1
Eiland Santa Marina
1.30 uur
‘Je zult echt niemand vinden, maf beest.’ Jude Marrok klom over de zoveelste berg puin en probeerde de zwarte labrador bij te houden. ‘En ik blijf niet achter je aan jagen. Je hebt nog een kwartier. Dan bel ik de helikopter.’
Ned keek niet eens achterom terwijl hij wanhopig aan de ruïnes van de huizen snuffelde die door de aardbeving waren getroffen. Hij jammerde zacht terwijl hij in de bouwvallen naar leven zocht.
Marrok vloekte binnensmonds. Verdorie, hij had meteen met de hond naar het hoofdzoekgebied moeten gaan nadat ze door de helikopter aan de voet van de heuvels waren afgezet. Deze kant van de berg was al door reddingsteams met honden doorzocht.
De vulkaan op dit kleine Caraïbische eiland had zes dagen geleden een aardbeving met een kracht van 7,5 op de schaal van Richter veroorzaakt en de twee dorpen op beide hellingen van de berg verwoest. De reddingsteams hadden onvermoeibaar in beide dorpen gezocht, maar nadat niemand was gevonden, hadden ze dit kleinere dorp verlaten, om zich te concentreren op het dorp aan de andere kant van de berg. Zijn hond, Ned, had geweigerd daarheen te gaan en erop gestaan in het nu verlaten dorp te zoeken, en Marrok had hem zijn zin gegeven. Meestal had de labrador een goed instinct, en het kwam geregeld voor dat hij nog overlevenden vond nadat andere reddingsteams de hoop hadden opgegeven. Maar ze waren nu al twee uur aan het zoeken en Ned had nog geen teken van leven gevonden.
En het verdomde beest weigerde op te geven. Hoe langer hij zocht, hoe onbesuisder hij te werk ging. Hij jammerde nu, en als hij zou gaan blaffen, zouden de soldaten die de bouwvallen tegen vandalen en plunderaars bewaakten op onderzoek uitgaan. Dat mocht niet gebeuren. Jude had geen tijd gehad om zijn papieren in orde te maken toen hij besloot met Ned naar het rampgebied te gaan. Hij had zijn hond het gebruikelijke Rode Kruis-vest aangetrokken, maar het leger zou officiële papieren willen zien.
O, wat kon het ook schelen. Pas als hij in de lokale bajes belandde, zou zich daar zorgen over maken. Tenslotte had hij Ned hiernaartoe gebracht om een einde te maken aan de depressie die hij de afgelopen weken in zijn hondenvriend had opgemerkt, en hij zou stug doorzetten. Neds depressies kwamen normaal gesproken alleen opzetten als hij naar een zoekgebied was geweest en alleen maar doden had gevonden, maar de laatste tijd leek hij op een mogelijkheid te wachten om een reddingspoging te ondernemen.
Ned was bij een stapel planken blijven staan, draaide zijn kop naar hem om en keek hem met smekende, donkere ogen aan.
‘Oké, ik kijk wel even.’ Hij begon de brokstukken weg te halen. ‘Maar verwacht er niet te veel van, vriend.’ Hij was vijftien minuten aan het werk, en al die tijd bleef Ned hem verlangend aanstaren. ‘Zei ik het niet? Hoe vaak komt het niet voor dat –’ Hij stopte. ‘Shit.’
Ned jammerde en drukte zijn neus tegen zijn knieën.
‘Dood.’ De dorpeling die hij had uitgegraven lag er verfomfaaid bij, zijn schedel was verbrijzeld. Arme ziel. ‘Ik zei het toch? We gaan naar de andere kant van de berg, want daar hebben we nog kans om –’
Ned begon als een wolf te janken.
‘Nee.’ Marrok liet zich op zijn knieën vallen en legde zijn armen om de labrador. ‘Sst, ik weet dat het pijn doet. Mij ook. Maar je moet stil zijn, Ned. Je mag hier helemaal niet zijn.’ Ned jammerde zachtjes, maar gelukkig jankte hij niet meer. Hij drukte zijn neus tegen Marroks borst. ‘We blijven gewoon zoeken. Je vindt vast wel een overlevende. Dat beloof ik je.’ Hij hoopte dat hij de waarheid vertelde. Het brak zijn hart om Ned zo verdrietig te zien. Hij aaide de hond over zijn kop. ‘Kom. We voegen ons bij de reddingsteams aan de andere kant van de berg. Dan kun je die andere honden laten zien hoe slim je bent.’
