Verdomd, wat was ze lekker. Haar goddelijke, naakte lichaam kronkelde op zijn schoot. Hij keek hoe haar grote borsten deinden op het ritme dat ze zelf opwekte. Haar subtiel zichtbare buikspieren spanden zich aan en haar nagels groeven zich in zijn schouders, waar ze dunne, rode striemen achterlieten. Haar lange, zwarte haar hing wild over haar gezicht, terwijl ze zich met gesloten ogen liet meevoeren in de extase.

De gedachte dat deze vrouw, deze sensuele parel, zo opgewonden raakte van hem, van zijn erectie die diep in haar al haar zintuigen op scherp stelde, maakte hem gek.

Christa voelde dat hij alle spanningen tot in het diepst van haar ziel aanboorde en losmaakte, als een ijsbreker die zich een weg baande door lang geleden bevroren zeeën. Deze jongen was onbekend terrein.

Hij genoot van haar lichaam zoals hij nog nooit eerder in zijn leven had meegemaakt en ze voelde zich extra mooi en machtig dat zij hem dit genoegen kon geven. Bart was niet meer dan een smeulend stipje in de zinderende vlammenzee van genot die door haar hele lichaam gierde. Ze liet haar passie de vrije loop en alle remmen gingen los.

Ze versmolten tot één en vonden elkaar in het ritme dat Christa had opgestart en waarin Matt langzaam maar zeker was meegegaan toen hij zijn zelfvertrouwen in deze nieuwe situatie vond. Zijn handen gleden over haar billen, terwijl zijn tong haar stijve tepels vond die wild op en neer dansten. Haar lange nagels veroorzaakten een prikkelende pijn in zijn schouders, die lekkerder voelde dan hij ooit had meegemaakt. Het was nog maar zijn eerste keer, maar hij had nu al het gevoel nooit meer zonder deze sensatie te kunnen. Hij was de gebruiker die na één dosis verslaafd raakte aan een buitensporige trip en Christa was zijn drug, die hem alle gevoel voor tijd en ruimte deed vergeten. Gehypnotiseerd door zijn harde erectie die Christa in een steeds sneller tempo bevredigde voelde hij zijn hoogtepunt naderen.

“Ik hou het niet meer,” kreunde hij.

Christa verhoogde haar tempo, alsof ze zojuist een bevel van de hoogste orde had gekregen.

“Kom maar, schatje. Kom in me.”

Ze klampte zich aan hem vast, kneep haar ogen dicht en wierp haar hoofd achterover. Ze ging wilder tekeer dan ooit en ze voelde Matt verkrampen onder de druk van zijn explosieve orgasme. Voor Christa was het de mentale startmotor die ook haar hoogtepunt deed naderen. Ze gaf alles dat haar bezwete lichaam nog in zich had tot ze in de naweeën van zijn climax ook haar eigen ultieme eruptie bereikte. De culminatie gierde als pure adrenaline door haar hele lichaam. Al haar spieren trokken samen en ze kneep in zijn schouders. Op haar tanden bijtend om het niet uit te schreeuwen liet ze het moment over zich heen komen, tot het vuur langzaam afzwakte. Uitgeput viel ze over hem heen en zo bleven ze enige tijd liggen in een innige omhelzing.

 

Matt hield zijn ogen gesloten en luisterde naar haar ademhaling, een geluid dat hij alleen van de televisie kende. Een diep gevoel van gelukzaligheid overviel hem en dit moment mocht eeuwig duren. Zo dacht Christa er zelf ook over. Ze liet haar hoofd op zijn schouder rusten, haar arm om zijn hals en ze genoot van zijn lichaamswarmte tegen haar huid. Het was een prettig, veilig gevoel. Even opende ze haar ogen om zichzelf er van te overtuigen dat ze niet thuis in haar eigen slaapkamer lag, maar hier op de bank bij haar mysterieuze nieuwe liefde. Door de grote ramen achter hem zag ze hoe heel in de verte een bliksemflits de hemel even oplichtte. Ze glimlachte. Het was niets vergeleken bij de bliksem en de storm die zojuist door haar lichaam waren geraasd. Haar hand gleed over zijn wang en haar vinger raakte een van zijn gesloten ogen. Matt kon alleen maar zwijgen en genieten.

Intens genieten.

 

De klok tikte de minuten weg en heel langzaam koelde haar lichaam af.

“Ik ga me even opfrissen,” zei Christa toen ze was bijgekomen. Ze gaf hem liefkozend een zoen op zijn neus en tikte hem vervolgens met haar vinger aan. “Ik ben zo terug.”

Ze stond op en raapte haar blouse en bh van de bank.

Matt keek haar na, terwijl ze op haar zwarte pumps en met het rokje om haar middel getrokken naar de badkamer liep. Haar blote billen had hij in hun liefdesspel nog niet gezien, maar ze zag er van achter net zo heerlijk uit als van voren. Hij kon maar amper geloven dat een meisje -zeg maar gerust, vrouw- van dit kaliber was gevallen voor een jongen als hij.

Christa friste zichzelf op, kleedde zich aan en bracht haar kapsel zo goed als mogelijk in model met de eenvoudige kam die op het rekje boven de wastafel lag.

Toen ze terug in de woonkamer kwam, mooi, verzorgd en onberispelijk, was het net alsof er niets was gebeurd. Alleen de twinkel in haar ogen was een stille getuige van de heerlijke seks die ze zojuist hadden gehad. Wat een finesse, dacht Matt. Om door een ringetje te halen.

 

Christa ging zitten en pakte de fles. “Wil jij nog wat wijn?”

“Nee, dank je.”

Ze zette hem terug.

“Dan hoef ik ook geen meer. De volgende keer pakken we wel witte wijn, oké?”

Matt lachte opgelucht.

“Ik ben blij dat je dat zegt.”

“Hoezo?” vroeg Christa.

“Ik durfde al bijna niet te vragen of er een volgende keer zou zijn.”

“Natuurlijk wel, mallerd. Waarom niet?”

“Nou ja, ik dacht dat dit misschien zo’n one night stand was, dat je het maar voor één keertje wilde doen.”

Christa schoof tegen hem aan, sloeg haar arm om hem heen en gaf hem een zoen op zijn wang.

“Lieverd, meestal zijn het de mannen die een one night stand willen, niet de vrouwen. Maar als het je gerust stelt; deze night stand vond ik heel lekker en ik wil nog heel wat meer standjes met je proberen.”

“Wauw,” zei Matt vol bewondering. “Dit was zo ongelooflijk lekker, Rebecca. Beter dan ik ooit had durven dromen.”

Ze lachte. “Daar ben ik blij om.”

Hij kuste haar op haar lippen. Zijn tong zocht de hare op. Christa kuste hem terug, maar drukte daarna haar lippen subtiel op elkaar.

“Maar we hebben tijd genoeg, lieverd. Er is geen enkele haast bij.”

“Je hebt gelijk,” zei Matt. “En jij zult ook je tijd wel nodig hebben.”

“Waarvoor?”

“Nou, moet je niet beslissen wat je met je vriend gaat doen?”

Christa realiseerde zich dat ze daar helemaal niet aan gedacht had. Ze besefte dat ze hoe langer, hoe minder moeite had met haar verbroken relatie. Op materieel en financieel gebied was ze volledig in de watten gelegd en bleef er niets te wensen over.

Maar misschien was dat ook wel het probleem.

Ze had niets meer te wensen. Haar relatie met Bart voelde verzadigd. Het enige dat ontbrak was de puurheid, de prikkel van hun verliefdheid en zolang Bart deze prikkel niet miste, kon ze wel vergeten dat het ooit weer zou worden zoals het in het begin was. Haar leven was saai en voorspelbaar geworden en daarom zocht ze het avontuur op. Een avontuur dat ze nu had gevonden in de vorm van overspel, binnensluipen bij BioTec en -hoe onverstandig het misschien ook was- het recalcitrante gedrag dat tot haar ontslag had geleid.

 

“Weet je, Matt? Ik denk dat ik zojuist het boek gesloten heb dat ‘Bart’ heet.”

“Weet je het zeker?”

“Ja. Ik weet het zeker.”

Ze meende wat ze zei en het voelde goed. Verdomd goed.

 

“Ik wil dadelijk toch nog even bij Terry gaan kijken,” zei Matt. “Ga je met me mee? John en Fred zullen nu wel in hun hok rondhangen. We kunnen het weer net zo doen als gisteravond.”

“Ja, ik ga met je mee. Ik wil ook wel even kijken hoe het met die arme schat is.”

Matt kuste haar wang. “Kom, dan gaan we.”

Het leek er op dat ook hij gevallen was voor de spanning die hun verboden tripjes naar het hondenverblijf in de kelder met zich meebrachten.

 

Matt had gelijk. John en Fred hadden zich na hun vorige ronde door het gebouw inderdaad teruggetrokken als twee vossen, die na een vruchteloze jacht hun hol hadden opgezocht voor de nacht. Matt leidde ze af met een luchtig praatje en Christa sloop op het juiste moment weer behendig naar het trappenhuis, waarna ze beneden op hem wachtte. Ze meende een hond te horen janken, maar het klonk niet als Terry.

Matt kwam de trap af en hij hoorde het ook.

“Dat is Terry niet, toch?” vroeg Christa.

“Nee, het klinkt als een van de collies. Of zijn het er twee?”

Ze liepen de donkere gang in.

 

Bij elke stap kwam het geluid dichterbij en leken ze meer details te horen. Het was niet één hond die jankte, het waren er ook geen twee. Het waren er minstens vijf of zes. Misschien nog wel meer. Het geluid klonk hol en kil in de verlaten gang en toen ze tussen het gejank ook nog een angstaanjagend grommen hoorden, pakte Christa zijn hand stevig vast. Langzaam en op hun hoede liepen ze naar de deur, van waarachter het geluid kwam. Het was de deur waar ze gisteren ook naar binnen waren gegaan.

 

“Er is iets mis,” zei Matt. “Ze voelen iets.”

“Wat is het?” vroeg Christa.

“Ik weet het niet. Misschien hebben ze iets geroken, of iemand. Misschien is er ingebroken.”

“Volgens mij kunnen we beter terug naar boven gaan. Als ik me verstop op je kamer, dan kun jij John en Fred waarschuwen.”

“Nee,” zei Matt. “Nu wil ik ook weten wat er aan de hand is.”

Hij klonk niet erg zeker van zijn zaak en ze wist dat hij Terry nu niet alleen wilde laten, maar de gedachte dat er iemand in de kamer kon zijn deed haar huiveren. Misschien was het wel een van die activisten. Ze moest denken aan Patricia, de vrouw die ze tijdens de demonstratie had gesproken. De woorden ‘brandstichting’ en ‘bedreiging van werknemers’ echoden plotseling helder in haar hoofd.

Matt duwde de deur open.

“Voorzichtig,” fluisterde Christa.

 

In de ruimte achter de deur was het nog donkerder. Hier en daar werd het zwakke licht van de gang weerkaatst door het ijzer van de kooien, maar ook in de ogen van de honden die hen strak aankeken. Het zag er spookachtig uit. Ze konden niet zien of er nog iemand aanwezig was.

Matt wist blindelings op welke hoogte hij naar het lichtknopje naast de deur moest zoeken en draaide het licht op halve sterkte.

 

Er was niemand.

 

De meeste honden hielden op met janken, nu ze een vertrouwd gezicht zagen en zelf konden rondkijken. Twee dieren, het waren inderdaad de collies, bleven nog stilletjes doorpiepen, als kinderen die zojuist waren ontwaakt uit een nachtmerrie en de schrik nog uit hun systeem moesten laten vloeien. Zenuwachtig liepen ze heen en weer in hun kooien.

Toen voelde Christa de verkrampte greep om haar onderarm.

“Mijn god,” zei Matt. Hij had zich aan haar vastgeklampt alsof hij elk moment kon omvallen en zijn gezicht trok wit weg. Ze volgde de blik in zijn wijd opengesperde ogen naar de met zwarte doeken afgedekte kooi aan de andere kant van de kamer.

 

Onder het doek was een kleine plas vandaan gekomen die als een donkere spiegel op de witte tegelvloer lag. Het was bloed.

 

Matt vloog op de kooi af.

“Wacht,” riep Christa en ze greep naar de lichtschakelaar. In een snelle beweging draaide ze de knop terug tot een zachte schemerstand. Matt bleef voor de kooi staan. Misschien moest hij even wennen aan het zwakkere licht, maar waarschijnlijk was hij net zo bang als Christa.

Vanachter het doek, amper hoorbaar, klonk een zacht piepen. Piepen was wellicht niet eens het juiste woord. Het klonk eerder als metaal dat over metaal schuurde; het ongemakkelijke geluid dat iemand maakte die met een scherpe vork de bodem van een stalen pan uitschraapte.

Tenslotte vermande hij zich en trok het doek omhoog. Christa, die nog bij de lichtknop stond, zag hoe Matt een ogenblik verstijfde, waarna hij door zijn benen zakte, alsof al zijn ledematen ineens verlamd raakten. Zijn mond viel onwillekeurig open, maar het vermogen om geluid te produceren leek afwezig. Hij viel op zijn knieën en wist zich nog juist met beide handen op de grond overeind te houden. Hij kon alleen maar staren, met een van ontzetting vervulde blik zoals ze nog nooit bij iemand gezien had.

Stapje voor stapje kwam ze dichterbij en hoewel ze eigenlijk amper durfde te kijken, waren haar ogen geketend aan de kooi met de zwarte doeken.

De plas bloed die ze hadden gezien vulde bijna het hele vloeroppervlak van de kooi. Te midden daarvan lag een stuiptrekkend, harig hoopje ellende.

Terry.

 

Het bijna onaardse gepiep, nu niet meer gefilterd door de zwarte doek, ging door merg en been en een paar van de andere honden reageerden er op. Hevig trillend en schuddend lag het beestje op zijn zij en reageerde niet op zijn bezoekers.

Zijn kleine pootjes waren zwaar gehavend. Het leek of er hele stukken uit zijn vacht en huid waren verdwenen. Terry’s rechter voorpootje was gebroken en lag in een onnatuurlijke kromming van zijn lijfje af, dat door zijn snelle, schokkende ademhaling op en neer bewoog.

Zijn grote ogen, die ze zo vol bewondering had bekeken, leken wel te zijn verdwenen. Op de plek waar ze zaten –nee, hadden gezeten- hingen slechts zijn bloederige oogleden over de lege, zwarte kassen. Achter hem, in het bloed, lag een uitstulping. Een harig iets, dat ze in eerste instantie niet kon plaatsen, tot het besef in haar opkwam dat het zijn linker voorpootje was. Christa zakte evenals Matt door haar knieën en greep naar zijn hand.

“Wat…”

Ze wist niet wat ze moest zeggen. Matts hondje, dat gisteren nog zo vrolijk had gekwispeld en gebedeld om een brokje, dat eerder vanavond nog met hervonden honger zijn brokjes had opgesmikkeld, lag hier nu hulpeloos en stuiptrekkend van de pijn in zijn eigen bloed. Het enige dat afschuwelijker was dan het aantreffen van het arme, verminkte dier, was de wetenschap dat hij nog leefde. Blind en verscheurd lag hij letterlijk te creperen van de pijn. De tranen sprongen in haar ogen en hoewel ze walging en ontzetting voelde waren het verdriet en medelijden nog veel pijnlijker.

 

Matt greep plotseling naar de kooi en kneep met kracht in de tralies, terwijl hij een harde schreeuw nog maar net kon onderdrukken. Hij barste in huilen uit en drukte zijn gezicht in Christa’s nek. De aanblik werd hem teveel. Ze schermde hem af van het bloedstollende tafereel en probeerde hem tot kalmte te manen. Terry’s zwaar gehavende achterpootjes krabden wanhopig in de ondefinieerbare laag van bloed en vacht, alsof hij probeerde op te staan en in wanhoop naar zijn baasje wilde kruipen. Even probeerde hij zijn kopje op te tillen, maar de pijn was te ondraaglijk. Hij leek naar adem te happen, terwijl zijn kleine lijfje krampachtig bleef stuiptrekken. Luid piepend smeekte hij om hulp.

 

“Welke klootzak heeft dit gedaan?” vroeg Matt huilend.

Ze kon hem geen antwoord geven, maar wendde haar ogen af van het arme dier.

