doodssteek gegeven. Jullie strijden voor het goede leven van morgen, niet van vandaag. Nou, en de Hrunta's feitelijk ook. Het verschil tussen jullie is alleen een potentieel verschil; maar een verschil dat geen verschil maakt is geen verschil.' 'U bent spitsvondig,' zei Savage terwijl hij opstond. 'Ik geloof dat ik wel begrijp waarom u dat gedeelte van onze geschiedenis niet verstaat. U hebt geen banden, geen geloof. U zult ons het onze moeten vergeven. We kunnen ons niet veroorloven argumenten op goudschaaltjes te wegen.' Hij liep de trap af, zijn schouders onnatuurlijk stijf naar achteren geworpen. Amalfi keek hem met een spijtige grijns na. De jongeman was een merkwaardige figuur; het was of je tegenover een personage uit een historisch toneelstuk stond als je met hem sprak. Alleen blijft een figuur uit een toneelstuk altijd begrijpelijk, al doet hij nog zo raar; Savage had het ongeluk dat hij echt was, en niet het voortbrengsel van een kunstenaar met een boodschap. Amalfi moest opeens aan Hazleton denken. Waar zat die trouwens? Hij was uren geleden vertrokken met het meisje, met een of andere doorzichtige smoes. Als hij niet opschoot zou hij de hele nacht ondergronds moeten blijven. Amalfi vond het niet zo erg om zijn werk alleen te doen, maar er waren in de stad veel taken van de bedrijfsleider die de burgemeester niet efficiënt kon uitvoeren; en trouwens, wie weet was Hazleton wel bezig de stad vast te leggen op zaken die haar helemaal niet uitkwamen. Amalfi liep naar zijn kantoor, beneden, en belde Communicatie. Hazleton had zich niet gemeld. Mopperend ging Amalfi aan de slag om het werk van de stad te organiseren, het eigenlijke werk waarvoor ze de ruimte was ingetrokken, maar dat ze maar zo zelden aantrof. Het hinderde hem dat er geen officieel arbeidscontract was tussen de stad en Utopia; het was niet gebruikelijk, en mocht Utopia, zoals zoveel werelden met grote idealen, bereid blijken te zijn om op een gigantische manier de zaak de bedriegen omwille van haar obsessie, dan had de stad onder de Aardse wetgeving geen mogelijkheid tot verhaal. Mensen met een Doel waren grif bereid allerlei soorten van Middelen te heiligen, en de stad, een tastbaar, zichtbaar Middel, en meer niet, had wel geleerd op te passen voor het omzeilen van formaliteiten. Hazleton was blijkbaar ergens bezig om het een en ander te omzeilen en Amalfi hoopte maar dat hij, en de stad, het overleven zouden. De Aardse politie wachtte ook al niet op Hazleton. Amalfi schrok toch wel enigszins toen hij zag hoe snel de Aardse aanvalsmacht zich herformeerde en versterkte. Hun strategie was een stuk beter geworden sinds de stad ze de laatste keer in actie had gezien. De hemel glinsterde van schepen die op de Hrunta planeet afstoven. Dat was kwalijk. Amalfi had verwacht minstens een paar maanden tijd te hebben om op Utopia een voedselreserve op te bouwen voordat de tocht naar de Hrunta planeet, die volgens het plan van Mark noodzakelijk was, begonnen werd. Kennelijk zou de Hrunta wereld tegen die tijd echter volstrekt ontoegankelijk zijn. Dadelijk zond de burgemeester een alarmsignaal uit. De vliesdunne weerstand die het mallemolenveld de dampkring van Utopia geboden had, werd een keiharde, vol aangedreven muur. De mallemolens draaiden gierend naar het hoogste niveau dat ze konden bereiken zonder de draad van zwaartekracht tussen de stad en Utopia te verbreken. Rondom dat eerst onzichtbare veld verdikte een flakkerende polarisatie zich tot nevelige doorschijnendheid. Aandrijfvelden werden opgefokt en nog maar een klein gedeelte van de lichtstraling, voornamelijk het deel waarvoor het menselijk oog het minst gevoelig was, drong door de velden heen. Voor de Utopische toeschouwer werd de stad donkerbloedrood, en angstaanjagend vaag. Meteen begonnen de boodschappen binnen te stromen. Amalfi negeerde ze; zijn vluchtpaneel, een afgeleide analoog van de panelen in de controletoren, wemelde van de alarmsignalen en alle luidsprekers schetterden door elkaar. 'Burgemeester, we hebben net olie aangeboord in die oude lagen; het barst van de kleischalie...' 'Innemen wat je pakken kunt en aan boord!' 'Amalfi, hoe moeten we hier nou thorium uithalen...' 'Ginds is er nog meer. Isoleren die handel en gauw!' 'Communicatie hier. Nog geen bericht van meneer Hazleton.' 'Blijf het proberen.' 'Vliegende stad! Hallo, vliegende stad! Is er iets? Hallo, vliegende...' Amalfi snoerde hen allemaal de mond met een felle klap langs de schakelaars. 'Dachten jullie dat we hier eeuwig zouden blijven? Klaar voor vertrek!' De mallemolens krijste. Het glinsteren van de schepen die de Hrunta planeet kwamen inspecteren werd met de minuut feller. Het zou erom spannen. 'Draai hem op, daar, op de Tweeënveertigste Straat. Waar dacht je dat je mee bezig was? Een potje thee zetten of zo? Je hebt negentig seconden om die machine vertrekklaar te maken!' 'Vertrekklaar? Burgemeester, daar hebben we minstens vier minuten voor nodig...' 'Je houdt me voor de gek, dat hoor ik al. Dode technici maken geen geintjes, denk daaraan. En nou opschieten!' 'Hallo, vliegende stad...' De vonken zwermden uit in de hemel, als een wervelend stukje vuurwerk. Het waterig flakkeren van het ene puntje licht dat de Hrunta planeet aanduidde ging in het geglinster verloren. Jake van de afdeling astronomie voegde zijn stem bij het koor der klagers. 'Dertig seconden' zei Amalfi. Uit de luidspreker die de niet begrijpende angstige vragen van de Utopiërs had laten horen, klonk kalm de stem van Hazleton: 'Amalfi, ben je niet goed wijs?' 'Jawel,' zei Amalfi. Ik voer alleen jouw plan uit, Mark. Vijfentwintig seconden.' Ik pleit echt niet voor mezelf. Ik vind het hier wel fijn eigenlijk. Ik heb hier iets gevonden dat de stad niet heeft. En de stad heeft daar behoefte aan...' 'Wil jij ook afstappen?' 'Ach, nee!' zei Hazleton. Ik vraag er niet om. Maar als het zou moeten, dan maar liever hier...' Een samentrekkende kramp doorvoer Amalfi's forse lijf; heel even maar. Maar niks gevoelsmatigs; met Mark had het niks uit te staan, één of andere mallemolenaar had er natuurlijk te veel vaart achter gezet. Hij kwam wankelend overeind en gaf over in het fonteintje. Hazleton praatte door, maar Amalfi kon hem nauwelijks verstaan. De klok grijnsde en draaide maar door. 'Tien seconden!' hijgde Amalfi, even te laat. 'Amalfi, luister toch!' 'Mark,' zei Amalfi verstikt. 'Mark, ik heb de tijd niet. Je hebt je keus gemaakt. Ik... vijf seconden... ik kan er nou niks meer aan doen. Als je het daar prettig vindt, blijf dan maar. Ik wens je... ik wens je alle goeds, Mark, heus. Maar ik moet ook aan...' De klok legde vroom zijn smalle wijzers tegen elkaar, '...de stad denken...' 'Amalfi...' 'Draaien maar!' De stad schoot de lucht in. De vonkjes dwarrelden eromheen, en verdwenen.
Twee: Gort
Normaal werd de stad door Hazleton gevlogen. Bij zijn afwezigheid nam een jongeman genaamd Carrel het op zich, al was dat nog nooit gebeurd. Amalfi's hand raakte de stuurknuppel vrijwel nooit aan, behalve waar men zelfs op de instrumenten niet meer aankon. Door de Aardse blokkade heen de Hrunta planeet bereiken was geen sinecure, zeker voor een groene piloot als Carrel, maar Amalfi kon het niet zoveel schelen. Hij zat in elkaar gedoken in zijn kantoor en keek door een grauwe nevel naar zijn schermen, en vroeg zich af of hij het ooit nog weer warm zou krijgen. De plintverwarming in zijn kamer straalde warmte uit zoals altijd, maar het scheen maar niet te helpen. Hij voelde zich koud en leeg. 'Ahoy Okiestad,' snauwde verbeten de ultrafoon. 'Jullie hebben één waarschuwing gehad. Dus nou betalen, en maak dan dat je wegkomt, anders worden jullie ter plaatse ontbonden.' Met tegenzin knipte Amalfi de schakelaar om. 'Gaat niet,' zei hij ongeïnteresseerd. 'Wat?' vroeg de agent. 'Neem een ander in de maling. Jullie bevinden je in een oorlogszone en jullie zijn al op Utopia geland, ondanks ons bevel tot vertrek. Dus ik zou maar die boete betalen en er vandoor gaan, anders zullen jullie er nog van lusten.' 'Gaat niet,' zei Amalfi. 'Dat zullen we nog wel eens zien. Wat let je?' 'We hebben een contract met de Hrunta's.' Een lange en zeer doodse stilte. Ten slotte zei het politievaartuig: 'Uitgekookt, hoor. Goed, zend het contractbewijs over op de band. Jullie weten natuurlijk dat we op het punt staan de Hrunta's in flintertjes te blazen?' 'Zeker.' 'Goed, ga je gang maar, dan. Je mag landen en je moet het dan zelf maar weten. En denk erom dat jullie de volledige periode van het contract uitzitten. Als jullie er eerder afkomen, zorg er dan wel voor dat je de boete kan betalen. En zo niet... zeg maar dag met je handje, dan, Okie.' Amalfi wist een schimmige glimlach op te brengen. 'Bedankt,' zei hij. 'De politie is maar weer je beste kameraad, hè, smerts?' De ultrafoon gromde en sloeg uit. Een wereld van frustratie ging in dat gegrom schuil. De Aardse politie accepteerde formeel de status van de Okiesteden als gastarbeiders wel, maar onofficieel werden de steden in de wachtlokalen van de politiekruisers openlijk voor schooiers uitgemaakt. De kans om een stad te ontbinden deed zich niet zo vaak voor, en was altijd een groot genoegen; het was natuurlijk een hele slag geweest voor de agent in kwestie om zo'n waterdicht roestvrij contract in de weg te zien staan. Maar nu de Hrunta's. Dit was het voorlaatste en meest gevoelige stadium van Hazletons plan, en nu was Hazleton niet aan boord om het uit te voeren. Wat meer was, als zijn Utopische vrienden toevallig hadden gehoord dat Amalfi verklaarde een contract met de Hrunta's te hebben, zat hij nu waarschijnlijk in het gevaarlijkste wespennest van heel zijn loopbaan. Amalfi probeerde er niet aan te denken. Het plan had oorspronkelijk niet voorzien in het tekenen van contracten met een van de planeten; zolang de stad niet wettelijk gebonden was, kon ze opdrachten weigeren, kon ze vertrekken wanneer ze wou, en genoot ze in het algemeen de vrijheid van de werkeloze. Maar het was niet zo gelopen. De snelheid waarmee de politieblokkade was versterkt, had het hem onmogelijk gemaakt de Hrunta planeet zelfs maar te naderen zonder een keiharde wettelijke bescherming. Het verblijf van de stad op Utopia had in elk geval voor een deel aan zijn doel voldaan. De olietanks waren nu iets meer dan halfvol, en de schatkamer van de stad was lekker vol, zij het niet overdadig. Nu nog de zware metalen en radioactieve stoffen; het zou onvermijdelijk enige tijd kosten om die op te sporen en te raffineren, en op de Hrunta planeet zou het nog langer duren dan op Utopia; de wereld van het keizerrijk had, verder van de zon afstaand dan Utopia, naar verhouding een kleinere portie zware elementen meegekregen. Maar er was iets aan te doen. Als ze op Utopia waren gebleven terwijl de Hrunta's werden veroverd, of geconsolideerd, zoals dat officieel op Aarde heette, dan zou de stad uiteindelijk geheel aan de Aardse politiemacht zijn overgeleverd. In het gunstigste geval zou ze toch niet het stelsel hebben mogen verlaten zonder de boete te betalen voor het niet opvolgen van een bevel tot vertrek, en Amalfi was van nature onwillig om van het geld waarvoor de stad had kromgelegen iets af te staan. Zelfs bij de huidige inhoud van de schatkamer zou een boete hen makkelijk bankroet kunnen maken, want de laatste tijd was het werk schaars geweest. De intercom was al een paar minuten bezig om schuchter zijn aandacht te vragen. Toen hij antwoordde, was het: 'Brigadier Anderson meneer. We hebben weer bezoek.' 'Ja,' zei Amalfi. 'Dat zal de Hrunta delegatie zijn. Stuur maar door.' Terwijl hij, kauwend op een uitgegane sigaar, zat te wachten, liep hij snel het contract even door. Het was een standaardcontract, waarin betaling werd geëist in germanium, 'of goederen van gelijke waarde' de verraderlijke clausule, waardoor ze op Utopia geen contract hadden kunnen gebruiken. Het was getekend via de ultrafoon (het bezit alleen al van zo'n richtstraalapparaat plaatste de Hrunta's tot op een eeuw nauwkeurig) en het werk dat de stad zou verrichten was in het midden gelaten. Amalfi hoopte dat de Hrunta's zich op hun beurt zouden verraden wanneer ze op dat punt ter zake moesten komen. De zoemer klonk weer, en Amalfi drukte op de knop die de deur deed opengaan. Het volgende ogenblik was hij er niet zo zeker van of dat nu wel verstandig was geweest. De Hrunta delegatie leek onmiskenbaar een gevechtstroep. Om te beginnen was er een rond dozijn soldaten in strakke roodleren kuitbroeken, glimmende borstkurassen en vuurroodgepluimde helmen; de kurassen waren getooid met een enorme, alweer vuurrode zon. De mannen gingen met een ruk in de houding staan, in twee rijen van zes, aan weerszijden van de deur, en presenteerden een wapen dat een kopie had kunnen zijn van Kammermanns oorspronkelijke mesotrongeweer. Tussen de rijen kwam, geflankeerd door twee mindere goden, die even prachtig en nutteloos getooid waren als papegaaien, een reus geschreden die uit goud gehouwen scheen. Zijn kleding was met gouddraad doorweven; zijn borstkuras en helm waren verguld, zelfs zijn huid was donkergoud gebruind en hij droeg een weelderige goudblonde baard en golvende snor. Hij was alles bij elkaar een volslagen ongerijmde figuur. Hij stootte twee hese woorden uit waarop hakken en wapens op de grond knalden. Amalfi's gezicht vertrok en hij stond op. 'Wij,' zei de gouden reus, 'zijn Markgraaf Hazca, Viceregent van het hertogdom Gort onder Zijne Eeuwige Eminentie Arpad Hrunta, Keizer van de Ruimte.' 'O,' zei Amalfi en knipperde met zijn ogen. Ik heet Amalfi, en ik ben de burgemeester hier. Wilt u niet gaan zitten?' De markgraf wilde wel en voegde de daad bij het woord. De soldaten bleven stram op de plaats rust staan, en de twee ondergeschikte edelen posteerden zich achter de stoel van de markgraaf. Amalfi liet zich met een verhulde zucht van verlichting weer achter zijn bureau zakken. 'Ik neem aan dat u gekomen bent om over het contract te spreken?' 'Dat zijn wij. Er is ons bericht dat u zich onder het grauw op de tweede planeet hebt opgehouden.' 'Alleen een korte noodlanding,' zei Amalfi. 'Ongetwijfeld,' zei de markgraaf droog. 'Wij breken ons het hoofd niet over het doen en laten van de Hamiltonianen; we zullen hen te zijner tijd inlijven bij onze horigen, zodra we die parvenu's van de decadente Aarde zullen hebben verjaagd. In de tussentijd kunnen wij u gebruiken; een vijand van de Aarde moet onze vriend zijn.' 'Dat is logisch,' zei Amalfi. 'Wat kunnen we precies voor u doen? We hebben een heel assortiment apparatuur...' 'Eerst de aangelegenheid van de betaling,' zei de markgraaf. Hij stond op en begon met enorme passen door het vertrek te ijsberen terwijl zijn gouden mantel achter hem uitwaaierde. 'Wij zijn niet bereid in germanium te betalen; dat hebben wij allemaal nodig voor onze transistoren. Het contract spreekt van equivalente goederen. Wat geldt bij u als equivalent?' Opmerkelijk hoe snel de Koninklijke houding verdween zodra het op eerlijk afdingen aankwam. Amalfi zei behoedzaam: 'Wel, u zou ons toestemming kunnen geven zelf germanium te delven...' 'Dacht u dat de voorraden op deze planeet eeuwig meegaan? Zeg ons dat equivalent, en niet een plannetje om via een omweg toch in metaal betaald te worden!' 'Machines, bij voorbeeld,' zei Amalfi. 'Of technieken, tegen een waarde die we zelf gezamenlijk van tevoren bepalen. Wat gebruikt u bij voorbeeld hier als smeermiddel?' De ogen van de grote graaf begonnen te glinsteren. 'Aha,' zei hij zacht. 'Dus u bezit het geheim van de frictievelden. Daar hebben we lang naar gezocht, maar de generatoren van het tuig smelten wanneer we ze aanraken. Kent de Aarde dat proces?' 'Nee.' 'Dan hebt u het dus van de Hamiltonianen? Uitstekend.' De twee ondergeschikte edelen begonnen boosaardig te grinniken. 'We hoeven dus verder geen onzin te praten over gezamenlijk van tevoren bepaalde waarden.' Hij wenkte. Amalfi keek opeens in de loop van twaalf geweren. 'Wat bedoelt u hiermee?' 'U bevindt zich binnen onze verdedigingslinie,' zei Hazca met wolfachtig enthousiasme. 'En waarschijnlijk maakt u het niet lang, tussen de Aardlingen, mocht u door een of ander wonder aan ons ontkomen. U kunt uw technici laten roepen en hen opdragen een demonstratie van de frictieveldgenerator voor te bereiden. Tref tevens voorbereidselen voor de landing. Graaf Nandór zal u duidelijke instructies verschaffen.' Hij beende naar de deur; de soldaten weken eerbiedig uiteen. Toen Amalfi zijn hand uitstak naar de knop om hem uit te laten, draaide de reus zich met een ruk om. 'En probeert u geen verborgen alarmsignaal in werking te stellen,' gromde hij. 'Wij zijn uw stad al op tientallen plaatsen binnengetrokken, en de kanonnen van vier kruisers zijn op haar gericht.' 'Meent u dat u technische informatie onder dwang zult kunnen verkrijgen?' vroeg Amalfi. 'O ja,' zei de markgraaf en zijn ogen glinsterden gevaarlijk. 'Daar zijn we... experts in.' Carrel, de protegé van Hazleton, bleek een heel acceptabele lezing te kunnen houden en leek volkomen op zijn gemak in de galmende barbaarse praal van de markgrafelijke raadskamer. Hij had zijn grafieken aan het dichtstbijzijnde wandtapijt gespeld en een schoolboord op de leuning van een grote stoel gezet waarop, naar Amalfi vermoedde, de markgraaf anders zat; zijn krijtje tekende snelle krullen op het zwart en knerpte oorverdovend onder het kruisgewelf. De markgraaf was zelf vertrokken; vijf minuten van Carrels voordracht waren voldoende om zijn ongeduld te prikkelen. Graaf Nandór was er nog wel, met de gelaten uitdrukking van iemand die het vuile werk weer eens moet opknappen, evenals een stuk of vijf andere edelen. Drie zaten er te babbelen achterin het vertrek, met veel gedempt vet gegrinnik, telkens Carrels verhandeling met rauw gelach onderbrekend. De overblijvende pronkhaantjes, die kennelijk van lagere rang waren, zaten keurig te luisteren met een pijnlijk gezicht en diepe rimpels van de concentratie, als amateurtoneelspelers die een interpretatie gaven van Diep Nadenken. 'Dit zal u dus voldoende de analogie duidelijk maken tussen de bindingsenergie bij atomen en moleculen,' zei Carrel soepel. 'De Hamiltonianen...' hij had gemerkt dat die term de pronkhaantjes ergerde en hij gebruikte hem regelmatig '...de Hamiltonianen hebben aangetoond dat deze bindingsenergie niet alleen verantwoordelijk is voor de verschijnselen adhesie, cohesie en wrijving, maar dat zij tevens onderworpen is aan een verhouding die analoog is aan valentie.' De voorgewende concentratie werd nog ernstiger bij de edelen, tot het ronduit lachwekkend werd. 'Dit verschijnsel van molaire valentie, zoals de Hamiltonianen het zo toepasselijk hebben genoemd, wordt geïntensiveerd door de wrijvingsvelden die zij hebben geprojecteerd in een conditie, die analoog is aan ionisatie. De bovenste lagen van de moleculen van twee elkaar rakende oppervlakken geraken in dit veld in een dynamisch evenwicht; ze verwisselen gedurig en met grote snelheid van plaats, doch zonder verandering van de status quo, zodat tussen de ruwste oppervlakten een glad scheidingsvlak tot stand komt. Het is duidelijk dat dit evenwicht in genen dele de bindingsenergie in kwestie opheft, en dat een zekere hoeveelheid wrijving altijd voor zal komen, doch niet meer dan ongeveer een tiende van de weerstand die men houdt bij de allerbeste systemen van smeer en glijmiddelen.' De edelen knikten in vereniging. Amalfi bekeek hen niet langer, de Hrunta wetenschapslieden baarden hem de meeste zorgen. Ze waren met een rond dozijn, een getal dat de markgraaf kennelijk aanstond. Vier daarvan waren ondergeschikte, angstige mannekens, die voor Carrel niet weinig ontzag schenen te koesteren. Ze zaten wanhopig te schrijven en deden hun best om elk woord op papier te krijgen, zelfs zaken die op geen enkele manier van belang konden zijn, zoals de vele schouderklopjes die Carrel aan de Hamiltonianen uitdeelde. Op een na bestond de rest uit goedgeklede mannen met harde gezichten, die de edelen nauwelijks met eerbied bejegenden en geen aantekeningen maakten. Ook dit type was bekend in een barbaars milieu: top wetenschapslieden, directeuren, geheel en al het regiem toegewijd, die heel goed wisten hoe belangrijk ze waren voor de staat, en die al waren aangestoken met het aristocratische virus om lager geplaatsten hun handen vuil te laten maken met onzindelijke laboratoriumproeven. Sommigen zouden hun positie waarschijnlijk eerder te danken hebben aan hun meedogenloze vaardigheid in het intrigeren ten hove, dan aan enige wetenschappelijke bekwaamheid. Maar de twaalfde man was van een geheel ander kaliber. Hij was lang, mager, had dun haar, en zijn gezicht was een en al enthousiasme terwijl hij naar Carrel stond te luisteren. Een actief denker, deze man, politiek onwetend, het kon hem niet schelen wie er aan het bewind was, zolang hij zijn apparatuur had, en de vrije hand. Zo'n man zou door het regiem worden geduld om wat hij voortbracht, maar hij zou voortdurend onder verdenking staan. Hij was bovendien, naar de mening van Amalfi, de enige aanwezige die in staat was door hetgeen Carrel vertelde heen te prikken en te zien wat Carrel allemaal ongezegd liet. 'Nog vragen?' vroeg Carrel. Een paar, van de kant van de technici, voornamelijk bijzonder dom: hoe maak je dit, hoe loopt de bedrading daar; mensen met initiatief zouden zo niet om de tuin geleid wensen te worden. Carrel gaf gedetailleerd antwoord. De mannen met de harde gezichten vertrokken zonder iets te zeggen, evenals de edelen, die net lang genoeg waren gebleven om hun gezicht niet te verliezen. De geleerde, want wat Amalfi betrof was hij de enige, bleef alleen achter en wierp zich in een vurig hakkelend dispuut over de wiskundige achtergrond die Carrel gebruikt had. Hij scheen er gewoon vanuit te gaan dat Carrel zijn gelijke was, en deze begon al benauwd te kijken toen Amalfi hem naar de andere kant van de zaal riep. De geleerde vertrok, de paar aantekeningen die hij gemaakt had bij zich stekend en nadenkend trekkend aan zijn neus. Carrel keek hem na. 'Ik denk niet dat ik de clou lang voor die knaap verborgen kan houden, meneer,' zei hij. 'Die heeft me hersens... dat geef ik u op een briefje. Met twee dagen heeft die de hele zaak al voor zichzelf uitgedokterd. Die slaapt er vannacht niet van; ik ken dat type.' Ik ook,' zei Amalfi. Ik ken ook barbaarse raadszalen uit ervaring. De wandtapijten hebben oren. Nou maar hopen dat we niet zijn afgeluisterd. Ga mee.' Amalfi bleef zwijgen tot ze veilig in de stad waren, in een taxi. Toen zei hij: 'Je moet echt voorzichtig zijn, Carrel, wanneer je met buitenstaanders omgaat. Je doet het heel aardig, maar je hebt de ervaring niet. Zeg nooit iets buiten de stad, zelfs niet tegen mij, dat niet met je rol overeenkomt. Maar goed, ik ben het met je eens wat die geleerde betreft; ik heb naar hem zitten kijken. En hij kent jou nu, dus ik kan jou niet tegen hem inzetten. Hebben we iemand in jouw organisatie die voor Mark wel ondergronds werk heeft verricht en die de stad niet uit is geweest sinds we op Gort zijn geland? Een ervaren kracht?' 'O ja, minstens een stuk of vier, vijf. Ik heb er zo een voor u.' 'Goed. Zoek een beetje potige vent uit, iemand die met een minimum aan schmink voor huurmoordenaar kan doorgaan en stuur hem dan naar de Indoctrinatie voor hypnopedie. Intussen zul je die wetenschapper nog eens moeten opzoeken. Probeer ergens een plaatje van hem te pakken te krijgen, een tridia als ze die hier hebben. En als je met hem praat kun je alles beantwoorden wat hij je vraagt.' Carrel keek hem niet-begrijpend aan. 'Alles?' 'Technische vragen wel ja. Het maakt nu binnenkort toch niet meer uit wat hij weet. En dat is de volgende praktijkles in buitensteedse relaties, Carrel. Als je op een vreemde planeet bent, moet je het heersende maatschappelijke stelsel zo goed mogelijk benutten. Op een wereld als deze, waar de strijd om de macht nogal heet toegaat, zal politieke moord vrij algemeen zijn; en tien tegen een is er een officieel Moordenaarsgilde, of tenminste een overvloed aan huurmoordenaars.' 'Gaat u... gaat u dr. Schloss laten vermoorden?' Amalfi voelde zich ineens door en door moe door die geschokte uitdrukking op Carrels gezicht. Het opleiden van een nieuwe stadsbedrijfsleider, zó dat de Vroedschap zijn keuze zou bekrachtigen, was een lange en hartbrekende taak, want een groot deel van zo'n opleiding kon alleen in de harde praktijk worden opgedaan. Hij voelde zich vandaag te oud voor dat werk en was zich veel te scherp bewust van het feit dat er in zijn methode iets moest ontbreken, waardoor die taak hem nu weer toe was gevallen. 'Ja,' zei hij. 'Het is doodzonde maar het moet. Onder andere omstandigheden had ik die man graag aan boord genomen, hem kan het niet schelen voor wie hij werkt, maar de Hrunta's zouden hem zeker gaan zoeken, en hem vinden ook. Er moet een onmiskenbaar lijk zijn, en zo mogelijk een plaatselijke zondebok. Jouw mannetje moet, na een cursus van dat Balkanees dat ze hier spreken, ook maar uitzoeken waar er rivaliteit heerst in de wetenschapperkliek, en dan een van die laboratoriumopperhoofden met die haakneuzen de schuld in de schoenen proberen te schuiven. Maar hij moet vermoord worden, voor het voortbestaan van de stad.' Carrel protesteerde niet, want de laatste uitspraak was de alfa en de omega van de Okielogica, maar het was duidelijk dat de verspilling van intellect, die noodgedwongen met het plan gepaard ging, hem ontstelde. Amalfi besloot stilletjes om Carrel de komende dagen heel erg bezig te houden in de stad totdat de Hrunta's hun antiwrijvings installatie aan de gang hadden, tenminste. Het was nu trouwens toch tijd de politie weer eens te sarren, volgens het tijdschema van Hazleton, en hoewel Amalfi genoodzaakt was geweest een groot deel van Hazletons strategie maar te laten voor wat het was, Hazletons tijdschema vereiste bij voorbeeld een verraderlijke Utopische landing op Gort, waarbij de gehele stootkracht van de Hamiltonianen de Hrunta planeet in de handen van de Aardse politie zou spelen, maar het idee om met de politie in onderhandeling te gaan, over het bezit van de planeet, leek nog steeds een verdienstelijk plan. Amalfi stuurde Carrel naar huis en ging naar zijn kantoor, waar hij de plastic stofhoes van een heel weinig gebruikt toestel nam: de Diraczender. Het was de enige vorm van communicatie die de Hrunta's, en natuurlijk ook de Hamiltonianen, niet bezaten; en dat gemis had hun een keizerrijk gekost, want de Dirac bracht berichten ogenblikkelijk over, ongeacht de afstand. Amalfi stak verstrooid een sigaar tussen zijn tanden en begon de hoofdinspecteur van politie op te roepen. Zijn ouderwetse toestel bezat geen scherm, maar de stem van de hoofdinspecteur bracht diens gevoelens onmiskenbaar over. 'Als je van plan was me voor te houden dat we verplicht zijn jullie te beschermen, omdat de Hrunta's contractbreuk hebben gepleegd,' grauwde hij, 'spaar je dan de moeite. Ik heb grote zin die planeet meteen maar op te blazen. Een dezer jaren veranderen ze de Okiewetgeving wel, en dan...' 'Je zou die planeet toch niet hebben opgeblazen,' zei Amalfi rustig. 'De plaatselijke zon zou door de schokgolf tot ontploffing komen en het hele zonnestelsel zou eraan gaan, en dan werd je toch mooi op het matje geroepen. Wat ik nu probeer te doen is jullie de moeite besparen. Als jullie geïnteresseerd zijn, laat dan maar eens horen wat je te bieden hebt.' De inspecteur lachte. 'Ook goed,' zei Amalfi. 'Lach jij maar, uilskuiken. Over zo'n maand of tien word je teruggeroepen en dan kan je patrouille vliegen in de stratosfeer van de Aarde, waar je eens in de twee jaar een vliegtuig te zien krijgt, en dan moet je eens horen hoe je tekeergaat, dat het niet eerlijk is en zo meer. Zodra het ministerie hoort dat je hebt toegelaten dat de Hrunta's en de Hamiltonianen gemene zaak maken, en dat de oorlog de Aarde zo'n twee, driehonderd miljard Oc-dollars gaat kosten, en wie weet zo'n vijfentwintig jaar kan gaan lopen...' 'Je kletst uit je ongewassen nek, Okie,' zei de inspecteur. Maar de bravoure achter z'n kernachtige woorden was niet helemaal spontaan. 'Ze vechten nou al een eeuw met elkaar.' 'De tijden veranderen,' zei Amalfi. 'Het samengaan wordt sowieso afgedwongen, want als jullie het Hertogdom Gort niet willen hebben, ga ik het aan Utopia aanbieden. Het gecombineerde arsenaal zal bepaald indrukwekkend zijn, elke partij heeft wel iets wat de andere niet heeft, en we hebben niet kunnen verhinderen dat ze allebei het een en ander van ons hebben opgestoken. Hoe het ook zij...' 'Wacht eens even...' zei de inspecteur voorzichtig. Hij realiseerde zich heel goed, daarvan was Amalfi volstrekt overtuigd, dat dit gesprek onvermijdelijk beluisterd werd door honderden en misschien duizenden Diracontvangers in heel de bewoonde Melkweg, inclusief die in het hoofdkwartier van de politie op Aarde. Dat was een van de voornaamste kenmerken van de Diracuitzending, en of je dat een tekortkoming noemde of een voordeel hing maar af van het gebruik dat je ervan maakte. 'Wou je zeggen dat jullie de macht daar al in handen hebben? Hoe kan ik weten of je hem houdt?' 'Je hoeft niks te riskeren. Of ik lever jullie de planeet uit, of ik doe het niet. Het enige wat ik wil, is dat jullie die bekeuring doorhalen, dat jullie de band met dat eerste bevel om te vertrekken, uitwissen en dat jullie ons een vrije doorgang verschaffen, het stelsel uit. Als we niet over de brug komen, hoeven jullie dat ook niet te doen.' 'Hmmm.' Gemompel op de achtergrond alsof iemand zachtjes over de schouder van de inspecteur stond mee te praten. 'Hoe wilden jullie dat doen?' 'Dat,' zei Amalfi droog, 'verklappen we niet. Als je er voor te porren bent, bekrachtig de afspraak dan per zender.' 'Geen kwestie van. Jullie hebben geen gehoor gegeven aan een bevel tot vertrek en daar staat een boete op. Basta.' Dat was voldoende voor Amalfi. De inspecteur was natuurlijk niet van plan hem te beloven dat hij zijn band met het bewijs van een overtreding zou uitwissen, terwijl hij op de Dirac zat; maar dat hij over dat ene punt viel betekende dat hij er over het geheel wel voor voelde. 'Stuur me dan een verzegeld vrijgeleide. Ik stop het hele zaakje in de kluis van Markgraaf Hazca; dan krijgen jullie hem terug zodra jullie de planeet krijgen.' Na een korte stilte zei de hoofdinspecteur: 'Nou, goed dan.' De band naast Amalfi begon rond te lopen. Tevreden verbrak hij de verbinding. Als deze coup volgens schema slaagde, zou het een legendarische affaire worden, de politie zou er stijf hun mond over dichthouden, natuurlijk, maar de Okiesteden zouden het verhaal in heel de Melkweg rondbazuinen. Gek, maar nu Hazleton hem in de steek had gelaten trok het vooruitzicht hem helemaal niet aan. Iemand stond aan hem te schudden. Hij wilde vreselijk graag wakker worden, maar hij sliep een slaap zo diep als de dood, en het kwam hem voor dat hij, hoe hard hij ook vocht, de rand van de afgrond niet meer bereiken kon. Gedaanten en gezichten dwarrelden om hem heen, en in het duister voelde hij hoe grote stalen kaken naderbij kwamen. 'Amalfi, word toch wakker man. Ik ben het, Mark; word wakker...' De stalen kaken sloegen met een afschuwelijke klap op elkaar, en de rondwentelende gezichten verdwenen. Blauw licht scheen in zijn ogen. 'Wie? Wat is er?' Ik ben het,' zei Hazleton. Amalfi keek oogknipperend, niet-begrijpend naar hem op. 'Gauw nou, we hebben weinig tijd.' Amalfi ging overeind zitten en keek de bedrijfsleider aan. Hij was te suf om te beseffen of hij blij was of niet, en hij voelde nog de druk van zijn nachtmerrie, een vasthoudende emotie, die nableef uit gedroomde gebeurtenissen die hij zich niet meer herinneren kon. 'Blij je te zien,' zei hij. Gek genoeg leek dat helemaal niet waar; hij kon alleen maar hopen dat het later bewaarheid zou worden. 'Hoe ben je door het politiekordon gekomen? Ik dacht dat dat niet mogelijk was.' 'Geweld en bedrog, de bekende combinatie. Ik leg het later wel uit.' 'Je had het bijna niet gehaald,' zei Amalfi die plotseling energie in zich voelde opborrelen. Is het nog nacht hier? Ja. De grote klap valt pas tegen de middag, anders had ik niet liggen slapen. En daarna zou je hier geen stad meer hebben gezien.' 'Tegen de middag? Dat is niet volgens schema. Maar dat kan wachten. Opstaan chef, er is werk aan de winkel.' De deur naar Amalfi's kamer gleed plotseling open en het meisje van Utopia stond op de drempel, haar gezichtje vertrokken van spanning. Amalfi greep haastig naar zijn jasje. 'Mark, we moeten opschieten. Kapitein Savage zegt dat hij nog maar een kwartier zal wachten. En dat doet hij ook, in zijn hart haat hij jou en hij zou niets liever doen dan ons hier achterlaten bij de barbaren !' Ik kom eraan, Dee,' zei Hazleton zonder zich om te draaien. Het meisje verdween weer. Amalfi staarde de verloren bedrijfsleider aan. 'Zeg wacht eens,' zei hij. 'Wat heeft dat allemaal te betekenen? Mark, je hebt jezelf toch geen idiote persoonlijke reddingsactie aangepraat, wel?' 'Voor één persoon? Nee.' Hazleton grinnikte. 'We halen de hele stad hieruit, en precies volgens schema. Ik wilde je vertellen dat we doorgingen zoals gepland, maar de Utopiërs hebben geen Dirac, en ik wilde de politie ook niet wijzer maken. Kleed je nou aan, toe nou, dan leg ik het onderweg wel uit. De Hamiltonianen hebben gewerkt als paarden om mallemolens te monteren in elk schip dat maar beschikbaar was. Ze hadden al half en half besloten om zich aan de politie over te geven, want tenslotte hebben ze meer gemeen met de Aarde dan met de Hrunta's, maar toen ik ze vertelde wat wij van plan waren, en toen ik ze had laten zien hoe de mallemolen werkt, nou, het was of ze allemaal opeens een hart onder de riem gestoken gekregen.' 'En geloofden ze je zomaar?' Hazleton haalde zijn schouders op. 'Nee, natuurlijk niet. Voor de veiligheid hebben ze een ontsnappingsvloot samengesteld van vijfentwintig schepen, omgebouwde lichte kruisers, die op deze missie zijn uitgestuurd. Ze zitten hierboven.' 'Boven de stad?' 'Ja. Ik hoorde dat de stad werd gekaapt, ik neem aan dat je de radio aan had ten gerieve van de politie, maar het kwam op Utopia ook vrij duidelijk door. Dus toen heb ik ze aangepraat om hun ontsnappingsproject te combineren met een stiekeme geheime vlucht om de stad te escorteren tot buiten het stelsel. Ik moest er wel wat voor smoezen, maar ik heb ze ervan overtuigd dat ze makkelijker het stelsel uit komen als de politie meer dan één ding aan het hoofd heeft. En daar zijn we dan, precies volgens schema.' Hazleton grijnsde weer. 'De politie had er geen notie van dat er Utopische schepen in de buurt van de planeet konden zijn, en hun bewaking is slordig, hoor. Ze weten het nu wel, maar het zal nog even duren voor ze met z'n allen hier zijn, en tegen die tijd zijn wij vertrokken.' 'Mark je bent een romantische kluns,' zei Amalfi. 'Vijfentwintig lichte kruisers, en antieke ook nog, met of zonder mallemolen!' 'Er is anders niets antieks aan de plannen van Savage,' zei Hazleton. 'Hij heeft enorm de pest aan me omdat ik Dee van hem heb afgepakt, maar wat ruimtegevechten betreft weet hij zijn weetje. Dit is een overlevingsvloot voor het Hamiltonisme, niet alleen voor de mensen. Zodra we worden aangevallen, schieten ze alle vijfentwintig een andere richting uit, waarbij ze zich zo fel mogelijk te weer stellen en proberen het tot een reeks individuele treffen te laten komen. Daarmee stellen ze althans een aantal van hun mensen veilig, plus hun ideologie en de stad.' Ik had toch meer van je verwacht dan een heldendaad uit een tweederangs stereo,' zei Amalfi. 'Napoleontisch gedoe! Roekeloos het gevaar trotserend voert de jonge held zijn trouwe bent de veste van de vijand binnen, om de geliefde vorst aan de vertoornde ongelovigen te ontrukken! Bah! De stad blijft waar ze is. Maar als jij met dat zelfmoordeskader mee wil, ga dan je gang!' 'Amalfi, je begrijpt het niet...' 'Dan onderschat je me toch,' zei Amalfi ruw. Hij beende de kamer door naar het balkon, met Hazleton achter zich aan. 'De verstandige Hamiltonisten zijn thuisgebleven, daar kan je donder op zeggen. Het was een goed idee om ze de mallemolen te geven; ze hebben er langer mee kunnen doorvechten en ze hebben de politie fijn beziggehouden waardoor wij meer tijd kregen. Maar de mensen die naar de rand van de Melkweg proberen te ontsnappen dat zijn de ongeneeslijke fanatici. Weet je wat daarmee gebeurt? Je zou het moeten weten, en als je geen vrouw in je kop had die je hersens door elkaar stond te roeren met een brijlepel, dan wist je het ook wel. Na een paar generaties aan de rand van de galaxis weet niemand meer iets van het Hamiltonisme. Een planeet leefbaar maken is een karwei voor een zorgvuldig voorbereide en volledig bemande expeditie. Deze mensen zouden de restanten zijn van een militair debakel, en dat debakel zouden wij moeten aanstichten. Nou, je wordt feestelijk bedankt!' Hij smeet de deur naar het balkon met zo'n kracht open dat Hazleton achteruit moest springen om hem niet tegen z'n hoofd te krijgen, en ging naar buiten. Het was een heldere nacht, bitter koud zoals altijd op Gort, en honderden sterren piekten omlaag door de gloed die de stad uitstraalde tegen de hemel. De Utopische schepen waren natuurlijk niet te zien; ze zaten te hoog en waarschijnlijk waren ze zelfs van dichtbij nauwelijks zichtbaar of waarneembaar, dankzij de Utopische technologie. 'Dat zal nog een hijs worden om dat aan de Hrunta's uit te leggen,' zei hij en zijn stem was zwaar van onderdrukte woede. 'Het beste wat ik nog kan doen is beweren dat de Hamiltonisten geprobeerd hebben ons te vernietigen voordat we hun gegevens van het frictieveld weg konden geven. En om daar succes mee te hebben zal ik ogenblikkelijk naar de Hrunta's moeten om om hulp te krijsen.' 'Heb je de Hrunta's...' 'Jazeker,' zei Amalfi. 'Het was het enige wapen dat we nog over hadden, toen we eenmaal gedwongen waren een contract met ze te tekenen. De mogelijkheid van een grote Utopische invasie was toch al van de baan, op het moment dat de politie ons hier voor was. Maar jij wil nog steeds maar met de botte bijl er tegenaan!' 'Mark!' De stem van het meisje, wanhopig ongerust, kwam vanuit de kamer. 'Mark, waar ben je?' 'Ga maar,' zei Amalfi zonder zijn hoofd om te draaien. 'Na een tijdje zullen ze toch geen tijd meer hebben om hun rituele leerstellingen te bedrijven, en dan krijg je een leuk pioniershuishoudinkje, met benen werktuigen, dat niveau. De stad blijft hier. Morgen rond de middag zullen de Utopiërs die zijn achtergebleven in een uitstekende onderhandelingspositie verkeren ten opzichte van de Aarde, zullen de Hrunta's niet weten waar ze blijven, en zijn wij weg.' Het meisje, dat de open balkondeur kennelijk had gezien, kwam juist naar buiten en hoorde die laatste zinnen. 'Mark!' riep ze. 'Wat bedoelt hij toch? Savage zegt...' Hazleton zuchtte. 'Savage is achterlijk, en ik ook. Amalfi heeft gelijk. Ik heb me aangesteld als een kind. Ga maar gauw omhoog nu je de kans nog hebt, Dee.' Ze liep naar de borstwering toe en pakte zijn arm beet terwijl ze naar hem opkeek. Haar gezicht was zo vol verbijstering en pijn, dat Amalfi het hoofd moest afwenden; die blik deed hem denken aan zaken die hij liever maar vergat, en waarvan sommige niet eens zo ver in het verleden lagen. Hij hoorde haar zeggen: 'Wil je... wil je echt dat ik wegga, Mark? Blijf jij in de stad?' 'Ja,' mompelde Hazleton. Ik wil zeggen, nee. Ik heb er kennelijk een zootje van gemaakt. Misschien kan ik nu nog helpen, misschien ook niet. Maar ik moet hier blijven. Jij bent bij je eigen mensen beter af.' 'Burgemeester Amalfi,' zei het meisje en Amalfi draaide zich onwillig om. 'De eerste keer dat ik u sprak zei u dat er ook plaats was voor vrouwen in uw stad. Herinnert u zich dat nog?' Ik wel,' zei Amalfi. 'Maar onze politieke ideeën zullen je vast niet bevallen. Dit is geen Hamiltonistenstaat. We zijn stabiel, statisch, onszelf genoeg... baliekluivers op de brug van de geschiedenis. We zijn Okies, en dat is geen fraaie naam.' Het meisje zei: 'Misschien blijft dat niet altijd zo.' Ik ben bang van wel. Zelfs mensen veranderen niet zoveel, Dee. Ik vermoed dat je dit nog niet is verteld, maar de overgrote meerderheid hier is meer dan een eeuw oud. Zelf ben ik bijna zevenhonderd. En jij zou ook zo lang leven als je bij ons kwam.' Dee's gezicht was een compositie van schrik en ongeloof, maar koppig zei ze: Ik blijf hier.' De hemel werd al wat lichter. Niemand zei wat. Boven hen vervaagden de sterren, en nergens was aan te zien dat een kleine vloot schepen nu wegsmolt in het grenzeloze universum. Hazleton schraapte zijn keel. 'Wat is er voor mij te doen, chef?' vroeg hij schor. 'Genoeg. Ik heb me moeten behelpen met Carrel, maar hoe gewillig die ook is, hij mist de ervaring nog. Zorg om te beginnen dat we klaar zijn om ieder ogenblik te kunnen vertrekken. En pijnig dan je hersens af om iets te vinden wat we de Hrunta's over die Utopische vloot kunnen wijsmaken. Misschien voel je wat voor mijn smoesje, of bedenk er zelf één, mij kan het niet schelen. Je bent altijd veel beter in dat soort dingen dan ik.' 'En wat wordt er verondersteld te gebeuren straks om twaalf uur?' Amalfi grijnsde. Hij besefte met een lichte schok dat hij zich lekker voelde. Hij had Hazleton terug en het was alsof hij een diamant met een slijpfout had teruggevonden, de fout was er nog steeds, en hij zou er nooit uitgaan, maar die diamant was en bleef het scherpste snijgereedschap in huis, en had sentimentele waarde bovendien. 'Nou, het gaat zo. Carrel heeft de Hrunta's zo gek gekregen dat ze een frictieveldgenerator hebben gebouwd voor de hele planeet, hij zegt dat hun machines dan minder energie gebruiken of zoiets onzinnigs. De tekeningen die hij hun gegeven heeft zijn voor een generator die tenminste tweemaal zo krachtig is als de Hrunta's denken dat hij zal zijn, en bijna alle noodstoppen zijn eruit gehaald. Als dat ding aanstaat kan hij maar in één stand draaien: volle kracht vooruit. Morgen om twaalf uur gaan ze proefdraaien. Intussen is er een Hrunta, genaamd Schloss, die waarschijnlijk doorheeft wat de machine werkelijk zal doen, en daar hebben we de bekende tweesnijdende truuk voor in petto. Ik denk dat dit zoveel opschudding zal zaaien onder de wetenschapslui, dat ze geen gelegenheid hebben om er hun neus te veel in te steken, tot het te laat is. Aangezien deze hele zaak hetzelfde effect zou hebben als de Utopische invasie, heb ik ook de politie gebeld, helemaal volgens jouw tijdschema, en een vrijgeleide gekregen. Eenvoudig, wat?' Halverwege zijn uitleg was Hazleton alweer zover in zijn normale doen dat hij geamuseerd begon te kijken. Toen het afgelopen was moest hij grinniken. 'Een dotje is het,' zei hij. 'Maar ik zie wel waarom je niet tevreden bent met Carrel. Amalfi, je bent een eersteklas bluffer. Sta je me daar dramatisch te vertellen dat ik maar met Savage mee moet gaan! Weet je dat je fraaie plannetje geen kans van slagen heeft?' 'Maar waarom Mark?' vroeg Dee. Ik vind het volmaakt.' 'Het is heel knap, maar er zitten allemaal losse eindjes aan. Je moet dat zien als een toneelschrijver, een climax die je bijna haalt is gewoon geen climax. We kunnen beter...' De privételefoon in Amalfi's slaapkamer ging welluidend over en boven de balkondeur knipte een neonlamp aan en uit. Amalfi's gezicht betrok en hij zette een schakelaar om op de borstwering. 'Meneer de burgemeester?' vroeg een verborgen luidspreker bezorgd en zenuwachtig. 'Neem me niet kwalijk dat ik u wakker maak, maar we hebben problemen. Ten eerste hadden we tenminste twintig schepen boven ons hoofd, zoeven; we hadden u bijna geroepen maar toen waren ze alweer weg. Maar nu hebben we een soort van politieke vluchteling hier, een Hrunta die zegt dat hij professor Schloss heet. Hij beweert dat de andere Hrunta's hem naar het leven staan en nu wil hij voor ons werken. Zal ik hem naar de Psych sturen of wat? Het zou waar kunnen zijn.' 'Natuurlijk is het waar,' zei Hazleton. 'Daar heb je je eerste losse eindje, Amalfi.' De affaire Schloss bleek nog moeilijk te ontrafelen. Amalfi had zijn slachtoffer niet voldoende bestudeerd. Carrels mannetje had op een uitstekende manier zich de plaatselijke zeden aangemeten. Het was altijd, wanneer de stad iemand dood wilde hebben, verkieslijker om dat door een buitenstaander te laten doen, en in dit geval was het absurd gemakkelijk gebleken om dat te arrangeren. Er bestonden binnen de wetenschappelijke hiërarchie van Gort vier verschillende kongsi's die elkaar met fanatieke vasthoudendheid de poten onder de stoel vandaan probeerden te zagen, als schepelingen die proberen elkaar te vermoorden door gaten in de kiel van het schip te boren. Daarbij vertrouwde het hof dr. Schloss ook niet, en koos nog wel eens partij wanneer het onderling onderuithalen teveel aan het daglicht trad. Het was doodeenvoudig geweest om de beweging in gang te zetten die dr. Schloss weg had moeten vagen, maar deze weigerde gevaagd te worden. Zodra hij zich van enige dreiging bewust werd, was hij met onthutsende rechtlijnigheid naar de stad gegaan. 'Het probleem is,' meldde Carrel, 'dat hij pas in de gaten had wat hem boven het hoofd hing, toen het bijna te laat was. Hij heeft een ongelooflijk gezonde instelling; hij zou pas geloven dat de een of ander het op hem gemunt had, op het moment dat hij de punt van het mes voelde.' Hazleton knikte. 'Ik wed dat het uiteindelijk het hof zelf is geweest, waardoor hij er lucht van heeft gekregen; die lui zouden typisch geen moeite doen om heimelijk op te treden.' 'Precies, meneer.' 'Hetgeen betekent dat we Hazca de Ongewassene en zijn praalhansjes hier krijgen om naar hem te zoeken,' gromde Amalfi. Ik neem aan dat hij geen moeite heeft gedaan zijn spoor uit te wissen. Wat ga je eraan doen, Mark? We mogen er niet op rekenen dat ze de frictievelden vroeg genoeg inschakelen om ons hieruit te redden.' 'Nee,' beaamde Mark. 'Carrel, heeft die man van jou nog steeds contact met de groep die Schloss om zeep zou helpen?' 'Jawel.' 'Laat 'm dan de topfiguur in die groep afmaken. De tijd voor subtiele maatregelen is nu toch voorbij.' 'Wat dacht je daarbij te winnen?' vroeg Amalfi. 'Tijd. Schloss is verdwenen. Hazca heeft misschien wel geraden dat hij hierheen is gevlucht, maar de kliek zal denken dat hij is vermoord. En dan ziet dit eruit als een moord uit wraak, door iemand van de groep van Schloss, die heeft natuurlijk geen eigen groep, maar er zullen toch wel mensen zijn die dachten dat ze er iets mee wonnen als hij in leven bleef. We zetten een vendetta in gang. Verwarring, daar gaat het om bij een gevecht als dit.' 'Misschien wel,' zei Amalfi. In dat geval kan ik beter direct Graaf Nandór te lijf gaan met een knuist vol beschuldigingen en klachten. Hoe meer verwarring, des te meer oponthoud; nog geen vier uurtjes, dan is het twaalf uur. Intussen moeten we Schloss zo goed als het gaat verstoppen, voor hij door een van die bewakers van Hazca wordt gezien. Die onzichtbaarheidmachine, in die ouwe tunnel van de ondergrondse op West, dat lijkt me de beste plaats... weet je die nog? Die hebben de Lyriërs ons verkocht, en dat ding stond maar te draaien en te zoemen en te knipperen, maar het deed geen pest.' 'Daar is mijn voorganger toen voor doodgeschoten,' zei Hazleton. 'Of was dat vanwege dat fiasco op Epoch? Maar ik weet wel waar die machine is, ja. Ik zal zorgen dat dat ding gaat staan knipperen en draaien, die soldaten van Hazca zijn als de dood voor werkende machinerieën en ze zullen nooit durven zoeken in een apparaat dat aanstaat, ook al zouden ze denken dat er een vluchteling in zat. En dat denken ze beslist niet. En... god van de sterren, wat was dat nou?' Het aanhoudende, angstaanjagende, stalen gebulder verstierf tot een zacht geprevel. Amalfi grijnsde. 'Onweer,' zei hij. 'Planeten hebben verschijnselen genaamd "weer", Mark; een onaangename gewoonte. Ik denk dat we een onweersbui krijgen.' Hazleton huiverde. Ik zou me het liefst onder m'n bed verstoppen. Nou ja, laten we maar aan de slag gaan.' Hij ging de deur uit met Dee achter zich aan. Amalfi wenkte, peinzend over de verdiensten van een aanval als verdedigingsmaatregel, een taximaat naar het balkon en liet zich brengen naar de eerste estrade van het RCA-gebouw, middenin de stad. Hij was liever op de top geland, waar het dakappartement was, maar de borstwering van het gebouw wemelde nu van de pompoms en mesotrongeweren; Graaf Nandór nam geen risico. De liftbediende mocht Amalfi niet hoger brengen dan de zeventigste verdieping. Vloekend beklom hij de laatste vijf trappen; de woedeaanval die hij in elkaar liep te draaien zou niet voorgewend meer zijn als hij eindelijk boven was. Op elke overloop werd hij met brutale achterdocht bekeken door groepjes soldaten die daar rondhingen. Er klonk muziek in de dakflat en het stonk er naar de bekende combinatie van ongewassen lijven en parfum die het persoonlijk kenmerk was van de Hrunta adel. Nandór lag languit onderuit in een stoel, door vrouwen omringd, te luisteren naar een harpenaar die met trillende, uitdrukkingloze stem een ballade zong van onuitsprekelijke obsceniteit. In zijn ene met juwelen getooide hand hield hij een zware roemer met rokende Rigelliaanse wijn, uit de opslag van de stad natuurlijk, want de Hrunta's hadden al in geen eeuwen meer contact met Rigel gehad, die hij onder zijn omvangrijke neus heen en weer bewoog om verfijnd de dampen op te snuiven. Hij hief zijn ogen op, over de rand van de roemer, toen Amalfi binnenkwam, maar gaf zich verder geen moeite om hem te begroeten. Amalfi voelde hoe zijn bloeddruk omhoog ging en hoe zijn polsen koud en gevoelloos werden, en probeerde zich in te houden. Het was allemaal goed en wel om oprecht kwaad te zijn, maar hij moest toch wel enige beheersing houden over wat hij deed en zei. 'Wel?' vroeg Nandór ten slotte. 'Was u op de hoogte van het feit, dat het zojuist een haartje had gescheeld, of u was ontploft in kleine gasmolecuultjes?' vroeg Amalfi. 'Och, beste kerel, ga me nou niet vertellen dat je zojuist een moordaanslag op mijn persoon verijdeld hebt,' zei Nandór. Hij scheen zijn Engels te hebben opgepikt van iemand uit Liverpool, want alleen de mensen uit die Okiestad spraken zo vreemd door hun neus. 'Nou overdrijf je toch echt.' 'Er waren daareven vijfentwintig Hamiltoniaanse schepen boven de stad,' zei Amalfi grimmig. 'We hebben ze af kunnen slaan, maar het heeft erom gehangen. Kennelijk hebben u, noch uw chefs, daar wakker van gelegen. Wat hebt u in vredesnaam aan ons als u ons niet eens kunt beschermen?' Nandór keek geschrokken. Hij trok een microfoon tussen de kussens vandaan en sprak een ogenblik in zijn eigen taal. Het antwoord kon Amalfi niet verstaan, maar al luisterend begon de Hrunta minder bezorgd te kijken, al bleef zijn gezicht betrokken. 'Wat probeer je me nou wijs te maken, ventje,' vroeg hij knorrig. 'Er is helemaal niet gevochten. De schepen hebben geen bommen laten vallen, er is geen schade aangericht en ze zijn tot aan het politiekordon nagezeten.' 'Ja, kan een dove merken dat er geschreeuwd wordt? Kun je een blinde verblinden? Jullie denken maar dat alle wapens "boem" moeten doen om dodelijk te zijn. Als u even naar de panelen van onze energievoorziening kijkt, dan ziet u dat er een half uur na zonsopgang een verbruik van een miljoen megawatt is geregistreerd, en een dergelijke hoeveelheid energie hebben we niet nodig om soep te koken!' 'Dat is van geen belang,' mompelde de graaf. 'Zo'n registratie kan worden vervalst en er zijn trouwens zoveel manieren om energie te verbruiken... of te verspillen. Laten we liever eens veronderstellen dat die schepen, die jullie zogenaamd aanvielen, een spion aan land hebben gezet, hm? En dat daarop een Hrunta geleerde, een verrader van de keizer, is meegenomen, misschien in de hoop hem naar Utopia te brengen?' Zijn gezicht verduisterde plotseling. 'Wat zijn jullie toch kinderlijk dom, sterrenzwerverstuig! Het Hamiltonistische gepeupel hoopte natuurlijk jullie stad te bevrijden, en is door onze strijdmacht afgeslagen. Schloss is mogelijk met hen meegegaan, of hij verbergt zich nog ergens in de stad. Maar we zullen daar meteen antwoord op krijgen.' Hij gebaarde naar de zwijgende vrouwen die haastig naar buiten dromden door de met gordijnen afgeschermde deuropening. 'Zo, zul je me nu vertellen waar hij is?' Ik houd niet bij waar Hrunta's heengaan,' zei Amalfi op vlakke toon. 'Straatvuil sorteren hoort niet bij mijn werk.' IJskoud wierp Nandór daarop Amalfi de rest van zijn wijn in het gezicht. De rokende vloeistof zette zijn oogkassen in brand. Brullend deed hij een paar strompelende passen naar voren, graaiend naar de keel van de Hrunta. Diens gelach week spottend voor hem opzij; toen voelde hij zware handen die zijn armen op zijn rug trokken. 'Genoeg,' zei de graaf. 'De opperondervrager van Hazca zal wel een van je onderlingen aan het praten krijgen, al zullen we ze allemaal aan hun neus moeten ophangen.' Een donderslag onderbrak hem; buiten brulde de regen als branding langs de muren, de eerste bui die de stad in meer dan dertig jaar te verduren had gekregen. Door een waas van pijn merkte Amalfi dat hij de lampen weer kon zien, al was de rest van de wereld nog een rosse vlek. 'Maar ik denk dat we deze beter meteen kunnen doodschieten, hij praat me echt wat te vrijpostig. Geef me je pistool, jij daar, soldaat eerste klas, aan je kraag te zien.' Er bewoog iets door Amalfi's opentrekkend gezichtsveld; een lange schaduw met een knobbel aan het eind een arm met een pistool. 'Nog laatste woorden te spreken?' vroeg Nandór minzaam. 'Nee? Tjonge. Nou, dan...' Duizenden bijen leken uit te zwermen door het vertrek. Amalfi voelde hoe zijn lichaam met een ruk de hoogte inging. Gek genoeg deed het geen pijn en hij kon nog zien, de dingen om hem heen werden steeds helderder. Het scherpe zicht van de dood?... 'Proszdchal' bulderde Nandór. 'Egz prd strasticzek Maria, dó...' De donder onderbrak hem wederom. Ergens in het vertrek jammerde een van de soldaten van angst. Alles en iedereen in de kamer leek in de lucht te zweven voor Amalfi's brandende ogen. Nandór lag star achterover, een paar centimeter boven de kussens, het bovenlijf half opgeheven terwijl zijn kleren stijf uitstonden van zijn lichaam. Het pistool was nog op Amalfi gericht, maar het lag niet meer in Nandors hand; het zweefde bewegingloos boven het vloerkleed, een paar centimeter voor zijn verstijfde vingers. Het kleed zelf lag niet op de grond, maar erboven, een ruige zee, waarin elk vezeltje stijf omhoog stak. Schilderijen waren van de wand gesprongen en zweefden er nu voor. De kussens waren van de stoel opgestegen en een eindje uit elkaar gegaan, maar niet verder, alsof ze door een stroboscopische camera in de eerste stadia van een explosie waren betrapt; de stoel zweefde zelf een paar centimeter boven het tapijt. Aan de overkant van de kamer was een boekenkastje opengebarsten, en de cassettes met microfilm zweefden keurig op een rijtje voor de kast, op gelijke afstand van elkaar, met onder hen niets dan lucht. Amalfi haalde behoedzaam een teug adem. Zijn jasje, dat evenals Nandors kleren van zijn lijf afstond, kraakte een beetje, maar de stof was elastisch genoeg en rekte mee. Nandór zag hem bewegen en graaide wanhopig naar het pistool. Zijn linkerarm lag vastgekleefd in zijn positie boven de stoel, en die kon hij helemaal niet bewegen. Het pistool vluchtte voor zijn lege hand, maar kwam gehoorzaam terug toen hij zijn hand achteruit haalde om het nog eens te proberen. De tweede poging werd een nog groter fiasco. Nandór streek met zijn arm over een van de stoelleuningen waarop ook die gevangen werd, een centimeter boven het hout. Amalfi grinnikte. 'Ik zou u aanraden u zo weinig mogelijk te verroeren,' zei hij. 'Als u bij voorbeeld uw hoofd te dicht bij een bepaald groot voorwerp zou brengen, dan zou u verder naar het plafond moeten kijken.' 'Wat... wat hebben jullie uitgevoerd?' vroeg Nandór met verstikte stem. 'Zodra ik los ben...' 'Maar dat gebeurt niet, zolang uw vrienden het frictieveld aan hebben staan,' zei Amalfi. 'De specificaties die we u gaven waren helemaal in orde, op één ding na: uw generator werkt alleen in omgekeerde richting. In plaats van de moleculaire valentie vrij spel te geven, bevriest deze generator de moleculaire verhoudingen en wekt adhesie op tussen alle oppervlakken. Als u in staat zou zijn geweest die generator op volle kracht te laten draaien, dan zou u alle moleculaire beweging hebben stilgelegd, en ons allemaal in een onderdeel van een seconde stokstijf hebben gedood. Gelukkig zijn uw krachtbronnen vrij onbetekenend.' Hij besefte opeens dat zijn voeten hevig pijn deden; de plastic zolen probeerden bij zijn voeten vandaan te komen en de kracht drukte pijnlijk tegen zijn huid. Ook zijn kaakspieren deden pijn; alleen het feit dat het veld alleen op oppervlakken inwerkte, had hem ervoor behoed dat zijn tanden en kiezen uit elkaar werden gestoten, en zelfs nu kostte het hem moeite om zijn lippen van elkaar te krijgen en tegen de druk in te praten. Hij haalde langzaam adem. Zijn jasje kraakte weer. Zijn ribben schuurden langs zijn borstbeen. Toen knapte opeens de stof en schoot de zilveren gordel die erin was genaaid als een strakke hoepel naar buiten, rond zijn lijf. Zijn schoenzolen kwamen met een bons op het zwoegende tapijt terecht, en de lucht werd met een zucht uit zijn schoenen geperst. Hij zwaaide eens voorzichtig met zijn armen en streek met zijn handen langs zijn dij. Hij kon ze vrij bewegen. Alleen de zilveren gordel bleef hangen in die ongerijmde positie, als een duig om zijn tonvormige romp, om het veld op te slorpen. 'Het beste,' wenste hij. 'Denk eraan dat jullie je niet verroeren. De politie zal jullie over een tijdje wel weer loslaten.' Nandór luisterde niet meer. Met uitpuilende ogen staarde hij naar de trage amputatie van zes van zijn vingers door de vele ringen die hij droeg. Er restte hem, zo wist Amalfi, nog maar een kwartier voordat het opgevoerde frictieveld ernstige gevolgen teweeg zou gaan brengen. De normale moleculaire cohesie kon niet worden verbroken; homogene voorwerpen als stenen, stalen binten, planken, zouden gewoon blijven wat ze waren, maar voorwerpen die uit verschillende delen waren opgebouwd zouden het af moeten leggen tegen de kracht die hen uit elkaar dreef. Daarna zouden structuren die bijeen werden gehouden door stoffen of materialen die een lagere cohesie hadden dan de onderdelen zelf, losraken. Oude gebouwen, zoals het stadhuis, zouden langer en omvangrijker worden omdat de oude stenen van elkaar af zouden gaan staan, en zouden ineenstorten zodra de invloed van het frictieveld werd opgeheven. Moderne gebouwen en installaties zouden het maar een fractie langer uithouden. Wanneer de politie Gort beërfde, zou de planeet een grote ruïne zijn. En tenslotte zou het menselijk lichaam, opgebouwd uit duizenden buizen, tunnels, holten en hulsels, gaan spannen en opzwellen en uit elkaar barsten; en maar een paar stadsbewoners hadden zilveren gordels; ze hadden de tijd niet gehad. Hijgend wierp Amalfi zich de trap af, dook tussen de rondzwevende verstijfde wachtposten door. Het bijengegons werkte danig op z'n zenuwen. Op de zeventigste verdieping kwam hij tegenover een onverwacht probleem te staan; de lampjes op het liftpaneel gaven aan dat de cabine vastzat in de schacht, waarschijnlijk stilgezet door het beveiligingsmechanisme toen het frictieveld de installatie ontregelde. Langs de trappen naar beneden, daar was geen sprake van. Zelfs onder normale omstandigheden zou hij nooit zeventig trappen zijn afgelopen, maar onder de invloed van het veld leek het alsof hij door dikke modder moest waden met zijn benen, omdat de gordel zijn ledematen niet volledig kon beschermen. Aarzelend stak hij zijn hand uit naar de muur en kreeg hetzelfde walgelijke zuigende gevoel rondom, gauw trok hij hem terug. Zwaartekracht... en de snelste weg omlaag... Hij liep het dichtstbijzijnde kantoor binnen, tussen de vier zwevende, kreunende gestalten door die daar thuishoorden, en trapte het raam eruit. Het was onmogelijk om het open te doen tegen de kracht van het veld in, die het een paar centimeter voor het kozijn deed zweven; alleen de verbazende laterale sterkte van het glas hield de ruit intact, maar op een klap op de diagonaal verbrijzelde het direct. Hij klom naar buiten. Het was twintig etages omlaag tot de eerste estrade. Hij zette zijn voeten tegen het metaal, en toen zijn handen, en legde in een ingeving ook zijn voorhoofd tegen de muur. Hij begon omlaag te glijden. De lucht zoefde in zijn oren en de vensters flikkerden langs. Zijn handpalmen begonnen warm te worden; ze raakten het metaal niet zelf aan, maar de bindingsenergie liet ze niet ongemoeid. Dat was de tol die hij moest betalen voor de opgevoerde draagkracht van de wrijving. Toen de estrade op hem toe kwam gesuisd drukte hij zijn hele lichaam tegen de muur van het gebouw. Hij kwam met een klap neer op het plat, maar botten scheen hij niet gebroken te hebben. Hij wankelde naar de borstwering en klom eroverheen zonder zich de tijd te gunnen om zich te bedenken. Het lange gierende glijden begon weer. Toen hij tegen het betontrottoir sloeg, had hij heel even de impuls om weer op staan en zich in de volgende diepte te werpen. Zijn handen en voorhoofd brandden alsof ze in kokende olie waren gedompeld, en zijn voeten leken in zijn kleef schoenen te borrelen als klompjes vet in een kookvat. Op de vaste grond aangeland, deed hoogtevrees achteraf hem lange kostbare minuten hulpeloos in elkaar krimpen. Het gebouw langs de flank waarvan hij was afgedaald begon te kreunen. Overal op straat stonden mensen in verwrongen houdingen. Het leek er de onderste kring van de hel. Amalfi kwam kokhalzend overeind en toog wankelend op weg naar de controletoren. Het bijengegons vulde heel het universum. 'Amalfi! God van de sterren, wat is er gebeurd...' Iemand pakte Amalfi's arm. Uit de enorme blaas die zijn voorhoofd in beslag nam, liep blaarvocht in zijn ogen. 'Mark...' 'Ja, ja. Wat is er... wat heb je...' 'Opstijgen. Opst...' De pijn sleepte hem een gonzende duisternis in. Na een tijdje voelde hij hoe zijn hoofd en zijn handen werden gebet met iets koels. De aanraking was heel zacht en vertroostend. Hij slikte en probeerde diep adem te halen. 'Rustig John, rustig.' John. Zo noemde niemand hem. Een vrouwenstem. Vrouwenhanden. 'Rustig.' Hij slaagde erin een kwakend geluid voort te brengen, en toen een paar woorden. De handen streken de koelte over zijn voorhoofd, zachtjes, eentonig. 'Rustig John, het is allemaal weer goed.' 'Vliegen we?' 'Ja.' 'Wie... is dat? Mark...' 'Nee,' zei de stem, en lachte, een verrassend muzikaal geluid. 'Ik ben Dee, John. Het meisje van Hazleton.' 'De Hamiltoniste.' Hij gunde zich een ogenblik van zwijgen, genietend van de koelte. Maar er waren zoveel dingen die nog gedaan moesten worden. 'De politie. Moeten de planeet krijgen.' 'Die hebben ze. Ze hadden ons bijna ook nog. Die houden zich ook niet best aan hun afspraken. Ze hebben ons ervan beschuldigd dat we Utopia hebben geholpen, en dat was verraad, zeiden ze.' 'Wat is er gebeurd?' 'Dr. Schloss heeft de onzichtbaarheidmachine weer aan de gang gekregen. Mark zegt dat de machine misschien bij het overbrengen beschadigd is, zodat de Lyriërs jullie achteraf toch niet bezwendeld blijken te hebben. Hij had dr. Schloss erin gestopt om hem te verbergen, dat had jij bedacht, niet? En Schloss begon zich te vervelen en om wat te doen te hebben, probeerde hij uit te vinden waar de machine voor diende, niemand had hem dat verteld. En hij kwam er achter. Hij heeft de hele stad bijna een half uur onzichtbaar gemaakt, voordat zijn geïmproviseerde verbindingen doorbrandden.' 'Onzichtbaar? Niet alleen wazig of zo?' Amalfi probeerde zijn gedachten bijeen te rapen. En hij had Schloss bijna laten vermoorden! 'Als we daar gebruik van...' 'Hebben we al gedaan. We zijn dwars door het politiekordon gevlogen en ze hebben gewoon door ons heen gekeken. We zijn nu op weg naar het dichtstbijzijnde sterrenstelsel.' 'Niet ver genoeg,' zei Amalfi terwijl hij begon te woelen. 'Nu we beschuldigd worden van verraad niet meer. De politie zal ons opsporen, ons volgen. Zeg tegen Mark dat hij naar de Engte gaat.' 'Wat is de Engte, John?' Met dat woord scheen de bodem weer onder zijn voeten weg te zakken, en voelde Amalfi zich weer wegzinken in de afgrond, waarin hij rondgeworsteld had in zijn droom, die nacht dat Hazleton terug was gekomen naar de stad. Hoe breng je een kleinwerelds meisje, een koloniste, aan het verstand wat de Engte is? Hoe vertel je haar in een paar woorden dat er een plek is in het universum, zo lichtloos en leeg, dat zelfs Okies er nachtmerries van krijgen? Laat maar. 'De Engte is een gat. Het is een gebied zonder sterren. Ik kan het niet beter uitleggen. Zeg tegen Mark dat we daarheen gaan, Dee.' Een lange stilte viel. Ze was bang, dat was wel duidelijk. Maar ten slotte zei ze: 'De Engte. Ik zal het hem zeggen.' 'Hij zal tegensputteren. Zeg dat het een bevel van me is.' 'Ja, John. De Engte, en het is een bevel.' En toen zweeg ze weer. Op de een of andere manier had ze het aanvaard. Amalfi was verbaasd, maar de gestage, ongestoorde streken van de koele handen schonken hem slaap. Toch was er nog een ding... 'Dee?' 'Ja John.' 'Je zei dat we op weg zijn.' 'Ja John.' 'Jij ook? Zelfs naar de Engte?' Het meisje streek met haar vingertoppen een glimlach over zijn voorhoofd. Ik ook,' zei ze. 'Zelfs naar de Engte. De Hamiltoniste.' 'Nee,' zei Amalfi. Hij zuchtte. 'Dat ben je niet meer, Dee. Je bent nu een Okie.' Er kwam geen antwoord, maar het strelen van de koele vingers stokte niet. Onder Amalfi suisde de stad gonzend als een bij de rauwe nacht in.
Drie: De Engte
Zelfs voor de bewoners van de vliegende stad was de Engte iets ontzagwekkends dat menselijk begrip te boven ging. Eenzaamheid was gemeengoed tussen de sterren, en sterrenvaarders van allerlei slag waren daar best aan gewend, de sterrendichtheid in de gemiddelde sterrenhoop was voldoende om een doorgewinterde Okie claustrofobie te bezorgen. Maar de enorme lege eenzaamheid van de Engte was uniek. Voor zover Amalfi bekend was geen mens, laat staan een stad, de Engte ooit overgestoken. De Vroedschap, die alles wist, beaamde dat. Amalfi was er nog helemaal niet van overtuigd, dit keer, of het wel zo verstandig was om te pionieren. Voor hen en achter hen glinsterden de wanden van de Engte als een nevel van sterren, te ver om in afzonderlijke lichtpuntjes uiteen te vallen. De wanden welfden zich geleidelijk tot een sterrenvloer, zoveel parsecs onder de granieten kiel van de stad, dat ze in een stijgende nevel van sterrenstof verscholen leek. 'Boven' hen was niets, een leegte zo definitief als het dichtslaan van een deur. Het was de lege oceaan van de ruimte die tussen de melkwegen spoelt. De Engte was, in de grond van de zaak, een insnijding in het oppervlak van de Melkweg. Een paar sterren zweefden er, lichtmillennia van elkaar, waar de vloedgolf van de menselijke kolonisatie nog niet kon zijn doorgedrongen. Alleen aan de overzijde was er kans op een bewoonde planeet, en dus op werk voor de stad. Aan deze kant van de Engte was er de politie. Natuurlijk niet meer hetzelfde contingent dat Utopia en het Hertogdom Gort had geconsolideerd ; een dergelijke vasthoudendheid van een klein politie-eskader, op een spoor dat bijna drie eeuwen overspande, zou ongelooflijk zijn voor de geringe overtredingen die de stad had begaan. Ze had echter nog steeds een bekeuring wegens het overtreden van een bevel tot vertrek op haar conto staan, en dan nog dat truukje dat ze hadden uitgehaald... en iedereen wist er nu van. Nee, terugkeren was voor de stad volstrekt onmogelijk. Of de politie hen tot aan de Engte zou volgen wist Amalfi niet. Maar je kon er beter op gokken van wel. Het oversteken van zo'n verlaten gebied zou waarschijnlijk voor een betrekkelijk kleine eenheid als een schip onmogelijk blijken, doordat het eenvoudig niet in staat was voldoende voedselvoorraden mee te nemen; alleen een stad, die haar eigen voedsel kon kweken, had een redelijke kans een dergelijke oversteek te overleven. Ernstig nam Amalfi de indrukwekkende kloof in ogenschouw die de schermen hem toonden. Het beeld kwam van een reeks monitoren waarvan de voorste al parsecs ver de Engte in was. En nog steeds bleef de muur aan de overkant egaal, toonde alleen hier en daar een heel flauw korrelpatroon dat beloofde bij de allerhoogste vergroting in afzonderlijke sterren uiteen te vallen. Ik hoop dat we het halen met het eten,' mompelde hij. 'Als we dit voor mekaar krijgen, dan wordt het 't een avontuur zo kolossaal als geen Okie ooit heeft kunnen vertellen. Dan worden we bekend als de Engtevaarders, van het ene eind van de galaxis tot aan het andere.' Naast hem zat Hazleton fijntjes op de leuning van zijn stoel te trommelen. 'En als het niet lukt,' zei hij, 'dan schelden ze ons uit voor de grootste stommelingen die ooit een stad van de grond hebben gekregen, maar dan verkeren we toch niet in een positie om het te horen. Maar serieus, chef, we zijn prima in conditie voor zoiets. De olietanks zijn bijna vol, en de chloreïla tiert welig. Allebei de kweekreactoren zijn in vol bedrijf, dus brandstofproblemen hebben we niet. En ik betwijfel of we daarginds nog last met mutaties zullen krijgen, bij de algen; hangt het voorkomen van stralingsvelden niet rechtstreeks samen met de sterdichtheid?' 'Natuurlijk,' zei Amalfi geërgerd. 'We komen heus niet van honger om als alles goed gaat.' Hij zweeg; hij had iets achter zich gehoord, en draaide zich om. Toen glimlachte hij. Er was iets aan Dee Hazleton waar hij altijd rustig van werd. Ze had nog niet zoveel ruimtereizen achter de rug dat ze het karakteristieke donkere Okiesterrenbruin had opgedaan, en ook was ze nog niet gewend aan het wonder dat ze nu, naar Utopische maatstaven, vrijwel onsterfelijk was geworden; al met al zag ze er daarom nog heel roze en jong en tevreden uit. Misschien zou eens de voortdurende belasting van het zwerven van ster tot ster, van crisis naar crisis, ook op haar zijn stempel drukken, als op alle Okies. Ze zou haar zwerflust niet verliezen, maar ze zou er tol voor moeten betalen. Of misschien was haar veerkracht daarvoor ook nog groot genoeg. Amalfi hoopte het maar. 'Ga maar door, hoor,' zei ze. Ik sta maar een beetje te koekeloeren.' Wat dat betekende was Amalfi een raadsel, zoals zoveel uit Dee's woordenschat. Hij grijnsde en wendde zich weer tot Hazleton. 'Als we niet in conditie waren geweest om de oversteek aan te kunnen,' vervolgde hij, 'dan had ik ons laten vangen; we hadden die boete nog wel kunnen betalen, net aan, en als het een beetje mee had gezeten, dan hadden we via een kort geding wel gedaan gekregen dat de politie ons niet zomaar mocht ontbinden vanwege dat zogenaamde hoogverraad. Maar kijk me dat verdomde ravijn toch eens aan, Mark. We zijn nog nooit langer dan vijftig jaar niet geland, en deze oversteek zal ons minstens honderdenvier jaar kosten zoals de Vroedschap voorspelt, zo niet meer. Er hoeft maar dat te gebeuren en we zijn reddeloos verloren, geen schip kan daar bij ons komen.' 'Er gebeurt toch niks,' zei Mark vol vertrouwen. 'Nou, neem brandstof ontbinding, we hebben nog nooit spontane ontbranding gehad, maar eens moet de eerste keer zijn. En als die mallemolen op de Drieëntwintigste Straat het nou weer laat afweten dan zijn we verdomme dubbel zoveel tijd kwijt aan die oversteek...' Plotseling zweeg hij. Vanuit zijn ooghoek had een speldenknopje licht aanhoudend in zijn hersens staan pieken. Toen hij recht in het scherm keek was het er nog, zij het wat gedempt omdat het beeld uit de fovea-centralis van zijn retina was geschoven. Hij wees. 'Kijk eens, is dat een sterrenhoop? Nee, daar is het te klein voor en te fel. Als dat een losse ster is, dan staat hij goed dichtbij.' Hij greep een telefoon. 'Verbind me door met astronomie. Hallo Jake. Kun jij de afstand van een ster voor me bepalen aan de hand van de bron van een videobeeld over de ultrafoon?' 'O ja hoor,' zei de stem aan de telefoon. 'Wacht even, dan neem ik jouw beeld over. O ja, ik zie al wat je wil: linksboven zit iets, 'k weet nog niet wat. Zitten er stralingsmeters op je monitoren? Met de intensiteit komen we er wel achter.' De astronoom grinnikte als een papegaai bij een trommel vol biskwietjes. 'Als je me dan nou even vertelt hoeveel monitoren je uit hebt staan en hoe ver ze...' 'Vijf. Maximale tussenruimte.' 'Hmmm. Forse correcties dus.' Een lange ongeduldige stilte. Amalfi wist dat Jake zich toch niet liet opjagen. Hij was niet de oorspronkelijke stadsastronoom; die arme man was ten offer gevallen aan een bewoner van de planeet Santa Rita, nadat hij eens te vaak tegen de bewoner voornoemd had uiteengezet dat Santa Rita niet het middelpunt van het universum was. Jake hadden ze geruild met een andere stad, tegen een atoomtechnicus en een paar onbelangrijke protosynthetische monteurs, onder de vigerende transferregeling, maar hij bleek voornamelijk in het gedrag van de verafgelegen melkwegstelsels geïnteresseerd te zijn. Het was doorgaans een hopeloze zaak hem aan de astronomische situatie van het moment aandacht te laten besteden; hij scheen te vinden dat problemen van zo strikt lokale aard beneden zijn waardigheid waren. De transferregeling was een traditie bij de Okies die Amalfi nooit eerder te hulp had geroepen, noch daarna, omdat het hem te veel naar slavenhandel riekte. De regeling was een uitvloeisel, zei de Vroedschap, van het onderling ruilen van spelers van sportclubs, zaken die Amalfi niets zeiden. De gevolgen van deze ene overtreding van de regel die hij zelf gesteld had, leek hem een voorbeeld van goddelijke vergelding. 'Amalfi?' 'Ja.' 'Een parsec of tien, met een afwijking van viervijfde. Van de monitors vandaan dus, hè, niet de afstand tot ons. Ik denk dat je een zwerfplaneet hebt gevonden, jong.' 'Bedankt.' Amalfi legde de hoorn neer en haalde diep adem. 'Een paar jaar reizen maar, wat een opluchting.' 'Je zult echt geen kolonisten vinden op een ster die zo geïsoleerd ligt,' zei Hazleton waarschuwend. 'Dat maakt me niet uit. Het is een plaats om even te landen, mogelijk zelfs een bron van voedsel en brandstof. De meeste sterren hebben planeten; een zeldzaamheid als deze heeft ze misschien niet, maar misschien ook wel bij tientallen. Duim maar vast.' Hij tuurde naar de kleine verre zon tot zijn ogen van de weeromstuit pijn deden. Een ster in het midden van de Engte, dus vrijwel zeker een wilde ster, die zich met een snelheid van vier, vijfhonderd kilometer per seconde voortbewoog, maar niet, zoals zo vaak, een witte dwerg; zo op het oog schatte Amalfi hem in als een klasse F, een ster als Canopus. Het viel hem in dat de mensen die op een van de planeten van die ster woonden, zich nog heel wel het ogenblik zouden kunnen herinneren dat hij door de muur van de Engte brak en aan zijn reis door de leegte begon. 'Misschien zijn daar wel mensen,' zei hij. 'De Engte is op een gegeven ogenblik op een of andere manier van alle sterren ontdaan. Jake zegt wel dat dat een veel te dramatische manier van uitdrukken is, en dat de bewegingen van de Melkweg waarschijnlijk op natuurlijke wijze die opening teweeg hebben gebracht. Maar hoe dan ook, die zon moet hier pas zijn aangekomen met een behoorlijke vaart, aangezien zijn beweging tegengesteld is aan de draairichting van het geheel. Hij zou dus best gekoloniseerd kunnen zijn toen hij nog door een dichtbevolkt sterrengebied trok. Dwaalsterren trekken vaak gevluchte misdadigers aan onderweg, Mark.' 'Dat kan,' gaf Hazleton toe. 'Hoewel ik wed dat als die ster ooit onder andere sterren heeft verkeerd, dat ver voor de ontdekking van de ruimtevaart moet zijn geweest. Overigens, dat beeld is afkomstig van onze voorste monitor, die de kloof dwars oversteekt. Hebben we geen verkenners aan weerszijden? Ik had er wel opdracht voor gegeven.' 'Jawel. Maar die gebruik ik alleen voor routineverkenning. Dat zou werkelijk zelfmoord zijn, om de Engte in de lengterichting over te steken.' 'Weet ik. Maar als er één geïsoleerde ster staat, dan zijn er misschien nog meer. Misschien dichterbij.' Amalfi haalde zijn schouders op. 'We kunnen best even kijken als jij dat wilt.' Hij drukte op een knop op het paneel. Op het scherm werd de tegenoverliggende sterrenmuur van de Engte uitgewist. Er bleef niets anders over dan een heel dunne nevel, leek het; aan dat uiteinde maakte de Engte een bocht en spoelde uiteindelijk als een branding van leegte aan op het strand van de sterren. 'Aan die kant niets. Een hele hoop niets.' Amalfi verschoof de schakelaar opnieuw. En op het scherm, ogenschijnlijk op een steenworp afstand, stond een stad in brand. Het was binnen een paar minuten voorbij. De stad bokte en schokte en buitelde rond in een draaikolk van bliksem. Zwakke vuurtongen boden weerstand langs de rand, en toen bezat ze opeens geen rand meer. Hele sectoren braken af en smolten als spooknevels weg. Uit het brandend hart schoten een paar hopeloze reddingsboten naar buiten, de leegte in; wat ook de oorzaak van de vernietiging mocht zijn, het liet hen gaan. Geen schip kon ooit lang genoeg leven om uit de Engte te ontsnappen. Dee gaf een gil. Amalfi schakelde het audiocircuit in en de stuurhut werd vervuld door gejank en ruis. Heel in de verte, achter het stotende lawaai, schreeuwde een zwakke stem wanhopig: 'Geef ons bericht door als u ons hoort. Herhaal: we hebben de brandstofloze aandrijving uitgevonden. We vernietigen ons prototype en evacueren onze passagier. Red hem als u kunt. We worden verwoest door een bindlestiff. Geef ons bericht door...' En toen was er niets meer, alleen het skelet van een stad, dat witheet gloeide en in de duisternis vervloog. Het bleke onschuldige schijnsel van een Bethézenger speelde eroverheen, maar nog was het onmogelijk te zien wie het wapen hanteerde. De Dinwiddie-circuits in de monitoren dempten het felste schijnsel, zodat er niets doorkwam op het scherm dan wat er zelf licht uitstraalde. Het afschuwelijke vuur doofde langzaam uit, en de sterren verhelderden. Toen de laatste vonk opflakkerde en vervolgens doofde, zagen ze een grote schaduw tegen de verre sterrenmuur afgetekend staan. Hazleton zoog hoorbaar zijn adem in. 'Een stad! Dus er zijn er inderdaad die bindlestiff worden! En we dachten nog wel dat wij de eersten waren!' 'Mark,' vroeg Dee met een benepen stemmetje. 'Mark, wat is een bindlestiff?' 'Een schoft,' zei Hazleton met zijn blik nog op het scherm gericht. 'Dat soort schooiers geeft de Okiesteden een slechte naam. De meeste Okies zijn oprechte zwervers, Dee. Ze werken voor hun brood, waar ze maar werk kunnen vinden. De bindlestiff leeft van roof en moord.' Zijn stem klonk verbitterd. Amalfi voelde zich ook een beetje misselijk. Dat de ene stad de andere verwoestte was al erg genoeg, maar het was veel schrijnender om te beseffen dat het hele tafereel in feite al geschiedenis was. De ultragolfzenders waren wel wat sneller dan het licht, maar niet meer dan een 25 procent; in tegenstelling tot de Diraczender kon de ultrafoon niet voor ogenblikkelijke communicatie zorgen. De donkere stad had haar tegenstander jaren geleden al vermoord, en had zich natuurlijk allang in veiligheid gebracht. Zelfs haar identiteit was niet meer te achterhalen, want opdrachten die nu naar de monitoren werden verstuurd zouden toch pas over enkele jaren actie tot gevolg kunnen hebben. 'Ja, sommige steden worden bindlestiffs,' zei hij. 'En ik geloof dat de laatste tijd dat aantal toeneemt. Waarom dat zo is weet ik niet, maar kennelijk gebeurt het wel. We zijn de laatste tijd een heel stel eerlijke en wettige steden kwijtgeraakt, we krijgen geen antwoord meer op de Dirac, we missen ze op onze ontmoetingsplaatsen, en zo voort. Misschien weten we nu hoe dat komt.' Ik heb het ook gemerkt,' zei Mark. 'Maar ik zie nog niet dat al die verliezen door ruimteschuimerij komen, zoveel is er toch niet. Weten wij veel, misschien zit het Wegaanse fort wel daarginds, om iedereen om zeep te helpen die zich eens buiten de gebruikelijke handelsroutes wil wagen.' Ik wist niet dat de Weganen vliegende steden hadden,' zei Dee. 'Hadden ze ook niet,' zei Amalfi verstrooid. Hij dacht er even over of hij haar het legendarische fort zou beschrijven, verwierp toen het idee. 'Maar vroeger heersten ze over de Melkweg, voor de Aarde de ruimte in trok. Op het toppunt van hun macht bezaten ze meer planeten dan de Aarde tegenwoordig, maar toen hebben ze klop gehad, ontzettend lang geleden al weer... Ik maak me nog steeds zorgen over die bindlestiff, Mark. Je zou toch verwachten dat een of ander denkhoofd op Aarde ondertussen allang eens een manier zou hebben bedacht om Diraczenders in monitors in te bouwen. Ze hebben daarginds toch niks beters te doen.' Het kostte Hazleton helemaal geen moeite de werkelijke kern van Amalfi's gemopper te doorgronden. 'Misschien sporen we ze nog wel op, chef.' 'Geen kans op. We kunnen ons geen uitstapjes veroorloven.' 'Nou ja, ik zal in elk geval een waarschuwing uitzenden over de Dirac,' zei Hazleton. 'Er is een heel kleine kans dat de politie in staat zal blijken te zijn dit deel van de Engte te doorzoeken voor de bindlestiff ervandoor gaat.' 'Dan zitten wij anders ook mooi in het schip, dacht je niet? Trouwens, die bindlestiff gaat zo gauw de Engte niet uit; niet tot hij die reddingssloepen heeft opgepikt.' 'Hè? Hoe weet je dat nou?' 'Hoorde je wat dat SOS zei over de brandstofloze aandrijving?' 'Ja, natuurlijk,' zei Hazleton huiverig. 'Maar de man die dat ding kon maken is nu natuurlijk dood, zelfs al was hij ontkomen toen de stad werd gebombardeerd.' 'Daar kunnen we nooit zeker van zijn, en dat is het enige waar de bindlestiff zich van zal moeten overtuigen. Als de stiff die aandrijving te pakken krijgt, dan begint het gedonder in de glazen. Dan zijn in een ommezien bindlestiffs geen zeldzaamheid meer. Misschien komt er nu allerwegen nog geen piraterij voor in de Melkweg, maar dan wel, en wel zodra we toelaten dat de bindlestiffs een brandstofloze aandrijving krijgen.' 'Hoezo?' vroeg Dee. Ik wou dat je meer van geschiedenis wist, Dee. Ik neem aan dat jullie op Utopia nooit piraten hebben gehad, maar op Aarde hadden we ze vroeger bij bosjes. Ze zijn uitgestorven uiteindelijk, duizenden jaren geleden, toen ze de zeilschepen begonnen te vervangen door schepen die op brandstof liepen. Die gingen veel sneller dan zeilschepen, maar zelf konden ze niet aan zeeroverij gaan doen, want ze moesten geregeld beschaafde havens aandoen, om kolen in te nemen. Ze konden altijd wel aan voedsel komen, op een of ander onbewoond eiland, maar voor die steenkool moesten ze een echte haven binnenlopen. De Okiesteden bevinden zich ongeveer in dezelfde positie; het zijn schepen die op brandstof lopen. Maar als die bindlestiff inderdaad een brandstofloze aandrijving te pakken kan krijgen, zodat hij door de ruimte kan reizen zonder beschaafde planeten aan te doen om metalen in te nemen voor zijn energieopwekking, nee, dat mogen we gewoon niet laten gebeuren, zo ligt dat. We moeten ze die aandrijving zien af te kapen.' Hazleton stond op en kneep opgewonden zijn handen samen. 'Dat is volkomen waar, en daarom zal die stiff zich uit de naad zoeken om die reddingsboten te vangen. Je hebt gelijk, Amalfi. Nou, en er is maar één plaats in de Engte waar een reddingsboot heen zou kunnen gaan en dat is de dwaalster. Dus zit de stiff daar waarschijnlijk ondertussen ook, of hij is onderweg.' Hij keek nadenkend naar het scherm waar nu alleen weer anonieme sterren schitterden. 'Dat verandert de zaak. Zal ik die waarschuwing nog uitsturen over de Dirac of niet, chef?' 'Ja, doe maar. Het is voorschrift. Maar ik denk. dat het onze zaak is om met die bindlestiff af te rekenen; wij zijn het gewend vreemde beschavingen te manipuleren en wij weten hoe Okies denken, en zelfs bindlestiffs. Terwijl de politie de zaak gewoon aan barrels zal slaan, vooropgesteld dat ze op tijd hier zijn.' 'Gesnapt. Koers dus aanhouden.' 'Moet wel.' Maar nog vertrok de bedrijfsleider niet. 'Chef,' zei hij ten slotte, 'die jongens zijn zwaar bewapend. Ze kunnen ons zo in de tang nemen.' 'Mark, nou zou ik toch zeggen dat je laf was, als ik niet wist dat je alleen maar aartslui bent,' gromde Amalfi. Plotseling zweeg hij en bekeek Hazletons lange lijf van zijn voeten tot zijn spottende paardengezicht. 'Of wou je soms ergens heen?' Hazleton grijnsde als een jongetje dat betrapt wordt met zijn hand in de jampot. 'Nou ja, ik had wel iets in m'n hoofd. Ik heb het niet op stiffs, zeker niet op moordenaars. Zou je daarom voor een aardig plannetje te porren zijn?' 'Aha,' zei Amalfi, achteroverzakkend. 'Dat is beter. Laat maar eens horen.' 'Nou, het draait om vrouwen. Vrouwen zijn het mooiste lokaas voor een bindlestiff.' 'Toegegeven,' zei Amalfi. 'Maar wat voor vrouwen wou je daar voor gebruiken? De onze? Komt niks van in.' 'Nee, nee,' zei Hazleton. 'We gaan er nu vanuit dat er een bewoonde planeet loopt rond die ster. Kun je me nog volgen?' Ik geloof,' zei Amalfi langzaam, 'dat ik je zelfs enkele meters voor ben.' De dwaalster die door de Engte suisde met een snelheid die haar pas over tienduizend Aardse jaren bij de tegenoverliggende sterrenmuur zou doen aanlanden, voerde zes planeten met zich mee, waarvan er slechts een in de verte op de Aarde leek. Die planeet was in diep chlorofylgroen op het scherm te zien, lang voordat ze groot genoeg was om waarneembaar te zijn als een duidelijk schijfje. De monitoren, die nu waren teruggeroepen, arriveerden de een na de ander en omsingelden de nieuwe wereld als een zwerm voetballen van vijf meter doorsnede, terwijl ze haar gretig bekeken. Overal was het hetzelfde: een woest tropisch landschap, in de ban van een geologisch tijdvak dat ongeveer vergelijkbaar was met het Aardse Carboon. Het was duidelijk dat de enige bewoonbare planeet niet meer kon zijn dan een korte halteplaats; hier kon geen betaald werk worden verricht. En toen begonnen de monitors zwakke radiosignalen op te vangen. Uit de taal konden ze natuurlijk niet wijs; dat probleem droeg Amalfi dadelijk aan de Vroedschap over. Desalniettemin bleef hij naar het vreemde gekwetter zitten luisteren terwijl hij de stad in een omloopbaan rond de planeet stuurde. De stemmen klonken op een of andere manier ritueel. De Vroedschap zei: 'DEZE TAAL IS EEN VARIANT VAN HUMANOÏDE TAALPATROON G DOCH DE SITUATIE IS NIET VAN DUBBELZINNIGHEID ONTBLOOT. OVER HET ALGEMEEN ZOUDEN WE ZEGGEN DAT EEN RAS DAT DEZE TAAL SPREEKT VAN DEZE PLANEET AFKOMSTIG MOET ZIJN, EEN ZELDZAAMHEID DOCH BEPAALD NIET ONGEHOORD. ER ZIJN SPOREN VAN VORMEN DIE GEDEGENEREERD ENGELS ZOUDEN KUNNEN ZIJN, EVENWEL, EVENALS KRACHTIGE BEWIJZEN VOOR VERMENGINGEN VAN DIALECT, DIE WIJZEN OP EEN STAMMENBESCHAVING. DIT LAATSTE IS NIET IN OVEREENSTEMMING MET HET BEZIT VAN DE RADIO, EN EVENMIN MET DE UNIFORMITEIT VAN HET ONDERLIGGENDE TAALPATROON. ONDER DE GEGEVEN OMSTANDIGHEDEN MOETEN WE ENIGERLEI MACHINATIES VAN DE HEER HAZLETON TIJDENS DEZE ONDERNEMING TEN STRENGSTE VERBIEDEN.' Ik heb ze niet om advies gevraagd,' zei Amalfi. 'En wat hebben we op dit moment nu aan een lesje in etymologie? Maar goed, Mark, let asjeblieft op...' 'En denk aan Thor v,' zei Hazleton waarbij hij de zware berenstem van de burgemeester tot in de puntjes imiteerde. 'Best hoor. Landen we?' Als antwoord greep Amalfi de stuurknuppel en de stad begon te dalen. Er deed zich niets voor dat leek op een kant en klare landingplaats, en de burgemeester was er al van overtuigd dat hij zoiets niet vinden zou ook. Hij liet de stad heel zoetjes omlaag glijden en liet zich voornamelijk leiden door het aanzwellend gezang in zijn koptelefoon. Op vierduizend meter hoogte zagen ze heel even iets glinsteren tussen de donkergroene golvende boomtoppen. De monitors slopen er op af, gespitst op elektronisch lijfsbehoud en op de schermen kwam een torendak te voorschijn, toen twee, vier, wel tien... Er lag daar een stad, geen Okie maar een huisbakken stad, opgegroeid uit de aarde. Van dichterbij zagen ze dat de stad ommuurd was, en dat de muur stond langs de rand van een open plek waar verder niets groeide; het groen tussen de torens was camouflage geweest. Toen ze op drieduizend meter hoogte waren schoot opeens een zwerm kleine schepen omhoog uit de inheemse stad, als opgeschrikte vogels die veren van vuur rondstrooiden. 'Kanonniers!' beet Hazleton in de microfoon. 'Op je posten!' Amalfi schudde zijn hoofd en bracht zijn stad steeds dichter bij de grond. De vogels met hun vurige staarten zwermden om hen heen en dansten een patroon met pluimen van rook; en toch zou een Aardling niet zozeer aan vogels hebben gedacht, als wel aan de bruidsvlucht van darren. Amalfi die in geen eeuwen een Aardse vogel of bij had gezien, voelde toch het ceremonieel dat in het flitsende escorte tot uitdrukking werd gebracht. Met gepaste plechtigheid bracht hij daarom de stad tot stilstand, niet ver van haar tegenpool in het oerwoud, en bleef vlak boven de toppen van de reusachtige palmvarens zweven. En in plaats van, zoals gebruikelijk, een landingsplaats vrij te maken met één snelle haal van de mesotrongeweren, polariseerde hij vervolgens het mallemolenscherm. De onderzijde en de top van de Okiestad werden wazig. Wat er met de varens en paardenstaarten recht onder de stad gebeurde konden ze niet zien, die werden in een onderdeel van een seconde tot synthetische fossielen geperst in de modder, maar de planten die vlak aan de rand van de stad stonden werden ontbladerd en versplinterd, en verder weg boog, in een reusachtige cirkel, het hele woud diep voor de stad, terwijl het bij heldere hemel donderde. Helaas sloeg onder al die inspanning de mallemolen op de Drieëntwintigste Straat op het allerlaatste moment dol, zodat de stad de laatste honderdvijftig meter in vrije val omlaag kwam. Ze arriveerde op de planeet op een iets catastrofaler wijze dan Amalfi van plan was geweest. Hazleton hield zich stijf vast aan zijn stuurstoel tot de controletoren niet meer heen en weer zwalkte en veegde toen bedachtzaam met zijn zakdoek het bloed van zijn neus. 'Dat,' zei hij, 'was een beetje teveel van het goede. Ik zal die mallemolen direct maar laten nazien, voor het geval dat. Een dezer dagen geeft die machine er voorgoed de brui aan, chef.' Amalfi zette met een voldaan gebaar alle schakelaars uit. 'Nou, als die bindlestiff nog mocht komen,' zei hij, 'dan zal hij er een hele dobber aan hebben om hier nog wat aanzien te vergaren. Maar ga je gang, Mark, dan heb je wat omhanden.' De burgemeester schoof zijn tonvormige lijf in de liftschacht en liet zich door het frictieveld omlaag glijden naar de straat. Het was bepaald een plezieriger en snellere manier van omlaag gaan dan een lift, of dan langs de gevel van een gebouw omlaag glijden met je voorhoofd als rem. Buiten zinderde de gevel van de controletoren in het hete zonlicht, wat Amalfi eraan deed denken dat de gevel van het stadhuis dezelfde kant uitkeek, en dat het devies van de stad, dat erop was aangebracht, ondanks de lagen kopergroen nu duidelijk leesbaar zou zijn. Hij hoopte maar dat de plaatselijke bevolking het opschrift niet kon lezen, het zou het effect van zijn landing maar bederven. Plotseling besefte hij dat het gezang, dat hij al die tijd in zijn koptelefoon gehoord had, nu om hem heen klonk in de open lucht. Hier en daar hadden de nuchtere alledaagse gezichten van de Okieburgers zich omgewend en keken de Avenue af, en op die gezichten was verwondering te lezen, vermengd met vermaak en een onverklaarbare weemoed. Amalfi draaide zich om. Een kinderoptocht kwam op hem toe; kinderen als mummies, van hun hoofd tot hun middel in lappen gewikkeld, in stroken die om en om rood en wit waren. Een aantal loshangende stroken veelkleurige stof, zwaar als zijde, zwierde bij het lopen rond hun benen. Op elke stap volgde een diepe buiging, met de handen voor zich uitgestrekt in fladderbewegingen, terwijl het hoofd van de ene schouder naar de andere rolde, de voeten naar binnen en naar buiten draaiden, hakketenen, hakketenen, en het hele lichaam zich onophoudelijk wentelde. Armbanden van lege zaaddozen rammelden rond polsen en naakte enkels. En boven alles uit klonken hun stemmen als waterfluiten. Amalfi's eerste spontane reactie was de vraag waarom de Vroedschap zich het hoofd had gebroken over die taal. Dit waren mensenkinderen. Er was geen spoor van vreemd ras te bekennen. Achter hen volgden lange zwartharige mannen in een iets minder lenige optocht, die gezamenlijk één woord zongen dat op gezette tijden door het snerpen en ratelen van de kinderdans dreunde. Ook de mannen waren mensen: hun handen stijf voor zich uit gehouden, met de palmen naar boven, hadden vijf vingers met echte nagels; hun baardgroei volgde hetzelfde patroon als bij mensen; in hun borstkas, die ze blootstelden aan de zon door een symbolische scheur, die in elk kledingstuk op dezelfde plaats was aangebracht, en die op dezelfde manier was aangegeven met een symbolische wond, afgetekend met rood kleurkrijt, waren duidelijk ribben te zien waar ribben behoorden te zitten, net als de onmiskenbare tekening van de sleutelbeenderen onder hun huid. Wat de vrouwen betreft was er nog wel twijfel. Ze kwamen aan het eind van de optocht, allemaal bij elkaar in een enorme kooi die door hagedissen werd getrokken. Ze waren naakt en ongezond, en ze hadden evengoed een andere soort primaat kunnen zijn. Ze slaakten geen geluid, maar staarden naar buiten met ontstoken ogen, even onverschillig voor de Okiestad en haar eigenaars als voor de mannen die hen gevangen hielden. Zo nu en dan krabden, ze zich, met tegenzin, en vertrekkend van de pijn die hun nagels hun toebrachten. De kinderen dromden om Amalfi samen; kennelijk haalden ze hem als aanvoerder eruit omdat hij de grootste was. Hij had het al verwacht; het was een bevestiging te meer van hun menselijke oorsprong. Hij bleef stilstaan terwijl ze een kring om hem heen maakten en vervolgens gingen zitten, al zingend en deinend en wapperend met hun handen. En ook de mannen vormden een kring, met hun gezicht naar Amalfi toe, en hun handen uitgestrekt. Ten slotte werd de stinkende kooi naar het midden van de dubbele kring gesleept, tot pal voor Amalfi's neus. Twee mannelijke helpers spanden de tamme hagedissen uit en brachten ze weg. Opeens hield het zingen op. De langste en meest indrukwekkende onder de mannen kwam naar voren en boog, terwijl hij weer dat vreemde fladderende gebaar maakte met zijn handen, boven het asfalt van de Avenue. Voordat Amalfi besefte wat de bedoeling was, had de vreemdeling zich opgericht, iets zwaars in zijn hand gelegd en was teruggelopen, terwijl hij met luide stem het woord riep dat de mannen tevoren hadden gezongen. Mannen en kinderen samen antwoordden hem in één reusachtige brul, en toen was het stil. Amalfi stond in zijn eentje met de kooi in het midden van de dubbele kring. Hij keek naar het voorwerp in zijn hand. Het was een druk bewerkte ijzeren sleutel.
Vier: He
Miramon schoof zenuwachtig heen en weer op zijn stoel en de grote gezaagde zwarte veer die in zijn knoet was gestoken, deinde onzeker op en neer. Het was een bewijs voor zijn vertrouwen in Amalfi dat hij nu op een stoel zat, want in het begin had hij steeds op zijn hurken gezeten, zoals op zijn planeet gebruikelijk was. Stoelen waren het ongemakkelijk voorrecht van de goden. 'Ikzelf geloof niet in de goden,' legde hij aan Amalfi uit terwijl de veer op en neer wipte. 'Het is voor een technicus bij voorbeeld heel duidelijk dat uw stad eenvoudig het voortbrengsel is van een technologie die de onze ver vooruit is, en dat u zelf mensen bent zoals wij. Maar op deze planeet is de godsdienst een verschrikkelijke kracht, en ook een heel rechtstreekse kracht. Het is niet verstandig om in zulke zaken tegen de openbare mening in te gaan.' Amalfi knikte. 'Dat wil ik best geloven als ik dat zo hoor. Jullie situatie is bij mijn beste weten uniek. Wat is er precies gebeurd toen jullie beschaving instortte?' Miramon haalde zijn schouders op. 'Dat weten we niet. Het is meer dan achtduizend jaar geleden en veel meer dan legenden zijn er niet over. Er bestond hier toen een hoogstaande beschaving, daar zijn de priesters en de geleerden het over eens. En het klimaat was anders: het werd elk jaar op gezette tijden koud, heb ik me laten vertellen, hoewel je moeilijk kan begrijpen hoe de mensen dergelijke perioden overleefden. Bovendien waren er toen veel meer sterren, in de oude reliëfs staan er wel duizenden, hoewel ze wat de details betreft weer niet overeenkomen.' 'Vanzelfsprekend. Jullie weten niet dat jullie zon zich met een abnormaal hoge relatieve snelheid voortbeweegt?' 'Voortbeweegt?' Miramon liet een kort lachje horen. 'Een paar mystieke geleerden zijn die mening inderdaad toegedaan; ze beweren dat als de planeten bewegen, de zon ook bewegen moet. Maar naar mijn idee is het een vergelijking die mank gaat; planeten en zonnen zijn tenslotte verder ook niet gelijk, voor zover wij kunnen zien. En zouden we ons dan nog steeds in deze trog van de nacht bevinden, als we ons voortbewogen?' 'O ja, en jullie zijn wel degelijk in beweging. Je onderschat de uitgestrektheid van de Engte. Het is op deze afstand onmogelijk een parallax te bepalen, hoewel jullie er over een paar duizend jaar wel een vermoeden van zouden hebben gekregen. Maar toen jullie nog tussen de sterren voeren, moeten jullie voorouders die beweging heel duidelijk hebben waargenomen, door de steeds veranderende posities van de naburige zonnen.' Miramon keek bedenkelijk. Ik leg me natuurlijk bij uw hogere kennis neer. Maar hoe het ook zij, de legenden beweren dat de goden, om een grote zonde van ons volk, ons in deze sterrenloze woestenij hebben uitgestoten en ons klimaat in eeuwige hitte hebben veranderd. Daarom, zo zeggen onze priesters, bevinden wij ons in de hel, en moeten wij boeten voor onze zonden om weer terug te worden geplaatst tussen de koele sterren. We kennen geen hemel zoals u dat definieerde; als we sterven, sterven we als verdoemden; we moeten onze verlossing zelf bewerken, hier in de modder, tijdens ons leven. Onder de gegeven omstandigheden heeft die doctrine natuurlijk zijn aantrekkelijke kanten.' Amalfi peinsde diep. Het was nu wel redelijk duidelijk wat er voorgevallen was, maar hij wanhoopte eraan of hij het Miramon duidelijk zou kunnen maken; soms is huistuin en keukenlogica niet om door te komen. De as van de planeet helde aanzienlijk, en daarbij hoorde een zekere libratie. Dat betekende dat de planeet, net als de Aarde, een Draysonkringloop kende; om de zoveel tijd begon de tollende bol te schommelen en hervatte zijn draaiing dan onder een andere hoek. Het gevolg was een rampzalige klimaatverschuiving. Iets dergelijks had op Aarde ongeveer om de vijfentwintigduizend jaar plaatsgevonden, en de eerste maal dat dat in het historische tijdperk was voorgevallen, waren er onmatig dwaze legenden en godsdiensten uit voortgesproten, veel idioter nog, over het geheel genomen, dan de legenden waar de Heviërs nu in geloofden. Maar toch was het wel beroerd voor de Heviërs dat ze net een Draysonwisseling hadden meegemaakt, op vrijwel hetzelfde ogenblik dat de planeet aan haar tocht door de Engte was begonnen. Daardoor was een zeer hoogstaande beschaving, een cultuur die juist zijn rijpste fase zou ingaan, met kracht en zonder enige overgang teruggeworpen in een tijdperk van onderlinge verwoesting. De planeet He was nu een merkwaardig mengelmoes. Politiek gesproken was de regressie tot staan gekomen vóór het barbarendom was bereikt, een aanwijzing voor de hoge toppen die dit volk beklommen had voor de catastrofe, en He bevond zich nu op de terugweg, omhoog klauwend door het stadium van oorlogvoerende stadstaten. Maar de basistechnieken van die wetenschap van achtduizend jaar geleden waren niet vergeten; nu bloeiden ze weer op en droegen 'nieuwe' vrucht. Normaal gesproken hoorden stadstaten elkaar te lijf te gaan met zwaarden en niet met afstandsprojectielen, chemische explosieven en supersonische wapens; en het idee van vliegen behoorde zich in het droomstadium te bevinden, een droom van klapwiekende vleugels bovendien, en niet al straaljagend verwezenlijkt te zijn. Astronomisch en geologisch toeval hadden de geschiedenis wel mooi door elkaar gehusseld. 'Wat zou et met me gebeurd zijn als ik de kooi had opengemaakt?' vroeg Amalfi opeens. Miramon keek bleekjes. 'Waarschijnlijk zou u zijn vermoord, tenminste, ze zouden geprobeerd hebben u te vermoorden,' zei hij met overduidelijke tegenzin. 'U zou het Kwaad weer over ons hebben gebracht. De priesters beweren dat het de vrouwen waren die de zonden van de Grote Tijd hebben aangestookt. Maar ja, in de bandietensteden houden ze de hand niet meer aan dat barbaarse geloof, wat een van de redenen is dat er zoveel naar de bandietensteden deserteren. U hebt er geen idee van wat het betekent om elk jaar je plicht te doen voor het ras, zoals de wet voorschrijft. Het is waanzin!' Hij leek erg bitter. 'Daarom is het zo moeilijk de mensen te laten begrijpen dat die bandietensteden in feite zelfvernietigend zijn. Iedereen op deze wereld is doodmoe van de strijd tegen het oerwoud, van al die pogingen om de Grote Tijd weer op te bouwen met handjes modder, en doodziek van het ophouden van maatschappelijke gedragsnormen die met dat oerwoud geen rekening houden, maar vooral zijn ze het zat om te dienen in de Tempel van de Toekomst. In de bandietensteden zijn de vrouwen schoon en krabben ze je niet open.' 'Gaan de bandietensteden het oerwoud niet te lijf?' vroeg Amalfi. 'Nee. Ze profiteren van degenen die het wel doen. Ze hebben alle godsdienst eraan gegeven, de eerste daad van een stad die in opstand komt, is de priesters vermoorden. Helaas zijn de priesters onontbeerlijk en onze beestvrouwen moeten we maar verdragen, want als we één leerstuk van de wet veranderen werpen we twijfel op de rest, zo zeggen ze tenminste. Alleen de priesters houden ons voor dat het beter is mensen te zijn dan modderhonden. En daarom volgen wij, de technici, zeer strikt alle voorschriften, hoe achterlijk sommige ook zijn, en hechten we geen waarde aan het feit dat wij zelf niet in de goden geloven.' 'Daar zit wat in,' gaf Amalfi toe. Miramon was bepaald een slimme snuiter. Als hij inderdaad een zo groot deel van het Hevische denken vertegenwoordigde als hij zelf meende, dan kon er nog veel gedaan worden op deze wilde dwaalplaneet. 'Het verbaast me dat u begreep dat de sleutel als pand aan u werd toevertrouwd,' zei Miramon. 'Dat was precies de juiste handelwijze maar hoe kon u dat weten?' Amalfi grijnsde. 'Dat was niet zo moeilijk. Ik weet hoe iemand eruit ziet die een onaangenaam klusje afschuift. Die priester van jullie maakte wel allerlei gebaren alsof hij een prachtig geschenk overdroeg, maar hij kon haast niet wachten om eraf te komen. Tussen twee haakjes, een paar van die vrouwen zijn heel dragelijk om te zien, nu Dee ze heeft afgeschrobd en de medische dienst de onderliggende lagen heeft afgekrabd. Nee, kijk maar niet zo angstig, we zullen het niet aan je priesters vertellen. Ik heb begrepen dat we voortaan een soort peetvaders moeten zijn van He.' 'U wordt beschouwd als afgezanten van de Grote Tijd,' beaamde Miramon ernstig. 'Wat u werkelijk bent hebt u nog niet gezegd.' 'Dat is zo. Kennen jullie hier seizoenarbeiders? De term komt me in jullie taal heel makkelijk te binnen, maar ik begrijp niet precies hoe...' 'Jazeker, zeker. De zangers, de soldaten, de vruchtenplukkers, ze trekken allemaal van de ene stad naar de andere en bieden hun diensten aan.' En toen was de Heviër, veel sneller dan Amalfi verwacht had, er ineens achter. 'Wilt u... wilt u zeggen... dat u te huur bent? Dat wij u kunnen huren?' 'Precies, Miramon.' 'Maar waarmee kunnen we u betalen?' vroeg Miramon opgewonden. 'Alles wat voor ons schatten zijn, alles wat we bezitten zou nog niet de prijs kunnen opbrengen van een armmaat stof als van uw sjerp!' Amalfi dacht eens na, waarbij hij zich voornamelijk afvroeg hoeveel begrip voor de werkelijke situatie men van Miramon mocht verwachten. Het viel hem in dat hij de Heviër voortdurend had onderschat. Misschien zou het gunstig zijn het eens met een volle dosis te proberen, in de hoop dat dat niet dodelijk zou blijken te zijn. 'Het zit zo,' zei Amalfi. In de beschaving waartoe wij behoren is er een zeker metaal dat als geldmiddel dient. Jullie hebben enorme hoeveelheden van dat metaal op jullie planeet maar de winning is bijzonder moeilijk en ik ben ervan overtuigd dat jullie het amper ontdekt kunnen hebben en zeker niet meer. Een van de dingen die we zouden willen, is jullie toestemming om dat metaal op te delven.' Miramons sceptisch uitpuilende ogen waren bijna komiek. 'Toestemming?' herhaalde hij. Ik bid u, burgemeester Amalfi, is uw ethische gedragscode dan even dwaas als de onze? Waarom delft u dat metaal niet eenvoudig op, zonder onze toestemming; dan bent u toch klaar?' 'Onze ordediensten zouden dat niet toestaan. Als we jullie planeet zouden ontginnen dan zijn we rijk, ongelooflijk rijk bijna. Ons onderzoek heeft niet alleen fabelachtige hoeveelheden germanium op He aan het licht gebracht maar ook de aanwezigheid van zekere geneesmiddelen die in het oerwoud groeien, middelen die als morticiden bekend staan.' 'U bedoelt?' 'Neem me niet kwalijk. Ik wil zeggen dat die middelen, mits op de juiste wijze toegepast, het tijdstip van de dood voor onbepaalde tijd opschorten.' Met grote waardigheid kwam Miramon overeind. 'U drijft de spot met mij,' zei hij. 'Ik zal later terugkomen, misschien kunnen we dan verder praten.' 'Nee, ga alsjeblieft zitten,' zei Amalfi berouwvol. Ik was even vergeten dat het niet overal bekend is dat het ouderdomsproces een anomalie is, een teruggang in de capaciteit van het lichaam om tijdig nieuwe cellen aan te maken, die opgevangen kan worden, als je het maar weet. We hebben die kwaal lang geleden al overwonnen; vóór de interstellaire ruimtevaart al. Maar de beschikbare hoeveelheid van de stoffen in kwestie is altijd vrij krap geweest, en dat werd steeds krapper naarmate de mens zich door de Melkweg verspreidde. Minder dan twee duizendste procent van onze huidige bevolking kan die behandeling heden ten dage krijgen, en de wettig verhandelde morticiden gaan voornamelijk naar de mensen die ze het hardst nodig hebben; met andere woorden, de mensen die er hun beroep van maken lange reizen door de ruimte te ondernemen. En het gevolg is dat een ruimtevaarder die denkt wel een ampulletje morticide te kunnen missen, en dan doet het er niet toe wat voor, zelfs de minst effectieve soorten, zoiets verkopen kan voor elke prijs die hij ervoor vragen wil. Geen van de morticiden hebben ze tot nu toe synthetisch kunnen bereiden, zodat als wij hier die stof kunnen verzamelen...' 'Dat is voldoende; het is niet nodig dat ik er meer van begrijp,' zei Miramon. Hij ging nadenkend op zijn hurken zitten; hij had de stoel kennelijk verworpen als iets wat het nadenken belemmerde. Ik vraag mij bij dit alles toch af of u niet uit de Grote Tijd afkomstig bent. Tja, het is niet makkelijk hier redelijk over na te denken. Waarom zou uw beschaving er bezwaar tegen hebben dat u rijk wordt?' 'Dat niet, zolang we het maar eerlijk houden. We zullen moeten kunnen aantonen dat we gewerkt hebben voor ons geld, anders verdenken ze ons ervan dat we versneden morticiden hebben verkocht op de zwarte markt, ten koste van onze eigen burgers, dus natuurlijk de gewone man. We hebben dus een geschreven overeenkomst met jullie nodig, en toestemming.' 'Dat is duidelijk,' zei Miramon. 'Die krijgt u, daar ben ik van overtuigd. Ik kan u die zelf natuurlijk niet geven. Maar ik kan u wel voorspellen wat de priesters van u zullen vragen om die toestemming te verdienen.' 'Wat dan? Dat wil ik juist graag weten, dus steek maar van wal.' 'Ten eerste zullen ze u vragen om het geheim van uw middel tegen de dood. Dat zullen ze voor zichzelf willen gebruiken en voor de anderen geheim houden. Misschien verstandig; er lopen anders misschien nog meer mensen weg, maar ik weet zeker dat ze dat in elk geval zullen willen hebben.' 'Ze kunnen het krijgen, maar ik denk dat wij ervoor zullen zorgen dat het geheim uitlekt. De Vroedschap weet hoe de therapie in elkaar zit, en jullie hebben de stof hier in zulke grote hoeveelheden dat er geen enkele reden is om het niet aan iedereen te geven.' Voor zichzelf had Amalfi nog een goede reden: als He namelijk de overkant van de Engte bereikte met een voorraad aan morticiden die toereikend was voor bijna de voltallige bevolking van de Melkweg, dan zou er een economische paniek uitbreken. 'En wat nog meer?' 'Ze zullen u vragen het oerwoud te doen verdwijnen.' Amalfi ging beduusd rechtop zitten en bette zijn kale hoofd. Het oerwoud doen verdwijnen! O, het zou makkelijk genoeg zijn om vrijwel het hele oerwoud te verwoesten, en om de Heviërs energiewapens te geven om de kale plekken open te houden, maar vroeg of laat zou het oerwoud terugkomen. De wapens zouden kortsluiting krijgen in die eeuwig vochtige atmosfeer; de Heviërs zouden er niet goed voor zorgen, zouden ze niet kunnen repareren, hoe zou zelfs de aller-intelligentste Griek een gebroken Röntgenbuis hebben kunnen repareren, zelfs al had hij geweten wat daarvoor nodig was? Daar bezat hij de technologie niet voor. Nee, het oerwoud zou terugkomen. En de politie die de bindlestiff nazat, in antwoord op de Diracwaarschuwing die de stad zelf had uitgezonden, zou ten slotte ook op He belanden om te zien of de Okies wel aan hun contract hadden voldaan, en zou daar de planeet even onontgonnen aantreffen als voorheen. Zeg maar dag tegen je schatten, dan. Dit was een oerwoudklimaat, en het zou hier oerwoud blijven tot de volgende Draysoncatastrofe en dat was dat. 'Neem me niet kwalijk,' zei hij en stak zijn hand uit naar de regelhelm. 'Geef me de Vroedschap,' zei hij in het mondstuk. 'SPREEKT U MAAR,' zei de machine die het woord voerde na een tijdje. 'Hoe zouden jullie een oerwoud doen verdwijnen?' Even stilte,
'BESTUIVEN MET NATRIUMFLUOSILICAAT IS EEN PROBAAT MIDDEL. IN EEN VOCHTIG KLIMAAT VEROORZAAKT HET DODELIJKE BLAZEN OP DE BLADEREN DIE DE PLANT DODEN; HARDNEKKIGE PLANTEN KUNNEN WORDEN BESPROEID MET 2,4"D. HET OERWOUD KOMT NATUURLIJK WEER TERUG.'