En Marrok zou heel voorzichtig te werk moeten gaan en keihard moeten liegen als iemand hem om zijn papieren vroeg. En dat was niet nieuw voor hem. Door de jaren heen had hij met beide veel ervaring opgedaan. Ned was alle problemen waarmee hij geconfronteerd kon worden waard. Hij kwam overeind. ‘Kom, we gaan,’ zei hij vriendelijk. ‘Het heeft geen zin om hier te blijven. We kunnen hem niet helpen.’ Hij plaatste een vlaggetje voor het bergingsteam. ‘Het gaat vast beter als –’
Ned was niet meer naast hem. Hij rende over de brokstukken; zijn slanke, gitzwarte lijf stond strak van enthousiasme. Hij had weer een geur opgesnoven, besefte Marrok, en volgde die met roekeloze snelheid. De hond was duidelijk niet bereid hem te gehoorzamen, dacht hij bedroefd. Verrassend was het niet, aangezien hun relatie er eerder een was van goede vrienden dan van baas en hond. Dat station waren ze lang geleden gepasseerd. ‘Oké, nog even dan.’ Hij rende achter Ned aan. ‘Maar o wee als je het weer fout hebt. Ik blijf je niet de hele avond troosten.’ Maar natuurlijk zou hij dat wel doen. Als een vriend in nood is, stel je geen vragen. Hij had Ned al bijna ingehaald, en de labrador staarde hem hoopvol aan. ‘Laten we iets afspreken.’ Hij bukte zich om de brokstukken te verplaatsen. ‘Als we nu niemand vinden, geef je het op en doen we het op mijn –’
Een gierend geluid flitste langs zijn wang.
Ned jankte en viel op de grond. Er gutste bloed uit zijn zij.
Verdomme, een kogel.
Marrok liet zich op zijn zij vallen, greep Neds halsband vast en rolde samen met hem achter de ruïne van een huis.
Een volgende kogel versplinterde het hout naast Marrok terwijl hij zijn pistool tevoorschijn haalde. De kogel was uit de richting van de bomen ten zuiden van het rampgebied gekomen. Niet het leger dus. Ze zouden hem hebben ondervraagd voordat ze op hem hadden geschoten. Het rode kruis op Neds vest vereiste dat. Met zijn blik zocht hij de bomen af terwijl hij opzij dook.
Weer een kogel.
Een schutter die vastbesloten was te slagen in zijn missie.
Danner? Misschien. God, hij had gehoopt dat hij hen in Marokko op een dwaalspoor had gebracht, maar kennelijk hadden ze zijn spoor ontdekt. De oplossing was dezelfde als altijd. De schutter uitschakelen. Verdwijnen. Het zou tijd kosten om iemand anders achter hem aan te sturen. Maar hij kon Ned niet hier laten. De labrador was gewond en bloedde. Hij had geen tijd om achter de schutter aan te gaan. Niet nu. Hij moest het bloeden stoppen en hulp zoeken.
Terwijl hij Ned verder achter de planken trok, ontweek hij nog twee kogels. Hij vuurde een spervuur van kogels af in de richting van de bomen voordat hij het bloeden begon te stelpen. Godzijdank bloedde Ned niet hevig. Hij lag volkomen stil en jammerde slechts af en toe. Marrok dacht niet dat de wond dodelijk was, maar in het donker was het moeilijk te zeggen. Woede borrelde in hem op.
Kom achter mij aan, klootzak. Geef me de kans je te grazen te nemen. Mijn hond neerschieten? Ik ruk je hart er uit.
Maar hij hoorde stemmen uit de richting van het zoekgebied aan de andere kant van de berg. Verdorie, iemand had de schoten gehoord. Hij zou de kans niet krijgen om de schutter uit te schakelen en de schutter zou het niet riskeren achter hem aan te gaan en aan lastige vragen blootgesteld te worden. Danner hield niet van vragen.
