Eerste druk, oktober Tweede druk,
november Derde druk, december Dit boek is gepubliceerd door:
Tirion Uitgevers BV
Postbus 309
3740 AH Baarn
www.tirionuitgevers.nl
© 2005 Ilja Gort, Saint-Romain-la-Virvée/Amersfoort © 2005 Tirion
Uitgevers BV, Baarn
Omslagontwerp: Ilja Gort & Caroline d’Hollosy (Books &
Covers) Typografie: Ilja Gort & Caroline d’Hollosy (Books &
Covers) Illustraties: Caroline d’Hollosy
Foto omslag: Turf Gort
ISBN 978 90 4391 178 NUR 447
Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt
worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke
andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van
de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form by
print, photocopy, microfilm or any other means without prior
written permission from the publisher.
www.tulipe.nl
Ilja Gort
Het Wijnsurvivalboek
Een handleiding tegen foute wijn,
katers en ander wijnverdriet
Met wijnweetjes, spannende verhalen
en geheime wijnboerentips
Inhoud
Prologue
Hoofdstuk 1 Wijn
Wat is wijn
Wijnkennis? Introductie van de schrijver
Eerst de wijn, dan het eten
Wijnboerenverhaal: Eten in de kast
Wijn is een wonder
Hoe wordt wijn gemaakt?
Wanneer is wijn goed
Tannines
Wat is nou eigenlijk kurk
Rood, wit en rosé
Druivensoorten Rood
Cabernet sauvignon
Merlot
Pinot noir
Cabernet franc
Syrah
Wijnboerenverhaal: Blindproeven
Druivensoorten Wit
Sauvignon blanc
Sémillon
Chardonnay
Viognier
Wijnboerenverhaal: Water
Hoofdstuk 2 Wijnkiezen
Hoe kies ik een lekkere wijn uit
Oogstjaren
Wijnstreken
Welke wijn wel en welke wijn niet
Rood wel
Rood niet
Wit wel
Wijnboerenverhaal: De Eerste Keer
Wit niet
Rosé
Wat is Rosé?
Wijnboerenverhaal: Grote Rosébroer
Champagne
Is wijn goed voor mij?
Wijnboerenverhaal: Vinotherapie
62
Wijn is gezond, want van wijn krijgen wij: Hoofdstuk 3
Wijnproeven
Hoe proef ik wijn
1 Kijken
2 Walsen
3 Ruiken
4 Slurpen
5 Proeven
Wijnboerenverhaal: Wijnstudent
6 Slikken
7 Genieten Hoe word ik een wijntijger
De spuugbak
Wijnboerenverhaal: Verrukkelijke rosé...
Flesherkennen
Wijnboerenverhaal: Wijnfeest
Hoofdstuk 4 Wijndrinken
Hoe drink ik wijn
Wijngeschiedenis De fles
Glazen Wijnboerenverhaal: De opvoeder wint
Wijndrinktemperatuur
Kurkentrekkers
Decanteren? Hoofdstuk 5 Wijnbestellen
Waar let ik op in de wijnkaart
Welke wijn drink ik waarbij
Wijnboerenverhaal: Het IJzeren Restaurant
Uit eten?
Hoe vertel ik het de ober
Hoofdstuk 6 Etiketlezen
Hoe lees ik een etiket
Wijnboerenverhaal: Wijn brengt rust
Hoofdstuk 7 Wijnkopen
Hoe koop ik wijn
Waar koop ik wijn in Nederland
Waar koop ik wijn in Frankrijk
Wijnboerenverhaal: Pardon?
Zelf langs bij de wijnboer?
Bij de wijnboer in de kelder quick start Bij de wijnboer in de
kelder
Hoe kom ik weg
Moet ik nu wat kopen?
Word ik getild?