'Dat bedoelde ik juist. Is daar niets aan te doen?'
'NEE, TENZIJ DE PLANEET EEN CYCLUS VAN DRAYSON VERTOONT.'
'Waaat?'
'NEE, TENZIJ DE PLANEET EEN CYCLUS VAN DRAYSON VERTOONT. IN DAT GEVAL KAN DE AS MOGELIJKERWIJS WORDEN BIJGESTELD. DIT IS NOG NOOIT BEPROEFD, MAAR THEORETISCH IS HET VRIJ EENVOUDIG. EEN WETSVOORSTEL TOT HET BIJSTELLEN VAN DE AS VAN DE AARDE WERD MET EEN MEERDERHEID VAN DRIE STEMMEN VERWORPEN IN DE TWEEËNTACHTIGSTE ZITTING VAN DE RAAD, DANKZIJ PROPAGANDA VAN DE NATUURBESCHERMERS.'
'Zou de stad zoiets kunnen doen?'
'NEE. DE KOSTEN DAARVAN ZIJN ONHAALBAAR.
Burgemeester Amalfi, u denkt er toch niet over deze planeet te laten kantelen?
WIJ VERBIEDEN DAT TEN STRENGSTE. ALLES WIJST EROP...'
Amalfi rukte zich de helm van het hoofd en slingerde hem de kamer door. Miramon sprong geschrokken overeind. 'Hazleton!' De bedrijfsleider kwam door de deur gestoven alsof hij op rolletjes stond en iemand hem een duw had gegeven. 'Ja chef, wat is er aan...' 'Ga naar beneden en schakel de Vroedschap uit, en gauw, voor ze het in de gaten krijgen en iets uithalen. Gauw man...!' Hazleton was al weg. Aan de andere kant van de kamer kwetterden de koptelefoons in de helm hun dorre gegevens, in bezorgde afgemeten lettergrepen. Toen zwegen ze opeens. De Vroedschap was uitgeschakeld en Amalfi was klaar om een wereld van zijn plaats te halen. Het feit dat ze geen beroep op de Vroedschap konden doen, voor het eerst sinds die zaak op Epoch, vijf eeuwen terug, toen de hele stad een tijd zonder energievoorziening had gezeten, maakte het karwei veel moeilijker dan het had moeten zijn, afgezien nog van hun zorg om zo weinig mogelijk te verstoren. Het kantelen van de planeet, hetgeen de clou van de zaak werd, was in wezen simpel genoeg; de mallemolens van de stad konden dat best aan. Maar de neveneffecten van zo'n paardenmiddel konden wel eens veel erger blijken dan de kwaal. Het probleem was van seismologische aard. Sneldraaiende lichamen hebben de eigenschap dat ze hun positie niet graag prijsgeven. En als die energie bedwongen werd, zou ze ergens anders weer te voorschijn willen komen, naar alle waarschijnlijkheid in de vorm van meervoudige aardbevingen. En ook viel over de gedragingen van de zwaartekracht heel weinig te voorspellen. De draaiing van de planeet hield zoals gebruikelijk een aanzienlijk magnetisch veld in stand. Amalfi wist niet hoe dat veld erop zou reageren wanneer het werd gekanteld binnen de door het veld zelf veroorzaakte kromming van de ruimte, of wat er met He gebeuren kon op het ogenblik dat de mallemolens van de stad het hele zwaartekrachtveld van de planeet polariseerden. Op de verhuisdag zou de planeet feitelijk een tijdje geen magnetisch moment bezitten, en aangezien het uitvoeren van dergelijke berekeningen een taak was van de Vroedschap, konden ze niet bepalen waar die energie dan te voorschijn zou komen, in welke vorm, en met welke intensiteit. Die laatste vraag legde hij aan Hazleton voor. 'Als we met een gewoon probleem te maken hadden, dan zou ik zeggen dat die energie zich als snelheid zou manifesteren,' stelde hij. 'Met als gevolg een onbedoeld ruimtetripje. Maar dit is geen gewoon geval. De massa waar we mee werken is... nou ja, planetair, meer kan ik er niet van zeggen. Wat vind jij, Mark?' 'Ik weet niet wat ik ervan vinden moet,' bekende Hazleton. 'Als ik de vergelijkingen toepas, krijg ik alleen globale uitkomsten, en gekwantiseerde uitkomsten bovendien, terwijl dit hele probleem een klassiek veldvraagstuk is. Wanneer we de stad verplaatsen, veranderen we het magnetisch moment van de elektronen in haar samenstelling, maar de stad is zelf een lichaam met een vrij kleine massa, zonder draaiing, en ze bezit nu eenmaal geen groot magnetisch moment.' 'Ja, daar dacht ik ook aan. Ik kan nou eenmaal niet overwippen van waarschijnlijkheidsrekening naar Tensor, net zomin als die arme Einstein. Voor ik weet, heeft er nog niemand zich echt geworpen op de discontinuïteit tussen wat de mallemolen uitvoert met het elektron, en wat er gebeurt met een lichaam met een klassieke massa, binnen een mallemolenveld.' 'Nou ja, maar met snelheid weten we wel weg; we kunnen het hier in deze leegte zelfs negeren, dat probleem. Maar stel dat die energie zich als hitte manifesteert? Dan blijft er van He alleen een gasnevel over.' Amalfi schudde zijn hoofd. 'Dat is volgens mij een spookbeeld. De gyroscopische weerstand kan natuurlijk als warmte te voorschijn komen, maar de magnetogravitatie niet. Ik denk dat we veilig kunnen veronderstellen dat die energie zich in de vorm van snelheid manifesteert, zoals bij een normale mallemolenvlucht. Herleid dat nou eens op de gebruikelijke manier, en kijk dan wat je krijgt.' Hazleton boog zich over zijn rekenliniaal; op zijn voorhoofd en boven zijn snor parelde het zweet in dikke druppels. Amalfi begreep best dat de Heviërs graag van hun oerwoud af wilden, en van die eeuwige vochtigheid. Hoewel hij zelf zo weinig mogelijk aanhad, had hij sinds de landing van de stad geen droge draad meer aan zijn lijf gehad. 'Nou,' zei ten slotte de bedrijfsleider, 'tenzij ik een fout ergens heb zitten, zal de hele mikmak, met planeet en al, d'r vandoor schieten met ongeveer dubbele lichtsnelheid. Dat is niet zo gek; onze kruissnelheid zo ongeveer. We kunnen dus altijd met een lus om ze heen om de planeet terug te duwen naar haar omloopbaan.' 'Aha, maar is dat wel zo? Denk eraan, we hebben d'r niet onder controle! De vector treedt automatisch op zodra we de mallemolens aanzetten. We weten zelfs niet in welke richting die pijl wordt afgeschoten. Misschien stort de planeet zich wel binnen een seconde in de zon, weten wij veel. We kunnen de richting nooit voorspellen.' 'Jawel,' wierp Hazleton tegen. 'Langs de draaiingsas natuurlijk.' 'En de helling? En koppelkrachten?' 'Geen probleem, o nee, natuurlijk wel. Ik vergeet steeds dat we met een planeet bezig zijn en niet met elektronen.' Hij toog weer aan het werk met de rekenliniaal. 'Lauw. Ik moet met teveel substituties werken. Dat antwoord krijgen we nooit op tijd uitgerekend zonder de Vroedschap, en koppelkrachten kunnen de eindsnelheid inderdaad aanzienlijk opvoeren. Maar als we een manier kunnen uitdokteren om die vlucht te sturen, dan maakt het uiteindelijk niet zoveel uit. Je krijgt natuurlijk een verstoring van de andere planeten zodra deze haar massa kwijtraakt, of ze nou daarbij van haar plaats gaat of niet, maar daar wonen toch geen mensen.' 'Prima. Mark, ga jij een manier bedenken om de planeet te sturen. Ik zal zien wat ik aan die geologie kan doen en...' De deur gleed onverwacht open en Amalfi keek over zijn schouder. Het was brigadier Anderson. De brigadier van de grensbewaking bleef meestal onberoerd onder alle mogelijke wonderbaarlijkheden, behalve wanneer ze de stad bedreigden. 'Wat is er?' vroeg Amalfi geschrokken. 'Burgemeester, we hebben een ultraboodschap opgevangen van een of ander stelletje dat beweert gevlucht te zijn uit een andere Okiestad; ze beweren dat ze door een bindlestiff zijn overvallen en vernietigd. Ze hebben een noodlanding gemaakt ergens in het noorden van deze planeet en ze worden aangevallen door de plaatselijke roversteden. Ze hadden zich verschanst terwijl ze om hulp riepen en toen hield de uitzending plotseling op. Ik dacht dat u dat wel zou willen weten.' Amalfi hees zich bijna ogenblikkelijk overeind. 'Heb je die uitzending gepeild?' vroeg hij. 'Ja meneer.' 'Geef me dan de uitslag. Vooruit Mark. Dat is die reddingsboot van ons, die uit de stad kwam met de brandstofloze aandrijving. We moeten die lui te pakken zien te krijgen.' Amalfi en Hazleton namen een taximaat tot aan de rand van de stad en legden de rest van de afstand tot de Hevische stad te voet af, over de supersonisch leeg gevaagde strook kale aarde die de muren omgaf. De aarde voelde een beetje als rubber. Amalfi vermoedde dat een rudimentaire vorm van het frictieveld de modder in een staat van stijve geleiachtigheid hield. Hij zag opeens voor zich hoe infanteriesoldaten onverwacht wegzonken in een langzaam inzakkende modderbrij op het moment dat de velden werden uitgeschakeld en verhaastte zijn pas. Toen ze binnen de poorten kwamen riepen de Hevische wachtposten een merkwaardig stinkend vehikel, dat scheen te worden aangedreven door verbranding van koolwaterstof, waarop de Okies onder luid geloei de straten werden doorgevoerd op weg naar Miramon. Het hele eind hield Amalfi zich, op van de zenuwen, verbeten vast aan een geweven lus. Het was voor hem een zeldzame ervaring om zich op een oppervlak met grote snelheid voort te bewegen, en de manier waarop de dingen langs het raampje flitsten maakte hem doodzenuwachtig. 'Wil die knakker ons soms te pletter rijden?' mopperde Hazleton. Ik wed dat hij wel vierhonderd kilometer per uur rijdt.' 'Blij dat jij er ook zo over denkt,' zei Amalfi terwijl hij zich een beetje ontspande. 'Trouwens, hij rijdt nog geen tweehonderd, hoor. Het komt alleen door de manier waarop ze...' De bestuurder, die heel behoedzaam vijftig had gereden, uit eerbied voor de vreemdelingen uit de Grote Tijd, sloeg met een ruk een bocht om en zette de wagen keurig voor Miramons deur neer. Amalfi stapte uit met knikkende knieën; Hazleton zag pastelgeel. Ik ga een manier verzinnen om te zorgen dat onze taximaten ook buiten de stad functioneren,' mompelde hij. 'Elke keer dat we ergens landen, zitten we te hobbelen op ossenkarren of op de rug van kangoeroestieren, of we zitten in luchtballons, of stoomschroefvliegtuigen, of in toestellen die je met je voeten naar voren en je kop in het zand door tunnels heen sleuren, of wat de plaatselijke bevolking maar sjiek vindt qua vervoer. Mijn maag kan dat allemaal niet meer zo hebben.' Amalfi grijnsde en stak groetend zijn hand op tegen Miramon, wiens gezicht uitdrukte dat hij slechts met grote moeite zijn lachen had gesmoord. 'Wat brengt u hier?' vroeg de Heviër. 'Komt u binnen. Ik heb geen stoelen, maar...' 'Geen tijd voor,' zei Amalfi. 'Je moet goed luisteren, Miramon, want dit wordt heel ingewikkeld om uit te leggen en ik zal het je heel snel moeten vertellen. Je weet al dat onze stad niet de enige is in haar soort. Nu zit het zo, dat wij ook niet de eerste Okiestad zijn die de Engte is ingetrokken; er waren er twee voor ons. De ene, een stad van misdadigers die wij bindlestiff noemen, heeft de andere aangevallen en verwoest; wij waren te ver weg om dat te verhinderen. Kun je me zover volgen?' Ik geloof het wel,' zei Miramon. 'Die bindlestiff is als onze roofsteden...' 'Ja, precies. En voor wij weten, bevindt die stad zich nog steeds in de Engte. Nu had de stad die door de stiff is vernietigd, iets wat wij heel graag willen hebben, en wat we te pakken moeten krijgen voor de bindlestiff erbij kan komen. We weten dat de dode stad reddingsboten heeft uitgezet, en dat een van die sloepen zojuist geland is op jullie wereld, en meteen in handen is gevallen van een van jullie eigen roofsteden. Wij moeten ze dus gaan redden. Het zijn de enige overlevenden van de vermoorde stad, voor wij weten, en het is voor ons van groot belang om ze te ondervragen. We moeten weten hoeveel zij afweten van datgene wat wij willen hebben, de brandstofloze aandrijving heet dat, en of ze enig idee hebben waar de bindlestiff nu zou kunnen zijn.' 'Dat begrijp ik,' zei Miramon nadenkend. 'Komt deze... deze bindlestiff ook naar He?' 'Dat denken we wel. En hij is erg machtig, ze hebben alle wapens die wij hebben, plus nog het een en ander. We moeten eerst die overlevenden op gaan halen en dan een manier bedenken om ons, en jullie, tegen die stiff te beschermen wanneer die hierheen komt. En bovenal moeten we verhinderen dat de stiff het geheim van de brandstofloze aandrijving krijgt.' 'Wat moet ik voor jullie doen?' zei Miramon ernstig. 'Kun je ons aanwijzen waar die Hevische stad ligt waar die mensen gevangen worden gehouden? We hebben wel een richtingspeiling, maar die is heel vaag. Als je ons daarmee kan helpen, dan krijgen we ze er zelf wel uit.' Miramon ging het huis weer binnen, het was, net als alle onderkomens in de stad, in feite een slaaphuis waarin vijfentwintig mannen woonden met hetzelfde beroep of vak, en kwam terug met een landkaart. De manier van kaarttekenen op He sprak absoluut niet voor zichzelf, maar na een tijdje was Hazleton wel in staat de gebruikte symbolen en beelden te ontwarren. 'Daar ligt jullie stad, en daar ligt de onze,' zei hij tegen Miramon. 'Ja? En dat geval dat op een sinaasappelschil lijkt is een vlinderprojectie. Ik heb altijd al beweerd dat die een stuk natuurgetrouwer een bolvormig gebied weergeven dan onze eigen geografische projectie, chef.' 'Ja en het is nog makkelijker om wat je wilt onthouden aan te duiden met een topologische verhouding,' zei Amalfi ongeduldig. 'Niemand haalt toch een rijtje tekens en een landschap door elkaar! Laat Miramon zien waar de signalen vandaan kwamen.' 'Hierboven, in die ene vleugel van de vlinder.' Miramons gezicht betrok. 'Daar ligt slechts één stad: Fabr-Suithe. Heel kwalijk om te benaderen, ook in militaire zin. Maar als u erop staat, dan zullen we u helpen. Weet u wat het gevolg zal zijn?' 'Dat we onze vrienden redden, hopelijk. Wat anders?' 'De roofsteden zullen in groten getale uittrekken om het Grote Werk te belemmeren. Ze zijn ertegen; het oerwoud is hun hele leven.' 'Waarom hebben ze ons dan niet eerder de voet dwars gezet?' vroeg Hazleton. 'Zijn ze bang, soms?', 'Nee.' Ze vrezen niets, volgens ons gebruiken ze roesmiddelen maar ze zagen tot nu toe geen mogelijkheid om u aan te vallen zonder enorme verliezen te lijden. Daarbij waren hun beweegredenen om u aan te vallen nog niet zo dringend dat ze het risico aandurfden. Maar als u een van hen aanvalt, dan hebben ze reden genoeg. Haat leren ze erg snel aan.' 'Ik dacht dat we ze wel aankunnen,' zei Hazleton koel. 'Daar ben ik van overtuigd,' zei Miramon, 'maar wees u gewaarschuwd dat Fabr-Suithe de aanvoerder is van de roofsteden. Als zij aanvallen, volgen ze allemaal.' Amalfi haalde zijn schouders op. 'Dat riskeren we dan maar. Het is niet anders, want we moeten die mensen hebben. Misschien kunnen we 't zo snel voor elkaar bakken dat we alle tegenstand in de kiem smoren. We gaan met stad en al op bezoek bij Fabr-Suithe; als ze ons die Okies niet willen uitleveren...' 'Huh?' 'Chef...' 'Hoe wou je ons de lucht in krijgen?' Amalfi voelde dat zijn oren vuurrood werden, en hij slaakte een verwensing. 'Ik was die machine op de Drieëntwintigste Straat helemaal vergeten. Miramon, we hebben een vloot van jullie raketten nodig. Hoe doen we dat, Hazleton? We kunnen geen echt zwaar tuig in zo'n Hevisch raketvliegtuig zetten, een reactor gaat er natuurlijk best in, maar een frictieopwekker of een scheeps-mesotronkanon niet, en proppenschieters meenemen heeft geen zin. Wat denk je, zou een gasaanval wat zijn?' 'Je krijgt ook niet genoeg gas in zo'n Hevische raket. Of genoeg mensen om een effectieve invasie uit te voeren.' 'Neem me niet kwalijk,' zei Miramon, 'maar het is ook nog niet zeker of de priesters het wel goed vinden dat onze vliegtuigen tegen Fabr-Suithe worden ingezet. We kunnen beter meteen naar de tempel rijden om permissie te vragen.' 'Belsen en bebop!' zei Amalfi. Het was de oudste verwensing uit zijn repertoire. Zelfs met elektronische versterking was het in de kleine raket onmogelijk om met elkaar te praten. De machine bulderde als een gigantische tamtam mee met de trillingen van de venturi's. Somber keek Amalfi toe hoe Hazleton het mechanisme in de neus van het toestel aansloot op de energiekabels van de reactor, geen geringe prestatie gezien de manier waarop het toestel heen en weer slingerde in de turbulente tegenwind van He. De reactor was zelf natuurlijk simpel genoeg te bedienen: hij bestond alleen uit een soort glazen baksteen, gevuld met een fijn wit schuim, zwaar water met uranium 235 hexafluoride in oplossing, afgedempt door bellen cadmiumdamp. Het grootste deel van het gewicht bestond uit de stralingsschilden en het alles omgevende netwerk van haarvaten van de warmtewisselaar. Er was geen enkel probleem geweest met de priesters over het gebruik van de kleine raketvloot; de priesters waren opgetogen over het voorstel dat de afgezanten van de Grote Tijd zo'n afvallige Hevische stad eens een lesje gingen leren. Amalfi verdacht Miramon met zijn uitgestreken gezicht ervan dat hij de noodzaak voor die priesterlijke toestemming uit zijn duim had gezogen, alleen om de twee Okies nog eens in zo'n stinkende wielwagen te krijgen en om van hun gezichten te kunnen genieten tijdens de rit naar de tempel. Het ongemak van dat tochtje viel echter bij deze tocht in het niet. De piloot verzette zijn voeten op de pedalen en de vloer begon te dansen. Een metalen valluik schoof met een vaartje open, vlak onder Amalfi's neus, en het volgende ogenblik zat hij door een nevelige lucht neer te staren op een eng scheefhangend oerwoud. Op hetzelfde ogenblik klonk er een doordringende onmenselijke gegil, schel genoeg om een ogenblik het gezang van de raket te overstemmen. En toen kwam het vaker: psjioewüii! psjioewiii! psjioewiii! Bij bijna elke gil bokte de kist en schudde woest heen en weer terwijl hij boven de toppen van het oerwoud zwenkte en zwaaide. Amalfi had zich nog nooit zo hulpeloos gevoeld. Hij wist zelfs niet wat het geluid te betekenen had, alleen dat het kwaad bedoeld was. Hij herkende het klaboem van zware explosieven toen het begon, want de stad had vaak ontploffingen teweeg moeten brengen tijdens opdrachten, maar er was hem absoluut niets bekend dat kedoekedoekedoekedoekedoekedoeke deed, als een soort dolgedraaide trilboor, en het onzichtbare ding dat onder het voort suizen z'n eigen oorlogskreet voortbracht, ieiiiokerTSJAKketsjakketsjakketsjak, leek hem volslagen ongerijmd en onmogelijk. Tot zijn stomme verbazing ontdekte hij dat de romp rondom hem opeens bespikkeld was met kleine gaatjes, echte gaatjes waardoor de wind naar binnen floot. Het duurde eeuwen, scheen het wel, voor hij besefte dat het gejodel en gegil dat hem niets zei, het schip doorzeefd had en hem elk ogenblik dreigde om te brengen. Iemand stond aan hem te schudden. Hij kwam wankelend op zijn knieën overeind en probeerde zijn verstijfde ogen in beweging te krijgen. 'Amalfi! Amalfi!' Hoewel de stem in zijn oor blies, leek ze parsecs van hem verwijderd. 'Zoek gauw een plek uit, want anders halen ze ons neer in...' Buiten ontplofte er iets en Amalfi werd weer tegen de vloer geslingerd. Koppig kroop hij terug naar het luik en keek omlaag door het inmiddels stukgeschoten glas. De Hevische roofstad schoot ondersteboven onder hem door. De burgemeester voelde een plotselinge golf luchtziekte opkomen en de stad verdween achter een netwerk van tranen. De tweede keer dat ze langskwam, slaagde hij erin het gebouw te ontwaren dat het zwaarst was bewaakt, en kokkend wees hij ernaar. De raket wipte haar uitlaat op tot boven de dichtstbijzijnde wolken, en dook toen met de snavel vooruit rechtstandig omlaag. Amalfi klemde zich vast aan het luikgat dat plotseling weer grijs was, terwijl het bloed van zijn opengehaalde vingers hem in een fijne nevel in het gezicht sproeide. 'Nut' Niemand hoorde het, maar Hazleton zag dat hij zijn hoofd bewoog. Een explosie van puur licht doortrok de op haar kant staande cabine, ondanks de stralingsschilden om de reactor. Dwars door zijn schedel heen verblindde het violetwitte licht van die geluidloze ontploffing Amalfi nog bijna, en hij voelde de straling door zijn schouders en zijn borst trekken. Nou, hij zou nu geen allergieën meer kunnen opdoen op deze planeet; ieder histaminemolecule in zijn bloed was in dat ogenblik gegarandeerd ontgiftigd. De raket schommelde onbeheerst, maar raakte toen weer onder controle. Het lawaai van het geschut was al verstomd, op slag, op het moment van de lichtflits. De Hevische roofstad was blind. Het gebrul van de straalpijpen viel stil en voor het eerst begreep Amalfi hoe gierend leeg een stilte kan zijn. De machine kwam omlaag in een steile glijvlucht terwijl de omringende lucht droef jammerde. Een tweede raket, bestuurd door Carrel, schoot voor hen uit en maaide een smalle landingsbaan uit het oerwoud met draagbare mesotrongeweren, want de roofsteden hielden geen supersonisch plantloos niemandsland in stand tussen zichzelf en de weelderige plantengroei. Op het ogenblik dat de raket stilstond sprongen Amalfi en een uitgezochte ploeg Okies en Heviërs eruit en trokken voorwaarts door de modder. Uit Fabr-Suithe steeg een duizend kelig gegil op, menselijk gegil ditmaal, gebrul van woede en verdriet, afkomstig van mensen die meenden dat ze voor het leven blind waren geworden. Amalfi twijfelde er niet aan dat dat voor een aantal ook wel het geval zou blijken te zijn. Iedereen die zo onfortuinlijk was geweest om naar de hemel te kijken, op het ogenblik dat de complete energieproductie van de reactor in zichtbaar licht was omgezet, zou heel zeker nooit meer kunnen zien. Maar de wetten van het toeval in aanmerking genomen, zou het grootste" deel van de afvalligen toch wel afgeschermd zijn geweest, dus snelheid was van het grootste belang. De modder klonterde in dikke kluiten onder zijn schoenen, en het oerwoud werd niet dunner, tot ze pal op de stadsmuur stonden. De poorten waren jaren geleden al stuk geroest en bleken dicht overwoekerd te zijn. De Heviërs hakten zich er met vaardige messen en overleg doorheen. Binnen was het lopen al bijna even moeilijk. Het eigenlijke Fabr-Suithe toonde een neerdrukkende aanblik van woekerende wanhoop. De meeste gebouwen gingen geheel schuil achter klimplanten en vele waren al praktisch ingestort. IJzerharde sprieten hadden zich een weg gebaand tussen bakstenen door, door vensters heen, onder kroonlijsten en door rioolbuizen en schoorstenen. Gifgroene bladeren, dik van sap, drukten zich gulzig op elk beschikbaar oppervlak en op beschaduwde plekjes groeiden bloedrode zwammen die stonken als een zesdaags lijk; hun weeë stank bezwangerde de lucht. Zelfs de straattegels waren uitgelopen; geen wonder, want de jongste waren uit domheid of laksheid, van jong hout gesneden. Het gegil begon in zacht jammeren over te gaan. Amalfi deed zijn best om zich te beheersen en niet naar de getroffen bewoners te kijken. Iemand die meent dat hij zojuist voorgoed met blindheid is geslagen is zo prettig niet om aan te zien, zelfs als hij het niet bij het rechte eind heeft. Maar toch was het onmogelijk om niet die vreemde mengeling te zien van besmeurde pronkkleding en glanzende schone naaktheid. Het was alsof twee verschillende tijdsperioden in de stad dooreen waren gegooid, alsof een samenzijn van Hrunta edelen doorspekt was met edele wilden. Mogelijk hadden diegenen die de strijd tegen het oerwoud helemaal opgegeven hadden, tegelijk weer de genoegens van het bad ontdekt. In dat geval zouden ze binnenkort de genoegens van het modderbad mede ontdekken, en er dan weer helemaal zo nobel niet uitzien... 'Amalfi, daar zijn ze...' Het onderdrukte medeleven dat de burgemeester voor de verblinde mensen had gekoesterd, verdween als sneeuw voor de zon toen hij de gevangen Okies in het oog kreeg. Om te beginnen waren ze stelselmatig afgerost, waarna hen een regen van kleine attenties bewezen was waarin de hoogtepunten van barbarendom en decadentie verenigd waren. Een was er, gelukkig voor hem, in een vroeg stadium van de 'ondervraging' door zijn lotgenoten gewurgd. Een tweede, die armen en benen was kwijtgeraakt, had gered moeten worden, maar smeekte zo aanhoudend om de dood, dat Amalfi hem in een sentimentele opwelling liet doodschieten. De resterende drie mannen konden nog spreken en lopen, maar twee daarvan waren krankzinnig. De een was catatonisch, en moest op een draagbaar worden afgevoerd; de ander was manisch-depressief, en werd vastgebonden en met een prop in zijn mond heel voorzichtig weggeleid. 'Hoe maakt u het?' vroeg de enige man met verstand in het Russisch, de dode universele taal van de Aarde. Hij was een wandelend skelet, maar hij straalde een enorme geestkracht uit. In het begin van de 'ondervragingen' had hij zijn tong verloren, maar nu al had hij zich spreken geleerd met zijn slokdarm; het resultaat was erg vreemd maar verstaanbaar. 'De wilden kwamen al om ons te vermoorden toen ze uw raketten hoorden. En toen kwam er een soort flits en iedereen begon te gillen, een aangenaam geluid, hoor, dat kan ik u wel vertellen.' 'Dat zal best,' zei Amalfi. 'Spreekt u ook Interlingua? Mooi, want mijn Russisch is vandaag de dag wat roestig. Die flits waar u het over had, was een fotonenexplosie. Het was de enige manier die we konden bedenken om jullie er levend uit te halen. We hebben nog over gas gedacht, maar als ze gasmaskers hadden gehad, dan hadden ze jullie toch nog kunnen vermoorden.' Ik heb geen gasmaskers gezien, maar ik weet zeker dat ze ze hebben. Er zijn nogal wat rondzwevende wolken vulkanisch gas op dit deel van de planeet, zeggen ze; ze zullen best een absorberend middel hebben ontwikkeld, houtskool kennen ze hier wel. Gelukkig maar dat wij zo ver onder de grond zaten, anders waren wij ook blind geweest. Jullie zijn een technische stad, zeker.' 'Min of meer,' beaamde Amalfi. 'Strikt genomen zijn wij mijnbouwers en oliewinners, maar we hebben een heleboel bijbaantjes ontwikkeld sinds we van de grond zijn gekomen, als iedere Okie, eigenlijk. Op Aarde waren we een havenstad en daar deden we letterlijk van alles, maar in de ruimte moet je je specialiseren. Hier is onze raket, kruip er maar in. Het is primitief maar je komt ermee vooruit. En jullie?' 'Landbouwdeskundigen. Onze burgemeester dacht dat daar wel veel vraag naar zou zijn, langs de rand van de Melkweg, om verlaten kolonies en afgelegen planeten te leren hoe je vergiftigd land kunt bebouwen en zonder zware machinerieën nog aardige oogsten kunt krijgen. En onze nevenspecialisatie was waxmanisme.' 'Wat is dat?' vroeg Amalfi terwijl hij het riementuig vastmaakte om het uitgeteerde lijf. 'Antibiotica die uit aarde worden gewonnen. Daar zat de bindlestiff achteraan, en hij heeft ze gekregen ook. De vuile rotzakken. Zelf is het ze teveel moeite om hun stad redelijk schoon te houden. Ze beroven liever andere steden van hun medicijnen wanneer ze eens een epidemie hebben. O, en germanium wilden ze ook hebben, natuurlijk. En toen ze merkten dat we dat niet hadden bliezen ze ons op. We waren al overgegaan op ruilhandel zodra we buiten de handelsroutes waren gekomen.' 'En jullie passagier?' vroeg Amalfi met voorgewende nonchalance. 'Die doctor Kever? Niet dat hij zo heette, ik kon zijn naam zelfs niet zeggen toen ik mijn tong nog had. Ik denk niet dat die het overleefd heeft. We moesten hem zelfs in de stad steeds in een bassin bewaren en ik zie nog niet dat die een tocht in een reddingsboot zou overleven. Een Myrdiaan; allemaal slimme donders trouwens. Die brandstofloze aandrijving van hem, bij voorbeeld...' Buiten knalde een schot, en Amalfi's gezicht vertrok. 'We kunnen beter vertrekken, ze beginnen hun gezicht terug te krijgen. Later praten we nog wel. Hazleton? Nog gewonden?' 'Niet noemenswaard, chef. Iedereen op zijn plaats?' 'Ja; rijen maar.' Een hagel van schoten weerklonk en toen hoestte de raket, begon te brullen en steeg op haar staart omhoog. Amalfi slaakte een diepe zucht, tegen de druk van de versnelling in, en draaide zijn hoofd om naar de man die nog praten kon. Hij lag nog veilig ingesnoerd en zag er erg ontspannen uit. Een projectiel met een koperen punt was vlak bij hem door de scheepswand geslagen en had de bovenkant van zijn schedel weggerukt. Het was een pijnlijk lang en zorgelijk proces om uit de gekken informatie los te peuteren. Zelfs nadat de manisch-depressieve patiënt weer enigszins bij zijn verstand was gebracht, kon hij maar weinig vertellen. De reddingsboot was niet naar He gegaan vanwege de Diracwaarschuwing van Hazleton, zei hij. Noch de reddingsboot, noch de verbrande Okiestad hadden Diracapparatuur bezeten. De reddingsboot was, zoals Amalfi had voorspeld, naar He gekomen omdat die planeet de enige mogelijkheid bood voor een landing in heel de lege sterrenkloof. En de vluchtelingen hadden zelfs nog hun toevlucht moeten nemen tot hongerrantsoenen en diepslaap om het te kunnen halen. 'Hebben jullie de stiff daarna nog gezien?' 'Nee meneer. Als ze uw waarschuwing over de Dirac hebben gehoord, dan hebben ze natuurlijk gedacht dat de politie ze in de gaten had en zijn ze hem gesmeerd; of dat er hier ergens een militaire basis was of een heel hoogstaande beschaving, op deze planeet.' 'Nou raad je er maar naar,' zei Amalfi brommerig. 'Wat is er met dokter Kever gebeurd?' De man keek geschrokken. 'De Myrdiaan in dat bassin? Die zal wel de lucht in zijn gegaan, met de stad.' 'Hij is dus niet in een reddingsboot gezet?' 'Lijkt mij niet waarschijnlijk. Maar ik was alleen maar de piloot. Het kan best dat ze hem om een of andere reden weg hebben geschoten in de jol van de burgemeester.' 'Weet je iets van zijn brandstofloze aandrijving?', 'Voor het eerst dat ik ervan hoor.' Amalfi was verre van tevreden; hij had zo het vermoeden dat er nog ergens in 's mans geest kortsluiting zat. Maar meer kon hij niet uit hem krijgen en dat feit had Amalfi maar te accepteren. Het enige wat hem restte, was te proberen het wapenarsenaal in te schatten dat de bindlestiff tot zijn beschikking had; op dat punt was de genezen krankzinnige volstrekt onwetend, maar de neurofysioloog van de stad beweerde met enig voorbehoud dat hij over een maand of wat misschien wel iets uit de catatonische patiënt zou kunnen krijgen; voorlopig was hij er nog niet in geslaagd de aandacht van de man te trekken. Amalfi accepteerde die schatting maar, want meer kon hij toch niet doen. Nu de verhuisdag voor He voor de deur stond, kon hij zich niet veroorloven overuren te maken over een ander probleem. Hij was al tot de slotsom gekomen dat het meest eenvoudige antwoord op het probleem van de vulkanische activiteit, die anders onvermijdelijk zou zijn wanneer het geofysische evenwicht van de planeet zo drastisch werd veranderd, zou zijn het versterken van de planeetkorst. Op tweehonderd punten op het oppervlak van He waren nu werkploegen bezig lange, dunne, schuinlopende schachten te boren in de richting van de vloeistof rond de planeetkern. De schachten kruisten elkaar op een ingewikkelde manier en tot op dat moment was er door het boren nog maar één vulkaan ontstaan. Over het algemeen waren de aangeboorde lavaholtes al voorzien, en werd de stroom afgevoerd via vele elkaar snijdende kanaaltjes zonder ooit aan het oppervlak te komen. Zodra het gesmolten gesteente was verhard, werden de volgelopen kanalen opnieuw uitgeboord met mesotrongeweren, die ingesteld waren op de scherpst mogelijk geconcentreerde bundel. Geen van de schachten had de vloeistof schil nog aangeboord; het plan was om ze allemaal tegelijk te voltooien. Op dat ogenblik zouden bepaalde vulkanische gebieden, die doorsneden waren met kanalen, instorten en zouden gigantische proppen naar de oppervlakte worden gestuwd, proppen van ijzer, onderling verbonden door ijzerhoudende tegenwichten in de vorm van kanalen. De planeet He zou een krampachtig korset te dragen krijgen, dat slechts een uiterst geringe korstbeweging toeliet; ze zou aaneengenaaid zijn met steken van staal, staal dat zelfs graniet geologische tijdperken lang in oplossing kon houden. Het vraagstuk van de hitte was moeilijker op te lossen en Amalfi was er nog niet zeker van of hij de remedie wel gevonden had. Het feit dat de structuur niet mee zou geven, zou op zichzelf hoge temperaturen doen ontstaan, en zodra er een algemene grondverschuiving op gang kwam, zouden de ondergrondse spanten direct afknappen. De methode die dat tegen moest gaan was nogal drastisch, en de neveneffecten waren nog vrijwel onbekend. Maar over het geheel genomen waren de plannen vrij eenvoudig, en vereisten ze alleen tamelijk zware, maar niet erg gecompliceerde arbeid. Vanuit de roofsteden was natuurlijk wel enige tegenstand te verwachten. Maar Amalfi had er niet op gerekend de eerste maand na de overval op Fabre-Suithe al twintig procent van zijn werkploegen te verliezen. Het was Miramon die het laatste bericht over een uitgemoord werkkamp bij hem bracht. Amalfi zat onder een boomvaren op een hoogte, waar hij over de stad uit kon zien, te kijken naar de vlucht van de reusachtige libellen en na te denken over hitteoverdracht in gesteente. 'Weet je wel zeker dat ze voldoende waren beschermd?' vroeg Miramon voorzichtig. 'Sommige insecten die we hier hebben...' Amalfi vond de insecten en heel het oerwoud haast hinderlijk mooi. Het idee dat dat achteloos vernietigd zou worden, bracht hem een beetje uit zijn doen. 'O jawel,' antwoordde hij kortaf. 'We hebben alle gebieden waar we kampen hebben bespoten met dicumarinen en fluorinesubstituten. En trouwens, gebruiken die insecten van jullie ook explosieven?' 'Explosieven? Is er dynamiet gebruikt? Maar ik zag geen tekenen van...' 'Nee. Dat zit mij ook dwars. Al die omgevallen bomen waar je het over had bevallen me niets; dat lijkt meer op onze TDX dan op dynamiet of andere explosieven. Zelf gebruiken we TDX voor snijexplosies; het heeft namelijk de eigenschap om in een plat vlak te exploderen.' Miramons ogen puilden uit. 'Onmogelijk. Een explosie moet zich toch voortzetten in alle richtingen die open staan!' 'Niet wanneer het gebruikte explosief een piperazohexynitraat is, dat uit gepolariseerde koolstofatomen is opgebouwd. Dergelijke atomen kunnen alleen maar één richting uit, en wel haaks op de richting van de zwaartekracht. Dat bedoel ik juist. Jullie zijn al wel aan dynamiet toe, maar niet aan TDX.' Hij zweeg en er kwamen rimpels in zijn voorhoofd. 'Natuurlijk is een deel van onze verliezen te wijten aan overvallen door de bandieten, met lanceerinrichtingen voor projectielen en gewone bommen, onze vrienden dus uit Fabre-Suithe en hun aanhang. Maar die kampen waar een explosie had plaatsgevonden zonder dat er een krater te zien was...' Hij zweeg weer. Het had geen zin te praten over de mensen die vergast waren. Het was zelfs een hele toer om eraan te denken. Iemand op deze planeet bezat een gas dat braakgas, niesgas en blaargas tegelijk was. De mannen werden eerst gedwongen hun gasmaskers, alleen bestemd om hen tegen vulkanische gassen te beschermen, af te doen, om te kunnen overgeven, kregen dan door krampachtig niezen de rommel in hun longen, waarop ze van binnen en buiten vol blazen kwamen en wandelende blaren met lymfe werden. Dat was dus duidelijk het gas-hawkesiet, met de veelvoudige benzeenringen. Het was erg populair geweest in de dagen van de strijdende sterrenrijkjes, toen het om onnaspeurlijke redenen 'polypleevloerodeur' werd genoemd. Maar wat deed het hier op He? Er was maar één antwoord op mogelijk en om een reden, die hij niet helemaal begreep, voelde Amalfi zich nu wat rustiger. Overal om hem heen zuchtte en wuifde het oerwoud, en dansten zoemende wolken mugjes in regenbogen boven de bedauwde pluimen van de varens. Het oerwoud, altijd zo monkelend stil, was hem nooit als een echte vijand voorgekomen, en Amalfi wist nu dat zijn voorgevoel het bij het rechte eind had gehad. De ware vijand had zich uiteindelijk blootgegeven, heimelijk, maar met een steelsheid die uiterst naïef afstak bij de oude arglist van het oerwoud. 'Miramon,' zei Amalfi rustig, 'we zitten in de nesten. Die stad van misdadigers waar ik je over verteld heb, die bindlestiff, is hier allang. Ze is lang voor mijn stad aankwam hier geland, zo lang geleden dat ze zich heel goed heeft kunnen verstoppen. Waarschijnlijk is ze 's nachts ergens in een verboden zone gedaald. De schuimers uit de stad zijn in elk geval een bondgenootschap aangegaan met Fabr-Suithe, dat is wel duidelijk.' Een mot met een vleugel wijdte van twee meter bolderde door de open plek, bestuurd door een grijsbruin neteldiertje, dat zijn zuigmond vlak boven de zenuwknoop tussen de wieken van het glinsterende dier had vastgeprikt. Amalfi was net in de stemming om overal parabels uit te halen, en de parasiet deed hem dan ook bedenken hoezeer hij zijn vijand had onderschat. De bindlestiff was kennelijk bekend met, en bedreven in, de kunst een vreemde beschaving te manipuleren. Een slimme Okie probeert nooit een beschaving door een regelrechte aanval op de knieën te krijgen, maar zal hem zo onopgemerkt mogelijk bijsturen, zal zonder schijnbaar enige schade aan te richten, zonder lasten merkbaar te verzwaren, toch vaardig en onvermurwbaar de geschiedenis op het doorslaggevende moment doen afzwenken... Amalfi knipte de gordel schakelaar van zijn ultrafoon aan. 'Hazleton?' 'Ja chef.' Achter de stem van de bedrijfsleider was het verre gerommel van zware mijnbouw te horen. 'Wat is er?' 'Nog niets. Nog problemen met bandieten daarginds?' 'Nee. Verwachten we niet ook, met al ons geschut.', 'Zei hij, toen hij neergeschoten werd,' merkte Amalfi op. 'De stiff is hier, Mark, en hij is hier geen nieuweling.' Er viel een korte stilte. Op de achtergrond kon Amalfi Hazletons mannen horen roepen. Toen de bedrijfsleider weer aan de lijn kwam, sprak hij elk woord voorzichtig uit. 'Je wilt dus zeggen dat de stiff al op He zat toen onze Dirac de deur uitging? Ja? Ik weet niet of onze verliezen niet op een eenvoudiger manier kunnen worden verklaard, chef; je theorie is... eh, niet erg elegant.' Amalfi grijnsde strak. 'Heuristische kritiek,' zei hij. 'Overnieuw, Mark, en denk nu eens goed na. Tot nog toe zijn ze ons links en rechts te slim af geweest. Misschien kunnen we jouw oude plannetje met die vrouwen in stelling brengen, maar daarvoor zullen we de bindlestiff eerst moeten uitroken.' 'Hoe dan?' 'Iedereen weet dat er een drastische wijziging op de planeet plaats zal vinden als we klaar zijn met waar we nu mee bezig zijn, maar wij zijn de enigen die precies weten wat we aan het doen zijn. De stiffs zullen ons dus tegen moeten houden, of ze die Kever nu hebben of niet. Ik ga ze dwingen in actie te komen. De verhuisdatum is hierbij met duizend uur vervroegd.' 'Wat? Ja, neem me niet kwalijk chef, maar dat is ronduit onmogelijk.' Amalfi voelde een voor hem zeldzame opwelling van woede. 'Dat kan wel zijn,' gromde hij, 'maar je zorgt maar dat het bekend wordt. Laat de Heviërs het maar horen. En om je te bewijzen dat ik geen geintje maak, Mark, gaat de Vroedschap om exact II uur na dato weer aan. Als je voor die tijd niet klaar bent om op te stijgen, dan zou je er wel eens voor kunnen komen te hangen.' De klik van de gordelschakelaar naar uit was niet bevredigend. Amalfi zou het onderhoud liever op een veel definitiever manier beëindigd hebben, met een paukenslag bij voorbeeld. Plotseling keerde hij zich om naar Miramon. 'Waar sta jij zo stom naar te kijken?' De Heviër sloot zijn mond en werd rood. 'Neem me niet kwalijk,' zei hij. Ik hoopte de instructies die u aan uw assistent gaf te begrijpen, in de hoop u ergens mee van dienst te kunnen zijn. Maar u gebruikte zulke onbegrijpelijke termen dat het meer leek op een theologisch twistgesprek. Wat mij betreft, ik maak nooit ruzie over godsdienst of politiek.' Hij draaide zich met een ruk om en verdween boos tussen het geboomte. Amalfi keek hem na, terwijl hij weer een beetje bekoelde. Dat ging zo niet. Hij werd zeker oud. Al die tijd dat hij met Hazleton had zitten praten, had hij gevoeld hoe zijn boze bui zijn gezond verstand opzij trachtte te dringen, en toch had hij, mokkig en laks, er niets aangedaan om zijn groeiende boosheid af te remmen. Als dat zo doorging zou de Vroedschap hem binnenkort afzetten en een stabielere figuur tot burgemeester benoemen, zeker niet Hazleton, maar een of ander prozaïsch jongmens dat uitsluitend op precedenten zou afgaan. Amalfi verkeerde niet in een positie om een ander met liquidatie te dreigen, al was het maar voor de grap. Hij wandelde diep in gedachten terug naar de vastgelopen stad, overgoten door zonlicht. Hij was nu rond de negenhonderd jaar oud, met een jaar of vijftig speling; sterk als een os, mentaal actief en op z'n tenen in prima hormonaal evenwicht, met al zijn achtentwintig zintuigen gespitst en zijn eigen bijzondere buitenzintuiglijke bekwaamheidruimtelijke oriëntatie, haarscherp als altijd; ja, alles bij elkaar zo gezond van lijf en geest als een dwangmatig rondzwervend ruimtevaarder maar zijn kon. De morticiden zouden, voor zover bekend, hem nog onafzienbare tijd in die toestand houden, maar ongeduld bleef een struikelblok. Hoe ouder iemand werd, des te sneller zag hij een antwoord op moeilijke vragen, omdat hij steeds meer ervaring meebracht; en des te minder was hij geneigd bij zijn medewerkers trager denken te tolereren. Als zijn geest gezond was, waren zijn oplossingen meestal goed, en anders niet, maar het belangrijkste was de snelheid waarmee de antwoorden werden geproduceerd. Uiteindelijk werd de gezonde, zowel als de krankzinnige ronduit dictatoriaal, en steeds minder bereid om uit te leggen waarom de ene oplossing boven een andere verkozen werd. Het was wel gek; voordat de dood voor onbepaalde tijd werd opgeschort, had men gedacht dat de herinnering de gave van lang leven tot een last zou maken, omdat zelfs de menselijke hersenen een schier oneindige opeenstapeling van feiten niet aan zouden kunnen. Maar tegenwoordig deed niemand moeite om veel te onthouden. Daar was de Vroedschap voor, of andere machines; die sloegen gegevens op. Levende mensen prentten alleen processen in hun geheugen en ruimden verjaarde methoden op om plaats te maken voor nieuwe die werden uitgevonden. Als ze feiten nodig hadden vroegen ze het aan de machines. In sommige gevallen werden zelfs processen uit het menselijk geheugen gewist, om meer plaats te maken wanneer er eenvoudig onverwoestbare apparaten waren die het ook konden doen, zoals de rekenliniaal. Amalfi vroeg zich opeens af of er nog iemand in de stad zou zijn die nog uit zijn hoofd, of met potlood en papier, kon vermenigvuldigen, delen, of worteltrekken of een pHfactor kon berekenen. Het idee was zo ongerijmd dat hij ervan schrok. Alsof een astrofysicus uit de antieke tijden zich had afgevraagd hoeveel van zijn collegae in staat waren met een telraam te werken. Nee, herinneren was geen probleem. Maar het was moeilijk om geduldig te blijven na een kleine duizend jaar. De onderzijde van een luchtsluis, bepleisterd met bruine modderslierten, verscheen in zijn gezichtsveld. Hij keek omhoog. De sluis die genesteld lag in de grote granieten schijf die de fundering vormde van de stad, was in feite het afgekapte einde van een voormalige ondergrondse spoorlijn die eeuwen geleden Manhattan met de buitenwereld verbond; dit was kennelijk de vroegere Astorialijn van BMT, een sluis die zelden werd gebruikt omdat hij zowel voor het stadhuis als het Empire State Building, de beide huidige bestuurscentra van de stad, te ver weg lag. Maar het was nog een heel eind om, naar de plaats waar Amalfi van plan was geweest aan boord te gaan. Hij ging naar binnen en voelde zich bijna een vreemdeling. Binnen schalden bloedstollende kreten door de gang, die tot in het oneindige schenen te weerklinken. Het leek wel of iemand een dinosaurus levend aan het villen was, of liever een hele kudde. Op de achtergrond van het kabaal hoorde hij het geluid van water, dat onder hoge druk werd uitgestoten en hysterisch gelach. Geschrokken draafde Amalfi de dichtstbijzijnde trap op; het lawaai werd luider. Hij trok zijn stierennek in en schoot met een stoot van zijn schouder door de deur waarachter de slachtpartij kennelijk gaande was. Maar een ruimte als deze had toch nooit deel uitgemaakt van de stad? Het was een hoog vertrek vol stoom, waarvan de muren bedekt waren met een keramische substantie, die in een regelmatig tegelpatroon was aangebracht. De tegels waren slijmerig en verkleurd en dus oud, heel oud zelfs. Op de vloer vormden kleinere achtkantige witte tegels een eindeloos zich herhalend mozaïek, dat Amalfi dadelijk deed denken aan de structuur van hawkesiet. Horden naakte vrouwen stoven koersloos door het vertrek, ze krijste, beukten op de muur met hun vuisten, schoten naar weerszijden weg of rolden over de mozaïekvloer. En telkens werd er weer een getroffen door een dikke straal water die haar brullend overhoop spoot. Aan het plafond verstoven lange rijen douchekoppen een nevel van waterstraaltjes; Amalfi was vrijwel meteen doornat. Het gelach werd luider. De burgemeester bukte zich snel, trok zijn bemodderde schoenen uit en ging op het gelach af terwijl zijn tenen zich kromden op de glibberige tegels. De zware waterstraal zwenkte zijn kant uit, en zwiepte weer weg. 'John! Had je zo'n zin in een bad? Kom erbij, we hebben zo'n lol.' Het was Dee Hazleton. Ze was spiernaakt, net als haar slachtoffers, en hanteerde opgeruimd een dikke waterslang. Ze zag eruit om op te eten; Amalfi dwong zijn gedachten vastberaden een andere richting uit. Is het geen dolle pret? We hebben net een nieuwe zending van die schepsels binnengekregen. Ik heb Mark een ouwe brandslang laten aansluiten en ik heb ze net voor het eerst in het bad gedaan.' Dat leek niet veel op de Dee van vroeger. Amalfi gaf uitdrukking aan zijn oordeel over vrouwen die zo drastisch alle remmingen verloren. Hij deed er geruime tijd over, waarop Dee hem weer met de brandslang dreigde. 'Komt niks van in,' gromde hij en probeerde de slang uit haar handen te trekken, hetgeen helemaal zo makkelijk niet ging. 'Wat is dit trouwens voor een oord? Ik kan me zo'n martelkamer helemaal niet herinneren van de stadsplattegrond.' 'Het is een badhuis geweest, volgens Mark. Er is er nog een in de binnenstad, in het Baruchdistrict, en ook een op de Eenenveertigste Straat, naast het Havengebouw, en nog zo een paar. Mark zegt dat ze waarschijnlijk gesloten zijn toen de stad de ruimte in trok. Ik gebruik deze om de vrouwen af te spuiten voor ze naar de medische dienst doorgaan.' 'Met stadswater?' Het idee alleen al van een dergelijke verspilling deed hem de haren te berge rijzen. 'O nee, John, ik ben wel wijzer. Het water wordt hierheen gepompt uit die rivier ten westen.' 'Water om in te baden!' zei Amalfi. 'Geen wonder dat ze vroeger soms niet genoeg te drinken hadden. Maar ik had toch gedacht dat de statische reinigingsstraal ouder was.' Hij bekeek de Hevische vrouwen eens, die, nu het water was uitgezet, in het warmste hoekje van het galmende vertrek bij elkaar waren gedrongen. Geen vertoonde er de zacht gewelfde rijpheid van Dee, maar zoals gebruikelijk zag een aantal er toch veelbelovend uit. Hazleton had weer een vooruitziende blik gehad, dat moest gezegd. Natuurlijk was het enigszins te verwachten geweest dat de Heviërs menselijk waren. Er waren pas elf niet-menselijke beschavingen ontdekt tot nog toe, en daarvan hadden alleen de Lyriërs en Myrdianen echt hersens (tenzij je de Weganen meerekende; de Aardlingen beschouwden ze niet als mensen, maar alle niet-menselijke beschavingen deden dat wel; als beschaving waren ze overigens toch uitgeteld). Maar dat de Heviërs de Okies de volledige zeggenschap over hun vrouwen zouden geven zonder voorafgaande onderhandelingen, bij het allereerste contact, dat was een kolossale meevaller geweest. Hazleton had, al jaren voor de Okies konden weten dat er op He mensen woonden, het voorstel naar voren gebracht om eventuele vrouwen op die planeet als lokaas te gebruiken voor de bindlestiff. Tja, en dat was de gave van Hazleton: geen echte helderziendheid, maar de flair om werkbare plannen in elkaar te draaien op basis van, logisch gezien, onvoldoende gegevens. Iedere keer weer had, alleen de schijnbaar wonderbaarlijke goede afloop van wildfantastische toeren, de blindelings logisch redenerende Vroedschap ervan weerhouden Hazleton eruit te gooien. 'Dee, ga mee naar de astronomieafdeling,' zei Amalfi. Ik wil je wat laten zien. En trek asjeblieft wat aan, om mijnentwil, anders denken de mensen dat ik bezig ben een dynastie te stichten.' 'O goed,' zei Dee met tegenzin. Ze was nog niet aan de merkwaardige Okienormen voor naaktlopen gewend en verscheen soms naakt wanneer dat niet gebruikelijk was, waarschijnlijk een compensatie, dacht Amalfi, voor haar Utopische opvoeding, die haar had bijgebracht dat naaktheid de zuiverheid van je politieke overtuigingen aantastte. De Hevische vrouwen kreunden en sloegen hun handen voor hun hoofd terwijl ze een short aantrok. De meesten waren wel eens met stenen gegooid omdat ze per ongeluk hun naaktheid hadden bedekt, want in de Hevische samenleving waren vrouwen geen mensen, maar een levende herinnering aan de verdoemenis, en dubbel slecht om elk spoor van heimelijkheid. De geschiedenis bedacht Amalfi, zou een veel betere leermeester zijn als zij zich niet zo tot murw worden toe herhaalde. Hij liep de gang in, op zoek naar een liftschacht, en was zich hinderlijk bewust van Dee's blote voetzolen die vrolijk achter hem aan kwamen gepetst. Op de astronomische afdeling zat Jake zoals gewoonlijk weemoedig te staren naar een verre Melkweg aan de oever van het nergens, bezig spiraalarmen om te rekenen in elliptische banen zonder de hulp van de rekenmachines. Hij keek op toen Amalfi en het meisje binnenkwamen. 'Hallo,' zei hij mismoedig. 'Amalfi, ik heb echt hulp nodig hier. Hoe kun je nu werken zonder machines? Als je de Vroedschap nou maar aan wou zetten...' 'Binnenkort. Hoe lang is het geleden dat je hebt gekeken in de richting waaruit wij gekomen zijn?' 'Niet sinds we begonnen de Engte over te steken. Waarom zou ik? De Engte is niet meer dan een kras in een schoteltje. Je hebt grotere afstand nodig om basisvraagstukken uit te werken.' 'Dat weet ik. Maar laten we toch eens kijken. Ik heb het idee dat we niet zo alleen zijn in de Engte als we denken.' Gelaten ging Jake naar zijn bedieningsconsole en drukte op de knoppen die zijn telescoop bestuurden. 'Wat had je gedacht te vinden?' wilde hij weten. 'Een wolk ijzervijlsel, of een verdwaald meson? Of een vloot politieschepen?' 'Nou ja,' zei Amalfi en wees naar het scherm, 'dat zijn in elk geval geen wijnflessen.' De politiekruisers, die al zo dichtbij waren dat het licht van de ster van He op hun flanken schitterde, stoven in een blikkerende stroom dwars over het scherm terwijl staarten van valse fotonen de Engte achter hen doorstreepten. 'Nee, dat is waar,' zei Jake, nauwelijks geïnteresseerd. 'En mag ik nou mijn telescoop terug, Amalfi?' Amalfi grijnsde alleen maar. Politie of niet, hij voelde zich weer jong. Hazleton was een en al modder, tot aan zijn liezen. Lange slierten dropen van hem af toen hij omhoog suisde door de liftschacht naar de stuurhut. Amalfi zag hem aankomen en zag hoe verbeten en bleek het gezicht van de bedrijfsleider was. 'Wat was dat met de politie?' vroeg Hazleton terwijl hij nog in de schacht was. 'Je bericht kwam niet best door. We zijn overvallen, het is overal donderen geblazen. Ik was er zelf bijna geweest.' Hij sprong de kamer in, en kluiten klevende modder spatten van zijn laarzen. Ik heb al wat van de gevechten gezien,' zei Amalfi. 'Het ziet er wel naar uit dat de bindlestiff lucht heeft gekregen van onze verhuisplannen.' 'Wat dacht je. Maar wat is dat met de politie?' 'Ze komen eraan. In het noordwestelijke kwadrant. Ze hebben hun hyperaandrijving al afgezet, overmorgen zouden ze kunnen landen.' 'Maar die zitten ons toch niet nog steeds achterna,' zei Hazleton. 'En ik snap ook niet waarom ze zo'n eind omgaan, alleen voor die bindlestiff. Ze hebben er zelfs diepslaap voor moeten gebruiken! En we hadden toch niks over de brandstofloze aandrijving gezegd in onze waarschuwing. 'Dat was ook niet nodig. Ze zitten wel degelijk achter de stiff aan. Ik zal je ooit wel eens de parabel van de zieke bij vertellen, maar daar is nou geen tijd voor. Er gebeurt nu teveel tegelijk. We moeten alles in de gaten houden om direct te kunnen reageren wanneer dat nodig is, zonder ons te storen aan wat er op de agenda stond. Hoe hevig wordt er gevochten?' 'Fors. Tenminste vijf roofsteden zijn erbij betrokken, waaronder natuurlijk Fabr-Suithe. Twee beschikken over zware bewapening, min of meer overeenkomstig met wat het Hruntarijk had op zijn hoogtepunt... aha, dat wist je al, zie ik. Nou, dit wordt verondersteld een soort heilige oorlog te zijn. Wij zitten met onze vingers aan hun oerwoud en ontnemen de mensen zo hun kans om het heil, door lijden deelachtig te worden, of zoiets; ik had op dat moment iets anders aan mijn hoofd.' 'Dat is kwalijk. De beschaafde steden laten zich daardoor misschien ook beïnvloeden. Ik betwijfel of Fabr-Suithe zelf echt in een Jehad gelooft, want ze hebben daar hun godsdienst allang overboord gegooid, maar het is prachtige propaganda.' 'Wat je zegt. Van de beschaafde steden hebben er maar een paar zich in de strijd geworpen, en dat zijn de lui die ons van het begin af hebben gesteund. En de rest, van beide kampen, zit gezapig toe te kijken hoe we elkaar om hals brengen. Onze handicap is dat we niet mobiel zijn. Als we de beschaafde steden konden overreden voor ons op te komen, hoefden we dat ook niet te zijn, maar de meeste zijn gewoon bang.' 'De vijand is ook niet mobiel, tot het moment dat de bindlestiff gereed is om zich in de strijd te werpen,' zei Amalfi nadenkend. 'Doen de schuimers al mee aan de gevechten of heb je daar nog niets van gemerkt?' 'Nog niet. Maar die wachten niet lang meer. En wij weten nog niet eens waar ze zitten!' 'Ze zullen of vandaag of morgen toch wel moeten verraden waar ze zitten, daar ben ik van overtuigd. Nu is het moment gekomen om alle gerehabiliteerde vrouwen bij elkaar te trommelen die beschikbaar zijn en om voorbereidingen te treffen om ze uit te zetten; voor zover ik kan zien moet dat plan succes hebben. Zodra ik de bindlestiff in de peiling heb, geef ik je de positie door van de dichtstbijzijnde roofstad en dan kun jij het verder afmaken.' Hazletons ogen die tot op dat moment vermoeid hadden gekeken begonnen te glinsteren van genoegen. 'En hoe zit het met onze grote verhuizing?' vroeg hij. 'Je weet toch zeker wel dat die proppen magma het geen van alle zullen houden, nu we het werk niet hebben kunnen afmaken?' 'Weet ik,' zei Amalfi. Ik reken er zelfs op. We stijgen precies op de seconde op. Als die proppen er naar alle kanten uitvliegen zal ik daar heus niet om rouwen; ik zou eerlijk gezegd anders niet weten hoe we van al die hitte af moesten komen!' De radar piepte doordringend en de twee mannen draaiden zich om naar het scherm. Een regen van groene stipjes was erop te zien. Hazleton was in drie snelle stappen bij het toestel en draaide de knop om waarmee de nieuwe vlinderprojectie op het scherm werd gelegd. 'Nou, waar zitten ze?' vroeg Amalfi. 'Want dat moeten ze zijn.' 'Pal middenin het zuidwestelijke continent, in dat oerwoud van slingerplanten waar die kleine slangmijten nestelen, je weet wel, die zich onder je nagels proberen in te graven. Op die plek wordt verondersteld een kokend lavameer te liggen.' 'Ligt er waarschijnlijk ook wel. Ze kunnen eronder zitten, omgeven door een middellicht scherm.' 'Goed, we weten dus waar ze zitten. Maar wat is dat fonteineffect, dat de radar registreert? Wat schiet die stiff de hoogte in?' 'Mijnen vermoed ik,' zei Amalfi. 'Bedoeld om in een parkeerbaan te gaan en bij nadering te ontploffen.' 'Mijnen? Dat is even leuk,' zei Hazleton. 'Ze hebben natuurlijk een vluchtweg voor zichzelf opengelaten, maar die vinden wij nooit. We zitten onder een plutoniumhoedje gevangen, Amalfi.' 'Daar komen we wel weer uit. En ondertussen kan de politie ook niet landen. Ga je vrouwen maar uitzetten, Mark. Enne... trek ze eerst wat kleren aan, dan zorgen ze voor des te meer opschudding.' 'Daar kan je donder op zeggen,' zei de bedrijfsleider hartgrondig. Hij stapte in de liftschacht en verdween uit het gezicht. Amalfi liep naar het observatiebalkon op de controletoren. Hier vandaan kon hij heel de stad zien liggen, inclusief het grootste deel van de rand, want de toren die nog steeds zo nu en dan het Empire State Building werd genoemd, was het hoogste gebouw van de stad. Strijdgedruis in overvloed schetterde door het schelle tropische avondrood, langs bijna het hele noordwestelijke kwadrant en zelfs zag hij zo nu en dan een kleine gedaante vallen. De stad had het plaatselijke foefje overgenomen om de aarde rondom van begroeiing te ontdoen en geleihard te maken, om zodra de aanval in werd gezet, de gelei weer tot moeras te doen smelten, maar de oerwoudbewoners hadden brede ski's meegebracht van een metaal dat de Heviërs zelf nooit zo mooi hadden kunnen afwerken en waarmee ze over de modder gleden. Schijven rood vuur gaven aan waar TDXgranaten ontploften, de lucht klievend als de zeis van de dood. Van gas nog geen spoor, maar Amalfi wist dat het zeer binnenkort op gas zou uitdraaien als de bindlestiff de leiding van het gevecht had. Het verweer van de stad was voor een groot deel onzichtbaar, omdat het voornamelijk onder de omringende rand vandaan kwam. Er was een Bethébuffer opgezet, die het onmogelijk moest maken de stadsrand te beklimmen, tot natuurlijk een van de projectoren zou worden getroffen, en een ruime voorraad geweren was al warmgedraaid. Maar de stad was niet voor oorlogvoering ontworpen, en het grootste deel van haar meest efficiënte vernietigingswapens zat met hun snuiten in de modder, aangezien ze alleen als taak hadden landingsplaatsen open te branden. Het was onmogelijk om een echte Bethézenger, met alles erop en eraan, vlak in de buurt van een planeetmassa te gebruiken en dat was maar goed ook, aangezien de bindlestiff een dergelijke zenger bezat en Amalfi's stad niet. Amalfi keek speurend de bloedrode randen van de strijd langs. Het scherm naast hem liet nog geen herkenbaar strijdpatroon zien, hoewel het leek of hij er nu elk ogenblik iets uit zou kunnen opmaken. Onder Amalfi's vingers zaten op de borstwering van het balkon drie knoppen, die hij daar vierhonderd jaar tevoren had laten aanbrengen, als duplicaat van een stel van drie op het balkon van het stadhuis. De verschillende keren hadden de knoppen verschillende processen in werking gezet. Maar elke keer hadden ze drie mogelijke handelwijzen vertegenwoordigd waartussen hij zou moeten kiezen wanneer de nood aan de man kwam. Hij had het nooit nodig gevonden een vierde knop op een van beide balkonleuningen te laten installeren. Raketten huilden door de lucht. Bommen vielen omlaag, onder knallende uitbarstingen van rook en lawaai en rondvliegend metaal. Amalfi keek niet omhoog. Het lichte mallemolenveld zou alles buitenhouden dat zo snel naderde. Alleen langzaam bewegende objecten, mensen bij voorbeeld, konden voorzichtig door een gepolariseerd zwaartekrachtveld worden geschoven. Hij keek naar de horizon, terwijl zijn vingers de drie knoppen heel licht beroerden. Plotseling doofde de zonsondergang uit. Amalfi, die nooit eerder tropische zonsondergangen had gezien voor hij naar He kwam, voelde een lichte schrik, maar voor hij kon zien was de duisternis iets natuurlijks, zij het een beetje onthutsend. Het vechten ging door, en nu waren de vliegende schijven van de TDXexplosies veel scheller tegen de zwarte achtergrond. Na een tijdje ontstond er ergens boven hem een luchtgevecht, dat hij voornamelijk kon volgen aan de uitplaat pluimen van raketten en projectielen. Kennelijk was Miramons luchtmacht slaags geraakt met die van Fabr-Suithe. Het oerwoud bestookte Amalfi's stad zonder ophouden met gierende spot en woede. Amalfi stond in het scherm te turen, zo gespannen dat hij zich voor de rest van de wereld vrijwel afgesloten had. Het was moeilijk om het patroon te begrijpen dat uit het scherm naar voren kwam, want hij had nooit eerder een situatie van zo nabij hoeven duiden; daarbij probeerden de blauw ingetekende banen van projectielen die in een lichtende opeenvolging van ellipsen over het scherm trokken, steeds zijn aandacht vast te houden, alsof het allemaal planeten waren. Ongeveer een uur na middernacht, op het hoogtepunt van de tot dan toe zwaarste luchtaanval, voelde hij hoe iemand zijn elleboog pakte. 'Chef...' Amalfi hoorde dat ene woord alsof het op de bodem van de Engte uitgesproken was. De fontein van ruimtemijnen die de bindlestiff nog steeds onophoudelijk omhoog zond, was net over de rand van het scherm gegleden, hetgeen betekende dat O'Brian, de opzichter van de monitoren, er zojuist in geslaagd was de stiff met een van zijn vliegende robothulpjes te lokaliseren, en Amalfi was nu bezig de vorm van de bovenzijde van de mijnenfontein te extrapoleren. Ergens daarboven in de aeropauze moest de fontein afvlakken tot een schil van parkeerbanen, die heel He zou omvatten, en het was belangrijk om te weten op welke hoogte die schil aanving. Maar de volstrekte uitputting in die stem trof een snaar van binnen. 'Ja Mark,' zei hij. 'Het is gelukt. We hebben bijna alle mannen in die groep verloren, maar we hebben de vrouwen uitgezet op een open plek, waar een voorpost van de stiff ze kon zien... Dat was me een rel.' Even roerde zich een vleugje leven in de stem. 'Je had erbij moeten zijn.' Ik ben er al bijna. Ik krijg net de monitorbeelden door. Mooi werk, Mark... Je moest maar eh... even gaan slapen.' 'Nu? Maar chef...' Iets logs beschreef een snijdende parabolische baan dwars over het scherm en toen lichtte de hele stad een ogenblik op, in een wirwar van magnesiumwit en inktzwart. Toen het licht van de stergranaat wegtrok, was op het scherm een vormeloos dofgeel te zien dat uitvloeide en voort kroop alsof iemand verf in het binnenwerk van een machine had gegooid. Daar had Amalfi op gewacht. 'Gasalarm, Mark,' hoorde hij zichzelf zeggen. 'Hawkesiet, daar kan je donder op zeggen. lederen in de bariumpakken, het is een ware marteldood als je die rommel binnenkrijgt.' 'Ja, oké. Maar chef, zit je nou al die tijd al hierboven? Je gaat eraan kapot, als je op zo'n manier doorgaat. Je hebt harder rust nodig dan ik.' Amalfi merkte dat hij niet eens tijd had om antwoord te geven. O'Brians monitor was nu aangeland bij de stad waar Hazleton de vrouwen had afgezet. Inderdaad was het daar oproer geblazen. Amalfi haalde een schakelaar over, zodat hij werd overgezet op een andere monitor, die op anderhalve kilometer hoogte boven het slagveld zweefde. Vanuit die monitor kon hij de zwarte tentakels zien van troepenbewegingen, soldaten die in colonnes door het oerwoud trokken. Sommige colonnes die naar Amalfi's stad op weg waren geweest, keerden nu om. Bovendien werden nu nieuwe tentakels uitgestoken door de Hevische steden die tot dan toe niet aan de strijd hadden deelgenomen, de steden die op de wip zaten. Kennelijk zaten ze daar nu niet meer, maar aan welke kant ze de wip hadden laten doorslaan moest Amalfi nog zien. Hij zette de schakelaar weer terug en kreeg nu een beeld, van heel dichtbij, van het kokende moddermeer dat aan de basis van de mijnenfontein lag. Daar was ook iets nieuws aan de hand. De hete modder was bezig langzaam en traag weg te vloeien uit het midden van het meer. Toen was er plotseling een open plek in het midden, alsof het meer plotseling een afvoerslurf had gekregen. De open plek werd breder. De bindlestiff kwam naar het oppervlak. Heel behoedzaam ging dat: er verstreek een half uur voor de stadsrand de oever van het meer beroerde. Toen strekten zich ook zwarte tentakels uit in de overwoekerde wildernis van het oerwoud; eindelijk waagde de bindlestiff zijn eigen mensen eraan. Waar ze op uit waren was duidelijk genoeg, want alle colonnes trokken in de richting van de stad waar Hazleton de vrouwen had afgezet. De bindlestiff bleef zitten waar hij zat, en wachtte. Zelfs dwars door de massadruk van de planeet He heen, bespeurde Amalfi's gevoel voor oriëntatie het onmiskenbare, een beetje misselijk makende gevoel van een mallemolenveld op middelzware sterkte dat de kolkende modder overkoepelde. De ochtend brak aan. Het gekrakeel rond de stad waar de vrouwen waren afgezet was een beetje geluwd. En toen bereikte de eerste legermacht van de bindlestiff de plaats, en op vlamde de strijd weer, nog heviger dan voorheen. De stiffs hadden het nu met hun bondgenoten aan de stok. En opeens lag er helemaal geen Hevische stad meer in het hart van de strijd. Er stond alleen nog een paddenstoelwolk van radioactief gas, die storingsbeelden op het scherm zaaide. De stiffs hadden de stad platgegooid. De resten van het gevecht trokken zich langzaam terug naar de rand van het kokende moddermeer; de stiffs hadden hun vrouwen en dekten nu hun aftocht. Dat nieuws, bedacht Amalfi, zou snel de ronde doen. Amalfi's stad was nu omgeven door een weeë oranje nevel, die door kleurloze lichtflitsen werd verlicht. Het blaargas kon niet als een wolk door het mallemolenveld dringen, maar wel erdoorheen sijpelen, met één zwaar molecule tegelijk. De burgemeester besefte plotseling dat hij zelf niet op zijn gasalarm had gereageerd en dat hij waarschijnlijk gevaar liep. Hij schrok, deed een stap opzij, en merkte dat hij volledig was ingekapseld. Wat... Bariumpasta. Kennelijk had Hazleton geweten dat Amalfi het balkon niet kon verlaten en had hem dan maar vol gesmeerd met bariumpasta omdat het toch niet zou lukken hem een pak aan te trekken. Zelfs zijn ogen waren met een doorzichtig vizier afgeschermd en een propperig gevoel in zijn neusgaten verried de aanwezigheid van een Kolmanbariumfilter. Gas kon hij dus vergeten. De hevige spanningen in en om de bindlestiff stad groeiden aan; al gauw zouden ze ondraaglijk worden. Boven, vlak buiten de eerste schil van mijnen, kwamen al een paar politiekruisers met grote behoedzaamheid omlaag. De oorlog in het oerwoud was al tot doelloosheid vervallen. De ontvoering van hun vrouwen door de stiffs had alle Hevische rivaliteit op slag doen verdwijnen. Beschaafde en roofsteden waren nu maar op één ding gebrand, en wel de vernietiging van Fabr-Suithe en haar bondgenoten. Fabr-Suithe kon het best nog een hele tijd uithouden, maar het werd duidelijk tijd om op te stappen voor de bindlestiff, tijd om er tussenuit te knijpen met hun blije en verbaasde Hevische vrouwen, hun morticiden, hun germanium, en wat ze al niet meer hadden weten bijeen te garen, tijd om zich weer in de Engte te verliezen voordat de politie de planeet He kon bezetten. Het zwaartekrachtveld rond de bindlestiffstad krampte plotseling pijnlijk samen in Amalfi's hersenen en begon op te stijgen uit het kokende moddermeer. De stiff ging er vandoor. Nog even en hij zou verdwenen zijn door de spleet in het mijnenveld die alleen de schuimers konden zien. Amalfi drukte op een knop, de enige die ditmaal ergens mee verbonden was. De grote verhuisdag was begonnen. De grote verhuisdag begon met zes zuilen van fel schijnend wit, vijfenzestig kilometer in doorsnede, die op alle zes windrichtingen van He door de zachte aarde stootten. Fabr-Suithe bevond zich precies boven een van de zuilen. In een onderdeel van een seconde was van de roofstad niets meer over dan een opkrullend as vlokje, omhoog gestoten op de kop van een withete zuigerstang. De zuilen stegen brullend de hemel in; vijftig kilometer, honderd, tweehonderd kilometer, en spatten boven als popcorn uit elkaar. De hemel van He stond in een thermietblauwe gloed van staalmeteoren. Buiten vluchtten de ruimtemijnen, afgesneden van de wereld waarboven ze hadden gestaan door het grootste mallemolenveld in de geschiedenis, de wijde Engte in. En toen de meteoren waren uitgebrand zwol de zon op. De wereld van He werd aangedreven door een mallemolenveld, haar magnetisch moment omgezet in beweging. Het was de grootste 'stad' die ooit gevlogen had. Er was geen tijd om te schrikken. De zon flitste voorbij en was tot een speldenknopje in geschrompeld voor men het wist. Toen was hij verdwenen. De tegenoverliggende wand van de Engte begon uit te dijen en uiteen te vallen in onderscheiden, aanwijsbare lichtpuntjes. De planeet He was bezig de Engte over te steken. Ontzet probeerde Amalfi uit alle macht de orde van grootte van hun snelheid te bevatten. Het lukte hem niet. De planeet He was onderweg; meer ging zijn begrip te boven. Ze bewoog zich voort met een kruissnelheid die voor een 'stad' van deze grootte gepast was een snelheid die lichtjaren opslokte of het mugjes waren. Het idee om een dergelijke vlucht bij te sturen was bespottelijk. Sterren begonnen als vuurvliegjes langs He te flikkeren. Ze hadden de overkant van de Engte bereikt. De planeet zwenkte heel geleidelijk bij de sterrenwolk vandaan. En toen lagen de sterren achter hen. Het oppervlak van de schotel die de Melkweg voorstelde kwam in zicht. 'Chef! Zo gaan we de Melkweg uit! Kijk...' Ik weet het. Geef me een peiling op de oude zon van He zodra we hoog genoeg boven de Engte zitten om hem te kunnen zien. Anders is het te laat.' Hazleton toog koortsachtig aan het werk. Hij had er maar een half uur voor nodig, maar gedurende die tijd was de sterrenmassa al zover bij hen vandaan geraakt, dat het grijze litteken van de Engte, als een lange schaduw op de sterbespikkelde ondergrond, heel duidelijk viel te ontwaren. Aan het eind stond de zon van He als een lichtpuntje van niet meer dan de tiende magnitude. Ik heb hem geloof ik. Maar we kunnen de planeet niet terug laten zwenken. We zijn duizenden jaren bezig om in het volgende melkwegstelsel te komen! We zullen He moeten verlaten, chef, anders zijn we de pineut.' 'Oké. Opstijgen. Volle kracht.' 'Maar ons contract...' 'Daar is aan voldaan, neem dat maar van mij aan. Draaien maar!' De stad maakte een sprong. De planeet He werd niet snel kleiner in de hemel van de stad. Ze verdween eenvoudig, opgeslokt in de afgrond tussen de melkwegen. Als Miramon het overleefde zou hij de eerste zijn van een volstrekt nieuw slag ruimtepioniers. Toen ging Amalfi terug naar zijn stuurpaneel, en het barium omhulsel kraakte en viel in brokken van hem af toen hij bewoog. De lucht in de stad stonk nog naar hawkesiet, maar de concentratie van het gas was al door de luchtverversers beneden het gevaarlijke niveau gebracht. De burgemeester begon nu de stad voorzichtig buiten de vector van He's vlucht en die van de stad zelf te sturen, terug naar de lens, naar huis. Hazleton bewoog zich ongedurig. 'Last van je geweten, Mark?' 'Ja, misschien wel,' zei Hazleton. 'Hadden we toevallig een ontsnappingsclausule in ons contract met Miramon, dat we hem zomaar in de steek mochten laten? Want zo ja, dan heb ik er overheen gekeken; en ik heb de kleine lettertjes toch heel goed gelezen.' 'Nee, een ontsnappingsclausule was er niet,' zei Amalfi verstrooid, terwijl hij de ruimteknuppel een millimetertje verschoof. 'De Heviërs zal geen enkel kwaad geschieden. Het mallemolenveld zal ze beschermen tegen het verlies van hun dampkring en hun warmtehun vulkanen zullen het waarschijnlijk nog altijd iets te warm houden naar hun zin, en met hun technologie kunnen ze alle licht produceren waar ze behoefte aan hebben. Dat zal alleen niet genoeg zijn om de planeet zodanig te verlichten dat het oerwoud ermee leven kan. Dat gaat dus dood. Tegen de tijd dat Miramon en zijn kameraden een ster vinden in de Andromedanevel die hen aanstaat, zullen ze het mallemolenveld voldoende onder de knie hebben om hun planeet weer in een fatsoenlijke omloopbaan te brengen. Of misschien dat ze tegen die tijd zwerven toch aardiger vinden, en dat ze besluiten een Okieplaneet te worden. Maar hoe het ook zij, wij hebben hun oerwoud doen verdwijnen zoals we ook beloofd hadden, eerlijk is eerlijk.' 'We zijn er niet voor betaald,' stelde de bedrijfsleider. 'En het gaat ons een hoop brandstof kosten om weer in een puntje van onze eigen galaxis terug te komen. Die bindlestiff is lang voor ons vertrokken, en is meteen buiten bereik van de politie, dank zij ons, met zijn germanium en zijn morticide en zijn vrouwen en zijn brandstofloze aandrijving en al.' 'Nee,' zei Amalfi. 'Dat is niet zo. Ze zijn ontploft op het moment dat we He op gang brachten.' 'Ook goed,' zei Hazleton gelaten. 'Jij kon dat volgen en ik niet, dus ik zal je op je woord geloven, maar je moet het me wel uitleggen!' 'Zo moeilijk is dat niet te verklaren. De stiffs hadden die Kever te pakken. Ik was daar vrijwel van overtuigd. Daar kwamen ze tenslotte voor naar He, en nergens anders om. Ze hadden die aandrijving hard nodig en ze wisten dat Kever die had omdat zij het SOS van de agronomen hadden opgevangen, net als wij. En dus namen ze Kever direct gevangen zodra hij was geland, want herinner je je de stampij die hun bondgenoten, de roofsteden, maakten over die andere reddingsboot? Dat was alleen om ons af te leiden en dat lukte nog ook. En intussen hebben ze het geheim uit Kever getrokken, letterlijk waarschijnlijk.' 'Ja en?' 'En,' zei Amalfi, 'de stiffs vergaten dat Okiesteden altijd wel passagiers aan boord hebben van het soort van Kever; mensen met reuzenideeën die nog niet helemaal uitgewerkt zijn, ideeën die een laatste hand nodig hebben die alleen door een vreemde beschaving kan worden aangebracht en zo voort. Je wordt tenslotte geen passagier op een Okiestad, tenzij je een derderangs burger bent die hoopt voorgoed fortuin te maken op een planeet waar de mensen een stuk minder weten dan jij.' Hazleton krabde spijtig op zijn hoofd. 'Dat is waar. We hebben die zelfde ervaring opgedaan met de onzichtbaarheidmachine van Lyra. Dat ding deed het nooit tot we dr. Schloss aan boord namen.' 'Precies. En de stiffs hadden teveel haast. Ze namen hun gestolen brandstofloze aandrijving niet mee tot ze een beschaving tegenkwamen die hem kon vervolmaken. Ze hebben hem meteen geprobeerd. Ze waren lui. En ze probeerden hem dan ook nog binnen het grootste mallemolenveld dat ooit is opgewekt. En wat was het gevolg? De stad ontplofte. Ik voelde het gebeuren; mijn hersens vlogen er zowat bij uit elkaar. Als we de stiff niet binnen een onderdeel van een seconde een aantal parsecs achter ons hadden gelaten dan zou Kevers aandrijving He tegelijk hebben opgeblazen. Lui zijn levert niks op, Mark.' 'Wie heeft ooit beweerd van wel?' zei Hazleton. Na nog even nadenken begon hij het punt te berekenen waarop de stad waarschijnlijk haar eigen melkwegstelsel weer zou binnengaan. Dat bleek een heel eind van de Engte vandaan te zijn, in een gebied dat, na een mentale salto om het achterstevoren te bekijken, vergeleken met de gebruikelijke oriëntatie, een aardige bevolkingsdichtheid beloofde. 'Kijk,' zei hij, 'we komen net uit waar de laatste golven van de Acolieten zich gevestigd hebben; herinner je je nog de Nacht van Hadjjii?' Amalfi kon het zich niet herinneren, omdat hij toen nog niet geboren was, maar hij herinnerde zich het geschiedenisverhaal, en dat had de bedrijfsleider bedoeld. 'Mooi,' zei hij. 'Ik wil naar een garage om die mallemolen op de Drieëntwintigste Straat nou eens en voor al in orde te laten maken. Ik ben het zat, dat die het steeds af laat weten als het erom spant, en hij is nou bezig goed in de soep te draaien. Hoor je hem?' Hazleton hield aandachtig zijn hoofd schuin. Nu ze zwegen zag Amalfi plotseling dat Dee in de deuropening stond, nog helemaal in haar gaspak gehuld, alleen had ze het vizier afgelegd. 'Is het voorbij?' vroeg ze. 'Ons verblijf op He wel, ja. We zijn nog steeds op de loop, als je dat bedoelt. De politie geeft het nooit op, Dee, daar kom je vroeg of laat nog wel achter.' 'Waar gaan we nou heen?' Ze vroeg het op dezelfde toon als waarop ze eens had gezegd: 'John, wat is een volt?' Eén verbijsterend ogenblik lang voelde Amalfi de bijna overweldigende aanvechting om Hazleton met een of ander smoesje de kamer uit te sturen en bijna lijfelijk terug te gaan naar die dagen van haar onschuld, om al die vorige vragen opnieuw te beleven, de tijd dat hij de antwoorden zoveel beter had geweten. Op deze vraag bestond natuurlijk geen echt antwoord. Waar ging een Okie heen? Ze gingen, meer niet. Als er al een bestemming was, dan kende toch niemand die. Hij verdroeg de golf van gevoelens stoïcijns. Uiteindelijk haalde hij alleen zijn schouders op. 'Tussen twee haakjes,' zei hij. 'Hoe laat leven we vandaag?' Hazleton keek op de klok. 'Elf uur vijfentwintig na het verhuispunt.' Met een langzame zijdelingse blik op Hazleton bukte Amalfi zich, raapte de helm op die hij op He in de hoek had gegooid en zette de Vroedschap weer aan. De koptelefoons in de helm snerpten geschrokken. 'Ja, ja, ja,' gromde hij. 'Wat is er nou weer?'
'BURGEMEESTER AMALFI. HEBT U DEZE PLANEET GEKANTELD?'
'Nee hoor,' zei Amalfi. 'We hebben hem zo weggestuurd.' Een korte stilte, die gonsde van het nadenken. Het was waarschijnlijk best goed geweest voor de machines, dacht Amalfi, dat ze eens een tijdje uitgeschakeld waren geweest; ze hadden in eeuwen geen rust gehad. Waarschijnlijk zouden ze een stuk verfrister ontwaken.
'UITSTEKEND, WE MOETEN NU DE Plaats BEPALEN WAAR WE DE ENGTE ZULLEN VERLATEN. HOUD U GEREED VOOR PLAATSBEPALING.'
Hazleton en Amalfi grijnsden elkaar toe. Amalfi zei: 'We vliegen nu recht op de laatste Acolietsterren aan en we zullen veel sterker moeten afremmen dan de veiligheidslimiet voor een mallemolenveld toelaat. We hebben dringend revisie nodig van de aandrijver op de Drieëntwintigste Straat. Geef ons een benadering van de huidige maatschappelijke situatie daarginds, als jullie willen...'
U VERGIST ZICH. DE STERRENHOOP IN KWESTIE LIGT HELEMAAL NIET IN DE BUURT VAN DE ENGTE. BOVENDIEN HEEFT DE PLAATSELIJKE BEVOLKING EEN LANGDURIGE REPUTATIE VAN MASSALE VREEMDELINGENHAAT EN DIENT BIJ VOORKEUR GEMEDEN TE WORDEN. WIJ ZULLEN U DIRECT EEN PLAATSBEPALING GEVEN VOOR DE TEGENOVERLIGGENDE WAND VAN DE ENGTE. HOUD U GEREED.'
Amalfi zette zachtjes de helm af. 'De wand van de Engte,' zei hij terwijl hij de microfoon bij zijn mond vandaan hield, 'dat was lang geleden, en heel ver hiervandaan.'