Hij aaide over Neds kop. ‘Het komt allemaal goed. We lappen je wel weer op. Er is bijna altijd een dierenarts mee op deze vrijwillige reddingsoperaties.’ Hij keek naar de bomen waar de kogel vandaan was gekomen. Het was alleen maar uitstel. De schutter zou niet opgeven. Hij zou in de buurt blijven en zijn volgende kans afwachten. Danner had bijna net zo’n hekel aan falen als aan vragen. ‘En ik beloof je dat die klootzak nooit meer op jou kan schieten.’
Shit.
Kingston liet zijn Remington zakken, gleed via de stam van de palmboom naar beneden en rende terug de bossen in. Later zou hij wel teruggaan om zijn sporen uit te wissen. Bang dat hij de lokale bevolking achter zich aan zou krijgen was hij niet. Marrok was hier de dreiging. Kingston had het rapport dat Danner hem had gegeven over de man die zichzelf Jude Marrok noemde grondig gelezen, en een deel ervan was zeer indrukwekkend geweest.
Zijn mobiele telefoon vibreerde in zijn jaszak. Hij haalde hem tevoorschijn en keek op de display. Danner.
Verdorie, zijn eerste gedachte was het telefoontje te negeren. Hij had geen zin om op dit moment uitleg te geven. Maar een machtig man als Raymond Danner kon hij moeilijk negeren.
Hij drukte op de toets.
‘Ik heb het druk. Ik bel je terug.’
‘Is het gelukt?’ vroeg Raymond Danner.
‘Ik heb de hond neergeschoten.’
‘Dood?’
‘Dat weet ik niet. Marrok sprong er op het allerlaatste moment voor.’
Stilte. ‘Heb je Marrok neergeschoten?’
‘Nee,’ zei hij snel. ‘Ik probeerde hem in de val te lokken, maar de militairen –’
Danner vloekte. ‘Allemachtig, kun je dan niets goed doen? Ik heb je zelfs verteld waar Marrok en de hond vanavond zouden zijn. Het enige wat je hoefde doen, was erheen gaan en schieten.’
‘Ik stond aan de andere kant van de berg te wachten, waar alle andere reddingsteams aan het werk waren. Hij was niet waar je zei dat hij zou zijn. Ik moest mijn positie wijzigen.’ Snel voegde hij eraan toe: ‘Maar ik houd het gebied in de gaten en wacht op de helikopter. Het wemelt hier van de legereenheden, dus misschien kan hij de heli niet in het gebied laten landen. Als de hond niet dood is, moet hij hulp voor hem halen. Wees niet bang, Marrok zal niet ontkomen.’
‘Ik ben niet bang, ik ben woedend. Die verdomde, lompe Marrok heeft bij de SEALs gezeten en heeft zich al talloze malen uit een val weten te bevrijden. Als je hem had verrast, had je nog een kans gehad. Ik wil dat de klus geklaard is voordat Marrok het rampgebied verlaat.’ Danner hing op.
Kingston verbrak de verbinding met een druk op de toets. Hij voelde dat zijn hart tekeerging. Hij had Danner al eens eerder kwaad gezien en de gevolgen waren niet prettig geweest. Danner mocht graag een voorbeeld stellen dat in het geheugen van zijn mannen gegrift bleef.
Tijd voor actie. Vermijd die soldaten.
Vind Marrok.
Vind de hond.
‘Wakker worden, Devon.’ Nick schudde aan haar schouder. ‘Ik ben net gebeld door commandant Ramirez. Ze komen met een gewonde hond naar de eerstehulppost.’
Devon Brady schudde haar hoofd om de slaap te verdrijven. Hemel, wat was ze suf. Samen met haar hond Gracie had ze bijna tot aan middernacht naar overlevenden gezocht. Ze keek op de wekker. Het was na tweeën. ‘Ik dacht dat ik als laatste terug was in het kamp. Wiens hond is gewond? Die van Jerry? Zijn herder heeft wel vaker heupblessures.’