“Je moet iets doen, Matt. Alsjeblieft, doe iets.”

Matt schokte en huilde dikke tranen.

“Laat hem inslapen. Alsjeblieft.”

“Terry…” Hij kon amper een woord uitbrengen.

Het diertje probeerde nog steeds naar hem toe te kruipen, maar zijn volkomen vernielde lichaampje was niet meer in staat om zich te verplaatsen.

 

“Welke… welke onmenselijke klootzak was dat?”

“Matt, luister naar me,” zei Christa en pakte hem bij zijn schouders. Hij keek haar huilend aan en ze legde haar handen op zijn wangen.

“Je moet hem laten inslapen. Geef hem iets. Jullie hebben toch wel wat hier.”

“Morfine,” stamelde Matt afwezig. “Ik zou misschien…”

 

“Nee, schat. Geen morfine. Verlos hem. Laat hem alsjeblieft niet langer sterven.”

Matt staarde langs haar naar de muur. Terry piepte hartverscheurend door.

“Ja… ja, ik zal kijken.”

“Matt, laat hem inslapen. Nu meteen.”

Ze was vervuld van afgrijzen, maar ze probeerde zich sterk te houden.

Matt krabbelde overeind en wankelde naar de deur. Zonder iets te zeggen verdween hij in de gang. Christa draaide zich om. Ze kon het ondraaglijke lijden van het kleine diertje niet langer aanzien.

Nog geen minuut later kwam Matt terug met een injectiespuit in zijn hand. Zijn ogen waren waterig, zijn gezicht rood, maar hij leek in elk geval weer een beetje in staat tot rationeel denken.

Hij knielde bij de kooi en in plaats van de spuit te zetten schoof hij zijn handen voorzichtig onder het trillende lijfje van Terry. Met uiterste zorgvuldigheid tilde hij het hondje op en ondersteunde zijn kopje, waarna hij hem op zijn schoot legde. Het bloed droop van zijn handen en kleurde zijn witte broek donkerrood.

“Terry, wat hebben ze met je gedaan, jochie?” snikte hij. “Wat hebben ze godverdomme met je gedaan?” Hij aaide hem over zijn kopje, maar het bloederige hoopje had de kracht niet meer om te reageren op het baasje dat hij altijd zijn onvoorwaardelijke liefde had getoond.

Christa pakte de spuit van de vloer. “Hier lieverd, neem zijn pijn weg, alsjeblieft. Ik kan dit niet aanzien.”

Met een trillende, bebloede hand nam Matt de spuit aan, plaatste hem tussen zijn vingers en richtte de naald op Terry’s nekje.

 

Hij aarzelde.

 

“Ik kan het niet,” zei hij huilend.

Terry’s pijn leek te verergeren. Het stuiptrekken nam toe en hij drukte zijn linker achterpootje verkrampt tegen Matts been.

“Doe het, Matt,” zei Christa op strenge toon. Ze vocht tegen haar eigen tranen. “Als je om hem geeft doe je het nu.”

Matt drukte de naald voorzichtig in de bloederige vacht. “Godverdomme,” huilde hij terwijl hij doorduwde en de transparante vloeistof door de naald drukte.

“Vergeef me alsjeblieft, Terry. Het spijt me zo ontzettend.”

Terry’s rauwe piepen schoot omhoog tot een hartverscheurend geluid.

Met zijn allerlaatste krachten richtte het beestje nog eenmaal zijn kopje omhoog en hoewel hem zijn gezichtsvermogen op onmenselijke wijze was ontnomen leek hij zijn liefhebbende baasje nog een laatste keer te willen aankijken. Toen liet hij zijn kopje in zijn schoot vallen. Het gepiep verstomde in een zucht en met een laatste trilling verdween de kracht uit zijn gehavende achterpootje.

De spuit rolde over de vloer en Matt boog schokkend en trillend voorover, terwijl hij Terry stevig omarmde. Hij huilde ontroostbaar.

 

Christa legde haar hand op zijn arm.

 

“Kom,” zei ze, “we gaan naar je kamer. Ik wil dat je even tot rust komt.”

“Nee,” stamelde Matt. “Nee, ik weet niet wie dit gedaan heeft, maar die lul kan niet ver zijn. Hij moet nog hier in het gebouw zijn, dat kan niet anders.”

“Hoe weet je dat zo zeker?”

“Kijk naar hem.” Hij wees naar het levenloze diertje op de tafel dat ooit de vrolijke kleine Terry was.

“Dit kan hij niet lang overleefd hebben. We zijn vast binnengekomen vlak nadat die klootzak hier was. Als er ergens in het gebouw een raam of buitendeur opent en het is niet met een geldige fingerprint, dan gaat meteen het alarm af.”

“Dan moet je de bewaking inlichten,” zei Christa. “Laat mij eerst naar je kamer teruggaan, dan kunnen zij het gebouw doorzoeken.”

 

Samen liepen ze terug door de gang en terwijl Christa onder het raam door naar zijn kamer sloop, stormde Matt het kantoor binnen en vertelde wat er gebeurd was. Vanachter de deur hoorde Christa hoe de twee in actie kwamen. Stoelen schoven haastig over de tegelvloer, een lade werd opengetrokken en ze hoorde hoe er zware objecten uit werden gehaald; vermoedelijk vuurwapens.

Ze hoorde voetstappen in de hal.

Iemand daalde de trap af, iemand anders rende op de begane grond de gang in.

Een derde paar voetstappen kwam haar kant op. Het zou toch niet John of Fred zijn? De deur waarachter ze stond was niet op slot.

Zou ze achter de deur passen als een van de bewakers binnenstormde? Of zou ze nog snel naar Matts kamer kunnen vluchten?

De deur werd langzaam geopend. Het was Matt.

“Ga gauw naar mijn kamer, dan sluit ik de deur even af. We gaan alles doorzoeken.”

“Goed lieverd. Doe je wel voorzichtig?”

“Ja, maar niet met die klootzak als ik hem te pakken krijg.”

“Hij kan gewapend zijn. Misschien zijn ze zelfs met meerdere. Kijk uit, Matt. Alsjeblieft.”

Hij knikte en duwde de deur dicht.

Christa liet zich insluiten in zijn kamer, waar ze een slok wijn uit de fles nam. Hij smaakte nog slechter dan eerder die avond, maar ze kon wel wat alcohol gebruiken.

 

Toen ze eenmaal op de bank zat merkte pas dat ze over haar hele lichaam trilde. Het was wel erg veel spanning voor één avond. Het vreemdgaan -was het dat nu nog wel?-, de bewaking ontduiken en natuurlijk deze gruwelijke ontdekking in de kelder.

Bovendien maakte ze zich zorgen om Matt. Ze was bang dat hij zich, blind van verdriet en woede, in een gevecht zou storten met een radicale activist die het wapen waarschijnlijk nog bij zich droeg waarmee hij de hond had mishandeld.

Het wachten duurde lang. Heel lang. Ze besloot van de gelegenheid gebruik te maken en pakte haar MP7 uit haar jasje. Beducht op de deur die elk moment kon openen sprak ze op fluistertoon in wat ze allemaal gezien had en wat er was gebeurd. De MP7 vertaalde haar stem direct naar tekst en sloeg het gecodeerd op. Ze probeerde te verwoorden hoe het hondje er uit had gezien toen ze hem vonden, toen plotseling de deur open zwaaide.

 

Het was Matt.

Christa drukte met haar wijsvinger op het display van de MP7 en een menu met opgeslagen films verscheen in beeld.

“Dat duurde lang, ik wilde al een film kijken ter afleiden.”

Ze legde het apparaatje nonchalant op tafel.

Hebben jullie iets gevonden?”

Hij zuchtte. “Nee, helemaal niets.”

“Geen sporen van inbraak?”

“Nee. We hebben alle toegangsdeuren en de ramen op de begane grond gecontroleerd. Alles is verzegeld.”

“Misschien zijn ze boven binnengekomen.”

“Dat denk ik niet, Rebecca. Er zijn boven maar een paar ramen en als die gesaboteerd raken dan wordt dat meteen doorgestuurd naar de bewaking.”

Christa borg haar MP7 op en pakte zijn hand.

“Ga nu eerst eens even zitten, lieverd. Wil je een glaasje water? Of iets anders?”

Matt liet zich naar de kamer leiden en plofte neer op de bank.

“Ik geloof dat ik wel een slokje wijn kan gebruiken.”

Christa glimlachte. “Dat was ook mijn gedachte.”

Ze schonk een half glas voor hem in en wilde net naast hem gaan zitten toen er op de deur werd geklopt.

“Shit,” fluisterde ze en sprong op. Binnen een seconde had ze de kamer waarin ze zich bevond geanalyseerd en in een reflex wilde ze achter de bank duiken. Ze bedacht zich op het laatste moment.

“Matt, wacht even.”

Ze greep haar jasje en tas van het bureau en rende de donkere slaapkamer in, terwijl ze de deur achter zich sloot.

Op dat moment kwam John binnen.

Matt keek hem strak aan en bedwong zijn behoefte om achter zich te kijken, of de slaapkamerdeur wel goed dicht was.

“En,” vroeg hij, “nog iets kunnen vinden?”

“Nee, Matt. We hebben alles gecontroleerd. Boven is de situatie net als beneden. Alles is verzegeld. Niks geopend en er is niemand te vinden.”

“Ik begrijp er niks van,” zei Matt. Hij schudde zijn hoofd.

 

“Heb je bezoek?” vroeg John.

Matt keek hem verbaasd aan.

“Bezoek? Nee, hoezo?”

John wees naar de twee wijnglazen.

“En die dan?”

“Heb jij een hond?” vroeg Matt.

“Nee.”

“Getrouwd dan? Heb je een vrouw?”

“Ja.”

“Wat zou jij doen als je je vrouw thuis zou aantreffen, stervend in een plas bloed? Dan zou je toch ook naar de alcohol grijpen? Sorry dat ik in mijn paniek een glas teveel heb gepakt.”

John liep naar hem toe en gaf hem een vriendelijke schouderklop, terwijl hij even de kamer rond keek.

“Rustig maar, Mattie. Ik zou hetzelfde doen als jij hoor.”

Hij liep terug naar de deur en draaide zich toen om met een brede grijns op zijn gezicht.

“Maar als het mijn vrouw was, dan zou ik me bezatten van plezier.”

Zijn neiging om in schaterlachen uit te barsten over de flauwe opmerking werd de kop in gedrukt door een gedempt geluid en zijn ogen schoten in de richting van de slaapkamer.

 

Matt keek verschrikt om naar de deur, die half open stond.

God, laat hem haar alsjeblieft niet vinden.

Zonder aarzelen liep John met ferme passen naar de deur en gooide hem open.

“Je houdt hier toch niemand verborgen hè Mattie?”

“Nee, natuurlijk niet.” Hij wilde er een verontwaardigde opmerking aan toevoegen, maar hij hoorde hoe zijn stem trilde en besloot dat het beter was om te zwijgen.

Met zijn vingers trommelend tegen de deurpost keek John de kamer rond.

Matt wist niet wie van hen beide het als eerste zag, maar de schaduw onder het bed was onmiskenbaar die van een been.

Voordat hij zelfs maar kon nadenken over een afleidingsmanoeuvre, dook John onder het bed en greep naar de blauwe jeansstof. Met een ruk haalde hij de spijkerbroek tevoorschijn.

 

“Godverdomme Matt, ruim je rotzooi op.”

Matt zuchtte van opluchting, maar vond direct ook de helderheid van geest om het kleine fotolijstje dat op het kastje achter de openstaande deur stond, geruisloos plat te leggen.

John duwde zich moeizaam omhoog aan de rand van het bed en keek opnieuw om zich heen. Matt wachtte even tot hij in zijn blikveld verscheen en liet zijn oog toen op het lijstje vallen.

“Ach kijk,” zei hij. “Dat zul je wel gehoord hebben.”

Hij pakte het lijstje op en zette het recht, zodat Terry weer vrolijk de kamer in kon kijken vanaf zijn foto.

“Dat ding valt telkens om, ik moet dat steuntje eens wat losser schroeven.”

 

John schudde zijn hoofd en liep de slaapkamer uit.

“Het blijft een lelijk mormel, jongen. Misschien maar beter dat hij uit zijn lijden verlost is. Toen ik zo oud was als jij had ik lekkere wijven in mijn slaapkamer, geen honden. Ik hoop dat je op een dag een gezonde interesse gaat ontwikkelen in plaats van die beesten te knuffelen.”

Lachend liep hij door de keuken naar buiten en trok de deur achter zich dicht.

 

“Etterbak,” mompelde Matt en draaide zich om.

“Rebecca, de kust is veilig.”

Christa kwam de slaapkamer uit en ging naast hem zitten. Ze sloeg haar arm om hem heen.

“Het spijt me voor je,” zei ze zachtjes. “Het leek me zo’n lief beestje.”

“Dat was hij ook. Ik wil verdomme weten wat er gebeurd is.”

“Misschien is dit wel heel ver gezocht,” zei Christa. “Maar is het mogelijk dat er iets mis is gegaan met die DNA modificatie?”

“Wat bedoel je?”

“Terry was toch gefokt met gemodificeerd DNA? Zijn ogen, zijn lieve karakter en zo. Kan het zijn dat die modificatie is misgegaan?”

Matt schudde zijn hoofd. “Dat denk ik niet.”

“Waarom? Het zou toch kunnen? Dat met zijn ogen is ook mislukt, anders had hij niet zijn hele leven in het donker gezeten.”

“Dat is wel zo, maar als er iets anders mis was gegaan, dan hadden we daar ook wel eerder wat van gemerkt. Hij is zo zorgvuldig onderzocht na zijn geboorte. Je moest eens weten hoeveel testen ze op hem hebben gedaan.”

 

Christa legde haar vinger op haar lippen en staarde naar het venster, waar niets dan duisternis te zien was.

“Laten we hem zelf nakijken,” zei Matt plotseling.

Ze fronste haar wenkbrauwen. “Autopsie?”

“Nee, ik ben geen lijkschouwer. Maar ik wil kijken of we iets bijzonders kunnen ontdekken. Iets wat we zojuist niet gezien hebben.”

“Weet je zeker dat je zoiets aankunt, Matt? Het is wel Terry die daar beneden ligt.”

“Ik moet het gewoon weten, hoe moeilijk het ook zal zijn,” zei hij.

“Goed dan, als je dat echt wilt, dan ga ik met je mee.”

 

Ze verlieten zijn kamer en, terwijl Matt het kantoortje binnenliep om aan te geven dat hij nog even naar de kelder ging, vond Christa geroutineerd haar weg naar de trap. Ze begon spierpijn in haar bovenbenen te krijgen van het gehurkt sluipen, maar ze raakte er bedreven in.

Nadat Matt zich bij haar had gevoegd liepen ze naar het hondenverblijf, waar inmiddels de rust was wedergekeerd. Ze openden de deur zachtjes en Matt ging als eerste naar binnen, om geen onrust onder de honden te veroorzaken. Ze hadden vanavond al genoeg stress ondervonden. Hij liet het licht uit, op de enkele felle spot na die centraal boven de tafel hing. De witte straal deed het bloederige kadaver op de glimmende, stalen tafel oplichten als een sinister, abstract kunstwerk.

 

Heel even aarzelde Matt. Hij pakte een zakdoek uit zijn broekzak en drukte deze op zijn mond en neus, waarna hij doorliep naar de tafel. Christa volgde hem op twee passen afstand. Het verminkte kadaver was tot daar aan toe, maar het kleine kopje met de grote, holle oogkassen zag er angstaanjagend uit.

Matt trok een lade open die zich onder het tafelblad bevond en haalde er een chirurgische tang uit, waarmee hij de pootjes uit elkaar schoof, zodat hij ze van beide kanten kon bekijken.

Hij liep om de tafel heen en Christa volgde hem.

Ze keek liever naar zijn rug dan naar Terry’s kopje. Achter haar liepen enkele honden nieuwsgierig heen en weer; ze hoorde het geluid van hun poten op het metaal van de kooien. De meeste honden bleven echter rustig liggen met hun kop op hun voorpoten en keken onder hun wenkbrauwen door naar de twee bezoekers die hun nachtrust bleven verstoren.

 

“Kijk eens,” zei Matt.

Christa kneep uit voorzorg haar neus dicht. Ze had nog nooit een lijk –menselijk of dierlijk- van dichtbij meegemaakt en ze rekende op de beruchte geur die er volgens de tv bij hoorde.