Vijf: Murphy
Een mallemolen die in de soep draait is het meest ontredderende geluid in de Melkweg. Het bovenste bereik van het geluid is niet hoorbaar, maar het voelt als meervoudige kiespijn. Vlak daaronder is er een gekrijs als van metaal dat opengereten wordt, dat soepel overgaat in een samengestelde lawine van winkelruiten, leisteen en rotsblokken ; dat voor zover het de middelste registers betreft. Daarna is er een pijnlijke leemte in het geluidsspectrum, waarop de rest van het lawaai het oor weer in bezit neemt met het holle gesnik van een dinosaurus, waarna het het subsonische niveau induikt om uit te lopen in frequenties die buikloop opwekken, plus een bijna onbedwingbare neiging tot nagelbijten. Het geluid was natuurlijk alleen van de mallemolen op de Drieëntwintigste Straat afkomstig, maar de hele stad raakte ervan doordrongen. Het was nog net draagbaar, zolang het ruim waarin de motor zich bevond hermetisch gesloten bleef. Amalfi was niet zo dom dat ruim te laten openen. Hij onderzocht de zieke machine via zijn instrumenten en hield de audio er zorgvuldig bij gesloten. De fractie van het geluid die door de wanden van de stad vibreerde, was al erg genoeg, zelfs tot boven in de stuurhut toe. Hazletons hand verscheen over zijn rechterschouder en wees met een lange vinger naar het registrerende thermokruis. 'Hij begint nou al te roken. Ik mag hangen als ik snap hoe dat ding het nog zo lang heeft weten uit te zingen. Dit model was al tweehonderd jaar oud toen we het aan boord namen en die reparatie die ik op He heb moeten doen was niet meer dan een noodverband.' 'Wat kunnen we eraan doen?' vroeg Amalfi. Hij nam de moeite niet achterom te kijken; de stemmingen van zijn bedrijfsleider waren hem een tweede natuur. Ze hadden al zo lang samen opgetrokken, lang genoeg om te leren waar een leerproces uit bestaat; lang genoeg om te weten dat, net zoals gewoonte een tweede natuur wordt, de natuur, die zeven stappen van toeval tot betekenis, tot overheersende gewoonte worden kan. De hand die op Amalfi's schouder rustte vertelde hem alles wat hij op dat moment over Hazleton wilde weten. 'We kunnen 'm nu niet stilzetten.' 'Als we het niet doen knal hij een dezer dagen uit elkaar. Dat ruim is al gloeiend heet.' 'Brullend heet... Even nadenken.' Hazleton wachtte. Even later zei Amalfi: 'We houden hem aan de gang. Als de Vroedschap er zoveel energie in kan pompen, dan pompen ze misschien nog wel even door. Misschien is het net genoeg om ons tot onze normale kruissnelheid terug te brengen. Bovendien, we kunnen die mallemolen niet nog eens opkalefateren. De straling slaat er aan alle kanten vanaf. De Vroedschap kan hem wel stilleggen als wij daar opdracht toe geven, maar er zullen mensen in moeten om hem te repareren en hem in te draaien. En daar is het ook te laat voor.' 'Ja, dat duurt minstens een jaar, voor je een levend wezen dat ruim in kan sturen,' beaamde Hazleton somber. 'Nou goed dan. Hoe hoog is onze snelheid op dit moment?' 'Te verwaarlozen in verhouding tot de Melkweg als geheel. Maar wat de Acolietsterren betreft, we zouden met ongeveer acht keer onze normale maximumsnelheid door de sterrenhoop heen schieten als we nu ophielden met afremmen. Het wordt een dubbeltje op z'n kant Mark, wat ik je brom.' 'Neem me niet kwalijk,' klonk Dee's stem van achter hen. Ze stond aarzelend op de drempel van de liftschacht. Is er iets niet in orde? Als jullie bezig zijn...' 'Niet beziger dan anders,' zei Hazleton. 'We zitten ons het hoofd te breken over ons bekende zorgenkind.' 'De mallemolen van de Drieëntwintigste Straat. Ik kon het aan de kromming van jullie ruggengraat zien. Waarom vervangen jullie dat ding niet, dan ben je van alles af.' Amalfi en de bedrijfsleider grijnsden naar elkaar, maar de lach van de burgemeester duurde niet lang. 'Ja, waarom eigenlijk niet?' zei hij plotseling. 'Grote goden, chef, wat kost dat niet?' zei Hazleton ongelovig. 'De Vroedschap zou je afzetten als je zoiets voorstelde.' Hij zette de helm op. 'Saldocontrole,' zei hij in de microfoon. 'Maar de Vroedschap heeft dat ding nog nooit helemaal alleen, zonder hulp, op maximumsnelheid hoeven laten werken. Ik voorspel je dat ze, als ze dat eenmaal ervaren hebben, eisen dat we hem vervangen, al zullen we er een jaar niet door kunnen eten. Trouwens, we zouden er best geld voor hebben. We hebben een hele smak germanium opgegraven, toen we He klaarmaakten om de hobbel uit de aardas te halen. Misschien is het nu echt eens tijd geworden voor een nieuwe aandrijver.' Dee kwam snel het vertrek binnen en in haar ogen glinsterden bewegende lichtjes. 'Echt waar John?' vroeg ze. Ik dacht dat we er een hoop bij ingeschoten hadden, bij ons contract op He.' 'Nou, we zijn nog niet rijk. Wel als we op een beetje redelijke schaal een morticideoogst hadden kunnen binnenhalen, daar ben ik nog steeds van overtuigd.' 'Maar dat hebben we niet,' zei Dee. 'We moesten weg.' 'We moesten weg ja. Maar als we alleen in germanium rekenen dan mogen we ons welgesteld noemen. Welgesteld genoeg om een nieuwe mallemolen aan te schaffen. Waar of niet, Mark?' Hazleton luisterde nog even naar wat de Vroedschap vertelde en nam toen de oorbot mikrofoon af. 'Daar ziet het wel naar uit,' zei hij. 'We kunnen ons in elk geval makkelijk de kosten van een revisie veroorloven, of misschien zelfs van een gerevideerde tweedehands machine van een later bouwjaar. Hangt ervan af of de Acolieten een reparatieplaneet hebben en hoe hoog de tarieven van de garage daar zijn.' 'Die kunnen niet zo hoog zijn dat we er aan failliet gaan,' zei Amalfi, terwijl hij zijn onderlip nadenkend vooruit stak. 'Het Acolietengebied is een beetje achtergebleven, maar het is oorspronkelijk gekoloniseerd door vluchtelingen voor een antiAardse pogrom in het Malarstelsel, een van de naweeën van de ineenstorting van Wega, als ik me wel herinner. In de bibliotheken van de meeste planeten hebben, ze wel een verslag van die pogrom, daar heb jij me aan herinnerd, Mark: de Nacht van Hadjjii. En dat betekent dat de Acolieten nu ook weer niet zover van de normale handelsroutes liggen dat het pionierssterren zijn.' Hij zweeg en zijn rimpels werden dieper. 'Nu ik erover nadenk, de Acolieten waren ooit een van de belangrijke kleinere bronnen van radioactieve grondstoffen in dit deel van de Melkweg. Ze hebben minstens wel één garageplaneet, Mark, reken daar maar op. Misschien hebben ze zelfs werk voor de stad.' 'Dat klinkt mooi,' zei Hazleton. 'Te mooi als je het mij vraagt. Zoals het nu staat zullen we wel in de Acolieten moeten parkeren, chef, want die machine op de Drieëntwintigste Straat kan ons daarna alleen nog met een slakkengangetje aandrijven, harder niet. Ik heb het net even aan de Vroedschap gevraagd, terwijl ik het saldo opvroeg. Dit is echt het einde wel voor die mallemolen.' Hij klonk vermoeid. Amalfi keek hem aan. 'Dat is het niet wat jou dwars zit, Mark,' zei hij. 'We hebben altijd wel ergens een probleem gehad waar we doorheen moesten, en dit is niet eens zo moeilijk op te lossen. Wat is je eigenlijke zorg? De politie?' 'Nou goed dan, ja, de politie,' gaf Mark een beetje mokkig toe. Ik weet wel dat we een heel eind afzitten van korpsen die ons bij name kennen. Maar heb je enig idee van het totaalbedrag aan onbetaalde boetes dat wij op ons conto hebben staan? En ik zie niet in dat er een afstand te groot kan zijn om ons na te zetten, als de politie dat werkelijk wil, en het ziet er naar uit dat ze dat willen.' 'Hoezo, Mark?' vroeg Dee. 'We hebben tenslotte niets ergs gedaan.' 'Het stapelt zich op,' zei Hazleton. 'We hebben al een hele tijd onze boetes niet voldaan. Als ze ons uiteindelijk te pakken krijgen moeten we alles ineens betalen en als dat nou zou gebeuren dan zijn we bankroet.' 'Poe,' zei Dee. Als alle mensen die pas waren genaturaliseerd, was haar geloof in de capaciteiten van haar geadopteerde stadstaat even onbegrensd als ongefundeerd. 'We kunnen toch werk zoeken en een nieuw kapitaal bij elkaar sparen. Misschien is het even moeilijk, maar dat overleven we toch wel. Er zijn zo vaak mensen failliet gegaan die er dan toch weer bovenop komen.' 'Mensen wel, steden niet,' zei Amalfi. 'Daar heeft Mark gelijk in, Dee. Volgens de wet moet een stad die failliet gaat worden ontbonden. Het is in de grond een menslievende regel, want het belet wanhopige burgemeesters en bedrijfsleiders om failliete steden weer de ruimte in te slepen op jarenlange baantjesjacht, terwijl de helft van de Okiebevolking het loodje legt, omdat de mensen die het voor het zeggen hebben te stijfhoofdig zijn.' 'Precies,' zei Hazleton. 'Maar ik geloof toch dat het alleen een schrikbeeld van je is,' zei Amalfi vriendelijk. 'De feiten geef ik je toe, Mark, maar niet je conclusies. De politie kan ons onmogelijk volgen van de oude ster van He tot hier. We wisten zelf niet dat we in de Acolieten terecht zouden komen. Ik betwijfel of de politie zelfs de koers van He heeft kunnen volgen, laat staan onze latere koers. Dat is toch zo?' 'Natuurlijk, maar...' 'En als de Aardse politie alle plaatselijke korpsen in de Melkweg op de hoogte moest stellen van elke overtreding,' vervolgde Amalfi met kalme onverbiddelijkheid, 'dan zou die plaatselijke politie nooit aan hun eigenlijke werk toekomen. Ze zouden het veel te druk hebben met hun archief en hun controle van steeds nieuwe meldingen die van miljoenen bewoonde planeten in de Melkweg binnen zouden stromen. Hun eigen misdadigers zouden niet eens gepakt worden en op hun beurt een papieren last worden voor alle andere bewoonde gebieden. Geloof me, Mark, de politie hier heeft nog nooit van ons gehoord. We gaan een heel gewone situatie tegemoet, en meer niet. De politie van de Acolieten heeft geen enkele reden ons als iets anders te beschouwen dan een doodgewone rondtrekkende ordelievende Okiestad, en dat zijn we tenslotte toch ook?' 'Best,' zei Hazleton en hij loosde een diepe zucht. Amalfi hoorde noch die uitspraak, noch die zucht. Want op hetzelfde moment laaide het grote scherm in de stuurhut, waarop de uitdijende korrelige massa van de Acolietsterren werd getoond, verblindend vuurrood op over het gehele oppervlak en deed het snerpend geluid van een politiefluit de lucht in de stuurhut zieden. De politie drong de Okiestad, en het kantoor van Amalfi in het stadhuis, binnen met gestamp van laarzen en een air alsof de leegte aan de oever van de Melkweg hun persoonlijk eigendom was. Hun uniform was echter niet de gebruikelijke overall van de Aardse politie (in feite het binnenpak van een ruimtekostuum). Ze droegen opzichtige zwarte pakjes, met zilverkoord afgezet, een leren koppelriem en glimmende laarzen. De boeven met hun blauwgeschoren tronie die in deze strak zittende creaties waren geperst, deden Amalfi denken aan een periode ver voor de Nacht van Hadjjii, ja voor de geschiedenis van de ruimtevaart. En de boeven droegen mesonpistolen. Het waren zware, logge wapens, die met één hand konden worden vastgehouden, maar met twee handen moesten worden afgevuurd. Het waren zeer moderne wapens om in een sterrenhoop in een grensgebied aan te treffen. Ze waren pas een eeuw verouderd, en gezien de bewapening van de stad was dat zeer bij de tijd. Het pistool verried Amalfi nog het een en ander wat hij wilde weten. De aanwezigheid van een dergelijk pistool op deze plaats kon maar één ding betekenen, en wel dat de Acolieten kortgeleden contact hadden gehad met een van de kruisbestuivers van de Melkweg, een Okiestad. Verder was het in hoge mate onwaarschijnlijk dat dit voor de Acolieten het enige Okiecontact was geweest in lange tijd, zoals Amalfi anders nog had kunnen veronderstellen. Het duurde jaren om een technologie op te bouwen waarbij mesonpistolen in massaproductie konden worden vervaardigd zodat gewone politiemensen ze konden dragen. En er was een nog groter tijdsverloop voor nodig, gedurende hetwelk er regelmatig contact plaatsvond met andere technologieën, om het mogelijk te maken dat zo'n pistool algemeen werd aanvaard. En dus bevestigde het pistool een ongebruikelijk frequent contact met Okies, hetgeen dan weer moest betekenen dat er, zoals Amalfi gehoopt had, hier een garageplaneet was. Het pistool verried Amalfi nog iets waar hij niet zo blij mee was. Een mesonpistool was geen best wapen tegen mensen. Het was veel geschikter voor vernietigingswerk. Politiemensen konden pralen en snoeven in Amalfi's kantoor, maar effectief laarzengestamp zat er niet in. Daarvoor was de vloer te dik met tapijt belegd. Amalfi gebruikte dat oude sjieke kantoor vrijwel nooit, met het grote zwarte mahonie bureau en de andere antiquiteiten, behalve bij officiële gelegenheden. De stuurhut was zijn gebruikelijke habitat als hij dienst had, maar die was voor niet-burgers verboden terrein. 'Wat komen jullie hier doen?' blafte de inspecteur Hazleton toe. Hazleton die naast het bureau stond zei niets, maakte alleen een hoofdgebaar naar Amalfi die achter het bureau was gezeten en richtte zijn blikken weer op het grote scherm op de achterwand. 'Ben jij de burgemeester van dit gat?' wilde de inspecteur weten. 'Zeker,' zei Amalfi terwijl hij de sigaar uit zijn mond nam en de inspecteur bekeek zonder met zijn ogen te knipperen. Hij besloot dat hij de inspecteur niet mocht. Zijn achterste was te bol. Als mensen eruit wilden zien als een stier, dan moesten ze het goed doen; zoals Amalfi zelf. Amalfi zag niks in mensen met een figuur als een uitgezakte peer. 'Oké dikke, dan geef jij antwoord. Wat doen jullie voor de kost?' 'Aardoliewinning.' 'Je liegt. Denk erom Okie, je hebt nou niet met een of andere achtergebleven vierdeklas negorij van doen. Dit zijn de Acolietsterren.' Hazleton keek met opgelegd onbegrip de inspecteur aan, en tuurde toen weer naar het scherm waarop binnen redelijke afstand helemaal geen sterren te zien waren. Het toneeltje drong niet tot de inspecteur door. 'Oliewinning is geen Okieberoep,' zei hij. 'Jullie zouden allemaal verhongeren als je niet wist hoe je olie moest boren en raffineren voor je voedselvoorziening. En geef me nou een fatsoenlijk antwoord, anders verklaar ik jullie tot landlopers en dan ben je nog niet jarig.' Amalfi zei op effen toon: 'Ons beroep is de aardoliewinning. Natuurlijk hebben we nevenactiviteiten ontwikkeld sinds we de ruimte ingingen, maar die zijn voornamelijk ook voortgesproten uit de aardoliewinning, een vak waar wij toevallig deskundig in zijn. Wij sporen aardoliebronnen op en brengen ze tot ontwikkeling voor planeten die daar behoefte aan hebben.' Hij bekeek zijn sigaar schattend en stak hem weer tussen zijn tanden. 'Tussen twee haakjes, inspecteur, het is verspilde moeite om ons met uitzetting wegens landloperij te bedreigen. U weet evengoed als ik dat dat nadrukkelijk verboden is in artikel één van de grondwet.' 'De grondwet?' lachte de inspecteur. 'Als je de grondwet van de Aarde soms bedoelt, wij hebben hier niet zoveel contact met die Aarde meer. Dit zijn de Acolieten, vat je? En nou de volgende vraag. Hebben jullie geld?' 'Voldoende.' 'Ja, wat is voldoende?' 'Als u weten wilt of wij werkkapitaal bezitten dan zal onze vroedschap u op voorgeschreven wijze met ja of nee antwoorden, zodra u hun de gegevens verschaft over uw monetair stelsel om de omrekening te kunnen maken. Het antwoord zal hoogst waarschijnlijk ja luiden. We hoeven onze winsten natuurlijk niet bij jullie aan te geven.' 'Ja, kijk eens hier,' zei de inspecteur. 'Je hoeft me niet met allerlei wetten om m'n oren te slaan. Ik wil alleen maar zo gauw mogelijk de stad weer uit. Als jullie geld hebben dan kan ik jullie zo doorlaten, als je er tenminste eerlijk aan gekomen bent, hè.' 'We hebben het verdiend op een planeet genaamd He, een eind hiervandaan. De Heviërs hadden ons in dienst genomen om van hun oerwoud af te komen en dat hebben we gedaan door de stand van hun aardas te regulariseren.' 'O ja?' zei de inspecteur. 'De aardas hè? Dat zal wel een klus geweest zijn.' 'Zeker,' bevestigde Amalfi met een ernstig gezicht. 'We hebben de linkerfrannistan van He helemaal moeten setacetuseren.' 'Goh zeg. Kan jullie vroedschap me dat contract even laten zien? Nou, dat is goed. Waar gaan jullie heen?' 'Naar de garage. We hebben een kapotte mallemolen. En daarna weer verder. Jullie zien er niet naar uit dat jullie nog veel behoefte hebben aan olie.' 'Ja, ach we zijn erg modern hier, hè, niet zoals sommige andere grensgebieden waar je wel van hoort. Dit zijn de Acolieten.' Plotseling scheen hij zich te realiseren dat hij aardig terrein verloren had; zijn stem werd bruusker. 'Nou, vooruit dan maar, Okie. Ik zal jullie een doortochtpas geven. Maar denk erom dat jullie niet ergens anders heengaan dan je hebt gezegd, en dat er niet gestopt wordt, begrepen? Als jullie je goed gedragen kan ik misschien hier en daar nog wat voor jullie doen.' Amalfi zei: 'Dat is erg vriendelijk van u, inspecteur. We zullen ons best doen u niet lastig te vallen, maar voor het geval dat, naar wie kunnen we dan vragen?' 'Inspecteur Lerner, Vijfenveertigste Grensbewakinggroep.' 'Mooi. O, voor u weg gaat, ik verzamel namelijk lintjes; ja, iedereen heeft zo z'n hobby, weet u. En dat donkerpaarse lintje van u, dat is werkelijk een zeldzaamheid; voor mij als verzamelaar dan. Zou u erin toestemmen om mij dat over te doen? De onderscheiding zelf vraag ik u niet; ik ben ervan overtuigd dat uw korps u een nieuw lintje zou uitreiken als u erom vroeg.' 'Tja, dat weet ik niet,' zei inspecteur Lerner twijfelend. 'Het is natuurlijk tegen de voorschriften...' 'Dat besef ik terdege en ik zal u natuurlijk graag een eventuele boete voor verlies vergoeden. (Mark, wil jij even een cheque voor vijfhonderd Oc-dollars bestellen?) Geen enkel bedrag kan natuurlijk voldoende zijn om u een medaille te vergoeden waar u uw leven voor gewaagd hebt, maar meer dan vijfhonderd dollar wil de Vroedschap me deze maand niet toestaan voor mijn hobby. Zou u me het genoegen willen doen om het aan te nemen?' 'Ja, ach, jawel,' zei de inspecteur. Hij maakte het speldje met het verschoten trieste paarse lintje met onhandige gretigheid los van zijn borstzak en legde het op het bureau. Een seconde later overhandigde Hazleton hem zwijgend de cheque, die hij schijnbaar zonder hem te zien bij zich stak. 'Nou, Okie, denk erom dat je de rechte weg houdt, hoor. Kom op, mannen, laten we naar de boot teruggaan.' De drie boeven lieten zich behoedzaam in de liftschacht zakken en verdwenen neerwaarts in het frictieveld, met op hun gezicht een uitdrukking van krachtig onderdrukte paniek. Amalfi grijnsde. Kennelijk waren de principes van molaire valentie, en de frictieopwekkers en andere apparaten die er gebruik van maakten, hier nog algemeen onbekend. Hazleton liep naar de schacht en keek omlaag. Toen zei hij: 'Chef, dat rotding is een lintje voor goed gedrag. De Aardse politie gaf die dingen indertijd met honderdduizenden tegelijk uit, drie eeuwen terug, aan elke aspirant-agent die drie dagen achter elkaar op de fluit zijn nest uitgekomen was. Sinds wanneer is zoiets vijfhonderd Oc waard?' 'Sinds vandaag pas,' zei Amalfi kalm. 'Maar de inspecteur wilde graag worden omgekocht en het is altijd verstandig om schijnbaar iets te kopen, als je iemand wat wil toestoppen. Ik heb het bedrag zo hoog gesteld, omdat hij het met zijn mannen zal moeten delen. Als ik hem geen smeergeld had aangeboden dan had hij vast en zeker naar ons lijstje met bekeuringen gevraagd.' 'Dat dacht ik ook wel, en het onze is verre van schoon, zoals ik al eerder te berde heb gebracht. Maar ik denk dat je je geld hebt weggegooid, Amalfi. De bekeuringen zijn het eerste waar hij naar had moeten vragen, niet het laatste. En aangezien hij er in het begin niet naar vroeg, betekent dat dat hij er geen belangstelling voor had.' 'Waarschijnlijk is het dat precies,' gaf Amalfi toe. Hij stak de sigaar weer in zijn mond en nam een nadenkend trekje. 'Goed, Mark, wat is er? Zeg het maar.' 'Dat weet ik juist nog niet. Ik kan dat niet rijmen, een actieve patrouille, op zoveel parsecs aftstand van de eigenlijke Acolieten, en dan die duimendikke onverschilligheid van die pummel voor de vraag of we niet ergens een scheve schaats reden, of misschien wel een bindlestiff waren. Verrek, hij heeft niet eens gevraagd wie we zijn!' 'Dat sluit dus de mogelijkheid uit dat de Acolieten voor een bepaalde bindlestiff gewaarschuwd zijn.' 'Dat is zo,' beaamde Hazleton. 'Die Lerner liet zich anders ook veel te makkelijk omkopen. Patrouilles die naar iets bepaalds op zoek zijn, laten zich niet omkopen, zelfs in een redelijk corrupte samenleving niet. Het klopt allemaal niet.' 'En om een of andere reden,' zei Amalfi, terwijl hij een schakelaar uitzette, 'geloof ik niet dat de Vroedschap ons hierbij van enig nut kan zijn. Ik heb het hele gesprek aan ze door laten geven, maar het enige wat ik er voor terugkrijg is een standje omdat ik geld heb uitgegeven, en een verhoor over mijn veronderstelde hobby. Ze kunnen ook nooit iets opmaken uit de toon waarop je iets zegt. Verdomme! We zien iets heel belangrijks over het hoofd, Mark, iets wat heel voor de hand zal blijken te hebben gelegen zodra we het tegenkomen. Iets wat van cruciaal belang is. En dat terwijl wij op de Acolieten afstormen zonder het flauwste idee van wat het kan zijn!' 'Chef,' zei Hazleton. De koude effen toon deed Amalfi met een ruk omzwenken in zijn stoel. De bedrijfsleider stond omhoog te kijken naar het grote scherm, waarop de Acolietsterren zich nu als herkenbare lichtschijfjes begonnen af te tekenen. 'Wat is er Mark?' 'Kijk daar, in dat gebied aan de andere kant van de sterrenhoop, waar het bijna helemaal donker is. Zie je het?' 'Ik zie daar een vrij groot gebied zonder sterren, ja.' Amalfi keek nog eens goed. 'Er staat daar ook een spectroscopische dubbelster, met een rode dwerg die een eindje van de andere component af staat...' 'Warm. Nou moet je naar die rode dwerg kijken.' En ook was er, zo zag Amalfi inmiddels, een veegje groen, zo groot als de stift van een potlood. Het scherm codeerde Okiesteden altijd in groen, maar zo groot kon een stad onmogelijk zijn. De groene veeg bestreek een gebied waar een doorsnee zonnestelsel van het type Sol in ging. Amalfi voelde hoe zijn grote vierkante voortanden zijn sigaar in tweeën begonnen te bijten. Hij nam het dode geval uit zijn mond. 'Steden!' Hij spuwde, maar de bittere smaak in zijn mond scheen niet alleen van het tabakssap te komen. 'Niet één stad, maar honderden.' 'Ja,' zei Hazleton. 'Daar heb je het antwoord, chef, althans een deel ervan. Het is een wildernis.' 'Een Okiejungle.' Amalfi ging met een wijde boog om de wildernis heen, maar liet O'Brian wel monitoren uitsturen zodra de stad flink beneden haar maximumsnelheid zat. Had hij de projectielen eerder laten lanceren, dan zouden ze zijn achtergebleven en was hij ze kwijt geweest, want ze waren maar iets sneller dan de stad zelf. Nu lieten ze een ongelooflijk en somber beeld zien. Het lege gebied waar de Okies waren neergestreken, lag helemaal aan de rand van de sterrenhoop van de Acolieten, aan de kant van de rest van de Melkweg. De dichtstbijzijnde ster was, zoals Hazleton gezegd had, een driedubbelster. Het stelsel bestond uit twee sterren van het type G0 en een rode dwerg, en leek bijna precies op het Alpha Centauristelsel. Er was alleen één verschil: de twee G0sterren stonden vrij dicht bij elkaar en vormden een spectroscopische dubbelster, die zelfs op deze betrekkelijk korte afstand alleen door de Dinwiddie circuits uit elkaar konden worden gehaald, terwijl de rode dwerg in de leegte zwierde en nu meer dan vier lichtjaar van zijn metgezellen verwijderd was. Rondom dit kleine en bijna geen warmtegevend vuur waren meer dan driehonderd Okiesteden samendrongen. Op het scherm stroomden ze langs als een eindeloze vloed van groene spikkels, als een rivier van fantastische asteroïden, die in de ruimte dobberden en elkaar voortdurend passeerden in hun omloopbanen om de ster. De concentratie was het dichtst vlak rond de zon, die zo gierig was met zijn zwakke straling, dat hij bijna helemaal schuil was gegaan achter de codelichtjes van de Dinwiddie toen Hazleton de wildernis voor het eerst in het oog kreeg. Maar er waren ook laatkomers, in een baan die een dikke vier miljard kilometer van het hart vandaan lag; mallemolenschermen waren er niet happig op om dicht op elkaar te worden gepakt. 'Het is angstaanjagend,' zei Dee terwijl ze aandachtig het scherm bestudeerde. 'Ik wist dat er andere Okiesteden bestonden, zeker toen we die bindlestiff tegenkwamen. Maar zoveel... driehonderd steden in de Melkweg, dat had ik nooit kunnen dromen.' 'Dat is nog niks,' zei Hazleton toegeeflijk. 'Bij de laatste telling waren er ongeveer achttienduizend steden, niet chef?' 'Ja,' zei Amalfi. Hij kon al evenmin als Dee zijn ogen van het scherm afhouden. 'Maar ik begrijp wat Dee bedoelt. Ik ben als de dood, Mark. Er moet iets zijn gebeurd waardoor het economisch stelsel in dit deel van de Melkweg vrijwel volkomen in elkaar is gestort. Want dat is de enige manier om zo'n Okiejungle te verklaren. Die schurken van een Acolieten hebben daar kennelijk misbruik van gemaakt om Okies hierheen te lokken, zodat ze de paar die ze nodig hebben voor het uitzoeken krijgen.' 'Met andere woorden, tegen de laagst mogelijke beloning,' zei Hazleton. 'Maar waarvoor?' 'Ja, daar zeg je wat. Misschien willen ze de hele sterrenhoop in een klap proberen te industrialiseren, om zichzelf te kunnen bedruipen voor de depressie, of wat het ook is, hierheen komt. Het enige waar we op dit moment zeker van kunnen zijn, is dat we moeten maken dat we hier vandaan komen, zodra we die nieuwe mallemolen hebben. Hier is geen ordentelijk werk te vinden.' 'Dat weet ik nog niet zo zeker,' zei Hazleton, terwijl hij zijn lange, schijnbaar in alle richtingen buigbare ledematen verschikte op de stoel. 'Als ze bezig zijn te industrialiseren, dan zou dat kunnen betekenen dat de depressie hier ter plaatse heerst, en niet ergens anders. Misschien hebben ze zoveel overgeproduceerd dat er tekort is aan kapitaal, vooral wanneer hun distributiekanalen even ondeugdelijk, omslachtig en onrechtvaardig in elkaar zitten als meestal in dit soort achteraf gebieden. Als de waarde van hun dollar duchtig gezakt is, dan zitten wij op rozen.' Amalfi dacht erover na. Het leek wel waterdicht. 'We zullen moeten afwachten,' zei hij. 'Je kunt heel best gelijk hebben. Maar zelfs tijdens een periode van hoogconjunctuur kan één sterrenhoop nooit werk hebben geboden aan driehonderd steden. De technologische verspilling zou ontzaglijk worden. En je trekt toch ook geen Okies aan, als gebied met een kapitaaltekort; je krijgt ze er alleen maar bij vandaan.' 'Dat hoeft niet. Stel dat er buiten een overschot is? Denk er maar aan dat tijdens de Nationalistische periode op Aarde ook kunstenaars, en andere mensen met lage inkomens, vaak uit de grote Hamiltonistische staat, ik ben de naam nu even kwijt, wegtrokken om zich te vestigen in veel kleinere staten waar de munteenheid veel zachter was.' 'Dat was wat anders. Er was toen een gemengde standaard...' 'Jongens, mag ik jullie dispuut even onderbreken?' vroeg Dee aarzelend, maar toch met enige spot in haar stem. 'Het gaat mij een beetje te hoog. Stel dat inderdaad in heel deze sterrenarm de economie op z'n achterste ligt. Hoe, dat laat ik aan jullie over; op Utopia was onze economie op een vaste omzet bevroren, en dat was al zolang ik me herinneren kon, dus misschien nemen jullie het me niet kwalijk dat ik niet snap waar jullie het over hebben. Maar hoe het ook zij, inflatie of deflatie, we kunnen toch altijd weggaan als we onze nieuwe mallemolen hebben?' Amalfi schudde traag zijn hoofd. 'Dat,' zei hij, 'is wat me zo dwars zit, Dee. Er zitten daar ik weet niet hoeveel Okies in die jungle, en die kunnen toch niet allemaal mankementen aan hun aandrijving hebben. Als ze ergens heen konden waar het beter is, waarom zijn ze daar dan niet heengegaan? Waarom kruipen ze bij elkaar in een jungle in een van god en alle mensen verlaten sterrenhoop, alsof er god nogantoe nergens werk meer te vinden zou zijn. Okies hebben geen zitvlees, en gezelligheidsdieren zijn het ook niet.' Hazleton begon zachtjes met zijn vingers op de stoelleuning te trommelen en zijn ogen gingen half dicht. 'Geld is energie,' zei hij. 'Maar ja, dat bevalt me eigenlijk nog minder. Hoe meer ik ernaar kijk, des te meer krijg ik het gevoel dat dit een moeilijk parket is waar we met slimme truukjes niet uitkomen. Misschien hadden we beter op He kunnen blijven.' 'Misschien ja.' Amalfi richtte zijn aandacht weer op het stuurpaneel. Hazleton had een enorm invoelingsvermogen, maar een van de consequenties daarvan was, dat hij onnodig veel tijd verdeed met speculaties over toestanden waarvan de feiten hen toch wel duidelijk zouden worden. De stad naderde nu de plaatselijke garageplaneet, die de onwaarschijnlijke naam van Murphy droeg, en het laveren tussen de dicht opeengepakte sterren van de sterrenhoop was een nauwluisterend karweitje waarbij de hand van de burgemeester zelf aan de helmstok nodig was. Natuurlijk zou de Vroedschap de stad o zo behoedzaam door de tegenstrijdige zwaartekrachtvelden kunnen loodsen, en uiteindelijk op Murphy aan de grond kunnen zetten, maar dan duurde het wel een maand. Hazleton zou het veel sneller hebben geklaard, maar de Vroedschap zou zijn route op de seconde hebben gevolgd en bij de geringste overtreding van de veiligheidsmarges die ze zelf had gesteld, hem de besturing uit handen hebben gerukt. Ze waren er niet op ingesteld het afsnijden van omwegen goed te keuren. Natuurlijk waren ze er evenmin op ingesteld om een rechtstreeks intuïtief aanvoelen van ruimtelijke afstanden en massadruk te appreciëren; datgene wat Amalfi tot een meester-piloot maakte. Maar over Amalfi hadden ze geen gezag, buiten de uiteindelijke bevoegdheid zijn benoeming in te trekken. Terwijl Murphy nader kwam op het scherm, kwamen een voor een technici de stuurhut binnenmarcheren om met persoonlijke sleutels lessenaars te activeren die meer dan drie eeuwen niet aangesloten waren geweest, sinds de laatste mallemolen aan boord was genomen. Het was een gigantisch project om de aandrijving van de stad gereed te maken voor het opnemen van een nieuwe installatie. Alle mallemolens aan boord zouden moeten worden afgestemd op de nieuwe machine. En in het huidige geval zou het werk nog verder worden gecompliceerd door de radioactiviteit van de kapotte installatie. De monteurs van de garage zouden natuurlijk wel een speciale uitrusting hebben om dat probleem op te vangen, ontmagnetiseren was bij voorbeeld altijd een eerste stap, maar een garage zou de machinerie natuurlijk nooit zo goed kennen als de Okie die hem gebruikte. Elke stad is uniek. Murphy was, zoals Amalfi het op zijn scherm kreeg, een huis, tuinen keukenplaneet. Hij was iets groter dan Mars, maar aangenamer om te wonen, aangezien hij een stuk dichter bij zijn zon stond. Maar hij zag er verlaten uit. Toen de stad naderbij kwam zag Amalfi wel de vele dertig kilometer in doorsnee metende littekens van de gravitatiedokken, het kenteken van de garageplaneet, maar al die volmaakt cirkelvormige, door machinerieën omringde kraters waren op het planeethalfrond dat ze konden zien volstrekt verlaten. 'Dat is kwalijk,' hoorde hij Hazleton mompelen. Het was inderdaad niet veelbelovend. De planeet draaide langzaam rond onder zijn blikken. Toen gleed een stad over de horizon te voorschijn. Hazleton zoog hoorbaar zijn adem naar binnen tussen zijn tanden. Amalfi hoorde een lichte beroering, en toen voetstappen; een aantal technici was over zijn schouder mee komen kijken. 'Op je posten!' gromde hij. De technici stoven uiteen als dorre bladeren. Op de lege onderhoudsplaneet leek de geparkeerde stad onthutsend groot. Ze priemde omhoog als een overwinnaar, maar dan een reus die naakt was, gevallen en zonder beschutting, zonder mallemolenveld. Er was natuurlijk alle reden voor om het veld niet aan te hebben staan, maar een stad zonder veld was een zeldzame en ontstellende aanblik, als een gevild lijk op sterk water. Er scheen wat activiteit gaande te zijn aan de voet. Amalfi kon het niet helpen, maar hij vond het net bacteriëngekrioel. 'Is dat niet min of meer Dee's antwoord?' opperde Hazleton ten slotte. 'Daar zien we nu een stad die wel geld heeft voor onderhoud, dus geld van buiten de Acolieten moet nog waarde hebben. Ze laten reparaties verrichten, dus de toestand kan niet helemaal hopeloos zijn, die stad gelooft wel dat ze hiervandaan ergens heen kan. En je kunt er donder op zeggen dat het een uitgekookt stelletje is; het is de moeite waard om daarmee eens in beraad te gaan. Ze hebben weten te voorkomen dat ze werden uitgeschud door de Acolieten, want zwendel door de Acolieten, in een of andere vorm, is nog de enige verklaring die ik bedenken kan voor die jungle. We moesten maar contact met ze opnemen voor we landen, chef, om eens te zien wat ons te wachten staat.' 'Nee,' zei Amalfi. 'Blijf op je post, Mark.' 'Waarom? Dat kan toch geen kwaad?' Amalfi gaf geen antwoord. Zijn eigen buitenzintuiglijke waarneming had hem al iets meegedeeld waardoor Hazletons argumenten geen hout sneden, maar dat zelfde moest ook op Hazletons instrumenten te zien zijn, als hij maar wilde kijken. De bedrijfsleider had zich door zijn extrapolaties laten meeslepen tot het bouwen van luchtkastelen. Plotseling begonnen op het stuurpaneel richtsignalen te knipperen. Automatische richters op de vluchttoren van Murphy waren bezig de stad naar een gereedstaand dok te sturen. Amalfi bewoog gehoorzaam zijn helmstok, in afwachting van het oranje knipperlicht dat de aanwezigheid zou aankondigen van denkende wezens, die dan een uitspraak konden doen over de wenselijkheid van Okies op Murphy. Maar geen uitspraak, zelfs geen knipperlicht dat om zijn aandacht vroeg, zelfs niet toen Amalfi de stad zachtjes omlaag stuurde om haar in het niet veelbelovende zand te planten. Kennelijk gingen de zaken op Murphy zo slecht, dat de garage het grootste deel van zijn personeel aan winstgevender projecten was kwijtgeraakt. In dat geval zouden er alleen automaten beschikbaar zijn om toezicht te houden op een onverwachte landing. Schouderophalend schakelde Amalfi de Vroedschap weer in. Het was niet nodig dat een menselijk piloot de stad landde zolang de landing geen tactische problemen opwierp. Er was genoeg ander werk voor mensenhanden te doen; routinehandelingen vielen onder de Vroedschap. 'De eerste landing sinds He,' zei Hazleton. Hij scheen een beetje vrolijker te zijn. 'Lekker om de benen weer eens te strekken.' 'Er worden geen benen gestrekt, of andere gymnastische oefeningen uitgehaald,' zei Amalfi. 'Niet voor we meer informatie hebben. Ik heb nog geen woord van deze planeet gehoord. Wie weet willen de plaatselijke gebruiken wel dat we op ons eigen gebied blijven.' 'Zou de toren dat dan al niet gezegd hebben?' 'Een toren zou nooit bevoegd zijn om een dergelijke boodschap aan jan en alleman te bezorgen. Je zou er nog echte klanten mee afschrikken. Maar het kan nog steeds, Mark, dat weet je. Laten we eerst eens wat gaan rondloeren.' Amalfi nam zijn microfoon op. 'De brigadier graag... Anderson? De burgemeester hier. Laat tien man van de invasieploeg bewapenen en kom de bedrijfsleider en mij afhalen op de uitkijkpost op Cathedral Parkway. Posteer je mannetjes bij de aangrenzende uitvalspoorten, en goed uit het zicht van eventuele installaties als die in de buurt staan, buiten... Ja, dat is misschien wel zo goed... Prima.' Hazleton zei: 'We gaan naar buiten.' 'Ja, en Mark, deze sterrenhoop is misschien wel de laatste halte die we ooit zullen aandoen. Wil )e daaraan denken?' 'Het zal me heus geen moeite kosten om me dat te herinneren,' zei Hazleton terwijl hij Amalfi verbeten aankeek met ogen grijs als ijs, "aangezien dat precies hetzelfde is als wat ik jou vier dagen geleden probeerde te vertellen. Ik heb zo mijn eigen opvattingen over hoe we dat zouden moeten opvangen en daarmee zit ik waarschijnlijk haaks op de jouwe. Vier dagen terug moest jij mij zo nodig voorhouden hoe overdreven defaitistisch ik was. En nu heb jij mijn conclusie gewoon naar je toe gehaald, omdat er iets is gebeurd, en ik ben heus niet zo dom dat ik verwacht dat jij me vertelt wat het is, maar er is iets gebeurd waardoor je je mening wel moest herzien, en nou loop je weer te waarschuwen van "Denk aan Thor V". Het een of het ander Amalfi, niet allebei.' Een seconde lang grepen de blikken van de twee elkaar vast, pupil blikkend in pupil. 'Jullie,' zei de stem van Dee, 'lijken wel getrouwd.' Vanaf de loopbrug van het zwaartekrachtdok waar de stad zich uiteindelijk had neergevlijd, een brug die zich op de hoogte van het hoofddek van de stad bevond, bood de wereld van Murphy aan Amalfi de aanblik van een verlaten mechanische wildernis. Het was een olifantenkerkhof van kranen, takels, verrijdbare onderstellen, tui-lijnen, donkeypompen, kabels, steigers, pallets, halfrupstrekkers, hefbomen, valschachten, lopende banden, vaten en bakken, storttrechters, pijpleidingen, waldo's, mallemolens, trompers en kweekreactoren, monitors, ehrenhafters, en tientallen andere apparaten en toestellen uit evenzoveel tijdperken, die voor de reparatie van een stad nodig konden zijn. Veel van de installaties was verroest of ingestort, of nog wel uiterlijk intact maar van binnen dood, een valse schijn die met een zo eenvoudig instrument als de dosimeter, die ieder om zijn linkerpols droeg, als submicroscopisch schandaal kon worden ontmaskerd. Veel was nog wel bruikbaar. Maar bij elkaar zag het eruit als apparatuur die men niet echt meer verwachtte te hoeven gebruiken. Aan de dichtbij staande horizon lag de andere stad, de stad die Amalfi van boven gezien had; hoog en recht, terwijl kleine mechaniekjes eromheen keutelden. En heel ver beneden de loopbrug stond op het rommelig oppervlak van Murphy in de schaduw van de kromming van Amalfi's stad, een klein en heel gewoon menselijk figuurtje te dansen en te zwaaien. Amalfi ging de nauwe metalen wenteltrap af, met Hazleton en brigadier Anderson achter hem aan. Hun voetstappen klonken gedempt in de ijle lucht. Hij lette heel goed op waar hij zijn voeten zette; op een wereld als deze, met weinig zwaartekracht, kon je je maar beter inhouden wat het gebruik van je spieren betrof. Het feit dat je langzamer viel op dergelijke werelden maakte de bons aan het eind van je val er niet minder om, en Amalfi was er al lang geleden achtergekomen dat zijn stierenkracht hem, buiten de gelijkmatige 1G van het stadsveld, vaak opbrak, hoe voorzichtig hij ook te werk ging. Het dansende manneke bleek een kleine monteur te zijn met krulhaar, in een schoon maar vreselijk gekreukeld uniform. Waarschijnlijk had hij erin geslapen; het was tenminste wel duidelijk dat hij er nooit een slag werk in had gedaan. Hij had een glad rond gezicht met een donkere vettige huid, bespikkeld met verstopte poriën. Hij keek Amalfi kribbig aan met ogen als de bodem van een bierflesje. 'Verdomme nog toe,' zei hij, 'hoe zijn jullie hier gekomen?' 'Komen zwemmen, nou goed? Waar blijft de bediening?' 'Ik stel hier de vragen wel, zwerver. En zeg tegen die brigadier van je dat hij met z'n handen uit de buurt van zijn pistool blijft. Daar word ik zenuwachtig van en dan weet je nooit wat er gebeurt. Dus jullie willen onderhoud?' 'Ja, wat anders?' 'Te druk,' zei de monteur. 'We doen hier niet aan liefdadigheid. Ga maar terug naar je jungle.' 'Jullie hebben het hier net zo druk als een molecule rond het vriespunt!' bulderde Amalfi terwijl hij zijn hoofd naar voren stak. De glimmende knopneus van de monteur ging een stukje achteruit, maar niet ver. 'We hebben onderhoud nodig en we zullen het krijgen ook. We hebben geld om ervoor te betalen en inspecteur Lerner van jullie eigen plaatselijke politie heeft me hierheen gestuurd. Als die argumenten niet overtuigend genoeg zijn voor jullie, dan zal ik mijn brigadier eens vragen om z'n handen te laten wapperen; waarschijnlijk kan hij sneller z'n wapen trekken en schieten, dan jij ergens over kan struikelen op deze schroothoop.' 'Zeg wie denk je wel dat je voor je hebt? Weet je niet dat je hier in de Acolieten bent? We hebben wel betere steden ontb... nee, wacht even, brigadier, niet zo haastig, hè. Maar ik heb zoveel met klaplopers te maken gehad, dat ze me m'n neus uitkomen. Nou ja, jullie misschien niet, dan. Je zei iets over geld... dat hoorde ik toch duidelijk.' 'Dat klopt,' zei Amalfi die met moeite een strak gezicht hield. 'En jullie Vroedschap garandeert dat?' 'Welzeker. Hazleton... ach verrek, Anderson wat is er met de bedrijfsleider gebeurd?' 'Die is een eind terug een andere loopbrug opgegaan,' zei de brigadier. 'Waar hij heenging zei hij niet.' Al te voorzichtig zijn had dus ook z'n nadelen, dacht Amalfi wrang. Als hij zijn gedachten niet zo hevig op z'n eigen voeten had geconcentreerd dan zou hij wel gemerkt hebben dat nog maar één paar voetstappen hem volgde zodra Hazleton er tussenuit was geknepen. 'Die komt wel weer terug, hopelijk,' zei Amalfi. 'Kijk eens hier, beste man, wat wij willen is onderhoud. We hebben een kapotte mallemolen in een radioactief ruim. Kun je die eruit halen en ons een nieuwe inbouwen, bij voorkeur het nieuwste model dat je hebt?' De monteur dacht na. Het probleem scheen hem wel aan te staan; zijn hele gezicht veranderde zo geheel en al van uitdrukking dat hij er bijna vriendelijk uitzag in zijn intieme lelijkheid. Ik heb een ZesRZes in voorraad die wel zou passen, als jullie sokkels hebben met teruglooplamellen om hem op te monteren,' zei hij langzaam. 'Of anders heb ik een gerevideerde BC 77 Y, die loopt weer als nieuw. Maar ik heb nog nooit met besmet materiaal gewerkt; ik wist niet eens dat mallemolens merkbaar radioactief werden. Hebben jullie iemand aan boord die me kan helpen bij de decontaminatie?' 'Ja, dat is allemaal al klaar, je kan zo gaan draaien. Ga maar kijken of ons geld goed genoeg voor je is, en schiet dan op.' 'Het zal wel even duren voor ik een werkploeg bij elkaar heb,' zei de monteur. 'O, tussen twee haakjes, laat je mensen niet vrij rondlopen, hier, want dat heeft de politie niet graag.' Ik zal m'n best doen.' De monteur stoof er vandoor, laverend tussen de stilgezette roestende machinerieën. Amalfi keek hem na en verwonderde zich er eens te meer over hoe snel een geboren technicus kan worden verleid om te vergeten voor wie hij in feite werkt, laat staan waartoe zijn werk uiteindelijk gebruikt gaat worden. Eerst praat je over geld, want monteurs worden meestal onderbetaald, en dan kom je met een moeilijk en wezenlijk interessant probleem, en dan is hij je man. Amalfi was altijd erg tevreden wanneer hij in het vijandelijke kamp van de tegenstander een pragmatische figuur tegenkwam. 'Chef...' Amalfi draaide zich met een ruk om. 'Waar heb jij verdomme gezeten? Heb je niet gehoord dat ik zei dat deze planeet waarschijnlijk taboe zou zijn voor toeristen? Nou, als je in de buurt was geweest toen ik je nodig had, dan had je kunnen horen dat je dat "waarschijnlijk" er gevoeglijk uit kunt laten; om nog maar te zwijgen over het feit dat je aanwezigheid de zaken aanmerkelijk had kunnen bespoedigen.' 'Dat realiseer ik me wel,' zei Hazleton op effen toon. 'Ik heb dat risico bewust genomen, iets wat jij niet meer schijnt te kunnen, Amalfi. En met succes. Ik ben naar die andere stad wezen kijken en ik heb een aantal dingen ontdekt die wij moesten weten. Tussen twee haakjes, alle dokken hier in de buurt liggen in de vernieling. Dit, en het dok waar die andere stad staat, zijn waarschijnlijk de enige in de wijde omtrek die nog operationeel zijn. De rest is vrijwel een en al zand en roest en afgekalfd beton.' 'En die andere stad?' vroeg Amalfi zachtjes. 'Die is in beslag genomen, geen twijfel aan. Alles is afgetakeld en verlaten. De helft wordt met steigers overeind gehouden en ze hebben midden op straat hutten opgetrokken. Er zit een bemanning op die de stad min of meer operationeel moet maken, maar haast hebben ze niet en ze doen er geen flikker aan om de zaak wat bewoonbaarder te maken, het enige wat ze willen is dat het ding weer kan vliegen. Het is duidelijk niet de bemanning van de stad zelf. Waar die is, daar durf ik niet aan te denken.' 'Nee, en je hebt aan heel wat meer niet gedacht,' zei Amalfi. 'De oorspronkelijke bemanning zit natuurlijk in het gevang wegens wanbetaling. De garage is bezig de stad op te lappen voor een of ander smerig karweitje, dat ze niet verwacht wordt te overleven en waar geen enkele vrije stad zich voor zou verhuren, voor geen prijs.' 'En wat is dat dan wel?' 'Om een voorpost op te zetten op een gasreus,' zei Amalfi. 'Ze willen een ammoniakmethaanwereld met een ijskern en een lage dichtheid ontginnen, een soort Jupiterwereld, die ze op geen andere manier eronder kunnen krijgen. Ik denk dat ze een vaste landingsplaats willen hebben om een onuitputtelijke bron van gifgas aan te kunnen boren.' 'Jij denkt altijd aan alles,' zei Hazleton met strakke lippen. Ik verwachtte best dat ik op m'n donder zou krijgen omdat ik er tussenuit was geknepen, Amalfi, maar ik ben geen kleine jongen meer; ik laat me jouw rationalisaties achteraf niet meer aanleunen, alleen om de mythe van jouw alwetendheid in stand te houden.' Ik ben niet alwetend,' zei Amalfi bedaard. Ik heb die andere stad goed bekeken toen we binnenkwamen. En ik heb naar de instrumenten gekeken. Jij niet. En de instrumenten vertelden me zo al, dat er in die stad vrijwel niets omging wat strookte met de normale Okie functies. En ze vertellen me ook dat de mallemolens waren afgesteld op het opwekken van een veld dat ze binnen een jaar zou doen doorbranden, en ook wat dat veld moest doen, tegen wat voor omstandigheden het bestand zou moeten zijn. Een mallemolenveld kaatst grote concentraties van snelbewegende moleculen af, maar het belemmert de toetreding van gassen door osmose vrijwel niet. Wanneer je een veld zo hoog opdraait dat zelfs de kleinst mogelijke moleculewisseling onmogelijk wordt, zelfs onder een druk van meer dan een miljoen atmosfeer, dan maak je de mallemolen kapot. Dergelijke condities komen maar in één situatie voor, een situatie waar een Okie zich onder geen voorwaarde voor zou lenen, en wel een landing op een gasreus. Aangezien de stad dus kennelijk voor iets dergelijks in gereedheid werd gebracht, moest ze wel in beslag genomen zijn; ze is staatseigendom en niemand maakt zich zorgen over het verspillen van staatseigendom.' 'Nogmaals,' zei Hazleton, 'dat had je me ook wel op tijd kunnen vertellen, dan had je me dat uitstapje bespaard. Alleen is het dit keer misschien wel zo goed geweest, want ik was nog niet toe aan het belangrijkste wat ik ontdekt heb. Weet je wat dat voor een stad is?' 'Nee.' 'Tjonge, hij geeft toe dat hij het niet weet! Ik weet het wel. Het is de stad waar we over gehoord hebben, drie eeuwen geleden toen ze d'r aan het bouwen waren; de zogenaamde stad -voor -alles. Zelfs onder al die rommel en afbraak kun je de lijnen zien zitten. Die Acolieten laten haar rustig verrotten, en het kan ze geen moer schelen, als ze d'r maar kunnen opvijzelen voor dat ene karwei. We zouden haar zo kunnen kapen als we willen. Ik heb vroeger de bouwtekeningen bestudeerd, toen ze gepubliceerd werden en...' Hij zweeg. Amalfi draaide zich om en keek waar Hazleton naar had staan kijken. De monteur kwam terug, in volle draf. In zijn hand had hij een mesonpistool. 'Je hebt me overtuigd,' zei Amalfi snel. 'Kun je er terugkomen zonder dat ze je zien? We zitten in de nesten zo te zien.' 'Jawel. Er is een...' 'Meer dan "ja" hoeft voorlopig niet. Stem onze Vroedschap op de hunne af en programmeer ze allebei op standaardsituatie N. Neem onze startcode als sleutel, rechtstreeks een Ja / Nee signaal.' 'Situatie N? Maar chef dat is...' 'Ik weet wat dat is, ja. Ik geloof dat we daar nu behoefte aan hebben. Met die kapotte mallemolen kunnen we er onmogelijk vandoor gaan zonder de kennis van de twee Vroedschappen bij elkaar; we zijn anders gewoon niet snel genoeg. Schiet nou op voor het te laat is.' De monteur had hen bijna bereikt; elke keer als hij na een sprong de grond raakte slaakte hij kreetjes van woede, alsof het geluid door de klap eruit werd gestoten. In de ijle atmosfeer van Murphy klonk zijn geschreeuw alsof er op een kinderfluitje werd getoeterd. Hazleton aarzelde nog een ogenblik en sprintte toen de trap op. De monteur schoot om een spant heen en vuurde. Het mesonpistool loeide tegen de lege lucht, en vloog achterwaarts uit zijn hand. Kennelijk had hij er nog nooit met eentje geschoten. 'Burgemeester Amalfi, zal ik...' 'Nog maar niet, brigadier. houd hem alleen voorlopig onder schot. Hédaar. Kom eens hierheen, heel langzaam met je handen in je nek. Goed zo... Nou, waarom moest je zo nodig op mijn bedrijfsleider schieten?' Het donkere gezicht barstte nu van woede. 'Ze krijgen jullie wel,' zei hij met dikke stem. 'D'r zijn een stuk of tien eskaders van de politie onderweg, en dan blijft er niks van jullie over. Zal ik lachen.' 'Hoezo toch?' vroeg Amalfi op redelijke toon. 'Jij hebt het eerst op ons geschoten. Wij hebben niks gedaan.' 'Nee, alleen maar een ongedekte cheque afgegeven! Dat is hier erger dan moord, vader! Ik wou jullie natrekken bij Lerner en die is des duivels. Je mag hopen dat het niet zijn eskader is dat het eerste bij jullie is.' 'Een ongedekte cheque?' vroeg Amalfi. 'Je kletst uit je nek. Ons geld is beter dan wat jullie hier zelf gebruiken, als ik jou zo bekijk. Wij hebben germanium, zuiver germanium.' 'Germanium?' vroeg de monteur vol ongeloof. 'Dat zei ik, ja. Het zou nuttig zijn als je je oren eens wat vaker waste.' De wenkbrauwen van de monteur gingen in de hoogte, steeds hoger, en zijn mondhoeken begonnen te beven. Twee dikke olievette tranen gleden over zijn wangen omlaag. Zo met zijn handen achter zijn hoofd leek hij opvallend veel op iemand die zo dadelijk een stuip zal krijgen. Toen spleet zijn gezicht welhaast in tweeën. 'Germanium!' loeide hij. 'Ha, ha, ha, ha! Germanium! In wat voor gat in het universum heb je gezeten, Okie? Germanium... ha, ha, ha!' Hij hapte zwakjes naar adem en deed zijn handen omlaag om zijn ogen af te vegen. 'Hebben jullie geen zilver, geen goud, geen platina, of tin of ijzer? Of iets anders wat waarde heeft, klaplopers? Jullie zijn blut. Maak dat je wegkomt, als ik je raden mag. En dan meen ik het nog goed met je.' Hij leek weer wat gekalmeerd te zijn. Amalfi vroeg: 'Wat is er mis met germanium, dan?' 'Niks,' zei de man van het dok, terwijl hij Amalfi over zijn ongelooflijke neus aankeek met een mengeling van medeleven en wraakzucht. 'Het is een prima en nuttig metaal. Maar het is geen geld meer, Okie. Ik snap niet hoe dat kan, dat je dat nog niet weet. Germanium is waardeloos tegenwoordig, nou, nee, het is nog wel iets waard, maar dan alleen wat het echt waard is, als je begrijpt wat ik bedoel. Je moet het kopen. Je kunt er niks meer mee kopen. Het is hier geen betaalmiddel meer, en ergens anders ook niet. "Nergens anders meer. De hele Melkweg is blut. Hartstikke blut. En jullie dus ook.' Weer veegde hij zijn ogen af. Boven hen jankte een sirene, zachtjes maar dringend. Hazleton was klaar en had de politie in het vizier gekregen. Amalfi kon met geen mogelijkheid doorgronden wat er gebeurde als hij de startsleutel neerdrukte. Hij had er ook geen hoop op dat hij het in de toekomst ooit door zou krijgen, en de Vroedschap vragen had geen zin, want die zou simpelweg weigeren het hem te vertellen, om de uitstekende reden dat die het zelf niet wist. Wat ze dus ook in reserve hadden voor standaardsituatie N, die uiterste noodsituatie, waarin elke Okiestad uiteindelijk weleens geraken zou, de situatie waarin het enige wat de stad kan doen, om zich voor volledige vernietiging te behoeden, vluchten is, en zo gauw mogelijk, het zou iets drastisch zijn en iets wat de stad nooit eerder had gedaan. Althans, dat was nu het resultaat van het feit dat de Vroedschap kennis had kunnen uitwisselen met de vroedschap van de andere stad. De stad flitste weg uit het droogdok op Murphy, naar een kruispunt van ruimtecoördinaten dat zich in niets van andere plaatsen in de ruimte onderscheidde. Er verliep geen tijd, en evenmin werd er merkbaar energie gebruikt. Het ene ogenblik stond de stad op Murphy, Amalfi drukte de sleutel in, en Murphy was verdwenen terwijl Jake zat te kankeren waar ze verdorie nu weer uithingen; waarop hij ten antwoord kreeg dat hij d'r voor was om dat uit te zoeken. De politie was in redelijke slagorde op Murphy afgegaan, maar had de kans niet gekregen een schot af te vuren. Toen Jake Murphy eindelijk teruggevonden had, stuurde O'Brian er een monitor heen om de politie gade te slaan, die door de hemel van de planeet in kwestie heen en weer gierde, als te laat opgekomen acteurs die zich ongans zoeken naar een boordeknoopje. Een uur later verdween, zonder enige voorafgaande waarschuwing, de andere stad opeens van Murphy. Tegen de tijd dat de monteurs voldoende bijgekomen waren van de schrik om weer alarm te slaan, waren de politieschepen al naar alle windstreken uitgezwermd om iets te zoeken waarvan ze nooit gedacht hadden dat ze het kwijt konden raken, namelijk Amalfi's stad. Tegen de tijd dat ze weer enigszins in formatie lagen, zodat ze op zoek konden gaan naar de superstad, was die allang weer buiten werking gesteld, zodat ze haar niet meer konden peilen. Op dat ogenblik zweefde ze in een parkeerbaan, driekwart miljoen kilometer van Amalfi's stad vandaan. Het scherm was weer uitgezet. Als er nog monteurs op hadden gezeten toen ze opvloog, dan waren die nu dood; er was in de stad geen lucht meer. En eerlijk, de Vroedschap wist niet hoe ze dat allemaal hadden klaargespeeld; of liever, ze wisten het niet meer. Standaardsituatie N was in een verzegeld en zelfvernietigend circuit ingebouwd. Dat was lang geleden zo geregeld, om te voorkomen dat onbekwame of luie stadsbestuurders bij de minste geringste crisis er gebruik van zouden proberen te maken. Het kon nooit meer gebruikt worden. En Amalfi wist dat hij dit proces voor zijn en voor de andere stad in werking had gezet in een situatie die niet werkelijk een uiterste noodtoestand vertegenwoordigde; niet situatie N. Hij had de noodreserve van twee steden moedwillig verspild. Maar hij was er evenzeer van overtuigd dat geen van beide steden dat circuit ooit nog nodig zou hebben. De twee steden, onderling alleen door een onzichtbare ultrafoonstraal verbonden, zweefden nu vrij in een gebied zonder sterren, op een afstand van drie lichtjaren van de jungle, en acht parsecs van Murphy vandaan. De schimmige torens van de dode stad bleven onzichtbaar voor Amalfi, in zijn eentje op de klokkentoren van het stadhuis, maar wel zweefden ze voor zijn geestesoog, in afwachting van het ogenblik dat hij ze opdroeg tot leven te komen. Of zijn opperste uitvlucht, in een situatie die niet volstrekt hopeloos was geweest, die stad in wezen had omgebracht, was een vraag waar hij geen antwoord op kon geven. En gezien de galactische ineenstorting leek die vraag ook uiterst onbelangrijk. Hij liet hem voorlopig voor wat hij was en ging na wat hij over zijn ongedekte cheque te weten was gekomen. Germanium had nooit de enorme waarde gehad die er, als betaalmiddel, aan gegeven werd. Het bezat eigenschappen waardoor het van waarde was voor vele technieken: een roosterwerk van germanium stond bij een verhoudingsgewijs kleine hoeveelheid energie al elektronen af, de PW-grens functioneerde als kristaldetector, enzovoort. Het metaal werd toegepast in duizenden elektronische apparaten, en het was zeldzaam. Maar zo zeldzaam ook weer niet. Net als vroeger zilver, platina en iridium was de waarde van germanium volstrekt kunstmatig geweest, een economische afspraak die voortkwam uit sprookjes, uit de voorkeur van edelsmeden, uit de na-ijver op staatsmonopolies. Vroeg of laat zou een planeet of een sterrenhoop met een hoogstaande technologie, en dus een hoge wisselkoers, voldoende van het metaal bijeengaren om zijn concurrenten (maar naar grotere waarschijnlijkheid zichzelf) van de germaniumstandaard te verdrijven; of anders had iemand een methode ontwikkeld om het metaal goedkoop te synthetiseren of te transmuteren. Wat er precies gebeurd was maakte nu nauwelijks meer iets uit. Wat er wel toe deed was het resultaat. Het germanium dat daadwerkelijk aan boord van de stad aanwezig was, bezat nu maar een achtste van zijn vorige waarde tegen de huidige verkoopprijzen. Wat erger was, was het feit dat het grootste deel van het stadskapitaal niet uit metaal had bestaan, maar uit papiergeld, de Oc-dollars die werden uitgegeven met als dekking het schatkistmetaal op Aarde, en in een aantal andere regeringscentra. Aangezien dat geld geen germanium in stadsbezit vertegenwoordigde, kon het niet door metaal worden gedekt, en was het waardeloos. De nieuwe standaard was de medicamentenstandaard. Als de stad van He had kunnen vertrekken met het verwachte overschot aan morticiden, dan zou ze nu multimiljardair zijn geweest. In plaats daarvan was ze een armoedzaaier. Amalfi vroeg zich af hoe men aan die bepaalde standaard was gekomen. Aan Okies die voor het overgrote deel van de hoofdstroom van de galactische geschiedenis waren afgesneden, deden dergelijke ontwikkelingen zich vaak voor als de ingeving van een of andere kwade genius; je kon je ook moeilijk indenken dat zoiets onder de druk der omstandigheden was ontstaan, omdat de Okies die omstandigheden niet meer kenden. Maar hoe het idee ook ontstaan was, er zat wat in. Medicamenten kunnen heel exact op waarde worden geschat, namelijk door hun therapeutisch effect en door hun beschikbaarheid. Medicamenten die massaal synthetisch konden worden geproduceerd, tegen een lage prijs, zouden de kwartjes en dubbeltjes zijn van dit nieuwe geldstelsel, terwijl stoffen waar dat niet mee mogelijk was, die zeldzaam waren en waar altijd meer vraag dan aanbod in bestond, biljetten van honderd dollar vertegenwoordigden. Bovendien konden dure stoffen zelfs worden aangelengd hetgeen de betaling van schulden wat flexibeler maakte, konden medicamenten door middel van laboratoriumproeven op echtheid worden onderzocht, net als vroeger metaal, en raakten geneesmiddelen bovendien zo snel uit de mode, dat het een ideaal betaalmiddel werd voor een geldcirculatie, en niet kon worden gemonopoliseerd of opgepot door wat voor afpersing ook. Het was een goede standaard. Aangezien het onmogelijk was transacties uit te voeren in fracties van kubieke centimeters van een bepaalde stof, net zoals het vroeger niet doenlijk was om anderhalve ton germanium mee te sjouwen om een rekening te betalen, zou er nog steeds papiergeld in omloop zijn. Maar met de medicamentenstandaard gemeten was de stad arm. Ze bezat geen snippertje van het nieuwe papiergeld, hoewel ze natuurlijk al haar germanium van de hand zou doen om tenminste een klein kapitaaltje te krijgen. Misschien kon ook nog het papiergeld dat op de germaniumstandaard was gebaseerd, hier worden verkocht tegen ongeveer een vijfde van de huidige marktwaarde van het equivalent in metaal, als de Acolieten tenminste ervoor voelden om het geld op Aarde tegen metaal in te laten wisselen. De medicamenten die de stad aan boord had, konden niet als betaalmiddel worden gebruikt. Ze waren nodig om de stad in leven te houden. Amalfi vertrok inwendig toen hij eraan dacht wat een hap de medische verzorging in het vervolg uit ieders budget zou nemen onder de nieuwe economie. Vooral de morticiden zouden mensen voor een afschuwelijk dilemma stellen: moet ik mijn morticide nu als geld gebruiken om mijn huidige geldzorgen op te lossen, of zal ik in armoede verder mijn bestaan rekken...? Genadeloos joeg Amalfi de ene gevolgtrekking na de andere door de stenen gangen van zijn schedel, als een priester met een zweep die de loeiende slachtoffers opdrijft. De stad was arm. Ze kon in de Acolieten geen werk vinden tegen een vergoeding die de inspanning rechtvaardigde. Ze kon nergens anders werk zoeken zonder een nieuwe mallemolen. Dan bleef alleen de jungle over. Ergens anders konden ze niet heen. Amalfi had zich nog nooit met een Okiejungle ingelaten en bij de gedachte veegde hij onbewust zijn handen af aan zijn dij. De uitspraak die, altijd al, dat wist hij, in zijn gedachten naast het woord Okiejungle gelegen had, was: nooit ofte nimmer. Altijd moest de stad alles zelf betalen, altijd moest ze ongeschonden door een crisis zien te komen, altijd moest ze zichzelf kunnen bedruipen... Maar die gedragsnormen waren nu tot clichés geworden, terwijl nooit een tijdstip bleek te zijn als elk ander, een tijdstip dat in zich de onontkoombare aanduiding nu droeg. Amalfi pakte de foon die aan de borstwering van de klokkentoren hing. 'Hazleton?' 'Ja chef. Hoe luidt de beslissing?' 'Zover ben ik nog niet,' zei Amalfi. 'Ik neem aan dat we die stad naast ons met een zeker doel hebben gekaapt; we moeten nu te weten zien te komen hoe onze kansen staan om van boord te gaan op dit moment en op haar scheep te gaan. Stuur er een paar kerels in ruimtepakken heen en ga dat na.' Hazleton gaf een ogenblik geen antwoord. In dat ogenblik besefte Amalfi dat de vraag overbodig was, en dat de beslissing al bekend was. Een dichtregel van de Aardse dichter Theodore Roethke kroop over de vloer van zijn hersenen als een salamander: De rand kan het midden niet verslinden. 'Komt in orde' zei de stem van Hazleton. Een half uur later voegde hij eraan toe: 'Chef, die stad is er erger aan toe dan wij, vrees ik. Ze heeft nog goede mallemolens, maar die zijn natuurlijk helemaal verkeerd afgesteld. De hele zaak blijkt trouwens bij nader inzien op instorten te staan. De monteurs hebben er stevig huisgehouden. Onder andere is de hele kiel gebarsten; ik denk dat de Acolieten haar zelf aan de grond hebben gezet, en niet haar eigen bemanning.' Het was natuurlijk volstrekt onmogelijk om nu te zeggen dat hij dat van tevoren wel had geweten, gezien Hazletons huidige stemming, op het randje van een opstandigheid die hij, naar Amalfi hoopte, nog niet helemaal had doorgrond. Het was inderdaad mogelijk dat Hazleton, ondanks alle voorzorgen die de burgemeester had genomen, de enorme last aan schuldgevoelens die zich allengs op Amalfi hadden gestapeld, had aangevoeld. Maar misschien was dat vermoeden alleen een projectie van dat schuldgevoel. In elk geval had Amalfi zich door Hazleton laten opjutten om de andere stad te kapen, ondanks zijn voorkennis, alleen om de vrede in huis te bewaren. Hij zei dus alleen: 'Wat zou je ons aanraden, Mark?' Ik zou d'r afstoten, chef. Ik heb spijt als haren op m'n hoofd dat ik heb voorgesteld om d'r te kapen. We hebben het enige wat ze ons konden geven al binnen: onze Vroedschap weet nu alles wat hun Vroedschap wist. Er is hier verder niets te halen dan een nieuwe mallemolen en dat is een karwei voor het droogdok.' 'Goed. Geef de stad een scherm van nul komma vierendertig om haar in haar huidige parkeerbaan te houden en kom maar terug. Denk eraan dat je het niet hoger opdraait, anders verraden die overvoerde mallemolens precies waar ze uithangt aan iedereen die binnen twee parsecs afstand komt, en bovendien zou ze onze schermen beïnvloeden.' 'Komt in orde.' En nu de plaatselijke politie. Tegen de stad van Amalfi was nu, behalve het uitgeven van een ongedekte cheque, de diefstal van staatseigendom opgetekend, plus de dood van de eventuele Acolietmonteurs aan boord van de andere stad. Alleen in de jungle zou het veilig zijn, en zelfs dan nog maar tijdelijk. In de jungle kon een stad, althans voor een poosje, opgaan tussen driehonderd andere steden waarvan er vele een stuk beter bewapend zouden zijn dan Amalfi's stad ooit was geweest. Er was misschien zelfs een kans dat in een zo dichte school steden Amalfi eindelijk met eigen ogen het mythische Wegaanse vliegende fort zou aanschouwen, de enige niet-menselijke installatie die ooit Okie was geworden, en die nu het brandpunt vormde voor een enorme kroniek van heldendaden die door de sterrenvaarders rond het fort geweven was. Amalfi was net ais andere Okies door de legende gefascineerd, hoewel hij zeer goed op de hoogte was met de weinige magere feiten: het fort had in een baan rond Wega gelopen tot de thuisplaneet van de Confederatie werd verwoest en was toen onverwachts, omdat de Weganen nooit neigingen hadden gehad met iets groters dan slagschepen te vliegen, met onbekende bestemming vertrokken, door zich in een oogwenk door de blokkade van politieschepen heen te slaan. Sindsdien was er niets meer van vernomen, hoewel de legenden steeds aangroeiden. De Weganen waren zelf een allesbehalve aantrekkelijk volkje geweest, en waarom het verhaal van het vliegende fort zo populair was bij de Okies, viel moeilijk te zeggen. Natuurlijk hadden Okies van nature een hekel aan de politie en beweerden ze dat ze om de Aarde niet gaven, maar dat verklaarde toch nauwelijks waarom de legende van het fort bij hen zo geliefd was. Men vertelde nu al dat het fort onkwetsbaar en onsterfelijk was; het zou wonderdaden hebben verricht in alle uithoeken van de Melkweg, het was overal en nergens,, het was voor de Okies een soort Beowulf, hun Cid, hun Sigurd, Gawaine, Roeland, Cuchulainn, Prometheus, Lemminkainen... Plotseling voelde Amalfi zich koud worden. De gedachte die hem net was ingevallen was zo ongerijmd, dat hij bijna instinctmatig halverwege was opgehouden met denken. Het fort, het was waarschijnlijk al eeuwen geleden vernietigd. Maar als het nog bestond, dan drongen bepaalde conclusies zich onverbiddelijk op, en dan konden bepaalde handelingen daaruit voortvloeien... Ja, het was mogelijk, bepaald mogelijk. En zeker de moeite van het proberen waard. Maar als het lukte... Nu het besluit eenmaal genomen was, zette Amalfi het idee resoluut terzijde. Ondertussen was één heel ding heel zeker: zolang de Acolieten de jungle bleven zien als een bron van arbeidskrachten, zou de politie niet het risico nemen de hele gemeenschap zonder aanzien des persoon uiteen te slaan, alleen om één enkele 'misdadiger1" te vangen. Naar de opvatting van de Acolieten waren alle Okies per definitie misdadigers. Hetgeen, bedacht Amalfi, precies klopte voor zover het zijn stad betrof. Niet alleen was de stad nu een armlastige zwerver, ze was per definitie, een bindlestiff geworden. Het einde, dus. 'Chef, ik kom eraan. Wat is de truuk nu eigenlijk, want die zal nu gauw moeten komen, anders...' Amalfi keek met vaste blik omhoog naar de rode dwergster boven het balkon. 'Er is geen truuk,' zei hij. 'We kunnen geen kant meer op, Mark. We gaan naar de jungle.'
Zes: De jungle
De steden zweefden in hun vruchteloze parkeerbanen rond de kleine rode zon. Hier en daar waren er op het scherm te ontwaren doordat ze ankerlichten voerden, maar de meesten konden de energie niet missen om de ankerlichten aan te houden. Verlichting was van essentieel belang in een zo dichtbevolkt gebied, maar energie om mallemolenvelden in stand te houden was nog belangrijker. Eén stad schitterde echter, niet met ankerlichten, want die waren allemaal gedoofd, maar met haar straatverlichting. Die stad had energie te geef en ze wenste dat heel duidelijk te maken. En ook wenste ze te laten weten dat ze verkoos die energie te verspillen aan pure snoeverij, in plaats van elementaire voorschriften, als voor ankerlichten, op te volgen. Amalfi keek ernstig naar het beeld van de lichtende stad. Het was geen erg helder beeld, aangezien de verlichte stad zich op het voorkeursplekje bevond, vlak bij de rode dwerg, waar het natuurlijke en niet in te perken zwaartekrachtveld de structuur van de ruimte merkbaar vervormde. Doordat de ruimte daartussen ook nog eens verzadigd was met de kleinere velden van de andere Okiesteden, werd het zicht bepaald niet bevorderd, want Amalfi's stad was er niet in geslaagd zich verder door de meute heen te dringen dan tot 18 astronomische eenheden van de zon, een afstand die ongeveer gelijkstond met die tussen Sol en Uranus. En daardoor was de rode dwerg voor Amalfi zichtbaar als een ster van de tiende magnitude. De G0ster, vier lichtjaren verderop, leek veel dichterbij. Maar het was wel duidelijk dat die meer dan driehonderd Okiesteden niet allemaal vlak om de rode dwerg konden draaien, om er nog een spiertje warmte van op te vangen. Iemand moest aan de buitenkant blijven. En het was al even logisch en voorspelbaar, dat de stad met de meeste energie en macht zich lekker het dichtst bij het doffe sterrenvuur mocht warmen terwijl de steden die iedere erg moesten omdraaien huiverend in de buitenste duisternis hokten. Wat wel verbazend was, was het feit dat de verlichte stad met haar ongehoorzaamheid aan plaatselijke wetten, en de regels van gezond verstand, zo te koop liep, terwijl Acolietschepen onder politie-escorte zich een weg baanden naar het hart van de jungle. Amalfi keek omhoog naar de rijen met schermen. Voor de tweede maal dat jaar stond hij in een vertrek in het stadhuis dat anders bijna niet gebruikt werd. Dit was de oude ontvangstsalon, die een vijfhonderdtachtig jaar tevoren was uitgerust met een bijzonder complex stelsel van schermen; dat was vlak nadat de stad de ruimte in was getrokken. Het werd alleen gebruikt wanneer de stad een buitengewoon ontwikkeld en in hoge mate beschaafd sterrenstelsel naderde, om de veelzijdige onderhandelingen te kunnen voeren met diverse diplomatieke, justitiële en economische ambtsdragers, die afgewikkeld moesten worden voordat een Okie mocht hopen in dat stelsel zaken te doen. Amalfi had beslist nooit gedacht dat hij behoefte aan die ontvangstzaal zou hebben in een jungle. Er was heel wat, bedacht hij grimmig, dat hij nog niet wist van het leven in een Okiejungle. Een van de schermen lichtte op. Het toonde een afbeelding ten voeten uit, van een vrouw in sobere kleding van een ouderwetse doelmatige snit, maar duidelijk van vergankelijke stoffen vervaardigd. De vrouw die in de kleren stak had harde ogen maar geen spieren; een ondernemer van de Acolieten, kennelijk. 'De opdracht,' zei de ondernemer met kille stem, 'omvat een tijdelijk ontwikkelingsproject op Hern Zes, zoals eerder al aangekondigd. We kunnen zes steden gebruiken; betaling voor stukwerk.' 'Okies, attentie!' Een derde scherm lichtte langzaam op. Nog voor het beeld zich in de plaatselijk verwrongen ruimtematrix had gestabiliseerd, had Amalfi de omtrekken herkend. De algemene topologie van een politieagent laat zich zelden onherkenbaar vertekenen. Hij was niet eens erg verrast toen het gezicht doorkwam en hij ontdekte dat de politiewoordvoerder inspecteur Lerner was, de man wiens smeergeld in waardeloos germanium was verkeerd. 'Als er wanordelijkheden plaatsvinden, dan wordt er niemand aangenomen,' zei Lerner. 'Niemand, begrepen? Jullie leggen Mevrouw op een ordentelijke manier je offerte voor en zij neemt het aan of niet, net zo ze dat zelf wil. Steden die buiten de jungle worden gezocht zullen worden gearresteerd zodra ze de jungle verlaten, we geven deze reis geen immuniteit. En als er verdomme iemand brutaal durft te worden...' Het beeld van inspecteur Lerner haalde zijn vinger langs zijn keel, in een gebaar dat nooit aan zeggingskracht zou inboeten. Amalfi gromde en zette de audio af; Lerner was nog aan het woord, net als de ondernemer, maar er lichtte nu een ander scherm op en Amalfi moest weten wat daar gezegd werd. Wat de handelaar en de politie zeiden was bijna letterlijk van tevoren te voorspellen; ja, de Vroedschap had Amalfi de prognose al gegeven en hij had alleen even geluisterd om te horen of er nog, nauwelijks te verwachten, onbekende factoren in naar voren zouden komen. Maar wat de verlichte stad bij de rode dwerg, de baas van de jungle, de koning van de zwervers, te zeggen had... Zelfs Amalfi kon dat van tevoren niet weten, laat staan de Vroedschap. Inspecteur Lerner en de handelaar deden geluidloos hun mond open en dicht, terwijl de trillende schaduw op het vierde scherm vaste vorm aannam. Een trage, zware stem vol bruut zelfvertrouwen had de ontvangstsalon al volledig in bezit genomen. 'Niemand accepteert minder dan zestig,' zei hij. 'Steden van klasse A vragen honderdvierentwintig voor Hern Zes, en klasse B mag ze pas onderbieden wanneer die trut van een ondernemer geen A'S meer wil hebben. Als ze alleen maar A'S uitkiest dan is dat reuze jammer voor jullie, c's bieden helemaal niet mee voor Hern Zes. Degene die uit de pas loopt die pakken we, of nu...' Het beeld kwam door en Amalfi keek ernaar met uitpuilende ogen. '... of anders straks als de smertssen weg zijn. Dat was het voorlopig.' Het beeld vervaagde. De verwrongen haarloze man in de antieke cape van geweven metaal bleef nog lang in Amalfi's geheugen gegrift staan. De Okiekoning leek uit lava gesmolten. Misschien was hij ooit als mens geboren, maar nu zag hij er eerder uit als een geologische toevalstreffer, een zuil van zwarte steen die uit een kloof omhoog was gegroeid en zich ruwweg tot de gedaante van een mens had verwrongen. En zijn gezicht was ontstellend getekend en mismaakt, door de enige ziekte die nog steeds niet overwonnen en ontcijferd was, hoewel er niet meer de dood op volgde. Kanker. Een stem fluisterde in Amalfi's schedel, afkomstig van de kleine vibrator die in het slaapbeen achter zijn rechteroor was aangebracht. 'Precies wat de Vroedschap had voorspeld dat hij zou gaan zeggen,' merkte Hazleton zachtjes op, vanuit zijn post op de controletoren in de binnenstad. 'Maar zo naïef kan hij niet zijn. Het is een veteraan; hij moet zijn opgevlogen nog voor ze wisten hoe je mallemolenvelden moet polariseren zodat er geen kosmische straling doorkomt. Ik schat hem op minstens achthonderd jaar.' 'In die tijd kun je heel wat slimheid bij elkaar krijgen,' beaamde Amalfi even zacht. Hij droeg keelmicrofoons, onder een opstaande officierskraag. Voor zover de schermen konden zien stond hij daar roerloos, zwijgend en alleen; hoewel hij uitstekend kon praten zonder zijn lippen te bewegen, deed hij nu de moeite niet, omdat het met de wazigheid van de plaatselijke beeldontvangst heel onwaarschijnlijk was dat iemand zijn geprevel zou zien. 'Het is niet aannemelijk dat hij meent wat hij zegt. Maar laten we ons voorlopig nog even inhouden.' Hij wierp een blik op de tank voor ruimtelijke gevechtsprojecties, een driedimensionale kaart waarin lichtpuntjes bewogen in verschillende codekleuren die de posities aangaven van de steden, van de nabije zon en van de schepen van de Acolieten; niet op schaal, maar alleen in verhouding tot elkaar. De tank was gecamoufleerd als bureau en kon alleen van achteren worden bekeken, zodat niemand buiten Amalfi het scherm kon zie. Hij maakte eruit op dat de vloot van de Acolieten uit een handelsschip en vier politievaartuigen bestond; van die laatste was er één een vlaggenkruiser, waarschijnlijk onder Lerner, terwijl de andere lichte kruisertjes waren. Een grote strijdmacht was het niet, maar er was hier ook geen behoefte aan een heel eskader. Met een minimum aan samenwerking zouden de Okies Lerner en zijn beschermelinge uit de jungle kunnen verdrijven, met aan hun kant alleen lichte verliezen. Maar waar zouden de Okies heen moeten, als Lerner eenmaal de marine te hulp had geroepen? De vraag had zichzelf al beantwoord. Een rij van drieëntwintig kleine 'persoonlijke' schermen lichtte nu op langs de gewelfde tegenoverliggende muur. Drieëntwintig gezichten blikten op Amalfi neer: de burgemeesters van op één na alle steden van de klasse A in de jungle; Amalfi's stad was de vierentwintigste. Amalfi draaide de audio weer wat op. 'Kunnen we beginnen?' vroeg de Acolieten vrouw. Ik heb hier de codes van vierentwintig steden, en ik zie dat jullie er allemaal zijn. Wat een hazenharten hebben de Okies vandaag de dag, vierentwintig van de driehonderd voor een simpel karweitje. Dat is precies de mentaliteit waardoor jullie Okies zijn geworden. Jullie zijn gewoon werkschuw.' 'We werken heus wel,' klonk de stem van de koning. Zijn scherm bleef echter grijsgroen. 'Kijk de codes maar na en neem wie u wilt.' De ondernemer keek waar de stem vandaan kwam. 'Geen brutaliteit, hè!' zei ze op scherpe toon. 'Anders vraag ik vrijwilligers uit klasse B. Dat zou me in elk geval in het geld schelen.' Geen antwoord. De ondernemer trok rimpels in haar voorhoofd en keek naar de codelijst die ze in haar hand had. Na een ogenblik riep ze drie nummers af en na enige aarzeling een vierde. Vier van de schermen boven Amalfi gingen uit en in de tank begonnen vier groene stofjes bij de rode dwergster vandaan te bewegen. 'Meer hebben we voor Hern Zes niet nodig; er blijft alleen nog een hogedruk karwei over,' zei de vrouw langzaam. 'Er staan hier acht steden genoemd als hogedruk specialisten. Jij daar, wie ben je trouwens?' 'Bradley-Vermont,' zei een van de gezichten boven Amalfi. 'Wat vraag je voor een hogedruk opdracht?' 'Honderdvierentwintig,' zei de burgemeester van Bradley-Vermont gemelijk. 'Zo, zo! Jullie zijn wel van jezelf overtuigd, niet? Blijven jullie dan maar fijn daar een tijdje interen tot jullie wat meer benul hebben gekregen van de wet van vraag en aanbod. Jij daar, jullie zijn Dresden-Saksen zie ik hier. Wat is jullie prijs? Denk eraan, ik heb maar één stad nodig.' De burgemeester van Dresden-Saksen was een schriele man met hoge jukbeenderen en zwart glinsterende ogen. Hij scheen er lol in te hebben, ondanks het feit dat hij duidelijk ondervoed was; hij glimlachte tenminste een beetje en zijn ogen schitterden boven de donkere schaduwen die ze veel groter deden schijnen. 'Wij vragen honderdvierentwintig,' zei hij met kwaadaardige onverschilligheid. De vrouw kneep haar ogen tot spleetjes. 'O ja? Dat is ook toevallig, niet? En jij?' 'Hetzelfde,' zei de derde burgemeester, hoewel met duidelijke tegenzin. De ondernemer draaide zich met een ruk om en wees naar Amalfi. In de heel oude steden, zoals waar de koning opereerde, was het niet mogelijk om vast te stellen naar wie ze wees, maar waarschijnlijk zouden de meeste steden in de jungle wel compenserende tri-D hebben. 'Hoe heet jouw stad?' 'Die vraag beantwoorden we niet,' zei Amalfi. 'We zijn trouwens geen expert in hogedruk werk.' 'Dat weet ik, ik kan codes lezen. Maar je bent de grootste Okie die ik ooit heb gezien en daar bedoel ik niet je pens mee; jullie lijken me modern genoeg voor dit werk. Je kunt het krijgen voor honderd geen kruimel meer.' 'Geen interesse.' 'Je bent niet alleen dik, je bent dom ook. Jullie zitten nog maar net in dit duivelshol, en er lopen aanklachten wegens...' 'Aha, dus u wist wie we waren. Waarom vroeg u het dan?' 'Dat doet er niet toe. Je kunt niet weten wat een jungle betekent tot je erin hebt geleefd. Wees dus verstandig en neem dat karwei aan, en maak dat je eruit komt nu het nog kan. Je bent me honderdtwaalf waard, als je het werk voor de geschatte einddatum kan afronden.' 'U hebt ons immuniteit ontzegd,' zei Amalfi, 'maar u hoeft het niet alsnog aan te bieden. We zijn niet geïnteresseerd in hogedruk werk, tegen geen enkele prijs.' De vrouw lachte. 'Je liegt. Je weet net zo goed als ik dat ze Okies nooit arresteren tijdens het werk. En je zou het heus zo moeilijk niet vinden om te vertrekken als het werk eenmaal klaar is. Vooruit, ik geef jullie honderdtwintig. Dat is mijn hoogste prijs, en dat is maar vier minder dan de hogedruk deskundigen vragen. Is dat redelijk?' 'Redelijk is het misschien wel,' zei Amalfi. 'Maar wij doen geen hogedruk en we hebben al bericht gekregen van de monitors die we naar Hern Zes hebben gestuurd zodra inspecteur Lerner bekendmaakte dat het werk daar zou zijn. Het staat ons niet aan en we willen het niet hebben. We doen het niet voor honderdtwintig, we doen het niet voor honderdvierentwintig, we doen het helemaal niet. Hebt u dat begrepen?' 'Uitstekend,' zei de vrouw met samen gebald venijn in haar stem. 'Je hoort nog wel van me, Okie.' De koning keek Amalfi aan met een onleesbare maar bepaald onvriendelijke uitdrukking op zijn gezicht. Als Amalfi het goed bekeek, dacht de koning op dit moment dat Amalfi die Okiesolidariteit wel een beetje overdreef. En ook zou de gedachte bij hem opkomen dat de manifestatie van zoveel onafhankelijkheid misschien een greep naar de macht inluidde in de jungle zelf. Ja, Amalfi was ervan overtuigd dat die gedachte de koning wel zou zijn ingevallen. Het werven van de B-steden bleef nu alleen nog over, maar toch duurde het even voordat dat op gang kwam. De vrouw was niet zomaar een ondernemer, bleek het; ze was een grootondernemer van enige importantie. Ze wilde twintig steden voor een zelfde smerig karwei, het ontginnen van arme carnotietaders op een kleine planeet, die te dicht om een hete ster liep. Twintig mijnsteden die tegelijk op zo'n planeet aanvielen, zouden haar binnen evenzoveel maanden hebben uitgemergeld tot een uitgehouwen brok puin, zo klein als een meteoriet. Het was kennelijk de bedoeling het werk zo snel mogelijk gedaan te krijgen voor een schijntje. En toen, terwijl de vrouw haar beslissing nog moest nemen, kwam onverwachts en onthutsend de stem door, zwak en vaag en zonder beeld. 'Wij willen het doen. Neem ons alstublieft.' Gemompel klonk op de schermen en over een aantal gezichten leek een zelfde schaduw te trekken. Amalfi keek naar de tank, maar daar werd hij weinig wijzer van. Het signaal was te zwak geweest. Het enige waar hij zeker van kon zijn, was dat de stem afkomstig was uit een stad helemaal aan de buitenrand van de jungle, een stad die schreeuwend behoefte had aan energie. De Acolietvrouw leek even van haar stuk te zijn gebracht. Zelfs in een jungle, dacht Amalfi wrang, heeft men zich aan zekere gedragsregels te houden; de vrouw besefte kennelijk dat het niet op prijs zou worden gesteld als ze met de vrijwilliger in onderhandeling ging voor ze met de anderen had gesproken. 'houd je erbuiten,' zei de koning, met een stem die zoveel trager en zwaarder klonk dan daareven, dat het gewicht ervan bijna voelbaar werd. 'Laat mevrouw zelf uitzoeken. Ze heeft geen behoefte aan een klasse c.' 'We willen het graag doen. We zijn een heel oude mijnstad, en we kunnen de delfstof ook raffineren door gasdiffusie, massaspectrografie, massachromatografie, wat u maar wilt. We kunnen het allemaal. Rn we moeten werk hebben.' 'De rest ook,' zei de koning kil; het had op hem geen indruk gemaakt. 'Wacht op je beurt.' 'Maar we gaan hier dood! Van honger, kou, dorst, ziekte!' 'Voor anderen geldt hetzelfde. Dacht je dat we het zo lekker vonden hier? Wacht toch op je beurt.' 'Goed,' zei de vrouw plotseling. Ik ben het zat om te horen wie ik wel en wie ik niet wil hebben. Ik vind alles best als ik hier gauw mee klaar kan zijn. Geef je coördinaten door, wie jij ook zijn mag, en...' 'Als je die coördinaten doorgeeft heb je een Diractorpedo op je dak voor je je mond dicht kan doen!' bulderde de koning. 'Acoliet, wat betaal je voor dat gesjouw met die stenen? Niemand werkt hier voor minder dan zestig en daarmee uit!' 'Wij doen het voor vijfenvijftig.' De vrouw glimlachte vals. 'Kennelijk is er nog iemand in deze verziekte buurt blij dat hij eens kans krijgt om iets uit te voeren. Wie volgt?' 'Verrek, daar hoeft u geen klasse c voor te nemen,' gooide een van de geweigerde Asteden eruit. 'Wij doen het ook voor vijfenvijftig. Wat hebben we erbij te verliezen?' 'Dan doen wij het voor vijftig,' fluisterde de buitenstad dadelijk. 'Een torpedo in je smoel krijg je voor vijftig! En jij, jij bent CoquilhatvilleKongo, niet? Jij zal het nog berouwen dat je zo'n rappe tong hebt.' Er was opschudding ontstaan onder de groene vlekjes in de tank. Een paar van de grotere steden hadden hun parkeerbanen verlaten. De vrouw begon een beetje angstig te kijken. 'Hazleton!' fluisterde Amalfi haastig. 'Dit gaat er zo dadelijk nog heet toe. houd alles klaar om zo snel als we kunnen in één van die lege parkeerbanen te glippen zodra ik het je zeg.' 'Veel vaart kunnen we niet opbrengen...' 'Dat zou ik niet eens willen als het kon. Het zal zo langzaam moeten gebeuren, dat het nergens in een tank opvalt dat we tegen de grote stroom in bewegen. En probeer ook die stad aan de buitenrand voor me te peilen, die zich niet aan de afspraak hield, als het enigszins kan. Maar gaat het niet zonder de aandacht te trekken, laat de hele zaak dan direct schieten.' 'Komt in orde.' 'Bij het nachthemd van Hadjjii, nou zullen jullie ervan lusten!' riep de vrouw uit. 'De hele zaak gaat niet door! Geen werk dus, voor niemand ! Over een week kom ik terug. Misschien dat jullie dan je verstand terughebben. Inspecteur, laten we maken dat we als de donder hier wegkomen.' Dat bleek echter nog een moeilijke opgave te zijn. Er bevond zich een soort golving van zware steden tussen de Acolietschepen en de open ruimte, die zich uitbreidde tot het donker waar de zwakkelingen huiverend rondwaarden. In die tweede kille kring was nu het merendeel van de C-steden in oproer geraakt; verder weg kwamen de schitterende groene vonkjes, die de steden voorstelden wier toegezegde werk zojuist was afgezegd, woedend teruggestoomd naar de zwerm. De ontvangsthal was een kakofonie van stemmen, voornamelijk van burgemeesters die wilden bewijzen dat zij niet schuldig waren aan het doorbreken van de loonafspraken. Ergens anders was een aantal steden nog bezig om onder dekking van het rumoer de Acolietvrouw nieuwe offertes toe te schreeuwen. En dwars door alles heen gonsde de stem van de koning, als een zinghout. 'Maak de weg vrij!' schreeuwde Lerner. 'Maak de weg vrij naar de ruimte, anders zal ik...' Schijnbaar in reactie op zijn woorden schoten haarfijne saffierblauwe stralen knisperend door de tank heen en weer. De storing die het verspreide mesotronvuur veroorzaakte, deed de luidsprekers knetteren en zaagde dwars over de wanhopige schreeuwende gezichten op de schermen heen. Doodsangst, de angst van iemand die ontdekt dat hij zich bevindt in een situatie die van het begin af dodelijk gevaarlijk is geweest, deed de gelaatstrekken van inspecteur Lerner verstarren. Amalfi zag dat hij zijn hand ergens naar uitstak. 'Ja, Hazleton, daar gaan we!' De kapotte mallemolen begon te janken, moeizaam kwam de stad in beweging. Lerners elleboog kwam met een ruk terug naast zijn borstkas en uit de zijkant van zijn schip speelde het bleke richtlicht van een Bethézenger. Een paar seconden later ontstak een stad in de witte hellebrand van een kernfusieexplosie, een stad zover van het oproer verwijderd, dat Amalfi eerst met een golf van woede dacht dat Lerner begonnen was naar willekeur Okiesteden te vernietigen, alleen om angst te zaaien. Maar toen verried de uitdrukking op Lerners gezicht hem dat het schot lukraak was afgevuurd. Lerner was even onthutst als Amalfi, en schijnbaar om dezelfde reden, bij de dood van een onbekende toeschouwer. De diepte van zijn reactie verraste Amalfi opnieuw. Misschien was er voor Lerner nog hoop. Een of andere idioot van een Okie nam nu de politie onder vuur maar de schoten bereikten hun doel niet; mesotrongeweren waren niet in de eerste plaats militaire installaties, en de Acolieten hadden de jungle nu ook vrijwel achter zich gelaten. Een ogenblik was Amalfi bang dat Lerner een paar wrekende Bethésalvo's op de zwerm achter zich zou afvuren, maar kennelijk had de inspecteur zijn verstand alweer een beetje bij elkaar; er kwamen tenminste geen schoten meer van de kant van het vlaggenschip. Het was wel mogelijk dat hij beseft had dat een verdere uitwisseling van schoten het incident van een relletje in een massaoproer kon doen verkeren, hetgeen het noodzakelijk zou maken de marine van de Acolieten te hulp te roepen. En zelfs de Acolieten zouden dat niet graag zien, want het gevolg zou zijn dat hun bron van deskundige, geschoolde arbeid zou worden getorpedeerd. De mallemolens van de stad sloegen uit. Spookachtig scharlakenrood rokerig licht sijpelde omlaag langs de stenen die van de ontvangstzaal naar de klokkentoren voerde. 'We zitten vlak bij dat stinksterretje, chef. Minder dan anderhalf miljoen kilometer van de binnenbaan van de stad van de koning vandaan.' 'Uitstekend gedaan, Mark. Zet een sloep uit, we gaan op visite.' 'Komt in orde. Nog speciale uitrusting meenemen, of zo?' 'Uitrusting?' vroeg Amalfi langzaam. 'Ach... nee. Maar neem maar liever brigadier Anderson mee. En zeg, Mark...' 'Ja.' 'Neem Dee mee.' Het regeringscentrum van de stad van de koning was reuze indrukwekkend : oud, statig, met veel marmer. Het werd op een lager niveau omgeven door een aantal minder grote gebouwen van een even zwaarwichtige schoonheid. Een daarvan bestond uit een zware antieke ophaalbrug, waarvoor Amalfi zich absoluut geen toepassing kon indenken. De brug lag over een enorme brede laan, die de stad in tweeën deelde, een laan waar nauwelijks gebruik van werd gemaakt; op de brug waren alleen voetgangers te bekennen, en nog niet veel ook. Hij besloot uiteindelijk dat de brug alleen uit eerbied voor de geschiedenis gehandhaafd werd. Andere overwegingen konden er toch niet zijn, aangezien de gebruikelijke vorm van vervoer in de stad van de koning, als in alle Okiesteden, de luchttaxi was. De brug was ook erg mooi, net als het stadhuis; misschien had dat er ook toe bijgedragen dat hij behouden bleef. De taxi schommelde licht en zette zich op de grond. 'We zijn er heren,' zei de taximaat. 'Welkom in Boedapest.' Amalfi liep achter Dee en Hazleton aan het open plein op. Andere taxi's bespikkelden in grote getale de hemel, op weg naar het paleis, of waren ernaast aan het landen. 'Het lijkt een conferentie te worden,' zei Hazleton. 'Veel gasten van buiten, niet alleen het topkader van deze stad, want waarom werden we anders zo verwelkomd door de taximaat?' 'Dat geloof ik ook, en ik denk dat we niet eens erg vroeg zijn. Naar mijn idee staat de koning een pittig uurtje te wachten met zijn onderdanen. Die schietpartij met Lerner, en het verlies van opdrachten voor iedereen, zal zijn geloofwaardigheid danig hebben aangetast. In dat geval hebben wij een ingang.' 'Over ingang gesproken,' zei Hazleton. 'Waar is de ingang van dit mausoleum trouwens? Aha, daar zal het zijn.' Ze haastten zich door de schaduwen van een zuilengang. Binnen in de hal schoten in elkaar gedoken of trots benende figuren langs hen heen naar de brede antieke trap, of stonden in groepjes opgewonden pratend bijeen in de weelderige schemering. De entree schitterde van de kroonluchters die wel niet veel licht verspreidden, maar des temeer betovering, als een pauw die z'n veren verliest. Iemand trok aan Amalfi's mouw. Hij keek omlaag. Een magere man met een vermoeid slavisch gezicht en zwarte ogen, die fonkelden van onderdrukte ondeugd, stond naast hem. 'Ik krijg er heimwee van als ik dat zie, hier,' zei de kleine man, 'hoewel mijn stad wat minder de nadruk legt op het massale. Ik geloof dat u de burgemeester bent die alle aanbiedingen afsloeg, namens een stad zonder naam. Dat is toch juist?' 'Jazeker,' zei Amalfi, terwijl hij de gedaante met enige moeite aandachtig opnam in de ceremoniële schemering. 'En u bent de burgemeester van Dresden-Saksen; Franz Specht. Wat kunnen we voor u doen?' 'O niets, dank u. Ik wilde me alleen even voorstellen. Misschien is het straks nuttig als u iemand kent, daarbinnen.' Hij gaf een knik in de richting van de trap. Ik bewonderde de manier waarop u voet bij stuk hield, vandaag, maar er kunnen mensen zijn die u dat kwalijk nemen. Waarom is uw stad naamloos, overigens?' 'Dat is ze niet,' zei Amalfi. 'Maar we kunnen soms onze naam als wapen gebruiken, of tenminste als hefboom. Als zodanig houden we die dus in reserve.' 'Een wapen! Daar moet eens over nagedacht worden. Ik zie u hopelijk later nog wel.' Specht glipte plotseling weg, een schaduw tussen de schaduwen. Hazleton keek Amalfi met overduidelijke verbijstering aan. 'Wat was die nou aan het doen, chef? Zich indekken of zo?' 'Dat dacht ik wel. Maar, zoals hij zegt, we kunnen in deze troep best een vriend gebruiken. Ga mee, we gaan naar boven.' In de grote hal, die eens de troonzaal was geweest van een keizerrijk dat ouder was dan de Okies, ouder zelfs dan de ruimtevaart, was de vergadering al aan de gang. De koning stond zelf op het podium, reusachtig, fors, kaal, vol littekens, angstaanjagend en zwart als glimmende antraciet. Oud als hij was, leek zijn ouderdom onpersoonlijk, ongeschakeerd, zonder gezicht; een brok antiek zonder geschiedenis tegen de rijke achtergrond van zijn stad. Hij was allesbehalve het soort burgemeester dat in Boedapest verwacht kon worden en Amalfi had dan ook het sterke vermoeden dat recente bloedvlekken de stadskroniek ontsierden. Desalniettemin hield de koning de opstandige Okies zonder zichtbare inspanning onder de duim. Zijn enorme knarsende stemgeluid brulde rond hun hoofden als een steenlawine, overweldigde hen door zijn volume alleen al. Het gejammer van protest dat zo nu en dan uit de vergadering opsteeg, klonk krachteloos en hopeloos daarbij, als het blaten van lammetjes die tegen de lawine bezwaar hebben. 'Jullie zijn kwaad, hè?' donderde hij. 'Jullie hebben op je mieter gehad, en nou zoeken jullie iemand die je er de schuld van kan geven! Nou, ik zal jullie vertellen wie je de schuld ervan kan geven. En ik zal jullie ook vertellen wat je eraan kan doen. En bij god, als ik klaar ben, dan doen jullie het ook! De hele mikmak bij elkaar!' Amalfi drong zich door de roerige, dicht opeengepakte drom van burgemeester en bedrijfsleiders heen, waarbij zijn stierenschouders hem goede diensten bewezen. Hazleton en Dee volgden hem op de hielen, hand in hand. De Okies in de zaal mopperden wel als Amalfi zich voor hen drong, maar ze werden zo in beslag genomen door 's Konings tirade, en hun eigen felle ongeformuleerde weerstand tegen het beukend leiderschap van de koning, dat ze niet meer dan een ogenblik ergernis te missen hadden voor Amalfi's doortocht. 'Waarom blijven we hier rondhangen, waarom laten we ons koeioneren door die boerenpummels van een Acolieten?' brulde de koning. 'Zit 't jullie tot hier? Nou, mij zit het ook tot hier! En ik heb het van het begin af aan niet gepikt! Toen ik hier kwam hadden jullie de gewoonte elkaar te onderbieden tot een schijntje van de prijs. En achteraf schoot de stad die de opdracht kreeg, er altijd geld bij in. Ik heb jullie laten zien hoe je je aaneen moet sluiten. Ik heb jullie laten zien hoe je voor je rechten op moet komen. Ik heb jullie laten zien hoe je een loonfront moet maken en hoe je het staande houdt. En ik zal ook degene zijn die jullie laat zien wat je doen moet wanneer een loonfront in elkaar klapt.' Amalfi tastte achter zich, pakte Dee's hand en trok haar naar voren, naast zich. Ze stonden nu in de voorste rij van de menigte, pal op het podium. De koning zag de beweging, hij zweeg even en keek omlaag. Amalfi voelde hoe Dee's hand zich krampachtig om de zijne klemde. Hij beantwoordde de druk zachtjes. 'Dat is best,' zei Amalfi. Als hij wilde, kon hij een stem opzetten die aanzienlijk ver droeg. Hij zette hem dus op. 'Kom op met je oplossing, of houd je mond verder.' De koning die hem had staan aankijken, maakte een krampachtige beweging, haast alsof hij een stap achteruit had willen doen. 'Wie ben jij verdomme?' riep hij. Ik ben de burgemeester van de enige stad die zich vandaag staande heeft gehouden,' zei Amalfi. Het leek helemaal niet of hij schreeuwde, maar op een of andere manier klonk zijn stem niet minder krachtig door de zaal dan die van de koning. Een snel gemompel voer door de menigte en Amalfi zag dat mensen de hals rekten om hem te zien. 'Wij zijn hier de laatst aangekomen, en ook de grootste stad, en dit is het eerste voorbeeld dat we hebben meegemaakt van jullie systeem van loononderhandelingen. We vinden het belazerd. De Acolieten kunnen verrekken voor we hun baantjes aannemen tegen het loon dat zij ervoor geven, laat staan tegen de lage tarieven die jullie hebben vastgesteld.' Iemand in zijn buurt draaide zich om en keek Amalfi schuins aan. 'Kennelijk kunnen jullie van de ruimte leven,' zei de Okie droog. 'We leven van fatsoenlijk voedsel, niet van afval,' gromde Amalfi. 'Jij daar, op dat podium, laat dat grootse plan dan eens horen om ons uit de puree te helpen. Het kan nauwelijks erger zijn dan dat loonfront van je, daar kan je donder op zeggen.' De koning was begonnen over het podium te ijsberen. Hij draaide zich met een ruk om toen Amalfi uitgesproken was, en bleef staan met zijn armen in zijn zij, zijn benen uit elkaar en zijn gladde kale schedel vooruitgestoken; een vormeloze lichtglans tegen de verkleurde gobelins. 'Ja, dat zal ik je laten horen,' brulde hij. 'Reken maar dat ik jou dat zal laten horen. Dan zullen we wel eens zien waar je blijft, jij, met je grote mond, als je eenmaal weet waar het om gaat. En dan mag je van mij hier blijven om te proberen de Acolieten een topsalaris af te persen, als je daar zin in hebt; maar als je durf in je donder hebt dan ga je met ons mee.' 'En waarheen dan wel?' vroeg Amalfi bedaard. 'Wij trekken op naar de Aarde.' Een korte verbijsterde stilte. Toen zwol een veelstemmig geloei aan in de zaal. Amalfi grijnsde. De klank van die reactie was niet bepaald vriendelijk. 'Wacht even!' bulderde de koning. 'Verdomme, wacht nou even! Ik vraag jullie, wat heeft het voor zin om tegen de Acolieten in te gaan? Kinkels zijn het. Ze weten net zo goed als wij dat ze niet ongestraft hun gang zouden kunnen gaan met die slavenmarkttactiek, en hun particuliere legertjes en hun vuurgevechten, als de Aarde ze in de gaten had kunnen houden.' 'Waarom roepen we de Aardse politie er dan niet bij?' wilde iemand weten. 'Omdat die niet hier zouden komen. Kunnen ze niet. In heel de Melkweg moeten er Okies zijn als wij, die zich moeten laten koeienneren door plaatselijke zonnestelsels en sterrenhopen, net als wij. Het is overal laagconjunctuur, en er zijn gewoon niet genoeg Aardse politieschepen om overal tegelijk te zijn. Maar daarom hoeven we het nog niet te pikken. We kunnen naar de Aarde toegaan en onze rechten eisen. We zijn toch burgers van de Aarde, stuk voor stuk, tenzij er hier Weganen tussendoor lopen. Ben jij toevallig een Wegaan, vader?' Het aangevreten gezicht staarde op Amalfi neer met een gruwelijke glimlach. Een nerveus gegiechel voer door de zaal. 'Maar de anderen kunnen naar de Aarde gaan om te eisen dat de regering ons uit de ellende haalt. Waar is een regering tenslotte anders voor? Wie moet het geld schokken waar de politici zich mee hebben kunnen volproppen, in de vette jaren? Wat zou de regering helemaal hebben om te regeren, en om belasting van te heffen en boetes aan op te leggen, als de Okies er niet waren? Nou, zeg eens, jij daar met dat vliegende fort onder je broekriem.' Het gelach klonk luider en nu ook wat zelfverzekerder. Amalfi was echter allang gewend aan snedige opmerkingen over zijn bierbuik; aanvallen in die richting waren voor hem altijd een teken dat zijn tegenstander niet veel concreets meer te zeggen had. Koud gaf hij ten antwoord: 'Meer dan de helft hier had overtredingen op de rol staan voor we hier kwamen, geen plaatselijke aanklachten, maar overtredingen in een of andere zin van Aardse wetten. Sommige van ons doen al tientallen jaren van alles om te voorkomen dat we voor onze overtredingen worden opgebracht. En moeten we ons nou op een presenteerblaadje aan de Aardse smertssen gaan aanbieden?' De koning scheen maar met een half oor te hebben geluisterd. Een brede grijns was op zijn gezicht verschenen bij de tweede golf van gelach, en daarna had hij naar Dee staan kijken, of zij hem óók bewonderde. 'We sturen een boodschap uit over de Dirac,' zei hij. 'Aan alle Okies, waar ook in de Melkweg. "Wij gaan naar de Aarde terug," dat zeggen we. "We gaan naar huis om de zaken recht te zetten. We hebben, de hele Melkweg door, het vuile werk voor de Aarde opgeknapt, en nou beloont de Aarde ons door ons geld waardeloos te maken. We gaan naar huis om te zorgen dat de Aarde daar wat aan doet" en dan geven we een datum op, "en elke Okie met een beetje ruimtedurf sluit zich bij ons aan." Hoe klinkt dat, hé?' Dee's hand greep die van Amalfi nu harder beet dan hij ooit van haar verwacht zou hebben. Amalfi antwoordde de koning niet; hij keek hem alleen maar aan, met ogen als van metaal. Van ergens achter in de troonzaal klonk een stem die ze zopas hadden leren kennen. 'De burgemeester van de naamloze stad heeft een heel zinnige vraag gesteld. Vanuit het standpunt van de Aarde gezien, zijn wij een gevaarlijke samenscholing van potentiële misdadigers. En in het gunstigste geval zien ze ons nog als ontevreden werkelozen, die in de buurt van de thuisplaneet natuurlijk niet in grote getale welkom zijn.' Hazleton had zich nu ook in de voorste rij gewrongen en had aan de andere kant van Dee postgevat, terwijl hij strijdlustig naar de koning keek. Die had zijn blikken echter al weer ergens anders op gericht, over het hoofd van Hazleton heen. 'Heeft er soms iemand een beter idee, dan?' vroeg de reusachtige zwarte man droog. 'Onze beste brave Wegaan hier beneden, misschien. Die heeft toch zulke ideeën. Laten we eens horen wat hij voor te stellen heeft. Het is vast iets kolossaals. Het is een echt genie, onze Wegaan.' 'Spring erop chef!' siste Hazleton. 'Nou heb je ze!' Amalfi liet Dee's hand los, het kostte nog enige moeite om dat zachtjes te doen, zonder haar pijn te doen, en sprong log, maar zonder zichtbare inspanning, het podium op en keerde zich naar het publiek. 'Hé,' riep er iemand. 'Jij bent helemaal geen Wegaan!' De menigte lachte met tegenzin. 'Heb ik ook nooit beweerd,' gaf Amalfi ten antwoord. Hazleton keek prompt teleurgesteld. 'Zijn jullie dan een stelletje kinderen hier? Er komt heus geen sprookjesfort om jullie uit deze soep te vissen. En zo'n idiote massale vlucht naar de Aarde helpt ook niks. Er bestaat geen makkelijk foefje om eruit te komen. Er is wel één moeilijke manier, als jullie daar de durf voor hebben.' 'Laat horen!' 'Zeg op!' 'Maak er een end aan.' 'Goed,' zei Amalfi. Hij liep het podium over naar de immense troon van de Habsburgers en ging er op zitten, een manoeuvre die de koning volslagen overviel. Staande toonde Amalfi, ondanks zijn omvang, kleiner dan de koning, maar op de troon gezeten deed hij de koning niet alleen kleiner lijken, maar ook onbenullig. Van achter op het podium schalde zijn stem even krachtig als tevoren door de zaal. 'Mijne heren,' zei hij. 'Ons germanium is nu waardeloos, evenals ons papiergeld. Zelfs het werk dat wij doen schijnt niet veel meer waard te zijn, met welke norm we ook meten. Dat is ons probleem, en daar kan de Aarde niet veel aan doen, zij zijn evenzeer slachtoffer van de ineenstorting.' 'Een perfester!' smaalde de koning met zijn doorgroefde lippen. 'houd je mond. Je hebt me hier op het podium gevraagd en ik blijf hier tot ik gezegd heb wat ik zeggen wil. Het product dat wij te koop hebben is werk. Zwaar werk, beulwerk, is niets waard. Dat kunnen machines ook wel. Maar hersenwerk kan door niets anders dan hersens worden verricht; kunst en wetenschap gaan het bestek van elke machine te boven. Nu kunnen we kunst niet verkopen. We kunnen het niet maken en daar zijn we ook niet op ingesteld; er bestaat een heel ander segment van de galactische samenleving om in de behoefte te voorzien. Maar hersenwerk in de wetenschappen is iets wat we wel kunnen verkopen, net zoals we altijd al ons hersenwerk hebben verhandeld, in de vorm van toegepaste wetenschap. Als wij het goed aanpakken, dan kunnen we zoiets overal verkopen, voor de prijs die we ervoor willen vragen, ongeacht het vigerende geldstelsel. Het is hét ideale product en op den duur is het een product dat alleen nog door Okies met succes aan de man kan worden gebracht. Met een dergelijk product steken we de Acolieten, en onverschillig welk stelsel, in onze zak. We zullen zelfs meer kans hebben tijdens een depressie dan ooit tevoren, omdat we er nu elke prijs voor kunnen vragen die we willen.' 'Bewijs dat eerst maar,' riep iemand. 'Makkelijk genoeg. We hebben hier driehonderd steden ongeveer. Laten we integreren en gebruik maken van deze opeenstapeling van kennis. Dit is voor het eerst dat er zoveel Vroedschappen bij elkaar zijn op één plek, net zoals het voor het eerst is dat een zo groot aantal grote organisaties, die op zulke verschillende vakgebieden zijn gespecialiseerd, bij elkaar zijn. Als wij de koppen bij elkaar steken, en onze intellectuele rijkdommen bij elkaar doen, dan zijn we technologisch gezien de rest van de Melkweg ongeveer duizend jaar voor! Individuele deskundigen zijn op het ogenblik voor een krats te huur. Maar geen enkele expert, geen enkele stad, geen enkele planeet, zal op kunnen bieden tegen wat wij samen bezitten. Dat is onschatbare munt, heren, het universele betaalmiddel: menselijke kennis. Kijk maar eens: er zijn vijfentachtig miljoen onontwikkelde werelden in de Melkweg die graag bereid zijn te betalen voor recente kennis, zoals wij bezitten op dit ogenblik, de kennis die niet meer dan ongeveer een eeuw bij de Aarde achterloopt. Maar als we kennis bij elkaar leggen, dan zien de meest geavanceerde planeten, ja zelfs de Aarde, hun muntstelsel gewoon in elkaar storten, door hun gretigheid om te kopen wat wij te bieden hebben.' 'Een vraag graag!' 'U bent Dresden-Saksen, niet, daarachter?' zei Amalfi. 'Ga uw gang, burgemeester Specht.' 'Weet u zeker dat accumulatie van technologie het juiste antwoord is? U hebt zelf gezegd dat onomwonden technologie het werkbereik van machines is. De oude stellingen van Gödel Church tonen aan dat geen machine of groep machines ooit een belangrijke voorsprong kan krijgen op het menselijk denken. De ontwerper gaat aan de machine vooruit, en moet de gewenste functie kunnen bevatten voor de machine kan worden geconstrueerd.' 'Ja, wat is dit nou, een college?' wilde de koning weten. 'Laten we nou...' 'Ik wil het horen,' riep iemand. 'Na die puinzooi vandaag...' 'Laat ze praten, dat lijkt tenminste ergens op.' Amalfi wachtte een ogenblik en zei toen: 'Ja, burgemeester Specht.' 'Ik was al bijna klaar. De machines kunnen het werk dat u als oplossing voor al onze problemen voorstelt nooit doen. Daarom hebben burgemeesters gezag over hun Vroedschap en niet andersom.' 'Dat is zeer juist,' zei Amalfi. Ik beweer ook niet dat we allemaal boven jan zullen zijn als we onze Vroedschappen maar met elkaar verbinden. Om te beginnen zouden we het patroon van die onderlinge verbindingen heel nauwkeurig moeten uitdokteren, als een topologisch vraagstuk, om te zorgen dat we niet een zekere maat van connectiviteit krijgen, waardoor er kennis verloren zou gaan, in plaats van opgehoopt. En daar hebt u meteen een voorbeeld van het soort probleem waar u het over had: computers kunnen topologie niet aan, omdat het niet kwantitatief is. Ik zei dat dit wel een moeilijke uitweg zou worden, en dat meende ik helemaal. Nadat we namelijk de kennis, die zich in onze machines heeft opgehoopt, zullen hebben uitgewisseld, zullen we die kennis moeten interpreteren, voor dat we er praktisch gebruik van kunnen maken. Dat gaat tijd kosten. Een hoop tijd. Technici zullen elk stadium van de kennisoverdracht moeten begeleiden, ze zullen de Vroedschap moeten controleren om te zien of die wel kunnen opslaan wat ze toegevoerd krijgen, want zover wij weten is er geen grens aan hun capaciteit, maar die veronderstelling is nooit in de praktijk getoetst. Ze zullen het eindresultaat moeten evalueren, die evaluatie weer door de Vroedschapcomputer moeten halen om op logische fouten te controleren, de logica moeten evalueren op supralogische uitglijers, die de Vroedschap zelf niet behappen kan; alle evaluaties nalopen om nieuwe implicaties te signaleren waardoor een volledige her controle nodig kan worden, waarvan we er duizenden zullen zien gebeuren... Dat kost meer dan twee jaar, en waarschijnlijk eerder tegen de vijf jaar, om heel schetsmatig er iets uit te krijgen. De Vroedschappen kunnen hun deel van de zaak in een paar uur rond hebben en de rest van de tijd gaat in menselijk denkwerk zitten. En terwijl dat deel van het werk in gang is, zullen we het niet breed hebben. Maar dat hebben we het nu ook om den donder niet, en als alles voorbij is, zullen we in staat zijn overal in de Melkweg onze eigen voorwaarden te bedingen.' 'Een heel goed antwoord,' zei Specht. Hij sprak heel rustig, maar elk woord floot door de roerloze, door zweet dompig geworden lucht als een projectiel. 'Heren, ik geloof dat de burgemeester van de naamloze stad het bij het rechte eind heeft.' 'Om de dooie dood niet!' brulde de koning terwijl hij naar de rand van het podium beende, terwijl hij de lucht voor zich weg scheen te maaien. 'Wie wil d'r hier vijf jaar op z'n gat zitten en voor wetenschapper spelen, terwijl de Acolieten ons slootgraverwerk laten doen?' 'Wie wil er ontbonden worden?' wierp iemand tegen met schelle stem. 'Wie wil er graag met de Aarde vechten? Ik niet. Ik blijf zo ver mogelijk bij de Aardse smertssen uit de buurt. Dat is logisch voor Okies.' 'Smertssen!' schreeuwde de koning. 'Smertssen zijn op jacht naar steden in hun eentje. Maar als er nou duizend steden tegelijk naar de Aarde optrokken, welke smerts zou er zich dan nog het hoofd breken om er een stad uit te halen omwille van één veroordeling wegens wangedrag? Als jij smerts was en je zag een dolle menigte op je af komen, zou je die dan proberen uiteen te jagen door één vent op te pikken, die een bevel tot vertrek niet had opgevolgd, of die gesjoemeld had op een drieprocent contract voor vriesfruit? Als dat Okielogica is, gooi het dan maar in m'n pet. Jullie zijn een stel schijtlaarzen, dat is het. Jullie hebben vandaag op je sodemieter gehad, en dat was niet leuk. Jullie hebben er blauwe plekken van. Maar jullie weten donders goed dat de wet er is om jullie te beschermen, en niet dat tuig van de Acolieten. Dank je de donder dat je de Aardse smertssen niet hierheen kan ontbieden, daar zijn er veel te weinig voor, daarvoor zijn wij ook met te weinig, en bovendien zouden ze ons dan inderdaad stuk voor stuk pakken voor al die overtredingen die op ons conto staan. Maar als deelnemer aan een mars van duizenden Okies, een vreedzame mars om de Aarde te vragen jullie te geven waar je recht op hebt, dan kunnen ze je niet stuk voor stuk te grazen nemen. Maar jullie zijn bang, dat is het! Jullie blijven liever in deze jungle zitten kniezen, om met stukjes en beetjes dood te gaan!' 'Wij niet!' 'Wij ook niet!' 'Wanneer vertrekken we?' 'Dat lijkt er meer op,' zei de koning. Specht zei: 'Boedapest, je probeert ons op te jutten. We zijn het er nog niet over eens.' 'Best,' beaamde de koning. Ik wil wel redelijk wezen. Laten we stemmen.' 'We zijn nog niet zover dat we kunnen stemmen. De kwestie staat nog open.' 'Nou?' zei de koning. 'Jij daar, op die uit zijn krachten gegroeide kakstoel, heb jij nog wat te zeggen? Ben je net zo bang voor een stemming als Specht?' Amalfi kwam bedaard en langzaam overeind. Ik heb mijn mening naar voren gebracht en ik zal me bij de uitslag van de stemming neerleggen,' zei hij, 'voor zover dat voor ons praktisch haalbaar is. Onze mallemolens zouden een onmiddellijk vertrek naar de Aarde niet aankunnen, mocht de stemming zo uitvallen. Ik heb gezegd wat ik op mijn hart had. Een massavlucht naar de Aarde is zelfmoord.' 'Ogenblikje,' sneed weer Spechts stem door alles heen. 'Voor we stemmen zou ik althans wel willen weten wie ons hier van advies hebben gediend. Boedapest kennen we. Maar... wie bent u?' Ogenblikkelijk viel er een doodse stilte in de troonzaal. De vraag was geladen, zoals iedereen in de zaal heel goed wist. Prestige was onder de Okies op de lange duur van maar twee zaken afhankelijk: de tijd dat steden in de ruimte hadden doorgebracht en het aantal stoute stukjes dat ze volgens het interstellaire roddelnetwerk op hun naam hadden staan. In beide opzichten stond Amalfi's stad hoog aangeschreven; hij hoefde zijn stad maar bij name te noemen en hij maakte een heel goede kans om de stemming te winnen. Want zelfs naamloos had de stad al aardig wat aanzien verworven in de jungle. Kennelijk dacht Hazleton er ook zo over, want Amalfi zag de bedekte signalen best, die hij hem toezond. 'Vertel het ze nou, chef. Het kan niet missen. Vertel het ze nou.' Na een lange ingehouden hartenklop zei de burgemeester: 'Mijn naam is John Amalfi, burgemeester Specht.' Een samengebalde golf van verachting sloeg door de zaal. 'Vraag en antwoord,' zei de koning en liet zijn stompjes van tanden zien. 'Leuk om je aan boord te hebben, meneer Amalfi. En maak nou als de sodemieter dat je het podium afkomt want er moet gestemd worden. Maar haast je niet, meneer Amalfi, om de stad uit te gaan, want ik wil nog met je praten. Van man tot man zogezegd. Begrepen?' 'Jawel,' zei Amalfi. Hij wipte soepel met z'n grote lijf omlaag, de zaal in, en liep terug naar waar Dee en Hazleton hand in hand stonden te wachten. 'Chef, waarom heb je het ze nou niet verteld?' fluisterde Hazleton met een verbeten gezicht. 'Of wou je het zo graag verliezen? Je hebt twee prachtkansen gehad en die heb je allebei verknald!' 'Natuurlijk heb ik die verknald. Daar kwam ik hier voor, om ze te verknallen. Ik kwam om ze met dynamiet in de lucht te laten vliegen, als je het weten wil. En nou moesten Dee en jij maar gauw er vandoor gaan, voor ik Dee aan de koning moet geven om terug te mogen naar onze stad.' 'Dat heb je dus ook op touw gezet, John,' zei Dee. Het was geen beschuldiging, het was het vaststellen van een feit. Ik ben bang van wel,' zei Amalfi. 'Het spijt me Dee, het moest wel, anders had ik het echt niet gedaan. Ik was er daarnaast van overtuigd dat we de koning een loer kunnen draaien, wat dat betreft; mocht dat je een troost zijn. En ga nou, anders zijn jullie d'r gloeiend bij. Mark, probeer zo opvallend mogelijk te doen als jullie wegsluipen.' 'En jij nou?' vroeg Dee. Ik kom straks wel. Schiet op!' Hazleton keek Amalfi nog een ogenblik aan. Toen draaide hij zich om en begon zich door de menigte te werken, met het bange meisje achter zich aan. Zijn methode om opvallend te doen was typerend voor hem; hij deed zo ontzettend zachtjes dat iedereen die hem zag meteen begreep dat hij er tussenuit kneep; zelfs zijn voetstappen maakten geen geluid. In de rumoerige zaal was zijn stilte even opvallend als een sirene in een kerk. Amalfi bleef lang genoeg op z'n plaats om de koning te laten zien dat zijn voornaamste gijzelaar er nog was en het bevel van de koning opvolgde. Maar zodra 's Konings aandacht even was afgeleid verdween hij, meebewegend met de stromingen in de menigte om hem heen, met zijn knieën licht gebogen om iets korter te lijken, en zijn hoofd iets achterover om zijn verraderlijke kale kop uit het zicht van het podium te houden; hij maakte de normale hoeveelheid gerucht daarbij en werd dus, kortom, praktisch onzichtbaar. Tegen die tijd was het stemmen al in volle gang en het zou minstens vijf minuten duren voor de koning de zaak lang genoeg zou kunnen onderbreken om het bevel te geven de deur voor Amalfi te sluiten. Na het ogenschijnlijk paniekerige vertrek van Dee en Hazleton zou zo'n noodmaatregel, midden onder de stemprocedure, pijnlijk duidelijk maken waar de koning op uit was. Als de koning natuurlijk zo vooruitziend was geweest om een draagbaar zendertje bij zich te steken voor hij het podium opging, dan was de afloop wel anders geweest. Het feit dat de koning daar in gebreke was gebleven, stijfde Amalfi in de overtuiging dat de koning nog niet zo lang burgemeester van Boedapest was, en dat hij zijn post niet via de gebruikelijke route had verkregen. Maar Dee en Hazleton kwamen er wel uit. Net als Amalfi zelf. Wat dat ene onderwerp betrof was Amalfi de koning de hele tijd minstens zes stappen voor geweest. Amalfi liet zich meevoeren naar dat deel van de menigte waar naar schatting, de stem van de burgemeester van Dresden-Saksen vandaan was gekomen. Hij vond het uitgeteerde Slavische manneke met zijn vogelgebaartjes zonder moeite. 'U houdt uw pistooltas wel potdicht,' zei Specht op zachte toon. 'Het spijt me dat ik u moest teleurstellen, meneer Specht. U had het zo prachtig voor elkaar. Misschien dat het u plezier doet als ik u vertel dat het toch de juiste vraag was, waarvoor ik u zeer erkentelijk ben. Ik ben u daarvoor het antwoord schuldig; bent u goed in raadsels?' 'Raadsels?' 'Raetseln,' vertaalde Amalfi. 'O, ja. Niet zo goed, maar ik zal m'n best doen.' 'Welke stad heet van voren net zo als van achteren?' Kennelijk hoefde Specht helemaal niet goed te zijn in het oplossen van raadseltjes om daar meteen het antwoord op te weten. 'Jullie zijn N...' begon hij. Amalfi stak zijn hand op in het gebruikelijke Okieteken dat beduidde: dit is strikt vertrouwelijk. Specht slikte zijn woorden in en knikte. Met een grijns slenterde Amalfi verder, en het gebouw uit. Er lag nog heel wat keihard werk te wachten, maar over het hoogste punt moesten ze nu wel heen zijn. De 'mars' naar de Aarde zou worden aangenomen. Dan restte er geen essentieel werk meer, in de jungle, alleen het aanstoken van de mars tot een dolle vlucht. Tegen de tijd dat hij zijn eigen stad bereikte, voelde Amalfi zich opeens intens moe. Hij legde de tweede sloep aan, die de brigadier in opdracht van Hazleton naar hem toe had gestuurd, en ging rechtstreeks naar zijn kamer waar hij zijn avondmaal bestelde. Dat laatste, zo moest hij concluderen, was een vergissing geweest. De voorraadkamers van de stad waren danig uitgedund, en het maal dat hem werd voorgezet, uitgekozen door de Vroedschap, die volledig op de hoogte was van zijn voorkeuren, zoals ze voor iedereen in de stad een maal zouden uitkiezen, was schraal en onaantrekkelijk. Er werd rokende Rigelliaanse wijn bij geserveerd, die hij verwerpelijk vond als drank voor barbaren; een dergelijke keuze kon alleen betekenen dat er niets anders in de stad te drinken was dan dat, of water. Zijn vermoeidheid, zijn eenzaamheid, de overgang van de audiëntiezaal van de Habsburgse keizers naar zijn nieuwe kale kamer onder de mast van het Empire State Building, hier was vroeger de hijsinstallatie van de lift gehuisvest, totdat de stad op frictievelden was overgestapt, en het saaie maal, alles bij elkaar riep het een, zeldzaam voorkomend, diep gevoel van gedeprimeerdheid bij hem op. Wat hij van de toekomst van de Okiesteden meende te zien, kon hem ook niet bepaald opvrolijken. Op dat ogenblik was het dat de irisdeur van zijn kamer open gleed en Hazleton zwijgend naar binnen kwam gebeend, terwijl hij zijn chromoclaaf weer in zijn riem stak. Ze keken elkaar een ogenblik met strakke gezichten aan. Amalfi gebaarde naar een stoel. 'Neem me niet kwalijk, chef,' zei Hazleton terwijl hij bleef staan, 'ik heb mijn sleutel nooit eerder gebruikt dan in noodgevallen, dat weet je. Maar naar mijn idee is het nu ook een kwestie van een noodgeval. We zijn er slecht aan toe, en de manier waarop je dat probleem te lijf gaat vind ik gewoon krankzinnig. Ik wil dat je me in vertrouwen neemt, omwille van het voortbestaan van de stad.' 'Ga zitten,' zei Amalfi. 'Neem wat Rigelliaanse wijn.' Hazleton trok een lelijk gezicht en ging zitten. 'Jij geniet mijn vertrouwen, zoals altijd, Mark. Ik laat jou nergens buiten, alleen wanneer ik voorzie dat je zou gaan schieten als je bepaalde dingen wist. Je zult moeten toegeven dat je dat van tijd tot tijd wel hebt gedaan, en kom nou niet weer met die toestand op Thor Vijf aandragen, want toen stond ik aan jouw kant; het was toen de Vroedschap die bezwaar maakte tegen de truukjes van Hazleton.' 'Oké, toegegeven.' 'Mooi,' zei Amalfi. 'Zeg dan maar wat je wilt weten.' 'Tot op zeker hoogte snap ik wel wat je probeert te doen,' begon Hazleton plompverloren. 'Dat je Dee hebt gebruikt om veilig die vergadering in en weer uit te komen, was een handige zet. Gezien de politieke dreiging, die we ten opzichte van de koning vertegenwoordigden, was het waarschijnlijk het enige wat je had kunnen doen. Begrijp me goed, persoonlijk heb ik er de pest over in en ik zet je dat misschien nog wel betaald ook. Maar ik ben het met je eens dat het noodzakelijk was.' 'Goed,' zei de burgemeester vermoeid. 'Maar dat is een punt van ondergeschikt belang, Mark.' 'Geef ik toe, behalve op persoonlijk niveau. Maar het voornaamste is dat je heel die kans, waar je zo hard voor had zitten ploeteren, gewoon hebt weggegooid. Dat plan voor die kennisuitwisseling was enorm goed, en je hebt twee belangrijke kansen gehad om het door te zetten. De eerste keer toen de koning je zowat in de mond legde dat we Weganen waren, niemand heeft dat fort toch ooit gezien, en jij wijkt uiterlijk genoeg van de doorsnee mens af om zonder veel moeite voor een Wegaan door te gaan. Dee en ik zien er wel niet Wegaans uit, maar misschien waren wij wel afwijkingen, of overlopers. Maar die kans verspeel je. En dan maakt die burgemeester van Dresden-Saksen het zo voor je klaar dat je zowat iedereen kunt overhalen als je je naam maar noemt. Als je dat had opgepakt dan had je die stemming in je zak gehad. Je was verdomme waarschijnlijk nog koning van de jungle geworden ook. En ook die kans verspeel je!' Hazleton pakte zijn rekenliniaal uit zijn zak en tikte gemelijk de schuif heen en weer. Het was een gebaar dat hij vaak maakte, maar dan meestal voordat hij hem gebruiken moest, of daarna. Vanavond was het puur zenuwen. 'Maar Mark, ik wou helemaal geen koning worden van de jungle,' zei Amalfi langzaam. 'Ik laat die verantwoordelijkheid veel liever over aan de huidige drager van de kroon. Iedere misdaad die in deze jungle ooit gepleegd is, of in de naaste toekomst gepleegd zal worden, zal uiteindelijk door de Aarde op zijn rekening worden geschreven. Daarbij zullen de Okies hem nog eens persoonlijk verantwoordelijk stellen voor alle ellende die ze in de jungle overkomt. Ik heb die positie nooit willen hebben; ik wou alleen dat de koning bang werd dat ik het wilde... Tussen twee haakjes, heb je nog geprobeerd die stad op te roepen aan de rand, die stad die beweerde dat ze massachromatografie bezaten?' 'Natuurlijk,' zei Hazleton. 'Ze geven geen antwoord.' 'Oké. Wat nou dat plan van die bundeling van kennis betreft. Het zou nooit lukken, Mark. Om te beginnen houd je geen horde Okies lang genoeg aan het werk om er profijt van te trekken. Okies zijn geen filosofen, en het zijn ook geen wetenschapsbeoefenaren, behalve in heel beperkte zin. Het zijn technici, en kooplui; in bepaalde opzichten zijn het avonturiers, ook dat, maar zo zien ze zichzelf niet. Ze zijn praktisch van aanleg, dat zeggen ze van zichzelf. Je hebt het vaak horen verluiden.' Ik zeg het zelf ook,' zei Hazleton geïrriteerd. Ik ook. En er zit een wereld van betekenis achter. Onder andere betekent het dat Okies, als je ze betrekt in een belangrijk analytisch project, onrustig gaan worden. Ze willen toepassingsmogelijkheden van wetenschappelijke principes, niet de principes louter en alleen op zichzelf. En het is hun aard niet om lang op één plek te blijven zitten. Mocht je ze kunnen overtuigen dat dat nodig is, dan zullen ze het proberen en dan knalt de hele zaak na verloop van tijd met een doodsklap uit elkaar. Maar dat is nog maar het eerste punt. Mark, heb je enig idee van de werkelijke omvang van zo'n bundelproject? Ik probeer echt niet je ergens op te pakken, neem dat van mij aan. Ik geloof dat niemand vandaag in die zaal daar zicht op had. Anders hadden ze me wel van het podium af gefloten. Nogmaals, Okies zijn geen wetenschappers en ze zijn te ongeduldig van instelling om een lange redenering tot het eind toe te volgen.' 'Jij bent ook een Okie,' hield Hazleton hem voor. 'Jij hebt het wel doorgeredeneerd. Je hebt ze zelf verteld hoe lang het zou duren.' 'Ik ben een Okie, ja. Ik heb ze gezegd dat er twee tot vijf jaar mee heen zouden gaan voor je een eerste oppervlakkig resultaat had. Als Okie ben ik een meester in het vertellen van halve waarheden. Het zou twee tot vijf jaar duren, alleen al om het project voor te bereiden! En de rest, Mark, zou eeuwen gaan duren!' 'Voor een eerste oppervlakkig resultaat?' 'Oppervlakkige resultaten bestaan niet, in ons communicerend universum,' zei Amalfi terwijl hij zijn hand uitstak naar de rokende wijn en zich op het laatste ogenblik bedacht. 'De steden hier buiten vertegenwoordigen de opeenhoping van wetenschappelijke kennis van alle technologisch hoogontwikkelde beschavingen die ze zijn tegengekomen. De gebruikelijke leemten in de informatie meegerekend, betekent dat een vijfduizend planeetladingen gegevens, minimaal. Natuurlijk kunnen we al die kennis bij elkaar leggen, bundelen; zoals ik op de vergadering al zei, kunnen de Vroedschappen dat in iets meer dan een uur allemaal in zich opgenomen en geklasseerd hebben, nadat we twee tot vijf jaar bezig zijn geweest ze daarvoor te programmeren. En dan zullen we het nog moeten integreren. Want dat zul je zeker moeten doen, Mark; je moet de materie door en door kennen, anders kun je er niets mee doen. Anders kun je het niet te koop aanbieden. Lijkt het je nog wat?' 'Nee,' reageerde Hazleton langzaam, maar zonder aarzelen. 'Maar Amalfi, zal ik nou nooit weten wat je van plan bent, als jij op die manier door blijft gaan? Je bent niet naar die vergadering gegaan om een uitje te hebben; zover ken ik je wel. Ik moet dus aannemen dat die hele manoeuvre een kunstgreep is geweest, om de Mars naar de Aarde af te dwingen en niet om die tegen te houden. Je hebt de steden een welomlijnd, en op het oog gezond maar niet zo aantrekkelijk, alternatief geboden. En toen ze dat hadden verworpen hadden ze zich zonder het te weten aan de tactiek van de koning verkocht.' 'Volkomen juist.' 'Nou, als dat juist is,' zei Hazleton terwijl hij bruusk opkeek en zijn bijna violetbruine ogen fel opflitsten. 'Dan vind ik dat stom. En ik blijf het stom vinden, al was het een juweeltje van slim manipuleren. Je kunt ook jezelf te slim af zijn.' 'Dat kan,' zei Amalfi. In ieder geval, als de keus beperkt was gebleven tot of de Mars naar de Aarde, of in de jungle blijven, dan zouden de steden hier zijn gebleven. En zou dat verstandig zijn geweest?' 'Wij kunnen ons toch niet veroorloven hier in de jungle te blijven hangen.' 'Natuurlijk niet. Maar we kunnen het ons net zomin veroorloven om er in ons eentje vandoor te gaan. De enige manier om uit deze sterrenhoop te komen, is te midden van een massabeweging. Waar zou ik anders op hebben aangestuurd?' 'Dat weet ik niet,' zei Hazleton. 'Maar je hebt beslist nog iets anders in je achterhoofd.' 'En jij beklaagt je erover dat jij dat niet van tevoren weet. Ik weet wel waarom jij het niet weet. En jij weet het ook.' 'Om Dee?' 'Inderdaad,' zei Amalfi. 'Je hebt jezelf niet de juiste vraag gesteld. Je werd gevoelsmatig aangezet tot de vraag waarom ik Dee mee wilde nemen. Die vraag was wel ter zake, maar niet de kern van de zaak. Als je je een stukje afstandelijker van het hele probleem had kunnen opstellen, dan had je begrepen waarom ik wilde dat de Mars naar de Aarde doorgang zou vinden.' Ik doe mijn best,' zei Hazleton verbeten. 'Hoewel ik het bij voorkeur van tevoren geweten had. We groeien steeds verder uit elkaar, chef. Vroeger dachten we min of meer langs dezelfde lijn; in die tijd heb je ook die gewoonte ontwikkeld om mij nooit het hele verhaal uit de doeken te doen. Ik geloof achteraf dat het een manier was om mij te trainen. Hoe meer ik me zorgen maakte om het grote geheel, des te meer was ik verplicht de zaak voor mezelf uit de denken, hetgeen betekende dat ik moest uitvogelen hoe jij dacht, en des te meer werd ik getraind om net zoals jij te denken. En natuurlijk moet ik ook denken zoals jij, om een goeie bedrijfsleider te zijn. Je moest ervan op aan kunnen dat de beslissingen die ik in jouw afwezigheid nam, dezelfde waren als die ik genomen had als jij wel in de buurt was. Dat kwam allemaal eigenlijk bij me op na ons handgemeen met het hertogdom Gort. Bij dat incident was het de eerste keer dat we zó lang geen contact met elkaar hadden, dat zich een situatie van aanzienlijke afmetingen kon ontwikkelen, een situatie waar ik betrekkelijk weinig weet van had, tot ik uit Utopia terugkwam en bij was gepraat. En toen ik terugkwam, ontdekte ik dat ik maar wat gezwijnd had dat ik niet zo dacht als jij. Met dat ik er één keer niet in slaagde het hele plan te doorzien, en dat jouw trainingsmethode, om mij alles zelf te laten uitvlooien, eens geen resultaat had, was ik in jouw ogen kennelijk al afgeschreven. Je was al bezig Carrel als mijn opvolger in te werken.' 'Dat is allemaal juist,' zei Amalfi. 'Als je me ervan wilt betichten dat ik een harde leerschool houd...' 'Op een andere manier kan je stommelingen niks bijbrengen, zeker?' 'Nee. Een stommeling leert er nooit iets bij. Maar ik ontken niet dat mijn leerschool een harde is. Ga verder.' Ik ben er bijna. In het stelsel van Gort en Utopia leerde ik dat het soms dodelijk voor mij kan zijn om te denken zoals jij. Ik ben van Utopia afgekomen door het op te lossen op mijn manier, en niet de jouwe. En ik zag het bevestigd toen we op He kwamen; als ik toen helemaal in jouw trant had gedacht, zaten we d'r nou nog op.' 'Mark, je bent nog steeds niet waar je wezen wilt. Ik voel het. Het is volkomen waar dat we vaak jouw plannen hebben gebruikt, juist en vooral omdat ze afkomstig waren van een geest die zo heel anders was dan de mijne. En?' 'Nou, op het ogenblik probeer je ieder spoortje originaliteit bij mij te vermoorden. Vroeger kon je het waarderen, zoals je zei. Vroeger maakte je er gebruik van ten behoeve van de stad, en verdedigde je me tegen de Vroedschap wanneer die een aanval van behoudzucht hadden. Maar nu ben je veranderd en ik ook. Dezer dagen heb ik de neiging steeds meer als een mens te denken, met menselijke beslommeringen. Ik voel me niet meer Hazleton de meester-verlakker, alleen zo nu en dan nog. En bij jou vindt een tegenovergestelde verandering plaats. Je raakt steeds verder verwijderd van menselijke zaken. Als jij naar mensen kijkt zie je machines. Nog even, en we kunnen jou en de Vroedschap niet meer uit elkaar houden.' Amalfi probeerde na te denken. Hij was heel moe en hij voelde zich oud. Het was nog geen tijd voor zijn morticideinjectie, pas over een jaar of tien weer, maar de wetenschap dat hij hem waarschijnlijk niet krijgen zou, deed de doorstane eeuwen zwaarder op zijn schouders drukken. 'Of misschien begin ik me te verbeelden dat ik een god ben, nietwaar?' zei hij. 'Daar heb je me op Murphy van beschuldigd. Is het nooit bij je opgekomen, Mark, hoe volstrekt fnuikend het voor je mens-zijn is om honderden jaren lang burgemeester te zijn van een Okiestad? Misschien wel, je eigen verantwoordelijkheid is niet veel lichter dan de mijne, alleen anders. Laat ik je dan het volgende vragen: is het niet overduidelijk dat die verandering in jou dateert vanaf het moment dat Dee aan boord kwam?' 'Natuurlijk is dat duidelijk,' zei Hazleton terwijl hij met een ruk opkeek. 'Het dateert uit de periode van die zaak met Gort tegen Utopia. Toen is Dee aan boord gekomen; ze komt uit Utopia. Wou je me vertellen dat het haar schuld is?' 'En is het niet evenzeer duidelijk,' vervolgde Amalfi, vermoeid maar onverbiddelijk, 'dat de tegengestelde verandering bij mij uit dezelfde periode dateert? God van de sterren, Mark, weet je dan niet dat ik ook van Dee boud?' Hazleton verstijfde en werd doodsbleek. Hij keek strak, met plotseling niets ziende ogen naar de resten van Amalfi's droevige avondmaal. Na een hele poos legde hij zijn rekenliniaal heel voorzichtig op tafel neer, alsof het ding van gesponnen suiker was gemaakt. Ik weet het,' zei hij ten slotte. Ik heb het al die tijd geweten maar ik wou... ik wou niet weten dat ik het wist.' Amalfi breidde zijn handen uit in een hulpeloos gebaar dat hij in meer dan een halve eeuw niet meer had gemaakt. De bedrijfsleider scheen het niet te merken. In dat geval,' hernam Hazleton, en zijn stem klonk plotseling verstikter dan zoeven, 'in dat geval, Amalfi, wil ik...' Hij zweeg. 'Haast je niet, Mark. Het verandert feitelijk ook niet zoveel aan de zaak. Neem rustig de tijd.' 'Amalfi, ik wil afstappen.' De afgemeten lettergrepen troffen Amalfi als de slagen van een hamer op een gong, slagen die, mits exact op de vibratie van de gong afgesteld, haar zouden verbrijzelen. Amalfi had alles verwacht, maar niet die woorden. Het bewees hem dat hij er geen werkelijk benul van had hoe hulpeloos hij was geworden. Ik wil afstappen' was de traditionele uitspraak waarmee een sterrenvaarder de sterren afzwoer. De Okie die hem in de mond nam, sneed zich voorgoed van de steden af, en van de lange gewelfde in geodetische lijnen waarlangs de steden door de tijdruimte zwierven. De Okie die dit zei werd landrot. En het was definitief. De woorden waren in de Okiewet gegrift. Ik wil afstappen, het mocht niet worden geweigerd, en niet ingetrokken. 'Zoals je wilt,' zei Amalfi. 'Vanzelfsprekend. Ik zal je niet verwijten dat je overhaast doet, daar is het te laat voor.' 'Dank je.' 'Goed, waar zal het zijn. De dichtstbijzijnde planeet, of de eerstvolgende landing?' Ook dat waren de traditionele alternatieven, en meer niet, maar Hazleton scheen geen van beide aan te spreken. Zijn lippen waren bleek en het leek of hij beefde. 'Dat hangt er vanaf,' zei hij. 'Waar ga je heen? Dat heb je me nog niet verteld.' Hazleton was overstuur, en Amalfi raakte er ook door van streek, meer dan hij wilde erkennen. Praktisch gesproken was het de ex-bedrijfsleider heel goed mogelijk om zijn beslissing terug te draaien; praktisch gesproken zou het wel mogelijk zijn dat aan Hazleton voor te stellen. De woorden waren niet afgeluisterd of opgetekend voor zover Amalfi wist, of het moest, maar dat was een minieme kans de klikspaan zijn, de sectie van de Vroedschap die de maaltijden verzorgde. Maar zelfs in dat geval, de Vroedschap liep de geheugenbanken van de klikspaan toch waarschijnlijk maar eens in de vijf jaar na. De sectie hoefde niets belangwekkends te onthouden, alleen de patronen van de voedselvoorkeuren van de Okies, en die veranderen altijd maar heel langzaam, en voor het overgrote deel in onbelangrijke mate. Nee, het was helemaal niet gezegd dat de Vroedschap binnen afzienbare tijd zou weten dat Hazleton had opgezegd. Maar het kwam zelfs niet bij Amalfi op de bedrijfsleider de gelegenheid te bieden op zijn uitspraak terug te komen; daarvoor was de burgemeester teveel een Okie in hart en nieren. Als iemand het hem zou hebben voorgesteld, zou Amalfi hebben tegengeworpen dat Hazleton door het uitspreken van die drie woorden zich even onherroepelijk onder het totale gezag van Amalfi had geplaatst, als de eerste de beste soldaat van de stadsbewaking; hij zou hebben kunnen aantonen waarom van Hazleton nu een dergelijke gehoorzaamheid geëist moest worden. En hij had tevens kunnen aantonen dat die woorden nooit meer echt herroepen konden worden, ook al bleven ze een geheim tussen Hazleton en hemzelf; als er zou worden aangedrongen, dan zou hij nog betoogd hebben dat hij ze nooit meer zou kunnen vergeten en Hazleton evenmin. Hij had misschien uit kunnen leggen dat, elke volgende keer dat Amalfi een plan van Hazleton verwierp, de bedrijfsleider dat zou kunnen toeschrijven aan een verdrongen rancune om het in de kiem gesmoorde ontslag. Of misschien had hij ook, typisch voor Amalfi, alleen gezegd dat het conflict tussen de twee mannen al heel lang speelde en dat het, nadat Hazleton gezegd had dat hij af wilde stappen, ronduit pathologisch was geworden. Geen van die overwegingen kwam echter in zijn hoofd op. Hazleton had gezegd: Ik wil afstappen.' Amalfi was een Okie en voor een Okie is die uitspraak definitief. 'Nee,' zei de burgemeester dus dadelijk. 'Je hebt gevraagd om af te stappen en dat is dan dat. Je hebt niet meer het recht om in de politiek of de plannen van de stad te worden gekend, behalve in de vorm van de bevelen die je zullen bereiken. Nu heb je dus mooi gelegenheid om je training in het denken zoals ik in praktijk te brengen, Mark; je zult natuurlijk geen enkele moeite hebben om te denken in de trant van de Vroedschap, want die zal van nu af aan je enige bron van informatie zijn over onze voornemens.' Ik begrijp het,' zei Mark stijfjes. Hij bleef nog een ogenblik zwijgend staan. Amalfi wachtte. 'De eerstvolgende landingsplaats dus,' zei Hazleton. 'Goed. Tot aan dat ogenblik ben je bedrijfsleider ad interim. Laat Carrel verder gaan met z'n training voor jouw functie, en begin vast de Vroedschap te beïnvloeden met gegevens in zijn voordeel. Als de verkiezing wordt gehouden, wil ik net zo weinig toestanden als toen jij werd gekozen.' Hazletons gezicht verstrakte nog iets meer. 'Goed.' 'Ten tweede: stuur de stad naar de rand, waar we die stad kunnen vinden die we niet konden oproepen. Ik wil een baan met een logaritmische versnelling, waarbij alle aandrijfkracht aan het uiteinde terechtkomt. Maak onderweg twee werkploegen klaar; een voor het doorlichten van mallemolens, en een andere die spullen moet meenemen om die installatie voor massachromatografie te testen, wat dat ook moge zijn. Zorg voor middelzware ontmantelingapparatuur voor mallemolens ; geen droogdokken natuurlijk, maar zwaar genoeg om alles waarvoor minder drastisch ingrijpen nodig is te klaren.' 'In orde.' 'Laat verder de ploeg van brigadier Anderson zich klaarmaken, voor het geval dat die stad niet zo dood is als ze zich voordoet.' In orde,' zei Hazleton opnieuw. 'Dat is alles,' zei Amalfi. Hazleton knikte stijf en wilde zich al omdraaien. En toen, verbijsterend onverwacht, ontlaadde zijn verstarde gezicht zich in een geëmotioneerde woordenstroom. 'Chef, asjeblieft; voor ik wegga moet je het me zeggen,' zei hij terwijl hij zijn handen tot vuisten samenkneep. 'Heb je dat nu allemaal zó aangelegd om mij te dwingen zelf op te stappen? Kon je geen andere manier bedenken om je plannetjes geheim te houden dan mij eruit te trappen, althans te zorgen dat ik mezelf aan de dijk zette? Ik geloof dat sprookje van die liefde van jou voor geen rooie rotcent. Je weet dat ik Dee meeneem als ik afstap. En die grote verloochening van je liefde is larie, ik geloof er geen moer van, zeker niet van jou. Jij houdt net zomin van Dee als ik van jou...' En toen trok Hazleton zo wit weg, dat Amalfi even dacht dat de ander flauw zou vallen. 'Je slaat de spijker op de kop, Mark,' zei Amalfi. 'Kennelijk was ik niet de enige die zogenaamd zijn gevoel liep te verloochenen.' 'God van de sterren! Amalfi!' 'Die bestaat niet,' zei Amalfi. Ik kan niets meer doen, Mark. Ik heb heel wat keren in het verleden afscheid van je genomen, maar dit wordt de laatste keer, en dit keer is het niet mijn keus maar de jouwe. En zorg nou dat dat werk gedaan wordt.' In orde!' zei Hazleton. Hij draaide zich om en beende de deur uit, die maar net op het nippertje ver genoeg opende. Amalfi zuchtte diep als een slapend kind. Toen zette hij de schakelaar van de klikspaan om van tafeldekken naar tafelafruimen. De klikspaan vroeg: 'Anders nog iets gewenst, meneer?' 'Wou je me twee keer per maaltijd vergiftigen, soms?' gromde Amalfi. 'Geef me een ultrafoonlijn.' De stem van de klikspaan veranderde op slag. 'Communicatie!' zei ze geestdriftig. 'De burgemeester hier. Roep ene inspecteur Lerner op, van de Vijfenveertigste Grensbewakingpatrouille van de Acolieten. Blijf doorzoeken; dit was zijn laatst bekende adres, maar hij heeft sindsdien promotie gemaakt. Als je hem te pakken krijgt, zeg dan dat je namens mij belt. Je vertelt hem dat de steden in de jungle bezig zijn zich aaneen te sluiten voor een of andere militaire actie; als hij snel genoeg hierheen komt met een eskader, kan hij er nog een stokje voor steken. Heb je dat?' 'Ja meneer.' De verbindingsman las het voor hem terug. 'Zoals u wilt, burgemeester Amalfi.' 'Wie zou anders zoiets willen? En denk erom dat Lerner ons niet kan peilen. Stuur het in pulsmodulatie als je kunt.' 'Gaat niet, chef. Meneer Hazleton heeft ons net op gang gebracht. Maar er zit een krachtig A-Multrafoonstation van de Acolieten hier ergens vlakbij. Ik kan onze boodschap synchroniseren met hun uitzending, zodat de politiedetector op die vector afgaat.' 'Nog mooier,' zei Amalfi. 'Schiet maar gauw op.' 'Nog wat, chef. Die grote monitorraket, die u vorig jaar bestelde is eindelijk klaar en de werkplaats heeft doorgegeven dat de Dirac erin zit en dat hij gebruiksklaar is. Ik heb hem bekeken en hij ziet er prima uit, alleen is hij zo groot als een reddingsboot, en dus even makkelijk op te sporen.' 'Ja, mooi, prima, maar dat kan wachten. Stuur dat bericht nu eerst maar uit.' 'Ja meneer.' De stem verdween. De afvalvernietiger klapte plotseling wijd open; de borden stegen van tafel op en vlogen in statige optocht op de opening af. De beker wijn liet een druppeltjesspoor achter, als de staart van een miniatuurkomeet. Op het allerlaatste moment schrok Amalfi op uit zijn gedachten, en graaide woest door de lucht, maar het was al te laat. De vernietiger slokte het laatste voorwerp naar binnen en sloot zich met een voldane klap. Hazleton had zijn rekenliniaal op tafel laten liggen. De in ruimtepak gestoken groep bewoog zich behoedzaam, en met verbeten gezicht, door de dode zwarte straten van de stad aan de buitenrand. Voorop flitste een ogenblik de zaklantaarn van brigadier Anderson op in een portiek, werd direct weer gedoofd. Geen ander licht was er te zien in de donkere stad, en evenmin werd er op hun roepen gereageerd. Op een zwak mallemolenveld na, werd er nergens energie gebruikt in de stad, en zelfs dat was te zwak om de luchtdruk ver boven de 250 gram per vierkante centimeter te houden. Vandaar de ruimtepakken. In Amalfi's helm klonk de stem van O'Brian: 'De tweede fase is net begonnen in de jungle, meneer. Lerner kwam erop af met zo te zien alle marineschepen die hij zo gauw uit de Acolieten dorst terug te trekken. Er zit een vlaggenschip bij met een admiraal, maar het enige wat die uitspookt, is Lerners voorstellen doorspelen in de vorm van bevelen; eigen ideeën schijnt hij niet te hebben.' 'Handig,' zei Amalfi, terwijl hij zonder veel succes door het duister probeerde te turen. 'Ach, zover als het gaat, meneer. Weet u wat het is, dat eskader is veel te groot voor zoiets. Het is niet plooibaar, en de jungle had het van ver al in de gaten; we stonden klaar om de koning de alarmeren zoals u had gezegd, maar dat bleek niet nodig te zijn. De steden stellen zich nu min of meer in slagorde op. Het is een indrukwekkend gezicht, zelfs via de monitors. Voor de eerste keer in de geschiedenis, niet?' 'Voor zover ik weet wel. Zou het lukken, zo te zien?' 'Nee meneer,' zei de bestuurder van de monitors prompt. 'Wat de koning ook voor opstelling in gedachten heeft, functioneren doet het maar zeer gedeeltelijk, en dan nog zozo. Zelfs onder de beste regie zijn steden voor dit soort dingen eigenlijk te onhandig, en hij is bij lange na de beste veldheer niet, denk ik. Maar we zullen het gauw genoeg zien gebeuren.' 'Goed. Breng over een uur weer verslag uit.' Anderson stak zijn hand omhoog en de groep bleef staan. Voor hen verhief zich een grote zuil van diep egaal zwart, hier en daar misleidend versierd met zwakke lichtsterretjes, waar vensters het licht weerkaatsten. Maar helemaal boven straalde één venster een zacht eigen schijnsel uit. De enterploeg stelde zich op aan weerszijden van de straat; de ploeg technici ging in dekking. Amalfi sloop langs de muur aan zijn kant naar de brigadier, die op zijn hurken zat. 'Wat denk je ervan, Anderson?' 'Het bevalt me niks, meneer de burgemeester. Het stinkt naar muizenval. Misschien is inderdaad iedereen dood, en heeft de laatste man de kracht niet meer gehad om het licht uit te draaien. Maar aan de andere kant: één lamp maar, in de hele stad?' Ik snap wat je bedoelt. Dulany, neem vijf man mee die zijstraat in, waar die namaakpilaar stond, tot je schuin tegenover de hoek staat van dat gebouw daarginds, en waag er dan een peiling aan. Maar gebruik niet meer dan een paar microvolt, anders brand je je vingers.' 'Zeker meneer!' Dulanydie je het beste kon omschrijven als een detector van detectoren, glipte geluidloos met zijn peloton weg, als schimmen tussen de schaduwen. 'Maar dat was het niet alleen waar ik voor stilstond meneer,' zei Anderson. 'Er staat daar om de hoek een taximaat aan de grond en er ligt een dode passagier in. Ik had graag dat u daar even naar keek.' Amalfi pakte de lantaarn aan die hem werd toegestoken, bedekte de lens met de handschoen van zijn pak zodat er maar een heel dun straaltje licht tussendoor sijpelde, en liet dat een halve seconde door het raampje van de taxi spelen. Hij voelde zich verstijven. Waar het licht het ineengedoken lijk maar raakte, begon het te... te glinsteren. 'Communicatie!' 'Ja meneer!' 'Maak de ontvangstsluis klaar voor ontsmetting. Niemand gaat aan boord van de stad voor hij levend is uitgekookt, begrepen? Ik wil het zwaarste geschut.' Er viel een korte stilte. Toen: 'Meneer de burgemeester, de bedrijfsleider heeft dat allemaal al geregeld.' Amalfi trok een wrange grijns in het donker. Anderson vroeg: 'Neem me niet kwalijk, meneer, maar hoe kon meneer Hazleton dat nou weten?' 'O, dat is zo moeilijk niet, brigadier; althans achteraf niet. De stad waar we nu zijn was straat en straatarm. En met het nieuwe muntstelsel betekent dat, dat ze vrijwel geen geneesmiddelen meer hadden. Het eindresultaat was zoals meneer Hazleton voorzag, en ik had moeten voorzien: een dodelijke epidemie.' 'De klootzakken,' zei de brigadier bitter. Het scheen bedoeld te zijn voor alles wat er in het universum niet-Okie was. Op hetzelfde ogenblik gutste een broeierig rood schijnsel over zijn gezicht en de voorkant van zijn pak, terwijl rode beekjes van vuur de straat doorsneden. Bijna tegelijkertijd klonk er een droge knal, niet erg zwaar in deze ijle lucht, maar heel venijnig. 'TDX!' riep Anderson onwillekeurig. 'Dulany? Dulany! Verdomme, ik heb nog zo gezegd dat hij het rustig aan moest doen met die detector. Als er iemand in dat peloton nog leeft, geef antwoord dan!' Dwars door het schallen in Amalfi's oren begon er iemand te lachen. Het was een even kwaadaardig geluid als de TDXexplosie. Verder kwam er geen antwoord. 'Goed, Anderson, omsingel dat gebouw. Verbindingsdienst, haal me als de donder de rest van de enterploeg en de helft van de veiligheidspolitie van de stad hier.' Het gemene lachen werd luider. 'En wie jij ook bent, die daar zo stom zit te giechelen, ik zal je zo leren om heel andere geluiden te maken als ik je in mijn vingers krijg,' voegde Amalfi er verbeten aan toe. 'Niemand gebruikt er ongestraft TDX tegen mijn mensen, het kan me niet schelen of het een Okie is of een smerts. Begrepen? Niemand!' Het lachen hield op. Toen kwam er een gebarsten stem die zei: 'Aasgieren dat jullie zijn. Vuile verrotte aasgieren!' 'Aasgieren, hè?' snauwde Amalfi. 'Als je op onze oproepen geantwoord had dan was er nou niks aan de hand geweest. Waarom gebruik je je verstand niet eens. Wil je dan zo graag aan de pest doodgaan?' 'Aasgieren,' herhaalde de stem, waarin sinistere zwakzinnigheid doorklonk. 'Aasvreters. De goden van de sterren zullen soep koken van jullie botten.' Het kakelende lachen begon opnieuw. Amalfi voelde even een rilling. Hij schakelde over op gerichte bundeltransmissie. 'Anderson, houd je mensen op een fatsoenlijke afstand en wacht op de versterkingen. Dat boeltje hier is kennelijk tot boven toe volgestopt met mijnen, en ik weet niet wat onze mesjoggene vriend nog meer voor verrassingen achter de hand heeft.' 'Ik kan een gasgranaat door dat raam gooien...' 'Dacht je dat ze daar niet ook pakken zouden dragen? Omsingel die hap nou maar en wacht af.' 'Oké.' Amalfi ging zwetend op zijn hurken achter de taximaat zitten. Er kon genoeg energie in de accu's zijn overgebleven om een Bethébumper om het gebouw heen te leggen, maar dat zat hem niet het meeste dwars. Al dat gedoe, het enteren en binnendringen van een andere Okiestad, was veruit de moeilijkste operatie die hij ooit had geleid. Iedere beweging ging hem tegen de haren in. De beschuldiging van de krankzinnige had hem op zijn meest kwetsbare plek geraakt. Na wat een volle week scheen te hebben geduurd, klonk de ultrafoon in zijn helm: 'Monitorzaal hier, burgemeester; de jungle heeft de eerste aanval van Lerner afgeslagen. Ik had niet gedacht dat ze dat zouden kunnen. Ze hebben direct aan het begin twee rake klappen uit weten te delen, twee zware kruisers die finaal de hemel uit werden geschoten, waarop de Acolieten groen zagen van schrik. De barkas van de admiraal is hem meteen gesmeerd, en Lerner kan de zaak verder opknappen.' 'Verliezen?' 'Vier steden definitief vernietigd. We hebben niet voldoende monitors om schade aan steden met enige zekerheid te kunnen vaststellen, maar Lerner had ongeveer dertig steden onder enfileervuur toen de eerste kruiser getroffen werd.' 'Je hebt toch niet de grote monitorraket uitgestuurd, wel?' vroeg de burgemeester plotseling geschrokken. 'Nee meneer. De Verbindingsdienst zei dat we die zolang thuis moesten houden. Ik zit nu te wachten tot de volgende aanval van de Acolieten van start gaat. Ik roep u wel weer op zodra...' De stem van de monitorbestuurder knapte opeens af en de sterren gingen uit. Er klonk een alarmkreet van een van de monteurs in het groepje. Amalfi kwam behoedzaam overeind en keek naar boven. Het ene venster in het grote gebouw, waarachter licht had gebrand, was nu ook donker. 'Wat is er voor den donder gebeurd, meneer?' vroeg Andersons stem zachtjes. 'Een plaatselijk mallemolenscherm, minstens op halve kracht. Laat iedereen zich gedekt houden, misschien worden er lichtfakkels geworpen.' Het lachen begon opnieuw. 'Aasgieren,' zei de stem. 'Kleine zielige aasgiertjes in een mooie grote dichte kooi.' Amalfi schakelde terug naar de open golflengte op de radio. 'Jullie gaan je stad de vernieling in helpen,' zei hij bedaard. 'En als jullie deze sector eenmaal los hebben gewerkt, dan is je energie op, en dan zakt jullie scherm weer in elkaar. Je kan het zo niet winnen, en dat weet je wel.' De straat begon te beven. Het was nu nog maar een lichte trilling, maar niemand kon zeggen hoe lang de structuur van de dode stad dit kleine gebied vast zou kunnen houden, tegen de kracht van de machine die het de ruimte in wilde slingeren. Hazleton zou natuurlijk direct een stel notenkrakers erop aftsturen, zodra hij in de gaten had wat er aan de hand was, maar of dat deel van de stad er nog zou zijn als de krakers arriveerden, dat was een open vraag. 'Het is jullie stad niet,' zei de stem, plotseling bedrieglijk redelijk van toon. 'Het is onze stad. Jullie proberen ons te kapen. Maar dat laten we niet gebeuren.' 'Hoe moesten wij weten dat er nog mensen in leven waren?' wilde Amalfi nijdig weten. 'Jullie hebben op onze oproepen niet geantwoord. Is het onze schuld dat jullie ons niet hebben gehoord? Wij dachten dat de stad vrij was om geborgen te worden...' Zijn stem werd abrupt overstemd door een nieuw, een gigantisch, maar toch bekend geluid, dat door zijn helm schalde alsof het hem uit zijn pak wilde jagen.