Wijnboerenverhaal: Passants
Hoofdstuk 8 Wijnbewaren
Hoe bewaar ik wijn
Een wijnkelder
Hoofdstuk 9 Wijnbluffen
Wijnkletskoek De officiële wijnproeftermen
Hoofdstuk 10 Wijnteveel
Een kater
De verschillende katertypen
Antikatermiddelen Hoe kan ik drinken zonder kater
Hoe beperk ik de kans op een kater
Smoezen om belangrijke afspraken af te bellen Wijnboerenverhaal:
Chauffage Antique
Saint-Vincent
Epilogue
Wijnboerenwijntips
Wijntips van wijnexperts
Register
Het Wijnsurvivalboek pretendeert geen volledigheid. Alleen
de
basale en vitale wijnkennis is erin opgenomen. Maar wel via de
eigenzinnige optiek van de auteur. Het boek handelt derhalve
uitsluitend over Franse wijnen.
Prologue
‘Ik weet niks van wijn.’ Met een licht schuldige ondertoon wordt
met die woorden de wijnkaart vaak snel, alsof hij besmet is met een
ongeneeslijk virus, doorgeschoven aan een tafel- genoot.
Met dit boek is wijnkaartangst nooit meer nodig. Heeft u dit uit,
dan bent u een echte wijntijger. Dit handboek verschaft bovendien
een aantal geheime wijnboerentips waarmee u diepe indruk zult maken
op uw tafelgenoten. De mannen zullen in ademloze bewondering aan uw
lippen hangen. Vrouwen zullen als rijpe vruchten in uw schoot
vallen.
Hoofdstuk 1 Wijn
Wat is wijn (lezen en onthouden)
Wijn is vooral heel erg lekker. Het wordt gemaakt van druiven en
het komt uit Frankrijk.
Waarom uit Frankrijk?
Omdat daar de wijn nog op de traditionele manier wordt gemaakt.
Natuurlijk met behulp van moderne technieken, maar in Frankrijk
wordt nog altijd de echte kunst van het wijnmaken bedreven. Men
maakt er wijnen waar je de smaak van het land en de smaak van het
weer in kunt proeven. Dat gebeurt in wel meer landen in Europa,
maar ik ben nou een- maal verknocht aan La douce France. Ik
ken geen land dat zo’n grote verscheidenheid aan wijnen heeft. Daar
heeft elke streek zijn eigen wijnsoort, met z’n eigen
karakteristieke smaak. Het meest bekend zijn de wijnen uit
Bordeaux, Bourgogne, Loire en Rhône, maar er zijn nog tientallen
veel minder bekende wijngebieden. Zoals bijvoorbeeld de
Haute-Savoie waar piep- kleine wijngaardjes van enkele hectares zó
schuin tegen de berghelling liggen, dat ze moeten worden bewerkt
met ossen omdat tractors of paarden daar om zouden vallen. Elk van
die wijngaardjes is net even anders. Net een andere grondsoort, net
een andere ligging. Van de wijnen die daar vanaf komen is er niet
één hetzelfde. Fruitige wijnen waar je in de een bergbloemetjes, en
in de ander alpenkruiden proeft. In één regio, allemaal
verschillende wijnen met allemaal een eigen karakter. Vergelijk dat
eens met die gigantische wijnfabrieken in verre landen met
druivenplantages van duizenden hectares, waar miljoenen liters
exact dezelfde vetgemeste recht-op-en- neer-plons vandaan komt.
Wijnkennis? (lezen en
onthouden)
Makkelijk zat. In wezen zijn er maar twee soorten wijn. Lekkere
wijn en vieze wijn.
Maar laat u door deze ogenschijnlijke eenvoud niet in de luren
leggen: wijn is van vitaal belang. Het is het smeermiddel van de
economie en het glijmiddel van de relatie. Wat meer weten over dit
geheimzinnige druivenbloed is dus hard nodig; daar wordt u een
gelukkiger mens van. Draag dit boekje daarom te allen tijde bij
u.