“Zie je dit?”

Hij wees met de punt van de tang op de vleeswond aan Terry’s rechter achterpootje.

“Waar kijk ik naar?” vroeg Christa.

“Zie je de vorm? Dit is een bijtwond.” De punt van de tang volgde het halve maanvormige, gerafelde gat in het vlees.

 

Matt legde de tang neer en liep naar het verduisterde hok, waarvan het deurtje nog open stond. Hij hurkte voorzichtig om niet met zijn knieën in de plas bloed te geraken en strekte zijn arm om iets achter uit het hok vandaan te halen. Het was een kleine, gele schuimbal waarop een blauw gezichtje gedrukt stond. De bal zag er bijna net zo gehavend uit als zijn voormalige eigenaartje. Er ging een vlaag van weemoed over Matts gezicht.

 

“Hij was gek op deze bal. Het was zijn vertrouwde speeltje. Als hij dat maar bij zich had in zijn kooi, dan was hij stil. Hij kon er uren mee spelen.”

Hij liet de bal aan Christa zien.

“Zie je die bijtafdrukken?”

Christa bekeek de bal, toen het pootje en toen de bal nog een keer.

“Ze zijn even groot.”

“Inderdaad,” zei Matt.

 

Christa pakte de tang en voorzichtig tilde ze het linker achterpootje op.

“Dezelfde bijtwonden. Het lijkt wel alsof hij zichzelf dit heeft aangedaan.”

Matt zweeg en schudde zijn hoofd. Hij kon het nog altijd niet bevatten.

“Zijn voorpootje,” zei hij. Kijk eens naar het stompje.

Met enig afgrijzen bekeek Christa het restant van Terry’s voorpoot.

“Ik ben geen deskundige,” zei ze, “maar als ik de wond zo bekijk, dan lijkt het er niet op dat hij is afgehakt, of gesneden. Daarvoor is het veel te ruw en verminkt.”

Matt boog zich voorover en keek aandachtig mee.

“Hij is er ook niet afgetrokken,” zei hij. “Dan zou zijn schouder uit de kom getrokken moeten zijn.”

 

Hij wees op een afdruk die in het blootgelegde bot te zien was.

“Zie je dat? Dat lijkt op een tandafdruk. Ik begin bijna te geloven dat hij zijn eigen voorpootje heeft afgeknaagd.”

Christa voelde de rillingen over haar rug lopen toen hij dit zei.

“Ik denk,” zei ze, “dat John en Fred niet meer hoeven te zoeken naar een indringer. Zijn kooi was dicht, er zijn geen sporen van een inbraak en het lijkt er op dat Terry zichzelf verminkt heeft. Ik vermoed dat hij zelfs zijn eigen ogen heeft uitgekrabd.”

 

Ze staarde een moment naar de tafel.

“De pijn die hij moet hebben gevoeld. Mijn god, het beestje moet krankzinnig zijn geweest toen hij dat deed.”

“Hou alsjeblieft op, Rebecca,” zei Matt. Ze keek hem aan en zag de tranen in zijn ogen.

“Kom mee,” zei ze. “Het is al laat en ik denk dat het beter is dat je nu gaat rusten. Laat je me uit?”

“Wil je niet blijven?”

“Nee schat, laat ik dat nu maar niet doen. Morgenvroeg zul je heel wat te bespreken hebben. Beloof me dat je je vader vraagt wat er gebeurd kan zijn?”

“Ja,” zei hij en legde de bloederige tang op de tafel. “Ik denk dat je gelijk hebt over die DNA modificatie. Ik zal het morgen bespreken.”

“Goed, laat me weten wat hij ervan zegt, oké?”

“Wacht nog even,” zei Matt.

 

Hij liep naar buiten en Christa hoorde dat hij in de naastgelegen kamer binnen ging. Een moment later kwam hij terug met een wit laken, dat hij uitvouwde en voorzichtig over het stoffelijk overschot van Terry legde.

Hij zuchtte. “Het spijt me zo, kleine man. Het spijt me dat ik er niet voor je was toen dit gebeurde. Ik had je nooit alleen mogen laten.”

“Kom,” zei Christa. “Het is niet jouw schuld. Je had dit nooit kunnen voorzien. Laten we blij zijn dat we nog even zijn komen kijken. Zo hebben we hem in elk geval uit zijn lijden kunnen verlossen en heeft hij daar niet nog uren gelegen.”

Ze sloeg een arm om hem heen en nam hem mee naar de deur.

Matt draaide het licht uit en hij bracht Christa naar de buitendeur.

 

Die nacht sliep ze slecht.

Spookbeelden van het verscheurde hondje, op sterven na dood, achtervolgden haar in de nacht en rukten haar keer op keer uit haar slaap. Nu ze de leeg gekrabde kassen had gezien, vond ze zijn grote ogen niet langer schattig. Ze vond ze luguber, een voorbode van wat ze later op de avond hadden aangetroffen. Ze probeerde aan andere dingen te denken, maar Terry overheerste haar gedachten als een mentale sneeuwstorm die al het andere in een deken van dezelfde kleur hulde.

Het erbarmelijke piepen van het verminkte hondje bleef rondzingen als een vervormde geluidsopname die in de herhaalstand was gezet.

Tenslotte ging ze rechtop zitten, deed het licht aan en knipperde met haar ogen, tot de sluimerende nachtmerrie verdween in de aanblik van haar kamer.

Ze wreef in haar vermoeide ogen en keek naast zich, waar de onbeslapen, koude helft van het bed haar confronteerde met die andere realiteit. Ze was sterk geweest vandaag. Het had zelfs goed gevoeld dat ze weg was bij Bart, maar haar tweede nacht in het motel was er een die een wel heel zwaarbeladen dag afsloot.

 

De energie en het optimisme van vanmiddag waren met de zon onder gegaan en nu de nacht zich aan het raam had geklemd, drong pas goed tot haar door dat ze in een uiterst belabberde situatie verkeerde, ook al probeerde ze zichzelf van het tegenovergestelde te overtuigen.

Ze was haar baan kwijt, ze was haar relatie kwijt en ze was haar eigen huis kwijt. Natuurlijk kon ze nog terug gaan om haar spullen op te halen. Ze zou zelfs bij Bart kunnen smeken om een nieuwe kans, een frisse start met een schone lei, maar zelfs al zou ze al haar waardigheid en zelfrespect opofferen, dan was het maar de vraag of het zou lukken. Ze wist ook niet of het ging om haar relatie, om Bart, of simpelweg om haar eigen huis en haard, die ze had moeten ruilen voor deze armoedige motelkamer die nu haar thuis was.

Thuis? Dit is thuis?

Het woord gonsde door haar hoofd, terwijl ze de kamer bekeek in het licht van het schemerlampje.

 

Ze voelde in haar tas, die naast het bed stond, en pakte haar telefoon er uit. Het klokje op het display gaf kwart voor drie aan.

Zonder aarzelen belde ze naar huis, al had ze geen idee wat ze moest zeggen wanneer hij opnam.

Sorry?

Ik mis je?

Ik wil met je praten?

Alle drie?

 

De telefoon ging over.

Een tweede keer, een derde keer.

Hij lag natuurlijk in bed.

De vierde pieptoon. De vijfde.

Veel tijd had hij niet nodig om de telefoon op de slaapkamer op te nemen.

De zesde pieptoon. De telefoon, die zo meteen zou overschakelen naar voicemail, gaf met duidelijk verlichte letters haar naam weer in het display. Bart kon vanuit bed zien dat zij het was en als hij geen zin had om op te nemen, dan zou hij de telefoon laten zoemen tot deze er vanzelf mee ophield. Dat was tenminste haar ervaring. De zevende pieptoon werd ruw onderbroken door een klik, een tik en een moment van stilte, gevolgd door de bezettoon.

Hij had haar weggedrukt.

 

Christa luisterde nog enkele momenten, alsof de pieptoontjes door een wonder in de wereld van de telecommunicatie nog zouden kunnen veranderen in zijn stem, maar eenmaal bewust van de zinloosheid drukte ze het toestel uit en legde het op haar nachtkastje.

Je hebt het weer mooi voor elkaar, Chris, dacht ze toen ze zich in haar kussen liet vallen en zich opzij draaide. Laat BioTec alsjeblieft de moeite waard zijn.

Ze staarde naar het lampje tot het licht haar ogen teveel vermoeide en ze in een onrustige slaap viel.

 

De volgende dag werd ze gewekt door een bulderende lach buiten het raam van haar kamer. Ze opende haar ogen, maar kneep ze direct tot kleine spleetjes. Haar onregelmatige slaappatroon van de laatste paar dagen had haar hoofdpijn bezorgd en het licht dat door de dunne gordijnen viel maakte het haar niet gemakkelijker.

Toen ze na een minuutje of twee gewend was aan het licht, stond ze op en gluurde tussen de gordijnen door naar buiten.

 

Op de parkeerplaats zag ze twee dikke, onverzorgde kerels en er stonden andere vrachtauto’s op de parkeerplaats dan toen ze gisteren was vertrokken. De twee hadden hun aandacht gevestigd op een rode cabrio die schijnbaar zojuist het parkeerterrein op was gereden.

“Je had wel eens een fatsoenlijk hotel kunnen uitzoeken voor dat mokkeltje,” riep een van de twee, die waarschijnlijk de chauffeurs van de vrachtauto’s waren. “Of moet je die bak van je nog afbetalen?”

Zijn maat lachte hartelijk en gebaarde dat hij de cabrio en diens inzittenden met rust moest laten.

Er stapte een man van een jaar of vijftig uit de rode auto.

De blonde meid naast hem was amper oud genoeg om zijn dochter te zijn. De chauffeur stootte zijn vriend aan en gebaarde naar het met juwelen behangen meisje. Christa kon zijn opmerking niet verstaan door het gesloten raam, maar complimenteus zal het niet zijn geweest.

 

Hier stond ze dan; verstoten uit haar huis en toegewezen op een goedkoop motel, waar oude vreemdgangers met teveel geld hun snoepjes naartoe namen voor een middagje plezier. Waar chauffeurs van twijfelachtige herkomst alleen overnachtten wanneer de cabine van hun wagen dat niet toeliet, om de volgende dag bij zonsopgang alweer te maken dat ze wegkwamen. Het leek er op dat iedereen geen moment langer in het motel bleef dan strikt noodzakelijk. Een enkele nacht zou voor de meeste gasten meer dan genoeg zijn.

 

Christa begon aan haar derde dag in Motel Mediterrane.

 

Na een douche, die een deel van haar hoofdpijn wegspoelde, liep ze naar het winkelcentrum op zoek naar een kop koffie, om het resterende deel te onderdrukken. Ze vond een kleine lunchroom op de eerste verdieping die redelijk ver lag van de kakofonie van de omringende kledingwinkeltjes, die met schreeuwerige muziek vochten om de gunsten van het voorbij slenterende publiek. Ze bestelde een broodje gezond en een cappuccino en bladerde door de digitale krant die zich aan de achterzijde van de menukaart op haar tafeltje bevond.

 

Het conflict tussen Rusland en de VS was opnieuw opgelaaid. De VS weigerde af te zien van de bouw van nieuwe raketschilden tegen Ruslands bondgenoot China en daarop dreigde president Sidorov de gaskraan naar Europa dicht te draaien. De combinatie van het borstroffelen van de twee grootmachten en de energiecrisis deden de wereld al jarenlang heel geleidelijk afglijden naar een nieuwe Koude Oorlog. Rusland had een tot de tanden bewapend China aan haar zijde, maar Europa was slechts de achilleshiel van de Verenigde Staten en dreigde de dupe te worden van het machtsspel.

 

Christa bladerde door naar het regionale nieuws en vond een artikel van Rachida over de HumaCare Group, die de meeste van de verzorgingscentra in de stad beheerde. De raad van bestuur had ingestemd met een voorstel om de bewoners niet meer te reanimeren wanneer zij ten prooi vielen aan een hartstilstand. Ze herkende de kritische schrijfwijze van haar collega, die tussen de regels door de absurditeit aanstipte van een stervende bewoner die niet wordt geholpen, terwijl er tien meter verderop een AED aan de muur hangt die zijn of haar leven kan redden. Dat het vergrijzingsprobleem had gezorgd voor teveel senioren was al lang bekend. Dit was echter een kwestie van personeelstekort -of mocht het gewoon managershebzucht genoemd worden?- als gevolg van de kleine groep rijke senioren die alle aandacht opeisten in hun luxe zorgappartementen.

De privé verplegers vielen weliswaar niet buiten het voorstel van de reanimatiestop, maar alleen zij die genoeg geld hadden konden zich een micro-AED implantaat veroorloven. De overgrote, minder bedeelde onderlaag werd geacht zo spoedig mogelijk het veld te ruimen, want ouderdom werd niet langer geapprecieerd.

 

Christa las Rachida’s artikel met interesse. Ze was nu vast en zeker druk aan het werk in de weekenddienst, die ze wekelijks vrijwillig draaide. Rachida kon de 120% uren goed gebruiken.

 

Ze nam een slok van haar cappuccino, pakte haar telefoon en vroeg naar Ida.

 

“Hé meisje,” klonk het al snel.

“Dag Ida, hoe is het op de redactie?”

“Bloedsaai, zoals elke zaterdag. We hebben alles zo goed als rond voor vanavond. Dan blijven alleen nog maar de rotklusjes over om de tijd te vullen. Suzan is zelfs bezig om de kopieerapparaten op alle etages bij te vullen.”

Christa lachte. “Klikt inderdaad alsof jullie je deadline niet gaan halen.”

“Maar hoe is het met jou, Chris? Heb je Bart nog gesproken?”

“Nee, hij wil niet met me praten. Ik heb geprobeerd hem te bellen, maar hij drukte me weg.”

“Hij is goed pissig, geloof ik.”

“Ja, ik weet zelf ook even niet hoe ik hiermee moet omgaan, Ida. Ik heb zoveel gevoelens nu. Bart aan de ene kant, Matt aan de andere kant. Ik zal een keuze moeten maken en dat is niet gemakkelijk.”

“Zo te horen is het vrij serieus met die Matt, hè?”

Christa knikte. Zoals zoveel mensen was ze zich er vaak niet van bewust dat haar lichaamstaal niet aan de andere kant van de lijn te zien was, maar Rachida kon het antwoord opmaken uit haar stilte.

 

“Je moet me gauw eens wat meer over die Matt vertellen, meisje. Het moet toch wel een speciale kerel zijn als je je hele leven ervoor op de kop zet.”

Speciaal is hij zeker, dacht Christa.

“Dat zal ik doen Ida. Zou jij intussen niet eens willen rondkijken of je ergens werk voor me kunt vinden? Met GlobaNet mobiel op mijn telefoon is het lastig zoeken en er is geen verbinding in mijn motel.”

“Geen Net? Waar heb je die kamer gevonden? Hotel Hutjeopdehei?”

“Ja, lach er maar mee,” zei Christa, hoewel de relativerende humor van Rachida haar gerust stelde.

“Al goed, meisje. Ik zal eens voor je rondkijken en dan laat ik het je weten, oké?”

“Je bent een schat, ik hoop dat je wat vindt.”

 “In sha’’allah. Pas op jezelf hè? Tot gauw.”

 

Die avond parkeerde ze haar auto op de hoek van de J.F. Kennedylaan en liep naar de zijdeur, die op een kier stond. Matt opende de deur toen ze kwam aanlopen.

“Dag lieverd,” zei ze en gaf hem een zoen op zijn wang. Ze liep door alsof ze bij haar eigen moeder op visite kwam.

“Je bent precies op tijd,” zei Matt terwijl ze samen doorliepen naar de volgende deur. “Ik stond er nog geen minuut.”

“Ik ben een meisje van de klok. Als we om acht uur afspreken, dan kom ik ook om acht uur.”

“Een goede timing is hier wel op zijn plek,” zei Matt. “John en Fred zijn net naar boven. We kunnen zo doorlopen naar mijn kamer.”

 

Ze liepen langs het verlaten kantoortje, door het gangetje, naar zijn appartementje. Hoe gemakkelijk het ook ging, ze voelden zich beide pas volledig op hun gemak toen de laatste deur eenmaal achter hen gesloten was.