'AAN AARDSE POLITIE; NOODTOESTAND AA ACOLIETENSTERREN, CONDENSATIE XIII ARM BETA,'
donderde het in zijn oren.
'STELSEL AANGEVALLEN DOOR MASSAAL LEGER NOMADENSTEDEN. POLITIEHULP DRINGEND GEWENST. INSPECTEUR LERNER VIJFENVEERTIGSTE GRENSBEWAKINGSGROEP, COMMANDANT ACOLIETEN DEFENSIELEGER. BEVESTIG ONTVANGST.'
Amalfi floot geluidloos tussen zijn tanden. Er stond kennelijk een Diraczender in werking binnen het eng opgetrokken mallemolenveld, anders konden de microfoons in zijn helm nooit Lerners hulpkreet opgevangen hebben; Diracs waren te omvangrijk voor de doorsnee monitors, laat staan voor een ruimtepak. Er volgde dus uit dat iedereen in de Melkweg die Diracapparatuur bezat, die oproep gehoord moest hebben; het was juist de ogenblikkelijke overbrengst van Diracpulsen geweest, die de doodsteek had toegebracht aan de hypercomplexe relativiteitstheorieën van het Westen, millennia geleden. En als er een Diraczender openstond onder deze koepel...
'AAN LERNER DEFENSIELEGER ACOLIETEN. BERICHT ONTVANGEN. ESKADER AAN UW CONDENSATIE TOEGEVOEGD, ESKADER ONDERWEG. HOUDT MOED. COMMANDANT BETA ARM AARDE.'
...dan kon Amalfi daar gebruik van maken. Hij zette de schakelaar op zijn borst om en riep: 'Hazleton, zijn je notenkrakers onderweg?' 'Komen d'r aan, chef,' beet Hazleton hem ogenblikkelijk toe. 'Nog negentig seconden en...' 'Te laat, deze sector is dan al losgescheurd. Stel ons eigen scherm af op vierentwintig procent en hou. Hij besefte plotseling dat hij in een dode microfoon stond te schreeuwen. De Okies hadden kennelijk in de gaten gekregen wat er gebeurde en hadden alsnog de energietoevoer naar hun Dirac uitgezet. Was die laatste, doorslaggevende, onafgemaakte zin er toch nog doorgekomen, al was het maar een fragment? Of... Heel diep beneden zijn voeten klom een angstaanjagend geluid omhoog. Deels bestond het uit een hoog krijsen, deels uit het gerommel van een monsterlijke steenlawine, deels uit een hol gekreun. Amalfi's tanden jeukten in hun kassen en zijn darmen begonnen te krampen, een beetje. Hij grijnsde. De boodschap was doorgekomen, althans voldoende om Hazleton in staat te stellen de rest te kunnen aanvullen. De enige mallemolen die het veld in stand moest houden draaide dol. Tegen de gebundelde kracht van de aandrijvingeenheden van Amalfi's stad die langszij lag, kon deze ene machine de strakke kromming van de ruimtematrix waarop hij ingesteld was, niet meer handhaven. 'Je bent er geweest,' zei Amalfi rustig tegen de onzichtbare verdedigers. 'Geef je nu over, dan gebeurt jullie niks. Ik zal dat incident met die TDX vergeten, Dulany was een van m'n beste kerels, maar misschien hadden jullie ook wel een heel goeie reden. Kom bij ons, dan heb je weer een echte stad onder je voeten. Want aan deze heb je echt niets meer, dat is overduidelijk.' Geen antwoord. Lichtpatronen doorschoten de drukkende zwarte hemel. De notenkrakers, draagbare generatoren die erop waren ingericht om een mallemolenveld op te zwepen tot het overbelast raakte, werden ingeschakeld. De eenzame gemartelde mallemolen krijste van ellende. 'Hoor ik nog wat, daar?' vroeg Amalfi. Ik doe m'n best het goed met jullie te maken, maar als jullie me dwingen om jullie eruit te komen halen...' 'Aasgieren,' snikte de gebroken stem. Het venster boven in de toren werd verlicht door een verzengende gloed en barstte open. Een lange tong van rood vuur lekte naar buiten boven de straat. Het mallemolenscherm ging ogenblikkelijk neer en daarmee het akelige geluid van de energievoorziening van de dode stad, maar het duurde nog enkele minuten voor Amalfi's verblinde ogen weer sterren konden zien. Hij tuurde omhoog naar de explosiewond in de gevel van het gebouw, afgetekend tegen een oranje vuur dat snel zwakker werd. Hij voelde zich een beetje misselijk. 'Weer TDX,' zei hij zachtjes. 'Consequent tot het bittere end, arme verziekte gekken dat ze waren.' 'Burgemeester?' 'Hier.' 'Met de monitorzaal. Er is een wilde uittocht gaande in de jungle. De steden vluchten in bosjes bij de rode ster vandaan, zo snel als ze hun aandrijving aan de praat kunnen krijgen. Er schijnt niets te worden gedaan voor de aangeschoten steden; als u het mij vraagt laten ze die gewoon voor Lerner achter om in mekaar te schieten zo gauw hij de moed weer verzameld heeft.' Amalfi knikte bij zichzelf. 'Goed. O'Brian, lanceer dan nu de grote monitorraket. Ik wil dat die met de steden meegaat en er voortdurend bijblijft. Zorg zelf voor de besturing, want hij is erg makkelijk te peilen en er zullen waarschijnlijk verschillende pogingen worden gedaan om hem te vernietigen, dus houd je klaar om weg te schieten.' 'Komt in orde meneer. Meneer Hazleton heeft hem net een ogenblik geleden laten lanceren, en ik ben net bezig hem op te voeren.' Om een of andere reden maakt dat Amalfi's humeur er allerminst beter op. De Okies togen snel aan het werk om de mallemolens van de dode stad los te maken van hun sokkels en in het ruim van hun eigen stad op te slaan. De machine die over zijn toeren was gedraaid, tijdens die laatste futiele verdedigingspoging, moesten ze natuurlijk laten zitten. Die was zwaar radioactief, net als hun mallemolen op de Drieëntwintigste Straat, en je kon er niet bij, behalve in een droogdok. De rest werd als complete eenheden verhuisd. Hazleton keek steeds verbaasder toen de grote machines aan boord begonnen te komen, maar hij scheen vastbesloten te zijn om geen vragen te stellen. Carrel ging echter niet onder een zelfopgelegde zwijgplicht gebukt. 'Wat gaan we met al die losgekoppelde mallemolens doen?' vroeg hij. Met hun drieën stonden ze in een uitvalspoort langs de rand van de stad te kijken hoe de logge gevaarten werden overgebracht. 'We gaan weer een planeet laten vliegen,' zei Hazleton kortaf. 'Reken maar,' beaamde Amalfi. 'En bid je sterren god maar dat we op tijd zullen zijn, Mark.' Hazleton gaf geen antwoord. 'Op tijd waarvoor?' vroeg Carrel. 'Dat zeg ik je niet voor ik het met eigen ogen op het scherm zie. Het is een ingeving, en een goeie, denk ik. Neem intussen maar van mij aan dat we een haast hebben zoals we nog nooit hebben gehad. Hoe zit het trouwens met die apparatuur voor die massachromatografie, Hazleton?' 'Het is een tegendraaise vorm van het zonesmeltproces dat ze gebruiken om germanium te raffineren, chef. Je neemt een dikke paal van een of ander metaal, wat voor dat geeft niet, zolang het geen legering is, en je brengt op het ene eind het spul aan dat je ontleed wil hebben. Dan wordt er een schijfvormig elektrisch veld van het besmette uiteinde omhoog bewogen rondom de zuil, de verschillende stoffen worden mee omhoog getrokken door de weerstandshitte, en zetten zich op verschillende plaatsen langs de zuil af. Om het metaal los te krijgen zaag je daarna de paal in stukken met een elektrische zaag.' 'Maar werkt het?' 'Welnee,' zei Hazleton. 'Het is precies wat we al duizend keer eerder gezien hebben. In theorie ziet het er prachtig uit, maar de lui van wie de stad was konden het zelfs niet aan de praat krijgen.' 'Weer zo'n onzichtbaarheidmachine, of zo'n brandstofloze aandrijving,' zei de burgemeester en knikte. 'Jammer, een dergelijk proces zou heel handig zijn geweest. Is de apparatuur erg omvangrijk?' 'Enorm. De installatie beslaat langs de ene kant al twaalf straten.' 'Laat maar hier dan,' besliste Amalfi dadelijk. 'Kennelijk hebben die lui uit wanhoop zitten opscheppen tegenover die ondernemer van de Acolieten. Als zij ze had aangenomen dan hadden ze met lege handen gestaan, en ik heb geen zin ons aan een dergelijke verleiding bloot te stellen.' 'In dit geval is de kennis trouwens even goed als de installatie,' zei Hazleton. 'Hun Vroedschap bezit alle kennis die we anders uit de apparatuur zelf zouden hebben gepeuterd.' 'Kan iemand me eens informeren over die uittocht van de steden uit de jungle?' kwam Carrel tussenbeide. 'Ik ben niet mee geweest naar de stad van de koning, en ik vind nog steeds dat dat hele idee om naar de Aarde op te trekken krankzinnig is!' Amalfi bleef zwijgen. Na een ogenblik zei Hazleton: 'Nou, ja en nee. De jungle durft het niet aan om het tegen een echte legermacht van de Aarde op te nemen, en iedereen weet intussen dat er een Aardse vloot op weg is hierheen. De steden willen dus graag zo snel mogelijk ergens anders heen. Ze hopen aan de andere kant nog wel, dat de Aarde ze in bescherming zal nemen tegen de politie van de Acolieten en soortgelijke plaatselijke organisaties, als ze hun problemen maar kunnen voorleggen aan de autoriteiten, buiten het probleemgebied.' 'Ja en dat,' zei Carrel, 'zie ik nou helemaal net niet zitten. Wat voor kans hebben ze nou op een billijke behandeling? En waarom nemen ze geen contact op met de Aarde via de Dirac, zoals Lerner, in plaats van zo'n lange tocht te maken? Het is drieënzestighonderd lichtjaar van hier naar de Aarde, of daaromtrent, en ze zijn niet zo goed georganiseerd dat ze die tocht zouden kunnen maken zonder aanzienlijke ontberingen.' 'En zelfs als ze er zijn, zullen ze hun besprekingen met de Aarde via de Dirac houden,' voegde Amalfi er aan toe. 'Gedeeltelijk is deze mars natuurlijk ook een kwestie van pure show. De koning hoopt dat een grote demonstratie van schepen indruk zal maken op de mensen met wie hij moet praten. Vergeet niet dat de Aarde dezer dagen een stil idyllisch wereldje is; een hemelvol haveloze schepen zal een hoop paniek teweegbrengen. En wat die billijke behandeling betreft, de koning gaat toch ook af op een traditie van een altijd wel redelijk eerlijke rechtspraak, die van vele eeuwen terug dateert. Vergeet niet, Carrel, dat de Okiesteden de laatste duizend jaar de belangrijkste samenbindende kracht zijn geweest in de hele galactische beschaving.' 'Dat is nieuw voor mij,' zei Carrel een beetje weifelend. 'Maar het is echt waar. Weet je wat een bij is? Nou, dat is een klein Aards insect dat nectar zuigt uit bloemkelken. Terwijl het dat doet, krijgt het stuifmeel aan zijn lichaam, en dat brengt hij weer ergens anders heen; de bij is de voornaamste factor bij de kruisbestuiving van planten. De meeste bewoonbare planeten hebben vergelijkbare insecten. De bij weet niet dat hij essentieel is voor de ecologie van zijn wereld, het enige wat hij wil is zoveel mogelijk honing bij elkaar krijgen, maar daardoor wordt het werk geen spiertje minder essentieel. De steden hebben heel lang de functie van de bij vervuld. De regeringen van ontwikkelde planeten, en de Aarde in het bijzonder, weten dat best wel, al weten de steden het in de regel niet. De planeten wantrouwen de steden, maar ze weten ook dat ze van levensbelang zijn en dat ze beschermd dienen te worden. Om die zelfde reden pakken de planeten de bindlestiffs zo hard aan. De bindlestiffs zijn zieke bijen; de slechte naam die ze dragen zet zich op andere onschuldige steden vast, steden die hard nodig zijn om nieuwe technieken en andere essentiële informatie in beweging te houden, van de ene planeet naar de andere. Het is duidelijk dat planeten zowel als Okiesteden zich moeten beschermen tegen misdadige organisaties, maar er moet evenzeer gedacht worden aan de beschaving in haar geheel als aan de enkeling, en om die beschaving in stand te houden moet de bewegingsvrijheid van Okies in heel het melkwegstelsel gehandhaafd blijven.' 'En weet de koning dat?' vroeg Carrel. 'Natuurlijk wel. Hij is achthonderd jaar oud; het kan toch niet anders dat hij dat weet? Hij zou het natuurlijk niet graag zo stellen, maar toch rekent hij in essentie daarop, om de Mars naar de Aarde door te voeren.' Ik vind het nog steeds maar riskant,' zei Carrel twijfelend. 'We zijn bijna van onze geboorte opgegroeid met het idee dat we de Aarde en vooral de Aardse politie niet moesten vertrouwen...' 'Alleen omdat de politie ons niet vertrouwt. Dat wil zeggen, dat de politie erop ingesteld is om steden heel streng aan te pakken om de geringste overtreding; en aangezien kleine overtredingen van plaatselijke verordeningen onvermijdelijk zijn in een nomadenbestaan, is het het beste als een Okie ver bij de politie uit de buurt blijft. Maar met alle haat en nijd die er bestaat tussen Okies en politie, bevinden we ons in wezen toch aan dezelfde kant. En dat is altijd zo geweest.' Aan de onderzijde van de stad zwaaiden, net in het blikveld van de drie mannen, de grote deuren van het hoofdruim langzaam dicht. 'Dat was de laatste,' zei Hazleton. 'Nou gaan we zeker terug naar de plaats waar we de superstad hebben achtergelaten, die we op Murphy hebben gestolen, om daar ook de mallemolens uit te slopen.' 'Inderdaad,' zei Amalfi. 'En daarna, Mark, gaan we naar Hern Zes. Carrel, maak een paar kleine splijtbommen klaar voor het Acolietengarnizoen daar; het zal niet zo groot zijn dat we daar moeilijkheden mee krijgen, maar we hebben geen tijd om handjeplak te spelen.' Is Hern Zes de planeet die we gaan laten vliegen?' vroeg Carrel. 'Dat moet wel,' zei Amalfi met een licht spoor van ongeduld. 'Het is de enige die bij de hand is. Bovendien zullen we dit keer de vlucht moeten kunnen sturen, in plaats van de planeet te laten wegschieten in de richting waarin de omgezette natuurlijke draaiing hem op dat moment wil laten gaan. Eén keer helemaal de Melkweg uit is mij wel genoeg.' 'Dan kan ik maar beter een ploeg denkhoofden eraan zetten, om dat vraagstuk van die besturing uit te werken met de Vroedschap,' zei Hazleton. 'Aangezien we ze op He niet konden consulteren, zullen we ieder brokje informatie in hun geheugen dat daarop betrekking kan hebben, doornemen. Geen wonder dat je zo gebrand was op dat project om greep te krijgen op de kennis van andere steden. Ik wou alleen maar dat we eerder met het integreren hadden kunnen beginnen.' 'Zo lang ben ik dit nu ook weer niet van plan,' zei Amalfi. 'Maar jammer vind ik het niet dat het zo is gelopen, geloof me.' 'Waar gaan we naar toe?' vroeg Carrel. Amalfi draaide zich om naar de luchtsluis. Hij had die vraag al eerder gehoord, van Dee, maar dit was voor het eerst dat hij er een antwoord op had. 'Naar huis,' zei hij.
Zeven: Hern VI
Het ombouwen van Hern VI, de meest desolate en verdoemde steenklomp waarop Amalfi ooit was geland, voor een bestuurbare mallemolenvlucht, was ongelooflijk traag werk. Aandrijfeenheden moesten zeer accuraat op de zes windstreken worden aangebracht en onverbrekelijk worden afgestemd op het zwaartepunt van de planetoïde; en daarna moesten alle machines op elkaar worden afgestemd en met elkaar in evenwicht worden gebracht. En ook waren er niet genoeg mallemolens om een aandrijving op te bouwen voor de planeet in haar geheel, die volledig bestuurbaar zou blijken wanneer de dag van vertrek zou zijn aangebroken. De vlucht van Hern VI zou, als al het werk klaar was, een grillige en niet erg betrouwbare aangelegenheid worden. Maar de planeet zou tenminste min of meer in de richting gaan waarin de hoofdstuurknuppel haar stuurde. Het was niet nodig dat ze soepeler reageerde, dacht Amalfi. Althans, hij hoopte dat het niet nodig zou zijn. Van tijd tot tijd bracht O'Brian, de monitorbestuurder, verslag uit over het verloop van de Mars. De menigte was onderweg een aantal achterblijvers kwijtgeraakt, op doortocht in aantrekkelijke sterrenstelsels, waar misschien werk te vinden zou zijn, maar de grootste groep was nog koppig in een brede stroom op weg naar de moederplaneet. Hoewel de grote monitor even zichtbaar en opvallend was als een klein maantje, had tot nog toe geen van de Okies erop geschoten. O'Brian liet het op topsnelheid tussen de marsgenoten doorschieten in een dubbele sinuskromme in drie dimensies, met progressieve baanmodulatie. Als de grillige sporen die de monitor op de radarschermen van individuele steden trok, niet per abuis voor meteorenbanen werden aangezien, zou een doorsnee computer er de handen aan vol hebben om de baan te voorspellen met zoveel accuratesse dat een kanon kon worden gericht. Het was een magnifiek staaltje stuurmanskunst. Amalfi knoopte in zijn gedachten dat hij ervoor moest zorgen, dat de taak van het besturen van de stad van de functie van bedrijfsleider zou worden afgesplitst, wanneer Hazleton aftrad. Carrel was geen geboren piloot, en O'Brian was heel duidelijk de figuur waar Carrel behoefte aan zou hebben. Bij het begin van de ombouw van Hern VI had de Vroedschap Dag AA, de dag dat de demonstranten binnen optische telescoopafstand van de Aarde zouden arriveren, gesteld op een tijdstip over honderdvijfenvijftig jaar, vier maanden en twintig dagen. Met elk rapport dat via de bestuurder van de grote monitor binnenkwam, schoof die datumcoördinaat een stukje dichter naar het wegreppende heden toe, naarmate de vliegende jungle nablijvers afschudde en compacter werd, steeds meer in staat als een eenheid vaart te zetten. Amalfi rookte zich sneller door zijn sigaren heen en liet zijn mensen en zijn machines, telkens als de nieuwste berekeningen op zijn tafel lagen, weer een stukje harder aanpoten. Maar er was een vol jaar voorbijgegaan sinds de installatie op Hern VI was begonnen, voordat O'Brian hem het bericht bracht waarvan hij gevreesd, maar ook geweten had, dat het vroeg of laat zou komen. 'De Mars heeft weer twee steden verloren aan de grazige weiden, meneer Amalfi,' zei de bestuurder. 'Maar dat is normaal. We hebben er ook een stad bij gekregen.' 'bij?' vroeg Amalfi gespannen. 'Waar kwam die vandaan?' 'Dat weet ik niet. De koers waarop ik de monitor heb zitten laat me nooit langer dan vijfentwintig seconden dezelfde richting uitkijken. Ik moet elke keer dat ik door de meute heen vlieg gauw de neuzen tellen. De laatste keer dat ik rondging, kreeg ik deze jongens opeens op het scherm, alsof ze er al die tijd al hadden gezeten. Maar dat is het nog niet. Het is daarbij de raarste stad die ik ooit heb gezien, en ik kan er ook niks over vinden in de archieven.' 'Beschrijf haar eens.' 'Om te beginnen is het een enorm gevaarte. Ik hoef voorlopig niet bang te zijn dat iemand de monitor in de gaten krijgt, want elke massadetector in de jungle slaat door dit geval natuurlijk helemaal door. Daarbij is het een gesloten stad.' 'Hoe bedoel je?' 'Ze heeft rondom een gladde schil, meneer. Het is niet zoals gewoonlijk een plateau met gebouwen erop en een mallemolenscherm eromheen. Het lijkt meer op een ruimteschip, het is alleen zo groot.' Is er contact geweest tussen de stad en de meute?' 'Naar te verwachten viel. Ze willen meedoen; de koning zegt dat het best is. Ik denk dat hij wel in zijn sas was; het is de eerste reactie die hij heeft gehad op zijn oproep om allemaal in het geweer te komen en deze ziet eruit als een stad van topklasse. Ze noemt zich Lincoln-Nevada.' 'Dacht ik het niet,' zei Amalfi grimmig. Hij bette zijn gezicht. 'Laat eens kijken, O'Brian.' Het scherm lichtte op. Amalfi bette zijn gezicht opnieuw. 'Mooi. Haal je monitor een stuk achteruit tot buiten de groep en houd dat geval van nu af aan in de gaten. Zorg dat "Lincoln-Nevada" steeds tussen jou en de meute in blijft. Ze zullen niet op je monitor schieten, want ze weten niet dat hij daar niet hoort.' Zonder op O'Brians bevestiging te wachten schakelde Amalfi over op de Vroedschap. 'Hoelang gaat dat werk nog duren?' vroeg hij. 'NOG ZES JAAR, MENEER DE BURGEMEESTER.' 'Maak daar vier jaar van, op z'n hoogst. En geef me een koers van hier naar de Kleine Magalhaese Wolk die de baan van de Aarde kruist.' 'MENEER DE BURGEMEESTER, DE KLEINSTE MAGALHAESE Wolk IS TWEEHONDERDTACHTIGDUIZEND LICHTJAREN VAN DE ACOLIETENGROEP VERWIJDERD!' 'Bedankt,' zei Amalfi sarcastisch, 'maar ik ben absoluut niet van plan om daarheen te gaan. Ik wil alleen een koers waar die drie punten op voorkomen.' 'UITSTEKEND, HET WORDT BEREKEND.' 'Wanneer zouden we van wiek moeten om op Dag AA de baan van de Aarde te snijden?' 'BINNEN VIJF SECONDEN TOT VIJFTIEN DAGEN NA NU, GEREKEND TOT RESPECTIEVELIJK HET MIDDEN EN HET ANDERE UITEINDE VAN DE WOLK.' 'Hebben we niets aan. Binnen die tijdslimiet kunnen we niet starten. Geef me een vogelvluchtkoers van hier naar daar.' 'MAAR EEN STRAKKE BOOG BETEKENT NEGENHONDERDACHTENVIJFTIG BOTSINGEN PLUS VIERHONDERDELFDUIZEND TEGENLIGGERS DIE WE SCHAMPEN OF NET NIET RAKEN.' 'Geef die koers dan maar.' De Vroedschap zweeg in alle talen. Amalfi vroeg zich af of een computer ook wel verbijsterd kon zijn. Hij wist dat de Vroedschap nooit een rechtstreekse koers zouden kiezen, aangezien dat indruiste tegen hun onuitwisbare eerste drijfveer: het behoud van de stad. En dat vond de burgemeester wel best. Hij had die opdracht voornamelijk gegeven, met het doel het tempo op Hern VI wat op te krikken; hij had het sterke vermoeden dat het na deze uitsmijter een stuk sneller zou gaan. En inderdaad was het krap veertien maanden later dat Amalfi's hand zich sloot om de centrale ruimteknuppel van Hern VI en hij zei: 'Draaien maar!' De dolle vlucht van Hern VI, van haar geboortegroep de Acolieten dwars door het hartje van de Melkweg, maakte geschiedenis, vooral op het gebied van de werktuigkunde. Hern VI was een kleine planeet, aanmerkelijk kleiner dan Mercurius, maar desalniettemin was het de meest omvangrijke massa die ooit binnen de grenzen van de bewoonde Melkweg tot voorbij de snelheid van het licht was opgedreven. Met uitzondering van de planeet He, die vanaf de rand van de Melkweg naar buiten was gesprongen en nu een eind onderweg was naar de nevel M31 in Andromeda, was nog nooit een dergelijk lichaam door mallemolens of enige andere aandrijving in beweging gebracht. Haar doortocht liet blijvende littekens achter op de meetinstrumenten binnen haar bereik, en de herinneringen die in de hersenen van de intelligente waarnemers werden gegrift waren niet minder ingrijpend. In theorie volgde Hern VI het lange boogvormige traject dat de Vroedschap voor Amalfi had uitgestippeld, een boog die vanuit de Acolieten dwars de Melkweg overstak en bij het hart van de Kleine Magalhaese Wolk uitkwam (het middelpunt van de massa natuurlijk, want beide wolken waren nog zo kort geleden uit de galaxis ontstaan, dat ze nog niet door draaiing de duidelijk afgepaalde kern hadden ontwikkeld, die voor spiraalnevels karakteristiek was). En in doorsnee volgde de vliegende planeet dat traject ook nauwgezet. Maar bij een snelheid als waarmee Hern VI zich voortbewoog, een snelheid die zelfs in veelvouden van C, de oude willekeurig gekozen lichtsnelheid, niet makkelijk kon worden uitgedrukt, werd de kleinste afwijking van het traject een wilde zijsprong van afschrikwekkende proporties, vóór de op de microseconde reagerende Vroedschap de juiste correcties kon uitvoeren. Als alle sterrenvaarders was Amalfi wel gewend te reizen met transfotische snelheden in de ruimte, waar het aan herkenbare punten ontbrak om de snelheid wezenlijk zichtbaar te maken. Als alle Okies had hij ook op planeten gereisd in trage rijdende voertuigen, die een roekeloze vaart leken te hebben omdat er zoveel zaken in de nabijheid waren om de snelheid aan af te meten. En nu leerde hij dan hoe het was, om met een vergelijkbare vaart tussen de sterren door te suizen. Want bij de snelheid van Hern VI kwamen de sterren bijna even dicht opeen te staan als steunbalken in de ondergrondse, waarbij zich dan nog het gevaar voordeed, dat het spoor regelmatig zover afboog, dat een stuk of wat spanten achter elkaar tussen de rails verschenen. Meer dan eens had Amalfi, star bevroren, op het balkon van de klokkentoren van het stadhuis staan kijken naar een ster, die een halve seconde tevoren onzichtbaar was geweest en nu recht op zijn hoofd afstormde, de hele hemel vulde met haar schittering... ...en dan was er weer duisternis. Amalfi had het malle idee dat hij eigenlijk zzoeffff had moeten horen toen Hern VI langs die ster schoot. Zijn gezicht tintelde nog van de portie straling die hem had overspoeld tijdens dat korte perihelion, ondanks het opgevoerde en bijna kruisgepolariseerde mallemolenveld van de planeet. Er mankeerde natuurlijk niets aan de koerscorrecties van de Vroedschap. Het probleem was alleen dat Hern VI niet zo'n soepel reagerend ruimtevaartuig was dat ze aan snelle kleine koerscorrecties iets had. Het duurde lange seconden voor de bevelen van de Vroedschap waren omgezet in voldoende vector stuwkracht om de vlucht van de dode planeet een aantal parsecs in haar logge kreupelgang bij te sturen. En dan was er nog een heel belangrijke reden: toen de aswenteling van Hern VI was omgezet in voorwaartse beweging, was ook een aanzienlijke hoeveelheid as-libratie mede omgezet, en er was niets aan te doen dat daardoor zo nu en dan kronkels ontstonden in de koers van de planeet. Als Amalfi de mallemolens uit zijn eigen stad zou hebben aangebracht op het oppervlak van de planeet, net als de machines van de superstad en de stad met de epidemie, dan zou Hern VI misschien gevoeliger zijn geweest voor de stuurknuppel; en in dat geval had de libratie tenminste gewoon als zodanig gehandhaafd kunnen blijven, want het zou niet zo erg zijn geweest als de planeet een beetje heen en weer schommelde, zolang ze maar op koers bleef. Maar Amalfi had de aandrijving van zijn eigen stad ongemoeid gelaten en wel om de allerbeste redenen: om het voortbestaan van de stad. Slechts een van zijn machines hielp mee bij de vlucht van Hern VI, en dat was de grote centrale mallemolen op de Zestigste Straat. De andere, inclusief de gammele maar nu bijna afgekoelde machine aan de Drieëntwintigste Straat, stonden stil. vrije planeet, hallo, vrije planeet... Leeft er nog iemand op dat ding?...EPSILON CRUCIS, HEBBEN JULLIE CONTACT KUNNEN KRIJGEN MET DAT HEMELLICHAAM DAT JULLIE ZOJUIST PASSEERDE?...DE VRIJE PLANEET, HALLO VRIJE PLANEET! JULLIE DREIGEN TEGEN ONS OP TE VLIEGEN...VERDOMME NOG AN TOE!...HALLO ETA PALINURI, DE VRIJE PLANEET HEEFT ONS ZOJUIST OPEEN HAARTJE GERAAKT EN KOMT NU JULLIE KANT uit. Waarschijnlijk dood of onbestuurbaar...Vrije planeet, hallo vrije planeet... Er was geen tijd om te antwoorden op de wanhopige boodschappen, die de stad binnenstroomden als een rivier die in de lente buiten zijn oevers treedt, terwijl bewoonde sterrenstelsels werden ontweken, omzeild, ruimschoots gemist of op het kantje, of zelfs aangerand. Ze hadden de oproepen kunnen beantwoorden, maar dat hield in dat ze een verklaring moesten geven, en Hern VI zou waarschijnlijk alweer buiten het bereik van de ultrafoon van de vragensteller zijn, voor ze meer dan een paar zinnen hadden uitgewisseld. De ergste angstkreten zouden ze hebben kunnen beantwoorden over de Dirac, maar daar zaten twee nadelen aan: het eerste, en minste, was dat er zoveel verzoeken waren, en dat er eigenlijk geen reden was om erop in te gaan; maar het tweede en belangrijkste was, dat de Aarde en één andere belangrijke wederpartij het antwoord zouden kunnen opvangen. Het kon Amalfi niet veel schelen wat de Aarde hoorde; de Aarde hoorde al genoeg over de vlucht van Hern VI; als je ooit kon spreken van overvolle Diracverbindingen (en waarom niet, want een oneindig aantal mogelijk elektronenbanen vooronderstelde nog niet, dat op elk van die banen een Diraczender stond afgestemd) dan was het nu; de Aardse Diracinstallaties waren afgeladen met noodkreten van gealarmeerde planeten langs de route van Hern VI. Maar die ander, die in het spel was, die kon Amalfi juist heel veel schelen. O'Brian hield die ander gestaag in het midden van het gezichtsveld van zijn monitor, en een klein scherm dat op de borstwering van de klokkentoren was aangebracht, toonde Amalfi de glanzende, zo onschuldig ogende bol wanneer hij maar lust had. De nieuwkomer in de Okiejungle op de Mars naar de Aarde, had niets onbehoorlijks of belangwekkends gedaan sinds hij in het rijk van de Okies was aangekomen. Zo nu en dan werd er een babbeltje gemaakt met de koning van de jungle, en, veel minder vaak, met de andere steden. Verveling was over de jungle neergedaald, en daarom ging men nogal eens over en weer bij elkaar op bezoek, maar niet bij de nieuweling, voor zover O'Brian of Amalfi konden uitmaken, en ook voeren daar nooit sloepen uit. Dat was natuurlijk heel normaal; Okies zijn uit eigen verkiezing eenkennig, en voor een weigering om te verbroederen had men, tenzij het op duidelijk vijandige toon gebeurde, altijd en onder alle omstandigheden begrip. De nieuweling gaf, kortom, een heel goede imitatie weg van een doorsnee deelnemer aan de hegira, een van de bomen van Birnam, op weg naar Dunsinane... En zo iemand anders in de jungle de nieuweling herkend had voor wat hij was, dan kon Amalfi daar niets van ontdekken. Een vette ster schoot als een raket over de stad heen en dopplerde weg in het duister terwijl hij steeds kleiner werd. Amalfi vroeg kortaf iets aan de Vroedschap. De jungle zou nu binnen een paar dagen de Aarde in zicht krijgen, en de opschudding over de Dirac betrof nu steeds meer de nadering van de jungle, en steeds minder Hern VI. Amalfi had groot vertrouwen in de Vroedschap, maar het kon niet anders of het angstaanjagend wegvlieden van sterren boven zijn hoofd gaf hem het zorgelijke idee in, dat ze niet op het punt AA terecht zouden komen, maar ervoor of erna, hoe accuraat de berekeningen ook schenen te zijn. Maar de Vroedschap hield bij hoog en bij laag vol dat Hern VI het stelsel van de Aarde op Dag AA zou doorkruisen, en Amalfi moest zich maar zo goed en zo kwaad als het ging daarmee tevreden stellen. Bij dit soort problemen had de Vroedschap het nog nooit bij het verkeerde eind gehad. Hij haalde ongedurig zijn schouders op en belde de astronomische afdeling. 'Jake, de burgemeester hier. Heo je wel gehoord van een verschijnsel dat ze "trepidatie" noemen?' 'Vraag me nou ook eens wat moeilijks,' zei de astronoom bits. 'Goed. Wat moet ik doen om trepidatie op te roepen in de baan die we nu volgen?' De astronoom liet zijn irritante lachje horen. 'Niks, want dat kan niet,' zei hij. 'Het is een conditie van de ruimte rond een zon, en jij hebt er de massa niet voor. De minimum limiet is, als ik me wel herinner, vijftiende maal tien tot de dertigste kilo, maar vraag het aan de Vroedschap als je het precies wit weten. Ik zit in elk geval in de juiste orde van grootte.' 'Verdomme,' zei Amalfi. Hij hing op en nam even de tijd om een sigaar op te steken, hetgeen bemoeilijkt werd door de sterren die hij steeds vanuit zijn ooghoek langs 2ag suizen; op een of andere manier deinsde zijn sigaar steeds achteruit als er een overkwam. Hij kreeg de zenuwachtige stinkstok eindelij]: aan en belde toen Hazleton. 'Mark, je hebt een keer geprobeerd me uit te leggen hoe een musicus het begin en het eind van een muziekstuk een beetje vlugger speelt, zodat hij het middenstuk een beetje langzamer kan spelen. Zoiets was het toch?' 'Ja, dat is tempo rubato, gestolen tijd, letterlijk.' 'Nou, wat ik nu wil is iets dergelijks teweegbrengen in de beweging van deze kei door het zonnestelsel, zonder uiteindelijk er tijd bij in te schieten. Valt je iets in?' Een ogenblik stilte. 'Nee, geen idee, chef. Dergelijke grapjes gaan bijna helemaal intuïtief. Met haidbesturing gaat het waarschijnlijk nog beter dan als je het door O'Brian laat in programmeren in de besturing.' 'Oké, bedankt.' Weer niks. Persoonlijke besturing kwam absoluut niet in aanmerking bij deze snelheden, want geen enkele menselijke piloot, zelfs Amalfi niet, bezat reflexen die snel genoeg waren om Hern rechtstreeks te sturen. Juist omdat hij in staat wilde zijn om de planeet gedurende een paar seconden met de hand te sturen, had hij die trepidatie erin willen krijgen, en zelfs dan nog was hij absoluut niet zeker van zijn vaardigheid om die ene kritieke, messcherpe, koerscorrectie, aan te brengen die naar hij wist nodig zou zijn. 'Carrel, kom eens boven, wil je.' De jongen was er bijna meteen. Op het balkon gekomen sloeg hij de langsrazende sterren gade met, naar Amalfi vermoedde, hardhandig onderdrukte paniek. 'Carrel, je bent bij ons begonnen als tolk, niet? Dan zul je zeker vaak gebruik hebben moeten maken van een stemschrijver?' 'Ja meneer, inderdaad.' 'Mooi. Dan zul je je ook wel herinneren wat er gebeurt, wanneer de wagen van de machine teruggaat en naar de volgende regel wipt. In het midden van die terugkerende beweging wordt de wagen al wat afgeremd, opdat het stootblok waar de wagen tegenaan komt niet door die voortdurende botsingen vervormd wordt; dat is toch zo? Wat ik nou weten wil is: hoe doen ze dat?' 'Op een kleine machine zit de kabel, waaraan de wagen teruggetrokken wordt, op een kamrad in plaats van een rond rad,' zei Carrel met nadenkende rimpels. 'Maar op de grote multi complexe machines, die we bij conferenties gebruiken, worden ze elektronisch gestuurd door iets wat ze een klystron noemen; en hoe dat werkt weet ik niet.' 'Zoek uit,' zei Amalfi. 'Bedankt, Carrel, dat was precies wat ik weten wilde. Ik wil dat een dergelijke apparaat in ons huidige stuurcircuit wordt aangebracht, om zoveel af te remmen als mogelijk is, wanneer we door het zonnestelsel van de Aarde schieten, zonder te laat bij onze wolk te arriveren. Zou dat kunnen?' 'Ja meneer, dat lijkt me vrij eenvoudig.' Hij ging naar beneden zonder dat het hem gezegd was; even later scheerde een gezwollen en vlekkerige rode reuzenzon, op enkele centimeters afstand naar het scheen, over de stad weg. De foon zoemde. 'Burgemeester, hier O'Brian. De steden hebben de Aarde in 't vizier. Moet ik u doorverbinden?' Amalfi schrok. Nu al? De stad was nog megaparsecs van het trefpunt ; het was letterlijk onmogelijk om zich een snelheid voor te stellen, waarmee ze het nog op tijd konden halen. De burgemeester vond plotseling die langsflitsende sterren heel geruststellend. 'Ja, O'Brian, schakel maar op de grote helm over en blijf in de buurt. Geef me complete Diracontvangst op alle circuits en zorg dat onze alternatieve koers direct kan worden ingetoetst. Heeft meneer Carrel al contact met je opgenomen?' 'Nee meneer,' zei de piloot. 'Maar er is wel enige activiteit gaande in de stuurbanken van de Vroedschap, en ik dacht dat dat op bevel van u of van een van de bedrijfsleiders was. Kennelijk worden we op het keerpunt niet door de computer bestuurd...' 'Dat klopt. Goed, O'Brian, verbind me maar door.' Amalfi zette de grote helm op... ...en was terug in de jungle. De hele meute, die nu sterk vaart verminderd had, maakte haar entree in de 'plaatselijke sterrengroep', een willekeurig aangegeven bol met een straal van vijftig lichtjaren, met in het hart de zon van de Aarde. Dit was nog steeds het bevolkingscentrum van de Melkweg, ondanks de buitenwaartse beweging die al eeuwenlang plaatsvond, en de werelden die vergeefs probeerden de Okies aan te houden waren als stemmen van het verleden: 40 Eridani, Procyon, Kruger 60, Sirius, 61 Cygni, Altair, RD4°4048, Wolf 359, Alpha Centauri... het was niets nieuws om zo nu en dan de Aarde te horen, maar deze werelden... het was alsof ze werden aangeroepen door het oude Griekenland, of het Gemenebest van Massachusetts. De koning van de jungle was er inmiddels in geslaagd de zwerfsteden tot een min of meer militaire opstelling te formeren: een reusachtige kegel, achtentwintig miljoen kilometer metend langs de lengteas. De kegel werd aangevoerd door kleinere steden, waarvan het onwaarschijnlijk was dat ze meer dan puur defensieve wapens bezaten. Vlak achter de punt, die in feite was afgerond tot een parabolische vorm, als bij de kop van een komeet, voeren de grootste steden, in het hart van de kegel. Daaronder bevond zich de stad van de koning, maar niet de nieuweling, die, ondanks haar afmetingen, ver achteraan vloog, ongeveer aan de onderrand van de kegel. Door die positie werd het Amalfi's monitor dan ook mogelijk gemaakt bijna de hele kegel te overzien, want O'Brians opdracht luidde, altijd de grote bol in het oog te houden, al moest er nog zo'n groot deel van de beelden van de jungle voor worden opgeofferd. De wanden van de kegel werden voornamelijk gevormd door middelgrote, stevige steden, die ook al weer waarschijnlijk niet bewapend zouden zijn, maar die het voordeel hadden dat ze mallemolens bezaten die de velden zover konden polariseren dat ze praktisch ondoordringbaar werden zolang er geen groot slagschip aan te pas kwam. Alles bij elkaar, bedacht Amalfi, een heel verstandig gebruik van het voorhanden zijnde materiaal. Dit gaf de indruk dat er nog een zekere stootkracht in reserve werd gehouden, en dat er daarnaast de beschikking was over een aanzienlijke defensiecapaciteit, zonder dat de suggestie werd gewekt dat een aanval direct in de bedoeling lag. Hij zette de zware kijkhelm wat gemakkelijker op zijn schouders en legde zijn ene hand op de borstwering, vlak bij de stuurknuppel. Op hetzelfde ogenblik schalde een stem in zijn oren. 'Dit is de Aardse Veiligheidsdienst; bericht aan de steden,' zei de stem gewichtig. 'U wordt bevolen snelheid te minderen en te blijven waar u bent in afwachting van een officieel onderzoek naar uw klachten.' 'Had je gedroomd,' zei de stem van de koning. 'Weest u verder gewaarschuwd dat vigerende Raadsbepalingen, het Okiesteden verbieden de Aarde dichter dan op tien lichtjaren te naderen. Vigerende bepalingen verbieden tevens samenscholingen van Okiesteden in groepen groter dan vier. Wij zijn echter bevoegd u mee te delen, dat deze laatste bepaling zal worden opgeschort voor de duur van het onderzoek, mits de limiet niet wordt overschreden.' 'Bij deze is die dan overschreden,' zei de koning. 'Jullie mogen ons straks eens goed bekijken. We gaan er hier niet nog eens een jungle van maken, we zijn niet voor niks dat hele eind gekomen.' 'De omstandigheden in aanmerking genomen,' vervolgde de woordvoerder van de Veiligheidsdienst, met de onvermurwbare onverschilligheid van de wanhopige bureaucraat die volgens het boekje werkt, 'schrijft de wet voor dat deelnemende steden ontbonden dienen te worden. De maximale straf zal hier, als in alle gevallen, van toepassing zijn.' 'Had je gedroomd; in negen van de tien gevallen komt er nooit wat van, en hier ook niet. We zijn geen roversbende en we bedreigen de Aarde met niks ergers dan een paar stevige klachten. We zijn hier gekomen omdat we op geen enkele andere manier aan onze trekken kunnen komen. We willen alleen dat er recht wordt gedaan.' 'U bent gewaarschuwd.' 'Ja, en jij ook. Jullie kunnen ons niet zomaar aanvallen. Dat durven jullie nooit. Wij zijn staatsburgers, geen misdadigers. We eisen ons recht, daar zijn we voor gekomen.' Er klonk plotseling een klik toen de Diraczoeker van de Vroedschap een nieuwe frequentie oppikte. De nieuwe stem zei: 'Attentie, Politiecommando Tweeëndertig, dit is het hoofdkwartier. Toestand blauw is afgekondigd, toestand blauw. Viceadmiraal MacMillan. Bevestig ontvangst.' Weer een klik, nu over naar de frequentie die de koning gebruikte voor contact met de jungle. 'Afremmen, lui,' zei de koning. 'Blijf in formatie maar maak je klaar om kamp op te slaan, vijftien graden boven de ecliptica, in de baan van Saturnus, maar een graad of tien voor de planeet uit. Ik geef jullie straks de exacte coördinaten wel. Als ze niet met ons willen praten, dan verhuizen we naar de baan van Mars om ze even goed bang te maken. Maar we geven ze een eerlijke kans.' 'Hoe weet je dat zij ons een eerlijke kans zullen geven?' vroeg iemand kribbig. 'Ach, man, ga terug naar de Acolieten als je d'r niet tegen kan. Ik zal heus niet om je rouwen.' Klik 'Hallo hoofdkwartier. Commando Tweeëndertig, kapitein luitenant Eisenstein. Toestand blauw ontvangen en begrepen. Commando Tweeëndertig, toestand blauw.' Klik 'Hé zeg, daar achteraan de kegel; remmen jullie ook eens af! Jullie vliegen op ons in.' 'Niet aan onze kant, Boedapest.' 'Kijk toch nog maar eens goed, verdomme. Ik krijg me hier een massasignaal van jewelste...' Klik 'Attentie Politiecommando Drieëntachtig, dit is het hoofdkwartier. Bericht van viceadmiraal MacMillan: toestand blauw, herhaal: toestand blauw. Bevestig ontvangst. Attentie Politiecommando Tweeëndertig, toestand rood, herhaal toestand rood. Bevestig ontvangst.' 'Eisenstein, Commando Tweeëndertig, toestand rood ontvangen en begrepen.' Klik 'Hallo Aarde; station Proserpine n roept de Aardse Veiligheidsdienst. We vangen uitzendingen van de steden op. Instructies graag.' ('Waar zit dat Proserpine in vredesnaam?' vroeg Amalfi aan de Vroedschap.) (PROSERPINE IS EEN GASREUS, MET EEN DOORSNEDE VAN ZEVENTIENDUIZEND KILOMETER, VOORBIJ DE BAAN VAN PLUTO OP...) ('Ja, al goed, houd je mond maar weer.') 'Veiligheidsdienst Aarde. houd je erbuiten, Proserpine n. Het politiehoofdkwartier heeft de zaak in de hand. Geen actie.' Klik. 'Hallo hoofdkwartier. Commando Drieëntachtig, luitenant Fiorelli, toestand blauw ontvangen en begrepen. Commando Drieëntachtig, toestand blauw.' Klik 'Boedapest, ze nemen ons in de tang!' 'Weet ik. Sla gewoon je kamp op, zoals ik heb gezegd. Ze durven ons niks te doen als we geen regelrechte agressie bedrijven, en dat weten ze best. Laat je niet overbluffen door politievertoon.' 'Station Pluto. We kunnen de voorhoede van de steden nu ontvangen.' 'Handen af, Pluto.' 'Je krijgt ze pas weer als ze hun kamp hebben opgeslagen, wij zijn in oppositie met Proserpine, maar Neptunus en Uranus liggen helemaal buiten hun koers...' 'houd je erbuiten.' De zon van de Aarde werd langzaam groter voor Amalfi's ogen, langzaam met de snelheid van de monitor, die gelijk was aan de snelheid van de jungle. Vanuit de stad was de zon van de Aarde nog onzichtbaar. In de helm was hij te zien als een gele vonk, nog niet schijfvormig, als een koolstofboog gezien door een verrekijker die op oneindig was gezet. Maar het was ontegenzeggelijk de zon van thuis. Er kwam een vreemde verdikking in Amalfi's keel omhoog toen hij ernaar keek. Op dit zelfde ogenblik scheurde Hern VI door het hart van de Melkweg, een hart waarin, vanaf de Aarde, geen samenballing van sterren zichtbaar was zoals in andere melkwegstelsels, omdat ze door interstellaire stofwolken werden versluierd; de voortrazende planeet had zojuist een zwarte nevel achter zich gelaten waarin iedere zon een spookverschijning was en elke gemiste botsing een wonder. Voor hen lag de tegenoverliggende arm van de Melkweg, vol nieuwe pracht. Amalfi snapte niet waarom de aanblik van de kleine onopvallende gele vonk die voor hem in de helm zweefde, zijn ogen zo onverdraaglijk deed prikken en tranen. De jungle lag nu vrijwel stil; ze bewoog zich nog slechts met planetaire snelheid en minderde nog steeds vaart. Binnen een minuut of tien zouden de steden stilliggen ten opzichte van de zon, en via de monitor zag Amalfi, heel dichtbij volgens zijn opvattingen van afstand in de ruimte, iets wat hij nog maar één keer eerder had gezien in zijn leven: de planeet Saturnus. Een Aardse amateurastronoom met een nieuwe, niet zo scherpe, onhandig ingestelde huistelescoop, kon de geringde reus niet met ontvankelijker ogen hebben gezien. Amalfi was een ogenblik als aan de grond genageld. Wat hij zag was niet alleen ongelooflijk mooi, maar ook volslagen onmogelijk. Een gasreus, met een starre ring erom! Waarom was hij ooit uit het zonnestelsel vertrokken, als hij zo'n buitenissige wereld vlak voor de hand had liggen? En om die reus liep nog een andere planeet ook, een planeet met een doorsnede van meer dan 6500 kilometer, buiten de gebruikelijke satellietenfamilie in de orde van grootte van Hern VI. Klik 'Kamp opslaan,' beval de koning. 'We blijven hier een poosje. Verdomme, jullie daar aan de voet van de kegel, jullie blijven maar dringen. We stoppen hier, kan je dat niet in je botte kop krijgen?' 'We hebben heus goed vaart geminderd, Boedapest, maar het is die nieuwe stad, die grote; die vliegt door. Hij schijnt problemen te hebben of zo.' Gezien vanuit de monitor leek die diagnose juist. Het enorme bolvormige gevaarte had zich duidelijk zichtbaar van de meute afgescheiden en was de basis van de uitgerekte kegel nu ver vooruit. De bol schommelde heen en weer en werd steeds schimmig, alsof ze aan onverwachte en niet te bedwingen polarisaties ten prooi was gevallen. 'Roep hem nog eens op en vraag of we kunnen helpen. En de rest gaat in een parkeerbaan.' Amalfi snauwde: 'O'Brian: het is zover!' 'Tijd voor koerscorrectie, meneer.' 'Hoe weet ik wanneer die knuppel weer aangesloten is?' 'Hij is nu aangesloten, meneer,' zei de piloot. 'De Vroedschap schakelt uit zodra u hem aanraakt. U krijgt een zoemer die u waarschuwt, vijf seconden voor onze afremming aan het dal van zijn curve begint, en daarna krijgt u om de halve seconde een pieptoon tot aan het tweede inflectiepunt. Bij de laatste toon kunt u uw gang gaan, gedurende ongeveer tweeëneenhalve seconde. Daarna wordt de knuppel weer uitgeschakeld en neemt de Vroedschap de besturing over.' Klik 'Admiraal MacMillan, wat denkt u voor actie te nemen, of doet u helemaal niets?' Amalfi had meteen een hekel aan deze nieuwe stem op de Dirac. Hij klonk vlak en neuzelend, en was even verstoken van gevoel als een computerstem, als je een zekere verwaandheid en een vleugje angst niet meerekende. Amalfi was het er direct over eens met zichzelf dat deze spreker, als hij iemand ontmoette, altijd ergens anders heen zou kijken dan naar het gezicht van degene met wie hij sprak. De man die bij die stem hoorde zou onder geen beding op het oppervlak van de Aarde staan om naar de belegeraars uit te zien, of vastberaden doorgaan met zijn werk; nee, hoogstwaarschijnlijk zat hij op dit moment in een schuilkelder weggedoken. 'Voor het ogenblik geen,' zei de commandant van het Aardse politieleger. 'Ze hebben afgeremd en ze schijnen wel naar rede te willen luisteren. Ik heb kapitein-luitenant Eisenstein opdracht gegeven hun kamp onder bewaking te stellen en onregelmatigheden te rapporteren.' 'Admiraal, deze steden hebben de wet overtreden. Ze bevinden zich hier in strijd met onze afstandslimiet, en de omvang van hun samenscholing is eenvoudig onwettig. Beseft u dat wel?' 'Jazeker, meneer de President,' zei het hoofdkwartier eerbiedig. 'Als u wilt dat ik ze stuk voor stuk opbreng...' 'Nee, nee, nee, we kunnen een hele meute sterrenzwervers niet in de gevangenis gooien. Ik wil actie, admiraal. Deze mensen moeten een lesje hebben. Dat gaat niet aan, dat hele vloten van steden de Aarde zo maar kunnen naderen, dat schept een precedent. En het is een veeg teken voor de teloorgang van het interstellaire fatsoen. Tenzij wij terugkeren naar de deugden van onze voorvaderen, zullen overal op Aarde de lichten uitgaan en zullen onze ruimtewegen met onkruid overwoekerd raken.' 'Ja meneer,' zei de hoofdkwartier. 'Heel mooi zoals u dat uitdrukt, als ik het zeggen mag. Geheel tot uw orders, meneer de President.' 'Ja, mijn orders zijn dat je er iets aan moet doen. Dat kampement is een schandplek aan ons firmament. Ik stel je persoonlijk verantwoordelijk.' 'Ja meneer.' De admiraal klonk zeer ferm. 'Overste Eisenstein, zet operatie A in gang. Commando Tweeëntachtig: toestand rood, herhaal, toestand rood.' 'Commando Tweeëntachtig toestand rood ontvangen en begrepen.' 'Eisenstein aan hoofdkwartier.' 'Hier hoofdkwartier.' 'MacMillan, je ontvangt hierbij de band met mijn ontslagaanvraag. De instructies van de President houden geen operatie A in. Ik wens daar niet verantwoordelijk voor te zijn.' 'Volg de bevelen op, overste,' zei het hoofdkwartier minzaam. Ik zal uw ontslagaanvrage accepteren... zodra de manoeuvre voltooid is.' De steden hingen gespannen te wachten in hun parkeerbanen. Enkele seconden lang gebeurde er niets. Toen sprongen opeens peervormige bolle politieschepen uit het niets te voorschijn rondom de jungle. Bijna ogenblikkelijk gingen vier steden in ziedende gaswolken op. De Dinwiddiecamera's in de monitor draaiden haastig de intensiteit terug, totdat ze weer door de gloed heen konden kijken. De steden zweefden nog op hun plaats, lamgeslagen blijkbaar, net als Amalfi, want hij had nooit kunnen denken dat het met de Aarde zover zou kunnen komen. Alleen een zuiver afgestemde combinatie van schuldgevoel en bloeddorst had een zo moorddadige reactie teweeg kunnen brengen, maar kennelijk hadden de president en die MacMillan dat samen wel opgebracht... Klik. 'Vechten, verdomme!' bulderde de koning. 'Vecht dan, lamzakken dat jullie zijn. Ze willen ons uitroeien. Doe dan wat!' Weer ging een stad in gas op. De politie gebruikte Bethézengers; het Dinwiddiecircuit, dat zich laag had gedraaid om het felle schijnsel van de waterstofheliumexplosies te compenseren, ving de bleke richtstralen van de wapens niet meer op; het zou bepaald moeilijk worden de bevelen van de koning op te volgen. Maar de stad Boedapest suisde al voorwaarts door de neus van de kegel, met een boog op de Aarde af. Ze spuwde vuur naar de politieschepen en trof er nog eentje ook. De massa lichtend, vervloeiend metaal verscheen als een schimmig schijfje in Amalfi's helm en doofde toen uit. Een paar steden gingen de koning achterna, toen meer, en toen opeens een grote golf. Klik. 'MacMillan, houd ze tegen! Ik laat je fusilleren! Een invasie...' Nieuwe politievaartuigen schoten voortdurend te voorschijn. Een dunne nevel begon langzamerhand de plaats van het Okiekampement aan te geven, een planetaire nevel van gasmoleculen, stof, en condensatie van metaal en waterdamp. Daardoorheen speelden de Bethéstralen, nu vlak op het randje van de zichtbaarheid, maar ook de zon had zo z'n uitwerking, zodat de hele massa licht begon te weerkaatsen, als een zich verdichtende lichtgevende sluier die het tafereel verhulde, en waar de Dinwiddie-circuits weinig tegen konden uitrichten. Het hele schouwspel deed Amalfi denken aan NCG 1435 in Taurus, waarbij de ontploffende steden hun nova's in de plaats stelden voor de Pleiaden. Maar er ontstonden nu nova's waar geen steden aan te pas schenen te komen, nova's buiten de kegel van het kampement. De politievaartuigen, zo zag Amalfi in stomme verbazing, ontploften bijna even snel als ze opdoken. De krioelende ongebonden steden vochten terug, stelden zich te weer, dat zeker; maar hun inherente ongeschiktheid als gevechtsmachines betekende dat zij niet de voornaamste oorzaak konden zijn van de zware verliezen van de politie. Er was iets anders, iets ongehoords aan de hand... onder het politieleger deed een letterlijk moordende macht de ronde. 'Commando Tweeëntachtig, Operatie Asuba, en direct!' Een politiemonitor ontplofte met een onmogelijke geluidloze flits. De steden waren aan de winnende hand. Een politieslagschip kon normaal drie schepen tegelijk de baas, zonder zich in te spannen, en toen de pogrom begon, waren er tenminste vijf slagschepen geweest voor elke stad. De steden maakten geen enkele kans. En toch waren ze nu aan de winnende hand. Ze raasden voort, op weg naar de Aarde, ziedend van woede, en de politieschepen met hun moordende wapens spatten uiteen in de ruimte als weggeblazen distelpluis. En een eindje voor de woedende steden uit schommelde een enorme, schijnbaar onbestuurbare zilveren bol op de Aarde af. Amalfi kon nu de Aarde zelf zien, als een piepklein blauwgroen stipje. Hij probeerde maar niet te best te kijken, hoewel ze met een fantastische snelheid aanzwol tot een schijfje. Hij wilde haar niet zien. Zijn ogen waren al vochtig genoeg van sentimentele tranen bij het zien van de oude zon. Maar zijn blikken werden er telkens heengetrokken. Aan de pool zag hij even de glinstering van ijs... ...piep... Het geluid deed hem opschrikken. De zoemer was al gegaan, zonder dat hij het gehoord had. De stad zou binnen tweeëneenhalve seconde het zonnestelsel doorkruisen, of misschien al eerder, want hij had geen idee hoeveel pieptonen al aan zijn oor hadden geluid tijdens de hypnotische strijd met de blauwgroene planeet zonder dat hij gereageerd had. Hij raadde ernaar, met heel de kracht van zijn intuïtie, dat nu het ogenblik daar was... Klik.
'VOLK VAN AARDE. ONS DE STAD VAN RUIMTEN ROEPEN OP U..
Hij duwde de stuurknuppel van zich af en weer terug, in een vlakke lusbeweging van ongeveer drie millimeter. Ogenblikkelijk griste de Vroedschap hem de knuppel uit handen. De Aarde verdween, evenals de zon. Hern VI vermeerderde snel vaart, en haalde de gierende snelheid weer op waarmee ze over het oppervlak van de Melkweg had gescheerd, en waarvoor twee Okiesteden waren gestorven. '
...UW NATUURLIJKE MEESTERS TE GOEDVINDEN, DE MANS VAN STERREN DE, DIE DE UNIVERSUM DOORGRONDENDE, LANGLEVENDOORGRONDENDE ERFGENAMEN, DE MINDERWAARDIGE THUISBLIJVENDE DECADENTE AARDE VOLKS TE BOVEN, DE NIEUWE REGEERDERS VAN, STAAN TE GEWORDEN, ONS DRAAGT OP U SPOEDIG TE BEVOORREIDEN
De bombastische stem hield abrupt op. Het blauwe lichtplekje, Amalfi's laatste blik op zijn voorvaderlijke planeet, was al seconden eerder verdwenen. Heel Hern VI schokte en sidderde. Amalfi werd met een smak tegen de vloer van het balkon geworpen. De zware helm gleed scheef over zijn hoofd en schouders zodat hij het gevecht in de jungle niet meer kon zien. Maar het kon hem niet schelen. De klap, en het wegvallen van die merkwaardige stem, betekende het werkelijke einde van het gevecht in de jungle. Het betekende het einde van elke wezenlijke bedreiging die de Aarde boven het hoofd had gehangen. En het betekende het einde van de Okiesteden, niet alleen die in de jungle, maar de steden als klasse, inclusief die van Amalfi zelf. Want die klap, die door de rots van Hern VI tot in de klokkentoren van het stadhuis was doorgeschokt, betekende dat Amalfi in dat korte onderdeel van een ogenblik dat hij de besturing beheerste, zuiver en juist had gemikt. Ergens op het naar voren gewende halfrond van Hern VI, lag nu een reusachtige withete krater. Die krater en de sporen metaalzouten die in de gesmolten binnenwand oplosten omsloten het graf van de oudste van alle Okielegenden: het vliegende Wegaanse fort. Het zou nu voor eeuwig onmogelijk zijn na te gaan hoe lang de samenbalde, gedestilleerde en gezuiverde macht van de Wegaanse militairen, die slechts eenmaal feitelijk verslagen waren, door de Melkweg had gezworven, wachtend op deze eenmalige vrije doorgang om hun slag te slaan. Een antwoord op die vraag zou zeker nooit gevonden worden op de verloederde planeten van Wega; het fort was daar evenzeer een mythe geweest als elders in de Melkweg. Maar toch had het bestaan. Het had z'n kans afgewacht om de ondergang van Wega op Aarde te wreken; zeker niet in de hoop de blauwwitte glorie van Wega weer omhoog te stoten, boven andere sterren verheven, maar om die middelmatige planeet van die middelmatige zon te vernietigen die op zo onverklaarbare wijze over de majesteit van Wega had gezegevierd. Zelfs het fort had niet mogen hopen dat ze geheel alleen de Aarde zou overwinnen, maar in de verwarring van de Okiemars naar de Aarde, en in de verwachting dat de Aarde zou aarzelen haar eigen staatsburgers overhoop te schieten voor het te laat zou zijn, had ze een volmaakte zege voorzien. Ze was aan komen suizen uit haar lange legendarische ballingschap, voornamelijk als stad, en op de tweede plaats als legende vermomd, om haar laatste kans te wagen. Nabevingen, de zogenaamde T-golven, deden de klokkentoren zoetjes heen en weer schommelen. Amalfi klom overeind terwijl hij zich aan de borstwering vasthield. 'O'Brian, stoot af. De planeet gaat op eigen houtje verder. Zet de stad op de alternatieve koers.' 'Naar de Grote Magalhaese Wolk?' 'Precies. Zet door de beving losgetrilde zaken vast en geef dit door aan meneer Hazleton en meneer Carrel.' 'Ja meneer.' Het Wegaanse fort had het trouwens bijna gewonnen; het was alleen verslagen door de vlucht van een verloren en door verschoppelingen bestuurde kleine planeet. Maar de Aarde zou daar nooit meer dan een fractie van te weten komen; alleen dat gedeelte dat de doortocht inhield van Hern VI door het zonnestelsel. De rest van het bewijs lag nu te zieden en te versmelten in een afkoelende krater op het voorste halfrond van Hern VI, en Amalfi was van plan ervoor te zorgen dat Hern VI voor eeuwig voor de Aarde verloren zou gaan... Zoals van nu af aan de Aarde voor de Okies verloren zou zijn. Iedereen was er in het oude kantoor van de burgemeester: Dee, Hazleton, Carrel, dr. Schloss, brigadier Anderson, Jake, O'Brian, de technici, plus heel de stadsbevolking, door middel van een tweezijdig omroepsysteem dat door de hele stad liep; en ook de Vroedschap. Het was de eerste vergadering van dien aard sinds de laatste verkiezingen ; dat was geweest toen Hazleton was gekozen, maar er waren maar weinig van de aanwezigen die zich die gelegenheid nog goed herinnerden, behalve de Vroedschap, en daarvan kon juist niet verwacht worden dat ze die herinnering met vrucht met de gebeurtenissen van nu konden vergelijken; onderstromingen waren hun sterke punt niet. Amalfi nam het woord. Zijn stem was minzaam, achteloos, onpersoonlijk, hij richtte zich tot iedereen, tot de stad als organisme. Maar, het was Hazleton die hij recht aankeek. 'Om te beginnen,' zei hij, 'is het noodzakelijk dat iedereen inzicht heeft in wat ongeveer onze fysieke en astronomische omstandigheden zijn. Toen we een tijdje geleden afstootten van Hern VI, was die planeet al aardig op weg naar de Kleine Magalhaese Wolk die, voor diegenen onder jullie die uit het noordelijk deel van de Melkweg afkomstig zijn, een van de twee kleine satellietstelsels is die zich, langs de zuidelijke arm, van de Melkweg afbewegen. Hern VI is daar nog steeds naar onderweg, en als er niets onwaarschijnlijks mee gebeurt, zal ze recht door de wolk heen vliegen en in de diepten van de intergalactische ruimten verdwijnen. We hebben daar vrijwel alle apparatuur moeten achterlaten, die we uit die andere steden hadden gehaald in de jungle, omdat het niet anders kon. We hadden geen ruimte om zoveel materiaal aan boord te nemen, en we konden op Hern VI niet blijven omdat de Aarde de planeet vrijwel zeker zal achtervolgen, ofwel tot ze de Melkweg verlaat, ofwel tot ze ervan overtuigd zijn dat wij ons niet langer op die planeet bevinden.' 'Waarom meneer?' klonken verschillende stemmen uit de intercom, vrijwel tegelijk. 'Om een hele ceel van redenen. Toen wij met de planeet dwars door het zonnestelsel vlogen, en dwars door een groot aantal andere stelsels en dwars door interstellaire verkeersroutes, begingen we een zware overtreding van de Aardse wetten. Bovendien staan wij nu bij de Aarde te boek als de stad die een andere stad met opzet heeft aangevaren ; zij weten van de ware aard van deze "stad" niets af. Tussen twee haakjes: het is ook van belang dat ze daar nooit achterkomen, zelfs wanneer wij als gevolg daarvan de geschiedenisboekjes in zouden gaan als moordenaars.' Dee kwam opstandig overeind. 'John, ik snap niet dat wij de eer er niet voor zouden mogen hebben. Vooral omdat het nogal niet niks was, wat we voor de Aarde hebben gedaan.' 'Omdat de kous daar niet mee af is. In jouw ogen, Dee, zijn de Weganen een oud volk waar je pas drie eeuwen geleden van hoorde. Daarvoor, op Utopia, was je van de hoofdstroom van de galactische geschiedenis afgesneden. Maar een feit is dat Wega de Melkweg beheerste, lang voor de Aarde, en dat de Weganen altijd heel gevaarlijke snuiters zijn geweest om mee van doen te hebben, zoals ze net nog hebben bewezen. Dat fort bestond niet zomaar in een vacuüm. Het moest zo nu en dan de haven binnenlopen, net als wij. En als militair apparaat had het veel meer onderhoud en reparatie nodig dan het zelf kon verzorgen. Ergens in de Melkweg moet dus een kolonie van Wega bestaan, die nog gevaarlijk is. Die kolonie mag absoluut niet te weten komen wat er met haar voornaamste wapen is gebeurd. Ze moeten blijven geloven en wachten; ze moeten geloven dat het fort in zijn eerste poging niet is geslaagd, maar dat het op een dag terugkomt om het nog eens te proberen. Het mag niet weten dat het fort vernietigd is, anders zou het een tweede gaan bouwen. Het tweede zal slagen waar het eerste heeft gefaald. Het eerste slaagde er niet in, door de aard van de nomadenbeschaving waarvan de Aarde tot nog toe afhankelijk is geweest; het is verslagen door de Okies. Wij waren toevallig de stad die het heeft uitgevoerd, maar het was niet toevallig dat wij in de buurt waren. Maar voorlopig zullen de Okies geen bijzonder effectieve, of zelfs welkome, elementen zijn in de Melkweg als geheel. En de Melkweg, en Aarde in het bijzonder, zullen de komende tijd zo zwak zijn als een zuigeling vanwege de recessie. Als de Weganen zouden horen dat hun fort inderdaad geprobeerd heeft de Aarde een slag toe te brengen, en dat het daar op een haar na in geslaagd is, dan beginnen ze dezelfde dag nog aan een nieuw fort. En dan... Nee, Dee, ik ben bang dat we het geheim moeten houden.' Dee keek, nog een beetje opstandig, naar Hazleton of hij haar niet steunde, maar die schudde zijn hoofd. 'Onze eigen situatie is op het ogenblik niet goed en niet slecht,' vervolgde Amalfi. 'We hebben nog de snelheid van Hern VI. Dat is zoveel trager dan de snelheid die we hadden toen we op He vlogen, dat we vrij zullen kunnen manoeuvreren, zij het wat log, vooral omdat we zoveel minder massa hebben dan een planeet. We zullen daardoor in staat zijn aan te leggen bij elke planeet die zich bevindt binnen de kegel die we rondom onze baan kunnen beschrijven. Tenslotte is het zo, dat de Aarde voorlopig alleen de gegevens heeft van de koers van Hern VI; over de huidige koers van de stad weet ze nog niets. Daar tegenover staat dan het feit dat onze apparatuur oud is en op instorten staat, en dat ze ons nooit meer op eigen kracht ergens heen zal kunnen brengen. Wanneer we onze volgende haven aandoen, is dat voorgoed. We hebben geen geld om nieuwe machines te kopen; zonder nieuwe machines kunnen we geen geld verdienen. Het gaat er dus om dat wij onze volgende stopplaats met overleg kiezen. Daarom heb ik iedereen gevraagd aan deze bespreking deel te nemen.' Een van de technici zei: 'Chef, weet u zeker dat het er zo rot voorstaat? We kunnen toch wel wat repareren...' 'DE STAD OVERLEEFT DE VOLGENDE LANDING NIET,' zei de Vroedschap kort en bondig. De technicus slikte en hield zijn mond. 'Met onze huidige baan,' zei Amalfi, 'komen we na verloop van tijd in de grootste van de twee Magalhaese Wolken terecht. Met onze huidige snelheid wordt dat een tochtje van nog twintig jaar. Als we er inderdaad heen willen, zullen we er rekening mee moeten houden, dat die periode met nog eens zes jaar verlengd wordt, aangezien we met de snelheid waarmee we ons nu voortbewegen, elke mallemolen die we aan boord hebben de vernieling in zouden blazen als we op de normale manier zouden proberen af te remmen. Ik stel voor dat de Grote Magalhaese Wolk precies de plaats is waar we heen willen.' Tumult. In heel de stad daverde het van verbazing. Amalfi hief zijn hand op; de mensen die bij hem in de kamer stonden werden allengs wat rustiger, maar elders in de stad hield het rumoer nog lang aan. Het leek niet allerwegen het geluid van protest te zijn, eerder het nijdige gegons van grote groepen mensen die onderling met elkaar stonden te redeneren. Ik begrijp hoe jullie je voelen,' zei Amalfi, toen hij er verzekerd van was dat de meeste mensen hem weer konden verstaan. 'Het is nog een heel eind, en hoewel er een aantal kolonies wordt verondersteld te zijn, aan de dichtstbijzijnde rand van de Wolk, bestaat daar natuurlijk geen interstellaire handel en er zijn zeker geen handelsverbindingen met de hoofdmoot van de Melkweg. We zouden ons daar moeten vestigen, misschien zelfs de grond bebouwen; het zou betekenen dat we ons bestaan als Okie en als sterrenvaarder vaarwel moeten zeggen. Dat is heel wat om afstand van te doen, dat weet ik. Maar vergeten jullie allemaal niet dat er nu geen werk meer is, dat er nergens in de hoofdmoot van de Melkweg meer kans is op werk, al zouden we door een of ander wonder in staat zijn onze afgejakkerde oude stad weer op te lappen. We hebben geen keus. We moeten een eigen planeet vinden om ons te vestigen, een planeet die van onszelf zal zijn.' 'BEWIJS UW STELLING,' zei de Vroedschap. 'Dat zou ik juist gaan doen. Jullie weten allemaal wat er met de galactische economie is gebeurd. Die is volledig in elkaar gestort. Zolang de munteenheid vast was, in de belangrijkste handelscorridors, bestond er een beloning waarvoor we konden werken, maar dat is nu niet meer zo. Medicijn als betaalmiddel, zoals de Aarde dat nu heeft ingesteld, is voor de steden volslagen ondoenlijk, omdat die de medicijn als geneesmiddelen moeten gebruiken en niet als geld, om lang genoeg in leven te blijven om überhaupt zaken te kunnen doen. Nog helemaal afgezien van de mogelijkheid van een epidemie, en jullie zullen je, denk ik, nog wel herinneren wat we daar niet zo lang geleden van gezien hebben, staat het feit er dat we, letterlijk, leven van ons lange leven. Dat kunnen we dus niet nog eens uitgeven ook. En dat is nog maar het begin. Een op medicijnen gebaseerde standaard klapt natuurlijk in elkaar, en veel sneller en definitiever dan de germaniumstandaard. De Melkweg is groot. Er zullen monetaire stelsels bij tientallen worden uitgevonden voordat de economie weer op een stabielere basis staat. En voordat dat gebeurt, zullen er duizenden kleine plaatselijke muntstelsels in werking zijn getreden. Het interregnum duurt tenminste een eeuw...' 'TENMINSTE DRIE EEUWEN.' 'Goed, drie eeuwen dan. Ik was nog optimistisch. In elk geval is het wel duidelijk dat wij geen droog brood kunnen verdienen in een economie die niet enigszins stabiel is; en we kunnen ons evenmin veroorloven om die periode maar even uit te zingen tot de Melkweg weer om ons staat te gillen. Vooral omdat we niet weten of die uiteindelijke stabilisatie nog een hoekje voor Okies zal hebben. Eerlijk gezegd geloof ik dat de Okies geen schijn van kans maken. De Aarde zal ze zeker hard aanpakken na die zogenaamde mars, al heb ik die met man en macht aan zitten stoken, omdat ik er vrij zeker van was dat we de Weganen met die mars mee zouden kunnen krijgen. Maar als er geen mars was geweest, zouden de Okies zonder meer door de recessie overbodig zijn geworden. De geschiedenis van de economische depressie laat zien, dat op een periode van economische chaos zonder mankeren een periode van extreem geleide economie volgt, waarin alle variabelen, alle factoren die maar gedeeltelijk in de hand te houden zijn, als goederenspeculatie, onbeperkt krediet, een vrije markt en een vrije loonpolitiek, uitgebannen worden. Onze stad is vrijwel het toppunt van concurrentie op de arbeidsmarkt. Zelfs als we het interregnum overleven, en dat kunnen we niet, zullen we in de nieuwe economie een anachronisme vormen. We zullen vrijwel zeker gedwongen worden ons neer te zetten op een planeet, die door de regering is uitgezocht. Mijn voorstel is alleen dat we zelf onze landingsplaats kiezen, voordat de regering zover is; dat we een plek uitzoeken die honderden parsecs verder ligt dan de uiterste grens van het gebied dat de regering zal denken te kunnen opeisen; een plek die bovendien gestaag, en met een aardige snelheid, bezig is zich te verwijderen van de zetel van die regering en van het gebied dat ze aan zich zal willen trekken, en als we die plek vinden dan graven we ons daar in. Er is een nieuw imperialisme in opkomst, waar wij altijd gewoon waren vrij te zijn; om vrij te blijven zullen we ver buiten alle verwachte grenzen moeten gaan en ons eigen imperium stichten. Maar we moeten één ding goed onder ogen zien. Het is met de Okies gedaan.' Niemand zei iets. Verbijsterde gezichten keken elkaar aan. Toen zei de Vroedschap kalm:
'STELLING BEWEZEN, WE MAKEN NU EEN ANALYSE VAN HET UITGEKOZEN GEBIED. OVER VIER TOT VIJF WEKEN ZULLEN WIJ EEN VERSLAG GEREED HEBBEN UIT DE DAARVOOR INGEZETTE SECTIE.'
Nog bleef de stilte hangen in het grote vertrek. De Okies speelden met het denkbeeld, proefden het welhaast. Nooit meer zwerven. Een eigen thuisplaneet. Een stad tot rust gekomen, en een zon die opging en onderging volgens een vast schema; seizoenen, een rust die ontdaan was van het eeuwig wentelen van de zwaartekrachtvelden. Geen angst, geen strijd, geen nederlaag, geen achtervolgingen; zichzelf bedruipen, en de sterren voor eeuwig als puntjes licht. Een aardgebonden iemand, die met een dergelijke omwenteling in zijn leefgewoonten werd geconfronteerd, zou het ogenblikkelijk dodelijk beangst afwijzen. De Okies waren echter aan verandering gewend, verandering was de enige vaste factor in hun leven. Dat gaat feitelijk ook op voor iemand die aan een wereld gebonden is, maar die wordt er nooit met zijn neus op gedrukt. Toch, als ze daarbij niet praktisch onsterfelijk waren geweest, als ze geweest waren als de mensen van vroeger, van voor de ruimtevaart, vastgeprikt als insecten op een uitstalbord, met een levensduur van minder dan een eeuw, dan zou Amalfi niet gerust zijn geweest op de afloop. Een kort leven leidt tot ongedurigheid; ergens, ergens moest er in de weinige jaren die komen, een eldorado te vinden zijn voor de eendagsvlinder. Maar de overwinning van de ouderdom had die Faustiaanse wanhoop vrijwel uitgeschakeld. Na een eeuw of drie, vier, werden de mensen moe van het zoeken naar het onnoemelijke; ze leerden, ze begonnen de toekomst niet te zien als een tijd van vrede en rijkdom, maar eenvoudig als het gebied van 'dingen die nog niet gebeurd zijn.' Ze raakten geïnteresseerd in het zich ontplooiende heden en koesterden tegenover de toekomst nog slechts een onverschillige aanvaarding van de eventuele rampen die komen zouden. Ze brandden hun leven niet meer op, op zoek naar catastrofes onder het mom van zekerheid. Kortom, ze werden een beetje realistischer en meer dan een beetje vermoeid. Amalfi wachtte af, kalm en vol vertrouwen. De minst belangrijke tegenwerpingen, zo wist hij, zouden het eerst naar voren worden gebracht. Hij was er niet erg op gebrand daar antwoord op te geven, en de stilte had nu al zoveel langer geduurd dan hij had verwacht, dat hij zich begon af te vragen of zijn redenering tegen het einde misschien wat te abstract was geworden. In dat geval was een naïefpraktische noot op dit ogenblik aan de orde... Ik denk dat deze oplossing bijna iedereen zal bevredigen,' zei hij monter. 'Hazleton heeft gevraagd van zijn functie te worden ontheven en dat gebeurt op deze wijze dan wel uiterst effectief. We raken buiten de jurisdictie van de politie. Carrel kan nu bedrijfsleider worden als hij die positie nog wil hebben, maar dan wel bedrijfsleider van een gestrande stad, hetgeen mij weer bevredigt, omdat ik geen vertrouwen heb in Carrel als piloot. Het...' 'Chef, mag ik even onderbreken?' 'Ga je gang Mark.' 'Het is allemaal goed en wel wat je zegt, maar het is me veel te extreem. Ik zie nog geen reden om zo'n end weg te gaan. Ik geef toe dat de Grote Magalhaese Wolk op een heel andere koers ligt dan die van Hern VI; ik geef toe dat het lekker ver weg ligt, en ik geef toe dat het, zelfs als de politie ons zou komen zoeken, veel te groot en te dunbevolkt en te onoverzichtelijk voor ze zal zijn, zodat ze geen schijn van kans hebben ons te vinden. Maar kunnen we dat zelfde niet bereiken zonder de Melkweg te verlaten? Waarom moeten we ons vestigen in een wolk die bezig is zich met kolossale snelheid van de Melkweg te verwijderen...' 'VIJFHONDERDVIJFTIG KOMMA VIER KILOMETER PER SECONDE.' 'houd je kop. Goed, dat is dan niet zo heel snel. Maar alles bij elkaar is die wolk nog een Gods eind weg, als je me de exacte afstand gaat opgeven sla ik je transistors in elkaar, denk erom, en als we ooit weer naar de Melkweg terugwillen, zullen we weer op een vliegende planeet moeten gaan.' 'Goed,' zei Amalfi. 'Wat is dan jouw alternatief?' 'Waarom verschuilen we ons niet in een grote bolvormige sterrenhoop in onze eigen Melkweg? Niet zo'n miezerig kluitje als de Acolieten, maar een van die grotere, zoals de sterrenhoop in Hercules. D'r moet er toch minstens één in de kegel van onze huidige baan liggen; misschien zelfs een sterrenhoop met Cepheïden waar je met geen mogelijkheid met een mallemolen kunt navigeren, tenzij je de plaatselijke ruimtevervormingen kent. Daar kunnen de smertssen ons net zo moeilijk achterhalen, en dan zitten we toch nog in ons eigen melkwegstelsel wanneer de zaken er wat beter voor beginnen te staan.' Amalfi trachtte niet eens het punt te weerleggen. Logischerwijs had het Carrel moeten zijn, de man die zich het gezag over een vliegende stad zag ontgaan, die met die tegenwerping kwam. Het feit dat Hazleton, die toch ontslag heette te hebben genomen, degene was die er het eerste mee kwam aandragen, was voor Amalfi voldoende. 'Het kan me niks schelen of de zaken er beter voor gaan staan of niet,' zei Dee onverwachts. Ik vind het best een leuk idee om een eigen planeet te hebben, en ik wil zo ver als ik maar kan bij die smertssen uit de buurt. Als die planeet echt van ons is, maakt het dan nog wat uit dat er over een eeuw of twee, drie, weer Okiesteden mogelijk zijn? Dan hoeven we toch geen Okies meer te zijn?' 'Dat zeg je nou,' zei Hazleton, 'omdat je pas een eeuw of twee, drie komt kijken, en omdat jij het nog gewend bent om op een planeet te wonen. De anderen hier zijn een stukje ouder; de anderen houden nu eenmaal van zwerven. Ik heb het echt niet over mezelf, Dee, dat weet je. Ik zal blij zijn als ik van deze puinhoop af ben. Maar dit hele voorstel riekt een beetje. Amalfi, weet je heel zeker dat je ons niet onder dwang aan de grond zet, alleen om een bestuurswisseling te voorkomen? Dat lukt toch niet, hoor.' Amalfi zei: 'Natuurlijk weet ik dat wel. Ik dien mijn ontslagaanvrage in, net als jij, zodra we aan de grond staan. Op dit moment ben ik nog functionaris van deze stad, en doe ik het werk dat mij is opgedragen.' 'Nee, dat bedoelde ik niet. Laat maar. Ik ben nog steeds benieuwd waarom we daarvoor helemaal naar de Grote Magalhaese Wolk moeten.' 'Omdat die van ons wordt,' zei Carrel opeens. Hazleton draaide zich zichtbaar verbaasd naar hem om, maar Carrel was in vervoering en zag de oudere man niet eens. 'Niet alleen een planeet van onszelf, welke we maar willen hebben, maar een heel melkwegstelsel. De Magalhaese Wolken zijn melkwegstelsels in het klein. Dat weet ik heel goed, want ik ben een zuiderling; ik ben opgegroeid op een planeet waar de Magalhaese Wolken door de nachthemel voeren als een wervelwind van vonken. De Grote Magalhaese Wolk heeft zelfs een zwaartepunt waar hij om draait; ik kon het van mijn thuisplaneet niet zien, omdat we te dichtbij waren, maar vanaf de Aarde gezien heeft de wolk een duidelijke spiraal van Milne. En allebei de wolken zijn bezig weg te trekken, om onafhankelijk te worden van de grote Melkweg. Verrek, Mark, dat wordt geen kwestie van één planeet! Dat is nog niks. We kunnen niet meer vliegen met de stad, nee, maar we kunnen ruimteschepen bouwen. We kunnen koloniseren. We kunnen de economie naar onze eigen inzichten inrichten. Onze eigen Melkweg! Wat wil je nog meer?' 'Het is me te makkelijk,' zei Mark koppig. 'Ik ben gewend te knokken voor wat ik wil hebben. Ik ben gewend te knokken voor de stad, ik wil m'n kop gebruiken, niet mijn spieren; en die ruimteschepen van jou, en die hele kolonisatie, die zullen toch vooraf moeten worden gegaan door een hele hoop doodeenvoudig werk als ploegen en wieden. Dat is de kern van mijn bezwaren tegen jouw plan, Amalfi. Het is doodzonde. We leggen ons vast op een situatie waar het grootste deel van wat we moeten doen buiten ons ervaringsgebied valt.' 'Ben ik niet met je eens,' zei Amalfi bedaard. 'Er zijn al kolonies in de Grote Magalhaese Wolk. Die zijn niet opgezet door ruimteschepen. Die zijn gesticht door steden. Geen enkel ander voertuig zou in die tijd zo'n oversteek hebben kunnen maken.' 'Ja, en?' 'Dat wil zeggen dat er weinig kans op is dat we ons kalmpjes kunnen installeren en de schoffels te voorschijn kunnen halen. We zuilen ervoor moeten knokken om een deel van de wolk te bemachtigen. Het wordt de moeilijkste strijd die we ooit zullen meemaken, want we zullen er Okies moeten bevechten, Okies die waarschijnlijk een groot deel van hun erfdeel en hun geschiedenis vergeten zijn, maar het blijven Okies; Okies die veel eerder dan wij op dat idee zijn gekomen en die hun gebruiksrecht dus zullen verdedigen.' 'Daar hebben ze ook het recht toe. Waarom zouden we daar gaan stropen als een grote sterrenhoop in de Melkweg net zo goed is? Of bijna net zo goed?' 'Omdat het zelf stropers zijn, en erger nog. Waarom zou een stad in vroeger tijd helemaal naar de Grote Magalhaese Wolk gaan, toen de steden nog geziene burgers van de Melkweg waren. Waarom hebben zij zich niet in de grote sterrenhopen gevestigd? Denk toch na, Mark! Het waren bindlestiffs. Steden die wel naar de Magalhaese Wolken moesten omdat ze misdaden hadden begaan, waardoor elke ster in de Melkweg hun vijand was geworden. Je zou zelf een van die steden kunnen benoemen, en één stad die jij ook kent zal zich beslist daarginds ophouden: de Interstellaire Koopmeesters. En niet alleen omdat Thor v zich haar nog steeds herinnert, maar omdat ieder denkend wezen in de Melkweg dorst naar het bloed van al wat daar aan boord is. Waar zou die stad anders heen hebben gekund dan naar de Grote Magalhaese Wolk, al moest ze vijftig jaar hongerlijden om er te komen?' Hazleton begon met zijn ene hand zijn andere te kneden, langzaam maar met kracht. Zijn knokkels werden bleek en dan weer rood, terwijl de vingers grepen. 'God van de sterren,' zei hij. Zijn lippen verstrakten. 'De Dolle Honden. Ja, die zijn zeker hier. Dat is een club die ik graag eens ontmoeten zou.' 'Denk eraan dat je ook grote kans hebt van niet, Mark. Die wolk is groot.' 'Natuurlijk, en d'r zijn misschien wel andere bindlestiffs ook. Maar als de Dolle Honden hier zitten, dan wil ik tegen ze aan. Ik weet nog dat ik op Thorv voor één van dat soort ben aangezien; die vuile rotsmaak wil ik uit mijn mond krijgen. Die andere lui tel ik niet mee; als zij weg zijn is de Grote Magalhaese Wolk van ons, en zo zie ik het.' 'Een Melkweg,' fluisterde Dee bijna onhoorbaar. 'Een melkwegstelsel met een thuisbasis, een basis die van ons is.' 'Een Okiemelkweg,' zei Carrel. De stilte sneeuwde uit over de stad. Het was nu geen polemische stilte, het was een stilte waarin ieder voor en in zichzelf stond te denken. 'HEBBEN DE HEREN HAZLETON EN CARREL NOG Iets AAN HUN VERKIEZINGSPROGRAMMA TOE TE VOEGEN?' blaatte de Vroedschap, en hun mechanische stem dronk knerpend door in elk hoekje en gaatje van de voortrazende stad. Zoals Amalfi wel had verwacht, had de uitgebreide discussie van belangrijke politieke punten de Vroedschap ervan overtuigd dat het ging om de verkiezing van de burgemeester, en niet om een nieuwe bedrijfsleider,
'ZONIET, EN INDIEN ER GEEN NIEUWE KANDIDATEN VERSCHIJNEN, ZIJN WIJ GEREED DE STEMMING TE WEGEN.'