‘Nee.’ Nick Gilroy gaf haar blouse en kakibroek aan, die over de stoel in haar mobiele verblijf hingen. ‘Het is een labrador. Volgens commandant Ramirez is hij neergeschoten.’
‘Neergeschoten?’ Ze kneep haar lippen op elkaar terwijl ze zich aankleedde. ‘Hebben de militairen dat gedaan? Een of andere schietgrage knul die dacht dat hij een wolf zag?’
‘De commandant zweert dat het niet een van zijn mannen is geweest. Ze hoorden schoten en zijn op onderzoek uitgegaan.’ Nick vond haar schoenen onder het bed en gaf haar die aan. ‘De hond was gewond, en de man die bij hem was, gaf hun geen kans om vragen te stellen. Hij zei dat hij wilde dat zijn hond verzorgd werd of hij zou naar de krant stappen en hen beschuldigen van het neerschieten van een reddingshond.’
Labrador. Ze trok haar schoenen aan. De enige labrador in het reddingsteam was van Phil Dormhaus. Phil was een rustig, intellectueel type, en ze kon zich niet voorstellen dat hij zou dreigen naar de krant te stappen. Hij was een man die zijn werk deed en zijn hond vervolgens weer mee naar huis nam. Maar wat wist ze eigenlijk, dacht ze vermoeid. De honden waren niet de enige slachtoffers van een ramp als deze. De eigenaren van de reddingshonden konden maar een bepaalde hoeveelheid doden aan, een bepaalde hoeveelheid verdriet, voordat ook zij er niet meer tegen konden. Het was een zware missie geweest, die nog steeds niet voorbij was. Misschien was Phil zo overmand door verdriet door het feit dat zijn hond gewond was geraakt dat hij volledig was doorgedraaid. ‘Als de militairen de labrador niet hebben neergeschoten, moet het door een van de eilandbewoners zijn gedaan. Zeg tegen de commandant dat degene die dit op zijn geweten heeft, gevonden moet worden en achter de tralies gezet. We zijn allemaal vrijwilligers die hier zijn gekomen om hen te helpen. Ik accepteer niet dat onze honden gevaar lopen.’
‘Ik zal het tegen hem zeggen. Met alle plezier.’ Nick glimlachte. ‘Moet ik je helpen met de labrador?’
‘Weet ik nog niet.’ Ze keek achterom naar hem terwijl ze de deur van de trailer opendeed. Soms vergat ze dat Nick geen jongeman meer was. Hij was in de zestig, maar nog altijd sterk en behendig. Enkele jaren geleden had ze zijn dierenartsenpraktijk overgenomen. Nick was van plan geweest met pensioen te gaan, maar was toch aangebleven en haar rechterhand geworden. Ze werkten al zo lang samen dat ze elkaar als vanzelfsprekend waren gaan beschouwen. Maar vanavond zag ze dat deze missie hem had gesloopt; zijn grijze haar zat in de war en stond rechtop en zijn gezicht vertoonde lijntjes van vermoeidheid. ‘Ga terug naar bed nadat je de commandant hebt gesproken. Neem Gracie mee. Ze heeft haar slaap harder nodig dan ik, en ze slaapt beter als er iemand bij haar is.’ Ze keek naar haar hazewindhond, Gracie, die al overeind kwam. ‘Nee, jij blijft bij Nick, lieverd. Ik ben zo terug.’ Ze liep het trapje af. ‘Ik bel je als ik je nodig heb, Nick.’
Hij knikte en gaapte. ‘Dat weet ik. Je zou nooit toestaan dat een hond minder zorg krijgt dan hij verdient, zelfs als geen van ons enige slaap krijgt.’