Christa, die bij de keukentafel halt hield, liet haar tas juist van haar schouder glijden toen Matt haar bij haar middel greep en haar speels omdraaide.

 

Christa schrok eventjes, maar het was een aangename verrassing. Terwijl haar tas op de tafel belandde en haar telefoon nog net niet op de grond viel, gaf Matt haar een intense zoen op de mond. Een verlangen waarvan ze niet eens wist dat ze het in zich had, schoot door haar buik omhoog als een stuurloos projectiel en ze legde haar beide handen op zijn gezicht. Haar tong vond de zijne onmiddellijk en ze genoot van de stevige omhelzing die volgde. Was het Matt, met zijn naïeve maar opgewonden zoenen en knuffels die haar gek maakte? Of was het de compensatie voor het gebrek aan liefde en aandacht van thuis? Nu de hormonen door haar lichaam gierden vond ze zichzelf niet in staat om een antwoord op deze vraag te bedenken.

 

Matt tilde haar op en ondersteunde haar billen, terwijl ze haar benen om hem heen had geslagen. Zo liep hij met haar naar de kamer en probeerde haar galant op de bank neer te vleien. Hij verloor echter zijn evenwicht en beiden proestten het uit toen ze languit op de bank vielen.

“Ik ben toch niet te zwaar voor je, schat?” vroeg ze plagend. Ze keek ondeugend omhoog naar Matt, die bovenop haar lag.

“Nee, hoe kom je daarbij? Je bent hartstikke licht.”

“Dan moet je maar eens flink gaan sporten,” zei ze en klopte met haar vlakke hand op zijn buik, die overigens in blakende conditie verkeerde.

“Ik sport anders regelmatig hoor,” zei Matt.

Christa keek hem aandachtig aan en deed alsof ze geconcentreerd nadacht.

“Misschien doe je dan wel de verkeerde oefeningen. Ik weet een hele goeie vorm van sport.”

“Oh ja?”

Christa kantelde haar hoofd en gaf hem een onschuldige meisjesblik. Ze zette haar liefste bambi-oogjes op en ritste toen haar zwarte vestje open. Het roze kant van haar bh omhulde haar borsten, die er in deze positie extra rond en stevig uitzagen. Matt bloosde en wist niet wat hij moest zeggen.

Ze wachtte zijn reactie niet af en sloeg met haar vrije hand op zijn kont.

“Nou vooruit. Uit met die broek. Laat maar eens zien hoe het zit met je uithoudingsvermogen.”

Matt had er stiekem wel op gehoopt, maar er niet op gerekend. Evenwel bood Christa zich met liefde aan om de passie van gisteren opnieuw te beleven.

 

Ze merkte dat, wanneer ze eenmaal intiem werd met Matt, Bart volledig uit haar hoofd verdween. Ineens was er geen dilemma meer, geen verbroken relatie. Er was geen knoop meer om door te hakken. Ze genoot van het gevoel dat er thuis niet meer was. Matt stond op, kleedde zich uit en begon daarna op eigen initiatief aan haar kleding. Christa sloot haar ogen en liet zich wegzakken in het warme bad van zijn passie.

Hij nam haar met de vurigheid van een wilde hengst die zich nooit zou laten temmen. Haar lichaam werd gevuld met de euforie van ketenen die gebroken werden en even leek de tijd stil te staan. Ze had het idee dat hij een willekeurig pornokanaal als snelcursus tot zich had genomen en ze genoot van de enthousiaste, ritmische bewegingen van zijn lichaam.

Het deed haar goed dat hij initiatief toonde en de leiding nam in hun liefdesspel. Het bewees niet alleen dat hij het verlies van Terry een plaats kon geven en op andere gedachten kon komen, maar ook dat hij zich steeds meer op zijn gemak voelde in haar gezelschap. Dit laatste was overigens wederzijds. In contrast met de stoffige eenzaamheid van haar mistroostige motelkamer, voelden haar bezoekjes aan Matt steeds meer als thuiskomen. Het feit dat er daar thuis ook nog iemand op haar wachtte die stapelgek op haar was en die haar vlinders in haar buik bezorgde, droeg alleen maar bij aan het genot.

 

Over genot gesproken, dacht ze. Laat je gedachten nou niet afdwalen en geniet gewoon, Chris.

Ze gaf zich volledig aan hem over en liet zich gewillig leiden in zijn bewegingen, als ware het een vurige tango die hij met haar danste.

Tenslotte was voor beide het moment daar waarop de schuimende golf zijn hoogste punt bereikte en omsloeg. De zee van emoties kalmeerde en wat overbleef was de zacht kabbelende rust van totale ontspanning. Matt rolde van haar af en plofte naast haar neer op de bank. Ze legde haar hand op zijn been, sloot haar ogen en luisterde naar zijn ademhaling.

 

“God, wat had ik zin in een vluggertje,” zei ze na enkele minuten.

“Vluggertje?” vroeg Matt.

“Niet negatief bedoeld hoor, schat. Soms is even snel komen net zo lekker als een uitgebreide vrijpartij.”

“Gelukkig,” lachte Matt. “Ik dacht al dat ik het slecht had gedaan.”

“Nee lieverd. Je bent nooit te oud om te leren, maar je bent nu al fantastisch.”

 

Ze stond op, trok haar broek aan en viste haar bh van de vloer die onder het tafeltje terecht was gekomen. Terwijl ze haar armen door de schouderbandjes stak, liep ze naar de badkamer. Matt raapte intussen ook zijn kleren bij elkaar.

 

“Heb je nog met je vader gesproken?” vroeg Christa vanuit de badkamer. Ze controleerde haar make-up, die niet te lijden had gehad onder zijn enthousiaste begroeting.

“Ik heb hem vanmorgen direct aangesproken. Het was al zoals we vermoedden.”

“Wat zei hij?”

“Terry was een prototype. De intenties waarmee ze zijn DNA hadden bewerkt waren goed, maar toen na zijn geboorte bleek dat zijn ogen zwaar overgevoelig waren, hebben ze hem verder onderzocht. Lichamelijk konden ze geen andere afwijkingen ontdekken, maar psychisch had hij bepaalde gebreken.”

“Wat voor gebreken?” vroeg Christa, die het licht in de badkamer doofde en haar vestje dicht ritste.

“Dat was niet exact te bepalen. Het leek alsof Terry manisch depressief was. Als hij vrolijk was, dan was hij extreem actief en aanhankelijk, maar hij had ook buien waarbij hij stilletjes en jankend in een hoekje kroop.”

Christa keek hem bedenkelijk aan. “Vreemd.”

“Wat is er vreemd?” vroeg Matt.

 

“Nou, ik heb Terry natuurlijk maar één keer onder normale omstandigheden gezien, maar heb jij hem ooit meegemaakt in die extreme buien?”

Matt haalde zijn schouders op. “Nee, dat niet. Maar hij voelde zich bij mij altijd heel erg op zijn gemak. Het is begrijpelijk dat hij dan ook rustig is. Volgens mijn vader hebben ze hem wel vaak in de meest rare buien meegemaakt. Ze hebben ook wel eens gezien dat hij zichzelf bijtwonden had toegebracht, dus helemaal nieuw is het niet.”

 

Christa pakte zijn hand.

“Maar lieverd, dat hij zichzelf wel eens gebeten heeft is toch iets heel anders dan wat er gisteren gebeurd is. Dat een dier manisch depressief kan zijn wil ik nog wel geloven, maar jezelf letterlijk verscheuren, daarvoor moet je toch volkomen van de wereld zijn.”

“Tja,” zei Matt. “Dat kan zijn. Maar hij vertoonde de symptomen al direct na zijn geboorte. Het is heel goed mogelijk dat er sprake was van een slapend defect dat nu ineens tot uiting is gekomen.”

“Zijn dat jouw woorden, of die van je vader?” vroeg Christa.

 

“Ik zie geen reden om aan mijn vader te twijfelen.”

“En aan de andere mensen die hier werken?”

“Nee,” zei Matt. “Het zijn allemaal heel deskundige, eerlijke mensen.”

Hij keek haar strak aan.

“Terry betekende heel veel voor me, dat weet je, en als hij vermoord zou zijn dan had ik er alles voor over om de dader te pakken te krijgen. Wat er gisteren gebeurd is heeft diep in mijn ziel gesneden, dat mag je gerust weten. Maar ik ben hier opgegroeid, Rebecca. Ik ken deze mensen en ik geloof ze op hun woord. Ze zin als familie voor me.”

 “Misschien is dat wel juist het probleem,” zei Christa.

“Ik heb wel nog iets ontdekt,” zei Matt. “Kom eens mee.”

 

Hij smokkelde haar op de inmiddels vertrouwde wijze langs John en Fred die verzonken in hun eigen wereldje met de rug naar het venster zaten. Beneden, in het hondenverblijf, werden ze met enthousiast blaffen en piepen begroet. Matt maande de honden met redelijk succes tot kalmte, maar niet voordat hij het licht op halve sterke draaide. Het was nog altijd zijn gewoonte om de duisternis in het verblijf ’s avonds laat niet al te abrupt te verstoren vanwege de aanwezigheid van Terry, maar hij wilde ook de andere honden ontzien die rond dit tijdstip meestal in diepe rust verkeerden.

 

Matt liep naar het eerste hok voorbij de deur en ontsloot de getraliede deur. Hij werd direct liefdevol aangevallen door de bewoner.

“Dit is Angel,” zei Matt en hij wreef de hond speels achter de V-vormige oren, die slap langs haar rechthoekige kop hingen.

“Zeg eens hoi tegen Rebecca. Toe dan.”

Angel sprong tegen hem op en likte zijn neus, terwijl haar korte, stevig staart bijna verticaal omhoog stond en wild kwispelde.

“Ja, je bent een schat. Jazeker.”

Matt aaide haar liefkozend en liet zijn neus gewillig likken.

“Zal ik jullie even alleen laten?” zei Christa en grinnikte.

Matt lachte. “Oké, oké. Kom eens Angel. Kom eens hier.”

 

Hij leidde de hond naar het midden van de ruimte en wist haar zover te krijgen dat ze naast de tafel bleef staan, waarna hij de felle lamp aan deed, zodat Christa de hond goed kon zien.

“Kijk hier eens naar,” zei Matt en hij hurkte naast de hond, terwijl hij haar nek voorzichtig vasthield.

Christa ging op haar knieën zitten en streelde Angels ruwe, beige vacht.

Matt pakte haar rechteroor en duwde het naar voren.

Christa kwam wat dichterbij.

In eerste instantie zag ze niets bijzonders, maar ineens viel haar blik op een schuin, roze streepje, achter het oor. Ze liet haar vinger er overheen glijden. Het was niet hard, maar een duidelijk voelbare verdikking.

“Is dat normaal? Of is het een soort litteken?”

“Ierse terriërs hebben een hele ruwe vacht,” zei Matt. “Maar hun huid is doorgaans heel egaal. En kijk eens goed...”

Hij wees met het topje van zijn pink op de minuscule dwarsstreepjes op de verdikte lijn.

“Zie je dat? Dit is duidelijk het litteken van een incisie die gehecht is.”

Christa bekeek het litteken goed. “En achter haar andere oor?”

“Helemaal niets. Alleen aan de rechterkant. Wacht even.”

Matt begeleidde Angel terug naar haar hok. Met tegenzin zag het dier toe hoe hij de kooi weer sloot, om vervolgens de naastgelegen kooi te openen.

Een vrolijke border collie sprong bijna met zijn voorpoten op Matts schouders.

“Ho, rustig Pollo, rustig maar.”

Matt kalmeerde de hond en bracht hem naar de tafel. Pollo had een hagelwitte snuit die in een smalle lijn doorliep tot boven op zijn kop. De zijkanten van zijn kop en zijn oren daarentegen waren zwart als de nacht. De hond liet zijn rechteroor gewillig naar voren duwen.

 “Het is wat moeilijk te zien, maar in dit licht moet het lukken.”

 

Christa bestudeerde de kop van de hond. Ze meende achter zijn oor ook een verdikt streepje te zien. Pas toen ze haar vinger er overheen liet glijden kon ze haar vermoeden bevestigen.

“Hetzelfde litteken.”

“Precies,” zei Matt. “Ik heb acht verschillende honden gecontroleerd en allemaal hebben ze hetzelfde litteken achter hun rechteroor. Bij de rest van de honden zal het niet anders zijn.”

“Maar waarom?” vroeg Christa. “Wat hebben ze met die dieren gedaan? Medicijnproeven?”

“Nee, onmogelijk. Medicijnen krijgen ze toegediend via het voer of met een injectienaald.”

“DNA modificatie?”

“Ook niet. Dat is allemaal petrischaaltjeswerk. De DNA modificaties vinden plaats in het granulastadium.”

“In het wat?” vroeg Christa.

“Granulastadium. Als er een nieuwe hond wordt gekweekt begint dat met de bevruchting van de eicel. Dat doen we hier middels in-vitrofertilisatie. In een kweekschaaltje dus.”

“Ga door,” zei Christa. Ze wist wel wat IVF was.

“De bevruchte eicel splitst zich tot twee stamcellen. Daarmee begint het granulastadium en dat is waar we hier het DNA van de cellen bewerken. De deling wordt dan onder toezicht voortgezet tot er zo’n vijftig á zestig cellen zijn. Als het nieuwe DNA zich tot dan toe succesvol vermeerdert, dan wordt de granula ingebracht in een draagmoeder en kan de verdere embryo ontwikkeling plaatsvinden.”

Christa streelde de zwarte vacht van de hond. “En als het niet succesvol is?”

“Dan breken we het af. Er worden daarom ook altijd meerdere eicellen tegelijk bevrucht en bewerkt, omdat de modificatietechniek nog altijd niet perfect is. Maar het percentage uitvallers wordt steeds kleiner.”

 

“Bij Terry is het anders goed misgegaan, als we je vader moeten geloven.”

Matt wendde zijn ogen van haar af en keek met een lichte verontwaardiging om zich heen.

“Natuurlijk kun je hem geloven. Mijn vader is een eerlijk man. Trouwens, hij heeft ook geen reden om over zoiets te liegen, zeker niet tegen mij.”

“Hoe dan ook,” zei Christa, “er is nog geen verklaring voor die littekens. Misschien moet je hem er maar eens mee confronteren. Laten we er een paar foto’s van maken.”

“Foto’s?” vroeg Matt.

“Als bewijs. Dan hoef je ook die honden niet allemaal uit hun hok te halen. En een foto kun je uitvergroten. Vooral op een 3D-afbeelding is het een stuk beter te zien.”

Natuurlijk hoopte ze dat ze de hand kon leggen op een kopie van de foto’s. Des te meer bewijsmateriaal tegen BioTec, des te overtuigender zou haar verhaal straks zijn, waar het ook op moge uitdraaien.

“Ik heb mijn tas in je kamer laten liggen. Anders zou ik de foto’s wel met mijn telefoon kunnen maken.”

“Dat geeft niet, zei Matt. “Ik heb een goede camera, ik zal hem even halen.”

Hij liep onmiddellijk naar buiten en trok de deur achter zich dicht. Christa knielde bij Pollo en aaide hem over zijn kop. Zijn kwispelende staart roffelde tegen de stalen tafelpoot.

“Wat een gekkenhuis hier, hè jochie?” fluisterde ze.

 

Matt opende de deur die hem naar de keuken van zijn studio leidde en liep voorbij Christa’s tas die op de keukentafel lag. Aan de andere kant van zijn kamer, op het bureau, lag zijn fotocamera. Hij draaide het conventionele objectief los en plaatste een 3D-lens, waarna hij de draagriem over zijn schouder trok en terug naar de keuken liep. Onbewust gleed zijn blik over de keukentafel.

De tas lag half open en haar telefoon was er een stukje uit geschoven. Het toestel lag weliswaar met de rug naar boven, maar de gloed van het knipperende OLED-display weerkaatste op het tafelblad.

Hij pakte de telefoon op en wilde hem terug in haar tas schuiven toen hij gedachteloos de tekst op het display las:

 

‘Hey Christa, was jij nog op zoek na...’

 

Matt stond een ogenblik stil met de telefoon in zijn hand. Het apparaatje knipperde nog steeds onophoudelijk. Met zijn wijsvinger tikte hij het schermpje aan, dat oplichtte en de volledige boodschap weergaf:

 

‘Hey Christa, was jij nog op zoek naar een vacature? Hoorde ’t van Ida. Bel me ff. Manuel.’