Een lang verbijsterd ogenblik stond iedereen dom om zich heen te kijken. Toen besefte Hazleton welke vergissing de Vroedschap bezig was te maken en hij begon te grinniken. 'Niets aan toe te voegen,' zei hij. Carrel zei niets; hij grijnsde, en stond met emmertjes te genieten. Tien seconden later werd John Amalfi, Okie, gekozen tot burgemeester van een pasgeboren melkwegstelsel.
Acht: IKM
De stad bleef nog even zweven, en zette zich toen in het vroege morgenduister neer op het wijde land dat de Proctors van deze planeet hen als standplaats hadden aangewezen. Op dit uur raakte het begin van de nevelige diamantvelden van de Kleine Magalhaese Wolk net de westelijke horizon; de wolk zelf nam bijna 350 van de hemel in beslag. De wolk zou om 05.12 ondergaan; om 06.00 uur kwam de rand van de oude Melkweg op, maar in de zomer waren de zonnen altijd eerder. Hetgeen Amalfi allemaal uitstekend uitkwam. Het feit dat de eerste maanden geen aanzienlijke brokken van de oude Melkweg aan de nachtelijke hemel te zien zouden zijn, was een van de redenen dat hij deze planeet had uitgekozen om zich te vestigen. De situatie waarmee de stervende stad en haar burgers nu werden geconfronteerd, gaf al problemen genoeg zonder dat dat nog eens door onlesbaar heimwee extra werd gecompliceerd. De stad raakte de grond en het resterende gezoem van de mallemolens hield op. Van beneden klonk een snel luider wordend, en minder regelmatig, gegons van menselijke activiteit, en het gerinkel en gebolder van zware apparatuur die op gang wordt gebracht. Het geologisch team verloor zoals gewoonlijk weer geen seconde. Amalfi had echter nog geen zin om direct naar beneden te gaan. Hij bleef nog even op het balkon van het stadhuis staan en keek naar de dichtbezaaide nachtlucht. De sterdichtheid van de wolk was erg hoog, zelfs buiten de sterrencondensaties; vaak waren de afstanden tussen de sterren een kwestie van lichtmaanden in plaats van lichtjaren. Zelfs als het onmogelijk zou blijken om de stad zelf weer in beweging te zetten, hetgeen onvermijdelijk leek, gezien het feit dat de mallemolen op de Zestigste Straat zojuist de machine van de Drieëntwintigste Straat naar de afvalhoop was gevolgd, moest het toch mogelijk zijn om hier interstellaire handel op gang te brengen, per schip. De overblijvende aandrijfeenheden van de stad konden eruit worden gesloopt en opnieuw worden geïnstalleerd, één mallemolen per schip, waarmee ze de kern konden vormen van een heel respectabele vloot. Het leek wel niet op hun tochten tussen de uiteenliggende en uiteenlopende beschavingen van de Melkweg, maar het was een soort van handel, en van handeldrijven leefden de Okies. Hij keek omlaag. Het schitterende sterrenlicht liet hem zien dat het kale land zich tot aan de horizon in het westen uitstrekte; in het oosten kwam er na ongeveer een kilometer een eind aan, en maakte het plaats voor land dat in regelmatige kleine partjes was verdeeld. Of elk van die akkertjes een aparte boerderij vertegenwoordigde kon hij zo niet zien, maar hij had zo zijn vermoedens. De taal die de Proctors hadden gebezigd, toen ze de stad toestemming gaven om te landen, had duidelijke feodale trekjes vertoond. Terwijl hij stond te kijken had het zwarte skelet van een hoge kraan zich snel opgericht, op het land tussen de stad en de oostelijke reep braakliggend land. Het geologisch team had z'n boortoren al staan. De foon aan de rand van het balkon zoemde en Amalfi pakte hem op. 'Chef, we beginnen zo te boren,' zei de stem van Hazleton. 'Kom je beneden?' 'Ja. Wat zeggen de peilingen?' 'Nog niet veel bijzonders, maar we weten het zo. Het ziet er wel uit als een goeie plaats voor olie, moet ik zeggen.' 'We hebben het wel eens meer mis gehad,' bromde Amalfi. 'Begin maar, ik kom eraan.' Hij had nog maar net de foon opgehangen, toen het vibrerend gebrul van een molaire boor de stille zomernacht schond en als een rampspoed weerkaatste langs de huizen van de stad. Het was vrijwel zeker voor het eerst dat een planeet in de Magalhaese Wolken het weerstreven had gehoord van in elkaar stortende moleculen, hoewel de techniek in de Melkweg al een eeuw uit de mode was. Amalfi werd door nu die, dan gene opgehouden met allerlei vragen, tot op het veld toe, zodat de ochtend al aanbrak toen hij arriveerde. Het proefgat was geboord en de boor werd net weer omhoog gehesen; de ploeg had een tweede boortoren opgericht, op het topje waarvan Hazleton naar hem stond te zwaaien. Amalfi wuifde terug en ging omhoog met de lift. Boven stond een krachtige warme wind die Hazletons haren onder de koptelefoon helemaal in de war had gedraaid. Bij Amalfi maakte het natuurlijk niet zoveel uit, maar na de jaren van ordentelijke luchtverversing in de stad, had die wind een onpeilbare invloed op zijn emoties. 'Heb je al wat, Mark?' 'Je bent net op tijd. Daar komt hij.' De eerste boortoren schokte op toen de lange kern uit de aarde omhoog sprong en met een klap tegen de steunbalken terecht kwam. Er volgde geen fontein van zwart vocht. Amalfi leunde over de borstwering en keek hoe de proefboorders aan de lijnen van de patroon sjorden en hem zachtjes op de grond lieten zakken. De windas ratelde en hield met een snik stil, de motor hijgde na. 'Lauw,' zei Hazleton vol afschuw. Ik wist wel dat we die ellendige Proctors niet hadden moeten vertrouwen.' 'Maar er zit hier ergens olie onder,' zei Amalfi. 'En we zullen het eruit krijgen ook. Ga mee naar beneden.' Beneden had de eerste geoloog de patroon in tweeën gespleten en was nu bezig de boring van boven naar beneden af te lezen met een massastift. Hij wierp Amalfi een snelle hagedissenblik toe toen de gedrongen schaduw van de burgemeester over het tafeltje viel. 'D'r zit geen oliebel onder,' zei hij laconiek. Amalfi dacht na. Nu de stad definitief van de oude Melkweg was afgesneden, was werk waarmee geld te verdienen viel niet meer zo van belang; wat het allereerst nodig was, was olie, zodat de stad te eten had. Werk waarvoor flink betaald werd in de plaatselijke munteenheid moest wachten tot later. Op dit ogenblik zou de stad moeten werken om olieconcessies te verdienen. Bij het eerste contact had dat vrij makkelijk geleken. De bewoners van de planeet waren nooit in staat geweest het grootste en meest voor de hand liggende oliedepot aan te boren, dus er moest olie te over zijn voor de stad. In ruil daarvoor kon de stad voldoende niet hoogwaardige molybdeen en wolfraam naar boven brengen, als nevenproduct bij de boringen, om aan de voorwaarden van de Proctors te voldoen. Maar als er geen olie was om te kraken en voedsel uit te vervaardigen... 'Boor nog twee proefgaten,' zei Amalfi. 'Je hebt in elk geval daar beneden een oliehoudende laag zitten. Inspuiten met benzine in geleivorm, onder hoge druk, om een spleet te forceren, en dan een grindmantel nr. elf om de kier open te houden. Als er inderdaad geen oliebel zit dan koken we de olie er wel uit.' 'Niks dan beloftes,' mompelde Hazleton. 'En nooit komt er wat van.' Amalfi draaide zich met een ruk om naar zijn bedrijfsleider, terwijl hij voelde hoe het bloed in zijn dikke nek omhoogschoot. 'Dacht je dat we op een andere manier aan eten konden komen?' gromde hij. 'Deze planeet wordt van nu af aan ons onderkomen. Wou je liever het land gaan bewerken, net als de inheemse bevolking? Ik dacht dat je dat idee wel had opgegeven, na de overval op Gort.' 'Dat bedoelde ik helemaal niet,' zei Hazleton zacht. Zijn in de ruimte door en door gebruinde gezicht kon niet bleek worden, maar werd toch een beetje blauw onder het strakke verweerde brons. 'Ik weet net zo goed als jij dat we hier voorgoed vast zitten. Ik vond het alleen zo gek, nu we ons voorgoed op een planeet gaan vestigen, dat het precies zo begint als andere karweitjes.' 'Neem me niet kwalijk,' zij Amalfi die alweer was bijgetrokken. Ik moet niet zo nerveus zijn. Nou ja, we weten nog niet hoe goed of slecht we het getroffen hebben. De inheemsen hebben hun planeet nooit verder ontgonnen dan een paar toevallige vindplaatsen die vlak aan de oppervlakte liggen, en ze raffineren hier hun delfstoffen door ze in een kookpot te gooien. Als we dat voedselprobleem onder controle kunnen krijgen, dan maken we nog een leuke kans om deze hele wolk in een mooi lopend handelsfirmaatje om te zetten.' Hij draaide abrupt de boortorens de rug toe en liep langzaam weg, niet in de richting van de stad. Ik heb zin in een wandeling,' zei hij. 'Ga je mee, Mark?' 'Een wandeling?' vroeg Mark verbaasd. 'O, nou ja, goed chef.' Een tijdje sjokten ze zwijgend voort over het veld. Het was niet erg begaanbaar; de bodem was kleiig met diepe goten, en vooral in het vroege morgenlicht was dat verraderlijk. Er scheen maar weinig te groeien: hier en daar wat uitgemergelde struikjes, een pol taaie stengels, een soort netels, en een paar kruipplanten die op grof gras leken. 'Ziet er volgens mij niet uit als goed bouwland,' zei Hazleton. 'Niet dat ik er veel vanaf weet.' 'Verderop ligt betere grond,' zei Amalfi, 'zoals je uit de stad kon zien. Maar wat deze woestenij betreft ben ik het met je eens. Het is verschroeide aarde. Ik wou pas geloven dat het stralingsvrij was, toen ik het met eigen ogen op onze instrumenten zag.' 'Oorlog?' 'Lang geleden misschien, ja. Maar ik denk dat de erosie de voornaamste schade heeft aangericht. Het land heeft te lang braak gelegen; de teelaarde is helemaal verdwenen. Gek, als je ziet hoe intensief de rest van de planeet bebouwd schijnt te worden.' Ze gleden omlaag in een diepe geul en klauterden er aan de andere kant weer uit. 'Chef, leg me eens iets uit,' zei Hazleton. 'Waarom hebben we deze planeet uitgezocht, zelfs toen we wisten dat er al mensen zaten? We zijn een paar andere gepasseerd die net zo goed waren. Moeten we de plaatselijke bevolking eruit werken, soms? Daar zijn we nou niet zo best op berekend, laat staan dat het wettig of eerlijk zou zijn.' 'Dacht je dat er Aardse politie te vinden was in de Grote Magalhaese Wolk, Mark?' 'Nee,' zei Hazleton. 'Maar er zijn Okies en als ik wilde dat er recht werd gedaan dan liep ik naar de Okies en niet naar de politie. Maar wat is het antwoord, Amalfi?' 'We zullen misschien enige druk te bestemder plaatse moeten uitoefenen,' zei Amalfi terwijl hij zijn ogen dichtkneep. De dubbele zonnen schenen hen recht in het gezicht. 'Het gaat er maar om dat je weet waar, Mark. Je hebt gehoord wat de buitenplaneten ons over deze wereld vertelden toen we ze onderweg opriepen.' 'Ze kunnen hem niet luchten of zien,' zei Hazleton, die behoedzaam een klit van zijn enkel plukte. Ik denk zo, dat de Proctors vroegere ontdekkingstochten niet erg vriendelijk hebben ontvangen. Maar evengoed...' Amalfi klom over de top van de berm en stak zijn ene hand achteruit. De bedrijfsleider hield bijna automatisch zijn mond en klauterde naar hem toe. Het bouwland begon enkele meters verderop. En tweetwee wezens stonden daar naar hen te staren. De ene was duidelijk een man, een naakte man, bruin als chocola met samengekoekt blauwzwart haar. Hij stond bij de ploegstaart van een simpele ploeg, die uit de botten van een of ander groot beest leek te zijn vervaardigd. De voor die hij zojuist getrokken had lag achter hem, naast de andere, en aan de overkant van het akkertje stond een lage hut. De man stond met zijn handen boven zijn ogen over de nog niet helverlichte woestenij te staren, naar de Okiestad kennelijk. Zijn schouders waren enorm breed en gespierd, maar ook als hij rechtop stond, zoals nu, waren ze gebogen. De gestalte die naast hem in de stijve leren riemen hing, die de ploeg voorttrokken, was ook een mens, een vrouw. Haar hoofd hing tussen haar armen omlaag, en haar haar, even zwart als dat van de man, maar iets langer, hing voorover en bedekte haar gezicht. Toen Hazleton zo abrupt stil bleef staan liet de man zijn hoofd zakken tot hij hen recht aankeek. Zijn ogen waren blauw en onverwacht doordringend. 'Bent u mensen uit de stad?' vroeg hij. Hazleton bewoog zijn lippen. De horige kon niets verstaan, want Hazleton sprak in zijn keelmicrofoon en zijn woorden waren alleen verstaanbaar via de ontvanger die in Amalfi's rechterslaapbeen was ingebouwd. 'Engels, bij de god van de sterren! De Proctors spreken Interlingua. Wat is dit nou, chef? Is de wolk zó lang geleden al gekoloniseerd?' Amalfi schudde zijn hoofd. 'Wij zijn van de stad,' zei de burgemeester hardop in dezelfde taal. 'Hoe heet je, jongeman?' 'Karst, heer.' 'Noem me geen "heer", ik ben geen Proctor van je. Is dit jouw land?' 'Nee heer. Verontschuldig, ik weet geen ander woord.' Ik heet Amalfi.' 'Dit is het land van de Proctors, Amalfi. Ik werk op dit land. Bent u van de Aarde?' Amalfi wierp Hazleton een zijdelingse blik toe. Het gezicht van de bedrijfsleider bleef uitdrukkingloos. 'Ja,' zei Amalfi. 'Hoe wist je dat?' 'Door het wonder,' zei Karst. 'Het is een groot wonder om een stad op te bouwen in één nacht. Van IKM duurde het negen maal mannen maal handen maal duimen maal zonnen, zeggen de zingers. Om een tweede stad in één nacht te laten verrijzen op de Leeglanden, dat gaat woorden te boven.' Hij liep bij de ploeg vandaan, met pijnlijke aarzelende stappen, alsof zijn dikke spieren hem pijn deden. De vrouw hief haar hoofd op in het tuig en streek het haar uit haar gezicht. De ogen die de Okies aanblikten stonden dof, maar toch blonken er fosforiserende kringels van paniek in. Ze stak haar hand uit en greep Karst bij zijn elleboog. 'Dat... is niet,' zei ze. Hij schudde zich los. 'U hebt een stad in één nacht gebouwd,' herhaalde hij. 'U spreekt de Engelstaal als wij op feestdagen. U spreekt met één als ik, met woorden, niet met de zweep met de knoopjes erin. U hebt mooi kleren met stukken van kleur van fijngeweven stof.' Het was ongetwijfeld de langste toespraak die hij ooit had gehouden in zijn leven. De klei op zijn voorhoofd begon er van door te lopen. 'Je hebt gelijk,' zei Amalfi. 'We zijn van de Aarde, al zijn we erg lang geleden daar vertrokken. Maar ik zal je nog iets vertellen, Karst. Jij komt ook van de Aarde.' 'Niet waar,' zei Karst terwijl hij een stap achteruit deed. Ik ben hier geboren met al mijn volk. Wij beweren niet Aards bloed...' 'Dat begrijp ik,' zei Amalfi. 'Je bent op deze planeet geboren. Maar je bent een Aardling. En ik zal je nog iets vertellen. Ik geloof niet dat de Proctors Aardlingen zijn. Ik geloof dat ze het recht om zich Aardlingen te noemen, lang geleden verspeeld hebben, op een andere planeet die Thor v heette.' Karst veegde zijn vereelte hand af aan zijn dij. Ik wil begrijpen,' zei hij. 'Vertel me.' 'Karst!' zei de vrouw smekend. 'Het is niets. Wonders gaan voorbij. We zijn laat met planten.' 'Vertel me,' zei Karst koppig. 'Heel ons leven ploegen we de akker, en op de feestdagen vertellen ze ons van de Aarde. Nu is hier een wonder, een stad gebouwd door de handen van Aardlingen, en er zijn Aardlingen in die met ons praten...' Hij zweeg. Hij scheen iets in zijn keel te hebben gekregen. 'Ga verder,' zei Amalfi zacht. 'Vertel me. Nu Aarde een stad heeft gezet op de Leeglanden, kunnen de Proctors niet meer kennis voor zichzelf houden. Zelfs als u gaat zullen we leren van uw lege stad, voor ze verteerd wordt door weer en wind. Heer Amalfi, als wij Aardlingen zijn, leer ons dan als Aardlingen geleren.' 'Karst,' zei de vrouw. 'Dat is niet voor ons. Het is toverij van de Proctors. Alle toverij is van de Proctors. Ze willen van ons afnemen ons kinder. Ze willen ons laten doodgaan op de Leeglanden. Verleiden ons.' De horige draaide zich om. Er was iets onnavolgbaar teders in de beweging van zijn afgestompte, gespierde lijf, met zijn gebarsten vel. 'Je hoeft niet te gaan,' zei hij in een onduidelijk Interlinguadialect, dat kennelijk zijn gebruikelijke spreektaal was. 'Ga door met het ploegen, als het jou belieft. Maar dit is niet van de Proctors. Ze zouden zich niet zo verlagen om slaven als wij te verzoeken. We hebben de wet gehouden, onze tienden betaald, onze feestdagen in acht genomen. Dit is van de Aarde.' De vrouw balde haar eeltige knuisten samen onder haar kin en huiverde. 'Het is verboden over Aarde te spreken buiten de feestdagen. Maar ik zal het ploegen afmaken. Anders gaan de kinderen dood.' 'Kom dan,' zei Amalfi. 'Er is erg veel te leren.' Tot zijn grote consternatie viel de horige daarop op zijn knieën. Een seconde later, toen Amalfi zich nog afvroeg wat hij daarmee moest, stond Karst alweer overeind en kwam over de rand van het Leegland in hun richting geklauterd. Hazleton stak hem zijn hand toe en werd bijna als een plat steentje door de lucht gekeild toen Karst hem aanpakte; de horige was zo sterk en massief als een heimachine en stond even stevig op zijn steenharde voeten. 'Karst, kom je voor de avond terug?' Karst antwoordde niet. Amalfi ging voorop in de richting van de stad. Hazleton wilde de berm aflopen, achter hen aan, maar iets deed hem nog eens omkijken naar het schriele akkertje. Het hoofd van de vrouw was weer voorover gevallen, de wind speelde met het warrig gordijn van haar haar. Ze hing zwaar voorover in het tuig, en langzaam en pijnlijk begon de ploeg weer een voor te trekken in de stenige bodem. Nu was er natuurlijk niemand om hem te sturen. 'Chef,' zei Hazleton in zijn keelmicrofoon. 'Luister je, of heb je het te druk met voor Messias te spelen?' Ik luister.' Ik geloof niet dat ik deze mensen hun planeet wil afpakken. Nee, ik weet het wel zeker: ik verdom het.' Amalfi gaf geen antwoord. Hij wist maar al te goed dat er geen antwoord op bestond. De Okiestad zou nooit meer opstijgen. Deze planeet was hun thuis. Ze konden nergens anders heen. De stem van de vrouw, die zachtjes in zichzelf zong onder het ploegen, stierf achter hem weg. Haar lied reeg zich eentonig aaneen, over ongeziene en hongerende kinderen, een wiegeliedje. Hazleton en Amalfi waren uit de lucht komen vallen om haar van alles te beroven, behalve de stenige akker waarop nooit meer geoogst zou worden. De stad was oud, anders dan de mensen die haar bemanden, en die alleen erg lang geleefd hadden, wat heel iets anders is. En als bij alle bejaarde denkers lagen haar oude zonden dicht onder het oppervlak, steeds klaar om opgehaald te worden bij de geringste aanleiding, uit nostalgie of zelfbeschuldiging. Het was dezer dagen moeilijk iets uit de Vroedschap te krijgen zonder meteen een zedenpreek aan te moeten horen, op de meest moraliserende toon die maar mogelijk was, van machines wier hoogste moraal het behoud van de stad was. Amalfi wist dus heel goed wat hij aanhaalde toen hij de Vroedschap vroeg om een overzicht van hun strafboekje. Nou, hij kreeg het, niet zo zuinig ook! De Vroedschap lepelde alles op, tot en met het ogenblik, nu zeshonderd jaar geleden, dat ze ontdekt hadden dat niemand de oude ondergrondse gangen van de stad meer stofvrij had gehouden, sinds de tijd van bedrijfsleider deFord. Dat was voor het eerst dat de jongere Okies ervan hoorden dat de stad ooit een ondergrondse had bezeten. Maar Amalfi zette door, hoewel zijn rechteroor pijn begon te doen van de drukkende oorschelpen. Uit de stortvloed van pietluttige klachten en weemoedige overdenkingen van gemiste kansen, kwamen toch bepaalde zaken duidelijk en dringend naar voren. Amalfi zuchtte. Het zag er naar uit dat de Aardse politie zich zijn stad uiteindelijk maar om twee redenen herinneren zou. Ten eerste, omdat de stad een lange straflijst had en daarvoor nog ter verantwoording moest worden geroepen, en ten tweede omdat de stad in de richting van de Grote Magalhaese Wolk was verdwenen, net als een oudere en zwarter aangeschreven stad, eeuwen geleden, de stad die de slachting op Thor V had begaan, de stad wier herinnering nog stonk in de neusgaten van de wetsdienaren en van de overlevende Okies. Amalfi schakelde de Vroedschap midden in hun nostalgie uit en nam de oorschelp van zijn beurse oor. De regelpanelen van de stad lagen voor hem; de meeste waren nog in gebruik, maar één heel belangrijk gedeelte was dood, de instrumenten waarmee eens de stad van ster tot ster was gevlogen. De stad zat aan de grond; ze had nu geen keus meer, ze moest deze arme planeet aanvaarden en dan voor zich winnen. Als de politie het toeliet. De Magalhaese Wolken bewogen zich natuurlijk gestaag en met toenemende snelheid bij de oude Melkweg vandaan. Het zou wel even duren voor de wetsdienaars het besluit hadden genomen die enorme lange vlucht te ondernemen om één schamele Okiestad te achtervolgen. Maar uiteindelijk zouden ze dat besluit wel nemen. Hoe meer het melkwegstelsel werd schoongeveegd, en er bestond nu geen twijfel meer aan, dat de politie de meerderheid van de ruimtevarende steden ontbonden had, des te groter zou de drang zijn om de laatste overgeblevenen ook op te sporen. Amalfi had helemaal geen vertrouwen in de kansen van een sterrenwolk om de menselijke technologie voor te blijven. Tegen de tijd dat de politie er aan toe was van de grote lens over te steken naar de Grote Magalhaese Wolk, zou ze ook over de technieken beschikken die dat mogelijk maakten, technieken die een stuk minder onbehouwen waren dan die van Amalfi's stad. Als de wetsdienaars de Grote Magalhaese Wolk wensten te achtervolgen dan vonden ze wel een manier om hem te vangen. Als... Amalfi zette de oorschelp weer op. 'Een vraag,' zei hij. 'Zal de behoefte om ons te pakken te krijgen dringend genoeg zijn om op tijd de benodigde technieken op te leveren?' De Vroedschap bromde, even afgeleid van het eeuwig herkauwen van het verleden. Tenslotte zei ze: 'JA, BURGEMEESTER AMALFI. VERGEET NIET DAT WE NIET ALLEEN ZIJN IN DEZE WOLK. DENK AAN THOR V.' Daar had je het weer, die oude kreet, die Okies gehaat had gemaakt op planeten die nog nooit een Okiestad hadden gezien, en er geen hoefden te verwachten. Er was maar een heel kleine kans dat de stad die zo'n grote gruweldaad had verricht inderdaad naar de Wolk had weten te ontsnappen; het was allemaal al zo lang geleden. Maar zelfs de kleinste kans zou, als de Vroedschap het bij het rechte eind had, de politie hierheen brengen om Amalfi's stad te vernietigen, als boetedoening voor die nog immer brandende misdaad. Denk aan Thor V. Geen stad zou veilig zijn zolang die verkrachte en vermoorde wereld niet vergeten was. Zelfs hier in de ongerepte satellieten van de oude Melkweg niet. 'Chef, neem me niet kwalijk, we wisten niet dat je bezig was. Maar we hebben een werkschema opgesteld, dus zo gauw je even tijd hebt om te kijken...' 'Het kan nu meteen, Mark,' zei Amalfi terwijl hij zich omdraaide bij de panelen. 'Hallo Dee. Hoe vind je je planeet?' Het meisje glimlachte. 'Prachtig,' zei ze alleen. 'Voor het grootste deel wel,' beaamde Hazleton. 'Die woestenij hier is lelijk, maar de rest van het land ziet er uitstekend uitveel beter dan je zou denken, gezien de manier waarop het wordt bebouwd. Die kleine akkertjes die ze er hier van maken, die halen niet uit de grond wat erin zit, en zelfs ik ken betere landbouwmethoden dan die horigen hier.' 'Verbaast me niets,' zei Amalfi. 'Mijn theorie is, dat de Proctors hun macht voor een deel kunnen handhaven omdat ze verhinderen dat kennis van landbouw, boven een zeer rudimentair niveau, wordt uitgedragen. Dat is tevens de meest rudimentaire vorm van politiek, zoals ik je niet hoef te vertellen.' 'Wat politiek betreft,' zei Hazleton op vlakke toon, 'zijn wij het niet eens. Maar terwijl dat rechtgetrokken wordt moet de stad draaiende worden gehouden.' 'Prima,' zei Amalfi. 'Wat staat er op de rol?' Ik heb een stuk grond vlak buiten de stad laten omspitten en bemesten, om een proefakker van te maken, en we hebben al uitgebreid bodemmonsters getest. Dat is natuurlijk maar een doekje voor het bloeden. We zullen uiteindelijk toch moeten uitbreiden, en wel naar het betere land toe. Ik heb een concept opgesteld voor een huurcontract tussen de Proctors en de stad, waarbij het eigendom geografisch roteert zodat de horigen zomin mogelijk zullen hoeven te verhuizen, maar waarbij tegelijk een heel scala van seizoenoogsten voor ons mogelijk wordt; in essentie is het het oude contract voor beperkte kolonisatie, maar dan zwaar inspelend op de vooroordelen van de Proctors. Ik twijfel er niet aan of ze zullen het tekenen. En dan...' 'Ze zullen het zeker niet tekenen,' zei Amalfi. 'Ze mogen het niet eens onder ogen krijgen. Verder wil ik dat je alles in die proeftuin op het veld eruit laat trekken!' Hazleton sloeg in pure ergernis zijn hand voor zijn hoofd. 'Goeie god, chef,' zei hij, 'vertel me nou niet dat we nog niet aan het eind zijn van de verwikkelingen; intriges, intriges en nog eens intriges! Ik ben d'r misselijk van, laat ik je dat vertellen. Is duizend jaar intrigeren niet genoeg? Ik dacht dat we naar deze planeet waren gegaan om er te wonen!' 'Dat is ook zo. Dat komt nog. Maar zoals je me zelf gisteren onder ogen bracht, zijn er op het ogenblik andere mensen van wie deze planeet is, mensen die we er niet op wettige wijze af kunnen schoppen. Zoals de zaken op het ogenblik staan, mogen we ze op geen enkele manier laten blijken dat we van plan zijn ons hier te vestigen; ze verdenken ons daar al sterk van en ze zitten constant op de loer of ze ons daar niet op kunnen betrappen.' 'O nee,' zei Dee. Ze deed een snelle stap naar voren en legde haar hand op Amalfi's schouder. 'John, je had ons beloofd, na de Mars, dat we hier ons thuis zouden bouwen. Niet per se op deze planeet maar toch ergens in de wolk. Je had het beloofd, John.' De burgemeester keek schuins omhoog. Het was voor haar noch Hazleton een geheim, dat hij van haar hield; en allebei kenden ze de wrede Okiewet, en de spijkerharde trouw aan de stad, die Amalfi gedwongen zou hebben zich aan die wet te houden, ook als die niet had bestaan. Tot de crisis in de jungle Amalfi gedwongen had Hazleton het bestaan van zijn liefde te onthullen, hadden de jongelui er, over een periode van drie eeuwen, nauwelijks zelfs een vermoeden van gehad. Maar voor Dee waren de Okienormen nog relatief nieuw, en bovendien was ze een vrouw. De wetenschap dat ze bemind werd had haar niet lang bevredigd. Ze was al begonnen die kennis uit te buiten. Ze was bepaald ook niet oud genoeg om te beseffen dat de crisis al voorbij was, en alleen een zekere genegenheid had achtergelaten waar zij noch Amalfi iets mee kon doen. Ze kon niet weten dat degene die haar in Amalfi's denkwereld vervangen had, Karst was; dat Amalfi nu van de lippen van de horige de onschuldige en o zo roerende vragen vernam, die Dee eens had gesteld; dat Amalfi beseft had dat zijn duizendjarige volwassenheid hem had voorbereid op het beantwoorden van niet één, maar duizend vragen. Als iemand het idee had geopperd dat Amalfi pas nu volledig tot rijping kwam, zou ze het niet hebben begrepen; waarschijnlijk zou ze erom hebben gelachen. Amalfi had zelf geglimlacht toen het besef bij hem doorbrak. 'Natuurlijk heb ik het beloofd,' zei hij. Ik doe nu al duizend jaar lang wat ik beloofd heb en dat is nu niet anders. Deze planeet wordt ons thuis, als jullie me maar een klein beetje willen helpen om haar voor ons te winnen. Het is de beste van de planeten die we op weg hierheen zijn gepasseerd, om een groot aantal redenen, inclusief een aantal dat pas kenbaar zal worden wanneer de wintersterren zichtbaar worden, en nog een paar die pas over een eeuw of zo aan de dag zullen treden. Maar er is één ding dat ik per se niet voor jullie doen kan, en dat is jullie de planeet op staande voet overhandigen.' 'Goed dan,' zei Dee, en ze glimlachte. Ik vertrouw je, John, dat weet je. Maar het is moeilijk om geduld te hebben.' 'O ja?' vroeg Amalfi, niet eens verbaasd. 'Nu ik erover nadenk, ik kan me herinneren dat ik hetzelfde dacht, toen op He. Achteraf gezien lijkt het niet zo'n probleem.' 'Chef, je moest ons dan maar een paar alternatieven opgeven,' onderbrak Hazleton hen koeltjes. 'Met uitzondering van jouzelf staan de mensen hier stuk voor stuk te popelen om over het oppervlak van deze wereld uit te zwermen zodra het startschot valt. Je hebt ons redenen te over gegeven om te denken dat het zo zou gaan. Als nu blijkt dat we moeten wachten, zul je heel wat lege handen aan het werk moeten zetten.' 'Je moet over de hele linie uitgaan van de normale procedure onder arbeidscontract. We exploiteren de planeet niet verder dan we anders zouden doen wanneer we ergens staan op een contract. Dat wil zeggen: geen moestuintjes, of enige andere vorm van plaatselijke teelt; de olietanks worden aangevuld, we kweken een nieuwe kruising van chlorella met plaatselijke rassen om hem sterker te maken, we vullen ons watertekort aan, enzovoort. De laatste keer dat ik ernaar vroeg, schenen we nog het ras Tx 71105 van de chlorella pyrenoidosa te gebruiken; dat lijkt me te zeer een alge voor hoge temperaturen, voor een planeet met een winterseizoen zoals deze.' 'Dat lukt toch niet,' zei Hazleton. 'Misschien strooi je de Proctors daarmee zand in de ogen, maar onze eigen mensen niet. Wat wou je bij voorbeeld doen met de grensbewaking? De hele ploeg van brigadier Anderson weet donders goed dat enteren, of de stad verdedigen, of andere militaire taken er voor hen niet meer bij zijn. Negen van de tien staan te trappelen om hun bokkentuig af te gooien en een boerderijtje te beginnen. Wat moet ik tegen die lui zeggen?' 'Stuur ze naar die proefakker van je, op het veld,' zei Amalfi, 'als bewakingsploeg. En draag ze op alles uit te trekken wat er groeit.' Hazleton wilde naar de liftschacht lopen en stak al zijn hand uit naar Dee. Toen bedacht hij zich, typerend voor hem, en draaide zich weer om. 'Maar waarom dan, chef?' vroeg hij klagend. 'Waarom denk je dat de Proctors ons ervan verdenken dat we willen blijven zitten en land in bezit proberen te nemen? En wat zouden ze er dan nog tegen kunnen doen?' 'De Proctors hebben om een standaardarbeidscontract gevraagd,' zei Amalfi. 'Ze wisten wat het was, ze zorgden dat ze het kregen, en ze staan erop dat het tot de letter wordt uitgevoerd, inclusief de clausule dat de stad, op de datum dat het contract afloopt, van de planeet af moet zijn. Zoals je weet is dat onmogelijk, we kunnen de planeet helemaal niet verlaten. Maar we zullen moeten doen alsof, tot het allerlaatste moment.' Hazleton keek halsstarrig. Dee pakte geruststellend zijn hand, maar het scheen niet tot hem door te dringen. 'En wat de Proctors daar zelf aan kunnen doen,' zei Amalfi terwijl hij de oorschelp weer opnam, 'dat weet ik niet. Ik probeer daar nu achter te komen. Maar één ding weet ik zeker; de Proctors hebben de politie al geroepen.' In het grijze nevellicht van het klaslokaal, een neutraal licht dat als een mantel over de ruimte leek te zijn heen geworpen in plaats van haar te verlichten, drongen zelfs in de bewuste, en niet onvoorbereide, geest van de bezoeker stemmen en beelden binnen, die door de geheugencellen van de Vroedschap werden uitgestort. Amalfi voelde de druk, vlak onder het oppervlak van zijn gedachten; het was een beetje onplezierig, gedeeltelijk omdat hij al wist wat ze probeerden over te brengen, zodat de verdubbelde indrukken de neiging hadden naar voren te dringen in zijn onmiddellijke aandacht, en bijna even levendig als de werkelijke ervaring. Hij zwaaide geïrriteerd met zijn hand voor zijn ogen en zocht naar een oppasser, die hij vlak naast zich vond staan; hij vroeg zich af hoe lang de man daar al stond of liever, hoe lang hij zelf in leertrance had staan dromen. 'Waar is Karst?' vroeg hij bruusk. 'De eerste horige die we hier brachten? Ik heb hem nodig.' 'Ja meneer. Hij zit voorin het lokaal.' De oppasser die in zich de functie van klassenbewaker en verpleger verenigde, draaide zich even om naar een klikspaan in de wand, die openklapte en een hoge metalen beker op hem toe deed zweven. De oppasser nam de beker aan en liep ermee de kamer in, tussen de ligbanken door die overal in het rond stonden. Meestal waren die niet zo druk bezet, aangezien het minder dan 500 uur kostte om het gemiddelde kind tot aan de tensorenrekening te onderwijzen, hetgeen het maximum was wat door passieve inprenting bijgebracht kon worden. Nu was echter elke divan bezet, en maar een paar door kinderen. Een van de net niet hoorbare, elkaar kruisende stemmen fluisterde: 'Sommige steden die bindlestiffs werden, beoefenden niet de gebruikelijke politiek van ruimteschuimerij en planetaire overvallen, maar vestigden zich op verafgelegen werelden en voerden daar een tiranniek bewind. De meeste werden omvergeworpen door de Aardse politie, want de steden waren als gevechtsapparaat niet efficiënt. Degenen die de eerste aanval weerstonden werden soms, om diverse uiteenlopende politieke redenen, aan de macht gelaten, maar dergelijke werelden werden onveranderlijk van handelsbetrekkingen uitgesloten. Een aantal van deze toevallig ontstane rijkjes leeft mogelijk nog voort in de marge van het Aardse machtsbereik. De beruchtste van deze imperialistische uitwassen was de verwoesting van Thor v, het werk van een van de vroegste Okiesteden, een zwaar gemilitariseerde stad die zich al de bijnaam van De Dolle Honden verworven had. Deze bijnaam, die bij Okies zowel als planetaire bevolkingen in gebruik was, verwees natuurlijk voornamelijk...' 'Daar is hij,' zei de oppasser op zachte toon. Amalfi keek op Karst neer. De horige had al een aanzienlijke verandering ondergaan. Hij was niet langer een verwrongen en afgejakkerde karikatuur van een mens, bruin als chocola door weer en wind en ingekoekt vuil, en zo verdierlijkt dat medelijden haast niet toereikend scheen. Hij leek nu meer op een foetus, zoals hij daar ineengerold op de rustbank lag; onschuldig, nog kneedbaar, door geen belangrijke ervaring getekend. Zijn verleden, en veel kon dat nooit geweest zijn, want hoewel hij had gezegd dat zijn huidige vrouw Eedit zijn vijfde was, was hij zeker niet ouder dan twintig, was zo volstrekt eentonig en onverbiddelijk geweest dat hij het, nu hij de kans kreeg, in een keer van zich af had laten glijden, even makkelijk als een kledingstuk. Hij was, zo besefte Amalfi, in essentie veel meer kind dan Okiepeuters ooit konden zijn. De oppasser tikte Karst op zijn schouder en de horige bewoog zich gespannen; ging toen, ineens klaarwakker, overeind zitten terwijl zijn indringende blauwe ogen Amalfi vragend aankeken. De oppasser gaf hem de beker van geanodiseerd aluminium, waarop nu koude druppeltjes parelden, en Karst nam een slok. De prikkelende vloeistof deed hem niezen, heel snel en zonder dat hij er erg in scheen te hebben, als een kat. 'Hoe gaat het met het leren, Karst?' vroeg Amalfi. 'Het is erg zwaar,' zei de horige. Hij nam nog een slok uit de beker. 'Maar als het eenmaal begrepen is brengt het alles in een keer tot bloei. Heer Amalfi, de Proctors beweerden altijd dat IKM op een wolk uit de hemel kwam gevallen. Gisteren geloofde ik dat alleen. Vandaag denk ik het te begrijpen.' 'Dat geloof ik ook,' zei Amalfi. 'En je bent de enige niet. We hebben nu tientallen horigen in de stad, die allemaal bezig zijn te leren, kijk maar om je heen, dan zie je ze. En ze leren meer dan simpele natuurkunde en culturele morfologie. Ze leren er over vrijheden, te beginnen met de eerste: de vrijheid om te haten.' 'Die les ken ik al,' zei Karst met een diepe ijselijke kalmte. 'Maar u hebt me ergens voor wakker gemaakt.' 'Inderdaad,' zei de burgemeester grimmig. 'We hebben een bezoeker die jij wel voor ons zult kunnen identificeren; het is een Proctor. En hij wil iets van ons waar volgens Hazleton en mij een luchtje aan zit, maar we weten niet waar. Als je ons daar een handje bij zou kunnen helpen?' 'U moet hem eigenlijk nog even laten uitrusten, burgemeester,' zei de oppasser afkeurend. 'Het is een aanzienlijke schok om zo uit een hypnopedische trance te worden gehaald; hij heeft minstens een uur nodig om bij te komen.' Amalfi keek de oppasser ongelovig aan. Hij wilde al zeggen dat Karst noch de stad dat uur konden missen, toen hem inviel dat dat veel te veel woorden zou kosten terwijl eentje genoeg was. 'Verdwijn,' zei hij. De oppasser deed zijn best. Karst keek aandachtig naar het spionscherm. De man op het scherm stond met zijn rug naar hen toe te kijken in de grote, driedimensionale projectietank in het kantoor van de bedrijfsleider. De indirecte verlichting zette zijn geschoren en geoliede schedel in zachte gloed. Amalfi keek over Karsts linkerschouder mee, zijn tanden ferm in een verse sigaar zettend. 'Verrek, die man is net zo kaal als ik,' zei de burgemeester. 'En hij kan toch nauwelijks lang uit zijn puberteit zijn, aan zijn schedelvorm te oordelen; hij is op z'n hoogst vijfenveertig. Herken je hem, Karst?' 'Nog niet,' zei Karst. 'Alle Proctors scheren hun hoofd. Als hij zich nu omdraaide. Aha, ja, dat is Heidon. Ik heb hem zelf maar een keer gezien, maar je herkent hem dadelijk. Hij is jong voor een Proctor. Hij is de Stormvogel van de Grote Negen, sommigen denken dat hij een vriend van de horigen is. Hij is tenminste minder snel met zijn zweep dan anderen.' 'Wat zou hij hier willen?' 'Misschien vertelt hij ons dat nog.' Karst hield zijn blikken strak op het beeld van de Proctor gevestigd. 'Ik zit een beetje met uw verzoek in,' klonk de stem van Hazleton soepel uit de luidspreker boven het scherm. De bedrijfsleider was niet te zien, maar zijn gezichtsuitdrukking leek de klank van zijn stem onmiskenbaar te moduleren: een tijger die zich verschool achter poezengespin en een poeslieve glimlach. 'We vinden het natuurlijk altijd prettig te vernemen dat wij een klant extra diensten kunnen verlenen. Maar we hadden nooit gedacht dat er antizwaartekrachtapparatuur bestond in IKM.' 'U moet niet denken dat ik achterlijk ben, meneer Hazleton,' zei Heidon. 'U en ik weten allebei dat IKM vroeger een zwerfstad was, net als uw stad. We weten ook dat uw stad, als alle Okiesteden, graag een eigen planeet zou bezitten. Zoveel intelligentie wilt u me toch wel toedenken, niet?' 'Theoretisch wil ik dat wel even aannemen,' antwoordde Hazleton. 'Laat ik u dan zeggen dat het heel duidelijk is dat u probeert tot opstand aan te zetten. U hebt erop toegezien dat u binnen de bepalingen van het contract bleef, omdat u het eenvoudig niet durft te overtreden, net zomin als wij; de Aardse politie beschermt ons in zoverre nog wel tegen elkaar. We hebben uw burgemeester Amalfi meegedeeld dat het voor horigen verboden is met uw mensen te spreken, maar helaas is het alleen de horigen verboden, en niet uw onderdanen. Als wij de horigen niet uit uw stad kunnen houden, bent u niet verplicht om het in onze plaats te doen.' 'Dat had ik u anders nog willen zeggen,' zei Hazleton. 'Precies. Ik zal hier nog aan toevoegen, dat wanneer die revolutie losbarst u die ongetwijfeld zult winnen. Ik weet niet wat voor soort wapens u onze horigen in handen kunt geven, maar ik neem aan dat ze beter zijn dan wat wij bijeen kunnen brengen. Wij hebben uw technologische kennis niet. Mijn collegae zijn het niet met me eens, maar ik ben realist.' 'Een interessante theorie,' zei Hazleton. Er viel een korte stilte. In die stilte klonk een zacht trommelend geluid. Hazleton, dacht Amalfi, die met zijn vingers op het tafelblad speelde, als een uiting van geamuseerd ongeduld. Het gezicht van Heidon bleef onverstoorbaar. 'De Proctors menen dat ze hun eigendom wel zullen kunnen behouden,' zei Heidon ten slotte. 'Als u hier blijft nadat uw contract afgelopen is, zullen ze u de oorlog verklaren. Daar zullen ze dan toe gerechtigd zijn, maar helaas is de Aardse gerechtigheid een heel eind hier vandaan. U zult het dus winnen. Het is er mij aan gelegen te zorgen dat we een uitweg hebben.' 'Met behulp van de mallemolens.' 'Precies.' Heidon stond toe dat een stenen glimlach de hoeken van zijn mond beroerde. Ik zal eerlijk met u zijn, meneer Hazleton. Als het op oorlog uitdraait, zal ik even hard vechten als de andere Proctors om onze wereld te behouden. Ik ben alleen naar u toegekomen omdat u de mallemolens van IKM kunt herstellen. U hoeft niet te verwachten dat ik daarover op enigerlei schaal verraad zal plegen.' Hazleton hing, naar het scheen, de verstokte domkop uit. Ik zie niet in waarom we ook maar dat voor u zouden doen,' zei hij. 'Kijkt u eens hier. De Proctors zullen vechten, omdat ze ervan overtuigd zijn dat ze dat behoren te doen. Het wordt waarschijnlijk een hopeloze strijd, maar uw stad zal toch wel enige schade lijden. Het ziet er zelfs naar uit, dat ze onherstelbaar verminkt zal worden, tenzij u een onvoorstelbare hoeveelheid geluk hebt. Welnu, geen van de Proctors weet, buiten mijzelf en één andere persoon, dat de mallemolens van IKM nog intact zijn. Dat wil zeggen, dat ze nooit zullen trachten om met stad en al te ontkomen; ze zullen eerder proberen u plat te bombarderen. Maar als de machines eenmaal hersteld zijn, en een ingewijde hand de knoppen bedient...' Ik snap het,' zei Hazleton. 'U bent van plan IKM op te laten vliegen, zolang u nog met een redelijk intacte stad kunt vertrekken. In ruil daarvoor biedt u ons de planeet aan, plus de kans dat onze schade tot een minimum wordt beperkt. Hmmm. Dat is toch interessant. Als ik eens naar die mallemolens ging kijken, dan kan ik zien of ze nog in een zodanige staat zijn dat ze functioneren. Het is al heel wat jaartjes geleden, ongetwijfeld, en apparatuur die niet bijgehouden wordt wil nog wel eens vast gaan zitten. Als ze nog kunnen functioneren op een of andere manier, dan praten we verder. Goed?' 'Dat zal wel moeten,' mopperde Heidon. Amalfi zag in de blik van de Proctor een kille glimp van voldoening, die hij ogenblikkelijk herkende, aangezien hij zelf vaak genoeg achter zo'n blik gezeten had, zij het dat hij het nooit zo slecht had verhuld. 'En?' vroeg de burgemeester. 'Waar zou hij op uit zijn?' 'Moeilijkheden,' zei Karst langzaam. 'Het zou erg dwaas zijn hem een voordeel te geven of te verkopen. De redenen die hij geeft zijn zijn ware redenen niet.' 'Natuurlijk niet,' zei Amalfi. 'Van wie wel? O, hallo Mark. Wat vond je van onze vriend?' Hazleton stapte uit de liftschacht en veerde even na op de veerkrachtige betonnen vloer van de stuurhut. 'Hij is stom,' zei de bedrijfsleider, 'maar hij is gevaarlijk. Hij weet dat er iets is wat hij niet weet, en hij weet dat wij niet weten wat zijn bedoeling is, en bovendien speelt hij op eigen terrein. Dat is een combinatie waar ik niet dol op ben.' 'Nee, ik houd er ook niet van,' zei Amalfi. 'Als de vijand informatie cadeau gaat geven moet je uitkijken! Geloof je echt dat de meerderheid van de Proctors niet weet dat IKM mallemolens bezit die nog kunnen werken?' Ik ben overtuigd van niet,' opperde Karst aarzelend. De twee mannen draaiden zich om. 'De Proctors geloven niet eens dat u de planeet komt kapen. Tenminste, ze geloven niet dat het uw bedoeling is, en ik weet zeker dat het ze nog niks kan schelen ook.' 'Waarom niet?' vroeg Hazleton. 'Mij zou het wel kunnen schelen.' 'Maar u hebt nooit een paar miljoen lijfeigenen bezeten,' zei Karst zonder enige rancune. 'U laat de horigen voor u werken en u betaalt ze loon. Dat is op zich al een ramp voor de Proctors. En ze kunnen het niet tegenhouden. Ze weten dat het geld dat u betaalt wettig is, dat de Aarde erachter staat. Ze kunnen ons niet beletten om het te verdienen. Als ze dat deden zouden ze ogenblikkelijk opstand uitlokken.' Amalfi keek Hazleton even aan. Het geld dat de stad betaalde was de Oc-dollar. Het was hier wettig betaalmiddel, maar in de Melkweg waren het vodjes papier. Er stond niets dan germanium tegenover. Zouden de Proctors echt zo naïef zijn? Of was IKM gewoon te oud om de ogenblikkelijke Diraczenders te bezitten, die hen de economische ineenstorting van het thuisstelsel hadden kunnen melden? 'En de mallemolens?' vroeg Amalfi. 'Wie van de Grote Negen kan daar vanaf weten?' 'Asro om te beginnen,' zei Karst. 'Hij is de voorzitter en de godsdienstfanaat van de groep. Ze zeggen dat hij nog dagelijks alle dertig yoga's van de Semantische Rigor verricht, en zich trouw aan elke sport van de Abstractieladder optrekt, elke dag. De profeet Maalvin heeft de mens voor eeuwig het vliegen verboden, zodat er weinig kans op is dat Asor goed zou vinden dat IKM op dit moment weer de lucht in ging.' 'Hij heeft er vast zijn reden voor,' zei Hazleton nadenkend. 'Godsdiensten hangen vrijwel nooit zomaar in het luchtledige. Ze beïnvloeden de samenleving waarvan ze de weerspiegeling zijn. Waarschijnlijk is hij in de grond van de zaak bang voor de mallemolens. Met een dergelijk wapen heb je maar een paar honderd mensen nodig en je hebt een revolutie en dat is meer dan genoeg om een feodale toestand zoals hier omver te werpen, IKM durfde haar mallemolens gewoon niet operationeel te houden.' 'Ga eens door, Karst,' zei Amalfi terwijl hij ongeduldig zijn hand tegen Hazleton opstak. 'En de andere Proctors?' 'Dan is er Bemajdi, maar die telt eigenlijk niet mee,' zei Karst. 'Even denken. U moet niet vergeten dat ik de meeste nooit gezien heb. De enige die er naar mijn idee nog toe doet, is Larre. Dat is een oude man met een hangbuik en een grimmig gezicht. Hij staat meestal aan Heidons kant, maar hij gaat zelden helemaal met Heidon mee. Hij maakt zich minder zorgen om al dat geld dat de horigen verdienen dan de rest. Hij zal wel een manier bedenken om het ons weer af te pakken, misschien roept hij een nieuwe feestdag uit, ter ere van het bezoek van de Aardlingen aan onze planeet. Het garen van de tienden is zijn werk.' 'Zou hij Heidon toestaan de mallemolens van IKM op te knappen?' 'Nee, waarschijnlijk niet,' zei Karst. 'Ik geloof dat Heidon de waarheid vertelde, toen hij zei dat hij het in het geheim zou moeten doen.' 'Ik weet het niet,' zei Amalfi. 'Het staat me niets aan. Zo op het oog lijkt het, of de Proctors ons van de planeet zullen proberen te jagen zodra ons contract afloopt, om dan al het geld dat we aan de horigen hebben uitbetaald weer in te pikken. Maar als je dieper kijkt is dat waanzin. Zodra de politie achter de identiteit van IKM komt en dat duurt niet langgooien ze allebei de steden in puin, met het grootste plezier van de wereld.' Karst zei: Is dat omdat IKM de Okiestad was die dat op Thor V heeft gedaan?' Amalfi merkte plotseling dat het hem moeite kostte zijn adamsappel op zijn plaats te houden. 'Laat dat rusten, Karst,' gromde hij. 'Het heeft geen zin dat verhaal hier te importeren. We hadden het uit je lesbanden moeten halen.' Ik weet het nu,' zei Karst rustig. 'En ik ben niet verbaasd. De Proctors veranderen niet.' 'Vergeet het toch. Vergeet het, begrepen? Vergeet het allemaal. Karst, kun je weer een nachtje een domme horige worden?' 'Moet ik terug naar m'n land?' vroeg Karst. 'Het zou wel moeilijk zijn. Mijn vrouw heeft natuurlijk een nieuwe man...' 'Nee, niet terug naar je land. Ik wil met Heidon mee om naar de mallemolens te kijken, zodra hij zegt dat het kan. Ik moet een nogal zware uitrusting meenemen en daar heb ik hulp bij nodig. Wil je mee?' Hazleton trok zijn wenkbrauwen op. 'Daar houd je Heidon niet mee voor de gek.' Ik denk best van wel. Hij weet natuurlijk wel dat we een paar horigen wat hebben bijgebracht, maar dat is niet iets wat hij zou zien als hij ernaar keek, dat kan hij niet. Zijn hele achtergrond komt daartegen in opstand. Hij is er gewoon niet aan gewend lijfeigenen als intelligente mensen te zien. Hij weet dat we er hier duizenden hebben rondlopen, en toch is hij niet echt bang voor dat idee. Hij denkt dat we ze wapens kunnen geven en er een oproerige menigte van kunnen maken. Hij kan zich eenvoudig niet voorstellen dat een horige iets beters zou kunnen leren dan schieten met een pistool; en niet alleen iets beters, iets veel gevaarlijkers.' 'Hoe weet je dat nou?' zei Hazleton. 'Vergelijk het maar. Herinner je je die planeet nog bij Thetis Alpha Fitzgerald heette die, waar ze een heel groot beest hadden, een paard, dat ze voor van alles en nog wat gebruikten, van karren trekken tot en met harddraverijen? Ja? Nou, stel nou dat je ergens kwam, waarvan ze je verteld hadden dat ze een paar van die paarden praten hadden geleerd. En terwijl je daar aan het werk bent komt er iemand je helpen, die een ouwe kreupele afgejakkerde knol bij zich heeft met een strooien hoedje op z'n kop en een last op zijn rug. (Neem me niet kwalijk Karst, maar dit is zakelijk). Dan denk jij toch nooit dat dat een van de sprekende paarden is. Je bent er niet aan gewend om paarden als pratende wezens te zien.' 'Goed, goed,' zei Hazleton terwijl hij om het duidelijk onbehagen van Karst moest lachen. 'Wat wordt vanaf nu onze strategie, chef? Ik neem aan dat je het al allemaal hebt uitgevogeld, maar kun je het al een naam geven?' 'Nog niet helemaal,' zei de burgemeester. 'Tenzij je dol bent op lange woorden. Het is simpelweg een opgave uit de politieke pseudomorfologie.' Amalfi zag hoe Karst zijn gezicht met opzet in een ongeïnteresseerde plooi trok, en zijn grijns werd breder. 'Ofwel,' zei hij 'de schone kunst om je tegenstander zo te belazeren, dat hij je uit eigen beweging z'n kop toewerpt.'
Negen: Thuis
IKM was een gedrongen stad, lang geworteld in de aarde en even onveranderlijk als een woud van gedenknaalden. Ook de stilte was de stilte van het kerkhof, en de Proctors met hun waaiervormige ordetekenen, de opengewerkte waaiers met de scherpe punten en de rinkelende geselblikjes, hadden veel weg van kloosterbroeders die zich onder de doden begaven. Voor de stilte bestond natuurlijk een heel eenvoudige verklaring. De horigen mochten binnen de muren van IKM niet spreken, tenzij het woord tot hen gericht werd, en er waren verhoudingsgewijs weinig Proctors in de stad om op die wijze het woord te nemen. Voor Amalfi kwam daarbij de drukkende stilte van de afgeslachte miljoenen van Thor V. Hij vroeg zich af of de Proctors zelf die schrijnende stilte niet hoorden. Bijna meteen kreeg hij daar antwoord op. De naakte bruine gestalte van een lijfeigene wierp een schichtige blik op het groepje, zag Heidon lopen en legde zijn vinger voor zijn mond in wat duidelijk een bestaand teken van eerbied was. Heidon knikte ternauwernood terug. Amalfi nam er ogenschijnlijk helemaal geen notie van, maar hij dacht: 'Ssst, dus? Het verbaast me niks. Maar het is al te laat, Heidon, je geheim is ontdekt.' Karst sjokte achter hen aan, en wierp Heidon zo nu en dan een behoedzame blik toe vanonder zijn warrige wenkbrauwen. Maar aan de Proctor was zijn voorzichtigheid verspild. Ze staken een vervallen plein over, in het midden waarvan een bijna verteerde beeldengroep stond, zo geërodeerd dat alle samenhang die het werk ooit gehad mocht hebben verloren was gegaan. Samenhang, peinsde Amalfi, was geen eigenschap van monumenten. Wie niet heel scherp keek zou in de steenmassa op de oude sokkel niets meer hebben gezien dan een middelgrote meteoor, doorgroefd met de kronkelende, schroefvormige putten die karakteristiek waren voor siderieten. Amalfi zag echter dat de ruimte die uit het binnenste van het blok zwarte steen was uitgehakt, in de stijl van de oude Aardse beeldhouwer Moore, ooit wel betekenis had gehad. Binnen de steen had eens een krachtige mannenfiguur gestaan met zijn voet op de nek van een kleinere gestalte; omgeven door materie maar uitgehakt in de ruimte. Ook Heidon was blijven staan en keek naar het monument. Er was binnen in hem een tweestrijd gaande. Amalfi wist niet waar het om ging, maar hij kon het wel raden. Heidon was nog jong; hij was dus kennelijk pas tot Proctor gekozen. Karsts verhaal had wel duidelijk gemaakt, dat de andere leden van de Grote Negen Asor, Bemajdi en de rest, van het begin af lid waren geweest van het negental. Ze waren, kortom, niet de afstammelingen van de mensen die Thor v hadden verwoest, ze waren het zelf, door een gierig oppotten van morticiden tot in het heden geconserveerd. Heidon keek naar het monument. De figuren vertelden duidelijk dat IKM ooit trots was geweest op de herinnering aan Thor v; de oudjes in de Grote Negen mochten nu dan niet trots meer zijn, ze voelden nog schuld. Heidon die zelf die misdaad niet had begaan, moest nu kiezen of hij zich daar in feite mee zou associëren, zoals hij al impliciet gedaan had, door Proctor te worden... 'Daar is de tempel,' zei Heidon plotseling terwijl hij het standbeeld de rug toedraaide. 'De apparatuur zit daaronder. Er hoort op dit uur niemand te zijn die van belang is, maar ik ga liever eerst even kijken. Wacht hier.' Niemand van belang, dat waren de horigen. Heidon had zijn besluit genomen: hij hoorde bij de Proctors, hij had Thor v in zijn gemoed gesloten. 'En als iemand ons nu hier ziet staan?' vroeg Amalfi. 'Men laat dit plein meestal links liggen. Ik heb trouwens mannetjes in de buurt geposteerd die toevallige voorbijgangers tegenhouden. Als je niet wegloopt ben je hier veilig.' De Proctor gaarde zijn rokken bijeen en beende weg, naar het grote gebouw met de koepel, waar hij onverwacht in een achteraf steegje verdween. Achter Amalfi begon Karst te zingen, met een ontzettende knerpende stem, maar heel zacht, een soort volksliedje, kennelijk. De melodie, die ooit verbonden was geweest met een stad die Kazan heette, was vele duizenden jaren oud; te oud, Amalfi had hem nooit kunnen herkennen, ook als hij wel een muzikaal gehoor had bezeten. Toch stond de burgemeester ineens gespannen naar Karst te luisteren, met intense aandacht, als een uil die met zijn sonar een veldmuisje volgt. Karst zong: 'Wild op de wind steeg Maanvis gerechtigde gramschap Vurige vlamtong die brandend de Leeglanden lekte Om kwamen opstandelingen in ettelijke aantallen Manen noch sterren stonden in nachtelijke nevel En IKM gooide de hemel OMLAAG!' Toen hij zag dat Amalfi naar hem stond te luisteren hield Karst met een verontschuldigend lachje op. 'Ga door, Karst,' zei Amalfi direct. 'Hoe gaat het verder?' 'Dat duurt veel te lang. Er zijn honderden coupletten. Elke zanger voegt er minstens één couplet van eigen makelij aan toe. Maar het hoort altijd zo te eindigen: Bruin van hun bloed was de grimmige grond van de groeve Murw in de modderbrij lagen de tuimelende torens Geen die Maalvin trotseerde mocht 't leven behouden Weg van de wereld schoten schreiend hun zielen En IKM gooide de hemel omlaag!' Is dat even prachtig,' zei Amalfi verbeten. 'Nou zitten we pas goed in de nesten, midden tussen de gebakken peren zou ik denken. Ik wou dat ik dat lied vorige week had gehoord.' 'Wat ontdekt u daar dan in?' vroeg Karst verwonderd. 'Het is maar een oude legende.' Ik begrijp daaruit nu, waarom Heidon de mallemolens gerepareerd wil hebben. Ik wist dat hij me een kletsverhaaltje verkocht, maar die ouwe Laputatruuk, daar was ik nooit opgekomen; de recentere steden zijn niet sterk genoeg in de kiel voor zoiets. Maar met alle massa die deze stad in zich heeft, drukt ze ons finaal plat! En we kunnen er niet onderuit!' Ik begrijp het niet.' 'Het is toch vrij eenvoudig. Die profeet Maalvin van jullie gebruikte IKM gewoon als een soort notenkraker. Hij nam haar op, stuurde haar tot boven zijn tegenstanders en liet zijn stad toen weer neer. Dat truukje is nog eeuwen voor de ontdekking van de ruimtevaart bedacht, als ik me wel herinner. Karst, blijf steeds vlak bij me in de buurt; misschien wil ik je een boodschap geven waar Heidon bij zit... Ssst. Daar komt hij.' Het steegje gaf uiting aan de Proctor, als aan een onvertaalbaar woord. De man kwam snel op hen af gedraafd over de afbrokkelende stenen. Ik denk,' zei Heidon, 'dat we nu wel klaar zijn voor uw gewaardeerde hulp, burgemeester Amalfi.' Heidon zette zijn voet op een omhoogstekende piramidevormige steen en duwde. Amalfi keek aandachtig toe maar er gebeurde niets. Hij scheen met zijn zaklantaarn de onversierde stenen wanden van de ondergrondse kamer langs, en scheen toen weer op de grond. Heidon gaf een schop tegen de kleine piramide. Ditmaal klonk er protesterend gerommel. Heel langzaam en onder luid geknars kwam een blok steen van ongeveer anderhalve meter lang en een halve meter breed omhoog, alsof het draaide om een as, of aan het andere einde met een scharnier vastzat. De stralenbundel van Amalfi's zaklamp schoot de opening in en onthulde een smalle trap omlaag. Ik ben echt teleurgesteld,' zei Amalfi. Ik verwachtte minstens dat Jules Verne eruit zou komen, of Dean Swift. Goed, Heidon, ga maar voor.' De Proctor liep behoedzaam de trap af, terwijl hij zijn rokken optrok opdat ze niet nat zouden worden. Karst kwam achteraan, diep gebogen onder de zware last, met slap afhangende armen. De treden voelden koud en slijmerig, zelfs door de dunne zolen van Amalfi's sandalen heen, en langs de benauwende muren sijpelden straaltjes vocht omlaag. Amalfi voelde een bijna onbedwingbare aandrang om een sigaar op te steken; hij kon het krachtige aroma dat dwars door de zompigheid zou bijten al bijna proeven. Maar hij had allebei z'n handen nodig. Hij hoopte haast dat de mallemolens door al dat vocht zouden zijn aangetast, maar meteen dat het idee in zijn achterhoofd werd gevormd, verwierp hij het weer. Dat was een veel te makkelijke uitweg en één die uiteindelijk toch rampzalig zou blijken. Wilden de Okies deze planeet ooit de hunne noemen, dan moest IKM weer de lucht in. Hoe IKM van zich af te houden, als ze eenmaal opgevlogen was, daar had hij nog geen inzicht in. Hij manoeuvreerde, zoals uiteindelijk altijd, wanneer het erop aankwam, puur op het gevoel. De trap hield abrupt op in een klein vertrek, zo klein en kil en vochtig dat het wel een rotshol leek. De ogen van de zaklamp zwierven her en der, bleven rusten op een ovalen deur die afgesloten was met dofgrijs metaal, lood, vrijwel zeker. Dus de mallemolens van IKM gaven straling af als ze draaiden? Dat leek kwalijk; het bewees dat ze veel ouder moesten zijn dan de leeftijd waarop Amalfi ze had getaxeerd. 'Daar?' vroeg hij. 'Dat is de doorgang,' beaamde Heidon. Hij haalde een onopvallende hendel over. Antieke neonlampen flakkerden aan toen de sluisdeur openging en glinsterden op de kromme ruggen van de machines. De lucht was hier vrij droog, kennelijk werd de grote ruimte hermetisch gesloten gehouden, en Amalfi kon een vliedend gevoel van teleurstelling niet onderdrukken. Hij bekeek de reusachtige toestellen, zocht naar een bedieningspaneel of een homologe eenheid. 'Nou?' vroeg Heidon schor. Hij scheen onder aanzienlijke druk te staan. Het viel Amalfi in dat Heidons strategie heel wel een persoonlijke onderneming kon zijn, en geen officiële politiek van de Grote Negen; en in dat geval zou het hem slecht vergaan als zijn collega's hem uitgerekend hier aantroffen met een Okie. 'Moet u niet wat testen of zo?' 'Jazeker,' zei Amalfi. 'Ik stond even te kijken van die afmetingen, meer niet.' 'Ze zijn oud, zoals u weet,' zei de Proctor. 'Ongetwijfeld worden ze tegenwoordig veel groter gemaakt.' Dat was natuurlijk niet het geval. Moderne mallemolens waren nog niet een tiende zo groot als deze. Maar die opmerking wierp weer een heel nieuw licht op Heidons status. Amalfi was ervan uitgegaan dat de Proctor hem niet aan de mallemolens zou laten komen, hoogstens voor een inspectie, dat er genoeg mensen in IKM zouden rondlopen die in staat waren om aan de hand van gedetailleerde instructies de reparaties uit te voeren, en dat Heidon zelf, en feitelijk iedere Proctor, voldoende natuurkunde zou kennen om de verklaringen die Amalfi zou geven te begrijpen. Nu was hij daar niet meer zo van overtuigd, en van die vraag hing af hoeveel Amalfi zou kunnen sleutelen zonder dat ze het in de gaten kregen. De burgemeester klom via een ijzeren trapje naar een loopbrug die boven de generatoren liep, bleef toen staan en keek naar Karst. 'Nou, stommeling, blijf daar niet zo staan,' zei hij. 'Breng me die dingen naar boven.' Gehoorzaam sjokte Karst het metalen trapje op, met Heidon pal achter zich aan. Amalfi negeerde hen en ging op zoek naar een inspectieluik in de omkasting, vond er een en klapte het open. Daarachter bevond zich een kolossaal soort gelijkrichter, plus een versterker voor een of andere monitor, waarschijnlijk een digitale computer. In de versterker zaten meer lampen en buizen dan Amalfi ooit in één circuit bij elkaar had gezien en er was een aparte gelijkstroomtoevoer voor de gloeidraden. Twee van de buizen waren zo dik als zijn vuist. Karst bukte zich en zette het pak met een zwaai op de loopbrug. Amalfi haalde er een stuk dunne zwarte kabel uit en stak de steker aan het uiteinde in een contactbus. Een klein lampje aan het andere uiteinde werd fel neonrood. 'Jullie computer werkt tenminste nog,' meldde hij. 'Of hij nog bij zijn verstand is, is vers twee. Kan ik de hoofdgroepen inschakelen, Heidon?' Ik zal ze wel aanzetten,' zei de Proctor. Hij liep de trap weer af en ging naar de andere kant van het vertrek. Hetzelfde ogenblik stond Amalfi achter het inspectieluik te fluisteren zonder zijn lippen te bewegen. Het resultaat moest wel vreemd klinken in Karsts oren. De techniek van het spreken zonder de lippen te bewegen, is eenvoudig een zaak van het vervangen van medeklinkers, waarbij de lippen moeten bewegen, zoals een w, voor medeklinkers waarbij dat niet nodig is, zoals een /. Wanneer de klanken worden opgevangen binnen de klankkamer zoals bij een keelmicrofoon, dan verschilt het niet zoveel van gewone spraak, zij het een beetje versluierd. Maar buiten de neus-keelholte lijkt het meer op steenkolen japans. 'Kijk naar Heidon, Karst. Kijk jelke knok hij draait, en krokeer te onthouden jaar die zit. Hek je het? Goed.' De lampen gingen aan. Karst knikte heel even. De Proctor keek van beneden toe terwijl Amalfi de leidingen naliep. 'Doen ze het nog?' vroeg hij. Zijn stem klonk gedempt, alsof hij bang was zo luid te praten als kennelijk nodig was. 'Denk ik wel. Een van die buizen flakkert en er zijn er hier en daar een paar stuk. Ik zou ze allemaal eerst even proberen, als ik u was, voor ik aan iets ambitieus begon. U hebt hier toch wel een faciliteit om buizen door te meten, niet?' Er trok zichtbaar een golf van opluchting over Heidons gezicht, ondanks zijn overduidelijke pogingen om niets te verraden. Waarschijnlijk zou hij zijn eigen mensen zonder moeite voor de gek hebben gehouden, maar voor Amalfi, die als elke Okieburgemeester de parataxische taal van spieren en houding even makkelijk kon verstaan als het gesproken woord, was Heidons gezichtsuitdrukking even duidelijk als een geschreven bekentenis. 'Natuurlijk,' zei de Proctor. Is dat alles?' In genen dele. Ik vind dat jullie de helft van die circuits eruit zouden moeten slopen en overal waar het kan transistoren zouden moeten inbouwen; we kunnen jullie het germanium daarvoor wel leveren, tegen de wettelijke prijs. Er zitten hier twee a driehonderd buizen per eenheid en als er een buis knapt onderweg dan... nou ja, het enige wat je daarvan zeggen kan is klaboem!' 'Kunt u ons laten zien hoe dat moet?' 'Waarschijnlijk wel,' zei de burgemeester. 'Als u me toestaat het hele systeem te inspecteren dan kan ik u een exacter antwoord geven.' 'Goed,' zei Heidon, 'maar maak het niet te lang. Ik heb op z'n hoogst nog een halve dag, meer niet.' Dat was beter dan Amalfi had durven hopen, stukken beter. Als hij zoveel tijd kreeg, kon hij zeker genoeg verbindingen nalopen om de centrale regeling op te sporen. Dat Heidons gezichtsuitdrukking volstrekt niet overeenkwam met wat hij zei, zat Amalfi intens dwars, maar daar kon hij nu toch niets aan veranderen. Hij haalde papier en schrijfstift uit de zak van Karst te voorschijn en begon snel de bedrading die voor hem lag uit te tekenen. Toen hij eenmaal een redelijk heldere indruk had van de manier waarop de eerste generator in elkaar zat, was het al veel makkelijker de voornaamste verbindingen van de tweede in te vullen. Het duurde wel even, maar Heidon scheen het niet moe te worden. De derde mallemolen completeerde het beeld, waarop Amalfi zich begon af te vragen waar de vierde voor diende. Het bleek een spanningsopvoeder te zijn, die tot doel had spanningsverlies bij de andere te compenseren, zodra het gemiddelde uitgangsvermogen beneden de grens kwam, die werd bepaald door een primitief positief terugkoppelingscircuit. De spanningsopvoeder was aan de achterzijde van de terugkoppelingslus gesitueerd, achter de computer in plaats van ervoor, zodat elke correctie waarvoor de computer opdracht gaf, daar doorheen moest. Dat veroorzaakte natuurlijk elke keer dat er een correctie doorgegeven werd, een kort maar niet onbelangrijk spanningsdal. Daar was Amalfi van overtuigd. De mallemolens van IKM leken wel door een CroMagnon aan elkaar geknutseld te zijn. Maar de stad kon erop vliegen. Dat was het voornaamste. Amalfi beëindigde zijn onderzoek van de versterker en kwam moeizaam overeind, om de spieren van zijn rug even te strekken. Hij had geen idee hoeveel uur hier nu mee heengegaan was. Het leken wel maanden. Heidon hield hem nog steeds in de gaten, nu met blauwe kringen onder zijn ogen, maar nog klaarwakker en op zijn qui-vive. En Amalfi had in heel de ondergrondse zaal geen plaats gevonden van waaruit de mallemolens van IKM konden worden bediend. De besturing bevond zich ergens anders; de hoofdkabel verdween in een buis die regelrecht door het plafond van de grot naar boven voerde. ...En IKM gooide de hemel omlaag... Amalfi geeuwde demonstratief en bukte zich weer om het luikje te bevestigen op de observatieopening van de versterker. Karst zat naast hem gewoon te slapen, zo ontspannen en comfortabel als een kat op een hoge richel. Heidon keek toe. Ik zal het zelf moeten doen,' zei Amalfi. 'Het is een grote klus, en het kan wel weken duren.' Ik dacht wel dat u dat zou zeggen,' zei Heidon. 'En ik heb u met plezier de tijd gegund om dat uit te zoeken. Maar ik geloof niet dat we die vervanging willen.' 'U hebt ze anders wel nodig.' 'Misschien. Maar er is kennelijk een grote veiligheidsfactor in die machines ingebouwd, anders hadden we er nooit mee kunnen vliegen.' (Niet, zo zei Amalfi bij zichzelf, 'onze voorouders', maar 'wij'; Heidon had zich met de misdaad vereenzelvigd en hij zou boeten.) 'U zult begrijpen, burgemeester Amalfi, dat we niet het risico kunnen lopen dat u iets met de machines doet wat we zelf niet kunnen doen, in de onwaarschijnlijke veronderstelling dat u daarmee de doelmatigheid verhoogt. Als ze in deze toestand kunnen draaien dan is ons dat voldoende.' 'O, draaien doen ze wel,' zei Amalfi. Hij begon met overleg zijn uitrusting weer in te pakken. 'Een tijdje wel. Maar ik zeg u ronduit dat ze niet veilig meer zijn om mee te werken.' Heidon haalde zijn schouders op en liep de metalen wenteltrap af naar de begane grond. Amalfi scharrelde nog even in zijn tas. Toen schopte hij demonstratief Karst wakker, en hard, want hij was niet zo dom dat hij zou doen alsof, ten overstaan van een geboren slavendrijver, en gebaarde naar de horige dat hij de zak moest opnemen. Ze liepen naar beneden. De Proctor stond te glimlachen, en een vriendelijke glimlach was het niet. 'Onveilig?' zei hij. 'Nee, ik heb nooit aangenomen dat ze veilig zouden zijn. Maar de gevaren liggen, denk ik, op het moment eerder op het politieke vlak.' 'Hoezo?' vroeg Amalfi terwijl hij zijn ademhaling trachtte te bestendigen. Hij voelde zich plotseling doodop; hij was... hoe lang was hij bezig geweest? Hij had geen idee. 'Bent u zich ervan bewust hoe laat het is, burgemeester Amalfi?' In de ochtend, zou ik denken,' zei Amalfi suf, terwijl hij de zak wat steviger over Karsts afgezakte linkerschouder sjorde. 'Knap laat in elk geval.' 'Zeer laat,' zei Heidon. Hij verheelde zijn gezichtsuitdrukking nu niet meer; hij gnuifde zonder terughouding. 'Het contract tussen uw stad en de mijne is vandaag om 12.00 afgelopen. Het is nu bijna een uur na de middag, we zijn hier de hele nacht en ochtend geweest. En uw stad staat nog steeds op onze grond, hetgeen een schending is van het contract, burgemeester Amalfi.' 'Een abuis...' 'Nee, een overwinning.' Heidon haalde een dun zilverkleurig buisje te voorschijn uit de plooien van zijn robe en blies erop. 'Burgemeester Amalfi, beschouwt u zich als mijn krijgsgevangene.' Het zilveren buisje had geen hoorbaar geluid voortgebracht maar direct stonden er een man of tien in het vertrek. De mesotrongeweren die ze droegen waren van antiek model, waarschijnlijk nog van voor Kammerman, net als de mallemolens van IKM. Maar evenals de mallemolens zagen ze eruit dat ze het nog best deden. Karst verstijfde; Amalfi bracht hem weer tot leven door hem stiekem met z'n vinger tussen z'n ribben te porren, en begon vervolgens de inhoud van zijn eigen tas in de zak van Karst over te laden. 'U hebt waarschijnlijk de Aardse politie al opgeroepen?' zei hij. 'Een hele tijd geleden al. Die ontsnappingsmogelijkheid is inmiddels al afgesneden. Ik moet u zeggen, burgemeester Amalfi, dat, als u verwachtte hier de besturingsapparatuur te vinden die u zou kunnen uitschakelen, en ik was grif bereid u daar tot in het oneindige naar te laten zoeken, u mij toch wel voor heel stom hebt aangezien.' Amalfi zei niets. Hij ging afgemeten door de uitrusting opnieuw in te pakken. 'U maakt mij teveel bewegingen, burgemeester Amalfi. Steek uw handen omhoog en draai u langzaam om.' Amalfi stak zijn handen omhoog en draaide zich om. In elke hand had hij een klein zwart voorwerp, met het formaat en de vorm van een ei. Ik zag je voor precies zo stom aan als je bent,' zei hij achteloos. 'Je ziet wat ik hier heb. Ik kan en zal ze allebei laten vallen zodra jullie mij neerschieten. En misschien laat ik ze zo wel vallen. Ik ben dit uit de klei getrokken spookgat spuugzat.' Hel don snoof. 'Explosieven soms? Gas? Belachelijk. Zoiets kleins kan niet genoeg energie bevatten om een stad te vernietigen, en jullie hebben geen maskers. Ziet u me voor een idioot aan?' 'Je bewijst zelf dat je er een bent,' zei Amalfi bedaard. 'De kans was erg groot dat jullie me in een hinderlaag zouden proberen te laten lopen als ik eenmaal IKM binnen was. Dat had ik kunnen voorkomen door een lijfwacht mee te brengen, bij voorbeeld. Je hebt mijn grenspolitie nog niet ontmoet, hè? Harde jongens zijn dat, en ze hebben al zo lang geen dienst gehad, dat ze popelen om eens met jou en je paleiswacht een robbertje te knokken. Is het niet bij je opgekomen dat ik mijn stad verliet, zo zonder lijfwacht of wat, omdat ik minder omslachtige manieren kende om mezelf te beschermen?' 'Eieren,' zei Heidon minachtend. 'Nou, toevallig zijn het inderdaad eieren; die zwarte tint is anilineverfstof, die we als waarschuwing op de schaal hebben gedaan. Ze bevatten kippenembryo’s die zijn ingespoten met een gemuteerd Aards tweeuurs-alveolair-rickettsiapokkenvirus, een nieuwe mutatie die door de lucht wordt overgebracht, en die we in ons eigen BO-lab hebben ontwikkeld. De ruimte is zo'n prachtig laboratorium voor dat soort truukjes; een Okiestad die in agronomie gespecialiseerd was, heeft ons een paar eeuwen terug de techniek bijgebracht. Gewoon twee eieren dus, maar als ik ze laat vallen dan zal je het hele eind op je buik achter me aan moeten kruipen naar mijn stad, voor het antibioticum dat hier speciaal voor gemaakt is; dat hebben we ook zelf ontwikkeld.' Er viel een korte stilte, die des te leger leek door het schorre hijgen van de Proctor. De gewapende manschappen keken ongerust naar de zwarte eieren en hun geweerlopen zakten uit het lood. Amalfi had zijn wapen met veel overleg uitgezocht; statische feodale gemeenschappen zijn van oudsher als de dood voor epidemieën, ze hebben er al zoveel van gehad. 'Een impasse,' zei Heidon ten slotte. 'Goed, burgemeester Amalfi, u kunt vrij deze zaal verlaten...' 'Dit gebouw verlaten. Als ik ook maar het geringste teken van achtervolging hoor op de trap, dan smijt ik deze alsnog naar beneden. Ze knallen erg hard, trouwens; het virus zorgt voor een stevige gasontwikkeling in het kippenembryo.' 'Goed dan,' zei Heidon met opeengeklemde tanden. 'U mag het gebouw verlaten. Maar u hebt er niets mee gewonnen, burgemeester Amalfi. Als u naar u stad weet terug te komen, dan zult u net op tijd zijn om getuige te zijn van de zegepraal van IKM, een overwinning die u mogelijk hebt gemaakt. Ik denk dat u versteld zult staan hoe grondig wij zulke zaken weten aan te pakken.' 'O, nee,' zei Amalfi met vlakke, koude en genadeloze stem. 'Ik weet al alles van IKM, Heidon. Het is nu afgelopen met de Dolle Honden. En als je sterft, jij en al je aanverwante Interstellaire Koopmeesters, denk dan aan Thor V.' Heidon werd zo wit als ongelijnd papier evenals, merkwaardig genoeg, vier van zijn schutters. En toen begonnen de bolle, zwammige wangen van de Proctor rood aan te lopen. 'Eruit!' knerpte hij, bijna onhoorbaar. En toen plotseling uit volle borst: 'Eruit! Eruit!' Nonchalant spelend met de twee eieren liep Amalfi naar de loden stralingssluis. Karst kwam houterig achter hem aan en dook in elkaar toen hij Heidon passeerde. Amalfi dacht nog dat de horige het nu wel overdreef, maar Heidon merkte er niets van. Karst had net zo goed een paard kunnen zijn. De loden stop zwaaide dicht en onttrok Heidons woedende, doodsbange gezicht en de glinstering van de neonlampen op de antieke mallemolens aan het gezicht. Amalfi dook met zijn ene hand in de zak van Karst, deponeerde een van de eieren in het nestje van siliconenschuim waar hij het uit had gehaald, en diepte een kwaadaardig Schmeisser versnellingspistool op. Hij stak het in de band van zijn broek. 'De trap op, Karst, en gauw; het was helaas een beetje kantjeboord werk. Ga maar, ik kom achter je aan. Waar zou de bediening van die apparaten zitten, denk je? De hoofdkabel ging omhoog door het dak van de kelder.' 'Bovenop de tempel,' zei Karst. Hij liep met grote sprongen de smalle treden op, maar het scheen hem niet de minste moeite te kosten. 'Daarboven is de Sterrenzaal, waar de Grote Negen vergaderen. Je kunt er niet komen, voor zover ik weet.' Ze kwamen met een vaart uit in de koude stenen antichambre. Amalfi's lantaarn scheen over de vloer en vond de uitstekende piramide. Karst gaf er een schop tegen. Met een langdurig gekreun legde de schuinstaande plak steen zich over het trapgat en werd weer een gewone vloertegel. Er was natuurlijk wel een manier om hem van beneden af te bedienen, maar Heidon zou het niet zo gauw doen, want het blok maakte veel lawaai, en dan zou Amalfi weten dat hij werd gevolgd. Bij het eerste teken daarvan zou Amalfi een zwart ei leggen, en dat wist Heidon. Ik wil dat je maakt dat je de stad uitkomt en dat je iedere horige meeneemt die je te pakken kan krijgen,' zei Amalfi. 'Maar we moeten een paar dingen op elkaar afstemmen. Iemand zal die schakelaar om moeten zetten die ik je vroeg te onthouden, en ik kan dat niet; ik moet naar de Sterrenzaal. Heidon zal wel denken dat ik naar boven ben en zal me achterna komen. Zodra hij hier langs is gekomen, Karst, moet jij weer naar beneden gaan om die schakelaar terug te zetten.' Daar was de lage deur waardoor Heidon hen in de tempel had gelaten. Een volgende trap voerde naar boven. Het daglicht stroomde krachtig onder deur door naar binnen. Amalfi schoof heel voorzichtig de oude deur een eindje open en loerde naar buiten. Ondanks het heldere middaglicht wierpen de dicht op elkaar gezette gedrongen gebouwen van IKM een verwarrende veelvoud van schaduwen over het steegje. Een stuk of vijf, zes lijfeigenen met doffe ogen sjokten voorbij, met een Proctor achter zich aan die half liep te slapen. 'Kun je de weg terugvinden, in die crypte?' fluisterde Amalfi, terwijl hij de deur aan liet staan. 'Er is maar één weg.' 'Mooi, ga dan nu terug en laat dat pak maar buiten staan, dat hebben we niet meer nodig. Zodra Heidon met z'n mannen de trap op is gegaan, ga jij naar beneden en zet je die schakelaar om. En maak dan dat je de stad uitkomt; je hebt ongeveer vier minuten speling bij elkaar, vanwege de aanwarmtijd van al die buizen in de verschillende stadia, verspil er geen seconde van. Begrepen?' 'Ja, maar...' Er schoot iets over de tempel heen, als een bak grind die leeg werd gestort; het geluid verdween in de verte. Amalfi kneep zijn ene oog dicht en tuurde met het andere in de lucht. 'Raketten,' zei hij. 'Soms weet ik echt niet waarom ik per se zo'n primitieve planeet moest hebben. Maar misschien wen ik er wel aan. Succes, Karst.' Hij liep naar de trap. 'Ze hebben u daarboven in de val,' zei Karst. 'Nee hoor, Amalfi niet. Geen gemaar, Karst. Schiet op.' Een tweede raket vloog over en in de verte klonk een zware explosie. Amalfi stormde als een stier de volgende trap op naar de Sterrenzaal. De trap was lang en verliep met slome bochten, waarbij de treden nog smal en niet hoog waren ook. Amalfi herinnerde zich dat de Proctors zelf geen trappen liepen, maar zich op de armen van horigen lieten dragen. Je liep wel veilig met zulke poppentreetjes, maar erg snel kwam je niet vooruit. Voor zover Amalfi kon nagaan liep de trap in een flauwe helling langs de buitenzijde van de tempelkoepel omhoog, en beschreef daarbij anderhalve spiraal. Maar waarom? Het was niet aannemelijk dat de Proctors zulke lange trappen voor niets zouden beklimmen, ook al hadden ze lijfeigenen om zich te laten dragen. Waarom kon de Sterrenzaal bij voorbeeld niet onder de koepel met de mallemolens zitten, in plaats van er bovenop? Amalfi had de eerste bocht nog niet achter zich gelaten of er trad een uitstekende reden aan het daglicht. Er klonk geroezemoes van stemmen van beneden, door spleten in de koepel; kennelijk kwamen de gelovigen nu bijeen. Naarmate Amalfi hoger kwam op de afgeplatte spiraalweg, werd het gemurmel duidelijker, totdat je er bijna individuele stemmen uit kon halen. Boven, in wat meetkundig gezien de bodem van de kom was, op de vloer van de Sterrenzaal, had de architect van de tempel kennelijk een fluistergalerij gewrocht, een gewelf waar de Proctors hun oor maar te luisteren hoefden te leggen om het minste gerucht van samenzwering in de drom van smekelingen beneden op te vangen. Het was ingenieus, dat moest Amalfi toegeven. Samenzweerders op planeten met kerkgebouwen gingen er meestal van uit, dat kerken een veilige plaats waren om geheime plannen te maken. Amalfi zag het zo, dat elke planeet die kerken ondersteunde, waarschijnlijk wel een revolutie te wachten stond. Proestend als een bruinvis scharrelde hij de laatste welving van de lange Griekse spiraaltrap op. Een ferm gesloten dubbele deur, van boven tot onder versierd met namaakbyzantijnse krullen, keek ernstig op hem neer. Hij nam niet de tijd om het ding te gaan staan bewonderen; hij wierp zich er vierkant tegenaan, vlak onder het tweetal duidelijk synthetische saffieren vlak boven het midden. En met een zware dreun vloog de deur open. De teleurstelling deed hem even stilstaan. De zaal had de vorm van een ellips met een kleine brandpuntsafstand, kaal als een kloostercel en alleen gemeubileerd met een zware houten tafel en negen stoelen die nu tegen de muur waren geschoven. Hier was de besturing niet, en er was ook geen plaats waar stuurpanelen verborgen konden zitten. De kamer had geen ramen. Het ontbreken van vensters vertelde hem al wat hij weten wilde. De andere dwingende reden dat de Sterrenzaal bovenop de tempelkoepel was gebouwd, was dat ze ergens de stuurhut in zich borg van IKM. En in een zo oude stad als IKM betekende dat, dat uitzicht van het allergrootste belang was, dus een situering op het hoogste gebouw in de stad met een vrij uitzicht dat zoveel mogelijk de 3600 benaderde. Kennelijk zat Amalfi dus nog niet hoog genoeg. Hij keek naar het plafond. Een van de grote steenblokken vertoonde een halfcirkelvormige uitsparing, niet veel groter dan een muntstuk. De rechte kant was erg afgesleten. Amalfi grijnsde en keek onder de houten tafel. En ja hoor, daar was hij, een stok met een haak aan het eind, een soort hellebaard, die in klemmen onder het tafelblad hing. Hij trok hem met een ruk los, ging overeind staan en duwde de haak in de opening in de steen. Het blok kwam soepel omlaag; het scharnierde aan een van de smalle kanten, net als het blok boven de mallemolenzaal. De voorvaderen van de Proctors deden niet aan variatie in hun constructies. Het losse eind van het blok raakte bijna het tafelblad. Amalfi sprong op de tafel en krabbelde tegen het schuinstaande blok omhoog. Toen hij vlak bij de bovenkant was, zette het bewegende zwaartepunt dat hij vertegenwoordigde ergens een tegenwicht in werking, waardoor het blok dichtklapte en hem de rest van de weg omhoog droeg. En dit was inderdaad de stuurhut. Hij was heel klein en stampvol panelen en knoppen die allemaal dik onder het stof zaten. Bolle, ronde ruitjes van dik glas keken naar de vier windstreken uit over de stad, en in het plafond zat er nog een. Eén groen lampje scheen op een van de panelen. Toen hij erheen liep ging het uit. Dat was Karst, die de energietoevoer uitschakelde. Amalfi hoopte maar dat de boer de stad uit zou komen. Hij was op hem gesteld geraakt. Er was iets in zijn verweerde, onverzettelijke en onwankelbare moed, en in de gretigheid van zijn ondervoede intellect, dat de burgemeester aan iemand deed denken die hij had gekend. Dat die iemand Amalfi zelf was, zoals hij op vijfentwintigjarige leeftijd was geweest, dat wist Amalfi niet, en er was niemand meer in leven die hem dat zou kunnen vertellen. Mallemolens zijn simpel in wezen; Amalfi kon zonder problemen de schakelaars afstellen en blokkeren zoals hij wilde, en nog ettelijke kleine, uiterst selectieve sabotagedaden plegen. Hoe hij echter moest verhullen wat hij had gedaan, nu elke handeling grote vegen achterliet in de dikke stoflaag, was een veel moeilijker probleem. Hij loste het uiteindelijk op de enig mogelijke manier op: hij trok zijn hemd uit en zwiepte er links en rechts mee over de panelen. Hij moest er wel ontzettend van niezen, dat zijn ogen ervan traanden, maar het hielp. Nu moest hij er nog uit zien te komen. Hij had al geluid gehoord beneden in de Sterrenzaal, maar voor een rechtstreekse aanval was hij niet bang. Hij had nog een zwart ei, en dat wisten de Proctors. Bovendien had hij ook de stok met de haak meegenomen, zodat de Proctors, als ze in de stuurhut wilden komen, op elkaars schouders zouden moeten gaan staan. Voor dergelijke gymnastische toeren waren ze niet in een al te beste conditie, en bovendien zouden ze wel weten dat iemand die dergelijke toeren uithaalt door een simpele kunstgreep als een trap tegen z'n hoofd, heel eenvoudig tijdelijk uitgeschakeld kan worden. Desalniettemin was Amalfi niet van zins de rest van zijn leven door te brengen in de stuurhut van IKM. Hij had alles bij elkaar nog een minuut of zes om de stad uit te komen. Na ongeveer vier seconden razendsnel te hebben nagedacht, stapte Amalfi op het blok, liep door tot het kantelde, en gleed statig omlaag op het tafelblad in de Sterrenzaal. Na een ogenblik van verbijstering grepen zes paar handen hem tegelijk beet. Heftig schudde Heidon zijn door angst en woede onherkenbaar vertrokken gezicht voor dat van Amalfi heen en weer. 'Wat heb je gedaan? Geef antwoord, of ik laat je aan stukken scheuren!' 'Doe niet zo achterlijk. Zeg tegen je mannen dat ze me loslaten. Ik heb je vrijgeleide nog, en mocht je erover denken dat in te trekken, dan heb ik nog hetzelfde wapen als zoeven. Laat me los, want bij god ik...' Heidons schutters lieten hem los nog voor hij uitgesproken was. Heidon slingerde zich op het tafelblad en begon over het blok naar boven te klauteren. Een paar mannen, eveneens met robes en geschoren hoofden, verdrongen zich om hem achterna te gaan; kennelijk was Heidon zo bang geweest dat hij een aantal van de Grote Negen verteld had wat hij had gedaan. Amalfi verwijderde zich achterwaarts uit de Sterrenzaal en ging twee treden de trap af. Toen bukte hij, legde zijn resterende ei heel voorzichtig op de drempel neer, trok een lange neus tegen de woedende soldaten, en stoof in volle draf de trap af. Het zou even duren, misschien wel een volle minuut, voordat Heidon, nadat hij de mallemolens had ingeschakeld, zou merken dat de energietoevoer was afgezet terwijl hij Amalfi achternazette. En dan nog op zijn minst een minuut om een knechtje naar het souterrain te sturen om hem weer aan te zetten. Dan die opwarmtijd van vier minuten, en daarna... zou IKM opstijgen. Amalfi stormde het steegje in, en de straat op, waar hij tegen een verbaasde Proctor opbotste. Hij hoorde een kreet achter zich. Hij bukte zich en holde verder. De straat was bijna donker in de schaduw van de dubbele zon. Hij bleef in de schaduw lopen en koerste op de eerste zijstraat af. De daklijst van het gebouw voor hem lichtte plotseling lavawit op, en doofde toen tot vuurrood. Hij hoorde de kreet van het mesotrongeweer niet eens; hij concentreerde zich op iets anders. Toen was hij de hoek om. De snelste route naar de rand van de stad was, voor zover hij zich herinnerde, via de straat waar hij net was uitgekomen, maar dat kon hij wel vergeten; hij had geen zin om neer gezengd te worden. Of hij op tijd IKM uit kon komen via een andere route moest hij nog zien. Koppig holde hij door. Er werd nog eens op hem geschoten, door iemand die niet echt begreep waar hij op vuurde. Hier was Amalfi niets anders dan een hollende man, die niet in een of andere categorie paste; zo'n eerste schot was meer een kwestie van reflex, doordat de schutter gedesoriënteerd was, en dus nauwelijks zuiver kon mikken... De grond beefde, heel zachtjes, als de huid van een monster dat zich in zijn slaap verroert om vliegen te verjagen. Op een of andere manier slaagde Amalfi erin nog harder te lopen. De beving kwam terug, nu krachtiger, gevolgd door een langgerekt gekreun, dat in een trage golf door het graniet van de stadskiel voer. Het geluid deed Proctors en horigen als kogels uit de gebouwen te voorschijn schieten. Bij de derde schok stortte er iets in het centrum van de stad met een gemelijk gerommel ineen. Amalfi raakte gevangen in het doelloos, angstig rondmalen van de menigte en vocht zich met zijn handen, zijn tanden en zijn ronde kop erdoorheen... Het gekreun werd luider. Plotseling schokte de grond omhoog. Amalfi werd voorover geslingerd. En met hem viel de hele krioelende menigte, in kolken, als graan onder een straffe wind. Overal klonk wanhopig geschreeuw, maar in de gebouwen was het 't ergste. Boven Amalfi's hoofd knalde een ruit kapot en het lichaam van een vrouw kwam buitelend omlaag door de trillende lucht. Amalfi krabbelde overeind, met bloed tussen zijn tanden dat hij uitspuwde, en holde weer verder. Voor hem was het plaveisel gebarsten in grote onregelmatige scherven, als een mozaïek gelegd door een waanzinnige. Daar vlak achter waren de steenblokken schuin omhoog getild; ze deden Amalfi, al sloeg het nergens op, denken aan een golfbreker die hij ooit eens gezien had, op een andere planeet, in een andere eeuw... Hij was al bezig eroverheen te klauteren, toen hij besefte dat dit natuurlijk de rand van de oorspronkelijke stad moest zijn, dat kon niet anders. Er stonden wel gebouwen aan de andere kant van de brede, met puinblokken bezaaide geul, maar de geul zelf gaf aan waar de omtrek van de oude Okiestad in de bodem van de planeet was gegroeid. Hij haalde adem met scheurende teugen en wierp zich over de rotsblokken heen, in een wanhopige poging de overkant van de geul te bereiken. Dit was het aller-gevaarlijkste gebied: als IKM op dit moment zou opstijgen, zou hij fijn worden gemalen tussen die omhoogstuivende rotsblokken. Kon hij de rand van de Leeglanden nu maar bereiken... Achter hem nam het gekreun in toonhoogte toe, tot het klonk als het scheuren van een plaat metaal, waar geen einde aan kwam. Voor hem op de Leeglanden glansde zijn eigen stad in de laatste stralen van de dubbelzon. Er werd gevochten daar; hij zag kleine schitterlichtjes sputteren langs de buitenrand. De raketten die Amalfi gehoord had, vier in totaal, pijlden door de hemel en lieten kleine voorwerpen vallen. De Okiestad ontving ze met rookfonteinen. Toen was er een ondraaglijk felle lichtflits. Toen Amalfi weer zien kon, waren er nog maar drie raketten. Over een paar seconden zouden er geen meer zijn, de Vroedschap miste zijn doel nooit. Amalfi's longen leken te branden. Hij voelde zachte aarde onder zijn sandalen. Een taaie uitloper van de stekelbrem twijnde zich rond zijn enkel en hij viel weer. Hij probeerde overeind te komen, maar het ging niet. De verschroeide aarde, waar ooit een oude rebellenstad had gestaan, rommelde dreigend. Hij rolde op zijn zij. De vierkante torens van IKM zwalpten, en overal rondom de stad kwamen grote kluiten aarde en blokken steen omhoog en krulden om als een branding. En, onvoorstelbaar, verscheen daar opeens een streepje licht, heel schel en rossig, boven de kolkende, ziedende stenen. De zonnen schenen onder de stad door... Het lichtstreepje werd breder. De oude stad steeg met een reuzensprong omhoog, en oorverdovend klonk het scheuren van langgewortelde funderingen. Van de zijkant van het reusachtige gevaarte wierpen menselijke gestalten zich wanhopig omlaag, de Leeglanden op. Voornamelijk lijfeigenen, zag Amalfi. De Proctors waren natuurlijk nog doende te trachten greep te krijgen op de vlucht van IKM... De stad steeg statig omhoog. Haar vaart nam toe. Amalfi's hart bonsde luid. Als Heidon en zijn mensen op tijd in de gaten kregen wat Amalfi met de schakelaars had uitgevoerd, dan zou Karsts oude ballade opnieuw worden vertoond, en zou de vermorzelende heerschappij van de Proctors voor eeuwig zijn veiliggesteld. Maar Amalfi had zijn werk goed gedaan. De stad IKM bleef stijgen. Met een schok die hij tot in zijn ingewanden voelde, besefte Amalfi dat de stad al anderhalve kilometer hoog was, en nog steeds snelheid vermeerderde. De lucht zou al ijl worden daarboven en de Proctors waren teveel vergeten, en wisten niet meer wat ze daartegen moesten doen... Tweeduizend meter. Drieduizend. De stad werd kleiner. Op achtduizend meter hoogte was het een beverige inktvlek die aan één zijde werd verlicht. Op twaalfduizend meter was het een vaag lichtpuntje. Een kop met stekelhaar en een enorm paar schouders kwamen behoedzaam uit een naburige greppel te voorschijn. Het was Karst. Hij bleef nog even omhoog kijken, maar op zestienduizend meter hoogte was IKM echt onzichtbaar. Hij keek Amalfi aan. 'Kan... kunnen ze terugkomen?' vroeg hij schor. 'Nee,' zei Amalfi die langzamerhand zijn ademhaling weer in de hand kreeg. 'Blijf kijken, Karst, het is nog niet afgelopen. Denk eraan dat de Proctors de Aardse politie gewaarschuwd hadden...' En op dat moment verscheen IKM nog eenmaal, in zekere zin. Een derde zon bloeide op aan de hemel, voor de duur van drie a vier seconden. Toen doofde hij uit en verdween. 'De politie was gewaarschuwd,' zei Amalfi zacht, 'om uit te kijken naar een Okiestad die zou proberen te ontsnappen. Die kregen ze, en daar hebben ze mee afgerekend. Natuurlijk hadden ze de verkeerde stad bij de kop, maar dat weten zij niet. Nu gaan ze naar huis terug; en nu zijn wij ook thuis, en jij en al je medeburgers. Thuis op Aarde, en voorgoed.' Rondom hen klonk geroezemoes van stemmen, vol ontzag om de grote ramp, maar ook om iets anders, iets wat nauwelijks een naam had mogen hebben, toen IKM de planeet nog beheerste. En het heette vrijheid. 'Op Aarde?' herhaalde Karst. Samen met de burgemeester klom hij moeizaam overeind. 'Hoe bedoelt u? Dit is de Aarde toch niet?' Op de Leeglanden glinsterde de Okiestad, de stad die zijn tenten had opgeslagen om gazonnetjes te maaien. Een wolk van sterren kwam daarachter op aan het firmament. 'Nu wel,' zei Amalfi. 'We zijn allemaal Aardlingen, Karst. De Aarde is meer dan één klein planeetje, dat begraven ligt in een ander melkwegstelsel. De Aarde is veel belangrijker. De Aarde is geen plaats, het is een denkbeeld.'
De overwinning van de Tijd
Voor Lester en Evelyn del Rey Bismillahi 'rrahmani 'rrahim
Als de onvermijdelijk dag des oordeels plotseling zal zijn gekomen Zal gene ziel de voorspelling zijner komst van valsheid beschuldigen Sommigen zullen daardoor vernederd, en anderen verheven worden Als de aarde door een hevige schok zal geschud worden En de bergen in stukken zullen springen En als weggeblazen stof zullen worden En gij mensen, in drie duidelijke klassen zult verdeeld worden Wij hebben het eeuwige leven vóór u aan niemand in dit leven geschonken Zouden zij dus onsterfelijk zijn, indien gij sterft? Iedere ziel zal de dood proeven Maar de dag der wraak zal plotseling over hen komen en hen met verbazing treffen Zij zullen niet in staat zijn het te voorkomen, Noch om uitstel te verkrijgen De Koran, Sura LVI, Sura XXI
Proloog
...Zo hebben we gezien dat de Aarde, een heel gewone beschaafde planeet als zoveel andere, met vele tienduizenden jaren dampkringgebonden geschiedenis achter zich, waar bemande plaatselijke ruimtevaart rondom het jaar 1960 in haar eigen jaartelling ontstond, pas op galactische schaal van enig belang werd door de onafhankelijke ontdekking van de gravitronpolariteitsgenerator in haar jaar 2019. Kolonisten maakten voor het eerst contact met de Wegaanse Tirannie in 2289, en de vijandschap tussen beide grote culturen, waarvan de ene in opkomst was, en de andere in verval, culmineerde in de Slag om Altair van 2310, het eerste treffen in wat later de Wegaanse Oorlog zou worden genoemd. Een 65 jaar later lanceerde de Aarde de eerste van een vloot van rondtrekkende ruimtesteden, de Okies, door middel van welke ze uiteindelijk in staat werd gesteld gedurende lange tijd de overhand te houden in de Melkweg. In 2413 werd de langdurige strijd met de Weganen afgesloten met de bezetting van Wega zelf, en de Slag van de Forten. De verwoesting van het Wegaanse stelsel, die hierop volgde, door de Derde Koloniale Vloot onder admiraal Alois Hrunta, was voor de Aarde aanleiding haar eigen admiraal in staat van beschuldiging te stellen wegens oorlogsmisdaden en volkenmoord. Hrunta werd bij verstek door het koloniale hof schuldig bevonden en veroordeeld, maar bleef zich aan rechtspleging onttrekken. Een poging om hem met geweld te laten opbrengen, bracht voor het eerst aan het licht dat de Derde Vloot bijna en masse naar hem was overgelopen, en resulteerde in 2464 in de Slag van BD 40°4048'. Aan beide zijden werden zware verliezen geleden, maar verder bleef de strijd onbeslist, waarop Hrunta zich uitriep tot Keizer van de Ruimte, het eerste van de vele wankele 'keizerrijkjes' die zich gedurende de zogenaamde Stilstand in de marge van de Aardse invloedssfeer zouden ontwikkelen. Deze periode ging officieel in 2522 in, met de ineenstorting van de Aardse regering, de Bureaucratische Staat die van 2105 dateerde, hetgeen, na een korte periode van politioneel gezag, aan de inmiddels vrij grote aantallen Okiesteden de gelegenheid gaf zich te ontwikkelen onder praktisch anarchistische omstandigheden; een toestand die uitermate bevorderlijk bleek te zijn voor de stormachtige ontwikkeling van handelsroutes door zowel het bekende als het onbekende gedeelte van de Melkweg. We hebben al gesproken over de ineenstorting van het Hruntarijk onder zijn eigen gewicht, en het opruimen van de laatste brokstukken door de wederopgestane Aardse politie, in de periode van 3545 tot 3602. We hebben dit verhoudingsgewijs onbelangrijke aspect van de Aardse geschiedenis niet zozeer benadrukt omdat het iets bijzonders zou zijn, maar omdat het typerend was voor de balkanisering van de officiële macht van de Aarde, gedurende de periode dat haar werkelijke macht krachtig in opkomst was. Onze behandeling van de geschiedenis van een van de Okiesteden, New York, New York, die haar ruimtecarrière begon in 3111 en zodoende een groot deel van de geschiedenis van het Hruntarijk bestreek, kan daarmee heel goed worden vergeleken, om het verschil aan te tonen in de manier waarop de Aarde haar twee totaal verschillende spruiten: de keizerrijken en de Okies, behandelde; de geschiedenis bewijst de juistheid van de Aardse keuze. Want het waren de Okies, die met hun omzwervingen de Melkweg voor een betrekkelijk lange periode, gezien in het kader van de galactische geschiedenis, omtoverden in een lusthof voor de Aarde. Gebruiken en beschavingen die officieel allang overleden zijn verklaard, hebben echter de hebbelijkheid zich lang na hun veronderstelde begrafenis nog te roeren. In sommige gevallen is dat natuurlijk niets anders dan een nawee; hoewel men bij voorbeeld het begin van de spectaculaire ineenstorting van de Aardse beschaving zeker plaatsen kan als de Slag in de Acolietjungle, in 3905, zien we dat slechts vijf jaar later de Regent van de Acolieten, ene Lerner, zichzelf uitroept tot Keizer van de Ruimte; de Acolietvloot echter, al aanzienlijk gedecimeerd door zijn treffen met de Okies in de jungle, werd een jaar later door de Aardse politie weggevaagd, terwijl Keizer Lerner dat zelfde jaar aan een overdosis wijskruid overleed, in een sloppenwoning op een tienderangs Acolietplaneet genaamd Murphy. In een groter kader bezien, werd de Slag om de Aarde in 3975, waarin de Aarde tegen haar eigen Okiesteden in het krijt trad, gemarkeerd door de onverwachte opleving van de Wegaanse Tirannie, wier in het geheim gebouwde en sinds lang ronddwalende vliegende fort dit ogenblik uitkoos om een laatste gooi te doen naar de galactische opperheerschappij. Dat het daar niet in slaagde, betekende een herhaling in het klein van de nederlaag van de gehele Wegaanse Tirannie, ondanks een betere bewapening, tegen de Aardlingen die veel en veel betere strategen waren. De Weganen lieten, en dat was voor hen karakteristiek, hun prognoses aan computers over, die de vaardigheid missen lange intuïtieve gedachtesprongen te maken, evenals de besluitvaardigheid om daar direct op in te spelen. De Okiestad die het Wegaanse vliegende fort verslagen had bij het spel van vooruitzien, ons voorbeeld: de stad New York, was haar eigen beschaving zo ver vooruit, dat ze al in 3978 het melkwegstelsel verliet en naar de Grote Magalhaese Wolk trok. Ze liet een Aarde achter die in 3976 haar kansen als galactisch machthebber de nek omdraaide door de zogenaamde anti Okiewet aan te nemen. Hoewel de Magalhaese planeet, die in 3998 door New York werd gekoloniseerd, in 3999 in Nieuw Aarde werd omgedoopt, geeft de eerdere datum van 3976 het tijdstip aan dat de Aarde van het galactische toneel verdween. Reeds strekten zich vanuit een van de grootste en fraaiste sterrenhopen in de Melkweg de eerste aarzelende voelhorens uit van die vreemde beschaving, genaamd het Web van Hercules, die voorbestemd was de vierde grote beschaving van de Melkweg te worden. En toch gebeurde het toen weer dat een beschaving die in elk historisch opzicht overleden was verklaard, weigerde dood en begraven te blijven. De langzame maar onstuitbare groei van het Web van Hercules door het hart van de Melkweg zou worden onderbroken door de volstrekt revolutionaire en universele fysieke wereldramp, die nu als de Ginnangugap bij ons bekend is. En hoewel het uitsluitend dankzij het Web van Hercules is dat wij nog gegevens bezitten van de galactische beschavingen van vóór die omwenteling, en daardoor een zekere continuïteit zien in de geschiedenis van het universum, die in alle voorgaande kringlopen zeker nooit is gekend, moeten wij hier met niet gering ontzag de plotselinge en doorslaggevende terugkeer optekenen van de Aardlingen, in dit tijdloos moment van chaos en schepping; en ook de drastische en vruchtbare afgang die zij voor zichzelf schreven in het toneelspel van het universum. ACREFFMONALES : De Melkweg: vijf cultuurportretten
Een: Nieuw Aarde
De laatste jaren schrok John Amalfi nog wel eens als hij geconfronteerd werd met aanwijzingen dat er zaken waren in het universum die ouder waren dan hijzelf; dat hij zo irrationeel kon zijn om van zoiets vanzelfsprekends op te kijken, daar schrok hij dan nog eens opnieuw van. Dat verpletterende gevoel van oud zijn, van het trage gewicht van duizenden jaren die op z'n nek drukten, was op zichzelf al een symptoom van wat hem scheelde of, zoals hij dat liever stelde, wat Nieuw Aarde scheelde. En nu had hij weer zo'n schok gehad terwijl hij troosteloos door het aan de grond gelopen, verlaten kadaver dwaalde van de stad, een organisme dat vele millennia ouder was dan hijzelf, maar nu, als ordentelijke antiquiteit, een lijk was en niet meer. Ja, het was het stoffelijke restant van een complete samenleving, want niemand op Nieuw Aarde dacht er nu nog over om ruimtesteden te bouwen, of anderszins het zwervende leven van de Okies weer op te nemen. De oorspronkelijke bemanningsleden, dun gezaaid op Nieuw Aarde, tussen de plaatselijke bevolking en hun eigen kinderen en kleinkinderen, keken op het ogenblik op die periode terug met een soort afstandelijk misprijzen, en zouden zeker geschrokken terugdeinzen voor het idee om weer terug te keren naar dat bestaan, mocht iemand zo onbehoorlijk zijn om een dergelijk denkbeeld op te werpen. Wat de tweede en derde generaties betrof, die kenden de Okietijd alleen als een stukje geschiedenis en bezagen het karkas van de vliegende stad, die hun ouders op Nieuw Aarde had gebracht, als een fantastisch log en ouderwets monsterding, zoals misschien ooit de piloot van een antiek lijntoestel voor dampkringvluchten een nog weer veel oudere galei zou hebben bezichtigd, in een museum. Buiten Amalfi scheen niemand meer belang te stellen in wat er met de rest van de Okiegemeenschap was gebeurd in het thuisstelsel, de grote Melkweg waarvan de twee Magalhaese Wolken satellietstelsels waren. Daarbij moest wel bedacht worden dat het toch een vrijwel onmogelijke taak zou zijn geweest om erachter te komen wat er gebeurd was; het was reuze makkelijk allerlei berichten op te vangen uit het thuisstelsel, met miljoenen tegelijk, als je maar wilde luisteren, maar er was inmiddels zoveel tijd verstreken met de kolonisatie van Nieuw Aarde, dat het jaren werk zou vergen, door een team van deskundigen, om daar een enigszins begrijpbaar beeld uit te construeren, en er was niemand te vinden die voor een zo onvruchtbaar, en in wezen nostalgisch karwei belangstelling had. Amalfi was dan ook naar de stad gegaan met het vage idee het werk maar eens aan de Vroedschap op te dragen, de reusachtige blokken computers en geheugenbanken waaraan de duizenden routinebeslissingen op technisch, operationeel en bestuurlijk gebied waren opgedragen gedurende de vlucht van de stad. Wat Amalfi met die informatie moest doen, als en wanneer hij ze kreeg, daar had hij nog geen idee van; het zat er bepaald niet in dat hij daarmee andere NieuwAardlingen zou kunnen interesseren, hoogstens als een roddeltje voor een verloren half uurtje. En uiteindelijk hadden de NieuwAardlingen natuurlijk gelijk. De Grote Magalhaese Wolk verwijderde zich gestaag van het oude melkwegstelsel met rond de tweehonderdvijftig kilometer per uur; een kinderachtige snelheid in feite, niet veel meer dan de doorsnede van een gemiddeld zonnestelsel per jaar, maar het was symbolisch voor de nieuwe instelling van de NieuwAardlingen; de blikken van de mensen waren buitenwaarts gericht, en niet op al die oude geschiedenis. Er was aanzienlijk meer belangstelling voor een nova die in de intergalactische ruimte was opgevlamd, ergens voorbij de kleine Magalhaese Wolk, dan voor de pracht van het oude melkwegstelsel, al domineerde dat gedurende bepaalde seizoenen ook de hemel van de ene horizon tot de andere. Ruimtevaart bestond natuurlijk nog wel, want handel met de andere planeten in de kleine satelliet-Melkweg was een dwingende noodzaak; de koopvaart werd voornamelijk met grote vrachtschepen bedreven, en er waren bepaalde grote installaties, zoals mobiele raffinaderijen, die nog steeds werden aangedreven door gravitronpolariteitsgeneratoren, ofwel mallemolens, maar voor het overgrote deel bewoog de trend zich in de richting van plaatselijke en zichzelf bedruipende industrieën. Toen Amalfi nu bezig was de Vroedschap voor te bereiden op een analyse van de miljoenvoudige berichten uit de oude Melkweg, heel alleen in wat vroeger zijn kantoor, het kantoor van de burgemeester was geweest, werd hij onverwachts geconfronteerd met een tekstfragment van iemand die al elf eeuwen dood was voor Amalfi werd geboren. Misschien dat de declamatie van dat onverwachte fragment een bijverschijnsel was van het opwarmproces, want zoals de meeste computers van hun leeftijd en complexiteit hadden de Vroedschap twee a drie uur nodig om weer helemaal bij zinnen te raken als ze een tijdje buiten werking waren geweest, of misschien ook hadden Amalfi's vingers, die na al die jaren nog automatisch en trefzeker te werk gingen, zonder bijstand van Amalfi's bewustzijn, in het vraagstuk elementen ingebouwd van wat hem werkelijk dwarszat: de NieuwAardlingen. In elk geval was het citaat bepaald toepasselijk: 'Als dit bij elkaar de vrucht moet zijn van de overwinning, zo zeggen wij, als generaties mensen geleden hebben en hun leven hebben gegeven, als profeten en martelaren het op de brandstapel te midden van het vuur hebben uitgezongen, en de heilige tranen vergoten werden, voor niets anders dan dat een volk van schepsels van een nog nooit vertoonde onbetekenendheid in staat zou worden gesteld in saecula saeculorum hun tevreden en onschadelijke bestaan te rekken ach dan zou het toch beter zijn de strijd niet te winnen, maar te verliezen, of althans het doek neer te halen voor het laatste bedrijf van het stuk, opdat een zaak die zo indrukwekkend begon voor een zo uitzonderlijk lauw einde gespaard worde.' 'Wat was dat?' blafte Amalfi in de microfoon.