Introductie van de schrijver (overslaan)
Geboren als geboren muzikant heb ik mijn halve leven gesleten met
muziek maken, platen produceren en muziek componeren voor
commercials. Ontspanning probeerde ik te zoeken op het door mij zo
geliefde Franse platteland alwaar we ons in alle rust konden wijden
aan mijn grote liefde: de wijn. Toen nog onschuldig beperkt tot het
drinken ervan. Ergens, op een zeker moment, besloot ik dat het goed
voor mij zou zijn als ik zou proberen om mijn eigen nogal dram-
merige en rusteloze aard om te vormen tot een attitude van
wegwerpende Franse achteloosheid. Ik wilde, middels een soort
geestelijke geslachtsoperatie, Fransman worden. Hoe weinig konden
wij vermoeden dat dit tot onthutsende taferelen zou leiden en ons
langs de rand van de afgrond zou voeren. Dat we onszelf zouden
hervinden in bloedstollende situaties. Maar ja, het hart heeft
redenen, die de rede niet kent. Eén van die redenen is, dat ik zo
gek van wijn ben dat mijn vrouw Turf en ik in 1994 in een vlaag van
verstandsverbijstering een heel wijnchâteau hebben gekocht met 15
hectare wijngaard en alles d’r op en d’r an. Na aankoop bleek de
aldaar aanwezige wijn- apparatuur slechts de lachlust van de
geconsulteerde experts
op te wekken, dus moesten we de hele
handel van scratch af
aan opbouwen.
We hebben daarbij niet de makkelijkste weg gekozen: ons doel was om
de beste bordeaux van Bordeaux te maken. Samen met onze Franse
bedrijfsleider Paul en onze Australische wine- maker David hebben
we alles op alles gezet om dat te bereiken. En dat is gelukt. Na
precies tien jaar tobben, ploeteren, lachen, huilen, vechten,
zingen en bewonderen, wonnen we met onze rode wijn op de London
International Wine Challenge 2004 de grote prijs ‘Best Bordeaux
Wine’. Een jaartje later won onze rosé La Tulipe op het
‘Concours des Oenologues de France’ de ‘Grand Prix d’Excellence’;
de beste rosé van Frankrijk. Eerst de wijn, dan het eten
(overslaan)
In de hersenen zitten de breinkwabben. De agressiekwab, de
kijkuitkwab, de nu-even-nietkwab, de ha-lekkerkwab, u kent dat wel.
Die kwabben liggen op volgorde. Nou ligt bij mij pal vooraan, links
naast de sexkwab, een hele grote. Het is de immer dorstige
wijnkwab!
Ik ben een oprechte zoon van Dionysus. Ik vind bijna niets leuker
dan aan een lange tafel met mensen die me dierbaar zijn, lekker te
eten en mooie wijnen te drinken. Mijn vriend E. verzuchtte na zo’n
lange lunch eens tegen mij: ‘Wat jammer eigenlijk, dat je niet de
hele dag kunt eten...’ En ik ben het helemaal met ’m eens. Eten is
geluk. Wijn bestiert mijn denken en mijn daden. Ik ben er zó mee
vergroeid, dat de keuze van de wijn voor mij vele malen opwindender
is dan die van de maaltijd. In een restaurant kijk ik altijd direct
in de wijnkaart. Een moment van verwachtings- volle spanning. Een
snelle, begerige wijnreis langs de smake- lijkste châteaux en de
sappigste domaines. Welke imposante
verzameling vineuze kroonjuwelen heeft men ons hier te bieden? Het
menu kies ik achteraf, aan de hand van de wijnkeuze. Maar,
attention, wijn kiezen is verre van eenvoudig. Op pagina 98 vindt u
een aantal waardevolle tips. Maar, alvorens u in te wijden in de
geheimen van de wijn, eerst een waargebeurd wijnboerenverhaal.
Wijnboerenverhaal
Eten in de kast
Frankrijk, half maart 2005. De natuur is nog levenloos en
wintergrijs. Toch piekt er al een waasje van groen doorheen. Een
vermoeden van lente. Hoog in de toppen van de bladerloze bomen zijn
de zwarte kraaiennesten, als ogen in een doods- hoofd, duidelijk
zichtbaar. Tussen de kale takken hangen bollen mistletoe voor
iedereen te kijk. Een goudmijn voor de kerst. We doen een weekendje
Parijs. ’s Middags om een uur of vijf rijden we de rue de Seine in.
Ingecheckt, koffers uitgepakt, verfrist en nu gaan we een biertje
drinken op het terras van ‘Les Deux Magots’. Voor het diner heb ik
iets speciaals gedaan: ik heb een tafel gereserveerd in een
restaurant met een ster. Tegen achten arriveren we er.