 

Christa? Manuel? Ida?

Hij probeerde te begrijpen wat er niet klopte aan het bericht, maar zijn gedachten hielden de logica even niet bij.

Heette ze Christa?

Nee, dit was vast een afzender die zich in het nummer vergist had. Alhoewel, wie toetste tegenwoordig nog een telefoonnummer in? Met voicedial en facedial waren verkeerde nummers bijna uitgesloten.

Hij keek naar de deur, maar zoals verwacht was en bleef deze gesloten. Toen tikte hij opnieuw het beeldscherm aan en maximaliseerde het postbusje waarin haar ontvangen berichten stonden.

 

Hij selecteerde een willekeurig bericht uit de lijst.

 

‘Chris ik probeer je te bereiken. Schuurman is pissig. X Ida.’

 

Hij selecteerde nog een bericht.

 

‘Chris hoestie meisje? Wanneer kom je weer?’

 

Matt liet zijn arm zakken. De telefoon gleed uit zijn hand en viel op haar tas.

 

Pollo kon er geen genoeg van krijgen zijn genegenheid te tonen aan het vreemde vrouwtje dat hem vanavond vergezelde. Hij kwispelde, kroop tegen haar aan en stuiterde zo nu en dan bijna van plezier. Een herder liep nerveus rondjes in zijn kooi aan de andere kant en piepte jaloers, terwijl hij toekeek hoe zijn kamergenoot werd geknuffeld.

“Stil maar,” fluisterde Christa hem toe. “Jij krijgt ook nog wel wat extra aandacht hoor. Maar ik kan jullie er toch niet allemaal uit halen. Dat zou een mooie bende worden hier.”

Haar woorden waren weliswaar niet aan dovemansoren gericht, maar de context ging verloren. Herder Charlie wilde aandacht. Pollo was toch zeker niet de baas hier? Dat was hij!

 

De deur ging open en Matt kwam binnen. Zijn camera had hij niet bij zich.

Christa kwam omhoog vanuit haar hurkpositie en krabbelde de hond nog even zachtjes op zijn kop.

“Hé lieverd, waar is je camera?”

Matt keek haar een moment aan. Hij had een glazige, emotieloze blik in zijn ogen en hij maakte geen aanstalten om dichterbij te komen.

Haar intuïtie schreeuwde dat er iets niet in orde was, maar wat?

 

“Mag ik je wat vragen, Christa?”

“Ja, tuurlijk.”

 

Het glipte over haar lippen als een in warme boter gedrenkte asperge. Op het moment dat ze reageerde op zijn vraag knepen de klauwen van haar blunder haar luchtpijp dicht. Ze voelde het bloed naar haar wangen stijgen en haar hart begon te bonken.

 

Hij had haar Christa genoemd.

Christa!

 

Ze keek hem zo neutraal mogelijk aan. Het was een natuurlijke reactie. Ja, dat was het. Hij had haar een simpele vraag gesteld. De naam Christa was haar gewoon niet opgevallen. Ze had gereageerd omdat hij tegen haar sprak.

Zo.

Dat was het.

Toch?

 

“Mag ik Christa zeggen?” vroeg hij.

“Christa? Wie is dat?”

 

Waar had hij verdomme haar naam vandaan?

“Vertel jij me dat maar... Rebecca” zei hij. Hij benadrukte de naam Rebecca met het gewicht van een molensteen.

“Ik begrijp niet wat je bedoelt,” hield ze vol.

 

Matt schudde verontwaardigd zijn hoofd.

“Waarom?” vroeg hij en draaide zich naar de kooien.

“Je hebt me de hele tijd belogen, Christa Winkler.”

 

“Matt, ik...”

“Nee, niks Matt. Alsjeblieft. Ik kan niet geloven dat ik me zo heb laten beetnemen door een infiltrant.”

Infiltrant? Ze wist niet wat hij bedoelde.

“Matt, je moet me geloven...”

Hij draaide zich om en keek haar kwaad aan.

“Jullie doen echt alles om hier binnen te komen. En ik maar denken dat je echt iets om me gaf.”

“Ik geef ook om je.”

Matt zette zijn armen in zijn zij. “Wat ik niet begrijp is dat je zo laag zinkt, alleen maar voor je activistenvriendjes. Je bent gewoon een hoer, weet je dat?”

 

Ze voelde haar gezicht broeien.

Ineens stapte hij naar voren en stak zijn wijsvinger naar haar uit.

“En ik zal je nog iets zeggen. Als ik er achter kom dat jij ook maar iets te maken hebt met de dood van Terry, dan weet ik je te vinden, Christa Winkler.”

 

“Matt, alsjeblieft...”

Kwaad draaide hij zich om, liep naar de deur en trok hem open.

“Ga, voordat ik de bewaking erbij roep en zeg dat ik je hier gevonden heb.”

 

Christa was stomverbaasd. Hij had haar ontmaskerd, maar ze had geen idee hoe. En ondanks zijn zachtaardige karakter stond hij niet eens open voor een weerwoord, voor een uitleg.

 

Christa zag in dat ze geen keuze had. Ze stond op en liep met lood in haar schoenen naar hem toe, naar de deur waar ze doorheen moest.

“Hier,” zei Matt. Hij bukte zich en pakte haar tas die hij achter de deur had laten staan. De ritssluiting stond open en bovenop zag ze haar telefoon, met het berichtje van Manuel in beeld.

 

“Oh, Ik begrijp het.”

“Ik niet, en ik wil het ook niet,” zei Matt. Zijn stem trilde. “Ik vond je lief. Ik dacht dat ik een vriendin aan je had, iemand die me begreep, die om me gaf. Maar je bent gewoon een oplichtster.”

“Matt, ik...” Haar laatste poging leverde niet meer op dan dat hij zijn gezicht van haar af wendde.

 

Met het schaamrood op haar kaken liep Christa de donkere gang in. Ze verwachtte dat hij met haar mee zou lopen, maar in plaats daarvan bleef hij in het hondenverblijf en duwde de deur achter haar dicht. Deze keer moest ze in haar eentje langs de bewaking en door de twee buitenmuren. Ze rekende er niet op dat hij haar nog eens zou binnenlaten.

Voor de tweede keer in een week had ze een man bedrogen die haar vertrouwde. Ze wilde haar coverstory binnenhalen en haar onafhankelijkheid en deskundigheid bewijzen, maar de prijs begon nu wel erg hoog te worden. De berg van het succes was moeilijk te beklimmen en ze had het idee dat ze alleen maar verder wegzakte in het dal van tegenslag en stommiteiten. Het ene moment zat ze nog in een spannende verwikkeling en het andere moment leek alles voorbij te zijn.

 

In de koude straatverlichting van de J.F. Kennedylaan liep ze teleurgesteld naar haar auto, terwijl de regen haar gezicht prikkelde. Teleurgesteld in de situatie, maar vooral in zichzelf.

 

Het werd een nacht vol overpeinzingen. De twijfels stormden door haar hoofd en knaagden aan haar geweten. Ze lag op haar zij en staarde naar het raam. De gordijnen waren nog open en ze keek naar de tranen die over het glas liepen en daar de buitenverlichting als honderden kleine pareltjes weerkaatsten. Vier uur. De slaap was ver te zoeken.

 

Weg bij Bart, weg bij haar baas en nu ook nog weg bij Matt, die haar enige link vormde met het bedrijf dat haar grote klapper moest worden.

Kon worden.

Want wat was ze nou precies te weten gekomen over BioTec? Dat er dierproeven werden gedaan was algemeen bekend. Dat er naast medicijnproeven ook met DNA gerommeld werd was nieuw, maar geen nieuws.

Ten eerste kon ze op dit moment niet bewijzen dat er DNA modificaties werden uitgevoerd en ten tweede was het niet iets dat de voorpagina zou halen.

 

Toch was er dat knagende gevoel. Dat branden van haar ingewanden, dat haar zei dat er meer aan de hand was. De gruwelijke dood van Terry stond in haar netvliezen gegrift en de slappe verklaring van Matts vader stelde haar niet gerust. Een DNA modificatie die reeds enkele jaren geleden was uitgevoerd kon dit onmogelijk zo plotseling hebben veroorzaakt.

 

Had Manuel haar verdomme dat rotberichtje niet gestuurd, dan was er niets aan de hand geweest. Maar het had geen zin haar frustratie op Manuel te richten. Hij had het goed bedoeld en het was haar eigen domme fout geweest om haar tas op de keukentafel te laten liggen. Haar MP7 was bioscan compatible, die kon niemand anders gebruiken. Maar haar telefoon stond nog open. Ze had er gewoon niet bij stilgestaan.

 

Op de ondertoon van de vallende regen hoorde ze door het dunne gipswandje van haar kamer het gedempte geluid van een tv. Wie er ook in de kamer naast haar zat; om vier uur ’s nachts tv kijken in een armzalig motel als dit getuigde van dezelfde depressieve eenzaamheid die ze in haar eigen hart voelde nu ze in navolging van Bart ook Matt verloor. Veel dieper kon een mens niet zinken, maar het stelde op een vreemde, onlogische manier gerust om te beseffen dat er lotgenoten in het gebouw waren. Ze draaide zich om, sloot haar ogen en probeerde wat te rusten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VI.

 

Een deur sloeg dicht. Een doffe bons, die nagalmde in het gammele gips- en houtwerk dat haar omringde.

Het geluid bracht nieuw licht met zich mee. Hoewel het niet zo voelde had ze toch lang geslapen, zo bleek toen ze haar ogen langzaam opende.

 

Leve de luidruchtigheid van het motel, dacht ze. Wie heeft er nog een wekker nodig?

 

Haar biologische klok draaide feilloos op haar nieuwe ritme. Het was alweer kwart voor 12. Buiten regende het nog steeds. De dikke, grauwe wolken lieten slechts genoeg daglicht door om de wereld te confronteren met haar eigen lelijkheid op een zondag als deze.

 

Christa stond op en liep op haar blote voeten naar de badkamer voor een slokje water. Ze had zich inmiddels geconformeerd aan het gevoel van de versleten, ruwe vloerbedekking en de met aanslag bedekte tegels onder haar voetzolen.

De spiegel confronteerde haar met een verslapen gezicht waaraan ze maar niet teveel aandacht schonk. De donkere wallen onder haar onopgemaakte ogen zagen er afschuwelijk uit in het ijskoude licht van het tl-buisje dat aan de muur hing.

Terwijl ze door haar ogen wreef in een poging om wakker te worden, liep ze terug naar de kamer en plofte terug op bed. Het stijve matras kraakte vermoeid en verwoordde daarmee exact hoe Christa zich voelde.

 

Haar tas stond op het nachtkastje. Onwillekeurig dacht ze terug aan wat er gisteravond was gebeurd. Ze pakte hem op, ritste hem open en haalde haar telefoon tevoorschijn, die haar er aan herinnerde om Manuel terug te bellen, maar die mededeling tikte ze weg.

In het snelmenu verschenen de gezichten van Matt, Rachida en Bart. Drie mensen die ze inderdaad ontzettend graag zou spreken op dit troosteloze moment, al wist ze geen van drieën iets zinvols te zeggen. Ze had het goed verknald.

 

Christa borg haar telefoon weer op, trok het t-shirt uit waarin ze geslapen had en nam een warme douche, die haar hielp ontwaken. Toen ze daarna wat make-up had opgedaan zag ze een heel ander mens in de spiegel. Ze voelde zich weliswaar nog steeds klote, maar ze had weer een beetje energie. Nu nog de broodnodige cafeïne.

 

Het was rustig in het winkelcentrum.

De zondagmiddag was traditioneel al geen bijster druk tijdstip en op een druilerige dag als deze was de enorme parkeerplaats het domein van skaters, duiven en het handjevol onverbeterlijke shoppers die geen andere activiteit konden of wilden bedenken. Alleen het 24 uurs laadstation, een van de goedkopere in de buurt, had op dit tijdstip niet te klagen over klandizie en vulde de accu’s van stroomdorstige auto’s. Weekendtarief voor wie bereid was om twintig minuten te wachten, of het standaard tarief voor de snelladers.

 

De meeste mensen echter, die op zondagmiddag niet bezig waren met hun wekelijkse uurtjes sporten bij de voetbalclub of tennisvereniging, bleven liever thuis en lieten zich omringen door een goede film, een favoriete tv-serie of kropen op de bank met een goed boek. Zelfs de schreeuw om aandacht, uitgebraakt door de speakers van de kleine kledingwinkeltjes, ontbrak het deze middag aan levenslust. De muziek was rustiger, zachter, zowaar bijna aangenaam.

 

Ze liep de lunchroom binnen, waar een gezette man van middelbare leeftijd achter de balie stond en formulieren invulde op een notepad. Hij was een van die kleine ondernemers die zichzelf geconfronteerd zag met de uit Amerika en Rusland overgewaaide 24-uurs economie en zijn zaak op de onrendabele zondagen open moest houden. Schijnbaar bespaarde hij op zijn personeelskosten door dan maar zelf in de zaak te staan.

De zaak was aangekleed met Caribische accenten; zijden palmbladeren, scheepstouwen, een hologram van een prachtige lagune tegen de achterwand, rieten stoeltjes en halve kokosnootschalen die hun licht over de fel gekleurde wandschilderingen wierpen. Maar zelfs de felste kleuren zagen er mat uit op deze trieste, Hollandse zondag.

 

Christa ontving een routinematige groet in de vorm van een subtiele hoofdknik en vroeg om een cappuccino.

“Gaan we doen,” zei de man en legde zijn notepad aan de kant. Ze nam plaats aan een tafeltje bij de muur en nadat de koffieautomaat zijn kakofonie van bonen malen en melk opschuimen had uitgeblazen, kreeg ze haar kopje, met twee koekjes op het schoteltje voorgezet.

“Alstublieft,” zei de man. “En een extra koekje tegen de regen.”

Ze lachte hem vriendelijk toe, waarna de man zijn aandacht weer op zijn notepad vestigde.

 

De hete cappuccino brandde aangenaam in haar maag, maar tegelijk brandde haar telefoon in haar tas. Ze zat op een dood spoor en zonder toenadering tot een van haar dierbaren zou ze geen stap verder komen. Voor ze het wist had ze haar tas geopend en zat ze met de telefoon in haar hand. Ze had behoefte aan een gesprek met iemand die ze kon vertrouwen; met iemand bij wie ze de knoop in haar maag kwijt kon.

 

Op het display verschenen de foto’s van Manuel, Matt, en Bart. Haar beste vriendin Rachida werd schijnbaar minder belangrijk geacht dan de man die haar op straat had gezet. Was dit een voorteken? Moest ze zich laten leiden door haar telefoon, die probeerde te voorspellen wie ze wilde spreken op basis van een analyse van haar belgedrag? Matt stond vooraan; zijn gezicht viel deels over die van Bart en Manuel. Zonder verder nadenken tikte ze hem aan en wachtte op verbinding.

 

“Hallo?”

Zijn stem klonk serieus. Ofwel had hij haar al verwijderd uit zijn lijst contactpersonen, ofwel hij zag dat zij het was, maar weigerde haar nog op persoonlijke toon aan te spreken. Ze vermoedde het laatste.

“Matt, ik ben het,” zei ze zacht en keek naar de lunchroomeigenaar die onverstoorbaar doorschreef op zijn notepad.

“Waarom bel je me?”

“Ik wil met je praten. Ik ben je een uitleg verschuldigd.”

“Je bent me helemaal niks verschuldigd. Je hebt me belogen en ik heb er geen behoefte aan dat een oplichtster bij mij in het krijt staat.”

“Matt, je moet me geloven, ik ben geen oplichtster.”

“Waarom wilde je zo graag bij ons naar binnen komen?”

Ons.

Hij sprak al niet meer louter over zichzelf, maar over BioTec. Het was niet langer Christa versus BioTec, met Matt als semi-neutrale tussenpersoon. Het was nu het grote, boze bedrijf tegen kleine, kwetsbare Christa.

 

“Ik zou je dat graag in een paar woorden uitleggen,” zei ze. “Maar dat kan ik niet. Wat telt is dat ik om je geef, Matt. En dat meen ik echt.”

Het bleef een paar seconden stil aan de andere kant van de lijn. Lang genoeg om het piepje te horen van haar MP7, die een bericht had opgevangen dat via haar telefoon was binnengekomen.