‘Wij kunnen nee zeggen,’ zei ze rustig. ‘Een hond zal dat doorgaans niet doen. Je weet dat ze blijven geven totdat ze echt niet meer kunnen.’ Ze sloot de deur achter zich en liep in de richting van de eerstehulppost. Er was op dit tijdstip nog maar een handjevol mensen op het terrein. Een onderhoudsmonteur die aan een kraan werkte, een administratief medewerkster die achter een bureau in het geïmproviseerde mortuarium de dossiers doornam en een paar militairen voor de eerstehulppost. De vierentwintiguursbedrijvigheid was geëindigd, en de stemming was rustig, somber. Het zoeken met de honden liep op zijn eind, en ze zouden nog één dag werken voordat ze naar huis gingen. De trainers en honden sliepen en probeerden hun lichamen rust te gunnen zodat ze morgenvroeg weer efficiënt konden functioneren tijdens de laatste poging, nog een laatste inspanning. Ze hoopte dat Gracie vannacht goed zou slapen. De hazewindhond was altijd onrustig tijdens reddingsoperaties en sliep het liefst in dezelfde ruimte als Devon. Maar de hond kende Nick, en Devon had geen keuze. Ze moest Phils labrador helpen en waarschijnlijk Phil zelf ook. Hij zou iemand nodig hebben om mee te praten en om hem te troosten als de labrador ernstig gewond was.
Toen ze de tent naderde, zag ze een man in een zwart shirt over de onderzoekstafel gebogen staan. Phil?
Nee. Phil had smalle schouders en bruin haar. Deze man was lang en slank, had brede schouders en zwart stekeltjeshaar. Hij stond met de rug naar haar toe, maar ze wist zeker dat ze hem nog nooit eerder had gezien. En de zwarte labrador die op de tafel lag ook niet. Haar blik en aandacht waren meteen op het gewonde dier gericht. De eigenaar had het met bloed besmeurde vest met het Rode Kruis-logo kennelijk afgedaan, want het lag op de grond naast de tafel. Dat hielp. Ze zou geen moeite hoeven doen om een hond die crepeerde van de pijn zo rustig te krijgen dat...
‘Ben jij de dierenarts?’ De eigenaar van de hond draaide zich om terwijl ze de tent binnenkwam. ‘Mijn hond is beschoten. De kogel zit er nog in. Je moet hem verwijderen.’
‘Dat zal ik ook doen.’ Ze liep naar voren. ‘Ik ben Devon Brady. Wie ben jij?’
‘Jude Marrok. Ik heb het bloeden gestopt, en volgens mij is hij niet ernstig gewond. Maar die kogel moet eruit. Ik kan hem niet vervoeren zolang die er nog in zit.’
Marrok was beslist niet de door verdriet overmande eigenaar die ze verwacht had te zien. Zijn stem was kordaat, koel, en zijn toon veeleisend. Hij kon haar wat. ‘Ik zei dat ik hem eruit zou halen. Maar eerst maak ik een röntgenfoto om te zien waar hij zit en of hij een orgaan heeft geraakt.’
‘Dat is niet gebeurd.’ Hij wees naar de wond. ‘Het scheelde weinig. Maar hij heeft hem gemist. Er zou meer schade zijn aangericht als de kogel van een hoger kaliber was geweest. Ik denk dat het om een 7.62 millimeter kogel gaat, bedoeld voor precisie op lange afstand. Aan het geluid te horen was de kogel afkomstig van een Remington M24.’
‘Geluid?’
‘Zoals een M16, maar dan doffer. Het wordt gebruikt als scherpschutterswapen.’
‘Ik betwijfel of het om zo’n type wapen gaat.’ Ze onderzocht de wond. De hond was verrassend meegaand. Hij was volledig bij kennis, maar jammerde slechts heel zachtjes. ‘Ik weet zeker dat de dorpelingen zulke wapens niet bezitten. Het is vast een jachtgeweer geweest.’
‘Een Remington,’ zei hij vlak. ‘Ik heb dat geluid zo vaak gehoord dat ik er geen moment aan twijfel. Haal die kogel eruit.’