Het sterrenrestaurant kan ons nauwelijks ontgaan: een enorm
uithangbord vermeldt met krullerige letters de initialen van de
chef. Op het trottoir flankeren twee kunstig tot eiffeltorenvorm
geknipte ligusterboompjes een rode loper. Voor de deur staat een
portier in donkerblauw uniform met een grijze cape en hoge hoed. We
schrijden over de loper naar de ingang. De portier legt zijn grijs
gehandschoende hand op de koperen knop en duwt de deur voor ons
open. Met gepaste
schroom betreden we het
sterrenrestaurant. We stappen in een
wereld van rood pluche, kristallen kroonluchters en zachte
muziek.
Op de rode deurmat, waarop in gouden krulletters de chefs initialen
zijn aangebracht worden we verwelkomd, of beter gezegd niet
verwelkomd, door een magere heer in een zwart rokkostuum. Zijn
grijze haar is strak naar achteren gekamd. Hij heeft een benig
gezicht en een scherpe neus. Met een half- geloken, blikkerend
ijsblauw oog monstert hij ons en wacht zwijgend. Moet ik een
wachtwoord kennen? Moet ik hem tersluiks een bankbiljet in de hand
drukken? Zijn glanzend gepoetste schoenen kussen?
Ik besluit tot een strategie die in Frankrijk nog wel ’ns wil
werken; ik probeer een adelijke autoriteit en een licht dedain in
mijn stem te leggen en gorgel zo bekakt mogelijk: ‘Bonsoir
Monsieur. On a réservé. Château de la Garde.’ De man loopt naar een
eikenhouten katheder waarop een dik boek ligt opengeslagen.
Ongehaast begint hij erin te bladeren. Angstige seconden
verstrijken. Dan heft hij zijn hoofd op: ‘Ah, monsieur Gort.
Inderdaad. Voor vier personen. Volgt u mij alstublieft.’
‘We hebben een hondje,’ bekent Turf en wijst enigszins schuldbewust
op het marmotgrote harige wezentje aan het riempje in haar hand. De
ober trekt een wenkbrauw lichtjes op en werpt een verkillende blik
op het blij kwispelende hondje. ‘Ah, un chien! Pas de problème, je
vous mettrai dans un salon. Tout seul.’
In mijn hoofd begint een alarmbel te rinkelen. In een salon?
Helemaal alleen...? Wat heb ik nou weer aan m’n kar hangen!?
Bekropen door een licht voorgevoel van naderend onheil volgen we de
wapperende rokpanden, die als zwarte kraaien voor ons uit
fladderen, de trap op. Boven worden wij prettig verrast door een
ruim restaurant
met gedempt licht, wit linnen gedekte
tafels, zilveren bestek,
brandende kaarsen en fonkelende wijnglazen. Verheugd wil ik
doorlopen maar met een beslist handgebaar dirigeert de ober ons de
andere kant op. ‘Voilà!’ We staan voor de ‘salon’. Dit blijkt een
ruim uitgevallen gangkast te betreffen, die precies een tafel en
vier stoelen kan bevatten. De muren zijn gesausd in een tot
zwaarmoedigheid stemmende leverkleur. Aan een haakje hangt een
antiek schilderij van een bos strontkleurige dahlia’s die zo te
zien al tweehonderd jaar dood zijn. Op de grond dik Belgisch
bloementapijt. Zware eikenhouten stoelen met dikke bolpoten,
bekleed met erwtensoepkleurige gobelin- stof vastgenageld met rijen
glanzend koperen klinknagels. Om de benaming ‘salon’ enigszins
reliëf te geven is boven de tafel een smal plankje aangebracht
waarop twee foeilelijke nep Ming-vazen op bladgouden
krulpootjes.
Na enig geharrewar weet de ober de lompe stoelen enkele centimeters
naar achteren te wrikken zodat wij ons tussen het meubilair kunnen
wurmen. En dan zitten we opeens met z’n vieren in een klein benauwd
hokje. Volledig afgesloten van de rest van de wereld. Bedremmeld
kijken we elkaar aan. ‘Moeten we dit nou wel willen?’ vraag ik.