Nu even niet, Ida, dacht ze.

“Ik heb informatie over je opgezocht op GlobaNet, Christa Winkler,” zei Matt. “Hoeveel troep was je nog van plan om over ons te schrijven?”

“Ons?”

“BioTec. De hele branche. Iedereen die zich bezighoudt met dierproeven moet het blijkbaar ontgelden. Ik dacht echt dat je oprecht was, maar je bent geen haar beter dan die activisten.”

 

Christa voelde zich aangevallen en gekwetst, maar dit was noch het moment voor verdediging, noch voor aanval. Ze had de kwetsbare cirkel van vertrouwen uit haar handen laten glijden als een kristallen vaas en het enige dat ze nu kon proberen was de scherven te lijmen.

“Matt, je moet me geloven. Ik had geen kwaad in de zin. Niet naar jou en ook niet naar Terry. Ik…”

“Hou maar op,” zei Matt. “Je leek me een geweldige, lieve meid en ik wil je zelfs heel eerlijk bedanken voor de seks, die was geweldig. Maar je intenties zijn achterbaks geweest en je hebt me gebruikt. Ik hoop dat je jezelf nog recht in de ogen kunt kijken als je langs een spiegel komt, want ik zou het niet meer kunnen.”

 

“Matt…”

“Dag Christa.”

Hij hing op.

 

Ze pakte de MP7 en bekeek het ontvangen bericht.

Het was afkomstig van Matt.

In beeld verscheen het eerste artikel dat ze over BioTec had geschreven. Ze had de toon weliswaar neutraal gehouden, maar desalniettemin kwam BioTec als grote boeman uit de verf, bekeken vanuit het perspectief van de actievoerders. Weliswaar was deze toon door het bedrijf zelf gezet, maar door Matts gekleurde bril verkeerd geïnterpreteerd. Haar naam stond helaas letter voor letter weergegeven in de bronvermelding en dat was al dat telde.

Hij had gelijk.

Ze had zichzelf vanochtend amper in de ogen kunnen kijken toen ze voor de spiegel stond en nu ze er over nadacht waren het niet alleen de slaperige wallen geweest die voor de afkeer zorgden. Haar geweten knaagde als een hongerige rat.

Ze legde de MP7 weg en wreef met haar vingers over haar slapen. Ze was moe en haar hoofd bonkte zacht maar aanhoudend mee met het ritme van de talentloze Bob Marley coverband die zachtjes op de achtergrond klonk. Dit was geen moment voor steeldrums.

De cappuccino was van uitstekende kwaliteit, maar de smaak sloeg dood in haar mond. Buiten viel de eindeloze regen uit de grauwe lucht en maakte kringen in de donkere plassen op het asfalt van het parkeerdek. Ze verlangde naar de nacht, die met zijn duisternis de troosteloze hemel verhulde en zo een aantrekkelijk decor vormde voor haar seksuele escapades met Matt en haar spannende ontdekkingstocht binnen de muren van BioTec. Maar ook naar de nacht die als een warme deken kon vallen over de geborgenheid van een lekker heet stoombad in haar eigen huis, voordat ze tegen Bart aan kroop om te gaan slapen.

 

God, wat verlangde ze ineens naar thuis. Ze zou dolgraag terugrennen naar het motel, haar koffer pakken en haar vertrouwde eigen huis opzoeken. Lekker, met een kopje thee op de bank en daarna slapen in haar eigen, zachte, schone bed.

De telefoon gaf zijn gezicht nog steeds weer, maar ditmaal stond Matt rechtsachter, naast Manuel. Vooraan, breed lachend, stond Bart.

Het idee was even impulsief als gewaagd, maar ze was plotseling vastberaden. Ze greep haar tas, stond op en liep langs de balie.

“Is hij al gescand” vroeg ze.

“Alles is voor de bakker,” zei de man, zonder op te kijken van zijn notepad.

Christa liep de regen in.

 

“De M12 Individual is zonder overdrijven een juweeltje.”

Bart legde zijn gestrekte rechterhand op de schitterend glanzende metallic lak van de zwarte bolide. Zijn klant, een man van een jaar of zestig, keek met een ietwat verveelde, maar keurende blik naar de uitgestalde koopwaar.

“Virtual Intelligence boordcomputer met vehicle communication, limited edition Galileo 500, volledig lederen bekleding, automatische bandenspanning, personal seat recognition, autoparking; alle denkbare gemakken. Ik kan beter vertellen wat deze wagen niet heeft, dan kunnen we direct aan de koffie gaan zitten.”

 

Zelfverzekerd gooide hij zijn flauwe grapje in de strijd, overigens zonder succes te oogsten. Er kon geen lachje af bij het heerschap, dat echter wel vol interesse naar de imposante grill van de BMW keek. Zijn echtgenote stond een eindje verderop en liet haar vingers met lange, gelakte nagels over de motorkap van een felwitte cabrio glijden. Haar lichaamshouding verried haar echte leeftijd, maar ze was geen vreemdeling in de wereld van de cosmetische chirurgie. Haar gezicht, haar blote benen en haar rondingen waren strak en fris als die van een meisje in haar late tienerjaren.

 

“Hoe is het vermogen?” vroeg de man.

“Zes cilinders met een inhoud van 3500 cc,” glunderde Bart. “Ik mag er niet mee adverteren, maar hij accelereert van nul tot honderd in nog geen vijf seconden, met een top van 270 kilometer per uur. We willen tenslotte wel laten zien wie er echt de baas is op de weg. Nee meneer van Zandte, de M12 is er niet alleen maar voor de show. Hier schuilt een monster onder de motorkap.” Hij stak zijn wijsvingers omhoog. “In de goede zin van het woord natuurlijk.”

 

“Dan zal hij ook flink wat verbruiken.”

Bart keek even over de schouder van Van Zandte en knipte met zijn vingers. In het kantoortje dat naast de showroom lag, sprong iemand op uit zijn stoel en trok een kast open.

“Ik geef toe, het is niet de zuinigste auto die er te vinden is. Maar met een gemiddelde van 14 km per liter doet hij het lang niet slecht. Ik heb auto’s gezien die bijna het dubbele verbruiken en een stuk minder presteren.”

Jeroen, die in het weekend altijd in het kantoor zat om Bart te helpen met de boekhouding, en dan vooral de cijfers die buiten de boeken moesten blijven, was vlug komen aanlopen met een enveloppe in zijn hand, die hij aan Bart gaf.

“Kijkt u eens,” zei Bart. “Ik ben er van overtuigd dat het benzineverbruik geen enkel issue is voor een succesvol iemand van uw niveau, maar desondanks wil ik u deze bescheiden geste aanbieden als u zou besluiten om voor de M12 te gaan.”

Bart had genoeg ervaring met rijkelui om te weten dat de dikte van de portemonnee recht evenredig was aan de mate van gierigheid. Men kon tonnen uitgeven aan de meest luxe auto’s, maar aan de benzinepomp kwam de zegeltjessparende Nederlander naar boven in al deze multimiljonairs. Een coupon voor 2 gratis tankbeurten kostte hem weliswaar ruim 900 euro, maar dat was slechts een fractie van de winst die hij op de auto maakte wanneer hij hem verkocht.

 

Van Zandte liep naar de achterzijde van de auto en bekeek de metalen belettering.

“Hier staat niet dat hij op benzine rijdt. Ik wil natuurlijk niet worden aangezien voor een simpele elektrorijder. We zijn tenslotte geen plebs.”

 

“Maakt u zich daarover maar geen zorgen. Brandstofemblemen laten we geheel naar wens maken. Geen goedkope aangelegenheid voor de topmodellen van BWM, maar voor u doen we dat uiteraard zonder extra kosten.”

 

“Bart?”

 

Zijn brede verkoperslach verstijfde en hij draaide zich om.

“Chris?”

Zijn verbaasde blik weerspiegelde in de zwarte lak van de BMW.

“Wat doe jij hier?”

“Kan ik je even spreken?”

“Ik ben bezig, Chris. Kan dit een andere keer?”

“Nee, ik wil met je praten.”

Bart draaide zich om en wenkte opnieuw naar Jeroen, waarna hij zich tot Van Zandte richtte.

“Wilt u mij heel even excuseren? Mijn collega zal u graag de technische specificaties laten zien bij een kopje koffie.”

 

Terwijl Jeroen zich over de goedgevulde portemonnee ontfermde, liep Bart met grote passen op Christa af. Mevrouw Van Zandte keek haar een moment aan zoals een slager een schaap keurde en liet zich toen weer inpalmen door de witte cabrio die haar aandacht had getrokken. Ze zou met plezier tweemaal de prijs betalen die op het kaartje op de voorruit stond, op voorwaarde dat Bart met haar de horizon tegemoet zou rijden, in plaats van haar corpulente echtgenoot.

 

“Chris, ik ben verdomme met een belangrijke klant bezig,” siste Bart en keek schichtig om zich heen, hopende dat niemand hem hoorde. Hij zag dat het Jeroen niet was gelukt om Van Zandte naar het kantoor te lokken. In plaats daarvan had de man halt gehouden bij een vier jaar oude M10, die nog geen kwart kostte van de fonkelnieuwe M12.

“Ik wil met je praten, Bart. Ik weet dat je daar geen zin in hebt, maar laat me op zijn minst mijn kant van het verhaal vertellen.”

Bart bekeek de vrouw met wie hij twee jaar huis en haard gedeeld had. Ze zag er goed uit, in haar strakke, versleten jeans en haar zwarte topje. Simpel, eenvoudig; precies zoals ze er had uitgezien toen hij haar voor het eerst was tegengekomen in een lawaaiige kroeg. Maar hoe aantrekkelijk hij haar zo ook vond, het was natuurlijk geen stijl om haar over de vloer van zijn zaak te krijgen, waar op zondag alleen de meest vooraanstaande klanten kwamen.

Dit was het publiek van bont en goud, van juwelen en torenhoge naaldhakken. Van Armani maatkostuums en Ralph Lauren avondjurken. Niet van versleten spijkerbroeken en confectiedecolletés.

 

“Ga weg, Chris. Als je verhaaltjes wilt ophangen, dan doe je dat maar bij die kerel van je.”

Bart probeerde op fluisterniveau te blijven, maar zijn stem siste van boosheid. Niet alleen was ze buiten de deur gaan neuken met een ander, nu probeerde ze hem ook nog te naaien door een dikke klant weg te jagen, terwijl hij op het punt stond een mooie deal te sluiten.

 

“Bart, ik ga niet weg voor ik dit met je besproken heb. Je hebt je visie duidelijk gemaakt door me op straat te gooien. Ik heb me neergelegd bij je beslissing en ben vertrokken. Gun me dan op zijn minst de kans om je te vertellen wat er speelt. Dat recht heb ik toch wel.”

Christa sprak niet luidruchtig, maar ze deed ook geen moeite om haar stemvolume te dempen. Noch Jeroen, noch het echtpaar Van Zandte interesseerde haar. Ze was hier gekomen voor Bart en voor Bart alleen. Zijn zaken konden haar gestolen worden.

Hij deed twee stappen naar voren en pakte haar stevig bij haar bovenarm.

“Christa, verdomme. Je ziet dat ik bezig ben. Als je deze deal voor me verkloot, dan...”

“Wat dan?” vroeg ze en trok haar arm los.

Mevrouw Van Zandte keek minachtend naar het recalcitrante meisje dat haar onderonsje met de witte cabrio verstoorde. Bart keek over zijn schouder en probeerde een beleefde glimlach te tonen. Ook meneer Van Zandte keek nu in de richting van het onverwachte bezoek.

 

“Kan dit een andere keer?” vroeg Bart zuchtend.

“Wanneer?”

“Ik bel je wel.”

“Oh nee. Niks daarvan. Ik ken je. Ik wil een duidelijke afspraak en anders blijf ik hier staan.”

Bart beet op zijn tanden.

“Chris, je verkloot mijn deal.”

“Vanavond? In de Graanmolen?”

“Oké dan, jij je zin.”

Bart draaide zich om, maar Christa pakte hem bij zijn schouder.

“Hé, hoe laat?”

“Weet ik veel. Acht uur?”

“Ik zal reserveren,” glimlachte ze. “Tot vanavond, schat.”

Voordat ze weer naar buiten ging, liep ze langs mevrouw Van Zandte en keek naar de cabrio, met dezelfde minachtende blik als welke ze zojuist nog kreeg toegeworpen.

 

“Leuk wagentje hè?” zei ze. “Maar hij zuipt als een ketter en hij schakelt als een kromme zaag op roestig prikkeldraad. Ik zou voor die zwarte BWM gaan.”

Toen draaide ze zich om en liep frivool heupwiegend naar buiten. “Nou, doei!”

 

De Graanmolen lag aan de rand van wat dertig jaar geleden nog een afgezonderd dorp was. Het koude beton van de grote steden had de beter gesitueerden naar het platteland gejaagd en spoedig werden er complete forenzenwijken opgetrokken rondom de dorpen. Plaatselijke boeren droegen hun veehouderijen niet langer over aan hun kinderen, maar incasseerden, vaak noodgedwongen, de opbrengst van de grondverkoop. De dorpskinderen gingen studeren en vertrokken naar de stad; de afgestuurde stadskinderen trokken naar de dorpen, maar zowel de steden als de dorpen waren vol en daarom vonden ze elkaar in het midden, waar gretige projectontwikkelaars het grasland afgroeven en funderingen stortten.

Langzaam maar zeker was Nederland één uitgestrekte Vinexwijk geworden, zij het dat de ene woning wat groter was dan de andere.

 

Rondom deze wijken vond men echter nog de oude kernen, de dorpen van weleer. De oude muren waren weliswaar voorzien van moderne glasvezelisolatie, in de kunststof kozijnen waren ruiten met zonnecollectoren en wering geplaatst, de oude dakpannen waren vervangen door collectoren en in de ruime tuinen, waar ooit de kippen scharrelden, stonden designer windmolens; de sfeer van weleer was teruggejaagd naar de kieren in de natuurstenen muren en tussen de oude straatklinkers.

 

De oude graanmolen, daterend uit 1789, was in de jaren vijftig van de vorige eeuw komen leeg te staan. Hij werd drie maal voor sloop aangemerkt en drie maal ook weer van de hamer gered. In 2012 werd de bouwvallige molen ternauwernood gered door een investeerder die na een opknapbeurt van meer dan een jaar de deuren van restaurant De Graanmolen voor het publiek opende.

Bart en Christa waren er meermaals naartoe gegaan toen ze elkaar nog maar pas kenden.

 

De molen, die midden in een weiland stond, was bereikbaar via een lange oprijlaan, omgeven door statige kastanjebomen. De bomen waren inmiddels grotendeels kaal, maar desondanks zagen ze er mysterieus en sfeervol uit in het gele licht van de bij de stammen gemonteerde schijnwerpers. De laan lag bezaaid met plassen, maar met het vallen van de duisternis was er een einde gekomen aan de troosteloze buien. Christa kwam aan het einde van de oprijlaan en volgde het verlichte bordje dat haar naar de kleine parkeerplaats leidde. Ze zag dat Bart zijn klassieke Mercedes vlakbij de ingang had geparkeerd.

Altijd even laten zien dat hij stijl heeft, dacht ze. Maar kom, nu niet sarcastisch gaan doen, daarvoor ben je niet hier.

Ze had een strakke, zwarte stretchbroek aangetrokken, met een subtiel, zilveren streepje dat de lengte van haar benen accentueerde. Daarbij droeg ze een zwart blouseje, een zilveren ketting en twee zilveren armbandjes, die matchten met de streepjes op haar broek. Zelfs haar korte, zwarte laarsjes waren voorzien van een gespje in dezelfde tint. Chique genoeg voor De Graanmolen en casual genoeg voor de smaak van Bart.

 

“Goedenavond.”

 

Ze werd begroet door de portier, die haar jasje aannam.

“Goedenavond, mijn naam is Christa Winkler, ik heb gereserveerd voor twee personen.”

“Natuurlijk,” zei de portier, terwijl hij haar jas aan een hanger achter zich hing. “Uw gezelschap is reeds aanwezig. Laat mij u naar uw tafel begeleiden.”