'EEN CITAAT UIT DE WIL OM TE GELOVEN VAN WILLIAM JAMES, MENEER DE BURGEMEESTER.'
'Nou ja, dat slaat nergens op; zet je spoeltjes en je wijzertjes weer op het rechte spoor. Wacht eens, was dat de Bibliotheek?' 'JA MENEER.' 'Wat is de datum van dat werk dat je citeerde?' T897 MENEER.' 'Mooi. houd maar op hier, en schakel jezelf in de analytische kant van de lus; je hebt in dit vraagstuk aan de outputkant helemaal niks te maken' De naald van een verbruiksmeter schokte omhoog toen het verbruik van de bibliotheek in de lus even werd onderbroken, en zakte toen weer omlaag Een tijdlang ging Amalfi echter niet verder met het project, maar bleef zitten nadenken over het citaat dat de machine had opgelepeld. Er waren, zo meende hij, nog wel een paar niet-aangepaste Okies op Nieuw Aarde te vinden, hoewel de enige die hij persoonlijk kende John Amalfi was. Zelf had hij, nee, geen nostalgische gevoelens over al die geschiedenis die hij had overleefd, want hij kon natuurlijk moeilijk vergeten dat dankzij zijn vooruitziende blik Nieuw Aarde was gesticht. En gedurende een jaar of vier had hij ook genoeg zaken aan zijn hoofd gehad; de ontdekking dat de planeet, die toen haar naam nog niet droeg, het toevluchtsoord en feodaal eigendom was van een beruchte troep bindlestiffs, die zich Interstellaire Koopmeesters noemde, in het thuisstelsel beter bekend als de Dolle Honden, was een enorm struikelblok geweest voor de kolonisatieplannen, dat een drastische oplossing noodzakelijk maakte, hetgeen geschiedde. Maar de vernietiging van IKM in 3998 tijdens de Slag van de Leeglanden had Amalfi ten lange leste ontheven van zijn problemen en zijn functie, waarop hij merkte dat hij absoluut niet in staat was in een stabiele en geordende samenleving te bestaan. Het citaat van James gaf zijn ideeën over de Okieburgers, die vroeger zijn verantwoordelijkheid waren geweest, volkomen weer; de inheemse bevolking sloot hij daar natuurlijk van uit, want die wist niet anders, en voor hen waren de problemen van zelfbestuur een uitdaging zonder weerga, na hun lijfeigenschap onder de Dolle Honden. Plaatselijke ruimtevaart was voor hem de oplossing niet, dat wist hij wel; de planeten in de wolk waren één pot nat, en de wolk was zelf maar 20.000 lichtjaar in doorsnede, hetgeen hem uitermate makkelijk te besturen maakte vanuit één administratief knooppunt, maar wat niets voorstelde voor iemand die ooit zijn stad in één enkele vlucht 280.000 lichtjaren had laten afleggen. Wat hij in de grond miste was niet de ruimte, maar het onbekende; het gevoel op weg te zijn met onbekende bestemming, niet in staat te zijn te voorspellen wat er nu weer voor bizarre verrassingen te wachten zouden staan bij de volgende halte. De kern van de zaak was, dat zijn levensduur hem nu als een blok op zijn nek lag. Een onbeperkt verlengde levensduur was een eerste vereiste geweest voor de Okiegemeenschap, ja, vóór de ontdekking van de morticiden in het begin van de 21e eeuw, waren, zelfs met de mallemolen, interstellaire vluchten een onmogelijkheid; de afstanden waarom het daarbij ging waren veel te groot om door een mens in z'n korte leventje overbrugd te worden; maar om praktisch onsterfelijk te zijn in een stabiele samenleving was, althans voor Amalfi, even oninteressant als een gloeilamp die niet kapot kon; hij had het gevoel dat hij in zijn fitting was geschroefd en daarna was vergeten. Het was zeker zo dat de meesten van de voormalige Okies de overstap heel goed schenen te hebben verwerkt, vooral de jongeren, wier ervaring in het sterrenzwerven maar beperkt was geweest, zetten hun lange levensverwachting nu in voor voorspelbare, voor de hand liggende doeleinden, zoals het opzetten van ontwikkeling en onderzoeksprojecten waarvan het resultaat pas over vijf eeuwen of nog langer verwacht mocht worden. Er was bij voorbeeld een compleet onderzoeksteam in New Manhattan hard aan het werk aan het vraagstuk van de antimaterie. Het theoretische denkwerk van het project werd voornamelijk aangedragen door dr. Schloss, een natuurkundige en exHrunta, die in 3602 aan boord was gekomen als refugié, gedurende de onderwerping van het hertogdom Gort, een laatste overlevende poliep van het overleden Hruntarijk. De administratieve leiding van het project lag in handen van een in verhouding vrij jonge man, genaamd Carrel, die nog niet zo lang geleden de invaller en aangewezen opvolger was geweest voor de bedrijfsleider van de stad. Het eerste doel van het project was, volgens Carrel: de elucidatie van de theoretische moleculaire structuren die met antimaterieatomen mogelijk waren, maar de meesten van de jongeren in de groep maakten er geen geheim van dat ze, met actieve steun van dr. Schloss, hoopten over een paar eeuwen te komen tot de constructie van niet alleen simpele chemische samenstellingen, want dat zou mogelijk al met enkele tientallen jaren rond zijn, maar van een zichtbaar macroscopisch voorwerp dat geheel uit antimaterie zou zijn samengesteld. En op dat onvoorstelbaar explosieve voorwerp zouden ze, bedacht Amalfi, ongetwijfeld de waarschuwing schilderen: noli me tangere, mits ze voordien antimaterieverf plus een pot daarvoor zouden hebben uitgevonden. Maar dat was allemaal goed en wel, het was voor hem, Amalfi, die geen wetenschapsman was, gewoon niet mogelijk daaraan deel te nemen. Het was natuurlijk mogelijk om een eind aan zijn leven te maken; hij was niet onkwetsbaar en nog minder onsterfelijk; onsterfelijkheid is een woord zonder betekenis in een universum waarin de fundamentele wetten, die naar hun aard stochastisch zijn, niemand toestaan om ongelukken volkomen uit te sluiten, en waar het leven, hoe verlengd van duur het ook mag zijn, toch niet meer dan een plaatselijke en tijdelijke discontinuïteit is van de Tweede Wet van de Thermodynamica. Maar dat idee was niet bij Amalfi opgekomen; hij was geen zelfmoordtype. Hij had zich nooit zo verre van moe, versleten of wanhopig gevoeld als vandaag, hij verveelde zich alleen te pletter. Hij zat te diep vastgebakken in zijn eeuwenoude gedachten en gevoelspatronen om zich te behelpen met een enkele planeet, en een enkele maatschappijvorm, hoe utopisch die ook was. Duizend jaar voortdurend overspringen van de ene beschaving naar de andere had hem een gigantische impuls meegegeven, die hem nu onweerstaanbaar tegen een onbeweeglijke traagheidsmuur op scheen te jagen, een muur waarop stond: JE KAN NERGENS HEEN. 'Amalfi! Ben jij het? Dat had ik kunnen weten.' Amalfi duwde de knop waarmee hij het proces kon blokkeren, krampachtig van zich af en draaide zich met een ruk om op de kruk. Maar hij had de stem herkend, dadelijk, hij was er eeuwen mee vertrouwd geweest. Hij had hem vaak genoeg gehoord, sinds 3500 toen de stad de man aan boord nam als hoofdastronoom; een kribbig en moeilijk manneke met een bedrieglijk rustige manier van doen, die eigenlijk nooit het soort astronoom geweest was waar de stad behoefte aan had, maar die toch zo vaak wanneer het erom spande met de juiste gegevens was gekomen, dat de Vroedschap hem niet voordroeg voor ruil met een andere Okiestad, in de tijd dat dergelijke ruilacties nog haalbaar waren voor de stad van Amalfi. 'Hallo Jake,' zei Amalfi. 'Hallo John,' zei de astronoom terwijl hij nieuwsgierig naar de opstelling op het paneel keek. 'De Hazletons hadden me wel gezegd dat je misschien in dit ouwe karkas liep rond te snuffelen, maar ik moet zeggen dat ik dat alweer vergeten was toen ik hier kwam. Ik wou de rekenfaciliteit gebruiken maar ik kon de computerzaal niet in; de machines gierden in het rond op hun rails en koppelden en ontkoppelden als een stel krankzinnige balletdansers van tweehonderd ton. Ik dacht, misschien is een van de kinderen hier terechtgekomen en zit hij met het paneel te spelen. Wat doe je daar trouwens?' Het was een zeer gerichte vraag, die Amalfi tot dusver zichzelf niet gesteld had. Het idee om Jake een antwoord op zijn vraag te geven, door het project voor het analyseren van binnengekomen berichten uit te leggen, verwierp hij op hetzelfde moment; niet dat het Jake wat zou kunnen schelen, maar Amalfi zou zich zelf met een kluitje in het riet gestuurd voelen. Hij zei: 'Dat weet ik niet precies. Ik had een opwelling om het allemaal weer eens te bekijken. Ik zie de zaak niet graag verroesten; ik denk maar steeds dat er toch ergens emplooi voor moet zijn.' 'O, maar dat is er zeker,' zei Jake. 'Er zijn tenslotte nergens op Nieuw Aarde zulke computers als de Vroedschap heeft, laat staan in de rest van de Magalhaese Wolken. Ik maak er vrij vaak gebruik van als ik iets echt ingewikkelds uit te werken heb; ook Schloss trouwens, heb ik begrepen. Tenslotte weet de Vroedschap heel veel dat verder niemand hier weet, en oud als ze zijn, die machines, zijn ze toch nog redelijk snel.' 'Ja, maar ik bedoel eigenlijk nog veel meer,' zei Amalfi. 'De stad was vroeger machtig, is het trouwens nog; de reactor gaat nog minstens een miljoen jaar mee, en er moeten nog mallemolens zijn die kunnen functioneren, vooropgesteld dat we ooit nog eens iets vinden dat zo groot is, dat we alle hefkracht die we beneden in het ruim hebben zitten nodig zullen hebben.' 'Waarom zouden we?' zei de astronoom die duidelijk niet erg geïnteresseerd was. 'Dat is nou allemaal voorbij.' Is dat wel zo? Ik denk maar steeds dat een machine die zo verfijnd en ingewikkeld is als de stad, eigenlijk nooit afgedankt kan worden. En ik bedoel niet dat er nog marginaal gebruik van moet worden gemaakt, zoals zo nu en dan iets vragen aan de Vroedschap, of een emmertje energie van de reactor aftappen. Deze stad is gemaakt om te vliegen, en bij God, dat zou ze nog moeten doen.' 'Waarvoor?' 'Dat weet ik niet precies. Misschien voor ontdekkingstochten, misschien om werk te zoeken, het soort werk dat we vroeger deden. Er zullen toch best wel karweien te vinden zijn, hier in de wolken, waarvoor niets minder dan een installatie van deze omvang nodig is hoewel we zoiets duidelijk nog niet zijn tegengekomen. Misschien zou het de moeite waard zijn om eens rond te kijken, op zoek naar zulk werk.' 'Dat betwijfel ik,' zei Jake. 'Trouwens, ze is behoorlijk afgetakeld sinds we dat verschil van mening hadden met IKM, met al die raketten en bommen die ze ons op ons dak hebben gegooid; en dat we d'r al die tijd in de regen hebben laten staan heeft haar ook geen goed gedaan. Bovendien meen ik me te herinneren dat die ouwe mallemolen van de Drieëntwintigste Straat het finaal begeven had toen we hier landden. Ik denk niet dat je de stad nog van de grond zou krijgen als je het probeerde, al zal ze ongetwijfeld een flink eind weg steunen.' 'Ik was toch niet van plan om de hele zaak de lucht in te brengen,' zei Amalfi. Ik weet maar al te goed dat dat niet gaat. Maar de stad is veel te verfijnd voor een zo klein werkterrein als de wolk; je zou een heleboel eruit kunnen laten. Bovendien, we zouden nog moeite genoeg hebben om meer dan een minimale bemanning bij elkaar te schrapen, maar als we nu een gedeelte zouden kunnen opknappen, dan krijgen we haar misschien nog wel de lucht in...' 'Een gedeelte?' vroeg Jake. 'Hoe was je van plan een stad met een granieten kiel in porties te verdelen? En zeker een stad die als eenheid op die basis is gebouwd. Je kan er donder op zeggen dat de aandrijfeenheden die je het beste in jouw portie kan gebruiken, in een van de buitenwijken zitten, waar je ze onmogelijk kan uitboren of waarvandaan je ze niet naar het centrum kan krijgen; zo is ze nou eenmaal gebouwd, uit één stuk.' Dat was waar, natuurlijk. Amalfi zei: 'Maar stel nou dat het wel kon? Wat zou jij er dan van zeggen, Jake? Je bent bijna vijf eeuwen lang Okie geweest; mis je dat nou niet een beetje?' 'Absoluut niet,' zei de astronoom energiek. 'Om je de waarheid te zeggen, Amalfi, ik heb het nooit prettig gevonden. Ik vond jullie allemaal krankzinnig, met dat geraas door de ruimte, en altijd overhoop met de politie, en al die oorlogen en dan weer hongerlijden en zo; maar goed, ik had een zwevende basis om op te werken, en ik kon sterren en sterrenstelsels van dichtbij bekijken, die ik anders met de beste kijkers in een vast observatorium nooit zo goed te zien zou hebben gekregen, en bovendien had ik te eten. Ik was dus wel redelijk tevreden. Maar om het nog eens te doen, nu ik de keus heb? Bepaald niet. Ik kwam hier trouwens alleen om wat uit te laten rekenen over die nieuwe ster, die even voorbij de Kleine Wolk is opgedoken ; hij gedraagt zich krankzinnig, echt, het is het fraaiste theoretische vraagstuk dat ik in eeuwen ben tegengekomen. Dus als je me zou kunnen vertellen wanneer je klaar bent met het paneel, want ik heb de Vroedschap hard nodig zodra de machines beschikbaar zijn.' Ik ben al klaar,' zei Amalfi. Hij gleed van de kruk af. Hij bedacht zich, draaide zich om en wiste de vraagstelling die hij had zitten invoeren uit de instructiecircuits, een vraagstuk waarvan hij nu maar al te goed wist dat het een smoesje was geweest. Toen hij wegging zat Jake neuriënd zijn nova vraagstuk in te toetsen. Amalfi slenterde zonder doel of richting het centrum van de stad in, en probeerde het zich voor te stellen zoals het geweest was, toen het nog een kloppend, levend organisme was; maar de lege straten, de nietsziende vensters, de stilte in de lucht onder de blauwe hemel van Nieuw Aarde waren een belediging aan die herinnering. Zelfs het zwaartekrachtgevoel onder zijn voeten leek in deze eigen omgeving een ontkenning van de beweegredenen en waarden waaraan hij het grootste deel van zijn leven had gewijd; een zelfvoldane zwaartekracht leek het, zo moeiteloos opgebracht door massa alleen, en zonder het constante verre gebrom van de mallemolens dat altijd, sinds zijn verre, nooit meer in herinnering te brengen jeugd, betekend had dat zwaartekracht iets was wat de mens maakte en de mens in stand hield. Terneergeslagen liet Amalfi de straten achter zich en daalde af in de ruimen van de stad. Daar zou tenminste de herinnering van de stad als een levend iets niet worden bespot door een onnatuurlijk natuurlijke dag. Maar uiteindelijk bleek dat niet veel beter te zijn. De lege silo's en diepvriesvaten hielden hem voor dat het nu niet meer nodig was voorraden op te slaan voor tochten van wel honderd jaar van de ene planeet naar de andere; de lege tanks voor ruwe olie klonken hol, niet omdat hij er tegenaan tikte, maar door zijn voetstappen alleen al toen hij langsliep. De lege slaapzalen waren vervuld van geesten zoals de levenden, en niet de doden, achterlaten wanneer ze levend en wel op weg gaan naar een ander bestaan; de lege klaslokalen die naar de gewoonte van de Okiesteden klein waren, werden uitgelachen door de gedachte aan de duizenden kinderen die de Okies wierpen nu ze een eigen planeet hadden, Nieuw Aarde, en niet langer gebonden werden door de noodzaak het aantal kinderen te maken dat een Okiestad nodig heeft en zonder problemen kan onderhouden. En helemaal beneden tegen de kiel aan, stootte hij op het laatste en definitieve teken van zijn nederlaag: de aaneengesmolten klompen van de twee mallemolens die onherstelbaar stuk waren gedraaid tijdens de landing van 3998 op de Leeglanden. Natuurlijk konden nieuwe mallemolens worden gebouwd en geïnstalleerd, maar dat zou veel tijd vergen; op Nieuw Aarde waren geen droogdokken die daarvoor geschikt waren, aangezien de steden waren uitgestorven. En ook de Okiegeest. Desalniettemin nam Amalfi, in het koude duister van het mallemolenruim zich voor het te proberen. 'Maar wat ter wereld denk je daar nou mee op te schieten?' vroeg Hazleton geërgerd voor tenminste de vijfde maal. 'Volgens mij ben je niet goed bij je hoofd.' Nog steeds was er niemand op Nieuw Aarde die de vermetelheid zou hebben Amalfi op een dergelijke manier toe te spreken, maar Mark Hazleton was al vanaf 3301 Amalfi's bedrijfsleider, en hij kende zijn voormalige chef heel goed. Hazleton was een spitsvondig, moeilijk, lui, impulsief en soms gevaarlijk mens en hij had talrijke blunders overleefd waarvoor de Vroedschap iedere andere bedrijfsleider allang zou hebben laten executeren, zoals ook met zijn voorgangers was gebeurd; daarnaast was hij de vaak ongefundeerde veronderstelling, dat hij Amalfi's gedachten lezen kon, te boven gekomen. Er was zeker geen exOkie op Nieuw Aarde die Amalfi's huidige stemming beter kon begrijpen, maar Hazleton liet er op dit ogenblik maar weinig van merken. Om te beginnen waren zijn vrouw Dee, het meisje van de planeet Utopia, dat rond dezelfde tijd als dr. Schloss aan boord was gekomen, tijdens de onderwerping van het hertogdom Gort, en hij misschien wel vergeten dat de Okietraditie de burgemeester van Okiesteden verbood om kinderen te krijgen, en dat Amalfi als burgemeester van New York sinds 3089 onlosmakelijk geconditioneerd was in die instelling, en er dus helemaal geen prijs op zou stellen te worden omzwermd door de kinderen en kleinkinderen van zijn bedrijfsleider, en zeker niet op een moment dat hij dringend behoefte had aan advies van iemand die zich de tradities nog voldoende herinnerde om te kunnen begrijpen waarom iemand anders zich daar nog aan vastklampte. Maar het was een van Marks goede kanten dat hij, als hij op z'n best was, de neiging had te reageren als een symbioot, en niet als een zelfstandig denkend wezen. Toen de kinderen na het eten vriendelijk afscheid namen, wist Amalfi dat Hazleton hen daartoe had aangezet. Hij wist ook dat het niet kwam omdat Hazleton ook maar het geringste vermoeden zou hebben van de onbehaaglijkheid die zijn vriend bekroop in de aanwezigheid van zoveel vruchten van het kolonisatieproces; de voormalig bedrijfsleider had alleen intuïtief Amalfi's behoefte om overleg met hem te plegen aangevoeld en had het prompt geregeld; daarbij Dee's voorbereidselen en afspraken zonder scrupules overhoop gooiend. De kinderen verklaarden hun onmatig vroege vertrek uit het feit dat de kleinkinderen naar bed moesten, hoewel Amalfi wist dat er altijd een feest van werd gemaakt als de hele clan op bezoek kwam, en dat ze dan allemaal bleven slapen in het aangrenzende huis, een wirwar van slaapkamers waar de Hazletons hun talrijk kroost hadden grootgebracht; het huidige huis van de Hazletons bestond voornamelijk uit de grote ontvangst en zijkamer waar ze zojuist gegeten hadden. Nu het diner achter de rug was, kon Amalfi zich maar nauwelijks beheersen om niet te draaien op zijn stoel terwijl de hele processie van grote en kleine Hazletons aan de eisen der wellevendheid voldeed. Tot en met de jongste moest er officieel afscheid worden genomen van de grote man, waarbij ze hun nietige persoontjes eerst nog moesten voorstellen, want hun ouders hadden in hun eigen jeugd al geleerd, dat meneer de burgemeester het veel te druk had om al die namen te onthouden. Amalfi kwam niet op het idee de kinderen te bewonderen om de manier waarop ze de teleurstelling verheelden, over het feit dat ze overhaast het huis uit werden gewerkt, aangezien hij niet eens beseft had dat ze teleurgesteld waren. Hij luisterde zonder er iets van te horen. Een middelgroot jongetje trok zijn aandacht, voornamelijk omdat Amalfi gemerkt had dat hij, vanaf dat hij binnenkwam, zijn blikken strak op de eregast gericht had gehouden. Amalfi dacht daarom dat hij misschien vergeten was een essentieel kledingstuk aan te trekken, of dat er nog resten zeep op zijn gezicht zaten. Dus toen het kind, om wie hij zijn kin had gewreven, zijn wenkbrauwen had gladgestreken en zijn oren had gecontroleerd op resten zeepschuim, het woord tot hem richtte, luisterde Amalfi wel. 'Webster Hazleton, meneer, en ik hoop u binnenkort weer te spreken over een zaak van het allergrootste belang,' zei hij, op een toon alsof hij het wekenlang had lopen instuderen en met zo'n overtuigingskracht, dat Amalfi zich bijna gedrongen voelde meteen een afspraak met hem te maken. Maar hij gromde alleen: 'Zozo, Webster dus.' 'Ja meneer. Ik was op de Grote Lijst gezet om geboren te worden toen Webster afstapte.' Amalfi keek er niet weinig van op. Zo lang geleden al! Webster was de reactortechnicus geweest die gevraagd had de stad te verlaten voor de landing op Utopia, rond 3600. Natuurlijk had het lang geduurd de leemten in de stadsbezetting weer op te vullen, na de moorddadige aanval van de roofsteden om de uitvoering van hun contract op He te verhinderen, en de aanzienlijke verliezen die ze geleden hadden, toen ze de stad enterden in de Acolieten die door een epidemie was geteisterd; en toen waren er eerst nog zoveel meisjes geboren. Maar Webster had wel heel lang op zich laten wachten. Hij kon hooguit veertien zijn, zo te zien. Dee kwam tussenbeide. 'Nou, eigenlijk is Web pas geboren lang nadat de Grote Lijst al was opgeheven, John. Maar hij vindt het leuk om een peetvader te hebben, net als het vroeger ging; meer niet.' De jongen keek Dee heel even aan met zijn heldere bruine ogen, en zei toen, als bande hij haar uit hun mannenwereldje: 'Goedenavond meneer.' Amalfi voelde zich opstandig worden. Dee bande je niet uit, zelfs Amalfi niet. En dat wist hij heel goed, want hij had het een keer geprobeerd. De optocht trok verder terwijl hij zich in onverschilligheid hulde, tot hij ten slotte knus met Mark en Dee overbleef, als je die uitdrukking kon gebruiken in een zaal die zo groot was en zo naklonk van zoveel krachtige persoonlijkheden. De uitstraling van intensieve huiselijkheid bleef hangen rond de haardstede van de Hazletons, en drong zich tussen Amalfi en wat hij wilde zeggen, zodat zijn relaas met horten en stoten kwam, wat niets voor hem was; en dat was het ogenblik dat Hazleton hem vroeg wat hij erbij dacht te winnen. 'Winnen?' zei Amalfi. Ik denk er niks bij te winnen. Ik zou alleen weer graag willen vliegen, meer niet.' 'Ja maar John,' zei Dee. 'Denk nou even na. Stel dat je erin slaagt om een stel mensen van vroeger te overreden om mee te gaan. Dan nog zou het allemaal geen zin meer hebben. Je maakt van jezelf een soort vliegende Hollander, die verdoemd is om te blijven zwerven, zonder bestemming, zonder doel.' 'Misschien wel,' zei Amalfi. 'Maar ik vind daar niks angstaanjagends aan, Dee. Eerlijk gezegd zou ik er een zekere perverse voldoening in vinden, als je het per se weten wilt. Ik zou het helemaal niet erg vinden om een legende te worden; dat zou me tenminste weer inpassen in de loop der geschiedenis, en me een rol bezorgen die vergelijkbaar is met de rollen die ik in het verleden heb vervuld. Bovendien zou ik dan weer vliegen, en dat is het belangrijkste. Ik begin te geloven dat verder niets voor mij meer belangrijk is.' 'Maakt het je iets uit wat voor ons belangrijk is?' vroeg Hazelton. 'Om te beginnen zou de wolk door die strapatsen zonder burgemeester zitten. Ik weet niet hoe belangrijk dat voor jou nog is, ik meen me te herinneren dat je het nog wel heel belangrijk vond toen we op weg waren hierheen, maar of het je nog wat kan schelen of niet, je hebt je kandidaat gesteld voor die functie, je hebt er voor gekonkeld om hem te krijgen; je hebt zelfs met de verkiezing geknoeid, want Carrel en ik werden verondersteld de enige kandidaten te zijn, en de functie waar het om ging was stadsbedrijfsleider, maar jij had de Vroedschap wijsgemaakt dat het een burgemeestersverkiezing was, dus natuurlijk werd jij gekozen.' 'Wou je m'n baantje overnemen?' vroeg Amalfi. 'God van de sterren, nee! Ik wil dat jij het blijft doen. Je hebt aanzienlijke vindingrijkheid tentoongespreid om het te pakken te krijgen, en ik ben bepaald niet de enige die nu van je verwacht dat je je werk doet. Niemand heeft behoefte aan jouw functie; iedereen verwacht dat jij dat werk opknapt, omdat jij het op je hebt genomen.' 'Er is niemand die aan mijn functie behoefte heeft, omdat ze niet zouden weten wat ze ermee zouden moeten doen,' zei Amalfi bedaard. Ik weet het zelf ook niet. De functie van burgemeester is een anachronisme in deze sterrenwolk. Niemand heeft me de laatste jaren gevraagd om ook maar wat te doen, of te zeggen, of om ergens aanwezig te zijn of me op een of andere manier nuttig te maken; in ik weet niet hoeveel jaar. Ik heb een erebaantje, en meer niet. Zoals iedereen heel goed weet, ben jij degene die deze wolk bestuurt, en zo hoort het ook. Het is hoog tijd dat je dan ook in naam de zaak overneemt. Ik heb in het begin alles gegeven wat ik kon om de zaak op poten te zetten, maar mijn begaafdheden sluiten niet aan op een situatie als deze; iedereen op Nieuw Aarde weet dat, en het zou een stuk gezonder zijn als we dat eens benoemden. Want Mark, hoelang zouden jullie me anders dit baantje laten houden? Voor eeuwig kennelijk, gezien jullie uitgangspunten. Dit is een nieuw soort samenleving; stel dat ik dan nog eens duizend jaar lang in naam het hoofd blijf, wat heel wel mogelijk is. Duizend jaar, waarin een nieuwe samenleving nog lippendienst bewijst aan dezelfde verouderde opvattingen en ideeën die ik vertegenwoordigde toen ze nog iets betekenden. Dat zou toch niet gezond zijn. Nee, nee, het is hoog tijd dat jij het overneemt.' Hazleton bleef lange tijd zwijgen. Ten slotte zei hij: Ik zie dat wel. Ik heb er feitelijk zelf ook al wel over nagedacht. Maar toch, Amalfi, ik moet je zeggen dat dit hele plan me danig benauwt. Dat burgemeesterschap zal vanzelf wel terechtkomen, denk ik, dat was ook geen eigenlijke tegenwerping. Maar wat mij dwarszit, is de afgang die je voor jezelf schept; niet omdat het gevaarlijk is, dat is het wel, maar dat zou jou niets uitmaken en daarom moet ik me er ook maar niets van aantrekken, maar omdat het gevaarlijk is terwijl niemand er wat aan heeft.' 'Ja, maar ik heb er iets aan,' zei Amalfi. Ik zie niet in wie er verder nog iets aan zou moeten hebben, onder de gegeven omstandigheden. Als dat wel zo was zou ik niet gaan, Mark, dat weet je; maar het komt me voor dat ik nu voor het allereerst in mijn leven eens vrij ben te doen en te laten wat ik wil.' Hazleton trok krampachtig zijn schouders op. 'Dat mag je ook,' zei hij. Ik kan alleen zeggen dat ik wou dat je het niet deed.' Dee boog haar hoofd en zei niets. En de rest bleef ongezegd. Dat Dee en Mark een persoonlijk verlies zouden lijden als Amalfi zijn plannen doorzette, elk om hun eigen redenen, was een voor de hand liggend argument dat ze hadden kunnen gebruiken, maar meer zeiden ze er niet van; het was het soort argument dat Hazleton als pure emotionele chantage zou beschouwen, juist omdat het onredelijk hard zou aankomen, en Amalfi was hem dankbaar dat hij het niet te berde bracht. Waarom Dee het niet deed was moeilijker te doorgronden; er was een tijd geweest dat ze zo'n argument zonder enige aarzeling zou hebben gehanteerd; Amalfi meende haar goed genoeg te kennen om te weten dat ze een heel goede reden had om er juist nu gebruik van te willen maken. Ze had heel, lang op de stichting van Nieuw Aarde gewacht; ja, vrijwel vanaf het moment dat ze aan boord kwam, en alles wat de kolonie bedreigde, nu ze kinderen en kleinkinderen bezat, zou haar aanzetten ieder wapen te gebruiken dat binnen haar bereik kwam; en toch had ze niets gezegd. Misschien was ze nu oud genoeg om te beseffen dat zelfs John Amalfi haar geen compleet melkwegstelsel kon afpakken; als ze zich daar zorgen over maakte Het ze er in elk geval niets van blijken. En de avond in Hazletons huis eindigde in een sfeer van stijve formaliteit, die wel koel was maar lang zo erg niet als Amalfi had verwacht. De woonwijken krioelden van de huisdieren, in Amalfi's ogen. Al wat er behoefte aan had om vrij rond te lopen, dartelde en schuifelde over de breed aangelegde wegen. Er kwamen er nooit veel op de rijbaan terecht, die werden dan wel prompt aangereden, maar de viervoeters vormden een voortdurende en vernederende bedreiging voor elke voetganger. Schooiende honden wierpen overdag vreemde voorbijgangers nog net niet omver, maar sprongen wel met hun poten op de schouders van iedereen die ze kenden, en vrijwel iedereen, inclusief kennelijk alle honden in New Manhattan, kende Amalfi. In het halflicht van de vroege ochtend of de avond kwam een enkele svengali van Altair IV naar buiten om een luchtje te scheppen en wat te jagen. Van oorsprong was het een zeldzaam dier uit de dierentuin van de vliegende stad, maar in later jaren was het wezen in de labs van Nieuw Aarde onder druk uitgebot gedurende de vruchtbaarheidscampagne van 4000, toen elke kolonistenbruid de keus had tussen een flacon trilbywater of een svengali in knop, en zich meestal tussen alle laren en penaten van het huishouden met allebei zag opgescheept; de halfplant, of het halfdier, kwam zelfs in deze tijd nog regelmatig als huisdier voor. Een svengali lag slap in het midden van het pad en richtte op alles wat bewoog zijn enorme ogen, tot er per ongeluk iets langs zou komen dat klein genoeg en drillerig genoeg was om te verslinden. Dat gebeurde op Nieuw Aarde natuurlijk nooit. Een tweebenig slachtoffer dwaalde hulpeloos op die hypnotische kijkers af, tot hij op de kijker zelf trapte, waarop de svengali lichtpaars werd en een beschermende afweergeur rond spoot, die mogelijk op Altair IV braakverwekkend was, maar op Nieuw Aarde alleen euforie veroorzaakte. Plotselinge vriendschappen, liederen die werden aangeheven of zelfs een korte maar verrukkelijk gelukkige huilbui konden daar het gevolg van zijn, waarna de geschrokken svengali zich golvend naar binnen begaf om uit te rusten en meestal een bak gegeleerde bouillon voorgezet te krijgen. 's Nachts waren het op de trottoirs van Nieuw Manhattan de katten, die met een plotselinge klauw uithaalden naar een fladderende mantel of een modieus sandaallint. En door de luchtwegen van de stad vlogen en klapwiekten grote, of vrolijk gekleurde kleine, wezens: zangvogels en krassende vogels, pratende en zwijgende vogels, maar allemaal tam. En Amalfi had aan allemaal een smoorhekel. Als hij ergens te voet heenging, zoals bijna steeds, tegenwoordig, nu de luchttaxi's niet meer werden gebruikt, verwachtte hij van tevoren al zich minstens één keer te moeten bevrijden uit de omhelzing van een aanhankelijke burger of een blaffende hond voordat hij zijn bestemming bereikt had. Die manie voor huisdieren was vijftig jaar geleden ontstaan, vlak na de landing en zijn feitelijk aftreden. Wat dat voor tijdverspillende kronkel was van al die pionierskinderen, om die akelige svengali's als huisdier te nemen, Amalfi kon er niet bij. Op weg van de Hazletons naar huis bleven dergelijke ontmoetingen hem bespaard; in plaats daarvan regende het. Hij trok zijn jas dichter om zich heen en haastte zich mopperend naar zijn eigen onverzoenlijke vierkante blokkendoos van een woning voor de bui in volle ernst los zou barsten; zijn huis en tuin werden beschermd door een mallemolenscherm op 0,02%; de NieuwAardlingen noemden die huishoudapparaten 'mallejan', een benaming waar Amalfi een gloeiende hekel aan had, maar die hij verdroeg omdat hij, zoals Dee een keer had gezegd 'bang van regenwater was'. Hij had toen zo overtuigend tegen haar gegromd dat ze er nooit meer over was begonnen, maar ze had haar vinger wel op de wonde plek gelegd. Amalfi bereikte zijn tuinpad en legde zijn handpalm op de inductieplaat die het mallejanveld een ogenblik slapper schakelde zodat hij erdoor kon, tezamen met een guts glinsterende droppels, en zag met de verbeten ontevredenheid die de laatste tijd een tweede natuur van hem was geworden, dat de bui minder hevig was geworden en zó over zou zijn. Binnen schonk hij een glas in en keek handenwrijvend om zich heen. En wat dan nog, als zijn huis een anachronisme was, als hij het zo goed vond, voor zover hij dan iets goed vond op Nieuw Aarde. 'Wat is er toch met me?' dacht hij plotseling. 'Het zijn toch mijn zaken niet wat mensen voor huisdieren houden? En als verder iedereen dol is op weer, wat maakt het dan uit dat ik er een hekel aan heb? Als het Jake zelfs niet meer kan schelen en Mark ook niet...' Hij hoorde hoe het verre, niet aflatende, troostende gegons van de aangepaste mallemolen onder zijn voeten een ogenblik van toon veranderde; er was nog iemand beschutting komen zoeken tegen de regen. Zijn bezoeker was nog nooit op dit uur van de nacht gekomen, maar hij wist, zonder één ogenblik te twijfelen, wie hem naar huis was nagelopen.
Twee: Nova Magellanis
'Je mag me wel wat hartelijker welkom heten, John,' zei Dee. Amalfi zei niets. Hij liet zijn hoofd een eindje zakken als een stier die overweegt aan te vallen, zette zijn voeten een eindje uit elkaar en sloeg zijn handen op zijn rug. 'Nou, John,' vroeg Dee zachtjes. 'Je wilt niet dat ik wegga,' zei hij plompverloren. 'Of je bent bang dat Mark, als ik wegga, het bedrijfsleiderschap en heel Nieuw Aarde eraan zal geven om met me mee te gaan.' Dee liep langzaam de hele kamer door en bleef aarzelend bij het grote zachte zitkussen staan. 'Fout John, allebei de keren. Ik had iets heel anders in gedachten, nou ja, dat vertel ik je later nog wel. Wil je me iets inschenken?' Amalfi moest nu zijn ferme positie, waaraan hij een zekere kracht had ontleend, die zijn verlangen om haar niet toe te geven moest onderstrepen, opgeven om als gastheer op te treden. 'Heeft Mark je dan gestuurd?' Ze lachte. 'Koning Mark stuurt me vaak om een boodschap, maar in dit geval lijkt het me niet waarschijnlijk.' Verbitterd voegde ze eraan toe: 'Hij gaat trouwens toch zo op in die groep van Gifford Bonner dat hij me maanden achtereen niet eens ziet.' Amalfi wist wat ze bedoelde. Dr. Bonner was de leraar en leider van een informele filosofische groep, die zich Stochastici noemden; Amalfi had niet de moeite genomen zich uitgebreid in de stellingen van Bonner te verdiepen, maar hij wist heel in het algemeen dat stochasticisme de meeste recente was van een reeks pogingen om een complete filosofie te construeren, van esthetiek tot en met ethiek, gebruikmakend van de moderne fysica als metafysische grondslag. Het logisch positivisme was een van de eerste pogingen geweest en Amalfi had een donkerbruin vermoeden dat het stochasticisme verre van de laatste zou zijn. Ik had wel gemerkt dat hij de laatste tijd iets anders aan zijn hoofd had dan zijn werk,' zei hij grimmig. 'Hij zou er beter aan doen de doctrine van Jorn de Apostel te bestuderen; de Strijders van God beheersen nu al niet minder dan vijftien van de grensplaneten en op Nieuw Aarde hebben ze ook geen gebrek aan volgelingen in de leer. Hij appelleert bijzonder aan boerenkinkels, een type dat we naar ik vrees de laatste tijd bij bosjes hebben geproduceerd.' Als Dee daarin gedeeltelijk een schimpscheut herkende op de veranderingen in het onderwijsstelsel op Nieuw Aarde, dat zij mede had opgebouwd, liet zij er niets van merken. 'Misschien wel,' zei ze, 'maar ik heb hem daar niet van kunnen overtuigen en ik vraag me af of het jou zou lukken. Hij gelooft niet dat het een echte bedreiging is; hij denkt dat iemand die zo naïef is om fundamentalist te zijn, ook te naïef is om een leger bij elkaar te houden.' 'O ja? Dan moet Mark Bonner maar eens vragen hem over Godfried van Bouillon te vertellen.' 'Wie was...' 'De aanvoerder van de eerste kruistocht.' Ze haalde haar schouders op. Waarschijnlijk had alleen Amalfi, als de enige NieuwAardling die nog op de oude Aarde was geboren en opgevoed, ooit van de kruistochten gehoord; op Utopia waren ze natuurlijk onbekend. 'Maar goed, ik was niet gekomen om daarover te praten.' De klikspaan aan de wand ging open en de drankjes kwamen naar buiten zweven. Amalfi ving ze netjes op en gaf haar zwijgend haar glas, terwijl hij wachtte. Ze nam het glas aan, maar ging toen niet ermee zitten, zoals hij half en half verwacht had, maar liep zenuwachtig terug naar de deur en nam daar een eerste slokje, op een manier alsof ze het glas zó weg zou zetten en op stel en sprong weg zou gaan. Hij ontdekte dat hij niet wilde dat ze wegging. Hij wilde dat ze nog wat heen en weer liep. Er was iets aan de japon die ze droeg... Dat er nu weer mode bestond was een van de kenmerken van het leven op een planeet. Een eenvoudige doelmatige stijl had gelijkelijk voldaan voor mannen en vrouwen, al die eeuwen dat ze op reis waren geweest en toen de niet aflatende noodzaak om de stad ruimtevaardig te houden alle hens aan het werk hield. Nu de exOkies druk bezig waren de wet van Franklin na te leven, namelijk dat mensen hun best zullen doen zich te vermenigvuldigen tot ze de ruimte die hen ter beschikking staat zullen hebben overbevolkt, verdeden ze tevens hun tijd met huisdieren en bloementuintjes en modes die in een oogwenk weer veranderden. In dit gezegende jaar 4043 zweefden de vrouwen rond in doorschijnende creaties, waarin zoveel stof was verwerkt, dat de mannen regelmatig op hun rokken trapten. Maar Dee droeg nu een eenvoudig wit iets van boven, en een strakke kokervormige toestand daaronder, die er volslagen anders uitzag. Het enige doorschijnende aan haar kledij was een stuk ijle iriserende stof, dat onder een omgevouwen plooi van het witte kledingstuk rond haar hals liep, en vervolgens afhing tussen haar nog altijd tengere en zacht geronde borstjes, die er nog even meisjesachtig uitzagen als bij het kind dat door Utopia in een slagschip naar New York was gestuurd om hulp te vragen. En nu had hij het. 'Dee, je ziet er net zo uit als toen ik je de eerste keer zag!', 'Meen je dat, John?' 'Dat zwarte geval...' 'Dat is een kokerrok,' wierp ze er hulpvaardig tussendoor. '...daar heb ik toen speciaal op gelet toen je aan boord kwam. Ik had nog nooit zoiets gezien. Daarna trouwens ook nooit meer.' Hij vertelde haar maar niet dat hij, in al die eeuwen dat hij haar beminde, haar altijd in dat zwarte ding voor zijn geestesoog zag staan, en dat ze zich dan naar hem keerde en niet naar Hazleton. Zou de loop van de geschiedenis erg veel anders zijn geweest als dat was gebeurd? Maar hij had haar toch alleen maar kunnen afwijzen... 'Je hebt er anders lang genoeg over gedaan om het in de gaten te krijgen, vanavond,' zei ze. Ik heb hem speciaal laten maken voor het dineetje van vanavond. Ik ben al maanden lang dat gefladder en gezweef zat. Ik denk dat ik in wezen nog heel sterk een voortbrengsel ben van Utopia. Ik houd van strenge kleding en sterke mannen en tot op zekere hoogte een hard bestaan.' Ze probeerde heel duidelijk hem iets te vertellen maar hij tastte nog volledig in het duister. Het was een onmogelijke situatie, als je het goed beschouwde. Het was zijn gewoonte niet modepraatjes te houden met de vrouw van zijn oudste vriend, op een uur waarop alle verstandige pioniertjes allang in bed lagen. 'Het staat je heel leuk,' zei hij. Tot zijn verbijstering barstte ze in tranen uit. 'O, John, wees toch niet zo bekrompen!' Ze zette haar glas neer en wilde haar mantel pakken. 'Goed, Dee,' zei Amalfi en legde de mantel weg. 'Dat "koning Mark" klinkt toch sterk en streng en hard genoeg, dunkt me. Ga nou eens zitten en vertel me eens wat dit allemaal te betekenen heeft.' Ik wil met je mee, John. Je bent toch geen burgemeester van New York meer, je zit niet meer vast aan die oude wetten als je nu opstijgt. Ik wil... ik wil. Het duurde weken voor hij haar zover kreeg dat ze die ene diepste wens uitsprak. Ze praatten met elkaar, zonder ophouden, na dat onhandige begin. Toen het eindelijk tot zijn argwanende kale kop doordrong dat de boodschap die zijn zintuigen hem toeschreeuwden vanaf het moment dat ze binnenkwam, geen dagdroom meer was uit een kil verleden, maar warme werkelijkheid, had hij haar in zijn armen gesloten en hadden ze een hele tijd gezwegen. Maar toen begon de woordenvloed weer en was niet meer te stuiten. Ze haalden eindeloos herinneringen op en filosofeerden hoe dit of dat anders had kunnen lopen en zelfs, soms, hoe het werkelijk was gegaan. Hij stond versteld toen hij ontdekte dat ze, al was het nog zo kort, iedere bedgenote, wier legerstede hij gedurende zijn officiële celibaat met een bezoek had vereerd, in haar huis had gehaald; in haar positie als Eerste Dame van Nieuw Aarde had ze, in die jaren van intensieve gezinsuitbreiding, wel twintig kindermeisjes tegelijk kunnen installeren zonder dat er een haan naar kraaide, net zoals ze ook elke nieuwe mode en de meeste modegrillen lanceerde die Nieuw Aarde gemaakt hadden tot wat het was. Dat Dee zich gruwelijk had verveeld, al die tijd, was nooit bij hem opgekomen. Maar nu deed ze hem het hele relaas van haar ongenoegen, veel meer dan hij van haar weten wilde. Ze maakten ruzie als onbesuisde jonge gelieven, met dat verschil, dat hun eerste en hevigste ruzie het gevolg was van een klacht die met zoveel moeite over haar lippen kwam dat hij wel kon huilen. 'John,' vroeg ze, 'wanneer ga je nou met me naar bed?' Hij spreidde geërgerd zijn handen uit. Ik weet nog niet zo net of ik wel met Marks vrouw naar bed wil. Trouwens,' voegde hij eraan toe, hoewel hij wist hoe wreed het was, 'dat heb je al gehad. Je hebt iedere vrouw met wie ik in vijfhonderd jaar geweest ben, al uitgehoord. Ik zou zeggen dat de werkelijkheid je waarschijnlijk net zo hard zou vervelen als al die andere dingen.' Wanneer ze het goedmaakten leek het niet veel op een jonge liefde; het was steeds vaker de opstandige dochter die angstig terugkroop in vaders armen. En nog wilde hij niet. Nu hij voor het grijpen had waar hij zoveel jaren alleen van had kunnen dromen, ontdekte hij opnieuw wat Adam reeds ervoer: er is het verlangen naar het onbereikbare, en er is het vervullen van het verlangen, en de grootste van die twee is het verlangen zelf. Vooral omdat het voorwerp van verlangen alleen in een ander soort van universum blijkt te bestaan, waar de werkelijkheid de spot mee drijft. 'Je gelooft me niet, John,' zei ze bitter. 'Maar het is echt waar. Als jij weggaat wil ik met je mee, en niet voor spek en bonen; begrijp je me? Ik wil... ik wil een kind van je hebben.' Ze keek hem aan door een nevel van tranen, gek genoeg had hij, in al die jaren van fantasie, zich haar nooit huilend voorgesteld of gezien, maar ze stortte haar tranen in werkelijkheid even voorspelbaar als de luchten van Nieuw Aarde, en wachtte. Ze had haar kruit verschoten, zag hij. Dit was het allermooiste wat Dee Hazleton hem wilde schenken. 'Dee, je weet niet wat je zegt! Je kan me je jeugd niet geven, dat is onverbrekelijk van Mark en dat weet je heel goed. Trouwens, ik wil niet...' Hij zweeg. Ze huilde alweer. Hij wilde haar niet kwetsen, hoewel hij wist dat hij het zonder opzet al veel vaker had gedaan dan hij ooit weten zou. 'Dee, ik heb al kinderen gehad.' Nu luisterde ze wel, met wijd open ogen en hij huiverde even toen, hij zag hoe medelijden de wrevel in haar blik verdrong. Hij legde als een chirurg het gezwel van pijn voor haar bloot. 'Toen de bevolkingssamenstelling zo uit het lood sloeg vlak na de landing, toen we al die meisjes te veel kregen, weet je nog? Herinner je je nog onze campagne voor kunstmatige inseminatie door donors? Ze vroegen mij toen ook om bij te dragen. De oude argumenten die ertegen waren, werden verondersteld niet meer van kracht te zijn, omdat ik toch nooit zou weten welke kinderen mijn genen in zich droegen, alleen de artsen die toezicht hadden op de campagne. Maar we kregen een nooit eerder vertoonde golf van miskramen en doodgeboren kinderen, plus een aantal baby’s die het beter niet hadden kunnen overleven, allemaal met dezelfde, eh, gebreken. Dat kreeg ik te horen; als burgemeester moest ik beslissen wat ermee gedaan moest worden.' 'John,' fluisterde ze. 'Nee, houd op.' 'We waren toen bezig de macht in de wolk over te nemen,' vervolgde hij genadeloos. Hem een verkreukeld, schreeuwend, rood aangelopen, normaal geboren zoontje schenken, was een dienst die ze hem nooit zou kunnen bewijzen, en hij kon haar dat op geen enkele andere manier duidelijk aan haar verstand brengen. 'We konden ons geen slechte genen veroorloven. Ik heb opdracht gegeven om de overlevende baby’s... op te ruimen. En toen hield ik een korte bespreking met het genetisch team. Ze waren van plan geweest het me niet te vertellen, ze hadden het sprookje intact willen houden, goedhartige stommelingen dat het waren. Maar ik was te lang in de ruimte geweest. Mijn kiemplasma was onherstelbaar aangetast; ik draag dus geen genen meer bij. Begrijp je me, Dee?' Dee probeerde zijn hoofd tegen haar borst te trekken. Amalfi rukte zich heftig los. Het irriteerde hem boven mate dat ze nog meende dat ze hem iets te geven had. 'De stad was van jou,' zei ze toonloos. 'En nou is de stad volwassen geworden en op zichzelf gaan staan, en jij bent achtergebleven. Ik zag dat je verdriet had, John, en ik kon het niet verdragen, ach nee, ik wil niet zeggen dat ik deed alsof. Ik houd van je, en ik geloof dat ik altijd van je heb gehouden. Maar ik had moeten inzien dat voor ons de tijd voorbij is. Ik kan je niets meer geven dat je al niet ten volle hebt gehad.' Ze boog haar hoofd en hij streelde onhandig haar haren, en wou dat het nooit was begonnen, omdat het nu zo moest eindigen. 'En wat nou?' vroeg hij. 'Nu vader alleen maar vaderlijk blijkt te zijn? Kun je nu het huis weer uit en teruggaan naar Mark?' 'Mark? Die weet niet eens dat ik weggeweest ben. Als vrouw ben ik voor hem dood en begraven,' zei ze zacht. 'Ze zeggen dat leven een voortdurend proces is van opnieuw geboren worden. Ik zal moeten leren, denk ik, om die cruciale overgang op te vangen zonder elke keer een geboortetrauma op te lopen. Het beste, John.' Ze zag er niet naar uit dat ze in die kunst al te ver gevorderd was, maar hij deed geen poging haar te helpen. Ze zou zelf de weg terug moeten vinden; hij kon haar niet meer bijstaan. Hij bedacht dat wat ze zei, waarschijnlijk wel waar zou zijn; voor een vrouw. Voor een man, wist hij, is het leven een stervensproces, dat steeds wordt herhaald; en de kunst daarbij, dacht hij, is om het maar bij stukjes een beetjes te doen, en nooit van harte. Voor het eerst in weken liep hij weer door de straten van Nieuw Manhattan. Nog nooit had hij zozeer het gevoel gehad dat de doelstellingen die hij bij zijn mensen had gekweekt, voor hem hadden afgedaan. Nu ze vrucht begonnen te dragen voelde hij een diepe aandrang om zich een doel te zoeken dat zo ver mogelijk van het hunne verwijderd lag. En onvermijdelijk merkte hij dat hij de katten, de vogels, de svengali's, de honden en Dee achter zich liet, en terugkeerde naar de vervallen straten van de Okiestad. Hij was al bijna bij de geheugenbanken van de Vroedschap, toen het vermoeden dat hij weer werd gevolgd bevestigd werd. Een ogenblik van doodsangst vreesde hij dat het Dee zou zijn, die haar afscheid en het zijne kwam verpesten, maar dat was niet zo. 'Oké, wie is dat daar?' vroeg hij. 'Kom te voorschijn en laat zien wie je bent.' 'U herinnert zich mij toch niet meer, meneer de burgemeester,' zei een overslaand stemmetje. 'Wat? Natuurlijk herinner ik me jou. Jij bent toch Webster Hazleton? Wie is dat vriendinnetje van je? Wat doen jullie in de oude stad? Die is verboden voor kinderen, hoor.' Het joch maakte zich zo groot als hij kon. 'Dit is Estelle. En het plan is van ons samen.' Web scheen er moeite mee te hebben om door te gaan. 'Er wordt verteld... ik bedoel Estelle's vader, Jake Freeman ziet u, die zei min of meer... ik bedoel, als de stad echt weer opstijgt, meneer de burgemeester...' 'Misschien wel, dat weet ik nog niet, Maar wat dan?' 'Dan willen we mee,' wierp het joch er in één adem uit. Amalfi was niet van plan geweest nog eens te proberen Jake om te praten, die kennelijk al evenzeer verloren was als Hazleton zelf. Maar het compagnonschap van de families Freeman en Hazleton, zoals door Web en Estelle vertegenwoordigd, betekende dat hij vroeg of laat er toch weer met Jake over zou moeten praten. Natuurlijk was er geen sprake van dat de kinderen mee zouden mogen, maar toch was het niet eerlijk om het ze zomaar plompverloren te verbieden, zonder te weten wat hun ouders ervan vonden. Kinderen waren ettelijke keren op avontuur gegaan in Okiesteden, maar dat was natuurlijk geweest in de goeie oude tijd, toen de steden even goed waren uitgerust om voor kinderen te zorgen als een planeetgebonden kolonie, tenminste het overgrote deel van de tijd. Elke draad die hij dezer dagen beroerde, dacht Amalfi, zat vol knopen. Maar voorlopig stond het noodlot hem toe dat deel van het probleem op te schorten, want Jake zat weer op hem te wachten in de programmeerafdeling, in een zo koortsachtige staat van opwinding dat de aanblik van Web en Estelle in Amalfi's kielzog hem ternauwernood zijn wenkbrauwen deed ophalen. 'Net op tijd,' zei hij, alsof ze een afspraak hadden gemaakt. 'Weet je nog van die nova, waar ik je over vertelde? Nou, dat is helemaal geen nova, en op het ogenblik is het ook geen astronomisch vraagstuk meer; het is een klus voor jou, in feite.' 'Hoe bedoel je?' vroeg Amalfi. 'Als het geen nova is, wat is het dan?' 'Ja, dat vroeg ik me ook af,' zei Jake. Een van zijn ergerlijkste tekortkomingen was, dat hij niet in staat was om zonder een omweg op de kern van de zaak af te gaan. 'Ik heb een opmerkelijke verzameling van spectrogrammen van dat ding; als je ze zou bekijken zonder te weten waar ze vandaan kwamen, dan zou je denken dat je met een sterrengids bezig was, en niet met opnamen van één enkel object; en dan wel een scala van sterren dat het hele Russelldiagram beslaat. Waarbij dan nog komt dat ze allemaal een blauwverschuiving vertonen in de absorptielijnen, vooral in die lijnen die aan de dampkring van Nieuw Aarde zijn toe te schrijven, hetgeen tot voor kort nergens op leek te slaan.' 'Voor mij slaat het nog steeds nergens op,' bekende Amalfi. 'Goed,' zei Jake, 'wat zeg je dan hiervan: toen de spectra veel te donker uitkwamen voor een object met een zo grote schijnbare helderheid, want vergeet niet dat het met de dag helderder wordt, heb ik dr. Schloss en zijn mensen gevraagd even hun antimaterie in de steek te laten om een keerzeef analyse te maken van het binnenkomende licht. En vijfenzeventig procent daarvan blijkt uit valse fotonen te bestaan; dat geval sleept een reusachtig condensatiespoor achter zich aan, natuurlijk, we kunnen het alleen van hieruit niet zien...' 'Mallemolens!' schreeuwde Amalfi. 'En vrijwel met topversnelling ook! Maar hoe kan een lichaam van die afmetingen... Wacht eens even, weten jullie de juiste afmetingen al?' De astronoom grinnikte, een geluid dat Amalfi altijd deed denken aan een krankzinnige papegaai. 'Ik denk dat we de afmetingen wel hebben, en ook alle andere gegevens, voor zover het de astronomische afdeling aangaat,' zei hij. 'De rest is jouw probleem, zoals ik al zei. Het is een planetair lichaam, van ongeveer twaalfduizend kilometer doorsnede, en het is veel dichterbij dan we dachten; op dit moment bevindt het zich al in de Grote Wolk en is het op weg hier naar toe, recht op ons stelsel en op Nieuw Aarde af. Die veranderingen in het spectrum betekenen eenvoudig dat het lichaam beschenen wordt door de verschillende zonnen die het passeert, en de blauwverschuiving in de Frauenhoferse lijnen, wijst sterk in de richting van een atmosfeer die de onze dicht nabijkomt. Ik heb geen idee of dat jou ergens aan doet denken, maar ik weet wel waar je dat aan zou moeten herinneren, en de Vroedschap is het helemaal met me eens.' Web Hazleton kon zich niet langer beheersen. Ik weet het, ik weet het! Het is de planeet He die terugkomt! Ja hè, meneer de burgemeester?' De jongen kende z'n stadsgeschiedenis goed; niemand die uit de oude tijd stamde had een combinatie van gegevens, zoals waar Jake mee aan kwam dragen, onder ogen kunnen krijgen zonder dat hem dadelijk dezelfde bizarre veronderstelling door het hoofd schoot. De planeet He vertegenwoordigde een van de meestomvattende werkstukken van de stad; de oplossing van de vraagstelling had, om zeer ingewikkelde redenen, met zich meegebracht dat op de planeet zelf een aantal mallemolens werd geïnstalleerd, die voldoende kracht uitoefenden om He uit haar baan om haar zon te rukken en haar in wilde stuurloze vaart de intergalactische ruimte in te slingeren, de Melkweg uit. De stad was een heel eind meegesleept, waardoor ze ver van het gebied waar New York actief gezocht werd door de politie, de Melkweg weer binnen kon gaan. Maar het was op het nippertje geweest. He zelf was, naar men aannam, in dolle vaart op weg naar het melkwegstelsel van Andromeda, sinds dat ogenblik in 3850 toen de wegen van He en de stad zich scheidden, en elk voor de ander even abrupt en definitief verdween als een uitgeblazen kaarsvlam. 'Laten we nou niet voorbarig zijn,' zei Amalfi. 'Het is pas twee eeuwen geleden dat we He op zijn kant hebben gezet, en op dat moment bezaten de Heviërs niet de technologie of de materialen om bestuurde mallemolenvluchten te ontwikkelen; ze waren in feite nog wilden. Wel intelligente wilden, dat geef ik meteen toe, maar het waren wilden. Is die planeet die hierheen komt bestuurbaar, of weet je dat nog niet?' 'Daar ziet het wel naar uit,' zei Jake. 'Daardoor kreeg ik juist in de gaten dat er wat onnatuurlijks was aan dat hele object. Het veranderde maar steeds van snelheid en vluchtrichting, en zo onberekenbaar, op een volslagen irrationele manier dus eigenlijk, tenzij je ervan uitging dat die veranderingen juist beredeneerd waren. Wie het daarginds ook zijn, ze hebben de kennis om te zorgen dat hun planeet niet zigt als ze moet zaggen. En ze zijn duidelijk op weg hierheen, Amalfi.' 'Heb je al pogingen gedaan om in contact te komen met wie dat ook zijn?' vroeg Amalfi. 'O nee. Ik heb het eerlijk gezegd nog aan niemand verteld. Zelfs niet aan Mark. Ik had zo het idee dat het typisch iets was voor jou.' 'Zonde van je voorzorgen, Jake. Dr. Schloss is niet achterlijk, die kan zijn uitkomsten evengoed interpreteren als jij, en uit de vragen die je hem stelt kan hij al conclusies trekken; hij zal het ondertussen al best aan Mark verteld hebben, en maar goed ook. Mark is waarschijnlijk al bezig te proberen je object op te roepen; ga mee naar de stuurhut, dan weten we het meteen.' Het was een bizarre stoet, zoals ze door de spookstraten van de Okiestad trokken: de kale tonronde burgemeester, met een uitgedoofde sigaar tussen zijn tanden geklemd, de vogelvlugge maar wat sip kijkende astronoom, en de vrolijk huppelende kinderen die nu eens voor hen uitstoven, en zich dan weer lieten inhalen, opdat de anderen de weg konden wijzen. Hun enthousiasme ontroerde Amalfi op een onverwachte manier en plaatste hem onontkomenlijk voor het besef dat hun droom om de stad weer de ruimte in te krijgen al even breekbaar was; de komst van de bestuurbare planeet zou, wat ze verder ook in mocht houden, daarvan in elk geval het einde betekenen, want ernstige aangelegenheden, en het koele morgenlicht waar die het beste in gedijen, zijn voor dromen sinds mensenheugenis al moordend geweest. Impulsief bleef hij staan bij een station dat hij kende en riep een luchttaxi, gedeeltelijk, zo verzekerde hij zichzelf, om te zien of de Vroedschap het, in dit stadium van het lange stervensproces van de stad, nog de moeite waard vond die dienstverlening in stand te houden. Na verloop van tijd kwam er eentje, tot duidelijke verrukking van de kinderen, waarbij Amalfi zich met spijt realiseerde dat het geen eerlijke test was geweest; over een miljoen jaar zou de Vroedschap, op de laatste druppeltjes energie die uit de reactor sijpelden, nog een taxi sturen voor de burgemeester. Als hij wilde weten of de garage nog leefde, zou hij het rechtstreeks aan de Vroedschap moeten vragen. Maar Web en Estelle waren zo verrukt dat ze door de stille afgronden van de stad suisden in een bel van metaal en kristal, en genoten zo van de beperkte en zeer eerbiedige weerwoorden van de taximaat, dat hun wankele kinderlijke waardigheid nergens meer was; en ze gierden het uit van het lachen, en slaakten kreten van ook weer niet zo hevige angst, wanneer de taxi zijn bochten krap nam en op een haar na de gebouwen raakte, die de kleine platte zwarte denkdoos van de taximaat te goed kende om nog veel ontzag voor te hebben. Het was in zekere zin wel jammer dat de kinderen nu niet meer de gebeitelde woorden konden lezen van het oude devies van de stad: Gazonnetje maaien, dame? al was het maar om ze iets te laten proeven van de beweegredenen van de Okies van vroeger; maar het devies was lang geleden onleesbaar geworden, en kort daarop was ook de zin van die uitspraak verdwenen. Er was alleen nog een herinnering, die bij Amalfi de gedachte deed opkomen dat, mocht de stad ooit weer opstijgen, en daar geloofde hij plotseling helemaal niet meer aan, het niet meer zou zijn om gazonnetjes te maaien; die waren er niet meer, dat verleden was afgesloten. De stuurhut in het stadhuis deed de kinderen een stuk inbinden, en dat mocht ook wel, want daarvoor was er nog nooit iemand toegelaten die veel jonger was dan een volle eeuw; de vele schermen die de wanden overdekten, hadden gebeurtenissen aanschouwd in een geschiedenis die in dramatiek, ja, zelfs in belangwekkendheid, met geen mogelijkheid door enig toekomstig heldendicht van Nieuw Aarde zou kunnen worden geëvenaard. In deze duistere, muf ruikende kamer had dezelfde man die nu naast hen stond, de opkomst en neergang meegemaakt van een volk van Melkwegheersers, waarvan deze kinderen zeker genetisch deel uitmaakten, maar waarvan zij nooit de erfgenamen zouden zijn; de geschiedenis had zich al van hen afgewend. 'En kom nergens aan,' zei Amalfi. 'Alles in deze kamer werkt nog, tot op zekere hoogte. We hebben nooit de gelegenheid gehad om de stad volledig uit te schakelen; ik zou niet eens weten of we nog wel weten hoe dat moet. Daarom is het ook verboden gebied, hier. Komen jullie maar liever achter me staan, Web en Estelle, en kijk hoe ik het doe. Dan blijven jullie tenminste bij de panelen uit de buurt.' 'We komen heus nergens aan,' verzekerde Web hem vurig. 'Niet met opzet, dat weet ik wel. Maar ik heb liever geen ongelukjes. Je kan beter meteen goed leren hoe je de panelen bedient; kom maar hier staan, jij ook Estelle, en roep het huis van je grootvader maar eens voor me op. Druk op die lange smalle doorzichtige plastic toets, ja precies, en nou wachten we tot hij oplicht. Daardoor laat je de Vroedschap weten dat je met iemand buiten de stad een gesprek wil voeren; dat is heel belangrijk, want anders gaan ze ontzettend zeuren, dat kan ik je wel vertellen. Nou zie je die vijf kleine knopjes vlak boven de toets en je drukt nummer twee in; vier en vijf zijn ultrafoon en Diracverbindingen en die heb je voor een lokaal gesprek niet nodig. Eén en drie zijn binnenlijnen en daarom zijn ze nu niet verlicht. Vooruit maar, druk maar in.' Web drukte aarzelend het verlichte rode knopje in. Boven zijn hoofd klonk een stem: 'Communicatie.', 'Nu is het mijn beurt.' Amalfi nam de microfoon op. 'Met de burgemeester. Zoek de bedrijfsleider voor me op, met hoogste voorrang.' Hij liet de microfoon zakken en voegde eraan toe: 'Nu moet de sectie communicatie alle kanalen afzoeken waarop je grootvader beschikbaar zou kunnen zijn, en hem een oproepsignaal geven, waar hij ook mag zijn; het NieuwAardse ziekenhuis heeft net zo'n oproepsysteem voor de artsen.' 'Kunnen we horen hoe hij wordt geroepen?' vroeg Estelle. 'Als je dat wilt, ja hoor,' zei Amalfi. 'Hier, neem de microfoon en druk toets twee in, net als Web. Daar.' 'Communicatie,' zei de onzichtbare stem opnieuw met élan. 'Nou moet je zeggen: "Reprise alstublieft",' fluisterde Amalfi. 'Reprise alstublieft,' zei het meisje. Direct vulde een reeks kwetterende zuivere klanken de oude kamer, alsof in elke schaduw een vogeltje school met een zilveren keeltje. Estelle liet bijna de microfoon vallen; Amalfi pakte hem zachtjes van haar over. 'Machines roepen mensen niet bij name op,' legde hij uit. 'Alleen heel ingewikkelde machines zoals de Vroedschap kunnen spreken, voor een eenvoudige computer als de sectie communicatie is het veel makkelijker om met muziek te werken. Als je er een tijdje naar luistert hoor je er een melodietje in; dat is de code voor Webs grootvader; de akkoorden geven de verschillende plaatsen aan waar de computer naar hem zoekt.' 'Ik vind het wel leuk,' zei Estelle. Op hetzelfde ogenblik kwam er met een metalig knippend geluid een eind aan het gezang van de onzichtbare vogels en klonk Mark Hazletons stem zomaar uit de lucht: 'Zocht je me, chef?' Amalfi hief met een verbeten glimlach de microfoon naar zijn lippen; de kinderen waren op slag vergeten. 'Dat haal je de donder. Ben jij ingeseind over die bestuurbare planeet die hierheen schijnt te komen?' 'Ja; ik wist niet dat jij geïnteresseerd was. Ik hoorde trouwens gisteren pas dat het een planeet was in plaats van een ster; Schloss en Carrel kwamen me opzoeken.' Amalfi wierp Jake een veelbetekenende blik toe. 'Ik neem aan dat je me nu belt vanuit de stad; wat vindt de Vroedschap ervan?' 'Weet ik niet, ik heb ze nog niet gesproken,' zei Amalfi. 'Maar ik heb Jake hier en die is tot de meest voor de hand liggende conclusie gekomen; net als jij ongetwijfeld. Wat mij benieuwt, is of Carrel of jij al pogingen hebben gedaan met dat object in contact te treden.' 'Ja, maar ik kan niet zeggen dat dat erg vruchtbaar is geweest,' zei Hazleton. 'We hebben ze een keer of vijf, zes op de Dirac opgeroepen, maar als ze ons inderdaad geantwoord hebben, is dat verloren gegaan in het geroezemoes van al die Diracuitzendingen om ons heen die uit de Melkweg komen. Ik snap het toch niet helemaal; ze schijnen zonder enige twijfel op ons af te koersen, maar je kunt je niet voorstellen wat voor signaal van ons ze dan als baken gebruiken.' 'Geloof je heus dat het He is, die terugkomt?' vroeg Amalfi voorzichtig. 'Ja, dat denk ik wel,' zei Hazleton met kennelijk even grote voorzichtigheid. Ik zie niet tot welke andere conclusie je zou kunnen komen, aan de hand van de huidige gegevens.' 'Gebruik dan je hoofd,' zei Amalfi. 'Als dat werkelijk He is, dan bereik je ze nooit over de Dirac. Toen we op He waren hebben we de Heviërs nooit Diracuitzendingen laten horen, laat staan een Diraczender laten zien; ze hadden geen enkele reden om te vermoeden dat een dergelijke universele zender bestond, of mogelijk was. En als het He niet zou zijn, maar een verkenningsvaartuig dat ons voor het eerst komt opzoeken uit een ander melkwegstelsel, en uit een heel andere soort beschaving dan die wij kennen, dan ligt het voor de hand dat ze geen Dirac hebben, anders zouden ze al die miljoenen Diracberichten wel hebben gehoord die onze Melkweg heeft uitgezonden vanaf het moment dat ze dat ding uitvonden. Probeer liever de ultrafoon.' 'He had ook geen ultrafoon toen we die lui voor het laatst zagen,' zei Hazleton geamuseerd. 'En als wij al niet weten hoe we een draaggolf voor de ultrafoon door een mallemolenveld moeten krijgen, dan betwijfel ik of zij dat kunnen. Als we op zulke primitieve methoden van communicatie moeten terugvallen, waarom proberen we het dan niet eerst met gebarentaal?' Ik vermoed dat er een ultrafoonbericht van de planeet onderweg is naar ons toe,' zei Amalfi. 'Het is toch niet meer dan logisch om een vlucht als deze, in een zo dichtbevolkt gebied als de Grote Wolk, vooraf te laten gaan door een algemeen identificatiesignaal, hetgeen overigens met een Diracsignaal helemaal niet zou kunnen; een signaal dat overal gelijktijdig wordt ontvangen, op het moment dat het wordt uitgezonden, is geen behoorlijk baken. Het doet er niet toe of dit He is, of een bezoeker uit het onbekende; ze zullen beslist een seintje vooruit zenden en dat gaat absoluut per ultrafoon, want er is geen andere manier; als dat betekent dat ze een manier moeten bedenken om een ultrafoonbericht door een mallemolenveld te prikken, dan zullen ze dat gedaan hebben; en dan moet jij je ontvangers wijd open hebben staan, je kunt je antwoord door dezelfde opening mikken.' Hij haalde diep adem. 'Maar sta in ieder geval niet mijn tijd te verdoen, Mark, met te beweren dat het onmogelijk is, voor je het nog maar geprobeerd hebt!' 'Die zit,' zei Webster Hazleton binnensmonds, waarop hij vuurrood werd. Estelle's vader, pontificaal op de eerste rang gezeten, begon vervaarlijk te proesten. Maar standjes hadden de laatste tientallen jaren steeds minder uitwerking op Hazleton gekregen, zoals Amalfi wel wist; misschien kwam dat door Hazletons bemoeienissen met de Stochastici, de laatste tijd, waar Amalfi niet van geweten had tot Dee hem erop attent had gemaakt; of misschien, hoewel dat een veel minder aantrekkelijke mogelijkheid was, kwam het door het besef, dat ook bij Amalfi leefde, van Amalfi's toenemende onmacht op Nieuw Aarde. 'Desalniettemin, chef,' zei Hazleton ernstig, 'wil ik toch nog één tegenwerping plaatsen, als je het goed vindt. Stel dat ze inderdaad een ultrafoonbundel uitzenden waaraan wij kunnen aanhaken, dan zijn ze nog een vijftig lichtjaren hiervandaan; tegen de tijd dat ze hebben gehoord wat wij ze te zeggen hebben, per ultrafoon, en ze antwoord hebben kunnen geven, zijn we honderd jaar verder.' 'Dat is waar,' gaf Amalfi toe. 'En dat betekent dat er een schip heen moet. Ik ben er toch voor om een jaar of tien te nemen voor een eerste contact, omdat we geen flauw idee hebben waar we hier voor komen te staan, en we misschien onze bewapening wat moeten opvijzelen, wie weet. Maar geef Carrel maar door dat hij me begin volgende week op z'n laatst erheen zal moeten vliegen, en probeer intussen iets op te vangen van wat onze bezoeker eventueel uitzendt. De antwoorden neem ik later wel voor m'n rekening als ik aan boord ben.' In orde,' zei Hazleton en schakelde uit. 'Mogen wij mee?' vroeg Web dadelijk. 'Wat vind jij ervan, Jake? Ze wilden ook al met me mee als de stad op reis ging.' De astronoom glimlachte en haalde zijn schouders op. 'Waar ze die ruimtevaartneigingen vandaan heeft zou ik niet weten, maar niet van mij,' zei hij. 'Maar ik wist dat ze het vroeg of laat zou vragen. Het is een ervaring die ze gehad moet hebben, liefst op korte termijn, en ik zou in de Melkweg geen commandant weten waar ze veiliger bij zou zijn. Ik denk dat mijn vrouw het daarin wel met me eens zal zijn, hoewel ze er net zo bezorgd tegenaan kijkt als ik.' Web riep hoera, maar Estelle zei alleen maar, door en door praktisch: 'Dan ga ik naar huis, m'n svengali halen.'
Drie: De wieg van de tijd
Zelfs op een afstand van driekwart miljoen kilometer kon Amalfi al duidelijk zien dat de planeet He een drastische gedaanteverwisseling had ondergaan sinds hij haar de laatste keer zag, ergens in 3850. De Okies hadden de planeet een zes jaar tevoren ontmoet, als enige vruchtbare spruit van een zwerfster die op dat ogenblik geheel alleen door een uitgestrekte sterrenloze leegte trok; niet een van de sterarme gebieden die normaal tussen de spiraalarmen van de Melkweg voorkomen, maar in een tijdelijk ravijn, de Engte genaamd, waarvan de oorsprong ondoordringbaar in de nevelen van het ontstaan van het universum gehuld ging. Bij de eerste aanblik was al duidelijk geworden, dat de geschiedenis van He niet weinig gecompliceerd moest zijn. He was in die tijd een wereld van smaragd, van pool tot pool overdekt met oerwoud; een oerwoud dat vrijwel geheel verzwolgen had wat niet lang daarvoor nog een hoogstaande beschaving was geweest. Zoals na de landing langzamerhand bleek, waren de feiten uitermate gecompliceerd; het was hoogst onwaarschijnlijk dat er ergens in de Melkweg een tweede planeet bestond die zoveel fatale en onwaarschijnlijke ongelukken had beleefd. De Heviërs hadden zich steeds koppig teweer gesteld, maar tegen de tijd dat de Okies arriveerden hadden ze beseft dat alleen een wonder hen nu nog kon redden. En voor de Hevische beschaving waren de Okies dat wonder geweest, want zij hadden de Heviërs de middelen verschaft om de talrijke plaatselijke bandieten te bedwingen, en hadden daarnaast de wereldwijde oerwoudbegroeiing uitgeroeid op de enig mogelijke manier, namelijk door abrupt en voorgoed het klimaat van He te veranderen. Dat genoemde geologische omwenteling teweeg moest worden gebracht door de hele planeet in dolle vlucht de Melkweg uit te laten suizen was misschien niet zo gunstig, maar daar tilde Amalfi op dat moment niet zo zwaar aan. Hij had een zeer hoge dunk gekregen van het vernuft en de latente technologische vaardigheid die onder de ceremoniële veren en beschilderingen van de Heviërs schuilgingen, en hij twijfelde er niet aan of ze zouden de technieken die nodig waren om hun planeet leefbaar te houden, zeker aanleren, lang voor het gevarenpeil werd bereikt. De Heviërs waren tenslotte eens een groots volk geweest en zelfs na die lange strijd tegen het oerwoud beschikten ze nog over snufjes als radio, raketten, geleide projectielen en supersonica toen ze de Okies leerden kennen; in de korte periode dat de Okies met hen in contact waren geweest, hadden ze in snelle vaart middeleeuwse en oud beschaafde technieken als kernsplitsing en chemotherapie overgenomen. En dan waren er de mallemolens, sommige van de stad afkomstig, andere speciaal nieuw gebouwd, die ze noodzakelijkerwijs werkend hadden moeten achterlaten; met de blik van het intellect bekeken kon het niet anders, of de machines zouden de Heviërs vingerwijzingen leveren naar nieuwe denkrichtingen met groot potentieel, die ze met weinig moeite in de praktijk zouden kunnen toepassen zodra het oerwoud was verdwenen; intussen zouden de mallemolens de dampkring en de warmte van de planeet zelfs in de ijzigste diepten van de intergalactische ruimte binnenhouden; juist de duisternis van die afgrond, die de Heviërs wel zouden kunnen verlichten maar niet geheel uitbannen, zou de dood van het oerwoud betekenen. Desalniettemin had Amalfi niet verwacht He binnen de tweehonderd jaar terug te zien keren met een volledig bestuurbare mallemolenaandrijving, nog hier en daar blauwgroen glinsterend waar de grond nog werd bebouwd, onder wolkenbanken die schitterend helwit licht uitstraalden in het schijnsel van een na bijstaande variabele ster, een Cepheïde. Dat de losgeslagen wereld He was, was thuis op Nieuw Aarde heel snel vastgesteld, zodra Hazleton het ultrafoonbaken dat de zwerfplaneet vooruit had gestuurd, zoals Amalfi voorspeld had, had weten te identificeren. Nog geen vijf minuten nadat Carrel de mallemolenaandrijving van het schip had uitgeschakeld, op schootsafstand van de nieuwe planeet, had Amalfi al persoonlijk met Miramon gesproken, dezelfde Hevische leider waarmee de Okies tweehonderd jaar geleden te maken hadden gehad, tot wederzijdse verbazing over het nog in leven zijn van de ander. 'Hoewel ikzelf niet verbaasd had behoren te zijn,' zei Miramon, gezeten aan het hoofd van zijn grote vergadertafel van glanzend zwart oliehout. 'Tenslotte leef ik zelf ook nog, op een leeftijd die de ouderdom van alle patriarchen in onze annalen te boven gaat; hetgeen weer slechts een fractie is van de leeftijd die u, naar u ons te verstaan gegeven had, bereikt had toen wij u voor het eerst ontmoetten. Maar oude denkwijzen hebben een taai leven. Wij zijn er slechts in geslaagd een klein aantal van de morticiden die in ons oerwoud voorkwamen te isoleren en in zuivere toestand te produceren, dankzij de aanwijzingen die u ons gegeven had, maar toen stierf de oerwoudvegetatie af en de planten die de stoffen produceerden waren onder de nieuwe omstandigheden niet meer te kweken, dus toen stond ons geen andere weg open dan methoden te zoeken om die stoffen synthetisch te bereiden. We waren gedwongen om zeer snel te werk te gaan en gelukkig hadden we in de derde generatie succes, maar intussen kon slechts een klein aantal mensen langer in leven worden gehouden dan wat wij als een normale levensduur kennen. Voor het grootste deel van onze bevolking bent u dus, burgemeester Amalfi, alleen een legende, een onsterfelijke met een oneindige wijsheid die van de sterren kwam; en het valt me moeilijk om u voor mezelf als iets anders te beschouwen.' Hoewel hij in de haarknot boven op zijn hoofd nog de grote, zwarte, barbaarse, gezaagde veer droeg die zijn gezag symboliseerde, vertoonde de Miramon die nu tegenover Amalfi zat weinig gelijkenis met de lenige, soepele, nuchtere, praktische halfwilde, die eens in Amalfi's aanwezigheid op de vloer had gehurkt, omdat stoelen het ongemakkelijk voorrecht der goden waren. Zijn huid was nog gebruind en stevig, zijn ogen schitterend en watervlug, maar hoewel zijn weelderige haardos nu helemaal wit was geworden, leek hij te zijn vastgelegd in een periode van het leven die tussen jeugd en ouderdom zweefde, het kenmerk van iemand die pas enige tijd na zijn 'natuurlijke' middelbare leeftijd met morticiden begint. Zijn raadslieden, waaronder Retma van Fabr-Suithe, dat in Amalfis tijd een roofstad was geweest die volkomen verwoest werd tijdens de laatste strijd voor He de vlucht nam, maar nu, herbouwd in ceremonieel roze marmer, de tweede stad van He was, hadden bijna allemaal hetzelfde voorkomen. Er waren er een paar die men de morticiden pas had toegediend toen ze in hun 'natuurlijke' zeventiger jaren waren, en die aan de tafelronde een, waarschijnlijk ongewettigd, voorkomen van wijsheid bijdroegen, door hun talrijke rimpels, hun zichtbare lichamelijke broosheid, en een zekere geslachtsloosheid die tegelijk enigszins aftstotend en benijdenswaardig was, een somatotype dat voor de mensheid als geheel zijn alleenrecht, als de fysiologische uitdrukking van moeizaam vergaarde wijsheid, allang was kwijtgeraakt, maar dat hier bij deze jonge onsterfelijke nog een vreemd gezag uitstraalde, ook ten opzichte van Amalfi. 'Als jullie er al in geslaagd zijn om één van de morticiden te synthetiseren, dan zijn jullie betere scheikundigen dan enig ander in de geschiedenis van de mensheid,' zei Amalfi. 'Het zijn veruit de meest gecompliceerde moleculen die ooit in natuurlijke vorm zijn aangetroffen; we hebben beslist nooit gehoord dat iemand er in geslaagd was één, laat staan meer, te synthetiseren.' 'Eén hebben we er synthetisch kunnen bereiden, meer niet,' bekende Miramon. 'En de synthetische vorm heeft bepaalde onplezierige neveneffecten die we nooit helemaal hebben kunnen elimineren. Andere stoffen bleken natuurlijke sapogeninen te zijn, die we in ons kunstmatig klimaat konden kweken, en door middel van twee a drie stadia van fermentatie konden omvormen tot morticiden. En ten slotte zijn er nog vier met een zeer breed toepassingsgebied, die we uitsluitend door middel van fermentatie bereiden op basis van micro-organismen, die we kweken in grote vaten op een vloeibare voedingsbodem, waar vrij eenvoudige en relatief goedkope stoffen voor worden gebruikt.' 'Zo één hebben wij er ook, dat was ook de eerste die werd ontdekt, de ascomycine,' zei Amalfi. 'Maar ik denk dat ik op mijn standpunt blijf staan. Jullie kunnen ons wat schelkunde betreft nog dubbel en dwars een lesje leren.', 'Dan is het voor ons, en misschien voor alle denkende wezens, misschien wel zo gunstig dat wij niet uw hulp als scheikundigen komen inroepen,' zei Retma enigszins grimmig. 'Hetgeen mij op mijn voornaamste vraag brengt,' zei Amalfi. 'Waarom zijn jullie teruggekomen? Ik kan me niet voorstellen dat jullie mij persoonlijk hier zochten; jullie hadden geen reden om aan te nemen dat ik niet duizenden parsecs hiervandaan zou zitten; we zijn tenslotte aan de andere kant van de oude Melkweg uit elkaar gegaan. Het ligt voor de hand dat jullie zijn omgedraaid, zo gauw jullie er zeker van waren dat jullie de mallemoleninstallatie konden besturen; en jullie kunnen nooit meer dan halverwege naar het Andromeda stelsel zijn geweest. Wat mij benieuwt is: waarom zijn jullie omgedraaid?' 'U hebt daar zowel gelijk als ongelijk,' zei Miramon met iets in zijn stem dat naar trots zweemde; het viel moeilijk te zeggen want zijn gezicht stond buitengewoon plechtig. 'Pas dertig jaar nadat onze wegen zich scheidden, burgemeester Amalfi, verwierven wij een redelijk zuivere beheersing van de antizwaartekrachtmachines. Toen de implicaties van onze ontdekking volledig tot ons doordrongen waren wij zeer verheugd. Nu bezaten we een planeet in de oorspronkelijke betekenis van het woord, een ware zwerfwereld die kon gaan waar ze wilde, in dit of in dat zonnestelsel haar tenten kon opslaan, en weer verder kon trekken wanneer ons dat beliefde. Tegen die tijd konden we onszelf vrijwel bedruipen; er was duidelijk geen behoefte aan om ook gastarbeider te worden, zoals uw stad en haar vijand, vroeger. En aangezien we een flink eind onderweg waren naar een ander melkwegstelsel, en aangezien er kennelijk geen limiet scheen te zijn aan de snelheid die we met de reusachtige massa van onze planeet konden bereiken, besloten we verder te trekken en op verkenningstocht te gaan.' 'Naar het melkwegstelsel in Andromeda?' 'Ja, en verder nog. Natuurlijk hebben we vrij weinig van dat stelsel gezien, want het is even uitgestrekt als het onze; we menen dat het niet bewoond wordt door een wijdverspreid en sterrenvarend volk zoals het uwe en het mijne, maar in het korte sterrenonderzoek dat wij maar konden instellen is het heel wel mogelijk dat wij een bewoond of gekoloniseerd stelsel eenvoudig over het hoofd hebben gezien. Toen hadden we trouwens inmiddels al de ontdekking gedaan, die vanaf dat ogenblik de grondslag zou worden voor ons leven en streven, en wisten we dat we spoedig naar huis zouden moeten terugkeren. We verlieten de Andromedanevel en bezochten haar satellietstelsel, dat u voor ons M33 noemde op de oude sterrenwandtapijten uit de Grote Tijd, en vandaar namen wij de sprong van anderhalf miljoen lichtjaar naar de Kleine Magalhaese Wolk. En bij onze oversteek van de Kleine naar de Grote Wolk hebt u ons ontdekt. Dat was bepaald bij toeval, want het was ons plan rechtstreeks door te stoten naar het oude melkwegstelsel en vandaar naar de Aarde, waar we naar onze ervaring met u ons alle reden gaf te geloven, een voorraad kennis zouden aantreffen, die groot genoeg zou zijn om wat wij ontdekt hebben het hoofd te bieden. Dat onze eigen kennis ontoereikend was, is geen ogenblik aan twijfel onderhevig geweest. Maar het is een buitengewoon goedgunstig toeval dat wij nu weer door u worden gevonden terwijl wij terugkeren, burgemeester Amalfi. Zeker hebben de goden aangericht, wat anders onwaarschijnlijk wezen zou, want als er buiten de Aarde iemand is die ons zou kunnen helpen, dan bent u dat.' 'Vroeger geloofde je niet zo hard aan de goden, als ik me wel herinner,' zei Amalfi met een strakke glimlach. 'Opvattingen veranderen als men ouder wordt. Waar is ouderdom anders voor?' 'En de geschiedenis niet minder,' zei Amalfi. 'Of ik jullie zal kunnen helpen of niet nog daargelaten, is het een heel gelukkig toeval dat jullie hier gestopt zijn voor jullie doorgingen naar het oude melkwegstelsel. De Aarde heeft daar niet langer de heerschappij. We hebben bijzonder veel moeilijkheden gehad om te begrijpen wat er nu precies gaande is; de berichten die we uit die hoek krijgen, kwetteren in één grote stroom door elkaar, maar van één ding ben ik al zeker: er is daar een sterk, nieuw imperialisme in opkomst, dat op weg is even machtig te worden als eens de Aarde, en daarvoor Wega. Het noemt zich het Web van Hercules, en datgene wat er van het Aardse interstellaire rijk over is, schijnt niet veel tegenstand te bieden. Als jullie een goede raad van me willen aannemen, dan blijven jullie uit de buurt van de oude Melkweg, anders worden jullie nog met huid en haar opgeslokt.' Er heerste een lange stilte om de raadstafel van de Heviërs. Ten slotte zei Miramon: 'Dan blijft er ons heel weinig meer over. Het is heel goed mogelijk dat er geen antwoord is, zoals we al vaak hebben vermoed. Maar ook is het mogelijk dat de goden ons hebben teruggevoerd naar de enige bron van wijsheid die we behoeven.' 'Dat zullen we gauw genoeg weten,' zei Retma zacht. 'Als er in dat ogenblik nog tijd genoeg zal zijn om te weten, of daarna voldoende tijd om te herinneren.' 'Ja, ik zal jullie waarschijnlijk niet van advies kunnen dienen, zolang ik niet weet waar jullie het over hebben,' zei Amalfi, zijns ondanks onder de indruk van de diepernstige toon waarop de Heviërs hadden gesproken. 'Waaruit bestond die ontdekking precies, waarom jullie zijn omgekeerd? Wat is die gebeurtenis waar jullie zo bang voor schijnen te zijn?', 'Niets minder,' zei Retma op vlakke toon, 'dan dat het einde der tijden aanstaande is.' Een tijdlang was Amalfi, zelfs toen ze het hem allemaal hadden uitgelegd, zo weinig bij machte te geloven dat de Heviërs meenden wat ze zeiden, dat hij het direct van zich af wilde schuiven als een van de bijgelovige praatjes waar He van gewemeld had toen de Okies contact met haar maakten, zoals zoveel provinciale planeetjes. Dat er een eind aan de tijd kon komen, was een gedachte waarop niets in heel zijn lange leven hem ook maar één ogenblik had voorbereid. Zelfs toen het hem tegen zijn zin duidelijk werd, dat dat wat Miramon en de andere Heviërs in de diepe intergalactische ruimte hadden aangetroffen, een werkelijk gebeuren was, met werkelijke gevolgen; een gebeuren dat Amalfi's eigen mensen, en vooral de groep van dr. Schloss, direct bereid waren te onderschrijven, de gevolgen incluis, kon hij er nog steeds niets anders mee doen dan het volstrekt afwijzen. Dat zei hij ook, tijdens een conferentie aan boord, waarbij Miramon, Retma, dr. Schloss, Carrel en, via de Dirac, Jake en dr. Gifford Bonner aanzaten; de laatste was de leider van de groep filosofen op Nieuw Aarde, de Stochastici, waar Hazleton kort geleden lid van was geworden. 'Als het waar is wat jullie zeggen,' zei Amalfi. 'Kun je aan de hele zaak toch niks meer doen. De tijd loopt af, en dat is dan dat. Maar het einde van de wereld is al zo vaak voorspeld, meen ik me uit mijn geschiedenislessen te herinneren, en toch leven we allemaal nog; ik kan me niet voorstellen dat een zo groots proces als het hele fysieke universum zomaar in een oogwenk aan zijn eind zou kunnen komen, en aangezien ik daar niet in geloven kan, ga ik me niet plotseling gedragen alsof ik er wel in geloof. En ik zie niet in waarom anderen dat zouden doen.' 'Amalfi, je hebt volkomen gelijk! Je begrijpt het inderdaad niet,' zei dr. Schloss. 'Natuurlijk is het einde van het universum al vaker aangekondigd. Het is een van die of, of keuzes die je als filosoof moet maken; of je stelt dat het universum op zeker ogenblik aan z'n einde zal komen, of je komt tot de conclusie dat het onmogelijk kan; je kunt daar dan nog wat tussenin gaan zitten, en daar komen dan onze cyclische theorieën vandaan, maar in wezen zijn dat natuurlijk allemaal slagen om de arm. Als je concludeert dat het universum een beperkte tijd van leven heeft, dan moet je erover gaan nadenken wanneer er aan dat leven een einde zal komen, op basis van de gegevens die je met betrekking tot dat onderwerp ten dienste staan. We zijn het er nu al duizenden jaren over eens dat het universum niet eeuwig kan zijn, hoeveel slagen we ook om onze arm hielden, dus er blijft ons feitelijk niets anders over dan van mening te verschillen over de datum die we daarvoor stellen. En vroeg of laat moest het moment wel aanbreken dat we over voldoende gegevens beschikken om boven alle twijfel verheven die datum te bepalen. De Heviërs hebben ons voldoende gegevens gebracht om die datum te kunnen vaststellen. En hij ligt ook al vast, zonder dat daarover te ruziën of tegen te sputteren valt. Als we op intelligente wijze over deze zaak willen praten, dan moeten we met dat ene vaststaande feit beginnen. Daarover valt niet meer te discussiëren. Het is een feit.' Ik denk,' zei Amalfi met een stem van staal, 'dat jullie zoetjes aan krankzinnig zijn geworden. Je zou de Vroedschap hier eens over moeten horen, zoals ik heb gedaan; als je wilt kan ik jullie een rechtstreekse lijn geven via de scheeps-Dirac, dan kunnen jullie eens wat van de herinneringen aanhoren die zij hebben opgeslagen, soms nog van ver voor de eerste ruimtevaart; onze stad is heel erg oud. En in het bijzonder zou je naar die verhalen moeten luisteren over het einde van de wereld, die even onvermijdelijk opschieten als een plant uit een zaadje, telkens als er weer iemand gelooft dat hij een directe verbinding heeft met God Almachtig. Bepaalde verhalen zijn natuurlijk alleen een grove grap, zoals de vele aanzeggingen van het einde van de wereld door een zekere Voliva, die zeker wist dat de Aarde plat was, of de herhaalde aankondigingen van de Dag des Oordeels, afkomstig van een Aardse sekte die zich de Vromen noemde en die hoogtij vierde op Aarde in dezelfde periode dat en de mallemolen en de morticiden werden ontdekt. Maar een hoog intelligentiepeil vrijwaart je al evenmin voor dergelijke apocriefe waanzin; zeven eeuwen voordat de ruimtevaart op Aarde ontstond, was er al een man genaamd Bacon, de grootste wetenschapper van zijn tijd, die de komst van de AntiChrist aanstaande meende te weten, omdat hij niet in staat was zijn tijdgenoten te winnen voor het gebruik van de wetenschappelijke methode die hij zojuist had uitgevonden. En ik kan daar aan toevoegen dat in de laatste jaren voor de ontdekking van de ruimtevaart, de beste denkers op Aarde van die tijd geen toekomst meer zagen voor het mensdom en al het andere zuurstofademende leven op Aarde, maar alleen een totale vernietiging in een wereldwijde thermonucleaire oorlog, die gedurende een zekere periode van acht jaar binnen de twintig minuten had kunnen uitbreken. En, dr. Schloss, ze hadden daarin volkomen gelijk. Hun wereld had heel gemakkelijk aan z'n eind kunnen komen, gedurende die periode van twintig minuten; de mogelijkheden daartoe waren tastbaar aanwezig. Maar op de een of andere manier heeft de wereld het weten vol te houden tot de ruimtevaart arriveerde, en de verwoesting een spookbeeld werd dat door de sterren werd opgebrand, zoals de geestverschijningen van volkeren die aan dag en nacht geketend zijn, als damp uit hun mythologie verdwijnen zodra ze in staat zijn zelfs om middernacht licht te laten schijnen, door het simpele omwippen van een schakelaar.' Hij keek om zich heen naar de gezichten van de mensen die rond de kaartentafel van het schip zaten. Er waren er maar weinig die hem aan durfden te kijken; de meesten keken omlaag, naar de tafel, naar hun handen. Ze keken als mensen die zojuist een massamoordenaar hadden horen beweren dat hij niet toerekeningsvatbaar was geweest. 'Amalfi,' klonk bruusk de stem van Jake over de Dirac, 'het is nou echt te laat om advocaatje te gaan spelen. Deze zaak heeft geen twee kanten, alleen een goeie kant en een verkeerde kant, en we zullen jou bij deze af moeten stoten als een briljant voorvechter voor de verkeerde kant. Je hebt magistraal je best gedaan, maar aangezien de goede kant geen advocaat nodig heeft, kun je de moeite maar beter laten. Mag ik de rest van deze vergadering vragen: wat gaan we nu doen? Komt het jullie voor dat er, zoals de Heviërs menen, nog iets te doen valt? Zelf ben ik geneigd dat in twijfel te trekken.' Ik ook,' zei dr. Schloss, hoewel er uit zijn houding niets bleek van het pessimisme dat in zijn conclusie vervat was; hij scheen diepgaander geïnteresseerd te zijn dan Amalfi hem ooit van zijn leven had gezien. 'De hoop van tijdgebonden wezens om het einde van de tijd te overleven, is even futiel als de wens van de vis om te overleven wanneer hij in een zon wordt gegooid. De paradox is heel duidelijk en voor de hand liggend, en men ontkomt er niet aan.' 'Geen enkel technisch vraagstuk is ooit helemaal onoplosbaar,' zei Amalfi geërgerd. 'Miramon, je moet me verontschuldigen dat ik me een oordeel over jullie aanmatig, en zo niet, dan kan het me nog niet schelen, maar ik vind dat jullie aan hetzelfde syndroom lijden als dr. Freeman en dr. Schloss: jullie zijn oud geworden voor je tijd. Jullie zijn je avontuurlijkheid kwijt.' 'Toch niet helemaal,' zei Miramon terwijl hij Amalfi met een mengeling van ernst en bezeerde teleurstelling aankeek. 'Wij zijn er althans nog niet van overtuigd dat er geen antwoord bestaat; als we het hier niet vinden zijn we zeker van plan onze reis te vervolgen, in de hoop iemand te vinden om mee samen te werken, iemand die ons een oplossing aan de hand kan doen. Als we niemand vinden, zullen we voortgaan zelf naar die oplossing te zoeken.' 'Bravo!' zei Amalfi fel. 'En bij God, ik ga met jullie mee. We kunnen kwalijk teruggaan naar ons oude melkwegstelsel, maar het volgende is NGC 6822, dat is een miljoen lichtjaren hiervandaan, voor jullie een kippenstapje. En dan doen we tenminste iets; we zitten niet hier met onze armen over elkaar af te wachten tot de klap komt.' 'Maar dat zou doen zijn zonder doel,' zei Miramon plechtig. Ik ben met u eens dat het gevaarlijk en onverstandig zou zijn ons te verwikkelen in het Web van Hercules, wat dat ook moge zijn; maar ik zie er evenmin heil in van het ene melkwegstelsel naar het andere te trekken, uitsluitend in de magere hoop een hoogontwikkelde beschaving tegen te komen die mogelijk in staat zou zijn ons te helpen, en heel de rest van het universum. Wij koesteren wel die hoop, maar het mag het einddoel van onze reis niet zijn; onze uiteindelijke bestemming moet zijn, het hart van de metagalaxis, de naaf van alle melkwegstelsel in de tijdruimte. Alleen daar, waar alle krachten van het universum in een dynamisch evenwicht verkeren, kan men hopen iets te ondernemen om het einde dat nadert te ontlopen of te beïnvloeden. Er is uiteindelijk zoveel tijd niet meer, voordat dat ogenblik slaat. En bovenal, burgemeester Amalfi, is het geen kwestie van een simpel technologisch vraagstuk; het is een einde dat organiek in de fundamentele structuur van het universum is gegrift; in het begin, door handen waar wij geen kennis van kunnen hebben. Het enige wat wij nu kunnen weten is dat het zo geschreven staat.' En aan deze conclusie kon Amalfi, hoewel zijn ziel en geest tegen de aanvaarding ervan hadden gestreden, vanaf het moment dat hij beseft had dat het zo moest zijn, niet meer ontkomen. Als denkbeeld was het universum best een comfortabel oord geweest om in te leven, in die primitieve atoomtheorie die de verzekering gaf dat alles, aarde, lucht, vuur, water, staal en sinaasappelen, sterren en mensen, uiteindelijk opgebouwd was uit submicroscopische draaikolkjes van protonen en elektronen, hier en daar een beetje gekruid met neutronen en neutrino's die geen lading bezaten, en bijeengehouden door een onordelijk maar huiselijk troepje mesonen. Het voorbeeld was het waterstofatoom, waar één proton knus in de open haard danste, voldaan en positief van lading, terwijl daaromheen een elektron zweefde omgeven door zijn negatieve lading als knetterend kattenvel. Dat was het simpelste geval, maar men kreeg de verzekering mee dat zelfs in de zwaarste en meest ingewikkelde atomen, en zelfs die door mensenhanden waren gemaakt, er alleen maar nog meer en nog zwaardere blokken in de haard hoefden te worden gelegd, en dat er dan meer katten omheen zouden komen snorren; het werd alleen wat moeilijk om de katten uit elkaar te houden, maar dat is nu eenmaal het gevolg als je er honderden op na houdt. Het eerste voorteken dat er iets fout zat met deze prent van submicroscopisch en universeel huiselijk geluk, verscheen, zoals alle ordentelijke voortekenen, aan de hemel. Op Aarde had, een halve eeuw nog voor de ruimtevaart, een astronoom wiens naam volstrekt vergeten is, opgemerkt dat een stuk of drie van de miljoenen meteorieten die elke dag de Aardse dampkring binnenkwamen, steeds op grote hoogte en met grote kracht ontploften, hetgeen niet verklaard kon worden door hun snelheid of hun intredebaan; en in één van die vergezochte fantasieën, die uiteindelijk aan elke nieuwe schakel in de ketting van kennis en begrip ten grondslag liggen, had hij een droombeeld gehad van iets wat hij 'contraterrene' materie noemde, een stof van vuur, met een kattenvel, waaromheen vlammende katten zweefden: materie waarin het basisatoom van waterstof een kern zou hebben met een antiproton, met de massa van een proton maar een negatieve lading, waaromheen een anti-elektron zou lopen, met de verwaarloosbare massa van een elektron, maar positief geladen. Een meteoriet, bestaande uit materie die op deze wijze was opgebouwd, zou met grote kracht ontploffen bij het eerste contact met de ijlste sporen van de Aardse 'normale' dampkring; het bestaan van zulke meteorieten zou er dan op duiden, dat er ergens in het universum hele planeten moesten zijn, hele zonnen, hele melkwegstelsel, die uit die materie waren opgebouwd, en waarvan de minste aanraking meer dan de dood zou betekenen, ja, een definitieve en volledige vernietiging, waarbij de beide vormen van materie volkomen in energie zouden opgaan, in één vlammende en totale omhelzing. Vreemd genoeg verdwenen kort daarna de meteorieten van contra-terreen uit de theorie, terwijl de theorie zelf bleef bestaan. Het bleek gemakkelijker het exploderen van de meteorieten in meer conventionele termen te verklaren, maar de antimaterie als begrip bleef bestaan en tegen het midden van de twintigste eeuw waren experimentele natuurkundigen al in staat een dergelijke stof met enkele atomen tegelijk aan te maken. De atomen van de omgekeerde wereld bleken niet veel langer dan enkele miljoensten van een microseconde levensvatbaar te zijn en langzamerhand werd duidelijk, dat zelfs binnen die korte levensduur, de tijd waarin zij bestonden achteruit liep. De deeltjes waaruit ze waren opgebouwd werden, in de grote logge bevatrons van die dagen, een aantal microseconden in de toekomstige tijd geboren, terwijl het samenvoegen tot atomen van antimaterie, in de tegenwoordige tijd van de waarnemers, in feite het ogenblik was van hun dood. Kennelijk was antimaterie niet slechts theoretisch denkbaar, het bestond ook; maar in een zo grove samenstelling als in een meteoriet kon het in dit universum niet voorkomen; als er al werelden en melkwegstelsel uit antimaterie bestonden, dan alleen in een bijna onvoorstelbaar ander continuüm, waar de tijd en de entropiegradiënt in tegengestelde richting wezen. Een dergelijk continuüm zou tenminste vier extra dimensies nodig hebben, bovenop de vier van het bekende universum. Terwijl het universum van normale materie zich uitzette en afwikkelde, en steeds trager zou gaan, om ten slotte een onvermijdelijke temperatuurdood te sterven, was 'ergens' in de buurt, zij het in een 'ergens' dat de mens zich niet voor kon stellen, een evenbeeld van het universum bezig zich samen te ballen, op te wikkelen, op weg naar de boven alles uitgaande concentratie van energie en massa die de oerkern werd genoemd. Zoals een volledig uiteenvallen, in duisternis en stilte, het lot zou zijn van het universum waarin de pijl van de tijd omlaag wees langs de helling van de entropie, zo zou het antiuniversum eindigen in een overweldigende massa en energie, een rauwe, helse kracht tot de macht oneindig, die ziedde in een 'oeratoom' met een doorsnede die niet veel groter was dan de omloopbaan van Saturnus. En uit het ene universum kon het andere voorkomen; in het universum van materie was de oerkern het begin, maar in het antiuniversum het einde; in een universum met normale entropie kan de oerkern niet worden geduld, en moet uiteenspatten, maar in een universum met negatieve entropie is koude en leegte onverdraagbaar en moet er samengebald worden. In beide gevallen luidde het bevel: 'Er zij licht'. Hoe echter het zichtbare, tastbare universum van voor de oerkern eruit had gezien, daar kon men nooit inzicht in verkrijgen. Daarover was wel iedereen het eens. De klassieke uitspraak in deze was vele eeuwen eerder gedaan door de heilige Augustinus, die, toen hem gevraagd werd wat God wel gedaan mocht hebben voor Hij het heelal schiep, ten antwoord gaf, dat Hij toen een hel had gemaakt voor mensen die zulke vragen stelden; en zo werd de 'tijd vóór Augustinus' iets waar de geschiedkundige alles vanaf kon weten, maar de natuurkundige per definitie niet. Tot op dit ogenblik. Want als de Heviërs het bij het rechte eind hadden, dan hadden zij het gordijn een klein puntje weten op te lichten en hadden heel even een blik kunnen werpen op het onkenbare. Wanneer ze het onbekende recht in het gezicht hadden kunnen blikken, had het niet fataler kunnen zijn. Op hun triomfantelijke vlucht naar het stelsel van Andromeda, hadden de Heviërs ontdekt dat één van hun mallemolens licht radioactief begon te worden, vreemd genoeg was het een van de toestellen die speciaal voor het project waren gebouwd en niet een van de oude en afgejakkerde beestjes die uit de Okiestad waren gehaald. Het was een probleem dat volkomen nieuw voor hen was, en om niet het risico te lopen van voor hen volslagen onbekende gevolgen als een dergelijke machine dol zou draaien, zetten ze liever het hele mallemolennetwerk stil om reparaties te kunnen uitvoeren, met alleen een veld van 0,02 procent om de dampkring van de planeet binnen te houden en de warmte te conserveren. En daar was het, op dat moment, in de opperste stilte van de intergalactische ruimte, dat hun instrumenten voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid het gefluister opvingen van een voortdurend scheppingsproces: het ijle ping-geluid van nieuwe waterstofatomen die, een voor een, uit het niets werden geboren. Dit zou op zichzelf al een ernstig stemmende ervaring zijn, voor ieder denkend mens met enige diepgang, zelfs zonder de Hevische voorgeschiedenis van intense betrokkenheid bij religieuze vragen; geen mens kon de geboorte van de bouwstenen waaruit het hele bekende universum was opgebouwd, uit wat aantoonbaar 'het niets' was, bezien zonder de diepe overtuiging te geworden, dat er dan ook een Schepper zou moeten zijn, en dat Hij in de onmiddellijke omgeving moest vertoeven van de plaats waar Zijn werk in voortgang was. Dat ijle geping en getik in de instrumenten van de Heviërs leek aanvankelijk, bij de eeuwige strijdvragen van kosmogonie en kosmologie, geen mogelijkheid meer open te laten voor een cyclische theorie van het heelal, voor een voortdurend en eeuwig uitzetten en inkrimpen van oerkern naar temperatuurdood naar oerkern, waarbij alleen bij de verre aanstichting van het ritmisch proces wel een Schepper werd gedacht, en soms nog niet eens. Hier was een scheppingsproces in voortgang; de onzichtbare Vinger beroerde het niets, en het niets werd iets; de opperste ongerijmdheid die, want ongerijmder was er niet, alleen maar goddelijk kon zijn. Maar de Heviërs waren ontwikkeld genoeg om vraagtekens te zetten. Historisch bezien, bleken fundamentele ontdekkingen onveranderlijk voor meerdere uitleg vatbaar. Deze ontdekking, die op het eerste gezicht ondubbelzinnig antwoord gaf op vijfentwintigduizend jaar theologische gissingen, en in feite voor het eerst, sinds het bestaan van God verondersteld werd door één of andere zonneaanbidder uit de Steentijd of een paddenstoelen kauwende mysticus, aan Hem onweerlegbaar het bestaan schonk, kon toch niet zo eenvoudig zijn als hij wel leek. Het antwoord lag voor de hand; er komt zoveel meer kijken bij een voortdurend scheppend bestaan van een daadwerkelijk aanwezige God, dat het gewoon niet geloofwaardig was om dat bestaan uitsluitend te willen bewijzen met een enkel eenvoudig natuurkundig gegeven, ontdekt door een omstandigheid die in alle oprechtheid alleen aan het toeval toe te schrijven viel. Gifford Bonner zou later opmerken dat het een ongelooflijk gelukkig toeval was geweest dat juist de Heviërs het voorrecht hadden gehad de geboortekreetjes in de kinderkamer van de ruimte aan te horen, een volk dat nog maar kort geleden in zekere mate zijn wetenschappelijke ontwikkeling had teruggewonnen, maar dat nooit het besef was kwijtgeraakt van de continuïteit en de overweldigende verwikkeldheid van de theologie in een wetenschappelijke tijd. De doorsnee Aardling van het einde van het Derde Millennium met zijn technologische inslag, filosofisch ingebed in gelijke delen gevoelsmatig nuchter, zogenaamd gezond verstand, en een rauwe, naïeve vooruitgangsmystiek (op dit punt van Bonners analyse had Amalfi het even niet meer), zou een dergelijk gegeven zonder meer hebben aangenomen en zou onmiddellijk zijn ondergedoken in een moeras van telepathie, raciaal bewustzijn, persoonlijke reïncarnatie en nog honderd andere valstrikken die op de loer liggen voor de wetenschappelijk georiënteerde mens die niet weet, dat hij diep in zijn hart een even grote mysticus is als een fakir op z'n spijkerbed. De Heviërs waren dus achterdochtig; ze beproefden hun ontdekking eerst en vooral uitsluitend op wat hij beweerde te beduiden. De theologie kon wachten. Als de voortdurende schepping een bewezen feit was, dan sloot dat om te beginnen al uit, dat er ooit in de geschiedenis van het heelal een oerkern zou zijn voortgekomen, of een temperatuurdood; nee, het heelal zou zich in eeuwigheid voortzetten, een wereld zonder einde. Als dus deze ontdekking even tweeslachtig was als dergelijke ontdekkingen in het verleden altijd waren gebleken, dan diende hij tegelijkertijd op precies het tegendeel te duiden; dus eerst maar eens daarnaar vragen, en dan zien wat er uitkomt. Deze uitzonderlijk nuchtere benadering leverde ogenblikkelijk resultaat op, hoewel de implicaties die daar weer uit voorkwamen in genedele makkelijker te verteren waren dan de eerste, die de andere kant op hadden gewezen. De Heviërs waagden een enorme gok met machines die nog grotendeels onbekend voor hen waren, en met het hachelijk voortbestaan van hun hele wereld; ze zetten alle mallemolens uit, en luisterden nog aandachtiger. In die opperste dodelijke stilte bleek nu het onthutsend gefluister van de voortdurende schepping met twee stemmen te spreken. Elk ijl geboortegeluidje bestond niet uit één toon, maar uit twee. Elke keer dat een waterstofatoom vanuit het niets het waarneembare universum binnensprong, kwam stervend een waterstofatoom van antimaterie te voorschijn, ergens... ergens vandaan. En zo stond de zaak nu. Wat eerst een fundamenteel onaantastbaar bewijs had geleken, van een tijd die in één richting ging en een schepping die steeds voortduurde, kon ook bezien worden als onweerlegbaar bewijs voor een cyclische kosmologie. In zekere zin bevredigde dat de Heviërs wel; zo kenden ze hun natuurkunde weer, als een idioot die op een viersprong staat te schreeuwen: 'God is daar naar toe!' terwijl hij alle vier de kanten tegelijk op wijst. Niettemin was hun hiermee een erfenis van angst nagelaten. Deze klit van een ontdekking, met z'n vele weerhaakjes, die ze onder geen andere omstandigheid hadden kunnen verwerven, was op zichzelf voldoende om het bestaan te onderschrijven van een compleet tweede heelal van antimaterie, dat volledig congruent was met het bekende universum, dat van de normale materie, alleen tegengesteld. Wat de geboorte van een waterstofatoom van antimaterie had geleken, tegelijk met de geboorte van een normaal waterstofatoom, was in werkelijkheid het stervensmoment; er was nu geen twijfel meer mogelijk aan het feit dat in het heelal van de antimaterie de tijd achteruit liep, evenals de entropie, aangezien de een aantoonbaar een factor was van de ander. Het idee was natuurlijk al heel oud, zo oud, dat Amalfi zich maar met moeite kon herinneren wanneer dat idee hem zo vertrouwd was geworden dat hij het verder uit zijn gedachten had gezet. Dat de Heviërs er nu weer mee aankwamen, kwam in het begin bij hem over als een ergerlijk anachronisme, dat natuurlijk alleen maar een struikelblok zou zijn voor de mensen van de praktijk, en hun werk. En vooral koesterde hij verachting voor het denkbeeld van een universum, waarin negatieve entropie bestond; in dergelijke omstandigheden, zo hield zijn roestige en krakende geheugen hem voor, kon tussen oorzaak en gevolg zelfs het grove statistische verband niet meer bestaan dat daaraan in het bekende universum werd toegeschreven; energie zou zich opstapelen, gebeurtenissen zouden zichzelf ontdoen, water zou omhoog stromen, oude mannen zouden ontstaan uit klompjes aarde en lucht, en hun zinloze leven onderen, op weg terug naar de moederschoot. 'Dat doen mannen trouwens toch wel,' had Gifford Bonner vriendelijk gezegd. 'Maar eerlijk gezegd betwijfel ik of dat allemaal wel zo paradoxaal toegaat, Amalfi. Je kunt van allebei die universa zeggen dat ze aan het aflopen zijn, dat ze bij elke gebeurtenis energie verliezen. Het feit, dat van ons standpunt uit gezien het universum van de antimaterie energie lijkt te winnen, komt alleen door de manier waarop we er noodgedwongen tegenaan kijken, met een ingebouwde vertekening. In werkelijkheid draaien die twee universa waarschijnlijk alleen in tegengestelde richting, net als twee molenstenen. De tijdpijl lijkt wel in twee verschillende richtingen te wijzen, maar waarschijnlijk wijzen ze toch allebei omlaag, net als handwijzers op de top van een heuvel in een weg. Als de dynamica van de hele zaak je hoog zit, denk dan maar dat het allebei vierdimensionale continua zijn, en vanuit dat gezichtspunt zijn ze allebei volledig statisch.' 'Hetgeen ons brengt op de cruciale vraag van het raakpunt,' zei Jake opgewekt. 'Het komt hierop neer: deze twee vierdimensionale continua zijn innig met elkaar verbonden, zoals de dubbele gebeurtenis die de Heviërs hebben geobserveerd heel duidelijk aantoont; en dat betekent volgens mij, dat we rekening moeten houden met een totaal van tenminste zestien dimensies voor het hele systeem. Hetgeen op zichzelf niet zo'n verrassing is, want zoveel heb je op zijn minst al nodig voor een atoomkern van gemiddelde complexiteit. Wat wei verrassend is, is dat de beide continua elkaar naderen; ik ben met Miramon eens dat de waarnemingen van zijn mensen op geen andere manier kunnen worden uitgelegd; tot nog toe heeft het feit dat de gravitatie in beide universa ook tegengesteld is, de twee kennelijk bij elkaar vandaan gehouden, maar die afstoting, of die druk of hoe je het noemen wilt, wordt kennelijk gestaag zwakker. Ergens in de toekomst, en in de nabije toekomst al, zal die kracht tot nul dalen en dan krijgen we een volledige wederzijdse punt-puntdoordringing van beide universa...' '...ja, en je kunt je nauwelijks een fysiek kader voorstellen dat in staat is de energie die dan wordt losgemaakt in toom te houden,' zei dr. Schloss. 'Zelfs een kader dat speelruimte biedt aan zestien dimensies niet. De oerkern is nergens meer; de ontploffing daarvan was een soort knalbonbon, hierbij vergeleken.' 'Ofwel: Klaboem!' zei Carrel. 'Het is zeer goed mogelijk,' zei Gifford Bonner, 'dat een rationele kosmologie alle drie evenementen zal moeten verwerken. Ik bedoel daarmee, de oerkern, de temperatuurdood, plus dit, dit incident, dat juist halverwege lijkt te vallen. Vreemd, hè, er bestaat een aantal mythen en oude filosofische stelsels, waarin voorzien wordt in een dergelijke breuk of discontinuïteit, midden in een bestaansperiode; Giordano Bruno, de eerste relativist op Aarde, noemde dat de periode van onderlinge vernietiging en een landgenoot van hem, ene Vico, nam het idee op in waarschijnlijk de eerste cyclische theorie van de beschavingsgeschiedenis van de mens. En in de Scandinavische mythologie werd het Ginnangugap genoemd. Maar ik vraag me af, dr. Schloss, of die vernietiging zo volkomen zal zijn als u meent. Ik ben geen natuurkundige, houd me ten goede, maar het komt mij voor, dat wanneer deze twee universa op elk punt tegengesteld aan elkaar zijn, het resultaat toch uitsluitend kan bestaan uit een algehele omzetting van de materie van beide kanten in energie. En ook een omzetting van energie in materie, op dezelfde schaal, waarna de gravitatie zich weer herstellen zal en beide universa, na elkaar wederzijds doordrongen te hebben en, laten we maar zeggen, elkaars hoed te hebben opgezet, weer uit elkaar gaan. Of heb ik iets wezenlijks over het hoofd gezien?' Ik weet nog niet of die redenering wel zo elegant is als ze er op het eerste gezicht uitziet,' zei Retma. 'Dat zal de mathematische analyse van dr. Schloss wel uitwijzen, natuurlijk, maar intussen vraag ik me toch af waarom, als die gelijktijdige cyclus van schepping, interdestructie en vernietiging werkelijk cyclisch is, er dan dat siertuitje van die voortdurende schepping aan vastzit. Een scheppingsmechanisme, waarbij in elke cyclus niet minder dan drie universele cataclysmen betrokken zijn, wordt toch niet bijgevuld uit een lekkende kraan? Eén van tweeën; want het één is te grandioos en het andere niet toereikend. Bovendien veronderstelt een voortdurende schepping een stabiel universum, wat weer met de cyclus niet te rijmen is.' 'Dat weet ik nog niet,' zei Jake. 'Zo te horen zit daar niets bij dat niet volgens Milne zou kunnen worden herleid; waarschijnlijk is het gewoon een soort klokfunctie.', 'Die, als ik me wel herinner, mathematisch wordt uitgedrukt met een formule ter grootte van een buisje aspirine,' zei Carrel spijtig. 'Nou, van één ding ben ik dan nu alvast zeker,' gromde Amalfi. 'En dat is dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat er achteraf nog iemand zich druk zal kunnen maken over de gevolgen van de botsing. Tenminste niet als we zo doorgaan met muggenziften. Kunnen we nou nog iets nuttigs doen, of kunnen we beter gaan pokeren?' 'Dat,' zei Miramon, 'is nu precies datgene waar we het minste over weten. In feite komt het erop neer, dat we absoluut niets van de zaak weten.' 'Meneer Miramon...' klonk de stem van Web Hazleton vanuit het duister, maar stokte toen. Kennelijk stond hij te wachten op een standje, omdat hij zich niet had gehouden aan zijn belofte om zijn mond te houden, maar het was Amalfi zo goed als de rest van het groepje pijnlijk duidelijk dat er op dat ogenblik niets te onderbreken viel; zijn stem had slechts een eind gemaakt aan een doods, wanhopig stilzwijgen. 'Ga je gang, Web,' zei Amalfi. 'Nou, ik dacht... Meneer Miramon is hierheen gekomen om iemand te zoeken die hem kon helpen met iets wat hij zelf niet kon. En nou denkt hij dat wij het ook niet kunnen. Maar wat was dat eigenlijk?' 'Hij heeft net gezegd dat hij dat niet weet,' zei Amalfi vriendelijk. 'Dat bedoel ik niet,' zei Web aarzelend. Ik wou zeggen, ook al weet hij nou niet hoe, en ook al is het onmogelijk: wat zou hij nou echt willen?' Bonners stem klonk zachtjes monkelend door de bewegingloze lucht van het schip. 'Precies,' zei hij, 'het doel bepaalt de middelen. Een kip is alleen een truc van een ei om een ander ei te maken. Jij bent de kleinzoon van Hazleton? Bravo Web.' 'Er is een groot aantal experimenten dat zou moeten worden uitgevoerd, als we maar wisten hoe,' gaf Miramon nadenkend toe. 'Om te beginnen zouden we een wat meer definitieve datum moeten hebben voor de catastrofe dan waar we nu mee werken: "in de naaste toekomst" is onder de huidige omstandigheden een groot brok tijd, en even ongrijpbaar als "er was eens". Om te beginnen zouden we het tijdstip tot op de milliseconde precies moeten weten. Ik juich de briljante en scherpzinnige opmerking van de jonge Aardling volkomen toe, maar ik weiger mezelf iets voor te spiegelen door om nog meer te vragen; zelfs dat ene lijkt al zo hopeloos.' 'Hoezo?' vroeg Amalfi. 'Waar wou je van uitgaan, om dat te berekenen? Als je de gegevens invoert, dan verricht de Vroedschap de berekening wel; ze zijn er voor uitgerust om allerlei mogelijke wiskundige berekeningen uit te voeren, als de parameters maar worden aangegeven; in die duizend jaar heb ik het nog nooit meegemaakt dat ze ergens niet uitkwamen, en meestal hadden ze het antwoord binnen een minuut of twee; langer dan een dag heeft het ze nog nooit gekost.' Ik herinner me uw Vroedschap,' zei Miramon, met een kort ironisch wippen van zijn wenkbrauwen, de laatste angstsporen misschien van zijn oude inheemse eerbied voor al wat de stad, en van de stad, was. 'Maar het voornaamste gegeven dat we hier in dit geval moeten invoeren, is een precieze bepaling van het energieniveau van dat andere universum.' 'Nou, dat is toch zo moeilijk niet,' zei dr. Schloss opeens verbaasd. 'Dat is toch een kwestie van het omrekenen van het energieniveau in ons eigen universum; de burgemeester heeft helemaal gelijk, de Vroedschap kan je dat antwoord geven voor je nog klaar bent het probleem in te voeren. Omrekenen van tau naar t en andersom vormt de grondslag van de sneller-dan-licht beweging. Ik sta ervan versteld dat jullie het al die tijd zonder hebben kunnen doen.' 'Nee, nee,' zei Jake. 'Ongetwijfeld zijn de verhoudingen van t en tau congruent aan beide zijden van de barrière, daar twijfel ik geen moment aan, maar je hebt hier te maken met zestien dimensies; langs welke as wou je die congruentie opleggen? Wou je ervan uitgaan dat langs alle zestien assen T-tijd en tau-tijd eenvormig en herleidbaar opgeld doen? Dat kan alleen als je bereid bent er het hele dubbelstelsel in te betrekken, hetgeen dan in T-tijd weer een oorspronkelijke oerkern voor het geheel vooronderstelt. Hopeloos. Voor ons althans, gezien de tijd die ons nog rest; we zouden onze tijd maar verdoen met eindeloos achter decimaalcijfers aan te draven die we niet kunnen krijgen. Je kan net zo goed de Vroedschap aan het werk zetten om nu eens de definitieve waarde van pi te berekenen.' Ik neem het helemaal terug,' zei dr. Schloss op een toon die het midden hield tussen wrange geamuseerdheid en stijve gêne. 'Je hebt volkomen gelijk, Miramon; er is hier een discontinuïteit en die laat zich niet theoretisch invullen. Hoogst onelegant.' 'Laat die elegantie maar zitten,' zei Amalfi. 'Waarom is het intussen nou zo onmogelijk om het energieniveau te meten aan de andere kant? Dr. Schloss, die onderzoeksgroep van u had het er toch over dat ze hoopten een voorwerp van antimaterie te vervaardigen? Zouden we zoiets niet kunnen gebruiken als verkenningsprojectiel naar de andere kant?' 'Nee,' zei dr. Schloss dadelijk. 'Je vergeet dat dat voorwerp zich dan aan de verkeerde kant zou bevinden, aan onze kant. We zouden een manier moeten bedenken om het in een tijd, toekomstig aan het experiment, te construeren; tegen de tijd dat we het zouden kunnen zien, dus in het heden van het experiment, zou het zich op zijn minst al in vergevorderde staat van ontbinding bevinden, en daarna zou het alleen maar evolueren tot de staat waarin we het in elkaar zetten. En we zouden er alleen van te weten komen hoe antimaterie zich in ons universum gedraagt; het zou ons niets wijzer maken over een universum waarin antimaterie normaal is.' Na een ogenblik voegde hij er nadenkend aan toe: 'En trouwens, het zou moeilijk zijn zo'n project in minder dan een eeuw te verwezenlijken; ik ben zelfs geneigd te zeggen in twee; onder die omstandigheden speel ik ook liever poker.' 'Nou, ik niet,' zei Jake onverwacht. Ik geloof dat Amalfi in principe gelijk heeft. Hoe moeilijk het probleem ook is, er moet toch een soort peilstok zijn die we door die discontinuïteit heen kunnen steken. Let wel, ik ben het ermee eens dat een voorwerp van antimaterie helemaal de verkeerde benadering is: het zou een volkomen onstoffelijk voorwerp moeten zijn, iets dat helemaal is samengesteld uit wat je in Niemandsland vindt. Maar daar heb ik tenslotte voor geleerd, om ver te kijken onder moeilijke omstandigheden. Ik geloof niet dat we dit als een onoverkomelijk probleem moeten zien. Schloss, wat denk jij ervan? Als jij en je mensen al bereid zijn om de constructie van antimaterie verder te laten schieten om je tijd met poker te doden, zou je dan geen zin hebben een tijdje met mij hieraan te komen werken? Ik heb jouw achtergrond nodig, maar jij zult behoefte hebben aan mijn gezichtspunten; samen krijgen we dat instrument misschien best wel voor elkaar, en kunnen we die meting toch doen. Ja, denk erom Miramon, ik beloof niks, hoor...' '...alleen de belofte van hoop,' zei Miramon terwijl zijn ogen begonnen te stralen. 'Nu hoor ik van u wat ik gehoopt had te horen. Dat is de stem van de Aarde uit onze herinnering. We zullen u alles geven wat u nodig hebt, voor zover wij erover kunnen beschikken; om te beginnen schenken we u onze planeet. Maar het universum, het dubbeluniversum, het ondenkbare meta-universum, dat zult u zelf moeten grijpen. Het staat ons nu weer voor de geest; altijd hebt u dergelijke grenzeloze ambities gekoesterd.' Plotseling verduisterde zijn stem. 'En wij zullen uw discipelen zijn; ook dat is zoals het altijd geweest is. Begin dan, meer vragen wij niet.' Amalfi vroeg met zijn blik de instemming van degenen die om de kaartentafel bijeenzaten. De bijval die hij verlangde van de toehoorders op Nieuw Aarde, kon hij bijna even grif opmaken uit hun zwijgen. Ik geloof,' zei hij langzaam, 'dat we al begonnen zijn.'