‘Lachen juist!’ roept Turf. ‘Weer ’ns wat anders!’ Onze stemmen
klinken vreemd dood. Alsof we zitten opgesloten in een gewatteerde
bonbondoos. Ik begin opeens een idee te krijgen hoe het moet voelen
om claustrofobiepatiënt te zijn. Ons uitzicht is beperkt tot de
trap. Met regelmaat zien we groepjes ontspannen converserende
gasten naar boven komen die vervolgens weer uit ons gezichtsveld
verdwijnen richting restaurant. Vanuit de kast is het restaurant
voor ons onzicht- baar, maar het vrolijke geroezemoes dat om de
hoek waaiert doet vermoeden dat het er een vrolijke boel is. Ah! We
krijgen bezoek: in de deuropening verschijnt een lang mager meisje
in zwarte kleding. Ze heeft een bleek gezicht
alsof zij haar dagen in een
nonnenklooster slijt. Op haar gelaat
ligt een uitdrukking van constant misnoegen over de mensheid in
zijn geheel, en over ons in het bijzonder. In doodse stilte buigt
zij zich over de tafel en verwijdert zwijgend het zilveren bestek
(waarin de initialen van de chef zijn gegraveerd). Even later komt
ze terug en legt een bescheidener formaat bestek neer met een
plechtstatigheid alsof ze de kroonjuwelen van Aga Kahn
tentoonspreidt. Het nut van deze zilverwissel is overigens
onduidelijk, want we hebben onze menukeuze in het geheel nog niet
bepaald.
Het zwijgende meisje verdwijnt en komt even later terug. Onder
enkele onverstaanbaar gelispelde woorden wordt met een tang, als
betrof het een bol vers gespleten uranium, een piepklein broodje op
onze schoteltjes gelegd. Dan verschijnt, in een wolk van parfum en
sierraden, een monumentale dame in onze kastdeuropening. De bazin.
Zij beschikt over een nogal ferm uitgevallen achterhand die zij met
een waaierende sjaal van vitrage-achtig stof vergeefs aan het oog
tracht te onttrekken. Zij begroet ons minzaam, buigt zich over de
tafel en schuift de twee nep Mingvazen op het plankje boven onze
tafel omzichtig naar achteren. Ze doet een pas achteruit, monstert
de situatie en, alsof zij ons verdenkt van een spontaan optredende
Lee Towerselleboog, schuift ze de twee bladgouden nepvazen nog
verder uit onze omstootradius, zo strak mogelijk tegen de muur. Dan
overhandigt zij ons de menukaarten, de voorkant gesierd met de
initialen van de chef. Dat is overduidelijk geen nietsontziende
culinaire durfal. Het menu biedt: eieren met truffel, ganzenlever
met truffel, coquilles met truffel. Bij de hoofdgerechten confit de
canard met truffel, wilde duif met truffel en vis van de dag.
Misschien ook met truffel. Bovendien is alles ‘cuisine française’
en niets anders.
Op zich, moet ik zeggen, hou ik daar wel van. Veel Fransen
hebben dat. Die totale ontkenning van
het bestaan van andere
culturen. De wereld houdt op bij de Franse grens. Daarbuiten heerst
volgens hen slechts chaos en ledigheid. Dat zou wel eens kunnen
stammen uit de tijd van de Romeinen. Ook zij waren van mening dat
er boven de Rijn alleen nog maar barbaren leefden die zich voedden
met vogeleieren en zeewier. We maken onze keuze. Als beloning mogen
we de wijn- kaart. Voor mij altijd het leukste moment van de
maaltijd. Mij verheugend op wat komen gaat, sla ik de in slap leer
gebonden statenbijbel van ongeveer een kilo open. Turf en ik
bespreken de diverse wijnmogelijkheden en stuiten waarempel op een
van onze lievelingswijnen: een Morey Saint-Denis rue de Vergy 2000.
Beetje jong en bovendien beetje duur: 140 europiek! Maar ja, is het
feest, of is het feest...!? Dan valt er een zwarte schaduw over het
witte tafellinnen. Een man met een verguld druiventrosje op zijn
revers betreedt de kast. ‘Kan ik u van dienst zijn?’