Met een tenenkrommende beleefdheid ging hij haar voor. Het oorspronkelijke deel van de molen vormde slechts de entree. Het feitelijke restaurant bevond zich in de aanbouw achter de molen, die uit een soortgelijke natuursteen was opgetrokken, maar met grote raampartijen uitzicht bood op de weilanden achter de molen. Nu het donker was, bleef het zicht beperkt tot de ambiance van ouderwetse schemerlampjes, zachtgele koofverlichting aan het plafond en flakkerende kaarsjes op de twaalf tafeltjes die het restaurant telde.

 

De meeste plaatsen waren bezet. Zondagavond was traditioneel de drukste avond in De Graanmolen en de twee kelners hadden hun handen vol aan de bediening.

Bart zat aan een klein tafeltje bij het raam en staarde naar buiten, hoewel er weinig te zien was. Mogelijk keek hij gewoon naar de reflectie in het glas, want hij draaide zich om toen de portier zijn tafelgenote kwam afleveren.

 

“Alstublieft,” zei de man, alsof hij een warm gerecht opdiende.

“Bedankt,” zei Christa.

Ze liep naar Bart en gaf hem een zoen op zijn wang. Het leek haar de meest diplomatieke middenweg tussen de zoen op de mond, die ze hem normaal gesproken zou geven en een ijskoude entree zonder enige aanraking. Ze nam plaats op de kleine, maar comfortabele stoel.

De tafel was gedekt met twee smalle, witte kleedjes die kruiselings over elkaar lagen. In het midden van de tafel stonden twee kristallen glazen en een koperen kandelaar met twee witte kaarsen.

 

“Hoe is het?” vroeg ze.

“Goed. Met jou?”

“Kan beter.”

“Oh.”

Er viel een stilte.

 

Mooi, dacht ze. Helemaal geen ongemakkelijk begin van de avond. Gelukkig werd de stilte onderbroken door een kelner die de kaart bracht.

Bart bestelde een rode wijn, Christa een witte en vervolgens doken ze beide in hun menukaart, zodat ze elkaar niet hoefden aan te kijken.

Christa keek met een half oog naar de diverse gerechten, maar tussen de gerookte forel, de gepocheerde zeewolffilet op een spiegel van pestosaus en de varkensoester volgens Limburgs recept zocht ze naar de juiste ingrediënten van verzoening.

 

Bart bekeek zijn vriendin –of was het éx-vriendin?- met gemengde gevoelens. Ze was hem dierbaar, bijna zo dierbaar als zijn bedrijf en zijn geld en bovendien zag ze er prachtig uit in het flakkerende kaarslicht, dat schitterend reflecteerde in haar zilveren halsketting en een prachtige gloed op haar gezicht toverde. Maar ze had hem bedrogen. Ze was de hort op gegaan met een andere kerel en dat had niet alleen zijn hart, maar ook zijn mannelijke trots gekrenkt. Ze had met een voet op zijn ziel getrapt en met de andere op zijn ballen en hij wist nog niet welke van de twee pijnlijker was.

 

“Wat neem jij?” vroeg ze.

“Ik weet het niet. Maakt het uit?”

Hij stelde de vraag op dezelfde ongeïnteresseerde toon als haar wiskundeleraar vroeger deed bij een mondelinge overhoring. Het juiste antwoord bestond wel, maar ze had geen flauw benul wat het was.

 

“Ik vond de vis hier altijd zo heerlijk,” zei ze.

“Ik hou niet van vis.”

 

Er volgde een nieuwe stilte toen ze beide door het menu bladerden.

 

“Heeft u een keuze kunnen maken?” vroeg de kelner die even later aan het tafeltje verscheen.

“Ik had graag de carpattio van lamsfilet,” zei Bart. “Is dat goede feta die daarbij zit?”

Christa was wel van hem gewend dat hij altijd even informeerde of hetgeen hij geserveerd kreeg ook wel van de gewenste kwaliteit was. Alsof een kelner ooit zou toegeven dat de feta uit een groothandelpotje kwam. Ze was echter niet gewend dat hij direct voor zichzelf bestelde, in plaats van zijn wederhelft de eerste keuze te laten.

“De feta is uitmuntend, meneer, dat kan ik u verzekeren. Vanochtend binnengekregen uit Thessalië. 120 dagen gerijpt en vervaardigd uit een verhouding van zeventig-dertig procent schapenmelk en geitenmelk. Ik heb hem lang niet meer zo heerlijk geproefd.”

 

“Goed, die dan. En dan neem ik de tournedos met portsaus.”

Hij klapte zijn menukaart, die was ingebonden in een stevige, bordeauxrode map, dicht en hield hem in de richting van de kelner, zonder zijn elleboog van tafel te halen.

“En voor mevrouw?”

“Doet u mij maar de gegrilde gamba’s en de rogvleugel met beurre rouge.”

Ze gaf hem de menukaart.

 

“Dank u wel.”

“Da’s niet goedkoop, die vis van jou,” zei Bart.

“Ik betaal wel voor mezelf hoor, lieverd.”

“Nee, dat hoeft niet.”

Goed, dat is al positief, dacht ze. Bart had geld genoeg, maar een financiële toenadering van zijn kant was een serieuze toenadering.

 

“Hoe is het op de zaak?” vroeg ze. Een luchtig onderwerp leek haar de beste opening.

“Het gaat goed. Al heb je me vanmiddag wel een M12 door de neus geboord.”

Christa glimlachte, zij het zonder sarcasme of leedvermaak.

“Sorry, dat was echt niet mijn bedoeling. Maar ik was bang dat ik je anders echt niet meer te spreken zou krijgen.”

“Vind je het gek?”

“Nee.”

Ze staarde naar haar glas. Ze vond het helemaal niet gek.

 

“Weet je nog dat we hier voor het eerst kwamen?” vroeg ze en sloeg haar ogen naar hem op.

Het kaarslicht flakkerde zachtjes in haar pupillen.

“Ruim drie jaar geleden, toch?”

“Ja, toen ze die hele vieze oesters hadden,” lachte Christa. “Ik krijg nog kippenvel als ik er aan denk. En dan te bedenken dat ik die dingen at, omdat ik dacht dat jij ze lekker vond.”

“Ik kon die troep niet pruimen,” zei Bart. “Jij was toch zo gek op vis.”

“Ja, maar er is een groot verschil tussen vis en een schelp vol snot,” lachte Christa.

Bart probeerde serieus te blijven, maar hij kon een lach niet onderdrukken, waardoor er een vreemde, maar lieve grijns op zijn gezicht verscheen.

 

Ze keek hem een moment aan en legde toen haar hand op de zijne.

“Het is goed om je weer te zien, lieverd.”

 

Bart trok zijn hand niet weg, maar wendde zijn blik af en staarde naar het raam, waar de avond een zwart canvas bood voor de reflectie van zijn vriendin. Het dubbele glas toonde haar spiegelbeeld twee keer, als een soort transparante folie die ietwat verschoven op de onderlaag was geplakt. Het was alsof het venster haar beide gezichten toonde.

 

De kelner kwam er aan met twee borden.

“Gamba’s voor mevrouw en de carpattio voor meneer.”

Hij zette de borden neer en knikte subtiel met zijn hoofd.

“Smakelijk.”

 

“Dank u,” zei Christa.

Beide begonnen ze in stilte aan hun voorgerecht.

 

Bart werkte zijn carpattio snel naar binnen. Hij was niet het type dat lang over een maaltijd deed, omdat de etiquette dat voorschreef. Eten was een eerste levensbehoefte en als hij honger had vulde hij zijn maag. Alleen zijn vermogen om dure gerechten te bestellen onderscheidde hem van de lagere sociale klasse, die genoot van junkfood, of het goedkope, maar proteïnerijke rattenvlees dat een jaar of zes geleden na een trage start een ware hype was geworden in supermarkt en snackbar.

 

“Is het lekker?”

“Had wat beter gekruid mogen zijn,” mompelde hij.

“Wil je een stukje van mij proeven?” Ze hield haar vork omhoog, maar hij stak zijn hand op.

“Nee, dat hoef ik niet.”

 

Tot nu toe ging het goed. Hij gedroeg zich normaal, de eerste koetjes en kalfjes waren van stal gehaald en ze had de indruk dat ze de fundering had gelegd voor wat een serieus gesprek kon worden. Ze had zelfs stille hoop dat ze vanavond nog haar spullen kon gaan halen en de armoedige motelkamer vaarwel kon zeggen.

 

Bart schraapte zijn bord leeg en nam een slok wijn. Daarna wachtte hij in stilte tot ook Christa klaar was met haar voorgerecht.

“Nu vertel maar eens,” zei hij.

Hij keek serieus.

Waar moest ze beginnen? Christa schraapte haar keel en draaide zenuwachtig aan het voetje van haar wijnglas.

 

“Goed dan. Het begon met een opdracht die ik kreeg. Er vonden diverse protesten van activisten plaats bij bedrijven die zich bezighouden met dierproeven.”

“Ga door.”

“Ik werd er naartoe gestuurd om een meerdelige reportage te maken en zo kwam ik terecht bij BioTec.”

“Nooit van gehoord.”

Ze zuchtte. Ging hij haar nou na iedere zin onderbreken?

“Nee, ik had er ook nog niet eerder van gehoord. Ze zitten op dat terrein richting vliegveld. Je weet wel, zo’n industrieterrein dat nooit van de grond is gekomen. Hoe dan ook, daar vond een protest plaats en ik werd erheen gestuurd om meer uit te vinden over het bedrijf.”

 

Bart begon zachtjes met zijn vingertoppen op het tafelkleed te tikken.

“Die activisten zijn overal hetzelfde,” zei Christa. “En de bedrijven waar ze tegen protesteren ook, dus ik had niet het idee dat ik iets nieuws op het spoor was. Maar er klopte iets niet. BioTec deed geen enkele poging om zijn imago op te houden. Ze sloten zich hermetisch af, probeerden iets te verbergen voor de buitenwereld.”

Ze onderbrak haar verhaal en keek op. De kelner was plichtsgetrouw op de lege borden afgekomen.

 

“Heeft het gesmaakt?”

“Het was heerlijk,” zei Christa.

De borden werden meegenomen.

 

“Ga door,” zei Bart. Zijn stem klonk nog relatief kalm en geduldig, voor iemand in afwachting van het moment waarop zijn vriendin hem zou vertellen over het moment waarop ze met een ander de koffer in dook.

“Ik raakte gefascineerd door BioTec. Ik wilde weten wat zich daarbinnen afspeelde, maar er was geen mogelijkheid om er via de voordeur naar binnen te wandelen; met of zonder uitnodiging. Dus ik greep mijn kans toen de achterdeur open ging.”

Bart sloeg het restant van zijn wijn in een grote slok achterover.

 

“Er kwam een jongen naar buiten die ik ben gevolgd naar de kroeg.”

“Waarom in godsnaam?”

“Omdat hij me meer kon vertellen over BioTec als ik zijn vertrouwen maar kon winnen.”

“Dus nu probeer je me wijs te maken dat je je beroepsmatig hebt laten neuken?” siste Bart. “Dat noemen ze in bepaalde kringen een hoer.”

Het kwam er iets luider uit dan gepland en het koppeltje aan de tafel achter Christa keek geïrriteerd om. Zwijgend maakte Bart een verontschuldigend gebaar door zijn beide handen op te steken.

 

“Lieverd, ik ben naast hem gaan zitten en ik heb een praatje met hem gemaakt. Het lukte niet om meer los te krijgen, terwijl ik zeker weet dat er een echte coverstory in dat bedrijf zit. Dus ja, toen merkte ik dat ik hem moest verleiden om zijn vertrouwen te winnen.”

Bart maakte een draaiende beweging met zijn rechterhand, alsof hij een straatorgel aanzwengelde dat te langzaam liep.

“En?”

 

Christa aarzelde even.

“En toen... Nou ja, toen heb ik hem gezoend. Maar het was echt geen lust, lieverd, dat moet je me geloven. Jij bent veel te belangrijk voor me.”

In zekere zin meende ze wat ze zei. Op het moment dat ze Matt zoende, had ze er geen moment bij stilgestaan dat dit het einde kon betekenen van haar relatie met Bart. Een relatie die in het slop was geraakt weliswaar, maar die er met wat moeite ook wel weer uit getrokken kon worden, als ze samen hun best deden.

 

De kelner kwam terug en serveerde het hoofdgerecht.

“De rogvleugel was voor mevrouw, als ik mij niet vergis en de tournedos voor meneer. Is verder alles naar wens?”

“Nog een rode wijn voor mij,” zei Bart.

“Natuurlijk. Smakelijk eten.”

De kelner verdween met het lege glas.

 

“Goed,” zei Bart en richtte zich weer tot Christa. “Dat je een vreemde kerel aflebbert maakt je een slet, maar dat wil ik nog wel door de vingers zien. Maar verklaar mij dan maar eens die vlek waarmee je thuiskwam, die ziekmeldingen. Je maakt me verdomme wijs dat je naar je werk gaat en intussen lig je met die lul te rotzooien.”

Christa staarde naar haar bord. Het hoofdgerecht was een plaatje om te zien en een heerlijke geur prikkelde haar reukorgaan, maar een knoop in haar keel belette haar op dit moment ook maar één hap te nemen.

Als Matt gelijk had met zijn vergelijking tussen God en geweten, dan vrat deze hogere macht momenteel met volle kracht aan haar hart en aan haar verstand en dwong haar om op te biechten.

 

“Ik ben inderdaad teruggegaan en h eb hem vaker ontmoet. Mijn MP7 heb ik telkens meegenomen in de hoop meer te weten te komen over BioTec. Het bleek dat hij er woont, ongeneeslijk ziek is en afhankelijk van peperdure medicijnen die ze zelf hebben ontwikkeld.”

Bart legde zijn hand op haar pols.

“Chris, je hoeft me zijn levensverhaal niet te vertellen. Ik wil van jou maar één ding weten en ik wil een eerlijk antwoord. Je bent mijn vriendin en ik hou van je, maar als je me beliegt kan ik je nooit meer vertrouwen en dan is alles wat mij betreft voorbij.”

 

Ze keek naar haar bord, maar hij kneep in haar pols.

“Chris, kijk me aan.”

 

Hij boog zich over de tafel en doopte daarbij bijna zijn hemd in de portsaus. Hij sprak nu heel bedeesd en zacht, zodat niemand anders hem kon horen, maar hij articuleerde lettergreep voor lettergreep, alsof hij een vraag mocht stellen die hem zijn hele leven had beziggehouden.

 

“Heb je geneukt met die ander, ja of nee?”

 

Het was de 10 miljoen euro-vraag.

Eén woordje...

Eén woordje was er nodig om hem te beantwoorden en dit antwoord kon wel eens de rest van haar leven bepalen.

Als ze de ja/nee-vraag voor het altaar gesteld had gekregen, dan was het makkelijker geweest, omdat zelfs de simpelste ziel het antwoord wist. Maar nu?

Hij had haar nog wel zijn vriendin genoemd en belangrijker nog; hij had gezegd dat hij van haar hield. Het was dus nog niet helemaal voorbij, ook niet vanuit zijn perspectief. Ze kon blufpoker spelen en hem opnieuw beliegen.

 Met een beetje geluk zou hij haar geloven en dat bood haar de mogelijkheid om terug naar huis te keren en een nieuwe start te maken. Maar haar geweten zou waarschijnlijk voorgoed blijven knagen en dat gevoel werd alleen maar sterker en sterker, zo had ze ervaren.

Ze kon ook gokken op zijn emotionele kant en zijn behoefte om haar weer aan zijn zijde te hebben. Door hem de waarheid te zeggen, met als broodnodige aanvulling dat haar contact met Matt verbroken was en herhaling dus uitgesloten, zou ze eveneens naar huis terug kunnen keren. Maar het zou natuurlijk ook kunnen betekenen dat ze daarmee nog meer eigen ruiten ingooide. Ze haalde diep adem.

 

“Ja.”

 

“Ja?” vroeg hij.

 

“Ja, en het contact is inmiddels verbroken, dus het zal ook nooit meer opnieuw gebeuren,” zei ze snel.

Bart keek haar een moment aan. Ze zag zijn kaakspieren aanspannen. Zijn vork viel op tafel en maakte een vlek op het kleedje.

Even staarde hij roerloos dwars door haar heen. Daarna veegde hij zijn mond af en wierp het servet op tafel.

 

“Dat was het dan,” zei hij kalm en stond op. “Morgenavond ben ik thuis, dan kom je de rest van je spullen maar halen. Wat je laat liggen gaat naar de recycling.”