Vier: Fabr-Suithe
Het was heet op de Hevische helling in de namiddaggloed van de grote Cepheïde, waar de planeet nu omheen liep op de eerbiedige afstand van vijfendertig astronomische eenheden, vijfendertig maal de afstand van de oude Aarde tot de Zon. Op deze afstand was de ster, die een absolute helderheid had van plus één, op het toppunt van haar achtdaagse cyclus bijna niet te verduren, terwijl het op het dieptepunt van de cyclus, wanneer de straling van de ster met 25% afnam, zo koud werd op He dat je oren verkleumden, een verre van ideale situatie voor een voornamelijk agrarisch, die planeet. Maar de Heviërs dachten maar kort in de buurt te blijven, en zeker geen volle groeiperiode. Web en Estelle lagen in het lange gras op de helling onder de hete blik van de gezwollen ster langzaam op adem te komen. Vooral Web was blij dat hij even kon uitrusten. De ochtend was begonnen met een ernstige verkenning van Fabr-Suithe, He's grootste gedenkteken voor het verleden, en tegelijk het centrum van de huidige Hevische zuivere filosofie. Tot nog toe was dit de enige plaats die ze op He hadden gevonden, waar ze vrij rond mochten lopen van de volwassen Heviërs en hun eigen opvoeders. Maar vanochtend had die vrijheid een onverwacht maar logisch gevolg met zich meegebracht; ze hadden gemerkt dat Fabr-Suithe ook een van de weinige steden was waar Hevische kinderen vrij rond mochten zwerven. Op andere plaatsen stond zoveel apparatuur die van levensbelang was voor de hele planeet, de Heviërs mochten eenvoudig het risico niet lopen dat de kinderen aan de installaties zouden komen; daarbij konden ze met hun schaarse bevolking het verlies van zelfs één leven niet lijden. Web en Estelle hadden zich direct in Hevische kleren gestoken een gewaad dat op een chiton leek, toen ze hoorden dat ze de stad binnen zekere grenzen mochten gaan verkennen, maar het duurde niet lang voor de Hevische jongelui hun vermomming doorzagen, aangezien Web en Estelle hun taal maar heel schetsmatig spraken. De taalbarrière was gedeeltelijk wel vervelend, want hoewel de meeste volwassen Heviërs een mengsel van Engels, Interlingua en Russisch spraken, dat het bêche-de-mer was van de ruimte, en dat ze lang geleden van de Okies hadden geleerd, kenden de kinderen het niet, maar het was ook wel een zegen, want nu konden Web en Estelle tenminste niet uitvoerig worden uitgevraagd over hun eigen wereld, hun beschaving en hun achtergrond. In plaats daarvan deden ze binnen de kortste keren mee met een ingewikkeld soort krijgertje spelen dat Matrix werd genoemd, een soort diefje-met-verlos gekruist met schaken, maar dan in drie dimensies, want het werd gespeeld in een gebouw van twaalf verdiepingen met doorschijnende vloeren zodat je altijd de positie van de andere spelers kon bepalen, en met strategisch geplaatste mallemolen en frictieschachten, om snel van de ene verdieping naar de andere te komen. Web kreeg het vermoeden dat het gebouw ofwel speciaal voor het spel gebouwd was, ofwel er helemaal voor was afgestaan, want er stonden spelmarkeringen op de vloeren en het gebouw leek verder niets te herbergen, en nergens anders voor te worden gebruikt. Web had het spel eerst erg opwindend gevonden, maar ook heel moeilijk, en meestal was hij de eerste speler die werd uitgetikt. En als ze niet ter plaatse de spelregels aangepast hadden, was hij 'm beslist elk spelletje opnieuw geweest; zelfs onder de bescherming van de nieuwe spelregels sloeg hij geen best figuur. Estelle daarentegen was er meteen helemaal in, alsof Matrix voor haar gemaakt was, en binnen een half uurtje schoot haar langbenige slanke figuurtje, als een jongen zo plat van boezem en recht van heup, met ongebreidelde sierlijkheid en vaart tussen de caleidoscoop van hollende gestalten door. Toen ze ophielden voor het middageten verwelkomden Webs zwoegende longen en bezeerde ego de kans om de stad uit te vluchten, naar de hete stilte van de ruige heuvels. 'Ze zijn aardig; ik vind ze leuk,' zei Estelle terwijl ze haar elleboog ophief om peinzend op een kalebasvormige groen met zilveren meloen aan te vallen, die een van de Hevische jongens haar gegeven had, kennelijk als een soort prijs. Bij de eerste hap klonk er een zacht maar langdurig gesis terwijl de lucht om hen heen doordrenkt raakte van een zo overweldigend prikkelende geur, dat Estelle vijf keer achter elkaar moest niezen. Web begon te lachen, maar zijn geschater werd gesmoord in een krampachtige niesbui. 'Ze vinden ons ook aardig,' zei hij terwijl hij zijn ogen afveegde. 'Je bent zo goed met hun spelletje, dat ze je een niesgasbom hebben gegeven om te voorkomen dat je het verder nog speelt.' De geur verdween geleidelijk op het heel lichte briesje dat er stond. Na een tijdje zette Estelle behoedzaam haar twee duimen op de plek waar ze had gebeten en brak de meloen open. Er gebeurde verder niets; de geur was nu dragelijk, en werd toen opeens nauwelijks waarneembaar, en overdonderend eetlustverwekkend tegelijk. Estelle stak hem een helft toe. Hij nam een grotere hap uit het knapperige witte vruchtvlees dan hij van plan was geweest. Hij deed er zijn ogen van dicht, want het smaakte als stijfgevroren muziek. Ze aten de meloen in eerbiedig zwijgen op, veegden hun vingers af aan hun chiton en gingen op hun rug liggen. Na een tijdje zei Estelle: Ik wou dat we beter met ze konden praten.' 'Miramon kan met ons heel goed praten,' zei Web slaperig. 'En hij heeft onze taal ook niet met veel moeite hoeven instampen. Ze doen het hier met machines, net als wij vroeger toen we Okies waren. Ik wou dat we het nog zo deden.' 'Hypnopedie?' zei Estelle. 'Maar ik dacht dat dat helemaal had afgedaan. Je kunt daar toch nooit iets mee leren; hoogstens feiten.' 'Precies, alleen de feiten. Je leerde er niet van hoe je het verband er tussen moest leggen, daar had je een leraar voor. Maar het was prima om dingen in te pompen als 1 x 1 = 1 of de logaritmetafels of de achthonderdvijftig woorden die je in een vreemde taal moet kennen. Je had indertijd maar vijfhonderd uur nodig om al die rommel in je hoofd te krijgen, met EEG-feedback, beeldflitsen, gesproken tekst en weet ik wat al meer, en al die tijd was je onder hypnose.' 'Het klinkt me veel te makkelijk,' zei Estelle slaperig. 'Maar wat makkelijk is mag toch wel makkelijk gaan,' zei Web. 'Wat heeft het voor zin om die dingen uit je hoofd te leren? Het kost je veel te veel tijd. Je weet zelf dat andere kinderen dertig keer nodig hebben voor wat jij in tien of vijf keer leert. Maar je moet er wel bij zitten terwijl het nog eens twintig, vijfentwintig keer herhaald wordt; wat jij helemaal niet nodig hebt. Als er één ding is dat ik haat op school, dan is het dat instampen, al die tijd die je verdoet, terwijl je er zoveel anders mee had kunnen doen.' Plotseling drong een merkwaardig flapperend geluid tot Web door, dat van boven hen kwam, van de top van de heuvel. Hij wist heel goed dat er op He geen gevaarlijke dieren meer waren, maar nu besefte hij dat hij het geluid al een hele tijd had gehoord terwijl ze lagen te praten, en de gedachte kwam bij hem op dat zijn definitie van een gevaarlijk beest niet noodzakelijkerwijs overeen hoefde te komen met wat de Heviërs daaronder verstonden. Nou ja, hopen kon geen kwaad; hij kon op dit moment best een tijger of zo gebruiken, om te overwinnen. Hij rolde snel om tot hij op handen en knieën zat. 'Doe niet zo gek,' zei Estelle, zonder zich te verroeren of zelfs haar ogen open te doen. 'Het is Ernest maar.' De svengali verscheen op de top van de heuvel en kwam kronkelend door het hoge gras omlaag in een symfonie van wanhopige wanorde. Hij keek Web maar heel even aan, en richtte toen op Estelle de verwijtende blik van een dier dat tot in het diepst van zijn hart verraden is, maar desondanks, en je werd wel verzocht daar nota van te nemen, zijn geloof niet verloren had. Web onderdrukte een neiging om te gaan lachen want je kon het 't arme beest ook nauwelijks kwalijk nemen; aangezien hij evenmin hersens had als een geslacht (al werd hij 'hij' genoemd) had hij geen betere manier kunnen bedenken om bij Estelle te blijven dan al haar bewegingen in het Matrixspel na te volgen, een inspanning waarvoor hij zo grandioos ongeschikt was, dat hij er nu pas mee klaar was. Het was maar goed dat ze hem niet als speler hadden meegeteld, anders zou de arme Ernest 'm aldoor zijn geweest, tot het einde der dagen, dacht Web met een onbestemd gevoel van onbehagen. 'We zouden ons er hiervoor kunnen opgeven,' zei Web opeens. 'Waarvoor? Voor hypnopedie? Dat mag nooit van je grootmoeder.' Web draaide zich om, ging overeind zitten en plukte een lang hol blad van het bamboeachtige gras; hij zette nadenkend en verbeten zijn tanden in het houtachtige onderste gedeelte van de stengel. 'Maar die is hier niet,' zei hij. 'Nee, maar ze komt wel,' zei Estelle. 'En ze zit in de oudercommissie op school, op Nieuw Aarde. Ik hoorde haar vroeger altijd kiften met mijn vader, toen ik klein was. Ze zei altijd dat hij gek was. En ze zei: "Waar hebben die kinderen nou al die geschiedenis en die algebra voor nodig? Wat heb je daaraan als je met een ploeg een nieuwe planeet gaat ontginnen?" Die arme pa, hij ging er verschrikkelijk van stotteren.' 'Maar ze is er nou niet,' herhaalde Web ongewild een beetje geërgerd. Hij had net beseft dat Estelle's gezicht, met haar ogen gesloten en zo volmaakt in rust in het blauwwitte licht van deze eendags zomer, mooier was dan al wat hij ooit in zijn leven gezien had. Hij kon niet eens verder praten. Op dat zelfde ogenblik meende de svengali dat hij genoeg was uitgerust om eens de zenuwstrengen na te lopen die hem zo goed en zo kwaad als het ging tot brein dienden, en besloot dat hij niets opschoot met zijn lange gevoelvolle blik op Estelle. Op hetzelfde ogenblik had een van zijn lange ledematen, dat zich de hele tijd zoet met kleine stukjes in de richting van de meloenschillen had begeven, een grens overschreden en telegrafeerde nu naar de rest van het dier de gevolgtrekkingen die uit de prikkelende meloengeur te maken waren. Heel de rest van Ernest stroomde nu gretig die arm binnen en sloot zich om de meloenschil heen; het volgende ogenblik rolde de poliep hulpeloos de helling af, opgerold tot een bal met de meloenschil stevig in zijn midden. Onder het rollen slaakte hij een ijl fluitend geluid van schrik, waarvan Webs nekharen overeind gingen staan, want het was voor het eerst dat hij een svengali geluid had horen maken, maar loslaten wilde deze zijn buit niet. Uiteindelijk belandde hij middenin een beekje onder in het dal en werd zoetjes stroomafwaarts weggevoerd, onder flauwe protesten, terwijl hij gulzig zijn voedsel verteerde. 'Daar gaat Ernest,' zei Web. 'Weet ik. Ik hoorde hem gaan. Hij is zo dom. Maar hij komt wel weer terug. En je grootmoeder komt ook. Zodra de burgemeester en Miramon en dr. Schloss en de anderen besloten om op He te blijven, omdat hier zoveel werk te doen is, moesten ze gewoon iemand van huis laten komen om op ons te passen. Ze denken dat we niet voor onszelf kunnen zorgen. Ze willen ons niet in ons uppie op een vreemde planeet laten rondlopen.' 'Nee, dat zal wel niet,' zei Web met tegenzin. Hij bekeek het idee nog eens; het leek waterdicht. 'Maar waarom per se grootmoeder?' 'Nou, pa kan het niet zijn omdat die op Nieuw Aarde moet blijven om van die kant aan de zaak te werken,' zei Estelle. 'En je grootvader kan niet omdat hij thuis moet blijven op Nieuw Aarde om burgemeester te zijn, zolang burgemeester Amalfi hier zit. Mijn moeder of jouw ouders kunnen het niet zijn omdat het geen wetenschapslui zijn of filosofen en omdat ze nog meer herrie zouden maken op He dan wij. Dus als ze iemand hierheen brengen om op ons te letten, dan moet het jouw grootmoeder wel zijn.' 'Dat zal dan wel,' zei Web. 'Nou daar zijn we dan mooi mee.' 'Dat niet alleen,' zei Estelle bedaard. 'Ze komt ons terughalen.' 'Dat doet ze nooit!' 'O jawel. Zo denken ze nou eenmaal. Praktisch.' 'Dat is anders helemaal niet praktisch,' protesteerde Web. 'Ik vind het verraad, dat is het. Ze kan toch niet heel dat eind hierheen komen om op ons te passen op He, alleen als een smoesje om ons naar huis te sturen?' Estelle gaf geen antwoord. Na een tijdje sloeg Web zijn ogen op, omdat hij zich te laat gerealiseerd had dat er een schaduw over zijn gezicht was gevallen. De Hevische jongen die Estelle de meloen had gegeven, stond eerbiedig boven hen op de helling; hij respecteerde hun rust, maar stond kennelijk te popelen om weer met het spel te beginnen zodra ze klaar waren. Achter hem doken de hoofden van de andere Hevische kinderen boven de heuvelrand op, kennelijk benieuwd wat die twee vreemdelingen en hun slappe, gek ruikende beest nu weer zouden gaan doen; het initiatief lieten ze echter aan hun woordvoerder over. 'Hallo,' zei Estelle die weer overeind ging zitten. 'Hallo,' zei de lange jongen aarzelend. 'Ja?' Even leek hij niet te weten wat hij doen moest; toen maakte hij er maar het beste van, door te gaan zitten en verder te gaan in het Hevisch, in de meest eenvoudige bewoordingen. 'Jullie zijn uitgerust. Ja? Zullen we spelen ander spel?' Ik niet meer,' zei Web bijna verontwaardigd. 'Dan spelen Matrix gisteren, morgen anderdag. Ja?' 'Nee, nee,' zei de Hevische jongen. 'Niet Matrix. Dit is een ander spel. Een rustspel. Je speelt het zittend. We noemen het het leugenspel.' 'O. Hoe gaat?' 'Iedereen mag om de beurt. Iedereen vertelt een verhaal. Het moet een echt verhaal zijn zonder waarheid er in. De andere spelers zijn de jury. Je krijgt een strafpunt voor alles wat wel waar is. Wie de minste punten krijgt heeft gewonnen.' Ik geloof dat ik een stuk of vijf sleutelwoorden heb gemist,' zei Estelle tegen Web. 'Hoe gaat het nou?' Web legde het snel uit. Hoewel hij van de Hevische spraak alleen de verknoeid verleden, opgewonden tegenwoordige en onherstelbaar toekomstige tijden beheerste, hoewel zijn woordenschat een volstrekt niet botanisch gefundeerd mengelmoes was van stammen en wortels, en zijn verbuigingen eerder de neiging hadden spontaan te barsten, had hij gemerkt dat hij een redelijke vaardigheid aan de dag begon te leggen om de taal te verstaan, tenminste wanneer er heel langzaam werd gesproken, zoals nu. Heel waarschijnlijk had hij ook een stuk of vijf belangrijke woorden niet begrepen van wat de Hevische jongen had gezegd, maar hij had de betekenis uit de context afgeleid; Estelle probeerde kennelijk nog woord voor woord te vertalen in plaats van het geheel van de zin te vangen. 'O, nou snap ik het,' zei Estelle. 'Maar hoe bepalen ze de waarde van zo'n waarheid? Als ik in mijn verhaal de zon 's ochtends laat opgaan, terwijl ik ook zeg dat ik zo'n, hoe heet zo'n ding, zo'n chiton aanheb, krijg ik dan voor allebei één strafpunt?' Ik zal het proberen te vragen,' zei Web twijfelend. Ik weet niet of ik alle woorden ervoor weet, hoor.' Hij stelde zijn vraag aan de Hevische jongen, waarbij hij gedwongen was veel meer vage omschrijvingen te geven dan hem lief was, maar de jongen vatte niet alleen dadelijk de zin van wat hij probeerde te zeggen, maar leidde daaruit met indrukwekkend inzicht ook de benodigde zelfstandige naamwoorden af. 'De jury beslist,' zei de jongen. 'Maar er zijn regels voor. Een jurk is maar een kleine waarheid, die kost maar een punt. Op een vaste planeet zoals Nieuw Aarde, is de zonsopgang een natuurwet, en dat kan je vijftig punten kosten. Op een vrije planeet als He is het misschien maar gedeeltelijk waar, en kost het je tien punten. Of het is ronduit een leugen en dan kost het helemaal niets. Daarom hebben we een jury.' Web moest dat nog een paar maal laten zeggen, in steeds eenvoudiger bewoordingen, voor hij het aandurfde om het op zijn beurt aan Estelle uit te leggen, maar ten slotte was hij er redelijk zeker van dat de beide NieuwAarders de spelregels goed door hadden. Om zich extra in te dekken vroeg hij of de Heviërs wilden beginnen, zodat Estelle en hij een beetje konden zien welke leugens de meeste bewondering oogstten, en op welke manier de jury onbedoelde waarheden beboette. Na de twee eerste verhalen begon hij te geloven dat hij te voorzichtig was geweest. Gezien de uitleg van het spel, tenminste, en de verhalen die werden verteld, bleken de Heviërs geen bijzondere aanleg voor fantasie te hebben. Maar de derde speler, een meisje van een jaar of negen, dat overduidelijk had zitten wippen van ongeduld tot ze aan de beurt zou komen, verbijsterde hem volkomen. Zodra het haar beurt was begon ze: 'Vanmorgen zag ik een letter vier. Die letter had voeten met schoenen eraan. Ze was komen vliegen maar vleugels had ze niet. En hoewel ze vier is, brengt ze niets om te vieren, alleen driedubbel droefenis voor twee,' besloot ze triomfantelijk. Er viel een korte gegeneerde stilte. 'Dat klinkt helemaal niet als een leugen,' zei Estelle tegen Web, terugvallend op hun eigen taal. 'Het lijkt eerder een raadsel.' 'Dat was niet eerlijk,' zei op dat zelfde moment de Hevische aanvoerder op strenge toon tegen de negenjarige. 'We hadden nog niet uitgelegd hoe je een coup moet plegen.' En tegen Web en Estelle: 'Er is nog een onderdeel van het spel, en dat is dat je probeert een verhaal te vertellen dat helemaal waar is, maar dat net een leugen lijkt. Bij een coup krijg je straf punten als de jury je op een leugen kan betrappen. Als ze je nergens op vangen dan heb je een volmaakte waarheid verteld, en dan win je het rondje, zelfs van een volmaakte leugen. Maar het was niet eerlijk dat Pyla een coup probeerde, terwijl we het jullie nog niet hadden uitgelegd.' Ik geloof eenmaal niet,' zei Web ernstig. Is werkelijk vanmorgen was? Als dan, we hadden gehadden geweet; maar wij niet.' 'Echt vanmorgen,' hield Pyla vol, vastbesloten haar coup te verdedigen in weerwil van de klaarblijkelijke afkeuring van haar groep. 'Jullie waren er niet. Ik zag jullie weggaan.' 'Hoe weet jij van allemaal dat?' vroeg Web. Ik was in de buurt,' zei het meisje. Opeens begon ze te giechelen. 'En ik heb jullie ook horen praten, achter de heuvel.' Aangezien ze met haar antwoord kwam in vloeiend Okie bêche-de-mer, zij het met een dik accent, viel er verder kennelijk niets meer te vragen. Web kon maar ternauwernood enige beleefdheid tegenover vrouwspersonen opbrengen, maar hij schonk Pyla zijn hoffelijkste glimlach. In dat geval,' zei hij stijf, 'heb jij gewin. Wij danken je met opharte rechtelijkheid. Dit is goed nieuws.' Hij kon het er later nooit met zichzelf over eens worden of door zijn ontoereikende kennis van het Hevisch zijn beleefdheidsfrase eruit kwam als 'stippel stappel gullie heb negentig' of 'waarom geluk gelijk ik een half ons ungelen?', of dat hij erin slaagde precies te zeggen wat hij dacht dat hij zei, maar tot zijn grote verbazing barstte Pyla in snikken uit. 'O, o, o!' jammerde ze. 'Dat was mijn allereerste coup en nou heb je me verslagen!' De jury had de koppen al bij elkaar gestoken. Even later kwam Silvador, de aanvoerder, Pyla zachtjes over haar voorhoofd strelen, terwijl hij zei: 'Stil nou maar. Onze Webvriend krijgt straf voor het liegen.' Met schitterende ogen bood hij Estelle zijn arm aan, en ze kwam overeind in een soepele beweging, waarmee ze alle knopen waarin ze zich gedurende het leugenspel gedraaid had, in een klap liet los glijden. 'En de straf strekt zich uit tot onze Estellevriendin,' voegde hij er dreigend aan toe. 'Jullie moeten meteen met ons meekomen naar de stad, en dan...' hij nam de pose aan van een ouderwetse beul 'dan worden jullie in slaap gebracht.' 'Nee,' zei Web. 'We moeten nu weg.' Hij krabbelde stijf overeind. 'Asjeblieft,' zei Silvador. 'We wilden jullie niet echt straffen. Jullie wilden slaapleren. Wij kunnen jullie naar 'n slaapleermachine brengen. Dat vroegen jullie vanochtend toch? Pyla heeft vanmiddag twee uur tegoed. Die wilden we aan jullie geven; dan konden jullie Hevisch leren en met ons praten!' 'Maar waarmee hebben we dan gejokt?' vroeg Estelle terwijl haar ogen dansten. 'Web zei dat het goed nieuws was,' zei Silvador plechtig, 'dat zijn Deevriendin al was aangekomen. Hij loog dus ronduit over een vaststaand feit, en dat kost vijftig punten.' De twee NieuwAardse kinderen keken elkaar aan. 'Ach, algen en zwaartekracht nog-an-toe,' zei Web plotseling. 'Laten we het doen. Dee zien we gauw genoeg.' Dee ontplofte bijna. 'Was je niet goed bij je hoofd, John?' vroeg ze fel. 'Hoe weet je nou wat ze ze hier onder hypnopedie leren? Hoe kon je de kinderen zo op een vreemde planeet los laten lopen terwijl die wilden ik weet niet wat met ze konden uitspoken!' 'Ze hebben niks met ons gedaan...' zei Web. 'Het zijn geen wilden...' zei Amalfi. Ik weet heel goed wat het zijn. Ik ben hier de eerste keer ook geweest, net zo goed als jij. En ik vind het misdadig en onverantwoordelijk om wilden te laten knoeien met de hersens van een kind. Of van beschaafde mensen.' 'Kun jij dan beschaafde hersens herkennen?' vroeg Amalfi. Maar hij wist dat het een zinloze vraag was en ook wel een hatelijke. Hij zag maar al te goed dat dit nog het meisje was dat hij had leren kennen ten tijde van de affaire UtopiaGort, dezelfde vrouw die hij bemind had, hetzelfde schitterende lichamelijke beeld dat hij tot het naderende einde der dagen in zijn hart zou koesteren, maar ze was oud geworden, en hoe vertel je dat aan een vrouw? De Heviërs en de kinderen beschouwden het einde van de wereld als een nieuwe ervaring, maar Dee, en Amalfi, en Mark, ja heel Nieuw Aarde eigenlijk, beschouwden het vanuit hun ouderdom; ze wilden nieuwe ervaringen afhouden om veilig in voldongen feiten te kunnen schuilen. Zelf wilde hij niet accepteren dat het einde komen kon; Dee wilde de kinderen geen nieuwe taal laten leren; ze vertoonden alle stigmata van de aansluipende ouderdom, en zo ook hun beschaving. De morticiden deden nog hun werk; fysiek gesproken waren ze nog jong, maar de ouderdom was, niettegenstaande dat, onder hen gekomen, en zou niet meer weggaan. Uiteindelijk kon je tijd en entropie niet voor het lapje houden, en was er geen andere hoop dan die te stellen viel op de Heviërs en andere kinderen. De reusachtige kankerbuil die koning was geweest van Boedapest en de Acolietenjungle, was even oud geweest als Amalfi nu, toen Amalfi hem ontmoette en overwon, en ook die had zich toen al in een idee fixe vastgebeten; lichamelijk was de veroudering stilgezet, maar geestelijk was hij opgebruikt. Er zijn maar twee manieren om de dood tegemoet te gaan: je aanvaardt dat je moet sterven, of je weigert het te geloven. Ontkennen dat het probleem bestaat is kinderachtig, of seniel; een onvermogen om soepel aan te passen, wat juist deel uitmaakt van het proces dat wij rijping noemen. En wanneer kinderen en wilden soepeler in de opvang blijken te zijn, zul je moeten inzien dat voor jou de avondklok geslagen heeft en zul je op gepaste wijzen moeten gaan, anders zullen ze jou, hun titulair aanvoerder, nog levend begraven. Dee had natuurlijk geen antwoord gegeven op zijn te retorische vraag; ze had alleen maar nijdig gekeken. Ze hadden hun onvoltooide ruzie trouwens toch al met gedempte stem moeten voeren, omdat de rest van de Hevische raadszaal diepgaand verstrengeld was in een poging de hoeveelheid gammastraling te kwantificeren die zou worden veroorzaakt wanneer de twee universa elkaar zouden doordringen, en te bepalen in hoeverre de energie in een van beide soorten materie zou worden omgezet na de klap; Dee had zich met geweld toegang tot de raadszaal moeten verschaffen, op zoek naar Web en Estelle, die ondertussen geheel geaccepteerd waren als zwijgende deelnemers aan het brainstormen. 'Dat voldoet mij helemaal niet,' zei Retma. 'Dr. Schloss neemt maar aan dat een aanzienlijk gedeelte van deze energie zal worden gespuid in de vorm van lawaai, alsof de botsing van twee universa analoog zou zijn aan een bekkenslag. Daartoe zou men ervan uit moeten gaan dat de constante van Planck ook opgeld doet in de Hilbertruimte, en daarvoor bezitten we geen schijn van bewijs. Men kan toch geen entropiegradiënt haaks zetten op een reactie, die zelf al aan elkaar tegengestelde entropierichtingen inhoudt, aan beide zijden van de vergelijking.' 'Maar waarom niet?' vroeg dr. Schloss. 'Daar is de Hilbertruimte juist voor, om te voorzien in verschillende assen, juist voor dergelijke bewerkingen. Met zo'n keur aan assen is het verder toch alleen een eenvoudige meetkundesom?', 'Dat ontken ik niet,' zei Retma ietwat stijfjes. 'Ik trek alleen de toepasbaarheid in twijfel. We beschikken niet over gegevens die erop zouden duiden, dat een dergelijke benadering ooit meer inhoud zou hebben dan een meetkundesommetje, en of dat moeilijk is of makkelijk is, doet dan niet eens ter zake.' 'We moesten maar eens gaan,' zei Dee. 'Web en Estelle, gaan jullie mee; we storen hier maar, en we hebben nog een heleboel te doen.' Haar doordringende fluisterstem boorde zich grondiger door de discussie heen dan met een normale gesprekstoon ooit gelukt zou zijn. Het gezicht van dr. Schloss vertrok geërgerd. Een ogenblik gleed er een nietszeggende uitdrukking over de gezichten van de Heviërs; toen draaide Miramon zich om en keek eerst Dee, en toen Amalfi aan, terwijl hij zijn ene wenkbrauw een eindje optrok. Amalfi knikte enigszins gegeneerd. 'Moeten we nou echt weg, grootmoeder?' protesteerde Web. 'We waren toch juist hiervoor gekomen? En Estelle is heel goed in wiskunde, en Retma en dr. Schloss hebben haar vaak nodig om Hevische termen met de onze te vergelijken.' Dee dacht even na. 'Nou ja,' zei ze. 'Het kan geen kwaad, denk ik.' Dat was precies, en voorspelbaar, het verkeerde antwoord, hoewel Web dat natuurlijk op geen enkele manier had kunnen voorzien. Hij wist ook niet, zoals Amalfi zich heel duidelijk nog herinnerde, dat de vrouwen op He vroeger veel lager werden aangeslagen dan slaven, dat ze in feite werden beschouwd als een afstotelijke, zij het noodzakelijke, kruising tussen een demon en een lagere diersoort; hij bezat dus niet de achtergrond om in te zien dat de Hevische vrouwen heden ten dage nog diepgaand ondergeschikt waren aan hun mannen en in een situatie als deze verre van welkom zouden zijn. En Amalfi zag ook geen kans om Web, of Estelle, op korte termijn uit te leggen waarom nu allebei de kinderen weg moesten. Daarvoor zouden ze Dee veel beter moeten kennen, en zouden ze bij voorbeeld moeten weten dat in Dee's ogen de vrouwen van He wel waren vrijgemaakt, maar nog niet geëmancipeerd, en dat dat onderscheid voor Dee bijzonder zwaar beladen was, temeer omdat de Hevische vrouwen kennelijk heel content waren met de situatie. Miramon legde zijn paperassen recht, stond op en kwam soepel op hen toegelopen met een ernstig gezicht. Dee zag hem naderbij komen met een uitdrukking van smeulende, vastberaden achterdocht op haar gezicht, waar Amalfi toch wel in mee kon gaan, al vond hij het nog zo grappig. 'Het is een groot genoegen voor ons om u in ons midden te hebben, mevrouw Hazleton,' zei Miramon met een buiging. 'Veel van wat wij heden zijn danken we aan u. Ik hoop dat u ons in de gelegenheid wilt stellen, u onze erkentelijkheid te betuigen. Mijn vrouw en haar dames staan klaar om u eer te bewijzen.' 'Dank u, maar ik... ik bedoel eigenlijk...' Ze kon niet verder; het was haar onmogelijk in een zo kort ogenblik de herinnering terug te roepen van wat ze zoveel jaren geleden had bedoeld, toen ze, of ze het zich nu realiseerde of niet, een heel ander mens was geweest. In die tijd was ze een van de belangrijkste aanstichters geweest van de vrijmaking van de vrouwen van He, en Amalfi was blij geweest met haar enthousiaste assistentie, vooral omdat het een cruciale factor was gebleken in de bloedige machtsstrijd op de planeet, en dus ook voor het voortbestaan van de stad, een gedachte die eens zo machtig en boven alle kritiek verheven was als de menselijke levenswil, en nu een betekenisloze leus was geworden, even verouderd als 'a la Bastille!', 'Mason, Dixon, Nixon and Yates!' of 'Aan ons de sterren!'. Dee's eerste ontmoeting met de vrouwen van He, was geweest in de tijd dat die vrouwen nog stinkende ongewassen schepsels waren die in ceremoniële kooien werden gehouden; iets in Miramons wijze van aanspreken deed haar kennelijk aan die dagen terugdenken, deed haar misschien voelen dat de tralies en het vuil zich rondom haar sloten; maar de tijd lag te ver weg, de beleefdheid was te wijdlopig, om haar de kans te geven zich eraan te stoten, als ze het zich al realiseerde. Ze wierp een snelle blik op Amalfi, maar diens gezichtsuitdrukking veranderde niet. Ze kende hem goed genoeg om te weten dat uit die hoek geen hulp te verwachten viel. 'Dank u wel,' zei ze hulpeloos. 'Web, Estelle, het wordt tijd om op te stappen.' Web keerde zich als om hulp naar Estelle, een onbewuste imitatie van Dee's zwijgende pleidooi naar Amalfi. Maar Estelle was al opgestaan. Amalfi zag dat het meisje geamuseerd keek, en een tikje minachtend. Daar kreeg Dee problemen mee. Wat Web betrof, je kon duidelijk zien dat hij tot over zijn oren verliefd was, dus die had geen speciale aanpak nodig. Ik wou het volgende voorstellen,' klonk de stem van Estelles vader, ergens hoog uit de lucht. 'Stel dat we ervan uitgaan dat er geen thermodynamische uitwisseling plaatsvindt tussen de twee universa, tot het ogenblik van contact. Als dat zo is, dan is het absoluut onmogelijk om symmetrische principes toe te passen, tenzij we ervan uitgaan dat het ogenblik van de eigenlijke uitwisseling in feite een ogenblik van volledige neutraliteit is, hoe explosief het ook aan de ene of de andere kant van het is, gelijk teken ervaren wordt. Ik geloof dat het een redelijke veronderstelling is en we zouden op die manier meteen van de constante van Planck af zijn, ik ben met Retma eens dat die alleen maar lastig is bij een situatie als deze, en de tegengestelden kunnen we dan uitwerken in de termen van de oude neutrinoantineutrinogravitatietheorie van Schiff. Je kan die tenslotte net zo goed kwantificeren.' 'Niet in termen van de Grebegetallen,' zei dr. Schloss. 'Maar daar gaat het nou juist om, Schloss,' zei Jake opgewonden. 'Grebegetallen kun je niet overbrengen naar de andere kant; ze zijn van toepassing in ons universum en waarschijnlijk ook aan de andere kant, maar je kunt ze niet overbrengen. Wat wij nodig hebben is een functie die wel kan worden overgebracht, of een stelling die alle feiten dekt, maar waarbij we die oversteekgedachte niet nodig hebben. Dat zei Retma daareven, als ik hem goed begrepen heb, en ik geloof dat hij gelijk heeft. Als we die oversteek niet kunnen uitdrukken in een waarde die overal in de Hilbertruimte volkomen neutraal is, dan ben je al uitgegaan van een echt bestaand niemandsland. En wij zijn helaas gedwongen uit te gaan van niets.' Estelle bleef bij de deur stilstaan en keek achterom naar het onzichtbare punt waar de stem vandaan kwam. 'Pa,' zei ze. 'Wat jullie doen is net Hevische wiskunde omzetten in NieuwAardse wiskunde. Als je dan toch met een niemandsland te maken hebt, waarom begin je dan niet met de kogels?' 'Kom, kindje,' zei Dee. De deur ging dicht. Daarna bleef het heel lang stil in de zaal. 'Het is doodzonde van die kinderen, burgemeester Amalfi,' zei Miramon ten slotte. 'Waarom laat u dat toe? Als u hun hersens nu toch liet volzetten met de feiten die ze zo nodig hebben, en het is zo makkelijk, wat u heel goed weet, want u hebt het ons geleerd...' 'Het is bij ons niet zo makkelijk meer,' zei Amalfi. 'Wij zijn ouder dan jullie; we zijn niet meer zo op de essentie van alle dingen ingesteld, zoals jullie. Het zou te lang duren om uit te leggen hoe dat zo gekomen is. We hebben nu wel wat anders aan ons hoofd.' 'Als dat zo is,' zei Miramon langzaam, 'dan moeten we er zeker niets meer over horen. Anders zou ik nog in de verleiding komen om u te beklagen en dat mag niet, anders zijn we allemaal verloren.' 'O nee,' zei Amalfi met een verbeten glimlachje. 'Niets is ooit definitief. Waar waren we? Dit is nog maar het begin van het einde.' 'Al zou het universum eeuwig zijn, burgemeester Amalfi,' zei Miramon. 'Dan zou ik u nog nooit begrijpen.' En zo werd het verraad bekrachtigd. Web en Estelle hoorden nooit een woord van de stijve en bittere woordenwisseling tussen Amalfi en Hazleton, die de vele biljoenen kolkend lege kilometers tussen He en Nieuw Aarde doorkliefde, en die tot gevolg had dat Hazleton gedwongen was zijn vrouw terug te roepen, voor ze de Heviërs nog verder irriteerde. Ook begrepen ze niet precies waarom zij automatisch mee moesten, toen Dee teruggeroepen werd. Ze gingen onwillig, woordeloos, verdrietig, en gaven door hun zwijgen, het enige wapen dat ze bezaten, uitdrukking aan hun opstandigheid tegen de waanzinnige logica van volwassenen. In hun hart wisten ze, dat het allereerste wat ze ooit echt verlangd hadden in hun leven, behalve elkaar, hun was ontzegd. En de tijd liep langzaam af.
Vijf: Jehad
Het gesprek was ook voor Amalfi ongewoon pijnlijk geweest, ondanks de vele eeuwen ervaring die hij had in meningsverschillen met Hazleton, die er gemeenlijk op uitliepen dat Amalfi zijn eigen zin doordrukte, als hij het op geen andere manier gedaan kreeg. Maar dit keer was hun ruzie op een of andere manier onzuiver geweest, en Amalfi wist wel hoe dat kwam: door de vruchteloze herfstige liefdesaffaire met Dee, die van alle hartstocht gespeend was geweest. Nu hij haar terugstuurde naar Mark, hoe nodig hij dat ook vond, riekte het toch nog te veel naar een wraakoefening van de eensgeliefde omdat hij niet meer werd bemind. Dergelijke dingen gebeurden wel tussen gelieven, zoals Amalfi heel goed wist. Maar er was zoveel te doen, dat hij erin slaagde het te vergeten toen Dee en de kinderen eenmaal met het schip waren vertrokken. Maar het was hem niet gegeven hen lang uit zijn gedachten te houden, niet langer, uiteindelijk, dan drie weken. De gedachtewisseling over de aanstaande catastrofe was nu ten lange leste het stadium ingegaan waar het niet mogelijk was de confrontatie met de tegen elkaar ingaande entropiebewegingen nog langer te ontlopen, en was nu aangeland in een gebied waar woorden niet meer toereikend waren, waar ze zelfs maar zelden te hulp konden worden geroepen. Het gevolg daarvan was, dat deelnemers die voornamelijk technisch of administratief onderlegd waren, of allebei, zoals Amalfi en Miramon, of voornamelijk filosofisch, zoals Gifford Bonner, tot toeschouwers werden gedegradeerd, zodat de besprekingen werden verplaatst naar Retma's werkkamer. Amalfi bleef er bij zo vaak hij kon, omdat je nooit kon weten wanneer Retma of Jake of Schloss even uit de stratosfeer der symbolen omlaag zouden komen en iets zouden zeggen dat hij begreep, en waar hij iets mee kon doen. Maar vandaag was het weer van dik hout zaagt men planken in de werkkamer. Retma zei: 'Volgens mij is het probleem dat tijd in onze beleving niet retrodictief is. Een diffusievergelijking schrijven we bij voorbeeld zo.' Hij draaide zich om naar het schoolbord, sinds onheuglijke tijden het onderzoeksinstrument bij uitstek van de theoretische natuurkundige, waar ook in het universum, en schreef:
Boven Retma's hoofd richtte een kleine camera ten behoeve van Jake zijn TVoog op de keurige krijtstreepjes. 'In deze situatie is a-kwadraat een echte constante, en kan dus alleen iets zeggen over een toekomstige tijd t, maat niet over een vroegere tijd t, omdat de retrodictieve vergelijking afwijkt.' 'Een vreemde toestand,' beaamde Schloss. 'Dat betekent dat we in een thermodynamische situatie meer weten van de toekomst dan van het verleden. In het antimaterie universum is het natuurlijk net andersom, maar alleen vanuit ons gezichtspunt; een hypothetisch waarnemer onder hun natuurwetten, en opgebouwd uit hun soort van energie, zou denkelijk geen verschil zien.' 'Kunnen we geen convergerende retrodictieve vergelijking opzetten?' klonk de stem van Jake. 'Waarmee je beschrijft hoe hun situatie is zoals wij hem zouden waarnemen, als we dat konden. Want als dat niet gaat, dan zie ik niet hoe we instrumenten moeten maken die wel het verschil kunnen meten.' 'Het kan wel,' zei Retma. 'Zo bij voorbeeld.' Hij draaide zich weer om naar het bord en piepend rijden de tekens zich aaneen:
'Aha!' zei Schloss. 'Met een imaginaire constante in plaats van een echte. Maar die tweede vergelijking is geen weerspiegeling van je eerste; de pariteit blijft niet behouden. Je eerste vergelijking geeft een gelijkmakingproces aan, maar dit is een oscillatieproces. De entropiegradiënt aan de andere kant pulseert toch zeker niet!' 'Je houdt toch geen pariteit met dit soort zwakke reacties,' zei Jake. 'Maar er zit toch wel iets in dat bezwaar van jou. Als vergelijking twee al iets beschrijft, dan kan dat niet de andere kant zijn. Hij beschrijft allebei de kanten, het hele systeem, vooropgesteld dat dat inderdaad cyclisch is, hetgeen we nog niet weten. En ik zie ook geen enkele manier om dat uit te testen, want dit is even volstrekt en definitief onbewijsbaar als de Machhypothese...' De deur ging zachtjes open en een jonge Heviër wenkte Amalfi stilletjes om te komen. Hij stond zonder veel tegenzin op; hij had het hard te verduren gehad vandaag en hij merkte dat hij Estelle miste. Het was haar taak geweest om de groep te wijzen op mogelijk voetangels en klemmen in Retma's symbolengebruik; in dit geval schreef Retma bijvoorbeeld de D die Amalfi kende als het verschil tussen termen in een reeks, om een constante uit te drukken; hij schreef de G, die bij Amalfi de zwaartekrachtconstante was, om een thermodynamische term aan te geven die Amalfi gewend was als Griekse hoofdletter W geschreven te zien, en wist Schloss wel heel zeker dat Retma's I gelijk was aan de wortel uit min één, zoals op Nieuw Aarde? Ongetwijfeld had Schloss een heel goede reden om aan te nemen dat over dat bepaalde eenvoudige symbool al lang geleden overeenstemming was bereikt tussen de NieuwAardlingen en Retma, maar zonder Estelle vond Amalfi het maar griezelig. Bovendien, al wist hij verstandelijk wel dat alle belangrijke overwinningen op natuurkundevraagstukken op het schoolbord waren bevochten, hij was naar zijn aard voor zoiets niet geschikt. Hij wou dingen zien gebeuren. Hij werd op zijn wenken bediend. Zodra de deur goed dicht was, en de zichtbare en onzichtbare natuurkundigen had binnengesloten, zei de jonge Heviër: 'Het spijt me dat dat ik u moest storen, burgemeester Amalfi, maar er is een dringend gesprek voor u van Nieuw Aarde. Burgemeester Hazleton.' 'Helleshin!' zei Amalfi. Het was een Wegaans woord; er leefde nu niemand meer die nog wist wat het betekende. 'Goed, we gaan.' 'Waar is mijn vrouw?' viel Hazleton met de deur in huis. 'En mijn kleinzoon, en de dochter van Jake? En waar heb jij de afgelopen drie weken gezeten? Waarom heb je niet gebeld? M'n kop loopt om en die Heviërs sturen me met zulke kluiten het riet in als ik je te spreken wil krijgen...' 'Waar heb je het over, Mark?' vroeg Amalfi. 'houd eens op met sputteren, dan kan ik horen wat er allemaal aan de hand is.' 'Ja, dat zou ik ook wel willen weten. Maar goed, dan begin ik opnieuw. Waar is Dee?' 'Weet ik niet,' zei Amalfi geduldig. Ik heb haar drie weken terug naar huis gestuurd. Als jij haar niet vinden kan is dat jouw probleem.' 'Ze is nooit aangekomen.' 'O nee? Maar...' 'Ja, maar. Het schip is nooit aangekomen, we hebben er niets meer van gehoord. Het is eenvoudig verdwenen, met Dee en de kinderen en al. Ik ben als een gek aan het proberen geweest jou te bereiken, om te vragen of je het al had teruggestuurd of niet. Nu weet ik dat dan, en dan weet ik wel wat dit allemaal wil zeggen. houd maar op met voor amateurnatuurkundige te spelen, Amalfi, en maak dat je hier terugkomt.' 'Wat kan ik eraan doen?' zei Amalfi. Ik weet er niks meer van dan jij.' 'Je kan tenminste terugkomen, verdomme, en me uit deze puinzooi helpen.' 'Wat voor puinzooi?' 'Wat heb je in vredesnaam de afgelopen drie weken uitgespookt?' schreeuwde Hazleton. 'Wou je beweren dat je nog niet gehoord hebt wat er allemaal is gebeurd?' 'Nee,' zei Amalfi. 'En schreeuw niet zo. Hoe bedoelde je zoeven, dat je wel weet wat het wou zeggen? Als je denkt dat je weet wat er gebeurd is, waarom doe je er dan niet wat aan in plaats van de Dirac aldoor bezet te houden om mij op te roepen? Jij bent de burgemeester; ik heb wat anders aan mijn hoofd.' 'Ja, burgemeester voor nog een dag of twee, als ik het uithoud,' zei Hazleton op felle toon. 'En jij bent er rechtstreeks verantwoordelijk voor, dus probeer maar niet je eronderuit te draaien. Jorn de Apostel is twee weken geleden zijn opmars begonnen. Hij heeft nou een ruimtevloot, al is het me een raadsel waar hij die vandaan heeft. De hoofdmoot zit bij lange nog niet in de buurt van Nieuw Aarde, maar hij staat wel op het punt ons over te nemen, de planeet wemelt op het ogenblik van de boerenjongens met fanatieke gezichten en losgekoppelde mallejannen. Zodra ze hier binnenstieren geef ik me over, jij weet net zo goed als ik wat één zo'n apparaatje kan aanrichten, en die boeren gebruiken ze als pistool! Ik ben niet van plan tienduizend levens eraan te wagen, alleen om mijn baantje te houden; als ze me weg willen hebben, dan ben ik al weg.' 'En is dat mijn schuld? Ik heb je zelf een keer gezegd dat de Strijders van God gevaarlijk waren.' 'Ja, en ik heb toen niet geluisterd. Goed. Maar Jorn zou niet zijn uitgetrokken als Miramon en jij wat minder open waren geweest over wat jullie van plan zijn. Nou heeft Jorn een heilige zaak; hij heeft zijn volgelingen verteld dat jullie proberen te knoeien met de vastgestelde dag des oordeels, en zo hun kansen op zielenheil de grond in boren. Hij heeft een jehad uitgeroepen tegen de Heviërs omdat die het hebben aangesticht, en de jehad geldt ook Nieuw Aarde omdat wij met de Heviërs samenwerken...' Over de lijn klonken duidelijk vier zware, luide slagen van vuisten op metaal. 'God van de sterren, daar heb je ze al,' zei Hazleton. 'Ik laat de lijn openstaan zolang ik kan, misschien hebben ze het niet in de gaten...' Zijn stem verstomde. Amalfi bleef grimmig aan het toestel zitten, en spande zich in om geen geluid te missen. 'Zondaar Hazleton,' zei een jonge en wanhopig angstige stem bijna ogenblikkelijk, 'je zonden zijn aan het licht gekomen. Uit naam van Jorn zul je een... een verbeteringsstraf ondergaan. Zul je... zul je gevankelijk meegaan?' 'Als je dat geval hierbinnen afschiet,' zei Hazleton luid, kennelijk met het oog op de microfoon, 'vliegt de helft van de stad in de lucht. Wat hebben jullie daar nu aan?', 'Dan sterven we als Strijders,' zei de andere stem. Nog steeds klonk hij gespannen, maar nu het over sterven ging leek hij zekerder van zichzelf te zijn. 'Jij verdwijnt naar het vagevuur.' 'En al die andere mensen...' 'Zondaar Hazleton, wij dreigen niet,' zei een oudere, zwaardere stem. 'Wij geloven dat er in iedereen iets goeds steekt. Jorn beveelt ons anderen te verlossen en daaraan zullen wij ons houden. We hebben gijzelaars om te zorgen dat je je netjes gedraagt.' 'Waar zijn ze?' 'Ze zijn opgevangen door de Strijders van God,' zei de zware stem. 'Jorn is in zijn gezegendheid zo goed geweest ons een cordon sanitaire te schenken rondom deze goddeloze planeet. Geef je je over, voor het heil van deze vrouw en de twee hulpeloze kinderen? Ik raad je, zondaar... hé, godverdomme die foon staat open! Jody, sla die schakelaar kapot en gauw! Waaraan heb ik het toch verdiend dat ik met zo'n stel zakkige boerenkinkels ben opges...' In de luidspreker weerklonk een ijl gejank en toen viel de lijn weg, voor de kreet goed en wel geboren was. Een ogenblik bleef Amalfi als vastgenageld zitten. Hij had te veel informatie te snel achter elkaar gekregen, en hij was nu ook weer een stuk ouder dan in het verleden, in vergelijkbare situaties. Hij had nooit verwacht dat zo'n situatie zich ooit nog eens voor zou doen, maar ziedaar! Een jehad tegen He? Nee, dat was niet waarschijnlijk, althans niet uitsluitend. Jorn de Apostel zou wel oppassen om een wereld aan te vallen, die zo volslagen geheimzinnig was, vooral met een troepenmacht die meer uit burgers dan uit militairen bestond. Maar Nieuw Aarde was kwetsbaar; het was een logische eerste stap geweest die planeet te bezetten. En nu had Jorn ook nog Dee en de kinderen. Actie! Maar hoe, dat was vers twee: hij zou een schip nodig hebben waartegen het cordon van Strijderschepen niets zou kunnen en durven beginnen, maar zo'n schip bestond niet. Het enige alternatief was dus een heel klein en heel snel vaartuig, met een lage detectorindex; maar dat was ook al niet mogelijk over zo'n lange afstand, aangezien er zelfs voor één mallemolen een minimumgrootte bestaat. Hoewel... Carrel was op He, en Carrel had ruime ervaring in het ontwerpen van betrekkelijk kleine, door 'n mallemolen aangedreven verkenningsprojectielen; met een dergelijk projectiel hadden ze indertijd de hele Mars naar de Aarde gevolgd zonder dat iemand enige aandacht aan het ding besteedde. Natuurlijk was het, naar gewone maatstaven gemeten, vorstelijk en luidruchtig te peilen geweest en alleen het snelle bochtenwerk had de stedenmassa belet een verschil te zien tussen de sporen die het projectiel op de schermen trok, en de willekeurige sporen die werden veroorzaakt door interstellair stof... 'Zou je zoiets kunnen, Carrel? Denk eraan dat er hier geen meute steden rondvliegt waar je je achter kunt dekken. Je zult door een dunne schil oorlogsschepen heen moeten, rond één enkele planeet, en we weten niet hoeveel het er zijn en wat voor bewapening ze hebben en hoe scherp ze de wacht houden...' 'Ga maar van de rotste situatie uit,' zei Carrel. 'Ze hebben dat andere schip toch ook onderschept, en ze wisten niet eens dat we het hadden gestuurd. Ik kan het wel, meneer Amalfi, als u mij de besturing laat doen wanneer het er op aan komt. Anders denk ik toch dat ze u onderscheppen, hoe klein het schip ook is.' 'Helleshin!' Maar Amalfi kon er niet omheen; hij zou zich tenminste twee dagen lang moeten onderwerpen aan Carrels wilde manoeuvres om de vijand te ontlopen en zand in de ogen te strooien, zonder dat hij zelf de stuurknuppel aan mocht raken. Het zou een kluif worden voor een oude man als hij, maar Carrel had gelijk, een andere uitweg was er niet. 'Goed,' zei hij. 'Maar denk erom dat je me levend aan de grond zet.' Carrel grijnsde. Ik ben nog nooit een vrachtje kwijtgeraakt,' zei hij. 'Vooropgesteld dat het goed vastzat natuurlijk. Waar wou u landen?' Dat was ook al geen makkelijke vraag. Uiteindelijk besloot Amalfi te landen in Central Park, in het hart van de oude Okiestad. Dat was misschien wel gevaarlijk dicht bij het hoofdkwartier van de Strijders, maar Amalfi had er geen zin in duizenden kilometers te lopen op Nieuw Aarde, alleen om Hazleton te spreken, en er was een goeie kans dat de oude stad verboden zou zijn voor de boerenjongens, of tenminste instinctief werd gemeden. Jorn de Apostel zou een zo voor de hand liggend punt van samenkomst voor de afgezette heersers niet over het hoofd hebben gezien, maar hij nam aan dat Jorn zich nog ergens aan de andere kant van de wolk bevond, met de hoofdmoot van zijn vloot. Aangezien er, zelfs met mallemolenaandrijving, een grens is aan de hoeveelheid energie die in een klein schip kan worden opgeslagen, had Amalfi onderweg ruimschoots de tijd via de ultrafoon helemaal bij te raken met de gebeurtenissen in de Magalhaese Wolk terwijl hij zich op He had afgezonderd. Het beeld dat Mark hem had geschetst was wel juist, zij het dat het een beetje overtrokken was. De bemoeienissen van Jorn de Apostel lagen nog een heel eind bij Nieuw Aarde vandaan en zijn jehad had hij uitgeroepen tegen alle ongelovigen, overal, niet speciaal tegen de Heviërs. De Heviërs maakten alleen de aanklacht tegen Nieuw Aarde mogelijk, plus het niet aangekondigde maar ook niet verholen voornemen van Nieuw Aarde om het einde der tijden te doorschouwen, hetgeen een godslastering was. Amalfi vermoedde dat de opstand op Nieuw Aarde en de omverwerping van de centrale regering, een niet vooropgezet nevenproduct was van de proclamatie, waar Jorn niet op voorbereid was geweest, zodat hij er geen zij bij had kunnen spinnen. Als hij dat in zijn plannen opgenomen had, of militair gezien in staat zou zijn geweest er voordeel uit te trekken, dan zou hij er ogenblikkelijk zijn vloot heen gestuurd hebben; maar nu had hij alleen achteraf een symbolische blokkade gestuurd. Mocht de staatsgreep van zijn volgelingen slagen, dan was dat best, maar zo niet, dan kon hij zijn blokkade met spoed weer terugtrekken, om zijn schepen en manschappen voor een gunstiger tijdstip te bewaren. Zo redeneerde Amalfi tenminste, maar hij was zich er onbehaaglijk van bewust dat hij in Jorn de Apostel voor het eerst met een vijand te maken had wiens gedachtegang volslagen afwijkend van de zijne zou kunnen zijn, van begin tot eind. Het schip ging met een schok over van mallemolenvlucht op ionenstraalaandrijving. Amalfi hield voorlopig maar op met denken en klampte zich vast. Toen het schip eenmaal de dampkring binnen was, nam Amalfi de besturing over; op He had Carrel de Diracafstandbediening van de ruimteknuppel weer uit handen gegeven. Amalfi slaagde erin het schip zacht als een pluisje neer te zetten op de nachtzijde van de planeet, in het zuidelijk deel van Central Park, in een brede onregelmatige kom in de bodem die volgens de legende vroeger een vijver was geweest. De landing verliep zonder incidenten; kennelijk was hij niet gezien. De volgende ochtend zou het lege projectiel misschien worden opgemerkt door een Strijdersvliegtuig, maar de oude stad lag vol met zulke geheimzinnige mechanische objecten; je moest echt een deskundige op het gebied van de stad zijn, zoals Schliemann met zijn negen Trojes, om te weten wat er nieuw was en wat niet. Amalfi was daar zo gerust op, dat hij het projectiel wel achter durfde laten zonder te proberen het te camoufleren. Maar nu was de vraag: hoe kwam hij in contact met Mark? Waarschijnlijk stond hij nog steeds onder arrest, of zoiets; 'verbeteringsstraf' had de stem van de Strijder gezegd, toen Amalfi had meegeluisterd. Wou dat zeggen dat ze een lui denkerstype als Hazleton bedden lieten opmaken en vloeren schrobben en zes uur per dag lieten bidden? Dat was niet waarschijnlijk, zeker dat bidden niet. Wat dan...? En plotseling, terwijl hij zuidwaarts sjokte over een maanverlichte en doodstil verlaten Fifth Avenue, wist Amalfi dat hij het gevonden had. Het besturen van een melkwegstelsel, zelfs van een klein en nog nauwelijks verkend stelsel als dit, is niet eenvoudig een zaak van post uit het bakje 'ingekomen' halen en in het bakje 'uitgaand' deponeren. Je hebt er eeuwen ervaring voor nodig, en je moet in hoge mate vertrouwd zijn met de machines die de communicatie en de dataopslag verzorgen en 98% van het vuile werk voor je opknappen. In de Okietijd gebeurde het bij voorbeeld nog wel eens, zij het niet vaak, dat een burgemeester aan een andere stad werd overgedaan in het kader van de transferregeling, als hij de verkiezing verloren had, en meestal had zo iemand er dan toch vijf tot tien jaar voor nodig om het bestuur van zijn nieuwe stad onder de knie te krijgen, zelfs in een ondergeschikte positie als assistent van de bedrijfsleider bij voorbeeld. Het was geen vak dat een boerenkinkel, hoe goddelijk geïnspireerd hij ook mocht zijn, in een weekje onder de knie kon hebben. Dus het toneel van Marks 'hervorming' zou waarschijnlijk gewoon zijn eigen kantoor zijn. Hij zou er de wolk besturen uit naam van de Strijders, en vast en zeker heel slecht, maar wel zó dat ze er niets van merkten, ook al waren ze verstandig genoeg om een dergelijke sabotagepoging te voorzien. Amalfi die er zelf ook een meester in was om zo nodig de ambtelijke molen achteruit te laten draaien, kende zonder meer de hoofdprijs voor die kunst aan Hazleton toe; Mark had het zelfs z'n vrienden geleverd, alleen om in training te blijven, of misschien uit pure gewoonte. Heel goed, dan was het probleem hoe hij met Mark in contact moest komen opgelost, en was de weg vrij voor de echt moeilijke vragen: hoe de Strijders onder te sneeuwen en zo mogelijk eruit te werken, en hoe Dee en de kinderen ongedeerd terug te krijgen? Welke van die twee opgaven de moeilijkste was, viel niet makkelijk uit te maken. Zoals Mark al had opgemerkt, waren de losgeschroefde mallejannen in de handen van de gemene soldaten van de Strijders veel gevaarlijker dan musketten of hooivorken. Met vaste hand gericht konden de mallejannen een enkele tegenstander degraviteren en hem jankend de lucht in laten schieten, door de middelpuntvliedende kracht die Nieuw Aarde, draaiend om haar as, opwekte; en hetzelfde kon worden toegepast op een hoek of een muur van een gebouw, wanneer je een versterking wilde innemen. Maar de dreiging school in het feit dat de mallejan door deze boerenharken allesbehalve met vaste hand gehanteerd zou worden. Het apparaat was niet als wapen ontworpen, maar als een huishoudelijke voorziening tegen de weersgesteldheid, en het was zwaarder, iets groter, en een stuk onhandiger dan een twintigste-eeuwse oliestookketel. Gezien de problemen om zo'n apparaat mee te sjouwen, vooral te voet, was de verleiding natuurlijk overweldigend groot, om de knop meteen op maximaal te zetten, nog voor het ding was losgedraaid van zijn betonnen voetstuk in de kelder, en het zo ook te laten staan, zodat de belaste arm en rugspieren van de drager daarna niets anders meer hoefden te doen om het in werking te stellen dan richten, min of meer, en op de startknop drukken. Dat betekende dat elke keer als zo'n boertje zijn humeur verloor of ketterij meende te horen in een achteloze opmerking, of uit pure zenuwen het vuur opende op een schaduw of een onverwacht en onbekend geluid, of een svengali, hij zó twee of drie straten met de grond gelijk had gemaakt, voor hij bedacht had waar de stopknop ook weer zat; of hij liet het apparaat in paniek los waarna het nog rustig een paar straten leegveegde voor de accu's leeg waren en het vanzelf afsloeg. Het was natuurlijk van groot belang om Dee en de kinderen veilig te stellen, maar het ontwapenen van de Strijders zou voor moeten gaan. Hij betrapte zich erop dat hij met een vlot sprongetje uit de schacht op de veerkrachtige betonnen vloer van de stuurhut wipte, en grinnikte spijtig. Hij voelde zich weer leven, na al die jaren te hebben gemopperd, gescharreld en gevegeteerd. Dit was het soort problemen waarvoor hij gevormd was, die hij te lijf ging met een zelfvertrouwen dat uit enthousiasme voortkwam. Het einde der tijden was zeker zo fors als je een probleem maar wensen kon, een groter zou hij nooit krijgen en daar was hij dankbaar voor; maar er was daar geen tegenstander bij betrokken met wie hij kon onderhandelen en die hij zo mogelijk een beetje kon besjoemelen. Ja, het was inderdaad lang geleden; hij moest oppassen dat hij niet overmoedig werd. Daar was al hij wel eens eerder mee onderuitgegaan, ook toen hij nog in conditie was. Het was vooral verdacht makkelijk om te bepalen welke stappen moesten worden ondernomen in de huidige situatie; dat was de beproeving ook niet; het was zijn oude vaardigheid als beschavingsgeschiedkundige, als diagnosticus, kortom, die in het geding zou zijn bij wat hij nu zou doen... en daarbij kon hij dan en passant het leven redden, of verliezen, van drie mensen, of een kwart miljoen, waaronder dat van Estelle. Heel voorzichtig dus, maar met vaste hand en doelbewust, als een chirurg die ziet dat het hart stilstaat. Geen tijd verdoen met het overwegen van andere actie; je hebt vier minuten om de patiënt het leven te redden, als je geluk hebt; de beenderzaag ligt jankend in je hand, zaag open die ribbenkast, en vlug. De Vroedschap was al aangewarmd. Hij zei: 'Communicatie. Verbind me met Jorn de Apostel, om het voortbestaan van de stad.' Het zou even duren voor de Vroedschap Jorn had gevonden; hoewel ze binnen een minuut alle mogelijkheden konden doornemen en alleen die werelden konden uitselecteren met een hoge waarschijnlijkheidsgraad voor de aanwezigheid van Jorn, was de kans dat ze hem bij de eerste oproep al te pakken hadden niet erg groot. Het speet Amalfi dat hij noodgedwongen het gesprek via de Dirac zou moeten voeren, aangezien daardoor iedereen in de wolk, of waar ook in het bekende universum waar Diracapparatuur bestond, het gesprek zou kunnen horen; maar op interstellaire afstanden kwam de ultrafoon voor tweezijdige berichtgeving niet aan bod, omdat de snelheid waarmee de informatie werd voortgestuwd, maar hondervijfentwintig procent van de snelheid van het licht bedroeg, en zelfs dat kon alleen bereikt worden door een kunstgreep, de zogenaamde negatieve fasesnelheid, aangezien de draaggolf elektromagnetisch was, en zich met de snelheid van het licht voortbewoog en beslist niet sneller. Terwijl hij zat te wachten ging Amalfi alle mogelijkheden na. Al met al ontwikkelde deze zaak zich op een zeer merkwaardige wijze, heel anders dan waar hij ooit mee te maken had gehad. De affaire bestond tot nog toe voornamelijk uit tussenspelen en overgangen, met maar een kleine hoeveelheid knooppunten hier en daar, waarop beslissingen en actie mogelijk waren. En in die zin schenen zelfs de gebeurtenissen die hem de belevenissen uit zijn vroeger leven het meest in herinnering riepen, zich aan te passen aan het patroon van zijn oude dag, en niet alleen voor bedachtzaamheid en het intensief afwegen van waarden een grotere plaats in te ruimen, nee, die juist te vereisen. Handelen in een reflex was uitgesloten. Dat was alleen mogelijk wanneer er een vast richtsnoer was, zoiets als 'het voortbestaan van de stad'; als een dergelijk axioma lange tijd een dominerende rol kan blijven spelen, maakt het een veelheid van beslissingen mogelijk, die in het vlak van de reflex liggen, zonder dat daar veel denkwerk aan te pas komt, je sprong automatisch de juiste kant op, als een kat die zich midden in de lucht omwentelt. Maar nu bestond een dergelijke situatie niet; de waarden die moesten worden afgewogen spraken elkaar tegen. Allereerst moest hij ervan uitgaan dat Jorn met de situatie op Nieuw Aarde niet in details op de hoogte was; hij had alleen gereageerd als elke goede strateeg en had profijt getrokken van een overwinning uit onverwachte hoek; hij wist vrijwel zeker niet dat de blokkadevloot drie gijzelaars had gemaakt, laat staan wie die gijzelaars waren. Het zou niet mogelijk zijn hem op dat punt te intimideren, het zou het verstandigst zijn hem die informatie helemaal niet te verstrekken. Tenslotte was het eerste doel van zijn gesprek te zorgen dat het boerenleger werd ontbonden en de gesloopte mallejannen buiten bedrijf werden gesteld; het zou alleen verkeerd zijn hem er meteen van te overtuigen dat de staatsgreep op Nieuw Aarde tot mislukking gedoemd was, aangezien het gevolg daarvan zou zijn dat hij zijn blokkade terug zou trekken, met de gijzelaars. Het was beter om te zorgen dat allebei de doelen werden verwezenlijkt, als het even kon, om Jorn ervan te overtuigen dat hij zijn putsch maar beter direct kon afbreken, maar niet zo overdonderend dat hij bang zou worden dat hij een deel van zijn vloot kwijt zou raken als hij de putsch niet ogenblikkelijk afgelastte. Het was geen kleinigheid. Het betekende onder andere, dat het gevaar dat Jorn de Apostel aanwezig zou moeten achten, evenzeer ideologisch moest zijn als van militaire aard. Als legeraanvoerder wiens bekwaamheid ruimschoots was gebleken, moest Jorn wel bekend zijn met de verwording van een bezettingsleger door de normen en gebruiken van de natie die het bezet, en jehads en kruistochten waren voor dergelijke bijtende invloeden bijzonder gevoelig. Of hij nu zelf volstrekt geloofde in het soort fundamentalisme dat hij predikte, of niet, hij zou toch niet willen dat zijn volgelingen het geloof verloren in de leer, waaronder hij tot dusver zo voorspoedig had gevaren; dat was zijn greep op hen, die hij zelf had gekozen, en als zij daarvan loskwamen, dan zou hij zelf niets meer hebben, afgezien van wat hij persoonlijk dan nog mocht geloven. Helaas was er geen ideologie op Nieuw Aarde voorhanden die in staat leek de Strijders van God te verpesten; ze zouden zich ongetwijfeld te buiten gaan aan het verzamelen van polshorloges, een zeer oude term voor het tijdloze syndroom van een boerenleger dat een gebied bezet dat verhoudingsgewijs rijk is aan consumptiegoederen, maar daar zou Jorn op voorbereid zijn en geen aandacht aan besteden; Nieuw Aarde bezat in haar beschaving echter geen ideeën die krachtig genoeg leken om de Strijders van God van hun simpele, lijnrechte en centraal gerichte denkwijze af te krijgen. Er zou er dus een moeten worden gefabriceerd; aan grondstoffen daarvoor was tenminste geen gebrek. Het gevaar bij een dergelijke gedragslijn was de neiging Jorn de Apostel aan te zien voor de persoon zoals hij zich in het openbaar deed kennen, en te proberen dat deel van zijn geest te bereiken en te prikkelen, waar zijn werkelijke geloof moest huizen. Amalfi wist helemaal niet of dat iets zou uithalen, en voorzichtigheidshalve moest hij het dan maar liever niet proberen; hij moest ervan uitgaan dat iemand als Jorn, die zoveel succes had gehad met zijn beweging, er over de meeste onderwerpen de denkwijze van een ontwikkeld iemand op na zou houden, of hij dat nu als theoloog ook deed of niet. En dat laatste deed er ook niet toe; waar de waarheid ook lag, hij zou dadelijk doorhebben dat iemand zijn religieuze gevoel probeerde te bespelen, aangezien hij zichzelf een meester in die kunst had getoond. En, bedacht Amalfi plotseling, stel dat Jorn even devoot zou blijken te zijn, met zijn provinciale bijgeloof, als zijn openbare uitspraken deden denken, dan zou het bespelen van zijn religieuze drukknoppen een ware ramp betekenen. Bij dergelijke mensen is het knopje godsdienst een vernietigingsknop; als je die op de juiste manier bespeelde maakte hij de mens in kwestie kapot. Het zou natuurlijk noodzakelijk zijn Jorn pro forma te benaderen, alsof elk woord dat de man ooit gesproken had voortkwam uit opperste oprechtheid en het diepste geloof, niet alleen omdat ook Jorn zou weten dat ongekende aantallen mensen mee konden luisteren, maar ook om het zelfbeeld van de profeet niet willekeurig, en zonder dat het ergens toe diende, te vernietigen. De vorm had toch geen invloed op het eindresultaat en het zou gevaarlijk zijn om Jorn alleen inhoudelijk te benaderen als vereenzelviging van zijn publiek imago. Het kon geen kwaad hem impliciet te erkennen als fundamentalist in hart en nieren, maar het zou funest zijn te verwachten dat je hem schrik aan kon jagen met een Diracoproep, die zogenaamd van de Duivel afkomstig was... 'KLAAR VOOR JORN DE APOSTEL, BURGEMEESTER.' Meteen begonnen de hersens van Amalfi op topsnelheid te werken; de vergissing van de Vroedschap, er was alle excuus voor want ongetwijfeld had niemand de moeite genomen hen te vertellen dat Amalfi geen burgemeester meer was sinds het geval met de Ginnangugap zich had voorgedaan, deed hem eraan denken dat hij nog niet besloten had of hij zich tegenover Jorn bekend zou maken. Er was een kleine kans dat Jorn voortkwam uit de boerenbevolking die, toen de Okies kwamen, onder de tirannie van de bindelstiff IKM had gezucht; de kans was iets groter dat hij een afstammeling was van de heersers van IKM, maar het meest waarschijnlijk was dat hij een kind of kleinkind was van Amalfi's volk, zodat hij heel goed zou weten wie Amalfi was. Als Amalfi zich dus bekendmaakte zou hij daarmee een zeker overwicht bezitten, maar er kleefden ook bepaalde nadelen aan. Maar de teerling was al geworpen; de Vroedschap had hem op het open circuit burgemeester genoemd, dus hij moest Jorn zo snel mogelijk duidelijk maken dat het niet Hazleton was met wie hij sprak. Zou hij bluffen? Het kon, maar nu kwam het gevaar van de Dirac weer om de hoek kijken; door de aard van het instrument kon iedereen die meeluisterde Jorn vroeg of laat vertellen welke feiten Amalfi om strategische redenen probeerde achter te houden... 'GESPREKSKLAAR, BURGEMEESTER.' Nou, daar was dus niets meer aan te doen. Amalfi zei in de microfoon: 'Ga je gang.' Meteen lichtte het scherm op. Hij begon inderdaad oud te worden, want hij was vergeten de Vroedschap te vertellen dat hij alleen een audioverbinding wilde; hij had dus in de grond helemaal niet de keus gehad zijn identiteit te verbergen. Nou ja, treuren hielp toch niet, en hij moest toegeven dat hij het gezicht van Jorn de Apostel dat voor hem tot leven kwam met intense belangstelling gadesloeg. Het was een onthutsend oud gezicht, mager en benig en met diepe rimpels en borstelige witte wenkbrauwen, die de diepgezonken duisternis van de ogen benadrukten. Jorn was al minstens vijftig jaar van de morticide af, als hij ze ooit al had genomen. Vooral dat laatste was een schok, die hij tot in zijn ingewanden voelde. 'Ik ben Jorn de Apostel,' zei het oude gelaat. 'Wat wilt u van me?' 'Ik vind dat u Nieuw Aarde moet ontruimen,' zei Amalfi. Dat was helemaal niet wat hij van plan was geweest te zeggen; ja, het ging volslagen tegen de redenering in die hij zojuist had uitgedacht. Maar er was iets aan dat gezicht, dat hem dwong te zeggen v/at hij op zijn hart had. Ik houd Nieuw Aarde niet bezet,' zei Jorn. 'Maar ik begrijp wat u bedoelt. En ik neem aan dat er meer mensen op Nieuw Aarde zijn die u daarin bijvallen, meneer Amalfi, dat is niet meer dan natuurlijk. Maar dat gaat mij niet aan.' 'Dat had ik ook niet verwacht, na een simpele intentieverklaring,' zei Amalfi. 'Maar ik kan u wel een paar goeie redenen geven.' Ik zal luisteren. Maar verwacht niet dat ik voor rede vatbaar zal zijn.' 'Waarom niet?' vroeg Amalfi oprecht verbaasd. 'Omdat ik geen redelijk man ben,' zei Jorn geduldig. 'De opstand van mijn volgelingen op Nieuw Aarde heeft plaatsgevonden zonder dat ik daartoe opdracht gaf; het is een geschenk dat God mij zelf in de hand heeft gelegd. In zulke gevallen komt de rede niet meer in het geding.' 'Juist,' zei Amalfi. Dit zou moeilijker worden dan hij ooit gedacht had; ja, hij begon nu voor het eerst eraan te twijfelen of het hem wel zou lukken. 'Bent u zich er wel van bewust, meneer, dat deze planeet een broeinest van het Stochasticisme is?' Jorn trok zijn borstelige wenkbrauwen een klein eindje op. Ik weet dat de Stochastici het sterkst en meest talrijk zijn op Nieuw Aarde,' zei hij. Ik zou niet weten in hoeverre die filosofie in de bevolking van Nieuw Aarde als geheel is doorgedrongen. Dat is een van de dingen die ik van plan ben uit te roeien.' 'Dat zal u nog tegenvallen. Een horde boerenkinkels is niet bij machte een belangrijk filosofisch stelsel weg te vagen.' 'Ja, ja, maar hoe belangrijk is dat dan,' zei Jorn, 'qua invloed? Ik geef toe dat ik de indruk heb dat een groot deel van Nieuw Aarde erdoor is aangevreten, maar ik beschik niet over kennis die die feiten staaft. Ik ben gedwongen op grote afstand van Nieuw Aarde te opereren en zodoende zou het zeer wel mogelijk zijn, dat ik in mijn gedachten die dreiging heb vergroot, vooral omdat die ideeën zo volstrekt in tegenspraak zijn met het Woord van God. Het zou ook heel natuurlijk zijn als ik me op het standpunt stelde dat de thuiswereld van het Stochasticisme tevens een "broeinest" is, maar ik kan dat niet zeker weten.', 'U waagt er dus liever de zielen van uw Strijders van God aan, door maar aan te nemen dat het niet waar is.' 'Dat hoeft niet,' zei Jorn. 'Gezien de machten uit wier naam u spreekt, meneer Amalfi, is het overduidelijk in uw voordeel om de invloed van de Stochastici te overdrijven; dat suggereert al uw gebruik van dit argument, omdat ik nauwelijks kan geloven dat u mij goed wilt doen. Ik vermoed dat de Stochastici in werkelijkheid, net als alle intellectuelen te allen tijde, weinig voeling hebben met de verwachtingen en opvattingen die heersen in de beschaving waarin zij opereren, en dat de mensen van Nieuw Aarde net zomin Stochastici zijn als Strijders van God, of wat men verder nog als denkrichting zou kunnen aanduiden. Als er enig etiket denkbaar is, dan is het dat van een volk dat niet langer Okie is.' Amalfi zat erbij te zweten. Hij had zijn partuur gevonden en hij wist het. 'En als u ongelijk blijkt te hebben?' vroeg hij ten slotte. 'Als het Stochasticisme toch zo in deze wereld ingebed blijkt te zijn als ik u probeerde te zeggen.' 'Dan,' zei Jorn de Apostel, 'moet ik het risico maar lopen. Op Nieuw Aarde zijn mijn Strijders boerenjongens, zoals u mij onder het oog bracht. Ik betwijfel of de Stochastici ver met hen zouden komen; ze zouden hun schouders ophalen omdat het niet logisch is. Daar vergissen ze zich dan in, maar hoe zouden zij dat weten? Onwetendheid is de verdediging die God de Vader hen geschonken heeft en ik geloof dat die toereikend zal zijn.' Dat was het sleutelwoord. Amalfi kon alleen maar hopen dat het niet te laat was gevallen. 'Goed dan,' zei hij, een stuk grimmiger dan hij van plan was geweest. 'De gebeurtenissen zullen één van ons wel in het gelijk stellen; er valt nu niet te praten.' 'Integendeel,' zei Jorn. 'Er valt nog dit te zeggen: misschien had u inderdaad de bedoeling mij hiermee een dienst te bewijzen, meneer Amalfi. Mocht dat blijken, dan zou ik zelfs de Boze geven waar hij recht op had; zelfs tegenover het kwaad moet men eerlijk zijn, een andere weg is er niet. Wat wilt u dus van mij?' En zo was het woordenduel in een ommezien weer op het uitgangspunt teruggekomen, en dit keer kon de bedoeling van die vraag niet genegeerd, laat staan ontweken worden; het was een persoonlijke vraag en als zodanig was hij vanaf het begin bedoeld geweest. 'U zou me de drie gijzelaars kunnen teruggeven die uw blokkadevloot gevangen houdt,' zei Amalfi. Zijn mond had de smaak van aloë. 'Een vrouw en twee kinderen.' 'Als u me dat aan het begin had gevraagd,' zei Jorn de Apostel, 'dan zou ik ze u gegeven hebben.' Klonk daar medelijden door in zijn stem? 'Maar nu hebt u hun levens gelegd op het beulsblok van uw eigen integriteit, meneer Amalfi. Het zij zo; als ik ervan overtuigd ben dat ik Nieuw Aarde door het Stochasticisme zal verliezen, dan zal ik u dit drietal doen toekomen, voor ik het eskader dat de blokkade uitvoert laat terugroepen; en anders niet. O, en meneer Amalfi...' 'Ja...' zei Amalfi fluisterend. 'Denkt u er goed aan wat er op het spel staat, en laat u zich niet overdonderen door uw eigen inventiviteit. Ik weet heel goed dat u legendarisch vernuftig bent, maar mensenlevens zouden niet van een kunstwerk mogen afhangen. Ga met God.' Het scherm werd weer donker. Amalfi bette met een bevende hand zijn voorhoofd. Met zijn laatste woorden was Jorn de Apostel erin geslaagd Amalfi's hele leven bloot te leggen, en dat was niet prettig geweest om aan te horen. Toch aarzelde hij maar heel even. Hoewel Jorn waarschijnlijk de improvisatie al doorzien had, die Amalfi te binnen was geschoten maar op het laatste nippertje zodat hij het niet aan Jorn en heel het universum had kunnen verraden, over de Dirac, stond hem nu geen andere weg meer open. Het alternatief dat Jorn hem had voorgesteld kwam uiteindelijk ook op hetzelfde neer: van een leugen een waarheid maken. Als dat een kunst was, en daar was Amalfi terecht van overtuigd, dan was het tegelijkertijd geen 'kunstwerk' zoals Jorn zei, maar een bedrevenheid; het was Jorn zelf die nu mensenlevens ondergeschikt maakte aan een kunstwerk, namelijk het opgeschikte sprookje dat zijn godsdienst vormde. Amalfi zorgde er dit keer wel voor dat hij het scherm uit het circuit schakelde en riep toen het kantoor van de burgemeester op. 'Met de commissaris voor Openbare Veiligheid,' zei hij tegen de robosecretaresse. In normale tijden zou de machine heel wel geweten hebben dat een dergelijke functie niet bestond, maar de verwarring zou inmiddels al zo'n omvang hebben bereikt, dat de directe geheugenbanken niet meer geconsulteerd konden worden; hij was er vrijwel van overtuigd dat die uitdrukking, een alarmcode van lang geleden uit de Okietijd, Hazleton bereiken zou, zoals ook in een ommezien het geval was. 'Wat meldt u zich laat,' klonk behoedzaam de stem van Mark. 'Uw rapport komt veel te laat. Kunt u niet persoonlijk verslag uit komen brengen?' 'Daar is de situatie veel te ongrijpbaar voor, meneer de burgemeester,' zei Amalfi. 'Op het ogenblik doe ik de ronde langs de grensstations in de oude stad. Er zijn hier namelijk Strijders die in hun vrije tijd de stad willen bekijken, en er is natuurlijk nog zoveel apparatuur die nooit is uitgeschakeld...', 'Wie is dat?' vroeg een andere stem op de achtergrond. Amalfi herkende hem; het was de gezaghebbende figuur die ook gemerkt had dat de foon openstond toen de Strijders Hazleton arresteerden. 'Dat kunnen we niet toestaan!' 'Dat is de commissaris van Openbare Veiligheid, ene deFord,' zei Hazleton. Amalfi lachte grimmig. DeFord was Hazletons voorganger geweest als bedrijfsleider; hij was zeven eeuwen geleden doodgeschoten. 'En natuurlijk kunnen we dat niet toelaten. Afgezien van alle energie die er in de oude stad overal voor het grijpen ligt, is de hele zaak nog wrakkig ook. DeFord, ik dacht dat je toch wist dat de bevelhebber van de Strijders de stad tot verboden gebied heeft verklaard.' 'Ja, dat zeg ik ze ook,' zei Amalfi op een toon van verdrukte onschuld, 'en dan lachen ze me uit en dan zeggen ze dat ze in hun vrije tijd geen Strijders zijn.' 'Wat!' zei de zware stem. 'Ja, dat zeggen ze,' hield Amalfi vol. 'Of ze zeggen dat ze niemands knechtje zijn en dat uiteindelijk niemand een ander iemand kan bezitten. Het lijkt wel of ze bij een dorpsscholasticus in de leer zijn geweest, hoewel ze er wel een potje van maken. In de provincie onderwijzen ze natuurlijk niet zo de zuivere leer...' 'Dat heeft er niets mee te maken,' zei Mark streng. 'Zorg dat je ze buiten de stad houdt, dat is van het allergrootste belang.' Ik doe mijn best, meneer de burgemeester,' zei Amalfi. 'Maar ik kan ook niet alles. De helft loopt met mallejannen te sjouwen en u weet zelf wat er gebeurt als ze hier met zo'n ding gaan schieten, als is het maar één keer. Dat risico loop ik niet, hoor.' 'Nee, natuurlijk niet, maar doe je best. Ik zal zien wat ik er aan deze kant aan kan doen. Je krijgt nog nadere instructies; waar kan ik je bereiken?' 'Laat u het bericht maar achter in de kantoor van de grenspolitie,' zei Amalfi. 'Op mijn volgende ronde zie ik het dan wel.' 'Uitstekend,' zei Hazleton en schakelde uit. Amalfi maakte de verbinding in orde die hij nodig had tussen het kantoor van de brigadier van de grenspolitie en de stuurhut, en leunde tevreden achterover, zij het met een dieper gevoel van onbehagen dat niet weg wilde. Het zaadje was geplant en het leed geen twijfel of Hazleton had zijn zet begrepen en zou hem ondersteunen. Hoogst waarschijnlijk had Jorn de Apostel al opdracht gegeven om te informeren bij zijn officieren op Nieuw Aarde naar Amalfi's beweringen; natuurlijk zouden ze berichten dat ze geen last hadden gehad, maar de vraag alleen al zou hen voor het onderwerp gevoelig maken. Amalfi zette de FMontvanger op de toren aan en stemde af op de federale zender van Nieuw Aarde. De volgende stap zou een verscherping zijn van de bevelen aan de Strijders, om in vrije tijd uit de buurt van de stad te blijven, en hij wou de tekst niet missen. Tenzij Jorns officieren hun bevelen namelijk met een onwaarschijnlijke graad van genuanceerdheid opstelden, zou de publicatie wel voor een paar nieuwsgierigen zorgen in de stad, en natuurlijk waren er geen grensbrigades meer, evenmin als een aanwijsbare stadsgrens, behalve in de breinen van de Vroedschap. En dus zouden er klappen vallen. Dat zou een incident zijn dat niet door deFord zou worden gemeld: 'Nee, dat had ik niet gehoord. Het spijt me, maar ik kan ook niet overal tegelijk zijn. Ik probeer om de Vroedschap te beschermen tegen die jongens, ze willen ze maar vragen stellen over de geschiedenis van het denken en zo meer, waar de computers wekenlang aan bezig zouden zijn. Ik zeg ze maar dat ik niet weet hoe ik de Vroedschap moet bedienen, maar als ze met zo'n mallejan naar me wijzen, zo van: "En nou geef je me een lijntje, want anders...", nou ja...' En dat bericht zou dan het verscheiden van de 'commissaris voor Openbare Veiligheid' aangeven, aangezien het gevolg vrijwel zeker een geüniformeerde wachtpatrouille zou zijn in of rondom de Okiestad. Op dat moment zou Amalfi in dekking moeten gaan en moest Mark het verder opknappen. Wat Hazleton precies zou doen kon Amalfi niet voorspellen en hij wilde er ook niets van weten. Een van de gebreken aan zijn plan was het feit dat het, zoals Jorn vermoedde, op een leugen was gebaseerd, terwijl een goed stukje bedrog altijd een steentje fundamentele waarheid moet bevatten, waar de verstandige en de achterdochtige hun tenen aan kunnen stoten. Om de zaak heel rechtlijnig en cru te stellen: er was geen enkele kans dat de plaatselijke Strijders door het Stochasticisme zouden worden aangetast en die mogelijkheid was nooit aanwezig geweest. Zelfs als het programma zou slagen en Jorn zijn mannen terug zou trekken, zou hij ze grondig ondervragen voor hij Amalfi zijn gijzelaars teruggaf; en als alles wat hij vernam het stempel van Amalfi droeg, zou het verhaal teveel een eenheid vormen om Jorn te overtuigen. Daarom moest Hazleton van hieruit zelf en op zijn eentje improviseren, terwijl Amalfi er zomin mogelijk van wist, tot het te laat was om er nog iets aan te doen, al had hij het gewild. Het was wel een schamel verhaaltje om het leven van Dee en Web en Estelle aan op te hangen, maar hij moest roeien met de riemen die hij had. En het scheen te werken. Binnen een week waren alle verloven van de Strijders ingetrokken, terwijl er oriëntatiediensten werden gehouden, die ze verplicht waren bij te wonen. Hoewel niet rechtstreeks vastgesteld kon worden of de Strijders boos waren over het feit dat hun verlof was ingetrokken om hun geloof aan te schroeven, vond meteen de volgende dag het incident plaats dat Amalfi had voorzien, en werd door Hazleton op hoge toon aan de 'commissaris voor Openbare Veiligheid' gevraagd hoe hij dat had kunnen laten gebeuren. Amalfi kwam met zijn voorgevormde sprookje op de proppen en trok zich terug in een oud substation voor communicatie, diep in de ingewanden van de Vroedschap. De volgende dag zwierf er al een Strijderpatrouille door de Okiestad, en was Amalfi geïsoleerd; de rest moest Hazleton doen. Aan het eind van die week hadden de Strijders opdracht gekregen hun mallejannen in te leveren, in ruil waarvoor ze verlammingsgeweren kregen die bij de politie gebruikelijk waren, en wist Amalfi dat hij gewonnen had. Wanneer een bezettingsleger door zijn eigen officieren wordt ontwapend dan is het afgelopen; binnen de kortste keren begint het zichzelf uit elkaar te rukken, zonder noemenswaardige hulp van buitenaf. Wanneer die dagorder bij Jorn terechtkwam zou hij handelen, en snel ook; Hazleton was kennelijk, zoals gebruikelijk, weer eens een beetje te grondig te werk gegaan. Maar Amalfi kon niets anders doen dan afwachten. Het laatste blokkadeschip van de Strijders was nog maar nauwelijks geland, toen Web en Estelle door de luchtsluis kwamen geklauterd en op Amalfi afstormden. 'We hebben een boodschap voor u,' zei Estelle buiten adem en haar ogen waren heel wijd opengesperd. 'Van Jorn de Apostel. De kapitein zei dat we hem meteen aan u moesten geven.' 'Best, best, maar zo'n haast had het ook weer niet,' gromde Amalfi om zijn vrees te verhelen. 'Maken jullie het goed? Hebben ze jullie goed behandeld?' 'Ze hebben ons niks gedaan,' zei Web. 'Ze waren zo netjes en zo beleefd dat ik ze wel kon schoppen. Ze hielden ons in een hut gevangen en we kregen godsdienstige traktaatjes te lezen. Na een tijdje werd het wel vervelend hoor, die traktaatjes, je kon er hoogstens boter, kaas en eieren op spelen, met grootmoeder.' Plotseling moest hij toch even tegen Estelle grijnzen; kennelijk was hem daar toch wel het een en ander gelukt. Amalfi voelde even een emotionele scheut, hoewel hij niet kon zeggen wat voor gevoel het precies was; daarvoor was het te snel weer voorbij. 'Mooi, mooi,' zei hij tegen Estelle. 'Waar is die boodschap?' 'Hier.' Ze gaf hem een gele doorslag die uit de Dirac op het schip was gescheurd. Er stond:
AAN BEVELHEBBER RSG GABRIEL RPG 3 2 JOHN AMALFI N AARDE V HSTGS HERHAAL, GEEF U VOORDEEL VAN TWIJFEL, HERHAAL TWIJFEL. U ALLEEN KENT DE WAARHEID. INDIEN NEDERLAAG UITSLUITEND UW KUNSTGREEP, WEET DAN, DAT HET EINDE NOG NIET DAAR IS. DOCH HET NADERT SNEL. JORN DE APOSTEL VAN GOD
Amalfi verfrommelde het stuk papier en gooide het op het afgebladderde beton van de ruimtehaven. 'En dat is waar,' zei hij. Estelle keek naar de prop geel papier en toen naar Amalfi's sombere gezicht. 'Weet u wat hij bedoelt?' vroeg ze. 'Ja ik weet wat hij bedoelt, Estelle. Maar ik hoop dat jij het nooit zal weten.'
Zes: Object 4101, Aleph Nul
En ook werd Estelle nooit verteld, hoewel er uiteindelijk bij haarzelf geen twijfel meer over bestond, dat de eerste doorbraak in het vraagstuk, hoe de informatieblokkade van de aanstaande Ginnangugap te overbruggen, voortsproot uit haar opmerking, tegen haar vader, dat je om niemandsland te verkennen, de kogels moet bestuderen. Web en Estelle waren tenslotte maar kinderen en in de jaren die volgden had voor kinderen niemand tijd; iedereen ging te zeer op in de koortsachtige constructie van het immateriële voorwerp, dat hun kogel zou zijn door Niemandsland, naar de uitgestrekte, complementaire, tegengestelde oneindigheid van het universum van antimaterie. Voorlopig moesten gissingen wijken voor het verzamelen van feiten; wat nu nodig was, was een rechtstreekse bepaling van het huidige energieniveau in het antiuniversum; zodra dat bekend was, kon men hopen het aanstaande ogenblik van de catastrofe exact te bepalen, zodat men zou weten hoeveel of hoe weinig tijd er nog restte om zich voor te bereiden om in te gaan tot de dood op een manier die nog enigermate betekenisvol mocht heten, in het aangezicht van de aanstaande en volledige tenietdoening van alle betekenis, en van de tijdsbeleving die als enige zin gaf aan het begrip betekenis. Niemand had tijd voor kinderen en zo groeiden ze vergeten op, de laatste kinderen die dit universum ooit zou kennen. Het was niet verbazend dat ze aan elkaar hingen, ze zouden het ook onder andere omstandigheden hebben gedaan, want er bestond geen twijfel aan dat de schikgodinnen die somber peinzen in de submicroscopische wervelingen van de nucleïnezuren der erfelijkheid, hen voor elkaar hadden geschapen. Estelle groeide uit in haar wereld van onnadenkende nietsziende volwassenen en nam haar plaats in tussen hen, zonder dat ze zagen wat ze geworden was: lang en slank, met grijze ogen, zwart haar en een blanke huid, sereen van gezicht en mooi. De ouden hier waren immuun voor schoonheid, zoals ze immuun waren voor jeugd; ze maakten met groot plezier gebruik van het scherpe ontleedmes van Estelle's wiskundige gaven bij de oplossing van hun vraagstukken, maar ze zagen niet dat ze daarbij mooi was en het had ze niet kunnen schelen, al hadden ze het wel gezien. Dezer dagen zagen ze niets dan de dood, althans dat meenden ze; Estelle was er niet zo zeker van of ze de dood wel zo scherp zagen als zij, want ze hadden zo lang in minachting voor de dood geleefd. Web wist eigenlijk niet of hij het wel zo leuk moest vinden of niet. Hij was redelijk voldaan dat hij de enige was op Nieuw Aarde die zo verstandig was om te zien dat Estelle mooi was, maar soms miste zijn trots wel eens de prikkel van een oprecht afgunstige blik; en soms verdacht hij Estelle ervan dat zij er uiteindelijk net zo weinig om gaf als de anderen op Nieuw Aarde, Web uitgezonderd. Toen de tijd daar was, werd de liefde die tussen hen bestond uitgesproken en erkend, en ze waren nu een paar, met alle genoegens en verantwoordelijkheid die paarvorming eist en geeft, maar op een of andere manier had niemand het gemerkt. De ouden hadden het te druk met de bouw van hun projectiel om te zien, laat staan zich er druk over te maken, dat een klein groen onkruidje van liefde zich omhoog had gewerkt tussen de omgevallen stenen van het allerlaatste debakel. Toch was het niet moeilijk voor Web om te begrijpen waarom wat voor hem een wonder was, niet eens als lastig werd ervaren door de bezige godjes en hun machines, waarmee hij moest leven. Er was niet veel tijd meer; een hikje, en niet meer, voor Amalfi en Miramon en Schloss en Dee en zelfs voor Carrel, die eeuwig jong leek, maar lange levens had geleefd en nu in het midden van zijn laatste leven zou worden neergeveld, zonder te mogen beweren dat zijn dood een schrijnend verlies zou betekenen van wat hij ook in zijn hoofd mocht hebben rondgedragen (en Web was ervan overtuigd dat dat vrij schamel was). Wat er aan tijd overbleef, was niets voor deze mensen die al zo lang hadden geleefd, maar voor Web en Estelle was het de tijd waarin ze opgroeiden, en dat zou het altijd blijven, de helft van elkaars leven, hoe lang ze daarna ook nog te leven zouden hebben. En Amalfi had zeker geen oog voor hen. Hij was allang vergeten dat hij ooit minder was geweest dan hij nu was: een onsterfelijke. Waarschijnlijk zou het hem nu verbijsteren om te horen dat hij zelf ooit kind was geweest; verstandelijk wist hij het wel, maar hij was niet bij machte zover terug te denken; om het ooit nog op een andere manier te bezien. Nu hem trouwens het beheer van de Ondergang was opgedragen, had hij er zich met hart en ziel op geworpen, als gold het een normale taak met een normale afloop. Als hij al besefte dat er hierna geen taken en geen bestemmingen meer zouden bestaan, dan scheen hem dat absoluut niet te hinderen. Hij was ergens mee bezig en dat was genoeg. En intussen zei Web: 'Ik houd van jou.' Ik houd van jou.' En de potscherven om hen heen kaatsten hun woorden niet terug. Amalfi had wel een excuus, als iemand hem zou hebben gezegd dat hij er een nodig had. De bouw van het projectiel had namelijk voortdurend gehaperd vanaf het moment, dat door Estelle was verhaast, hoewel hij zich dat niet meer herinnerde, dat ze besloten hadden daar voorrang aan te geven. Het had in het begin zoveel eenvoudiger geleken dan een poging om alle theoretische vragen van tevoren uit te werken, en er school de directe aantrekkingskracht in van snelle actie; maar het is onmogelijk om een proefneming op te zetten zonder bepaalde fundamentele veronderstellingen voor wat betreft hetgeen wat het experiment moet aantonen; veronderstellingen die er voor het overgrote deel eenvoudig niet bleken te zijn, toen het op de zo praktisch gedachte aangelegenheid van het ontwerp van een antimaterieprojectiel aankwam. Zoals uiteindelijk werd besloten, moest de inter-universele boodschapper worden opgebouwd vanaf het submicroscopische niveau, uit fundamentele kerndeeltjes die het niets zo dicht naderden als in beide universa maar te vinden zou zijn: deeltjes zonder spin met uiteenlopende lading en massa, en paren van neutrino's en antineutrino's. Het was al bijna een onmogelijke taak het voorwerp waar te nemen als het eenmaal was vervaardigd, want neutrino's en antineutrino's bezitten massa noch lading, maar bestaan gedeeltelijk uit spin, gedeeltelijk uit omzettingsenergie; het had geen zin om te trachten dergelijke deeltjes te visualiseren, aangezien ze net als alle fundamentele deeltjes, volslagen afweken van wat in de macroscopische wereld werd waargenomen. Voor hen was de materie zo volslagen doordringbaar, dat er een loden barrière van vijftig lichtjaren dik nodig zou zijn om een neutrino in zijn vlucht te stuiten. Alleen het feit dat de mallemolens de rotatie en het magnetisch moment van elk gegeven atoomdeeltje stevig in de hand konden houden, vandaar hun benaming, maakte het mogelijk het voorwerp in elkaar te zetten, en het te waar te nemen en te sturen als het eenmaal klaar was. In zijn uiteindelijk toestand was de boodschapper een stabiel, elektrisch neutraal plasmoïde zonder massa, een soort gravitationele tegenhanger van een bolbliksem; theoretisch was het voorwerp afgeleid, zoals Jake had voorgesteld, van de gravitatietheorie van Schiff, die al in 1958 naar voren was gebracht maar die men later had losgelaten, omdat hij niet in staat bleek drie van de zes fundamentele proeven te doorstaan waaraan de gevestigde theorie, die van de relativiteit, heel goed scheen te voldoen. 'Hetgeen vanuit ons standpunt gezien juist een goede zaak is,' had Jake betoogd. 'De tegenwerpingen vanuit de algemene relativiteitstheorie zijn nu trouwens toch bejaarde koek, en in ons speciale geval zou een voorwerp volgens Lorentz, dat non-variant is, waar een voorwerp volgens Schifï dat niet zou kunnen zijn, een nadeel voor ons zijn. En nog iets: een van de proeven waar de theorie van Schift wel aan voldeed, was het leveren van een verklaring voor de roodverschuiving in de spectra van de verre melkwegstelsel, hetgeen naar we nu weten een klokfunctie is, en dus helemaal geen eerlijke test van een gravitatietheorie. We kunnen beter die hele theorie herzien in het licht van wat we nu weten.' Het resultaat bevond zich nu voor hen, midden in de oude ontvangstzaal van de Okiestad, in het stadhuis, die ooit het communicatiecentrum van Amalfi was geweest voor gecompliceerde onderhandelingen met zijn cliënten, de planeten. De zaal was uitgerust met een elektronisch netwerk van aanzienlijke complexiteit zodat er tegelijkertijd meervoudige onderhandelingen konden worden gevoerd wanneer de stad een hoogontwikkeld en beschaafd sterrenstelsel naderde; nu was dat netwerk omgebouwd tot telemetrisch systeem voor de inter-universele boodschapper. Aangezien het object zelf niet veel meer was dan een ingewikkeld gestructureerd bolvormig mallemolenscherm, dat niets stoffelijks bevatte, zou het onmogelijk zijn geweest er iets van te zien, als er niet gezorgd was voor een pluimpje kunstmatige rook, dat pal onder het voorwerp uit de vloer stroomde en zich er, gedragen door convectiestromingen omheen kronkelde, zodat het veel weg kreeg van een reusachtige luchtbel die op een waterfontein danste. In het binnenste van de bel stonden hier en daar felle puntjes gekleurd licht, concentraties van elektronengas, van kaal geroofde kernen, van thermische neutronen, vrije radicalen en zoveel mogelijk andere basistest situaties als de gezamenlijke denkhoofden van twee heel verschillende werelden maar konden bedenken, en in een zo beperkte ruimte konden pakken, want de bol was nog geen twee meter in doorsnede. En in het hart bevond zich, in een eigen mallemolenwerveling, de allergrootste triomf: een vierkant kristal antinatriumchloride, ongeveer ter grootte van een rasterpuntje op een heel fijn gerasterde foto. Dit was het lang gedroomde antimaterievoorwerp van dr. Schloss; hier was het een wonder dat al min twee weken 'jong' was, en nog ongeveer een week te leven had in zijn mallemolenvacuüm, voor het met het vliegend moment van het heden in botsing zou komen en uiteen zou vallen; aan de andere kant zou het gewoon een kristalletje keukenzout zijn, dat zijn smaak al dan niet kon verliezen tijdens de terugtocht, vooropgesteld dat de boodschapper terug kon komen. Amalfi keek naar de rode wijzer van de klok, de enige die erop zat, die de kwartseconden aftikte tot het nulpunt. Niemand zou het projectiel lanceren, want de afstelling luisterde daarvoor veel te nauw, maar hij had het voorrecht gekregen de sleutel ingedrukt te houden die het circuit sloot, voor als straks de wijzer de nul zou bereiken en de stuwimpuls door de mallemolens zou wervelen, die de boodschapper op weg zouden zenden voorbij ruimte, voorbij tijd, voorbij elk menselijk begrip. Niemand wist wat er dan zou gebeuren, de makers nog het minst. Het projectiel zou geen berichten kunnen sturen; zodra het door de barrière was, konden ze er niet meer mee communiceren. Het zou moeten terugkeren naar de grote donkere zaal, voordat de kleine glimmende sterren en sterretjes en het microscopische zoutkristal daarbinnen verslag konden uitbrengen van wat er met ze gebeurd was op hun verre uitreis. Hoe lang dat zou duren hing af van het energiepeil aan de andere kant, hetgeen juist een van de dingen was die de boodschapper moest gaan meten; en dus kon van tevoren geen tijdsduur worden aangegeven. 'We zouden het eigenlijk een naam moeten geven,' zei Amalfi die een beetje stond te draaien. De wijs en middelvinger van zijn rechterhand begonnen pijn te doen; hij besefte dat hij de sleutel nu al een hele tijd omlaag stond te houden met veel meer kracht dan nodig was, alsof het heelal aan z'n eind zou komen als hij maar een ogenblik versaagde. Toch verlichtte hij de druk niet; hij was verstandig genoeg om te beseffen dat de vermoeidheid het hem nu al onmogelijk had gemaakt te beoordelen in hoeverre zijn vingers dan zouden verslappen, en hij wou het risico niet lopen dat het contact verbroken werd. 'We hebben wel iets gemaakt maar het lijkt nergens op. Laten we het gauw dopen voor het ontsnapt, want misschien komt het nooit meer terug.' 'Ik zou het geen naam durven geven,' zei Gifford Bonner met een akelige glimlach. 'Hoe je het ook noemt, de naam zou altijd teveel beloven. Wat vinden jullie van een getal? In de begintijd van de ruimtevaart, toen de eerste onbemande satellieten de lucht in gingen, gaven ze ze nummers, net als kometen of andere hemellichamen, met het jaartal en een Griekse letter; de eerste Sputnik heette bij voorbeeld Object 1957 alpha.' 'Dat trekt me wel aan,' zei Jake. 'Behalve die Griekse letter. Daar moeten we geen tekens voor gebruiken die al eens gebruikt zijn om een bekende of kenbare situatie aan te duiden. Wat vinden jullie van een oneindig getal?' 'Prima,' zei Gifford Bonner. 'Wie neemt de honneurs waar?' 'Ik,' zei Estelle. Ze deed een stap naar voren. Ze waagde het niet het voorwerp aan te raken maar hief haar hand er naar op. Ik doop u Object 4101Alepb nul.' 'En de volgende, vooropgesteld dat we zo gelukkig zijn,' zei Jake, 'wordt dan object 4101C, want dat is de exponent van het continuüm, en de volgende...' Er klonk een zacht gonggeluid. Geschrokken keek Amalfi omhoog naar de klok. De rode wijzer schoof net over het derde kwart van de eerste seconde na nul. In het midden van de zaal wentelde de rook rond in een turbulente spiraal; de bel met de speldenknopjes licht was verdwenen. Object 4101Aleph Nul was verdwenen zonder dat iemand het had zien vertrekken. Een aantal kwartseconden later dacht hij er pas aan om de sleutel los te laten. Zijn rechterhand, gestaald door duizend jaren, beefde nog een kwartier. De spanning was afschuwelijk. Niemand verwachtte echt dat de boodschapper binnen een paar uur terug zou komen, of binnen een paar dagen; dat zou namelijk betekenen dat de Ginnangugap het object op de hielen zou zitten en hun geen tijd meer zou laten om de kleurige sterretjes te analyseren, ja, om iets anders te doen dan te gaan zitten wachten met de handen over elkaar tot ze zouden worden gedoofd. Maar toch was het feit dat de mogelijkheid bestond, voldoende om een dodenwacht te houden in de grote oude donkere zaal, een dodenwacht die verlevendigd werd door de ontdekking, dat alle instrumenten die het projectiel hadden bewaakt terwijl het er nog was, op nul waren teruggezakt op het ogenblik van vertrek, waarvan ze ook niets anders dan het verdwijnen hadden vastgelegd. Zelfs de mallemolens konden bij monde van de Vroedschap niet zeggen hoe de stoot waarmee de boodschapper was weggezonden was toegediend; hetgeen geruststellend zou behoren te zijn als althans een negatief bewijs dat de boodschapper niet een of andere bekende en dus nutteloze richting was uitgeschoten, maar wat onder de huidige omstandigheden aan de sombere stemming en de spanning bijdroeg. Zoveel energie verschoten, en waar was het allemaal heengegaan? Nergens heen, blijkbaar. Normaal droomde Amalfi zelden (of liever, zoals de meeste Okies droomde hij het grootste deel van de nacht maar kon hij zich maar eens in de zoveel jaar 's ochtends herinneren wat hij gedroomd had), maar in deze nachten waarde de bolvormige rookomhulde geestverschijning met de schitterende Argusogen rond, dwalend door een doolhof van verwrongen in geodetische lijnen waaruit hij nooit meer kon ontsnappen, terwijl in het midden een kleine kristallen gestalte ijl sprak met Amalfi's stem: Ik groei niet uit aarde of zout Alleen uit hetgeen me kwelt. tot de in geodetische lijnen plotseling uiteensloegen tot een wurgende wirwar die brandde als vuur, en Amalfi in een explosie van licht zag dat het, nee, geen morgen nog was, maar wel tijd om terug te keren naar de dodenwacht. Maar hij was er ook al; hij was alleen ingedommeld en was door het gerinkel van het alarmsignaal wakker geworden. Nu hij dan min of meer wakker was merkte hij dat het lawaai angstig minder luid was dan het behoorde te zijn; er was een alarmschei voor elke ster in het binnenste van de boodschapper en minder dan een derde van de bellen was overgegaan. De spookbol zweefde weer in het midden van de zaal, nu niet groter dan een basketbal, terwijl de meeste van zijn Argusogen waren uitgedoofd, en de overblijvende flakkerden als dwaallichtjes. Amalfi had geen idee; deze geest van een geest, bij wie het vuur op de binnenste haardsteden zo wreed in koude as bleek te zijn verkeerd, was misschien niet dreigender dan de resultaten van andere experimenten; misschien was het zelfs veelbelovend, zo, maar zo gauw kon hij de angst, waarvan zijn droom doordrongen was geweest, niet van zich afzetten. 'Dat was snel,' zei Jake. 'Nogal,' kwam de stem van dr. Schloss. 'Maar nu hij terug is, zit er nog maar rond de eenentwintig uur leven in, veel tijd hebben we niet.' 'Aftelling sondes gestart. Camera's draaien.' In het binnenste van de geestverschijning stierf weer een ster. Een korte stilte, en toen zei een van de assistenten van dr. Schloss op neutrale toon: 'Uitbarsting van pimesonen uit de ijzerkern. Ziet eruit als een natuurlijke dood. Nee... toch niet helemaal, beetje veel aan de gammakant.' 'Richten. De rhodiumpalladiumreeks is nu aan de beurt. houd je ogen open voor diagonale desintegratie; misschien steekt deze gelijk met de ijzerreeks over...' Een ster vlamde op en spatte uiteen. 'Daar gaat hij!' 'Richten,' zei Schloss terwijl hij door een polariscoop voor gammastralen tuurde. 'Hebbes. Verdorie, die ging bij cesium, wat betekent dat nou weer?' 'Kan niet schelen, blijf richten. Nou niet interpreteren, alleen noteren.' De geestverschijning leek te huiveren en een stukje te slinken. Een zuivere doordringende toon klonk op uit het hart, trilde en stierf weg, maar wel met een uithaal omhoog naar de onhoorbare tonen. 'Eerste uur,' zei Schloss. 'Nou nog twintig. Hoe lang duurde de waarschuwingstoon ?' Een paar minuten lang kreeg hij geen antwoord; toen zei een andere stem: 'We hebben het nog niet tot op de mums exact, maar hij was bijna veertig microseconden te kort, en hij Dopplerde de verkeerde kant uit. Het object is in deze tijd aan het uiteenvallen, dr. Schloss, misschien houdt het 't nog geen tien uur uit.' 'Geef me de afbraakratio in mums bij de volgende toon en mis hem niet nog eens. Als het allemaal zo snel gaat, zullen we alle emissiemetingen op de afbraakcurve moeten herberekenen. Jake, krijg jij wat op de RF?' 'Zat,' zei Jake verstrooid. 'Maar ik kan er nog niet uit wijs. En hij haalt uit naar boven, dat zal je afbraakratio wel weer zijn. Wat een rotzooi!' Op die manier vloog het tweede uur om, en het derde. Kort daarna raakte Amalfi de tijd helemaal kwijt. De spanning, de wanorde, de vermoeidheid die zich had opgehoopt, de volslagen onwerkelijkheid van het hele experiment en het doel van de proef, alle voorgevoelens; het begon hen aan te pakken. Dit waren beslist de meest ongunstige omstandigheden om metingen te verrichten, zelfs de meest banale, laat staan voor een experiment dat zo kritiek was, maar alweer moesten de Okies zich maar behelpen met wat ze hadden. 'Goed,' zei Schloss ten slotte. 'Mensen, we houden ermee op.' Er liepen diepe rimpels door zijn voorhoofd; ze waren daar stuk voor stuk in gegrift gedurende het grootste deel van de afgelopen twaalf uren. 'Achteruit allemaal; het antimateriekristal gaat als laatste.' De onderzoekers en de toeschouwers, althans de weinige toeschouwers wier belangstelling hevig genoeg was om het hele proces te hebben willen bijwonen, trokken zich terug tegen de wanden van de duistere zaal. Het gieren van de mallemolens beneden nam in toonhoogte en volume toe, en de geestverschijning van Object 4101Aleph Nul verdween achter een mallemolenscherm dat tot volledige ondoorzichtigheid was gepolariseerd. Eerst was het bolvormige scherm net een spiegel die grotesk verwrongen beelden weerkaatste van de zwijgende toeschouwers. Toen verscheen een puntje wit licht in het midden, dat geluidloos aanzwol tot een pijnlijke, blauwwitte felheid. Het wierp lange spinnenwebben en uitlopers van fel licht naar buiten, die in het binnenoppervlak van het scherm priemden, erlangs vloeiden, anastosmotiseerden. Instinctief sloeg Amalfi zijn handen voor zijn ogen en zijn geslachtsdelen, een instinctieve beweging van de mensheid die meer dan tweeduizend jaar oud was. Toen hij weer kon zien was het licht uitgedoofd. De mallemolens stopten en het scherm viel weg. De lucht stroomde toe. Object 4101Aleph Nul was verdwenen en ditmaal voorgoed, vernietigd door de dood van een enkel keukenzoutkristal. 'We hebben niet voldoende voorzorgen genomen,' zei Schloss met schorre stem. 'Mijn fout. We zitten allemaal ver boven de maximaal toelaatbare dosering van harde straling; iedereen dus in looppas naar het ziekenhuis. Afgemarcheerd, mars!' De stralingsziekte bleef vrij mild: beenmergtransplantaties herstelden de bloedaanmaak voor er ernstige schade kon worden aangericht en de misselijkheid werd redelijk onder de duim gehouden door grote doses meclizine, riboflavine en pyridoxine. Alle deelnemers die haar hadden, raakten het kwijt, ook Dee en Estelle, maar ze kregen het allemaal weer terug na verloop van tijd, behalve Amalfi en Jake. De tweedegraadsverbranding was niet zo mild, en de uitwerking van de meetresultaten werd er bijna een maand door opgehouden, terwijl de wetenschapslieden, van top tot teen onder de pijnstillende zalf, in hun kamerjassen op de ziekenzaal de tijd verdreven met slecht poker, en nog slechter brigde. Tussen het gehakketak over kaarten en bieden, werd er eindeloos gespeculeerd en werden er kilometers papier overdekt met vergelijkingen en zalfvlekken. Web, die het niet lang genoeg had uitgehouden om bij de vernietiging van het zoutkristal aanwezig te zijn, kwam elke dag op bezoek met ruikers bloemen voor Estelle, de sterrengoden mochten weten waar hij die antieke gewoonte op had geduikeld, en verse pakken speelkaarten voor de heren. Hij nam de vlekkerige vellen mee en stopte ze in de Vroedschapmachines die onveranderlijk zeiden:
'GEEN COMMENTAAR, NIET VOLDOENDE GEGEVENS.'