Hè nee, liever niet, denk ik, we zitten net even rustig te
twijfelen. Om van hem af te zijn meld ik onze keuze. ‘Of,’ vraag
ik, ‘heeft u een beter idee?’ Stom, stom, stom! realiseer ik me te
laat, nu heb ik het prijsniveau weggegeven! De kans op een
onontdekt streekwijntje van drie tientjes is daarmee verkeken. De
wijnober weet nu immers dat we de bereidheid hebben om 140 piek
armer te worden. En inderdaad: 140 is hem niet genoeg. Met een
keurig gemanicuurde wijsvinger glijdt hij langs de peperdure
bourgognes omlaag tot de vinger halt houdt bij een
Gevrey-Chambertin van 350 euro. ‘Dit,’ zegt hij met een
gezaghebbende aardappel in zijn keel, ‘is ook een héle mooie wijn.’
En kijkt mij over de rand van zijn bril vorsend aan. De keuze is
wat hem betreft beklonken. Nu is het zaak om vriendelijk doch
beslist te zijn. Laat u niet overbluffen. De enige juiste manier om
dit onheil te keren zonder een vijand voor het leven te maken is
het op vastberaden
toon uitspreken van de volgende tekst: ‘On réfléchit.’ Men denkt
na. Dat is een erg mooie regel, die van alles kan betekenen en
derhalve in vele gevallen uitkomst biedt. Enfin, het is de Morey
geworden, het smaakte allemaal correct en de rekening was hoog
(maar wel bedrukt met de initialen van de chef).
Restaurant Jacques Cagna, 14 rue Grands Augustins, Paris Tel.: 0031
143264939 vragen naar: ‘Le Salon’. Wijn is een wonder
(overslaan)
Eerst is er niets anders dan een tros zure groene bessen aan een
tak. De tijd verglijdt, ze groeien, de zon rijpt ze, ze worden zo
zoet als honing, en ze worden druiven genoemd. We oogsten ze,
onttrekken het sap aan ze, stoppen het in vaten. Het fermenteert
uit zichzelf en het wordt wijn. Niets is makkelijker. Toch is het
een wonder.
Ga maar na wat u voelt bij een slok mooie wijn; die warmte, die
lekkerte, die geur, die smaak... In een goed restaurant bij een
intiem diner met een geliefde. Dan komt de wijn, daar plopt de kurk
eruit. U ruikt, u neust, u proeft... en JA! Hij is goed. Een diepe
vrede maakt zich van u meester. En nog een hele fles en een
heerlijke avond te gaan. Die prachtige kleur, die lange,
mysterieuze smaak. Rijpe druiven, jaren geleden geplukt, geperst en
in een fles gestopt, door plukkers die mis- schien al niet eens
meer in leven zijn, op een kasteel ver hier vandaan. En nòg ruik je
het fruit en nòg proef je de zorg en de liefde waarmee de makers
hun product hebben omgeven.
Wat een fluwelen zaligheid. Hij kust uw
gehemelte. Uw mond
wordt een erogene zone. Uw tong voelt aan als een babyhamster-
buikje waar een pasgeboren poesje met nog dichte oogjes zoekend
zijn vochtige neusje tegenaan duwt. U schenkt nog ’ns bij en samen
met uw geliefde geniet u van dit hemelse moment. Alle stress is
vergeten. Woorden wellen als parels van uw lippen. Uw geliefde
heeft blosjes op de wangen, haar ogen schitteren als diamanten. Wat
een verrukkelijke avond. Hoe wordt wijn gemaakt (lezen en
vergeten)
Wijn groeit niet, zoals sommige wijnboeren geloven, aan de
wijnbomen waaronder zij na de lunch gaan liggen slapen. Wijn wordt
gemaakt door druiven uit te persen, het sap te laten gisten en dat
in een fles te stoppen. Dat lijkt simpel, maar die eenvoud is de
schijngestalte van een ingewikkeld doolhof van mogelijkheden. Het
is alsof je met een paar noten een opera moet componeren.