“Maar schat, ik…”

“Morgenavond, Chris. En anders flikker ik alles weg.” De kalmte verdween uit zijn stem.

Christa reikte over de tafel en pakte zijn hand.

“Lieverd...”

Hij trok zich los. “Blijf van me af, slet.”

Het klonk hard en duidelijk en Christa voelde alle ogen om zich heen branden. Bart liep met grote passen naar de uitgang, liet zich scannen voor de rekening en vervolgde zijn weg naar buiten.

 

Christa bleef achter en staarde naar de deur. Nog steeds waren veel ogen op haar gericht, maar het liet haar koud. Zojuist leek het nog dat hij bereid was om haar terug te nemen. Deze reactie had ze totaal niet verwacht. Geen discussie op fluistertoon. Geen ultimatum of beloftes. Geen goedmakertjes.

Hij was vertrokken naar de dikke ommuring van zijn kasteel en had de loopbrug opgehaald. Ze bleef achter met twee smakelijke, dure hoofdgerechten die met liefde waren bereid, maar die langzaam afkoelden en nooit gegeten zouden worden.

 

Rachida had net de deur van de kinderkamer zachtjes dichtgetrokken toen haar telefoon ging. Joyce sliep de laatste paar nachten slecht. De regen maakte veel lawaai op het enkele glas en hoewel er opgerolde handdoeken tegen de kozijnen lagen, trok er voortdurend een koude tocht door de kamer, die als een onzichtbare geest onder het kinderbedje door vloog. Dat laatste was toch al een probleem, want Joyce was bang voor alle klopgeesten onder haar bed. De houten vloer in de kinderkamer reageerde op alle bewegingen in de woonkamer en dat veroorzaakte geluiden die overdag onschuldig waren, maar ’s nachts de duistere kant van de kinderlijke fantasie prikkelden. Ze had lang gehuild, maar eindelijk was ze overmand door de slaap en berustend in de wetenschap dat haar moeder naast haar zat, had ze haar oogjes tenslotte gesloten. Het piepen van de telefoon was te zacht om haar hervonden rust te verstoren.

 

“Christa? Waar ben je meisje?”

“Hé Ida, ik zit in de auto. Ik zou graag even gebruik maken van je inlogaccount.”

“Eh, ja... oké, natuurlijk. Maar waarom?”

“Omdat ik niet zal rusten voordat ik weet wat er bij BioTec speelt.”

“Nou, je weet de weg.”

“Dankjewel,” zei Christa. “Ik zie je zo.”

 

Ze had haar maaltijd laten staan en was, gevolgd door de fluisterende blikken van de andere gasten, naar buiten gelopen. Hoewel de vis er overheerlijk uitzag, had ze ineens geen honger meer. Haar lege maag was gevuld met een knoop van emoties, die aanzwol zoals de regen op de voorruit. Een nieuwe bui diende zich aan en er kwam steeds meer water uit de hemel.

De zon had zich deze zomer alweer weinig laten zien. De klimaatverschuiving maakte Nederland langzaam maar zeker tot een van de betere Europese landen om in te wonen, maar vooral tijdens de zomermaanden dachten de inwoners daar vaak anders over. Spanje, Italië en Griekenland gingen elk jaar meer gebukt onder extreme temperaturen, langdurige droogte en woestijnvorming. Grote steden voerden drinkwaterrantsoenen in en zagen zich gedwongen elkaar te helpen met hele colonnes tankwagens gevuld met water. Nederland daarentegen genoot dankzij de Noordzee van een gematigd, soms zelf bijzonder koel klimaat en hier kwamen de stapelwolken, volgezogen met mediterraan water, tot uitbarsting in langdurige en hevige hoosbuien. De zomer scheen ieder jaar troostelozer te worden.

 

Ze plaatste haar auto op het parkeerterrein dat omringd werd door de grote, carrévormige flat en haastte zich door de regen naar de deur.

“Rachida Janssen,” zei ze en controleerde of het rode lampje bij het metalen rooster voor het microfoontje oplichtte. Ze kon het huisnummer maar niet onthouden en voicecall was wel zo gemakkelijk. Bovendien vond ze het na al die tijd nog altijd grappig klinken. Rachida Janssen. De ultieme multiculturele naam.

Het groen verlichte display herkende de naam.

 

`Jansen, Victor en Rachida. Druk op BEL of kies een andere naam.’

 

Christa belde aan en wachtte op de zoemer, waarna ze de lift naar de achtste verdieping nam en de galerij overstak.

“Hé meisje,” fluisterde Rachida, die haar al bij de open voordeur opwachtte. Ze keek even opzij, maar de buurman, die niet gediend was van herrie op de galerij, verscheen niet achter het vlekkerige gordijntje van zijn keukenraam.

“Hé Ida, hoe is het?”

“Dat kan ik beter aan jou vragen, Chris. Maar kom binnen, je wordt nat hier.”

 

Hoewel de thermometer een schamele 19 graden aangaf, was het binnen behaaglijker dan buiten, waar de regen de lucht nog kouder maakte dan hij al was. Christa nam plaats op de bank en liet zich trakteren op een kopje heerlijke thee, zoals alleen Rachida die kon maken.

 

De woonkamer was karig ingericht. Een versleten tafeltje, waarop drie bierflesjes stonden. Een zwart tv-meubel dat qua kleur en design volstrekt niet paste bij de rest van het interieur, alsof het in een opwelling was gekocht bij een uitverkoop. Daarnaast twee boekenkastje die grotendeels gevuld stonden met Victors collectie action figures. Gedetailleerde poppetjes van klassieke horrorpersonages als Michael Myers, Freddy Krueger, Norman Bates en Leatherface, maar ook oude mechanische speelgoedfiguren uit zijn kindertijd. Sommige van de action figures vertegenwoordigden inmiddels genoeg waarde om de energierekening van één of twee maanden te voldoen en na lang aandringen door Rachida had hij er ook al een paar opgeofferd. Maar de collectie was hem, net als zijn verzameling stripboeken en oude telefoons, te dierbaar om weg te doen.

 

“Hoe is het met jou, Victor?” vroeg Christa quasigeïnteresseerd.

“Hard werken, niks verdienen,” zei hij, terwijl hij naar een oude 2D cartoon op tv keek.

Je zou natuurlijk eens echt kunnen gaan werken, lamzak, dan verdien je ook wat, dacht ze, maar ze besloot zich solidair op te stellen.

“Het is klote op de arbeidsmarkt hè?”

“Welke arbeidsmarkt? Er is geen ruk te krijgen. Alleen als ze geld moeten hebben, dan weten ze je wel te vinden.”

“Zullen we het daar nu even niet over hebben?” vroeg Rachida, die met een schaal koekjes uit de keuken kwam en zich op de bank liet vallen. Ze klopte Christa op de knie.

“Vertel, meisje. Hoe is het?”

 

“Om het kort te houden,” zei ze, “zijn Bart en ik nu echt uit elkaar. Ik ga mijn spullen nog ophalen en dan ben ik weg daar.”

“Tjee, wat balen zeg. Kunnen jullie echt niet nog eens samen aan tafel gaan zitten?”

“Dat hebben we vanavond gedaan, in een restaurant nog wel. Maar we zijn zonder te eten weer naar buiten gekomen.”

“Dan heb je ook niet betaald, mag ik hopen,” zei Victor, zonder zijn ogen van het scherm te halen.

Ze negeerde zijn opmerking.

“Ach, ik heb het zelf verknald, Ida. Nu mag ik ook niet gaan zitten zeuren. Ik kan het hem niet kwalijk nemen.”

“Maar toch kan ik me goed voorstellen dat je je ellendig voelt,” zei Rachida.

Christa gaf haar een bescheiden glimlach. “Alles went....”

“Behalve een vent,” vulde Ida lachend aan. Victor schudde zijn hoofd en volgde de verrichtingen van Roadrunner en Wile E. Coyote, terwijl hij zijn buik krabde.

 

“Waar ga je nu naartoe, Chris?” vroeg Rachida.

“Ik weet het nog niet. Ik kan natuurlijk niet in een suffe motelkamer blijven zitten. Ik heb gelukkig nog genoeg geld, dus ik kan eens gaan rondkijken of ik een studiootje kan vinden.”

“Als ik je ergens mee kan helpen, dan moet je het zeggen hoor.”

 

Christa nam een koekje van de schaal. Rachida bakte zelf haar stroopkoekjes met amandelsnippers. Een recept waar geen enkel fabriekskoekje aan kon tippen.

 

“Dankjewel Ida. Voor nu kun je me helpen met je inlogaccount van NedNews.”

“Ja, daar had je het over. Wat wil je daarmee doen? Toch geen gekke dingen hoop ik, want ze kunnen alles screenen.”

“Nee, maak je geen zorgen. Ik wil alleen graag weten wat we in het archief hebben over BioTec. Jij bent gemachtigd om daar in te kijken.”

“Het blijft je bezighouden hè?”

“Ja, ik moet en zal weten wat zich daar afspeelt.”

“Wat denk je dan dat ze daar doen?”

 

Christa veegde een paar kruimels van haar schoot. “Ik weet het niet, maar ik weet wel dat ze meer doen dan de gebruikelijke dierproeven waarvoor ze geregistreerd staan.”

Ida stond op, pakte haar notepad en maakte verbinding met NedNews. Je mag wel even op mijn naam zoeken wat je nodig hebt. Als je mijn privé mailaccount gebruikt om het door te sturen naar jouw adres, dan zien ze niet direct dat het naar jou is gegaan. Ze zullen mijn privéadres echt niet gaan screenen.

 

“Dankjewel, Ida. Je bent een engel.” Ze nam een slokje van de zoete, Marokkaanse muntthee die Ida had ingeschonken en opende toen het NedNews archief.

De kans was groot dat hier meer te vinden zou zijn dan op GlobaNet, waar censuur en privacywetgeving de informatiestroom op alle fronten beperkte. Het afgeschermde NedNews archief bevatte veel data en losse registraties van journalisten. Soms waren het kant en klare artikelen die ooit in een van de vele dag- of weekbladen waren verschenen, maar vaak ook willekeurige aantekeningen die het nieuws nooit hadden gehaald.

 

Ze zocht op BioTec, maar vond niet veel meer informatie dan hetgeen ze op GlobaNet al gevonden had. De chronologie begon bij de oprichting van het bedrijf op 3 mei 2015. NedNews bestond pas sinds 2017 en er waren dan ook geen details bekend over de oprichting. Ze las de inmiddels bekende gegevens over de doelstelling van het bedrijf en de registrering bij de toenmalige Kamer van Koophandel.

Nadenkend over een alternatieve zoekopdracht tikte ze willekeurig met haar vingers op het scherm en merkte tot haar verbazing dat de naam P.J. Wanders ietwat verschoof. Er zat een link aan de naam gekoppeld die op GlobaNet niet aanwezig was geweest.

Christa schoof met haar wijsvinger over de naam, die over het beeld naar beneden gleed en een extra tekstblok opende:

 

`Wanders, Peter Johan, geboren 31 augustus 1981. In 2006 gehuwd met Alicia Schults. Afgestudeerd in biotechnologie en oprichter van BioTec BV (03-05-2008 / KvK196034640225).

Link #1: BioTec [company/medical/research/animal]

Link #2: Sniffles [toy/Kids Castle]

Link #3: ~url missing~’

 

De informatie was summier, maar uitgebreider dan ze op GlobaNet had gevonden. Ze liet haar vinger over de naam Alicia Schults glijden, maar er verscheen niets. Blijkbaar was er in het NedNews archief niets bekend over zijn echtgenote. Haar hand gleed omlaag en ze raakte de link met het KvK nummer aan, die haar voerde naar de Kamer van Koophandel gegevens van BioTec. Het viel haar op dat Alicia Schults in de eerste registratie te boek stond als mededirectrice, maar in elk volgend register gold Peter Wanders als enige directeur van het bedrijf. Ze bladerde terug en bekeek de laatste twee regels van het tekstblok opnieuw:

 

Link #2: Sniffles [toy/Kids Castle]

Link #3: ~url missing~’

 

Sniffles?

Kids Castle?

Kids Castle kende ze wel. De speelgoedwinkelketen had in de lijn der verwachting van grote ketens, elk winkelcentrum in het land van een filiaal voorzien. Of men nou in het noorden, zuiden, oosten of westen ging shoppen, alle kledingwinkels, meubelzaken en supermarkten waren identiek en zo speelden ook alle kinderen in het land met hetzelfde speelgoed.

Ze tikte ‘Sniffles’ aan en een nieuw blok verscheen in beeld. Een naar het tweedimensionale scherm van Rachida’s notepad geconverteerde 3D-afbeelding roteerde langzaam om zijn eigen as. Het was een speelgoedhondje met een spierwitte, pluizige vacht van pluche, zwarte kraaloogjes en een ietwat plastisch uitziende tong die enthousiast uit zijn bekje hing. Links ervan stond de startalinea van een artikel van 25 oktober 2027.

 

‘SNIFFLES KRIJGT SPUITJE – Amsterdam, 25 oktober. Van onze verslaggever.

 

De speelgoedwinkels konden hem niet snel genoeg laten aanrukken en veel kinderen lopen er nog steeds mee weg, maar verontruste ouders laten de populaire toy en masse links liggen. Winkeliers blijven plotseling zitten met grote voorraden en Sniffles duikt overal op in afvalcontainers. Huilende kinderen ten spijt, het hondje moet inslapen. [article #19457472.4 / 19457472.5 ~ 20151025]’

 

Christa riep naar Rachida, die in de keuken stond. “Ida?”

Ze kwam snel naar de kamer en drukte haar wijsvinger tegen haar lippen.

“Niet te hard, Chris. De kleine meid slaapt eindelijk.”

“Oh sorry, daar had ik even niet bij stilgestaan. Nog steeds nachtmerries?”

Rachida zuchtte. “Ze ziet overal spoken en monsters. Het zal de leeftijd wel zijn.”

Of die afzichtelijke speelgoedpoppetjes in de kast, dacht Christa.

“Zegt de naam Sniffles jou iets?”

Rachida’s wenkbrauwen schoten omlaag, zoals ze altijd deden wanneer ze diep nadacht.

“Sniffles, sniffles. Wie zou dat moeten zijn?”

 

Victor keek op van zijn cartoon.

“Een wit hondje van een centimeter of 25?”

Christa keek hem aan. “Ja, ken je die?”

“Natuurlijk, zei hij. Dat was me toch een flop. Ik denk een jaar of acht, negen geleden, als ik me niet vergis.”

Christa keek op het scherm. “Zeven jaar geleden.”

“Dat kan wel,” zei Victor.

“Wat was daarmee aan de hand?”

 

Victor trok zijn voeten van de bankleuning en ging recht zitten. “Je kunt beter vragen wat er niet mee aan de hand was.”

Hij stond op en liep naar de boekenkast, waar hij een speelgoedbeest uit pakte dat iets weg had van een opgezwollen, harige tomaat met grote ogen en een vrolijke lach.

“Ken je deze nog?” Hij gaf het beest aan Christa.

“Cuddly,” zei ze. Ze las de naam op het labeltje aan de onderkant van zijn rechterpootje. “Nee, zegt me niks.”

“Die is ook al vijftien jaar oud,” zei Victor. “Hij kan niet veel hoor. Een paar kunstjes, eenvoudige stemherkenning, eerste generatie karakteropbouw, lopen zonder ergens tegenaan te botsen of vanaf te vallen. Heel simpel allemaal. Maar destijds was het een grote rage.”

 

Christa bekeek de pluizige, rode bal in haar handen. Het beestje keek haar onvermoeibaar lachend aan, maar zijn pootjes, die aan de onderkant versleten waren door het schuifelende loopje, stonden stil.

“Hij loopt op ouderwetse batterijen, dus ik kan hem niet meer demonstreren,” zei Victor.

“Sniffles was iets soortgelijks, maar dan een stuk geavanceerder. Hij gold destijds als de opvolger van Cuddly; van dezelfde makers ook. Een robothondje volgepakt met motortjes, sensoren en voor die tijd heel geavanceerde microchips. De fabrikant had het moederbord zelfs zo afgedekt dat je de chips onmogelijk kon blootleggen zonder ze totaal aan gort te trekken. Ze wilden voorkomen dat iemand reverse engineering zou toepassen om een goedkope kloon te maken.”