‘Commandeer me niet zo.’ Ze probeerde de scherpte uit haar stem te houden. Ze duwde het verrijdbare röntgenapparaat in de richting van de tafel. ‘Ik ben moe en offer mijn weinige uurtjes slaap op voordat ik weer verderga met de reddingsoperatie. Dit is onze laatste dag hier, en we hebben niet veel tijd meer. Ze denken dat we geen overlevenden meer zullen vinden en hebben opdracht gekregen vanavond te vertrekken.’ Ze bedekte de hond met een beschermende hoes. Hij leek zich er volledig van bewust, maar verroerde geen vin. Verbazingwekkend. ‘Ik doe dit graag omdat de meeste honden meer waard zijn dan hun baasjes, onder wie jij.’ Ze drukte op de knop. ‘Dus ga zitten en hou je mond.’
Hij staarde haar even aan. ‘Sorry.’ Hij deed een stap naar voren. ‘Ik zal je niet bevelen, maar je hebt me misschien wel nodig met Ned. Niemand kent hem beter dan ik. Hij doet wat ik hem opdraag.’
‘Ned heet hij?’ Ze duwde het röntgenapparaat weg en liep naar de onderzoekstafel. Liefdevol aaide ze over de zwarte kop van de labrador. ‘Hallo, Ned,’ zei ze zacht. ‘Ik ben Devon en ik ga je helpen. Ik zal proberen je geen pijn te doen, maar als ik dat wel doe, zal ik het zo snel mogelijk weer wegnemen.’
De labrador maakte een geluid diep in zijn keel en duwde zijn kop tegen haar hand. Zijn bruine ogen staarden haar vol vertrouwen en met een soort van onbevreesd begrip aan. Ze was een en al verbazing. Ze had nog nooit een hond gezien met een uitdrukking die zo... wijs was.
‘Wat een brave jongen.’ Ineens voelde ze een golf van woede opkomen. En een of andere idiote dorpeling had geprobeerd dit dier te doden, een dier dat alleen maar probeerde te helpen. Wat was dit voor wereld? ‘Maak je geen zorgen, de militairen zullen erachter komen wie hem heeft neergeschoten. Over het algemeen zijn de dorpelingen dankbaar. Ik heb geen idee waarom een van hen zoiets doet.’
‘Het was geen dorpeling.’ Marrok keek naar haar gezicht. ‘Maar volgens mij zou jij maar wat graag jacht maken op de klootzak die Ned heeft neergeschoten.’
‘Inderdaad.’ Haar gezicht verstrakte. ‘En als commandant Ramirez hem niet kan vinden, vind ik hem wel. Hij komt beslist niet weg met het neerschieten van mijn honden.’
‘Jouw honden?’
‘Ik ben hier de dierenarts. De reddingshonden mogen dan niet allemaal van mij zijn, hun gezondheid is mijn verantwoordelijkheid.’ Ze liep door de tent naar haar laptop om de röntgenfoto te bekijken. ‘En waarom heb ik jou en Ned eigenlijk niet op de berg gezien? Je hoort niet bij de Amerikaanse reddingsteams waarmee ik hierheen ben gevlogen.’
‘Ik hoor niet bij een groep. Ned en ik zijn zeg maar... freelancers.’
‘Freelancers? Kom nou. Denk je echt dat ik zo dom ben? Je moet toestemming van de overheid hebben om het gebied te betreden. Mensen die niet gesponsord worden of door de overheid zijn goedgekeurd worden niet toegelaten.’
‘We waren hier toch en deden ons werk.’ Hij keek haar in de ogen. ‘Doe jij nu ook je werk. Haal die kogel uit Ned.’
Hij had gelijk. Het nauwelijks binnengehouden geweld dat achter Marroks koele uiterlijk schuilging mocht haar dan irriteren en met achterdocht vervullen, dat kon ze later afhandelen. Ze zou hem pas aan een indringend verhoor onderwerpen nadat ze de hond had verzorgd. Haar blik verplaatste zich naar de röntgenfoto op de laptop. ‘Je hebt gelijk. De kogel zit niet vast in een vitaal orgaan.’
‘Dat verbaast me niets. Ik zei toch dat niemand Ned beter kent dan ik? Verdoving?’
‘Natuurlijk.’