Om goede, karaktervolle wijn te maken zijn er vier elementen nodig:
goede grond; de ligging van dat stuk grond ten opzichte van de zon;
een druiveras dat daar goed gedijt, en een geschikt klimaat. Deze
vier elementen samen noemen de Fransen ‘Terroir’. Die geven het
unieke karakter aan een wijn, die maken het verschil tussen wijn
uit Bordeaux of uit Bourgogne. Nog nauwkeuriger zelfs: die bepalen
het proefbare verschil tussen het ene gedeelte van een wijngaard en
het andere. Als wijnboer kun je kiezen voor de makkelijkste weg:
zoveel mogelijk druiven aan de struiken laten groeien en die zo
hard mogelijk uitpersen. Dan krijg je heel veel wijn. Maar omdat in
zo’n geval de in de bodem beschikbare voorraad lekkere hapjes
verdeeld moet worden over vele tienduizenden hongerige
druivenmondjes, zal die wijn naar niet veel meer smaken dan
grondwater.
Je kan ook streven naar perfectie.
Tijdens de groei bijna al je
druiven afknippen. De paar overblijvende trosjes kunnen zich dan
ongehinderd te goed doen aan dat rijk voorziene terroir. Van deze
exclusieve druifjes kun je vervolgens, met heel veel liefde en
passie, een geconcentreerde, diepdoorleefde, wijn maken met een
smaak waarin je de druiven en het terroir in hun puurste vorm
proeven kunt. Een wijn waar je ziels- gelukkig van wordt.
Kies je voor dat laatste, dan moet je in dat doolhof van
mogelijkheden de juiste combinatie weten te vinden. Met zo’n wijn
is het alsof je de vrouw van je dromen wilt veroveren. Je moet haar
gaan zoeken. Gaan halen. Gaan pakken. Op haar gemak stellen.
Sussen. Strelen. Lief voor zijn. Streng voor zijn. Bewaren en
bewaken.
Hagelbuien, droogte, slagregens, enge virussen, plotseling geel
wordende bladeren, zieke druiven en zieke plukkers.
Wijnboerenhorror.
Zon en regen, paarse druiventrossen verscholen tussen hun
gebladerte, verse eikenhoutgeur van nieuwe vaten, klot- sende
tonnen, een tafel vol malse, gegrilde entrecotes, lachende
plukkers. Wijnboerengeluk.
Als ambitieuze wijnboer kun je je behoorlijk vastbijten in je
doelstellingen. Ik weet daar alles van. Maar je hebt er bij die het
wijnmaken hebben verheven tot een soort kunstvorm. Hun godendrank
mag slechts in fluisterende aanbidding met devoot neergeslagen ogen
in kleine slokjes genoten worden. Inderdaad, wijn leent zich
uitstekend voor gewichtigdoe- nerij. Hoewel wij daar niet aan
meedoen, is een mooi verhaal natuurlijk nooit weg. Daar smaakt een
wijn meteen een stuk beter van.
Wijnboerentip:
Hebben we onze keuze van de wijnkaart bepaald, schenk de wijn dan
niet zo maar uit. Dan is het slechts een wijn, van dertien in een
dozijn. Nee, probeer er altijd een boeiend brokje inside info bij
te verstrekken. Observeer hiertoe ongemerkt het achteretiket en
vertaal dit in een smakelijke anekdote. Wanneer dit ontbreekt,
dient u hier zelf in te voorzien. Wees daarin creatief. Máák er wat
van. Enige voorbeelden:
‘Deze wijn komt van een stukje grond dat alleen goed genoeg was om
je hond op uit te laten. De eigenzinnige wijnboer, Jean-Claude
Pipet, heeft de struiken gerooid en er carmenière, een in onbruik
geraakt druivenras uit de streek, aangeplant. Hij ploegt de
wijngaard met een paard en perst de wijn met de houten draaipers
van z’n overgrootvader.’ Of:
‘De eigenaar van dit domein staat erop, dat de druiven met blote
voeten worden geplet. Om de specifieke smaak van zijn ‘terroir’
optimaal tot z’n recht te laten komen, staat hij niet toe dat de
plukkers hun voeten van tevoren wassen. De wijn gaat vervolgens
nadrukkelijk ongefilterd op fles. Dat levert een zachte wijn op met
een hele aardse smaak en een hint van uitgerijpte Camembert.’