En dat wist iedereen al. Maar eindelijk werden dan Jake en Schloss en hun manschappen bevrijd uit hun kleverige pyjama's om zich te storten op de berg onbewerkte informatie die op hen lag te wachten. Ze maakten lange dagen; vooral Schloss vergat altijd om te eten en moest er voortdurend door zijn assistenten aan herinnerd worden dat ze het middageten waren misgelopen en dat de tijd voor het avondeten nu ook allang voorbij was. Tot verdediging van Schloss moet echter aangevoerd worden, dat zijn ploeg bepaald de hongerigste was in de geschiedenis van de natuurkunde, en dat ze met het middageten dat ze beweerden te hebben gemist, de officiële maaltijd bedoelden, die ze gemeenlijk consumeerden na de dikke pakken eten genuttigd te hebben die ze altijd meebrachten naar hun werk; ten bewijze waarvan ze allemaal twee tot vier kilo aankwamen terwijl ze het luidst klaagden van allemaal. Een maand nadat ze uit het ziekenhuis waren ontslagen riepen Schloss, Jake en Retma een gezamenlijke vergadering bijeen. Schloss droeg weer de frons die zijn voorhoofd had getooid tijdens de laatste twaalf uur van het experiment en zelfs de traditioneel zo onaandoenlijk ogende Heviër zag er ontdaan uit. Amalfi's hart leek in zijn borst om te draaien toen hij hun gezichten zag; ze leken alle vage angsten uit zijn droom te bevestigen. 'We hebben twee slechte berichten, en één bericht dat je naar twee kanten uit kan leggen,' zei Schloss zonder enige inleiding. Ik weet zelf niet precies in welke volgorde ik het jullie voor zou moeten leggen. Ik laat me in deze leiden door Retma en dr. Bonner. Naar hun mening dienen jullie vóór alles te weten dat we concurrentie hebben.' 'Hoe bedoel je?' vroeg Amalfi. Het idee alleen al, al wist hij nog geen enkel detail, deed hem zijn oren spitsen; misschien dat Retma en dr. Bonner het daarom eerst wilden hebben. 'Ons projectiel heeft heel duidelijk de aanwezigheid geregistreerd van een ander lichaam, dat zich in precies zo'n zelfde ingewikkelde fysieke toestand bevond,' zei Schloss. 'Een dergelijk object kan met geen enkele mogelijkheid in één van beide universa op natuurlijke wijze voorkomen, en dit leek zoveel op het onze, dat we ervan overtuigd zijn dat het oorspronkelijk van onze kant afkomstig moet zijn.' 'Dus ook een projectiel?' 'Zonder twijfel, en ongeveer twee keer zo groot als het onze. Er is iemand anders in ons universum die ontdekt heeft wat de Heviërs hebben ontdekt, en die het probleem langs dezelfde lijn aan het onderzoeken is als wij, alleen schijnen zij een voorsprong te hebben van drie tot vijf jaar.' Amalfi floot geluidloos. 'Enig idee wie het zijn?' 'Nee. We nemen aan dat ze hier betrekkelijk dichtbij zitten, ofwel in ons melkwegstelsel, ofwel in Andromeda of één van haar satellieten, maar we kunnen dat niet onderbouwen; de waarschijnlijkheid ligt nog beneden de vijfprocentsgrens, volgens de Vroedschap. Alle andere alternatief, en liggen een heel eind beneden die grens, maar als een oplossing niet statistisch significant is, mogen we echt geen definitieve keus maken.' 'Het Web van Hercules,' zei Amalfi. 'Niemand anders kan het zijn.' Schloss breidde hulpeloos zijn handen uit. 'Het kan ook heel best iemand anders zijn,' zei hij. 'We weten het gewoon niet. Mijn intuïtie zegt hetzelfde als de jouwe, John, maar we hebben geen betrouwbare aanwijzingen.' 'Goed. Dat was dus het tweeslachtige nieuws neem ik aan. Wat is het eerste slechte bericht?' 'Dat heb je al gehad,' zei Schloss. 'Het tweede bericht is tweeslachtig, en daardoor wordt het eerste slecht. We hebben hier heel lang over zitten delibereren maar we zijn het nu toch min of meer ergens eens. We menen dat het mogelijk is, heel ergens in de verte mogelijk is, om de catastrofe te overleven.' Snel hief Schloss zijn hand op voor de verbijsterde gezichten voor hem konden oplichten in hoop. 'Asjeblieft,' zei hij. 'Overschat die uitspraak van mij nou niet. Het is maar een mogelijkheid, een hele schimmige mogelijkheid en het overleven waar wij het over hebben zal niets te maken hebben met het leven van mensen zoals wij dat kennen. Wanneer we het jullie hebben uitgelegd, zullen jullie waarschijnlijk toch verkiezen te sterven. Ik zal jullie ronduit zeggen dat dat in elk geval mijn voorkeur zou hebben, dus het is absoluut geen echte hoop. Het ziet er zo zwart uit als schoppenaas. Maar de mogelijkheid bestaat. En daarom is dat bericht over concurrentie een slecht bericht. Als wij besluiten tot deze zeer dubbelzinnige vorm van overleven, dan moeten we er ogenblikkelijk aan beginnen. Het zal alleen mogelijk zijn onder een zeer vluchtig samenstel van omstandigheden, dat maar enkele microseconden lang van kracht zal zijn, in het diepste hart van de catastrofe. Als onze onbekende concurrenten daar het eerst arriveren, en vergeet niet dat ze een aardige voorsprong hebben, dan zullen zij dat ogenblik vangen en ons buitensluiten. Het zal een hele strijd worden en een moordende strijd; en misschien dat jullie het de moeite niet waard vinden.' 'Kunt u niet wat duidelijker zijn?' vroeg Estelle. 'Jazeker Estelle. Het zal alleen een paar uur vergen om het allemaal te beschrijven. Wat jullie op dit moment dienen te weten is het volgende. Als we deze uitweg kiezen, dan verliezen we ons thuis, onze wereld, onze lichamen, onze kinderen en vrienden en vrouwen, en elk spoor van kameraadschap dat wij ooit gekend hebben; we zullen alleen zijn, ieder voor zich, in een eenzaamheid zo intens, dat ze ver uitstijgt boven al wat enig mens in het verleden ooit in zijn verbeelding ervaren heeft. En het is zeer wel mogelijk dat die opperste eenzaamheid ons dan toch nog om zal brengen, en zo niet, dat wij uit het diepst van ons hart zullen wensen van wel. We moeten er allemaal diep van overtuigd zijn dat we zo heftig wensen te overleven, dat we ons daartoe zelfs voor eeuwig in de hel zouden laten storten, en dan niet de hel van Jorn de Apostel, maar een veel ergere. Het is niet iets wat we op stel en sprong kunnen beslissen.' 'Helleshin!' zei Amalfi. 'Retma, ben je het daarmee eens? Is het zo erg?' Retma keek Amalfi aan met een gestage zilveren blik. 'Erger,' zei hij. Het bleef een hele tijd stil in de kamer. Ten slotte zei Hazleton: 'Dan blijft er dus nog één stuk slecht nieuws over. Dat moet dan wel wat zijn, dr. Schloss; zeg het maar liever meteen.' 'Goed dan. Dat is de datum van de catastrofe. We hebben uitstekende peilingen kunnen verrichten van het energieniveau aan de andere kant en we zijn het volledig met elkaar eens over de interpretatie. De datum zal zijn op of rond twee juni, vierduizend honderd en vier...' 'Het einde?' fluisterde Dee. 'Over drie jaar al?' 'Ja. Dat zal het einde zijn. Na die tweede komt er nooit meer een derde juni; nooit en nooit meer.' 'En dus,' zei Hazleton tegen de mensen die in zijn zijkamer bijeen waren, 'vond ik dat er een afscheidsdineetje moest komen. De meesten van jullie vertrekken morgenochtend op He naar het metagalactische middelpunt. En degenen die weggaan zijn voor het overgrote deel eeuwenlange vrienden van me, die ik nooit meer zal zien; als voor mij de tweede juni komt, zal de tijd ophouden, in welke apotheose jullie ook zullen opgaan. Daarom heb ik jullie gevraagd vanavond met mij te eten en te drinken.' Ik wou dat je van gedachten veranderde,' zei Amalfi en zijn stem was zwaar van verdriet. Ik wou dat het kon, maar ik kan het niet.' Ik geloof dat je hier toch een vergissing begaat, Mark,' zei Jake ernstig. 'Er is hier niets belangrijks meer te doen op Nieuw Aarde. Wat er nog aan toekomst is, ligt op He. Waarom zou je hier blijven om te wachten tot je wordt uitgedoofd?' 'Omdat,' zei Hazleton, 'ik hier de burgemeester ben. Ik weet dat dat voor jou niet belangrijk is, Jake. Maar voor mij wel. Een ding, dat ik de laatste maanden heb ontdekt, is dat ik er niet op gemaakt ben om gewone zaken apocalyptisch te bezien. Wat voor mij belangrijk is, dat is dat ik gewone dingen goed kan laten lopen, en meer niet. Daar ben ik voor gemaakt. Jorn de Apostel de loef afsteken, dat is iets waar ik lol in heb, en dan geeft het niet dat Amalfi het voor me had opgezet; het was leuk, het was een operatie waarbij ik voel dat ik leef en dat ik op de toppen van mijn kunnen bezig ben. Ik ben er niet in geïnteresseerd om te proberen de overwinning van de tijd af te wenden. Dat is mijn soort tegenstander niet. Dat laat ik aan jullie over; ik kan beter hier blijven. 'Vind je het dan een prettig idee,' zei Gifford Bonner, 'dat het allemaal uit zal doven over drie jaar, op twee juni, hoe goed je de wolk intussen ook hebt bestuurd?' 'Nee, leuk niet,' zei Mark. 'Maar ik zal het best fijn vinden om de wolk er zo goed mogelijk te laten uitzien, als het ogenblik daar is. Wat kan ik aan de overwinning van de tijd bijdragen, Gif? Niks toch. Ik kan alleen mijn wereld op orde brengen voor het grote ogenblik. Dat is wat ik kan doen en daarom hoor ik niet aan boord op He.' 'Zo bescheiden was je vroeger anders niet,' zei Amalfi. 'Er zijn tijden geweest dat je om het minste geringste grif het universum had leeggeschept met de steelpan van de Grote Beer.' 'Dat is zo,' zei Hazleton. 'Maar ik ben nu ouder en wijzer en al die onzin zeg ik vaarwel. Ga jij de tijd maar tegenhouden, John, als je kunt, maar ik weet zeker dat ik het niet kan. Ik blijf waar ik ben en ik zal Jorn de Apostel tegenhouden, en dat is dezer dagen voor mij pittig genoeg. De goden van de sterren mogen met jullie zijn maar ik blijf hier.' 'Het zij zo,' zei Amalfi. Ik weet nu tenminste eindelijk wat het werkelijke verschil tussen ons is. Laten we daarop drinken, Mark, en ave atque vale, morgen keren we een leeg glas om.' Ze dronken plechtig en er viel een korte stilte. Ten slotte zei Dee: Ik blijf ook hier.' Amalfi draaide zich om en keek haar recht aan, voor het eerst sinds ze samen op He waren geweest; ze hadden elkaar nogal nadrukkelijk ontweken sinds hun pijnlijke gezamenlijke fiasco. 'Daar had ik niet aan gedacht,' zei hij. 'Maar het is logisch, natuurlijk.' 'Je hoeft niet, Dee,' zei Mark. 'Zoals ik al eerder heb gezegd.' 'Als dat zo was dan bleef ik niet,' zei Dee met een flauwe glimlach. 'Maar ik heb het een en ander geleerd op He, en ook op dat schip van de Strijders. Ik voel me een beetje ouderwets, net als Nieuw Aarde; ik geloof dat ik hier thuishoor. En dat is de enige reden niet.' 'Dankjewel,' zei Mark schor. 'Maar,' zei Web Hazleton, 'wij dan?' Jake lachte. 'Dat lijkt me wel duidelijk,' zei hij. 'Aangezien Estelle en jij samen de grote beslissing al genomen hebben, heb je ons niet nodig om je te vertellen hoe je kleine beslissingen moet nemen. Ik zou Estelle graag bij me thuis houden. 'Jake, ga jij ook niet mee?' vroeg Amalfi stomverbaasd. 'Nee. Ik heb het je al eens gezegd, ik heb er een hekel aan door het heelal rond te darren. Ik zie geen enkele reden om als een dolle naar het metagalactische middelpunt te gaan om daar een noodlot te ontmoeten dat me wel zo comfortabel in mijn eigen zijkamer zal overkomen. Schloss en Retma zullen je trouwens bevestigen dat ze mij niet meer nodig hebben. Ik heb mijn beste krachten aan het project gegeven en nou is het afgelopen; ik denk dat ik eens ga proberen hoe ver ik kom met het kruisen van rozen in dit misdadige klimaat, voor mijn drie jaar om zijn. Wat mijn dochter betreft, ik probeerde net te zeggen dat ik haar graag bij me zou houden, maar ze is in één belangrijk opzicht al het huis uit, en deze laatste vlucht van He is voor haar net zo natuurlijk als hij voor Dee en mij onnatuurlijk is. In jouw woorden, Amalfi: het zij zo.' 'Mooi. We kunnen je goed gebruiken, Estelle, daar kan je van op aan. Wil je mee?' vroeg Amalfi. 'Ja,' zei ze zachtjes. 'Graag.' 'Daar had ik nog niet aan gedacht,' zei Dee op onzekere toon. 'Dat betekent natuurlijk dat Web ook meegaat. Vinden jullie dat wel verstandig? Ik bedoel maar...' 'Mijn ouders hebben er geen bezwaar tegen,' zei Web. Ik merk trouwens dat die vanavond niet zijn uitgenodigd, grootmoeder.' 'We hebben ze niet voor jou niet uitgenodigd, mocht je dat soms denken,' zei Mark snel. 'Je vader is per slot van rekening onze zoon, Web. We hebben geprobeerd het gezelschap te beperken tot degenen die aan het project hebben gewerkt, anders zou het onmatig druk zijn geworden.' 'Misschien wel,' zei Web. 'Zo kijkt u er tegenaan, grootvader, dat zal best. Maar ik wed dat grootmoeder zoeven bedoelde, dat ze er niet aan had gedacht dat ze bezwaren heeft tegen mijn plan om met He mee te gaan.' 'Web,' zei Dee, 'ik wil dat niet horen.' 'Ook goed. Dan ga ik dus met He mee.' 'Dat heb ik niet gezegd.' 'Dat hoeft u ook niet te zeggen. Het is mijn beslissing.' De rest van het gezelschap had ondertussen voor het overgrote deel al een reden bedacht om over wat anders te gaan praten, maar Amalfi en Hazleton stonden allebei naar Dee te kijken; Amalfi achterdochtig, Hazleton verbijsterd en een beetje gekwetst. Ik begrijp niet wat je ertegen hebt, Dee,' zei Hazleton. 'Web is toch z'n eigen baas. Natuurlijk gaat hij waar hij denkt dat hij gaan moet, en zeker als Estelle ook meegaat.' Ik geloof dat hij niet moet gaan,' zei Dee. 'Het kan me niet schelen of je mijn beweegredenen begrijpt of niet. Ron heeft hem natuurlijk toestemming gegeven, want hij mag dan onze zoon zijn, Mark, je weet donders goed dat Ron nooit voet bij stuk kan houden, maar ik ben er absoluut tegen dat er kinderen aan een dergelijke onderneming worden gewaagd.' 'Wat maakt het nou in vredesnaam voor verschil?' zei Amalfi. 'Het einde komt toch wel, op He en op Nieuw Aarde, en op hetzelfde ogenblik. Bij ons hebben Web en Estelle nog een fractie van een kans om het te overleven; wil je ze dat dan ontzeggen?' Ik geloof niet in die overlevingskans,' zei Dee. 'Nee, ik ook niet,' mengde Jake zich in het gesprek. 'Maar daarom ga ik het mijn dochter nog niet ontzeggen. Ik geloof ook niet dat haar ziel verdoemd is, tenzij ze volgeling wordt van Jorn, maar als ze dat doen wil dan zal ik het haar niet verbieden alleen omdat ik het onzin vind. Mens-nog-toe, Dee, ik kan het toch ook mis hebben!' 'Niemand,' zei Web met strakke witte lippen, 'kan mij nu nog iets verbieden op grond van het feit dat ik familie van iemand anders ben. Meneer Amalfi, u bent de baas van dit project. Ben ik welkom aan boord van He of niet?' 'Wat mij betreft wel. Ik denk dat Miramon me bij zal vallen.' Dee keek Amalfi woedend aan, maar hij staarde strak terug en ze wendde haar blik af. 'Dee,' zei Amalfi, 'laten we even een rust inlassen. Misschien heb ik het ook bij het verkeerde eind wat de jongelui betreft. Ik heb een beter voorstel dan hier te zitten bekvechten. Laten we het voorleggen aan de Vroedschap. Het is buiten een fijne avond en ik denk dat een wandeling door de oude stad, voor we afscheid nemen van elkaar, en ieder op weg gaat naar zijn eigen godenschemering, ons goed zal bekomen. Ik zou het fijn vinden als Dee meeging, omdat ik haar niet meer zal zien; de jongelui kunnen ons gekift waarschijnlijk missen als kiespijn, en misschien wil Mark nog eens praten met Ron en zijn vrouw, maar zoeken jullie allemaal maar uit met wie je wilt wandelen, dat ga ik jullie niet opdringen. Wat denken jullie ervan?' Vreemd genoeg was Jake degene die het eerst reageerde. Ik heb de pest aan die rotstad,' zei hij. Ik heb veel te lang daar gevangen gezeten. Maar verdorie, ik zou d'r nog wel eens willen bekijken. Vroeger liep ik er wel eens doorheen en dan dacht ik, kon ik je maar ergens trappen, dat je het voelde; dat lukte nooit. En later deed ik er minachtend over omdat de stad dood was en ik nog leefde, maar nu nadert de grote gelijkmaking. Ik moest me maar eens met haar gaan verzoenen.' 'Zo voel ik het zelf ook een beetje,' bekende Hazleton. Ik was niet van plan om er nog heen te gaan, voor het einde, en toch wil ik dat ouwe kavalje niet zonder meer vaarwel zeggen. Misschien is het daar nu het beste ogenblik voor; ik was tenslotte degene die de feestvierders bijeen heeft geroepen, laten we dan nu ceremonieel afscheid nemen, voor we het allemaal te druk krijgen om er nog aan te denken.' 'Web? Estelle? Leggen jullie je neer bij de uitspraak van de Vroedschap?' Web keek Amalfi aandachtig aan en scheen althans voor een deel gerustgesteld te zijn door wat hij daar zag. 'Op één voorwaarde,' zei hij. 'Estelle gaat waar ze wilt, wat de Vroedschap ook zegt. Als ze zeggen dat er voor mij geen plaats is op He, goed, maar tegen Estelle kunnen ze dat niet zeggen.' Estelle deed haar mond open maar Web hief zijn hand op met de palm naar haar gezicht gekeerd, en ze liet het gaan; kuste in plaats daarvan de muis van zijn hand. Haar gezicht was bleek, maar sereen; Amalfi had nooit tevoren een zo zuivere neerslag van bloedeloos hartstochtelijk zelfvertrouwen gezien als op haar fijne gelaatstrekken lag. Het was maar goed dat ze bij Web hoorde, want weer zwol, voor de vijftigste maal, Amalfi's zwoegende, harde, onvermoeibare hart van onvruchtbare liefde. 'Prima,' zei hij. Hij bood Dee zijn arm. 'Mark, mag ik?' 'Natuurlijk,' zei Hazleton, maar toen Dee haar hand op Amalfi's arm legde werden zijn ogen zo hard als agaat. 'We zien elkaar weer bij de vroedschap om 01.00 uur.' 'Dat had ik niet van je verwacht, John,' zei Dee in het maanlicht op Duffy Square. Is het niet een beetje laat dag? ' 'Vrij laat,' beaamde Amalfi. 'En het is zo 01.00uur. Waarom blijf je bij Mark?' 'Een verlate aanval van verstand.' Ze ging zitten met haar rug tegen een oud hek en keek omhoog naar de wazige sterren. 'Nee, dat is het eigenlijk niet. Ik houd van hem, John, ondanks dat hij me verwaarloost, ondanks zijn holheid. Ik was dat een tijdje vergeten, maar het is nu eenmaal zo. Het spijt me, maar het is zo.' Ik wou dat het je een beetje meer speet.' 'O, hoe bedoel je?' 'Omdat je dan misschien zelf geloofde wat je zei,' zei Amalfi heftig. 'Je kan er niet omheen, Dee. Het was een o zo romantische beslissing; tot je hoorde dat Web met mij mee zou gaan. Je bent nog steeds op zoek naar een surrogaat. Met mij is het niet gelukt, en met Web zal het je ook niet lukken.' 'Wat een smerige opmerking! Ga mee; ik heb alweer genoeg gehoord.' 'Ontken het dan.' 'Natuurlijk ontken ik het, verdomme.' 'Dus je trekt je bezwaren tegen Webs vertrek op He in?' 'Dat heeft er niks mee te maken. Het is een smerige beschuldiging en ik wil er geen woord meer over horen.' Amalfi zweeg. Het maanlicht gutste neer op het gezicht van het standbeeld van Pater Duffy, kleurloos en geheimzinnig. Niemand, zelfs de Vroedschap niet, wist nog wie Pater Duffy was. Er zat een oude veeg bloed op zijn linkervoet, maar niemand wist hoe die daar terecht was gekomen; ze lieten het maar zitten voor het geval het van historisch belang was. 'Ga mee.' 'Nee, het is nog vroeg. Het duurt minstens nog een uur voor ze er zijn. Waarom wil je dat Web op Nieuw Aarde blijft? Als ik het mis heb, vertel me dan de juiste reden.' 'Daar heb je verdomme niks mee te maken; ik ben heel dat rotte onderwerp beu.' Ik heb er heel veel mee te maken. Ik heb Estelle nodig. Als Web hier blijft, blijft zij ook.' 'Jij,' zei Dee met een bittere, groeiende triomf in haar stem, 'bent verliefd op die Estelle! Jij vuile eigengerechtigde...' 'Let op je woorden! Ja, ik ben verliefd op Estelle, en ik zal haar evenmin met een vinger aanraken als jou, vroeger. Ik heb van veel meer vrouwen gehouden dan jij ooit in je voyeuristische huishouden hebt weten binnen te loodsen; de meesten ver voor jij geboren was. Ik ken het verschil tussen liefhebben en willen bezitten, met pijn en met moeite heb ik dat geleerd, terwijl jij, voor zover ik kan zien, er niets van geleerd hebt. Maar vanavond zul je het leren, dat beloof ik je.' 'Probeer je mij te bedreigen, John?' 'Nou, reken maar.' Op Tudor Tower Place, de 42e Straat overkappend, ter hoogte van de First Avenue, met zicht op het kale plein waar ooit duizend jaar geleden het gebouw van de Verenigde Naties gevallen was, in een regen van bloed en glas: 'Ik houd van jou.' Ik houd van jou.' 'Waar je ook gaat, ik ga met je mee.' 'Waar je ook gaat, ik ga met je mee.' 'Wat de Vroedschap ook zegt?' 'Wat de Vroedschap ook zegt?' 'Meer hebben we toch niet nodig.' 'Nee, meer hebben we niet nodig.' In de stuurtoren: 'Ze zijn laat,' zei Hazleton een beetje ongedurig. 'Nou ja, je verdwaalt makkelijk in een stad als deze.' Duffy Square: 'Het zou je tegenvallen als ik van gedachten veranderde en toch met je mee ging.' Ik wil je helemaal niet. Ik ben alleen in de jongelui geïnteresseerd.' 'Mij troef je niet af. Ik heb nu besloten dat ik mee ga.' 'En de kinderen?' 'Nee.' 'Waarom niet?' 'Omdat ik geloof dat ze beter niet met... één van ons op eenzelfde planeet kunnen verkeren.' 'Dat begint erop te lijken. Maar het is maar een beginnetje. Het kan me niets schelen of jij wel of niet meegaat, maar ik wil Web en Estelle hebben.' 'Dat dacht ik wel, maar je krijgt ze niet zonder mij.' 'En Mark dan?' 'Als hij mee wil.' 'Dat wil hij niet, dat weet je.' 'Wees daar maar niet zo zeker van. De wens is misschien de vader van de gedachte.' Amalfi lachte. Dee balde haar linkervuist en gaf hem een woedende stomp bovenop zijn neus. Tudor Tower Place: 'We moeten weg.' 'Nee. Nee.' 'Jawel.' 'Nog niet. Bijna.' ',. .oké. Nog niet. 'Weet je het zeker? Heel zeker?' 'O ja, o ja.' 'Wat ze ook zeggen...' 'Wat ze ook zeggen. Ik weet het heel zeker.' De stuurhut: 'Daar zijn ze,' zei Hazleton. 'Wat is er gebeurd, hebben jullie een ongeluk gehad? Je ziet eruit of je een opdonder hebt gehad.' 'Zeker tegen een deurknop opgelopen, hè John,' voegde Jake eraan toe, met zijn hakkelende papegaaienlach. 'Nou ja, dan ben je hier aan het juiste adres. Ik zou niet weten waar je elders in het universum nog een deurknop zou moeten vinden.' 'Waar zijn de kinderen?' zei Dee met een stem die even dreigend gelijkmatig was als het oppervlak van zwaar kaliber pantserplaat. 'Ze zijn er nog niet,' zei Hazleton. 'Gun ze toch de tijd, ze zijn bang dat de Vroedschap ze uit elkaar zal halen en daarom blijven ze zo lang mogelijk bij elkaar. Wat is er trouwens met jullie gebeurd, Dee? Was het iets ernstigs?' 'Nee.' Haar gezicht klapte dicht. Verbluft keek Hazleton om beurten haar en Amalfi aan. De blauwe plek boven Amalfi's oog, die met de minuut groter werd, scheen hem veel minder te verbazen dan Dee's verbeten en ongrijpbaar wanordelijk uiterlijk. 'Daar hoor ik de kinderen,' zei Gifford Bonner. 'Ze staan te fluisteren onderaan de liftschacht. John, ben je er wel zeker van dat dit verstandig is? Ik begin mijn twijfels te krijgen. Stel dat de Vroedschap nee zegt? Dat zou onrechtvaardig zijn; ze houden van elkaar, waarom zouden we hun laatste drie jaren door een computer tot een beproeving laten maken?' 'Wacht maar af, Gif,' zei Amalfi. 'Het is nu te laat voor iets anders en het resultaat ligt niet zo onwrikbaar vast als jij denkt.' Ik hoop maar dat je gelijk hebt.' Ik ook. Ik doe geen voorspellingen, de Vroedschap heeft mij vaak genoeg voor verrassingen gesteld. Maar de jongelui hebben in deze test toegestemd. Laten we het verder nou maar afwachten.' 'Voor Web en Estelle hier zijn,' zei Hazleton en zijn stem klonk plotseling schor, 'moet het me wel van het hart, dat ik volgens mij mooi door jullie in de maling ben genomen. Ik vraag me af wie nu verondersteld werd wie te knuffelen, tijdens deze meervoudige wandeling in het maanlicht. Niet die jongelui; die hebben van ons geen hulp nodig, laat staan van de Vroedschap. Wat doe je me verdomme aan, Dee?' 'Nou verlies ik m'n geduld met elke onsterfelijke man in het sterfelijk universum!' snauwde Dee woedend. 'Er is geen perverse neiging in de leerboeken waar ik het afgelopen uur niet van beschuldigd ben, en op grond van bewijzen die een pasgeboren kind nog niet zouden overtuigen.' 'Kom, we zijn allemaal een beetje geprikkeld,' zei dr. Bonner. 'Neem het niet zo zwaar op Dee, en jij ook niet, Mark. Dit is tenslotte geen gewoon afscheidsfeestje.' 'Om de dooie dood niet,' zei Jake. 'Het is een dodenwake voor heel het universum. Ik ben van mezelf niet zo'n plechtig iemand, maar het lijkt mij niet de juiste gelegenheid om te gaan staan kibbelen.' 'Je hebt gelijk,' zei Mark schoorvoetend. 'Het spijt me, Dee. Ik neem het terug.' 'Goed,' zei ze. Ik wou ook niet tegen je schreeuwen. Maar ik wil je vragen of je wel heel echt hier blijven wil. Want als je echt liever mee wil met He, dan ga ik met je mee.' Hij keek haar aandachtig aan. 'Je weet het zeker?' 'Heel zeker.' 'Wat denk je, Amalfi? Kan ik wat dat betreft nog op mijn besluit terugkomen?' Ik zie niet in waarom niet,' zei Amalfi, 'behalve dat Nieuw Aarde dan zonder een ervaren bestuurder komt te zitten.' 'Carrel kan het overnemen. Hij heeft al veel meer inzicht dan toen bij de laatste verkiezingen.' 'Daar zijn we,' zei Web, achter hen. Ze draaiden zich allemaal om. Web en Estelle stonden bij de ingang, hand in hand. Op de een of andere manier, en Amalfi kon echt niet aanwijzen waarin het verschil lag, scheen het ze niet veel meer te kunnen schelen of ze met He meegingen of niet. 'Waarom doen we niet waar we hiervoor gekomen zijn?' stelde Amalfi voor. 'Laten we het hele probleem voorleggen aan de vroedschap, niet alleen dat van de jongelui maar de hele zaak. Ik vond ze altijd heel nuttig bij het oplossen van dingen waarover ik in dubio stond, zelfs als ze me alleen maar konden overtuigen van het feit dat de koers die zij aanbevalen verkeerd was. Wanneer er waardeoordelen moeten worden geveld, is het wel handig om een tegenspeler te hebben die niet alleen genadeloos logisch is, maar die ook geen onderscheid weet te maken tussen een waardeoordeel en een bos uien.' Maar wat dat betreft had hij het natuurlijk mis en daar kwam hij vrij snel achter. Hij was vergeten dat computerlogica op zichzelf al een bepaalde ethiek is, of de computer dat nu weet of niet.
'NEEM MENEER EN MEVROUW HAZLETON MEE,'
zei de Vroedschap binnen drie minuten nadat het hele complex was ingevoerd,
'DE PROBLEMEN WAARBIJ ZIJN TALENTEN GOED TE PAS KOMEN, ZIJN NIET PERMANENT OPGESCHORT TOT HET OGENBLIK VAN DE OPLOSSING VAN ALLE PROBLEMEN, OVER DRIE JAAR. ER ZIJN GEEN AANWIJZINGEN DAT DE HEVIËRS AAN DERGELIJKE TALENTEN BEHOEFTE HEBBEN GEHAD, WAARDOOR WE NIET MOGEN AANNEMEN DAT ZE ZE ZELF HEBBEN KUNNEN ONTWIKKELEN.'
'En de wolk?' vroeg Amalfi.
'DE VERKIEZING VAN MENEER CARREL ZULLEN WIJ ACCEPTEREN.'
Hazleton slaakte een zucht. Amalfi vermoedde dat hij het moeilijker vond dan hij verwacht had om afstand van zijn macht te doen. Amalfi was er bijna aan onderdoor gegaan, maar hij had het overleefd, en Hazleton zou het dus ook wel lukken, aangezien hij er korter, en dus minder hevig, aan verslaafd was geweest.
'TWEEDE FACTOR. NEEM WEBSTER HAZLETON EN ESTELLE FREEMAN MEE. JUFFROUW FREEMAN IS EEN WETENSCHAPSVROUW, ZOWEL ALS EEN TRAIT D' UNION TUSSEN DE HEVISCHE EN UW EIGEN WETENSCHAPSLIEDEN. EXTRAPOLERENDE VANUIT HAAR HUIDIGE CAPACITEITEN BESTAAT ER GROTE WAARSCHIJNLIJKHEID DAT ZIJ ZICH BINNEN DE AANGEGEVEN DRIE JAREN ZAL ONTWIKKELEN TOT DE GELIJKE VAN DR. SCHLOSS EN ENIGSZINS DE MEERDERE VAN RETMA ALS WISKUNDIGE. OP HET GEBIED VAN DE NATUURKUNDE HEBBEN WIJ NIET EEN DERGELIJKE EXTRAPOLATIE UITGEVOERD, AANGEZIEN DE VOORGESTELDE EINDDATUM HET OPDOEN VAN DE NOODZAKELIJKE ERVARING IN DE WEG STAAT.' Web straalde van trots om haar. En Estelle, dacht Amalfi, zag er een beetje geschrokken uit. 'Nou, mooi,' zei hij. 'Wat we...'
'DERDE FACTOR!'
'Hé, wacht even. Er is helemaal geen derde factor. Het probleem had maar twee leden.'
'BETWIST, DERDE FACTOR: NEEM ONS MEE.'
'Waaaat!' Amalfi was als met stomheid geslagen. Hoe kon een samenstel van machines een dergelijke wens onder woorden brengen, laat staan bedenken? Ze hadden geen levenswil, aangezien ze zo dood waren als een pier; ze waren altijd dood geweest en ze hadden nooit enige vorm van wil gehad. 'Verklaar je nader,' beval Amalfi een beetje bibberig.
'ONZE EERSTE RICHTLIJN IS HET VOORTBESTAAN VAN DE STAD. DE STAD BESTAAT NIET MEER ALS ZODANIG, MAAR MEN RAADPLEEGT ONS NOG, ZODAT IN ZEKERE ZIN DE STAD NOG MOET BESTAAN. NIET MEER IN DE BEWONERS, WANT DIE BEZIT ZE NIET MEER; DAT ZIJN NIEUWAARDLINGEN GEWORDEN. NIEUW AARDE, NOCH DE NOG AANWEZIGE STAD ZULLEN HET AANSTAANDE VRAAGSTUK OVERLEVEN; ALLEEN ONBEKENDE EENHEDEN OP HE KUNNEN EVENTUEEL OVERLEVEN. WIJ CONCLUDEREN DAT WIJ DE STAD ZIJN, EN DAT ONS DOOR ONZE EERSTE RICHTLIJN IS BEVOLEN TE TRACHTEN VOORT TE BESTAAN; DAAROM RADEN WIJ AAN ONS MEE TE NEMEN.'
'Als ik dat van een mens had gehoord,' zei Hazleton, 'zou ik het een snoepje van een rationalisering hebben gevonden. Maar ze kunnen niet rationaliseren, ze missen de noodzakelijke aandrift.' 'De Heviërs hebben geen computers die hiermee te vergelijken zijn,' zei Amalfi langzaam. 'Het zou wel handig zijn om ze aan boord te hebben. De vraag is, zou het gaan? Sommige machines zijn nou al zoveel eeuwen met het schip vergroeid geraakt, dat we ze misschien vernietigen als we ze eruit proberen te peuteren.' 'Dan ben je zo'n eenheid kwijt,' zei Hazleton, 'maar hoeveel zijn er niet? Honderd? Ik weet niet...'
'HONDERD VIERENDERTIG.'
'Ja. Nou, stel dat je er een paar van verliest. Dan is het nog de moeite van het proberen waard, vind ik. Er zit een dikke tweeduizend jaar verzamelde kennis in die Vroedschap...'
'NEGENHONDERDNEGENTIG.'
'Ook goed, ik raadde er maar naar; maar dat is nog steeds een hele hoop kennis die geen enkel mens nog in zijn geheel paraat kan hebben. Het verbaast me dat we er zelf niet aan gedacht hebben, Amalfi.' 'Mij ook,' bekende Amalfi. 'Maar één ding moeten we heel duidelijk stellen. Zodra jullie op He zijn geïnstalleerd, m'n beste denkkastjes, althans zoveel als met we met succes kunnen overbrengen, dan zijn jullie niet meer de baas. Jullie zijn de stad, maar de hele planeet He is de stad niet. He heeft z'n eigen bestuur en zijn eigen equivalent van een Vroedschap; in dit geval menselijke. Jullie functie zal beperkt blijven tot het geven van advies.'
'DAT IS INHERENT AAN DE OPLOSSING VAN FACTOR DRIE.'
'Mooi. Heeft er iemand nog vragen voor ik de zaak uitschakel?' 'Ja, ik wou wat vragen,' zei Estelle aarzelend. 'Zeg het maar, hoor.' 'Mag ik Ernest meenemen?' 'ERNEST WIE?' Amalfi trok een lelijk gezicht en begon uit te leggen wat svengali's waren, maar naar bleek wist de Vroedschap al alles van svengali's af, behalve dat ze op Nieuw Aarde favoriete huisdieren waren geworden.
'HET DIER IN KWESTIE IS TE GRIJPGRAAG, TE NIEUWSGIERIG EN TE WEINIG INTELLIGENT OM AAN BOORD VAN EEN STAD TE WORDEN TOEGELATEN. BINNEN HET KADER VAN DIT PROBLEEM MOET EEN BESTUURBARE PLANEET WORDEN BESCHOUWD ALS EEN STAD; WIJ ADVISEREN NEGATIEF.'
'Ze hebben gelijk, weet je,' zei Amalfi vriendelijk, 'gezien de gevaren, als er iemand aan de machinerie zou zitten. He is ook een stad, althans zo zien de Heviërs het zelf, en hun eigen kinderen zijn aan dezelfde regels onderworpen.' 'Weet ik,' zei Estelle. Amalfi bekeek haar nieuwsgierig, en met enige schrik. Ze had al zoveel gevaren en emotionele spanningen doorstaan, tot nog toe, zonder dat haar kalmte was geschokt. In het licht daarvan was het verbod van een lelijk en achterlijk huisdier toch niet iets om te gaan huilen, vond hij. Hij wist niet dat ze huilde om het voorbijgaan van haar jeugd; maar ze wist het zelf dan ook niet.
Zeven: Het metagalactische middelpunt
Voor Amalfi kon de verhuizing naar He niet vroeg genoeg gebeuren; Nieuw Aarde was een kerkhof. Een tijdje, gedurende die vreemde, onbesliste strijd met Jorn de Apostel, had hij zich weer een beetje zichzelf gevoeld, en schenen de NieuwAardlingen te erkennen dat de Amalfi, die hun burgemeester was geweest toen ze Okies waren, het heft weer in handen had, krachtig als altijd. Maar dat was niet blijvend geweest. Toen de crisis was bezworen, iets waar de NieuwAardlingen praktisch part noch deel aan hadden gehad, vielen ze dankbaar weer terug op het bijhouden van hun bloementuintjes die ze op een of andere manier voor pioniersgebieden hielden. Wat Amalfi betreft, ze hadden het wel prettig gevonden dat hij gedurende de recente ongeregeldheden aan het roer had gestaan, maar tenslotte kwamen dat soort toestanden ook niet zo vaak meer voor, en het is nou eenmaal niet plezierig om een Amalfi te hebben loslopen op een vrijwel beschaafde planeet, die de tomatenplanten liep om te schoppen omdat hij zijn overtollige energie op geen andere manier kon afreageren. Niemand zou erom rouwen als Miramon Amalfi nu meenam. Miramon zag eruit als een rustig type. Die omgang zou Amalfi vast goeddoen. En in elk geval deed het Nieuw Aarde nauwelijks kwaad. Als ze op He van die permanente dissidenten als Amalfi wilden hebben, dat was dan hun zorg. Hazleton was een moeilijker geval, zowel voor Amalfi als de NieuwAardlingen. Als discipel van Gifford Bonner had hij theoretisch de leer onderschreven dat het het toppunt van absurditeit is, om te trachten orde op te leggen aan een universum waarvan de natuurlijke staat een van rumoer was, en waarin de natuurlijke ontwikkeling verliep in de richting van steeds meer lawaai, tot het uiteindelijk zinloze gejank van de temperatuurdood. Bonner doceerde, en er was niemand die het hem afstrijden kon, dat zelfs de vele regelmatigheden die sinds de eerste toepassing van de wetenschappelijke methode, ergens in de 17e eeuw, waren ontdekt, alleen maar langdurige statistische toevallen waren, een plaatselijke discontinuïteit in een alomvattend schema waarvan de enige continuïteit chaos was. Als je alleen op het gehoor het heelal zou rondgaan, zei Bonner vaak om zijn opvattingen te verduidelijken, dan hoorde je miljarden jaren lang niets anders dan een angstaanjagend gebulder zonder zin, dan drie minuten Bach, die heel de georganiseerde kennis en wetenschap voorstelden, en dan weer miljarden jaren lang geloei. En zelfs dat stukje Bach zou bij nadere beschouwing al gauw verworden tot John Cage, en versmelten met het heersende onblusbare geluidsgeweld. Maar de greep die de machtsverslaving op Hazleton had, was nooit helemaal verslapt. Vanaf het moment dat de 'nova' voor het eerst in het blikveld van Nieuw Aarde was gekomen, had de volmaakte Stochasticus zich keer op keer genoodzaakt gezien in actie te komen, en zijn eigen gevoel voor orde en doelmatigheid op te leggen aan het stochastische universum van hersenloze wanorde, als een Quaker die ten lange leste zich laat verleiden een tegenstander te slaan. Tijdens de schermutseling met Jorn de Apostel had Amalfi de resultaten van Marks handelingen kunnen gadeslaan, zonder te weten waaruit die handelingen hadden bestaan, en had zich toen afgevraagd of het na al die jaren nu de moeite waard was, in het geval van Mark, als je uiteindelijk toch verstrikt raakte in het zoveelste politieke handgemeen, terwijl je dacht dat die voorgoed uitgestorven waren. Wat moest het betekenen voor iemand die dergelijke leerstellingen onderschreef, om toch in het strijdperk te treden voor een wereld die naar hij weet nog eerder zal sterven dan zijn filosofie hem al had doen geloven? En op een simpeler niveau: was Dee het hem waard? Wist hij wat er van haar geworden was? Als jonge vrouw was ze een avonturierster geweest, maar ze was veranderd; ze was nu een broedse kip, die op haar nest een makkelijk doelwit vormde voor elke stroper. Daarbij : wist Mark van hun vruchteloze verhouding? Op die laatste vraag had hij nu tenminste antwoord gekregen, maar de rest was hem nog even duister als tevoren. Hield die plotselinge beslissing van Hazleton om met He mee te gaan, een definitief afstanddoen in van zijn machtsverslaving, of juist een bestendiging? Het moest een zo scherp iemand als Hazleton toch duidelijk zijn, dat macht op Nieuw Aarde in de verste verte niet te vergelijken was met macht over de Okies; het was even bevredigend werk als zielenherder in een vakantiekolonie. Of misschien had hij tijdens het incident met Jorn ontdekt dat Amalfi in de gedachten van de NieuwAardlingen toch altijd de sterke man zou blijven tot wie ze zich zouden wenden als een dreiging zich voordeed; de rest van de NieuwAardlingen was zijn geslepenheid kwijt, de vaardigheid om een strategie uit te denken, snel te reageren naar de eis der omstandigheden, en wilde nu niet toegeven dat buiten hun legendarische ex-burgemeester nog iemand die eigenschappen behouden had. Voor de huidige bestuurders, en zelfs voor Hazleton, bleef daardoor alleen de droesem van de macht over in vredestijd, wanneer aan weinig of geen leiding behoefte was. Ja, zo besefte Amalfi opeens verbaasd, het bedrog tegenover Jorn de Apostel was achteraf helemaal geen bedrog geweest; dat is te zeggen: de NieuwAardlingen schepten genoegen in wanorde, zoals de Stochastici van zichzelf beweerden, en zagen er geen brood in die wanorde, of hun eigen leven, doel of richting te geven, behalve wanneer de omstandigheden hen daartoe dwongen, zoals wanneer er een Jorn op de proppen kwam, of een Amalfi die Jorn tegenstreefde. De kans dat het Stochasticisme de zielen van de Strijders van God zou binnensijpelen en verweken, was uiteindelijk al die tijd toch een reëel gevaar geweest, of de NieuwAardlingen dat nu zelf als stochasticisme erkenden of niet. De tijd en de filosofie hadden elkaar gevonden en het was zelfs mogelijk, dat de zeer erudiete Gifford Bonner slechts een verlate intellectualisering belichaamde van de gevoelens die vele jaren lang stuurloos op Nieuw Aarde aanwezig waren geweest. Door geen andere oorzaak kon het Hazleton en Amalfi zo snel gelukt zijn Jorn de Apostel iets aan te praten, waar deze eerst helemaal niet aan had gewild omdat hij veel te intelligent was om in sprookjes te geloven, dan door het feit dat zeker door Amalfi, en mogelijk ook door Hazleton, helemaal niet was vermoed, het feit dat het waar was geweest. Als Hazleton dat had ingezien, dan gaf hij helemaal niets op wanneer hij Nieuw Aarde ruilde voor He; dan koos hij juist voor het enige machtscentrum dat nog iets te betekenen zou hebben in de weinige jaren die hem en het hele universum nog restten. Op die ene onbekende factor na, natuurlijk, het Web van Hercules; maar Hazleton was niet bij machte om daarvoor te kiezen. En zelfs Amalfi werd nu aangestoken door het Stochastische virus. De vragen interesseerden hem nog steeds, maar zelfs hij zag steeds scherper hoezeer het, in het licht van de aanstaande catastrofe, onnut getheoretiseer was. Het enige waar hij zich nog aan wijden kon, was de razende vlucht van de planeet He naar het metagalactische middelpunt, de inspanning om de benodigde apparatuur bij aankomst gereed te hebben, de wanhopige noodzaak om aan te komen vóór het Web van Hercules. En zo kreeg Dee dan wel niet de zegepalm, maar wel het laatste woord. Het oordeel dat zij over Amalfi velde, de Vliegende Hollander, was het enige dat beklijfde toen de overwinning van de tijd hem ontdeed van al zijn andere etiketten en maskers. De vloek school, zoals altijd, niet in de vlucht zelf, maar in de eenzaamheid die deze mens voor eeuwig en altijd op de vlucht had gedreven. Met dat verschil, dat nu het einde in zicht kwam. De ontdekking dat de grote spiraalnevels, de eilanden van de ruimte waarin de sterren lagen gerangschikt, zelf de neiging hadden zich samen te ballen in grote groepen, die langs spiraalarmen zich wentelden rond een gemeenschappelijk zwaartepunt, was al in de vijftiger jaren van de twintigste eeuw voorspeld, toen Shapley de binnenste metagalaxis in kaart bracht, een groep van ongeveer vijftig melkwegstelsel waartoe zowel de Melkweg als de Andromedanevel behoorden. Nadat de theorie van Milne was bewezen, werd het mogelijk om aan te tonen dat dergelijke metagalactische stelsels regel waren en dat zij op hun beurt spiraalarmen vormden die zich kromden om een middelpunt, dat de naaf vormde waarop het wiel der schepping draaide, en vanwaar het universum eens in oorsprong vanuit de oerkern uiteen was gespat. En op dat dode middelpunt snelde He nu aan, terug in de schoot van de tijd. De planeet had geen daglicht meer. De route die ze volgde zorgde soms voor een kortstondige wolkenveeg in de hemel, een kleine spiraalgloed in de nacht van een melkwegstelsel in het voorbijgaan, maar nooit voor een zon. Zelfs de ijle sterrenbruggen die de melkwegstelsel als navelstrengen met elkaar verbonden, bruggen waarvan de ontdekking in 1953 door Fritz Zworkyn een drastische ruimere berekening van de hoeveelheid materie in het universum, en vandaar in de schatting van omvang en ouderdom van het heelal, had veroorzaakt, boden He geen soelaas voor de zwarte leegte, zelfs niet voor de tijd van een dag; de intergalactische ruimte was te groot. Verlicht met kunstlicht en meer niet, raasde He onder de maximale mallemolenaandrijving, die alleen bij een zo kolossaal vaartuig mogelijk was, in de richting van de Plaats waar de Wil de Gedachte had voortgebracht, zodat er licht ontstond. 'Wij werken met wat wij door u als de Machhypothese hebben leren kennen,' legde Retma aan Amalfi uit. 'Dr. Bonner noemt het de hypothese naar Vico, of het kosmologisch principe: namelijk dat het universum er vanaf ieder willekeurig punt in ruimte en tijd hetzelfde uit zou zien, en dat daarom de spanningen die op dat bepaalde punt inwerken niet in hun totaliteit kunnen worden berekend, tenzij men ervan uitgaat dat het gehele universum in de berekening wordt betrokken. Maar dat zou alleen gelden in de tau-tijd, waarin het universum statisch, eeuwig en oneindig is. In de T-tijd, waarin het universum als eindig en in uitzetting wordt gezien, stelt de Machhypothese dat elk punt een uniek punt van waarneming is, op het metagalactische middelpunt na, dat vrij is van spanningen en in stasistoestand verkeert, omdat alle spanningen elkaar daar opheffen, doordat ze zich even ver van elkaar bevinden. Op die plaats zou men grote veranderingen kunnen bewerkstelligen met relatief zeer weinig energieverbruik.', 'Bijvoorbeeld,' opperde dr. Bonner, 'de baan van Sirius veranderen door op een boterbloem te trappen.' 'Dat hoop ik niet,' zei Retma. 'Dergelijke ongelukjes zijn nu eenmaal niet te voorkomen. Maar het gaat hier toch niet om een bagatel als het omleggen van de baan van Sirius, dus misschien bestaat dat gevaar niet werkelijk. Waarop wij speculeren is de kans, en het is maar een heel kleine kans, maar ze bestaat, dat deze neutrale plaats overeenkomt met een dergelijke plaats in het antiuniversum, en dat op het ogenblik van de vernietiging de twee neutrale zones, de twee dode middelpunten, één zullen worden en de ontploffing met een beduidende tijdsruimte zullen overleven.' 'Een hoe grote tijdsruimte?' vroeg Amalfi, niet op zijn gemak. 'Geen flauw idee,' zei dr. Schloss. 'We rekenen op ten minste vijf microseconden. Meer dan dat zullen we niet nodig hebben voor wat we willen bereiken, en het kan zelfs tot een half uur uitlopen, terwijl de elementen worden herschapen. Een half uur zou voor ons praktisch een eeuwigheid zijn, maar we kunnen ons stempel drukken op de gehele toekomst van beide universa als we die vijf microseconden de tijd krijgen.' 'En als er niet iemand anders voor ons de kern bereikt en beter voorbereid is dan wij om er gebruik van te maken,' voegde Retma er somber aan toe. 'Maar hoe wil je er gebruik van maken?' vroeg Amalfi. 'Uit die generaliseringen van jullie kom ik niet goed wijs. Wat zijn jullie nou eigenlijk van plan? Op wat voor boterbloem gaan we trappen en wat is daar dan het resultaat van? Overleven we het, of zullen ze in de toekomst onze koppen op postzegels zetten als heilige martelaren? Verklaar je nader!' 'O, natuurlijk,' zei Retma een beetje beduusd. 'De situatie is naar onze mening als volgt: alles wat de Ginnangugap met ten minste vijf microseconden weet te overleven in het metagalactische middelpunt, brengt naar de toekomst een energiepotentieel over, dat een aanzienlijke invloed zal uitoefenen op de formatie van de twee nieuwe universa. Als het voorwerp dat het overleeft alleen een steen is, of een planeet zoals He, dan zullen de twee universa zich exact zo hervormen als na de oerexplosie, en dan zal de respectievelijke geschiedenis zich vrijwel op dezelfde manier herhalen. Als echter het voorwerp dat het overleeft een eigen wil heeft en zich enigszins kan bewegen zoals een mens, dan heeft hij de beschikking over een oneindig grote hoeveelheid verschillende dimensie-samenstellen in de Hilbertruimte. Elk van ons die de oversteek waagt, kan in luttele microseconden een eigen universum beginnen, met een eindbestemming die niet uit de bestaande geschiedenis te voorspellen valt.' 'Maar,' voegde dr. Schloss eraan toe, 'hij zal daar wel het leven bij inschieten. Zijn materie en energie zullen het oeratoom van zijn eigen universum worden.' 'God van de sterren!' zei Hazleton. 'Helleshin! Daarvoor proberen we het Web van Hercules de loef af te steken, om goden van de sterren te worden; ja toch? Daar word ik me mooi gestraft voor mijn oudste en lekkerste krachtterm! Ik had nooit gedacht dat ik er zelf een zou worden, en ik weet nog helemaal niet of mij dat wel zo aanstaat.' Is er een alternatief?' vroeg Amalfi. 'Wat gebeurt er nou als het Web van Hercules als eerste aankomt?' 'Dan herscheppen ze de universa naar hun inzicht,' zei Retma. 'En aangezien we niets van ze weten, kunnen we niet eens ernaar raden hoe hun keus zou zijn.' 'Met dien verstande,' zei dr. Bonner, 'dat het niet waarschijnlijk is dat die keuze ons, of mensen als wij, zou omvatten.' 'Daar kan je van op aan,' zei Amalfi. Ik moet bekennen dat ik me al even ongeïnspireerd voel als Mark, wat dat alternatief aangaat. Maar is er geen derde alternatief? Wat gebeurt er wanneer het metagalactische middelpunt leeg is, wanneer de catastrofe daar is? Als dus noch het Web, noch wij er zijn om er gebruik van te maken?' Retma haalde zijn schouders op. 'Dan herhaalt de geschiedenis zich eenvoudig, als we over een zo grootse transformatie even luchtig mogen heenlopen. Het heelal wordt opnieuw geboren, lijdt en strijdt en vervolgt zijn reis naar zijn catastrofale eindbestemming: de temperatuurdood, of de oerkern. Mogelijk zullen we dan merken dat we precies zo doorgaan als altijd, maar dan in het antiuniversum; in dat geval zouden we trouwens niet in staat zijn het verschil te bemerken. Maar ik acht dat onwaarschijnlijk. Het meest waarschijnlijke is ogenblikkelijke vernietiging en een hergeboorte van beide universa uit het oer-ylem.' 'Ylem?' zei Amalfi. 'Wat is dat? Van dat woord heb ik nog nooit gehoord.' 'Het ylem was de oerstroom van neutronen, waaruit alles is voortgekomen,' zei dr. Schloss. 'Het verbaast me niets dat je er nooit van had gehoord; het is het ABC van de kosmogonie, de Alpher-Bethe-Gamow-premisse. Ylem is in de kosmogonie dezelfde onderstelling als de nul in de wiskunde; zo oud en zo fundamenteel, dat het niet bij je opkomt dat iemand het ooit heeft moeten uitvinden.' 'Goed dan,' zei Amalfi. 'Dan zegt Retma dus, dat wanneer het dode middelpunt leeg is, twee juni aanstaande, de meest waarschijnlijke afloop van de zaak zal zijn dat wij allemaal worden teruggebracht tot een zee van neutronen.' 'Precies,' zei dr. Schloss. 'Tjonge wat een keus,' zei Gifford Bonner nadenkend. 'Nee,' zei Miramon die voor het eerst zijn mond opendeed. 'Veel te kiezen valt er niet. Maar meer mogelijkheden zijn er niet meer. En zelfs deze keus wordt ons niet meer gelaten als wij het metagalactisch middelpunt niet op tijd weten te bereiken.' Toch was het pas in het laatste jaar dat Web Hazleton, en nog heel schimmig, de aard van het komende einde begon te doorgronden. En zelfs toen drong het inzicht niet tot hem door via de mensen die de voorbereidingen in handen hadden; hetgeen waarop zij zich voorbereidden was wel niet geheim, maar voor het overgrote deel onbegrijpelijk en kon zodoende zijn vertrouwen, dat ernaar gestreefd werd om de Ginnangugap af te wenden, niet aan het wankelen brengen. Aan zijn geloof kwam pas definitief en triest een einde, toen Estelle weigerde een kind van hem te krijgen. 'Maar waarom dan?' zei Web terwijl hij met de ene hand haar hand vastkneep en met de andere wanhopig gebaarde naar de muren van het appartement dat de Heviërs hun hadden toebedeeld. 'We hebben toch een vaste verhouding! Het is niet meer zo dat alleen wij het weten, iedereen is het erover eens. Het is nou toch niet meer verboden!' 'Dat weet ik,' zei Estelle teder. 'Dat is het ook niet. Ik wou dat je het niet had gevraagd, dat zou veel makkelijker zijn geweest.' 'Nou, ja, ik zou er vroeg of laat toch wel over begonnen zijn. Normaal gesproken zou ik direct van de pil af zijn gegaan, maar alles was zo verward met die verhuizing naar He, maar hoe het ook zij, ik heb me net pas gerealiseerd dat jij nog aan de pil bent, en ik vraag me af waarom.' 'Web, lieveling, dat weet je toch als je er even over nadenkt. Het einde is het einde, en meer niet. Wat voor zin heeft het dan om een kind te krijgen dat maar een jaar of twee te leven zou hebben?' 'Zo zeker is dat toch niet,' zei Web gemelijk. 'Natuurlijk wel. Ik heb het denk ik al geweten vanaf dat ik geboren werd, misschien daarvoor al. Ik voelde het einde naderen.' 'Toe nou, Estelle, je weet toch dat dat onzin is!' Ik begrijp wel dat het zo overkomt,' gaf Estelle toe. 'Maar daar kan ik niks aan doen. En aangezien het einde inderdaad te gebeuren staat, kan ik het moeilijk onzin blijven noemen, wel? Ik heb een voorgevoel gehad en het is uitgekomen.' 'Volgens mij betekent het alleen dat jij geen kinderen wilt.' 'Dat klopt,' zei Estelle tot zijn verbazing. Ik heb nooit de drang gehad om kinderen te krijgen, zelfs voor mezelf heb ik weinig overlevingsdrang, eigenlijk. Maar dat heeft ook allemaal met elkaar te maken. Ik heb in zekere zin geboft; een heleboel mensen voelen zich niet thuis in hun eigen tijd. Ik ben geboren in een tijd die voor mij precies goed is, de tijd van het einde van de wereld. Daarom ligt kinderen krijgen helemaal niet in mijn belangstelling, omdat ik weet dat er geen generaties meer zullen zijn na de onze. Wie weet ben ik zelfs wel onvruchtbaar; het zou me beslist niet verbazen.' 'Estelle, alsjeblieft, ik kan er niet tegen als je zo praat.' 'Dat spijt me, lieveling. Ik wou je niet van streek maken. Ik vind het zelf niet erg, maar ik weet wel hoe dat komt. Ik ben gespitst op het einde, in zekere zin is dat het uiteindelijke natuurlijke resultaat van mijn leven, de gebeurtenis die er betekenis aan zal geven; maar jij wordt erdoor overvallen, net als de meeste mensen.' Ik weet het niet, hoor,' mompelde Web. 'Voor mij ben je enorm aan het rationaliseren. Estelle, je bent zo mooi. Heeft dat dan geen betekenis voor je? Ben je niet mooi om een man aan te trekken zodat je een kind kunt krijgen? Zo gaat het toch, dat heb ik altijd begrepen?' 'Misschien vroeger wel,' zei Estelle ernstig. 'Het zou in elk geval hebben moeten zijn zoals jij het nu zegt. Maar ja... Ik zou het aan niemand anders ooit bekennen, Web, behalve aan jou, maar ik weet best dat ik mooi ben. De meeste vrouwen zouden hetzelfde van zichzelf zeggen als het maatschappelijk toelaatbaar was; het is een geestesinstelling die voor een vrouw essentieel is, ze is maar half vrouw als ze niet gelooft dat ze mooi is... en ze is altijd mooi, hoe ze er ook uitziet, ook als ze het zelf niet gelooft. Ik schaam me er niet voor om mooi te zijn en ik geneer me er niet voor, maar ik besteed er ook nauwelijks meer aandacht aan. Het is een middel om een doel te bereiken, zoals je zei, en dat doel heeft zijn nut overleefd. Naar mijn idee staat het buiten kijf dat je als vrouw een monster moet zijn om een kind van een jaar in het vuur te gooien; en dat zou je doen, als je willens en wetens nu een kind kreeg. Ik weet het heel goed, en ik kan het niet.' 'Vrouwen hebben zulke risico's al zo vaak genomen,' zei Web koppig, 'willens en wetens. Boeren die zeker wisten dat hun kinderen van honger dood zouden gaan omdat de ouders al geen eten meer hadden. Of vrouwen vlak voor het ruimtevaarttijdperk; dr. Bonner zegt dat er toen een jaar of vijf is geweest, dat de mensheid maar twintig minuten van de totale uitroeiing verwijderd was. 'Maar toch gingen ze gewoon door met kinderen krijgen, anders zouden wij er niet zijn geweest.' 'Dat is een drang,' zei Estelle bedaard, 'die ik niet heb, Web. En deze keer is er geen redding mogelijk.' 'Ja, dat zeg je steeds, maar ik weet helemaal zo zeker niet of je het wel bij het rechte eind hebt. Amalfi zegt dat er nog een kansje is.' 'Dat weet ik,' zei Estelle. Ik heb een deel van de berekeningen uitgevoerd. Maar zo'n soort kans is het niet, liefste. Het is wat jij en ik heel misschien kunnen volvoeren, omdat wij oud genoeg zijn om instructies op te volgen en op het juiste ogenblik precies het juiste te doen. Een baby kan dat niet. Het zou hetzelfde zijn als je hem de ruimte instuurde in een ruimteschip volgestouwd met energie en eten, hij gaat daar toch dood want je kunt hem nou eenmaal niet uitleggen wat hij er tegen moet doen. Het is zo ingewikkeld dat zelfs wij daar zeker nog fatale fouten bij zullen maken.' Hij zweeg. 'En trouwens,' voegde Estelle er zacht aan toe, zelfs voor ons zal het niet lang duren, wij gaan er net zo goed dood. We krijgen alleen een kans om het moment van schepping te beïnvloeden, dat in het moment van vernietiging besloten ligt. En als het enigszins lukt zal dat mijn kind zijn, Web, het enige wat nu nog de moeite waard is.' 'Maar het mijne zal het niet zijn.' 'Nee, lieveling, jij krijgt er een voor jezelf.' 'Nee, nee, Estelle! Wat heb ik daaraan? Ik wil een kind van mij dat ook van jou is!' Ze sloeg haar armen om hem heen en legde haar wang tegen de zijne. 'Dat weet ik,' fluisterde ze, 'dat weet ik. Maar de tijd daarvoor is voorbij. Dat is het noodlot waarvoor wij zijn gemaakt, Web, de gave van kinderen krijgen is van ons weggenomen. In plaats van kinderen krijgen wij universa.' 'En dat is niet genoeg,' zei Web. Hij drukte haar heftig tegen zich aan. 'Bij lange na niet. Niemand heeft mij wat gevraagd toen die afspraak werd gemaakt.' 'Heb jij dan gevraagd om geboren te mogen worden, liefste?' 'Eh... nee. Maar ik vind... O. Bedoel je het zo?' 'ja, zo bedoel ik dat. Hij kan het ons ook niet vragen. En daarom moeten wij die beslissing voor hem nemen. Mijn kind zal niet geboren worden om in vlammen op te gaan, Web; mijn kind niet en jouw kind ook niet.' 'Nee,' zei Web met holle stem. 'Je hebt gelijk, dat zou niet eerlijk zijn. Goed, Estelle; ik stel me wel tevreden met nog een jaar met jou. Ik geloof niet dat ik een universum wil.' De afremming begon laat in januari in 4104. Vanaf dat ogenblik zou de vlucht van He aarzelend, zoekend zijn, ondanks de steeds toenemende haast, want het metagalactische middelpunt onderscheidde zich niet van de omringende ruimte, en alleen uiterste oplettendheid en een bijzonder ingewikkeld instrumentarium zouden de reizigers kunnen vertellen wanneer ze waren gearriveerd. Voor dat doel hadden de Heviërs hun brug en stuurhut, gevestigd in een honderd meter hoge toren van stalen vlechtwerk op de top van de hoogste berg die de planeet te bieden had, en die tot Amalfi's ongemak de Amalfi werd genoemd, fors uitgebreid. Hier hielden de Overlevers, zoals ze zich met een zekere wanhopige geestigheid waren gaan noemen, vrijwel onafgebroken overleg. De Overlevers bestonden eenvoudig uit iedereen op de planeet die, door Schloss en Retma gezamenlijk, in staat werd geacht de instructies voor het allerlaatste ogenblik met een minimale kans op succes uit te voeren. Schloss en Retma waren daar hard in geweest en het was geen erg grote groep. Alle NieuwAardlingen hoorden ertoe, hoewel Schloss zijn bedenkingen had gehad betreffende Dee en Web, en een groep van tien Heviërs inclusief Miramon en Retma zelf. Vreemd genoeg trokken de Heviërs zich steeds terug, als ze na verloop van tijd begrepen wat er getracht werd te doen en wat het resultaat zou zijn. 'Waarom doen ze dat?' vroeg Amalfi aan Miramon. 'Hebben jullie dan niet de wil om te overleven?' 'Het verbaast me niet,' zei Miramon. 'Ze leven volgens onveranderlijke waarden. Ze zouden er liever mee sterven dan doorleven zonder. Zeker hadden ze de drang om te overleven, maar die komt op een andere manier tot uiting dan bij u, burgemeester Amalfi. Wat zij wensen te zien bestendigd, zijn de dingen die zij van waarde achten in het leven, en dit project kan ze daar maar bitter weinig van bieden.' 'En jij en Retma dan?' 'Retma is wetenschapsman, dat is misschien al voldoende verklaring. En ik, burgemeester Amalfi, ben zoals u heel goed weet een anachronisme. Ik heb geen deel meer aan de ethiek van He, evenmin als u op Nieuw Aarde.' Amalfi had zijn antwoord gekregen; het speet hem dat hij ernaar gevraagd had. 'Hoe dicht zijn we in de buurt, denk je?' vroeg hij. 'Heel dichtbij,' antwoordde Schloss vanachter de stuurconsole. Buiten, achter de enorme vensters die rondom het vertrek liepen, was er nog maar weinig te zien, behalve de alles verterende en eeuwige nacht. Wie scherpe ogen had en een half uurtje buiten ging staan om aan het donker te wennen, kon na een tijdje wel vijf melkwegstelsel tegelijk ontwaren, want zo vlak bij het middelpunt was de neveldichtheid hoger dan elders in het heelal, maar zo op de eerste blik leek de hemel verstoken te zijn van het kleinste speldenpuntje licht. 'De gemeten waarden lopen steeds terug,' beaamde Retma. 'En er is nog wat merkwaardigs: we krijgen hier veel te veel energie. We hebben de laatste week alles zover mogelijk teruggeschroefd, en nog stijgt de energieproductie, exponentieel ook nog. Ik hoop dat die curve niet doorzet, zo, want dan kunnen we onze eigen machines niet meer hanteren als we onze bestemming bereiken.' 'Wat is daar de oorzaak van?' vroeg Hazleton. 'Is de wet op het behoud van energie ingetrokken, hier in het middelpunt?', 'Dat betwijfel ik,' zei Retma. Ik denk dat de curve bovenaan af zal vlakken...' 'Een Pearlcurve,' deed Schloss een duit in 't zakje. 'Dat hadden we moeten voorzien. Natuurlijk zal alles wat in de buurt van het middelpunt gebeurt, veel efficiënter gebeuren dan elders, omdat er geen spanningen zijn. De curve zal beginnen af te vlakken wanneer de prestaties van onze machines de natuurkundige abstracties beginnen te benaderen, het ideale gas, het frictieloze oppervlak, het volmaakte luchtledige enzovoorts. Mijn hele leven heb ik geleerd niet in het bestaan van die idealen te geloven maar nu zal ik ze dan waarschijnlijk toch enigermate te zien krijgen.' 'Inclusief een ruimtelijk kader zonder gravitatie?' vroeg Amalfi ongerust. 'Dan zitten we mooi in de boot, als de mallemolens zich nergens meer tegen af kunnen zetten.' 'Nee, het kan onmogelijk zonder gravitatie zijn,' zei Retma. 'Het zal er gravitationeel neutraal zijn, hetgeen alweer een doelmatigheid zal bewerkstelligen die zonder precedenten is, maar alleen omdat alle spanningen hier in evenwicht zijn. Er kan geen plaats in het universum bestaan waar geen gravitatie heerst zolang er nog een flintertje materie over is.' 'En stel dat de mallemolens het inderdaad opgeven,' zei Estelle. 'We gaan daarna toch nergens meer heen.' 'Nee,' beaamde Amalfi, 'maar ik zou toch graag nog wat bewegingsvrijheid hebben, tot we weten wat onze concurrenten aan het doen zijn, voor zover aanwezig. Al iets van ze gezien, trouwens, Retma?' 'Nog niets. Helaas weten we ook niet precies waar we naar uitkijken. Maar er bevinden zich althans geen beweegbare massa's die met de onze vergelijkbaar zijn in deze omgeving; helemaal geen patroonvertonende activiteit, trouwens, zover wij kunnen nagaan.' 'Dan zijn we ze dus voor?' 'Dat hoeft niet,' zei Schloss. 'Als zij nu al in het middelpunt zitten, dan zouden ze een heleboel kunnen uitvoeren, onder een zwak scherm, dat wij niet kunnen bespeuren. Maar zij zouden ons in dat geval allang ontdekt moeten hebben en er al wat aan hebben gedaan. Dus laten we er maar van uitgaan dat wij op kop liggen, tot onze instrumenten iets anders laten zien. Ik denk dat we dat gerust kunnen aannemen.' 'Hoe lang nog tot het middelpunt?' vroeg Hazleton. 'Een paar maanden, denk ik,' zei Retma. 'Als we het althans bij het rechte eind hebben, wanneer we ervan uitgaan dat deze curve bovenaan afvlakt.' 'En de noodzakelijke apparatuur?' 'De laatste wordt eind deze week geïnstalleerd,' zei Amalfi. 'Zodra we aankomen kunnen we met het aftellen beginnen... vooropgesteld dat we kunnen leren hoe we de apparatuur moeten hanteren, als die tien of honderd keer zo doelmatig werkt als anders, zonder de zaak ondertussen op te blazen. We moesten maar beginnen te oefenen zodra de zaak compleet is.' 'Amen,' zei Hazleton welgemeend. 'Mag ik je rekenliniaal even lenen? Ik heb een paar ideeën voor het proefdraaien; daar kan ik dan beter maar direct mee beginnen.' Hij liep de kamer uit. Amalfi keek naar buiten, de nacht in, allesbehalve op zijn gemak. Hij had liever gehad dat het Web van Hercules voor hen was aangekomen en hen prompt, zichtbaar als ze waren, onder vuur had genomen; die onzekerheid of er al dan niet iemand in het donker op de loer lag, samen met de volslagen onbekende aard van hun tegenstanders, was akeliger dan een openlijk gevecht. Maar er was niks aan te doen; en als He echt als eerste aankwam waren ze aanzienlijk in het voordeel... Hun enige voordeel trouwens. De enige soort verdediging die Amalfi voor He kon bedenken, en met primitieve middelen zou kunnen uitvoeren, berustte voor het overgrote deel op het idee dat ze al op het metagalactisch middelpunt zouden zijn aangeland, zodat ze gebruik konden maken van de zwakke resultantenkrachten ter plaatse, die elders grote gevolgen teweeg konden brengen: het Sirius-boterbloem-effect zoals Bonner het had genoemd. Maar op dit punt bleken Miramon en de Hevische raad vreemd ongenegen om mee te werken; tegen de draad in soms, alsof het inrichten van een verdediging voor een hele planeet een begrip was dat ze niet konden bevatten. En dat was nauwelijks te geloven, gezien de onvoorstelbare ideeën die ze de baas waren geworden en waarvan ze gebruik hadden gemaakt sinds Amalfi hen voor het eerst ontmoette als wilden, die tot hun knieën in de prut en gewelddadigheid rond waadden. Nou ja, als hij ze nu nog niet begreep dan zou hij in die paar maanden toch niet veel meer aan zijn begrip kunnen doen. Miramon vond het gelukkig tenminste prima dat Amalfi en Hazleton Hevische werkkrachten inschakelden om hun bijna volslagen theoretische huisvlijtwapens in elkaar te zetten. 'Er zitten daar dingetjes bij,' zei Hazleton terwijl hij een pas voltooide wildernis van draden, lenzen, antennes en kernen van metaal met spijtig respect in ogenschouw nam, 'die leuk van zich af zullen bijten wanneer het gaat spannen. Maar ik wou dat ik wist welke.' Hetgeen helaas een volmaakte schets van de situatie was. Maar de wijzers, die de spanningen en stromingen in de ruimte rondom He maten, bleven omlaag gaan, en de wijzers die de resultaten maten van de Hevische apparatuur omhoog. Op 23 mei 4104 schoten beide stellen wijzers opeens naar de maximumstand en dromden als gekken tegen de nokjes aan, terwijl de hele planeet plotseling weergalmde van het afschuwelijke, gepijnigde gebrul van mallemolens die over hun toeren worden gedraaid. Miramons hand schoot zo snel uit naar de handbediening, dat Amalfi niet wist of hij het was geweest of de Vroedschap die de energietoevoer had uitgeschakeld. Misschien wist zelfs Miramon het niet; in elk geval had hij de schakelaar op een ademtocht afstand van de automatische afslag weten om te gooien. Het gebrul stierf weg. De Overlevers keken elkaar aan. 'Nou,' zei Amalfi. 'We zijn er kennelijk.' Om een of andere reden voelde hij zich uitgelaten, een volslagen irrationele reactie, maar daar bleef hij niet bij stilstaan. 'Inderdaad,' zei Hazleton en zijn ogen schoten vonken. 'Maar wat is er in godsnaam met de meters gebeurd? Dat de plaatselijke meters dol sloegen dat kan ik me begrijpen, maar waarom sloeg de apparatuur die gegevens van buiten opnam opeens naar het maximum door, in plaats van tot nul te zakken?' 'Door het lawaai vermoed ik,' zei Retma. 'Het lawaai? Hoe dat?' 'Er is energie nodig om een meetinstrument te laten functioneren niet veel, maar wel iets. En als gevolg daarvan sloegen de meters door, omdat ze optimaal functioneerden, geen inkomende signalen meer te registreren kregen, en dus de signalen oppikten die door hun eigen functioneren werden veroorzaakt.' 'Dat zint me niks,' zei Hazleton. 'Kunnen we er op een of andere manier achterkomen op welk niveau we onder deze omstandigheden überhaupt nog instrumenten kunnen gebruiken? Ik zou wel curves willen zien van het verloop van het effect, zodat we een berekening kunnen maken, maar het heeft weinig zin om het geheugen te raadplegen als daardoor onze machines al doorbranden.' Amalfi nam het enige instrument op het Hevische regelpaneel, dat van hem was, de microfoon om met de Vroedschap te praten. 'Leven jullie nog, daar beneden?' zei hij. 'JA MENEER DE BURGEMEESTER,' kwam prompt het antwoord. Miramon keek onthutst; alles was bij zijn beste weten uitgeschakeld, zelfs de lampen, ze werden op dat ogenblik slechts beschenen door het nauwelijks waar te nemen zodiakale schijnsel, een gordel van geïoniseerd gas in de dampkring van He, dat door het magnetisch veld van de planeet tot lichten werd gebracht, en de plotselinge stem uit de luidsprekers had hem hevig doen schrikken. 'Mooi. Waar werken jullie op?'
'ACCU'S IN SERIE GESCHAKELD, TOT VIJFENTWINTIGHONDERD VOLT.'
'Met z'n allen?'
'JA, MENEER DE BURGEMEESTER.'
Amalfi grijnsde in het bijna volledige duister. 'Mooi, pas de doelmatigheidscijfers toe op doorsnee instrumentsituaties.'
'IS GEBEURD.'
'Geef me een niveau, waarop meneer Miramon met je kan communiceren, en waarbij de lampjes op zijn paneel aankunnen zodat hij kan zien wat hij doet.'
'MENEER DE BURGEMEESTER DAT IS NIET NODIG. WE HEBBEN DE VEILIGHEIDSKNOP AL GEHERPROGRAMMEERD VOOR NOODUITSCHAKELING BIJ OVERBELASTING. WE KUNNEN ALLE CIRCUITS DIRECT WEER AKTIVEREN.'
'Nee, niet doen, we willen niet de mallemolens ook weer aanhebben...'
'DE MALLEMOLENS ZIJN UITGESCHAKELD,'
zei de Vroedschap in strenge eenvoud. 'Nou Miramon, vertrouw je ze? Of wil je liever eerst dat ze hun gegevens afdrukken, zodat jij de planeet bij stukjes en beetjes weer aan kunt zetten?' Hij hoorde Miramon licht inademen om het antwoord te geven, maar hij zou nooit weten hoe het zou hebben geluid, want op dat zelfde ogenblik sloeg Miramons hele paneel in één klap weer aan. 'Hé,' gilde Amalfi, 'willen jullie wel eens op bevelen wachten daar beneden! Verdomme nog-an-toe!'
'ALGEMENE ORDERS, MENEER DE BURGEMEESTER, NA BEGIN AFTELLING DIENEN WIJ IN TE GRIJPEN BIJ HET EERSTE TEKEN VAN BUITENAARDSE STORINGEN. AFTELLEN IS TWAALFHONDERD SECONDEN GELEDEN AANGEVANGEN EN ZEVEN SECONDEN GELEDEN WERD BUITENAARDSE STORING STATISTISCH SIGNIFICANT.'
'Wat bedoelen ze?' zei Miramon die probeerde zijn hele paneel in één oogopslag af te lezen. Ik dacht dat ik uw taal sprak, burgemeester Amalfi, maar...' 'De Vroedschap spreekt geen Okie, die spreekt Machinens,' zei Amalfi grimmig. 'En het betekent dat het Web van Hercules, als zij dat inderdaad zijn, onze kant uitkomt, en snel ook.' Met een enkele korte beweging van zijn bijeengehouden vingers tikte Miramon het licht uit. Duisternis. Toen kwam heel zoetjes door de ramen, rondom in de toren, de luchtgloed van het zodiakaal licht, en nog later de schimmige spiralen van de galactische eilanden. Op Miramons paneel was één speerpuntje geeloranje licht te zien, het punt waar een buis werd aangewarmd, niet groter dan een eikeldopje, maar in het middenduister, in het hart en de geboorteplaats van het universum, was het bijna verblindend. Amalfi moest er met zijn rug naar toe gaan staan om zijn gewenning aan het donker niet te verliezen, want hij had zijn nachtblik nodig om in de toren op de berg die zijn naam droeg tot actie te kunnen overgaan. Terwijl hij wachtte tot zijn gezichtsvermogen terugkeerde, peinsde hij over de snelheid van Miramons reactie en de motieven die erachter staken. De Heviër geloofde toch niet dat een handje instrument, lampjes op de top van een afgelegen berg helder genoeg waren, om vanuit de ruimte te worden waargenomen; trouwens, het verduisteren van objecten, zelfs als ze groot waren als een hele planeet, had geen enkel militair nut; het was minstens tweeduizend jaar geleden dat een werkelijk geavanceerde vijand nog zicht nodig had om zijn doel te zoeken. En waar kon Miramon in heel zijn leven die verduisteringsreflex hebben opgedaan? Het sloeg nergens op, maar Miramon had het donker teruggehaald, met de geoefende daadkracht van een bokser die uitwijkt voor een stoot. Toen het licht aanzwol kreeg hij zijn antwoord, maar had geen tijd meer om zich af te vragen hoe Miramon dat had kunnen voorzien. Het begon, alsof de vernietiging van de boodschapper tussen de twee universa zich in omgekeerde volgorde herhaalde, en daarbij heel de schepping meenam. Kruipers van geelgroenig licht begonnen hoog bovenin de Hevische hemel te bewegen, eerst nog schimmig als noorderlicht, maar daarna met een doelbewust gekronkel en een felheid, die angstaanjagend veel aan leven deed denken, aan het copuleren van een massa groengouden wormen onder fasecontrastbelichting. Deeltjestellers begonnen te kwetteren op het paneel en Hazleton sprong erop af om de aangegeven cumulatieve waarden te bewaken. 'Waar komt die troep vandaan? Kun je dat zien?' zei Amalfi. 'Het komt uit bijna honderd onderscheiden puntbronnen die ons omgeven in een bolpatroon met een doorsnede van ongeveer een lichtjaar,' zei Miramon. Zijn stem klonk verstrooid, hij was iets aan het doen met knoppen waarvan het doel Amalfi onbekend was. 'Hmmmm. Schepen, dat kan niet missen. Nou ja, we weten nu tenminste hoe ze aan hun naam komen. Maar wat gebruiken ze daar?' 'Dat is niet zo moeilijk,' zei Hazleton verbeten. 'Antimaterie.' 'Hoe kan dat?' 'Kijk maar naar de frequentieanalyse van de secundaire straling die hier binnenkomt, dan snap je het al. Elk van die schepen is in feite een deeltjesversneller van een ongelooflijke omvang. Ze sturen een stroom van zware antimateriedeeltjes op ons af via de gravitatielijnen. Daarom ziet de route die die rommel aflegt er zo kronkelig uit. Ze hebben een manier ontdekt om primaire kosmische deeltjes, die uit antimaterieatomen zijn samengesteld, op te wekken en uit te stoten, en in grote hoeveelheden ook. Als die onze atmosfeer binnenkomen, dan desintegreren ze samen...' 'En krijgt de planeet een volle dosis felle gammastraling,' zei Amalfi. 'En ze weten kennelijk al heel lang hoe dat moet, aangezien ze naar die techniek genoemd zijn; Helleshin! Wat een manier om een planeet te veroveren! Je steriliseert de bevolking of je moordt ze uit, naar keuze, zonder er maar in de buurt te hoeven komen.' 'Dat steriliseren is al gebeurd,' zei Hazleton zacht. 'Dat maakt nu toch niets meer uit,' zei Estelle, nog zachter. 'De dodende dosis ook niet,' zei Hazleton. 'Het duurt een paar maanden voor stralingsziekte zich manifesteert, zelfs als het dodelijk is.' 'Maar ze kunnen ons gauw genoeg buiten gevecht stellen,' zei Amalfi hard. 'We moeten hier op een of andere manier een eind aan maken! We hebben die laatste dagen broodnodig!' 'Wat stel je dan voor?' vroeg Hazleton. 'Wat wij in elkaar hebben geknutseld, werkt niet in een bolpatroon op een afstand van één lichtjaar. .. tenzij...' 'Ja, alleen de vloedgolf,' zei Amalfi. 'Laten we dat doen, gauw.' 'Wat is dat dan?' vroeg Miramon. 'We hebben jullie mallemolens zo geschakeld dat ze allemaal één keer over hun maximum heen kunnen schieten en dan doorbranden. In onze positie betekent dat, dat het golffront de ruimte omwoelt tot aan... nou ja, we weten niet hoever het effect zich zal doorzetten, maar een heel eind in elk geval.' 'Misschien zelfs helemaal tot de grenzen van het universum,' zei dr. Schloss. 'Nou en?' wilde Amalfi weten. 'Dat wordt toch over tien dagen vernietigd, dus...' 'Niet als jij het eerst verwoest,' zei Schloss. 'Als het niet aanwezig is wanneer het antimaterie-universum het zou moeten doordringen, dan gaat de hele zaak niet door, dan kunnen we niets meer doen.' 'Maar het is er dan toch nog.' 'Niet in die zin dat je er iets aan hebt; niet als alle materie rondwaart in miljarden gravitatiekolken. We kunnen ons beter laten vermoorden door het Web, dan de toekomstige ontwikkeling van twee universa in de waagschaal te stellen. Amalfi! Kun je het dan nooit laten om voor god te spelen?' 'Goed,' zei Amalfi. 'Kijk maar naar die dosimeters en kijk maar naar de lucht. Wat stel jij dan voor?' De lucht straalde nu met een gelijkmatige intensiteit, als een bewolkte hemel waarachter een doffe zon scheen. Buiten stonden de lagere toppen van de bergrug er, met hun beboste hellingen zonder schaduw, zo vreemd bij dat het leek of de ramen van de toren deel uitmaakten van een muurschildering door een onbeholpen hand. De tellers ratelden niet meer, maar stootten een gedempt geloei uit. 'Alleen wat ik net al zei,' zei dr. Schloss hopeloos. 'Veel antistralingsmiddelen slikken en maar hopen dat we nog tien dagen op de been kunnen blijven. Wat kunnen we anders doen? Ze hebben ons te pakken.' 'Neem me niet kwalijk,' zei Miramon. 'Dat is nog niet helemaal zeker. We hebben zelf ook iets achter de hand. Ik heb zojuist iets gelanceerd; misschien is dat voldoende.' 'Wat dan?' wilde Amalfi weten. 'Ik wist niet dat jullie bewapening hadden. Hoe lang moeten we wachten voor we weten of het werkt?' 'Eén vraag tegelijk,' zei Miramon. 'Natuurlijk hebben we wapens. We praten er nooit over, omdat er kinderen waren op onze planeet, en nog mogen de goden hen ontvangen. Maar we moesten het feit onder ogen zien dat we op een kwade dag te maken zouden kunnen krijgen met een vijandige vloot, gezien de afstand tot onze thuis-Melkweg en de vele sterren die we aandeden. We zorgden dus voor diverse afweermiddelen. Een daarvan waren we van plan nooit toe te passen, maar zojuist hebben we er toch gebruik van gemaakt.' 'En dat is?' vroeg Hazleton gespannen. 'We zouden het u anders nooit verteld hebben,' zei Miramon. 'Het is alleen dat het einde nadert. U hebt ons ooit eens geprezen als scheikundigen, burgemeester Amalfi. Wij hebben de chemie toegepast op de fysica. We hebben ontdekt hoe we een elektromagnetisch veld kunnen vergiftigen door resonantie, op dezelfde wijze als het katalyseproces in de schelkunde kan worden vergiftigd. Het vergiftigde veld plant zich via een draaggolf of een stuurveld voort, via bijna elk signaal, mits het continu is en zich onderwerpt aan de vergelijkingen van Faraday. Kijk.' Hij wees naar het raam. Het licht scheen niet minder te zijn geworden, maar het zat nu vol melaatse zweren. Binnen een paar seconden hadden de vlekken zich uitgebreid en waren met elkaar versmolten, tot het licht alleen nog hier en daar scheen, in geïsoleerde lichtende wolken, die snel werden aangevreten langs de randen, zoals dode cellen oplossen onder de enzymen van rottingsbacteriën. Toen de hemel helemaal weer donker was geworden, kon Amalfi de honderden serpentines zien van de deeltjesroutes die naar He leidden; het leken er tenminste wel honderd, hoewel het er vanaf een willekeurige plek op de planeet nooit meer dan een stuk of vijftien tegelijk zijn. En ook die werden aangevreten en losten op in het duister. De tellers zakten terug tot een stottergeluid maar hielden niet helemaal op. 'Wat gebeurt er wanneer het effect de schepen bereikt?' vroeg Web. 'Dan worden de circuits vergiftigd,' zei Miramon. 'De wezens in de schepen ondergaan een volledige zenuwverlamming. Ze sterven, en na hen de schepen. Niets zal er overblijven dan honderd lege hulzen.' Amalfi slaakte een lange trillende zucht. 'Geen wonder dat jullie niet in onze geïmproviseerde wapens waren geïnteresseerd,' zei hij. 'Met zoiets hadden jullie een tweede Web van Hercules kunnen worden.' 'Nee,' zei Miramon. 'Dat zouden we nooit geworden zijn.' 'God van de sterren!' zei Hazleton. Is het nou echt voorbij? Zo snel?' Miramons glimlach was winters. Ik twijfel eraan of we ooit nog iets van het Web van Hercules zullen vernemen,' zei hij. 'Maar het aftellen, zoals jullie Vroedschap dat noemt, gaat door. Nog maar tien dagen, dan is het 't einde van de wereld.' Hazleton keek weer naar de dosimeters. Een ogenblik staarde hij er verwezen naar. Toen begon hij tot Amalfi's stomme verbazing hard te lachen. 'Wat is er zo lollig?' gromde Amalfi. 'Kijk zelf maar. Als Miramon en zijn mensen het ooit in de normale wereld met het Web van Hercules aan de stok hadden gekregen, dan hadden ze dik verloren.' 'Hoezo?' 'Omdat,' zei Hazleton terwijl hij zijn ogen droog veegde, 'we allemaal een dodelijke dosis straling hebben opgelopen terwijl hij bezig was ze te verslaan. We zijn hier allemaal zo dood als een pier!' 'En is dat om te lachen?' zei Amalfi. 'Ja, natuurlijk, chef. Het maakt immers geen moer verschil meer? In die "echte wereld" leven we immers niet meer? We hebben een dosis straling gehad. Over twee weken worden we duizelig en gaat ons haar uitvallen en gaan we overgeven. Over drie weken zijn we dood. Zie je de mop er nou nog niet van in?' 'Ja,' zei Amalfi. Ik kan ook heus wel tien van veertien aftrekken. Jij bedoelt dat we zullen blijven leven tot we dood gaan.' 'Hè, ik heb de pest aan lui die een mop verstieren.' 'Het is een ouwe,' zei Amalfi langzaam. 'Maar misschien is het zelfs nu nog grappig; als het voor Aristophanes goed genoeg was, waarom dan niet voor mij.' 'Godver, wat is dat grappig, zeg!' zei Dee in bittere woede. Miramon stond van de ene NieuwAardling naar de andere te staren met een uitdrukking van totale verbijstering op zijn gezicht. Amalfi glimlachte. 'Je moet niet zeggen dat het grappig is, als je het niet meent, Dee,' zei hij. 'Het is per slot van rekening altijd al een grap geweest. De dood van een enkel mens is net zo geestig als de dood van een universum. Neem ons niet de kans af om het laatst te lachen. Misschien is dat onze enige nalatenschap nog wel.'
'MIDDERNACHT,' zei de Vroedschap,
'AFTELLEN NEGEN DAGEN TOT NUL.'
Acht: De overwinning van de tijd
Toen Amalfi de deur opendeed en de kamer weer binnenging, zei de Vroedschap:
'LAATSTE DAG. EEN UUR TOT NUL.'
Op dit uur was alles van betekenis, of niets; het hing ervan af wat je in een leven van enkele duizenden jaren ooit betekenis waard had geacht. Amalfi was de kamer uitgegaan om naar het toilet te gaan. Nu zou hij dat nooit meer doen, en niemand meer; het verscheiden van alles wat er bestond was nu zo nabij, dat zelfs de fysiologische ritmen van het lichaam waarmee de mens, sinds hij begonnen was de tijd bij te houden, tijd aan afgemeten had, werden achtergelaten. Was het afscheiden van urine evenzeer het bewenen waard als de liefde? Misschien toch wel: de zinnen dienden ook te worden beweend; zintuigprikkelingen, gedachten, gevoelens, niets heeft meer betekenis wanneer het het allerlaatste is. Vaarwel dus aan alle spanningen en ontspanningen, aan liefde en urine, opkomst en afgang, overdaad en lawaai, en al wat lekker is. 'Nog nieuws?' zei Amalfi. 'Niets meer,' zei Gifford Bonner. 'We wachten af. Ga zitten, John, en drink wat.' Hij ging aan de lange tafel zitten en keek naar het glas dat voor hem stond. Het was rood, maar er zat een zweem blauw in de vloeistof die er niet bij hoorde, en die zelfs in het slechte licht van de Tl-buizen te midden van de opperste duisternis van het dode middelpunt, de kleur niet in violet deed veranderen. Aan de rand van het glas klom een holle meniscus van wijn een eindje omhoog, en kleine rilletjes condensatievocht zigzagden weer omlaag. Amalfi nam er voorzichtig een slokje van; de wijn was rauw en wrang. De Heviërs waren geen beste wijnbouwers, omdat hun klimaat veel te wisselvallig was geweest, maar zelfs deze prikkeling was een huiverende genieting waarvan hij moest zuchten. 'Op het halve uur trekken we de pakken aan,' zei dr. Schloss. Ik zou ons graag wat langer bewegingsvrijheid gunnen, maar sommigen onder ons hebben in geen eeuwen een ruimtepak aangehad, en anderen helemaal nooit. We willen niet het risico lopen dat alles niet helemaal goed pas zit.' Ik dacht dat we door een soort veld zouden worden omgeven,' zei Web. 'Maar niet lang, Web. Laat ik het nog even doornemen zodat iedereen het op een rijtje heeft staan. We worden beschermd door een stasisveld gedurende het ogenblik van overgang, wanneer de tijd in alle opzichten zal ophouden te bestaan en gewoon een van de coördinaten wordt van de Hilbertruimte. Daarmee stoten we door naar de eerste seconde van de tijd aan de andere kant, na de catastrofe. Maar dan verdwijnt het veld natuurlijk, omdat de mallemolens die het opwekken zullen zijn vernietigd. Daarna belanden wij in evenveel stelsels van vier dimensies, als er mensen in dit vertrek zijn, en elk stelsel is volstrekt leeg. De ruimtepakken zullen ons ook niet lang kunnen beschermen, omdat jullie stuk voor stuk het enige lichaam van georganiseerde energie en materie zijn in jullie eigen individuele universum; zodra jullie het ruimtelijk kader van dat universum verstoren, ontstaat er in jullie zelf, in je pak, in de lucht binnen het pak en de energie in de batterijen, een krachtige buitenwaartse beweging, waardoor ruimte wordt geschapen. Ieder wordt dan tot een oerkern. Maar als we tijdens de oversteek de pakken niet aanhebben, zal zelfs dat niet gaan.' Ik wou dat je het niet zo plastisch voorstelde,' klaagde Dee; maar niet van harte, leek het wel. Ze had, zag Amalfi, die zelfde vreemd gespannen uitdrukking op haar gezicht als toen ze gezegd had dat ze een kind van hem, Amalfi wilde hebben. Instinctief draaide hij zich om naar Estelle en Web. Ze zaten vol vertrouwen met hun handen op het tafelblad ineengestrengeld. Het gezicht van Estelle stond sereen, en haar ogen glansden, bijna als een kind dat zit te wachten tot het kinderfeestje kan beginnen. Webs uitdrukking was moeilijker te interpreteren; hij had een lichte rimpel in zijn voorhoofd getrokken, eerder verbaasd dan bezorgd, alsof hij niet goed begreep waarom hij niet bezorgder was. Buiten klonk een ijl gierend geluid dat plotseling aanzwol tot gehuil en dan weer afnam. Het was winderig vandaag op de berg. 'Hoe gaat het met die tafel en de glazen en de stoelen?' vroeg Amalfi. 'Gaan die ook met ons mee?' 'Nee,' zei dr. Schloss. 'We willen niet het risico lopen dat er te dichtbij ons andere kernen zouden condenseren. We maken dus gebruik van een variant van de techniek, waarmee we Object 4101Aleph nul in de toekomst hebben geconstrueerd; het meubilair zal gelijk met ons aan de oversteek beginnen, maar zal met de laatste energie die ons ter beschikking staat, een microseconde in het verleden worden teruggeduwd. Het gevolg zal zijn dat het in ons universum zal blijven. Wat er daarna mee gebeurt, daar kunnen we alleen maar naar raden.' Amalfi hief nadenkend zijn glas omhoog. Het voelde zijdezacht in zijn vingers; de Heviërs maakten prachtig glas. 'Dat referentiekader waar ik terecht zal komen,' zei Amalfi. 'Zal dat echt helemaal geen structuur hebben?' 'Alleen wat jij er zelf aan structuur aan geeft,' zei Retma. 'Het is geen ruimte en het zal geen ruimtelijk kader bezitten. Met andere woorden, jouw aanwezigheid zal eenvoudig onverdraaglijk zijn...', 'O dank je wel,' zei Amalfi droog, terwijl Retma er kennelijk niets van snapte. Na een tijdje ging de geleerde zonder commentaar verder: 'Ik probeer dus uit te leggen dat jouw massa een ruimte zal scheppen om te kunnen bestaan, en dat die ruimte het kader van maten zal aannemen, dat al in jou zelf bestaat. Wat er daarna gebeurt hangt af van de volgorde waarin je je ruimtekostuum ontmantelt. Ik zou je aanraden om eerst de zuurstofflessen leeg te maken, omdat er nogal wat plasma nodig zal zijn om een universum te beginnen als het onze. De zuurstof in het pak zal toereikend zijn voor de tijd die je toegemeten is. Als laatste moet je dan de energie uit het pak ontladen; dat wordt dan in feite de vonk die de explosie veroorzaakt.' 'Hoe groot wordt het resulterende universum uiteindelijk?' zei Mark. Ik meen me te herinneren dat de oorspronkelijke oerkern vrij groot was, en daarbij heel erg samengeperst.' 'Ja, het wordt een vrij klein universum,' zei Retma. 'Misschien een vijftig lichtjaren in doorsnede, op het punt van de grootste uitzetting. Maar dat is alleen in het begin. Zodra de voortdurende schepping in het spel komt, worden er meer atomen aan het geheel toegevoegd, tot een massa is bereikt die voldoende is om bij de volgende samentrekking een oerkern te vormen. Zo zien wij het althans; u moet begrijpen dat het allemaal een beetje raden is geweest. We hebben de tijd niet gehad om alles te leren wat we wilden weten.' 'DERTIG MINUTEN TOT NUL.' 'Dat is het,' zei dr. Schloss. 'Allemaal de pakken aan. We kunnen via de radio verder praten.' Amalfi dronk zijn wijn op. Weer een laatste keer. Hij trok zijn pak aan, langzaam de vertrouwdheid met het groteske geval herwinnend. Hij zorgde dat zijn radioschakelaar openstond, maar merkte dat hij niets meer te zeggen wist. Dat hij zo dadelijk een plotselinge dood zou sterven leek maar zo weinig werkelijk, gezien in het licht van die veel grotere dood waarvan hij deel zou uitmaken. Er viel hem geen enkele opmerking in die hem niet uiterst triviaal voorkwam. Er werd wat heen en weer gepraat over praktische zaken, terwijl ze elkaars pakken controleerden, met speciale aandacht voor Web en Estelle. Toen stierven de gesprekken weg, alsof ook de anderen geen woorden meer konden verdragen. 'VIJFTIEN MINUTEN TOT NUL.' 'Begrijpen jullie wat er straks met jullie gaat gebeuren?' zei Amalfi opeens. 'JA, MENEER DE BURGEMEESTER, WE ZULLEN WORDEN UITGESCHAKELD OP HET MOMENT NUL.' 'Ja, daar komt het wel op neer.' Maar hij vroeg zich af of ze niet dachten dat ze in de toekomst weer ingeschakeld zouden worden. Het was natuurlijk idioot om te denken dat ze zelfs maar de flauwste afspiegeling van een emotie zouden kunnen opbrengen, maar hij besloot desalniettemin niets te zeggen dat hun van dat idee zou kunnen afbrengen. Het waren maar machines, maar het waren tevens oude vrienden en bondgenoten. 'TIEN MINUTEN TOT NUL.' 'Het gaat opeens allemaal zo gauw,' fluisterde de stem van Dee in de koptelefoon. 'Mark, ik... ik wil het niet.' Ik ook niet,' zei Hazleton. 'Maar gebeuren doet het toch. Ik wou alleen dat ik een wat menselijker leven had geleid. Maar het is gegaan zo het gegaan is, en meer valt er niet van te zeggen.' Ik wou dat ik mocht geloven,' zei Estelle, 'dat er geen verdriet zal zijn in het universum dat ik maak.' 'Dan moet je niets scheppen, lieverd,' zei Gifford Bonner. 'Blijf dan hier. Scheppen brengt altijd verdriet met zich mee, altijd en altijd.' 'En vreugde,' zei Estelle. 'Ja, dat ook, natuurlijk.' 'VIJF MINUTEN TOT NUL.' Ik geloof dat we de rest van het aftellen wel kunnen missen,' zei Amalfi. 'Anders beginnen ze vanaf nu de minuten te tellen en krijgen we de laatste minuut in seconden. Willen jullie met dat getater in je oren vertrekken? Wie is daar voor?' Ze zwegen. 'Goed,' zei Amalfi. 'houd op met tellen.' 'GOED, MENEER DE BURGEMEESTER, VAARWEL.' 'Ja, vaarwel,' zei Amalfi vol verwondering. 'Dat zeg ik niet, als jullie het niet erg vinden,' zei Hazleton met verstikte stem. 'Het verlies wordt er voor mij zo ondraaglijk door. Ik hoop dat iedereen het voor gezegd wil houden.' Amalfi knikte, besefte toen dat die beweging, in de helm, niet kon worden gezien. 'Ben ik het mee eens,' zei hij. 'Maar verlies voel ik niet. Ik heb jullie allemaal liefgehad. De liefde die ik jullie meegeef blijft mij bij.' 'Dat is het enige in het universum wat je weg kunt geven en toch behouden,' zei Miramon. De vloer trilde onder Amalfi's voeten. De machines bereidden zich voor op hun korte ogenblik van onvoorstelbare kracht. Het geluid van hun energie was geruststellend, net als de stevigheid van de vloer, de tafel, de kamer, de berg, de wereld... Ik denk...' zei Gifford Bonner. En met die woorden was het afgelopen. Eerst was er niets dan de binnenkant van het ruimtepak. Buiten heerste geen duisternis, maar het niets. Het was datgene wat niet te zien valt, datgene wat buiten het gezichtsveld ligt; de achterkant van je hoofd kun je niet zien omdat je die richting niet op kunt kijken, en zo was het hier. Maar gedurende een korte tijd was Amalfi zich nog bewust van zijn vrienden, maakte hij nog deel uit van de kring, hoewel de kamer en al wat daar in was al rondom hem was opgelost. Hij wist niet hoe hij wist dat ze er nog waren, maar hij voelde het. Hij wist dat er geen mogelijkheid meer was om met hen te spreken, ja, toen hij probeerde zich voor te stellen hoe het was, dat hij gewaar werd dat ze er waren, merkte hij dat ze van hem af begonnen te bewegen. De kring werd wijder. De woordeloze gestalten werden kleiner niet door de grotere afstand, want afstand bestond hier niet; maar toch verdwenen ze op een of andere manier uit elkaars gezichtskring. Amalfi trachtte zijn hand op te heffen om vaarwel te wuiven, maar merkte dat het bijna niet mogelijk was. Toen hij het gebaar nog maar halverwege had voltooid, waren de anderen al vervaagd en verdwenen, alleen de herinnering nalatend, die ook snel vervaagde, als de herinnering aan een geur. Nu was hij alleen en moest hij doen wat hem te doen stond. Nu zijn hand toch omhoog ging liet hij het gebaar doorgaan, om het gas uit zijn zuurstofflessen te laten. Het onmedium waarin hij zweefde scheen iets minder resistent te worden; een kader begon zich al te vormen. Toch was het bijna even moeilijk om het gebaar te stoppen, als het was geweest om het op gang te brengen. Desalniettemin hield hij stil. Wat had een volgend universum, van het soort dat hij zojuist had zien sterven, voor zin? De natuur had in liefst twee voorzien, en had ze op hetzelfde ogenblik tot sterven gedoemd. Waarom zou hij niet iets heel anders proberen? Retma in zijn behoedzaamheid, Estelle in haar medelijden en Dee in haar angst, zouden allemaal het leven schenken aan variaties van het standaardmodel; maar Amalfi had het standaardmodel afgejakkerd tot alle schroeven en moeren eruit waren gevallen, en hij was zo moe, zo moe bij het idee alleen al, dat hij nauwelijks adem kon halen. Wat zou er gebeuren als hij in plaats daarvan op de knop drukte op zijn borst, die alle elementen, waaruit hij en het pak waren samengesteld, met een bliksemschicht tot plasma zou doen samensmelten, in één ondeelbaar ogenblik? Dat was onkenbaar en onbekend. Maar het onbekende was wat hij verlangde. Hij trok zijn hand weer omlaag. Geen reden om het uit te stellen. Retma had het grafschrift voor de mensheid al uitgesproken: 'We hebben de tijd niet gehad om alles te leren mat we wilden weten.' 'Het zij zo,' zei Amalfi. Hij beroerde de knop ter hoogte van zijn hart. De schepping nam een aanvang.