‘Ik hou niet van verdovingen.’ Hij hield zijn hand op om de woorden waarvan hij wist dat ze die ging zeggen af te weren. ‘Ik bedoel echt niet dat ik wil dat je zonder verdoving in hem snijdt. Hij heeft het nodig voor de eerste pijn. Maar ik wil dat je PropoFlo gebruikt en snel werkt. Daar ontwaakt hij sneller uit en dan is hij gauw weer de oude. Dat is in Neds geval belangrijk.’
‘Het is soms beter voor honden om een zwaardere verdoving te krijgen. Dan worden ze na het ontwaken niet wild, waardoor de hechtingen kunnen scheuren.’
‘Hij wordt niet wild. Ik zal het hem uitleggen.’
Ze trok haar wenkbrauwen op. ‘Je mag denken dat hij heel intelligent is, maar zijn instinct zorgt ervoor dat –’
‘Hij wordt niet wild.’ Hij keek haar recht aan. ‘Dat beloof ik je. Ik ben hier als hij wakker wordt om hem te kalmeren als het wel gebeurt.’
Ze haalde haar schouders op. Sowieso had ze een voorkeur voor PropoFlo. Met zijn kalme temperament was Ned er een goede kandidaat voor. ‘Ik regel het wel als er een probleem is met hem. Je hoeft hier niet te blijven.’
‘Jawel.’ Hij draaide zich naar de hond om en mompelde iets. Het was geen Engels, besefte Devon verrast. Ze nam hem eens nauwkeurig op. Ook al was zijn huid olijfkleurig en waren zijn haren en ogen ook donker, ze was er zeker van geweest dat hij een Amerikaan was. Hoge jukbeenderen, een brede mond... Italiaans? Spaans? Nee, geen van beide. Maar de hond leek hem te begrijpen. Hij staarde geconcentreerd naar Marroks gezicht en toen die uitgesproken was, sloot hij met een lichte zucht zijn ogen.
Marrok draaide zich naar haar om. ‘Begin maar. Het moet snel achter de rug zijn. Ik heb nog iets anders te doen.’
‘Het duurt zo lang als het duurt.’ Ze liep naar de medicijnkast. ‘Als je hier blijft, was dan je handen en –’
‘Wacht. Er is nog iets wat je moet weten.’
‘Medische achtergrond?’
‘Nee, Ned dacht dat hij een overlevende had gevonden voordat hij werd neergeschoten. Ik heb geen kans meer gehad om de restanten van dat huis te doorzoeken, dus ik weet niet of hij gelijk had. Ik heb een vlaggetje geplant.’
Ze schudde haar hoofd. ‘Dat hele dorp is grondig doorzocht voordat we er een paar dagen geleden vertrokken.’
Marrok trok zijn schouders op. ‘Ned heeft niet altijd gelijk, maar wel vaak. Het is aan jou.’
Ze aarzelde. ‘Heb je het tegen commandant Ramirez gezegd?’
Hij knikte. ‘Ook hij geloofde niet dat er nog een kans op een overlevende was na al die zoekactiviteiten van jullie.’
‘Er is altijd een kans.’ Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘Ik zal Ramirez bellen en tegen hem zeggen dat er meteen een graafploeg naartoe moet. Als ik klaar ben met Ned, ga ik er zelf heen.’
Een niet te ontcijferen uitdrukking flitste over zijn gezicht. ‘Je kunt beter hier blijven. Het is daar misschien niet veilig voor je.’
‘Natuurlijk ga ik erheen. Het is mijn werk.’ Ze keek hem aan. ‘Denk je soms dat –’ Ze vergat wat ze van plan was te zeggen toen ze in Marroks ogen keek. De intensiteit waarmee hij haar aanstaarde, was overweldigend en bijna hypnotiserend. Heel even was ze zelfs van haar stuk gebracht. Veilig? Ineens had ze het gevoel dat niets wat met deze man verband hield ooit als veilig bestempeld kon worden.
Verman je. Of Marrok veilig was of niet, was niet belangrijk. Hij was gewoon een man met een gewonde hond die haar nodig had.
Ze keek van hem weg. ‘Het is mijn werk,’ herhaalde ze. Ze pakte haar telefoon en belde Ramirez. ‘Trek handschoenen aan. Het kan zijn dat je Ned tijdens de operatie in de juiste positie moet houden.’