Of:
‘Dit komt van een heel klein boertje die van deze wijn maar een
paar honderd flessen per jaar maakt. Elke dag gaat hij met een
klein marterharen kwastje de hele wijngaard door om elk druifje
apart af te stoffen. Uiteindelijk, tijdens de oogst, wordt elke
druif apart geperst met een klein hand- persje van
Swarovski-kristal. Niet áán te komen deze wijn.
Dit verkoopt hij niet, nee, dit wordt
je toegewezen. Je màg
vijf flessen kopen. En die zijn al weg voordat ze gebotteld zijn.’
Of:
‘Deze wijn is gemaakt van een reeds eeuwen uitgestorven druivenras
waar nog maar één wijngaardje van bestaat, dat wordt bemest met
keutels van wilde zwijnen. Er wordt uit- sluitend geoogst als de
maan in zijn laatste kwartier staat en in de rijpingskelder wordt
panfluitmuziek gedraaid.’ U zult zien: iedereen gaat geïntrigeerd
zitten ruiken en slurpen en uw wijnkeuze zal alom bewondering
oogsten. Wanneer is wijn goed (lezen en goed
onthouden)
Waar moet u op letten als u wijn drinkt
Wijn is voor iedereen. U hoeft er niets van af te weten, er hoeft
niet deftig over gedaan te worden, maar hij moet wel goed zijn. Op
wijn moet je nooit bezuinigen, daar is het leven te kort en te mooi
voor. Bovendien kan men gemeenlijk maar een paar gla- zen wijn per
dag drinken. Dan moge dat maar beter goede zijn. Wanneer is een
wijn goed
Als ie duur is? Nee, niet automatisch. Er zijn hele lekkere wijnen
die bijna niks kosten, en peperdure wijnen die zo door het putje
kunnen. De prijs zegt weinig. Het gaat om de smaak. Als we een slok
nemen en de smaak is meteen weg, dan is het geen goede wijn. Niet
opdrinken, andere wijn opentrekken. Blijft de smaak na het
doorslikken nog enige seconden nazinderen, dan hebben we een wijn
te pakken die helemaal oké is. In de mond laat hij een spoor van
vreugde na. Heel even is hij onsterfelijk: hij is er nog, terwijl
hij eigenlijk al weg is.
Afdronk, noemen ze dat. Of mooier in
het Frans: ‘Finale’.
Nooit, ik herhaal NOOIT, vieze wijn drinken. Zelfs niet uit
beleefdheid. Dan maar geen wijn, of in het ergste geval bier. In
een restaurant meteen een andere fles bestellen. Slechte wijn
keuren we af of gooien we weg. Laten we dat bij deze afspreken.
Tannines (lezen en vergeten)
Tannines komen uit de pitten en de stelen van de druiven en uit het
hout van de vaten. Ze zijn nodig om de wijn kracht te geven en ’m
lang houdbaar te maken. Als er te veel jonge tannines in een wijn
zitten, kan die daar wrang door gaan smaken. Dat is dat stroeve
gevoel op uw tandvlees. Niet klagen bij de ober, want zo’n wijn is
gewoon nog te jong. Ze hadden ’m natuurlijk niet op de kaart moeten
zetten, maar ja, dan hadden we tijdens het wijnkaartlezen maar
beter op het jaartal moeten letten. Gewoon een andere fles
bestellen. Om deze te jonge fles zonder betaling de nota te laten
passeren, vergt veel overredingskracht of een wel heel coulante
ober. Maar het kan. En het zou eigenlijk ook moeten. Meer hierover
in ‘Hoe vertel ik het de ober’, op blz. 105.
Attention:
Wijn moet niet alleen goed smaken, hij moet ook lekker ruiken. De
meeste smaakreceptoren zitten namelijk niet in de mond maar in de
neus, dus de geur bepaalt ook de smaak. Wijn die je inschenkt en
die naar niks ruikt? Wegkieperen. Wordt niks. Geurt een wijn naar
bloemetjes, naar kersjes of naar hele lekkere wijn, dan zitten we
goed. Soms zitten we niet goed, want dan heeft de wijn ‘kurk’. Met
name in een restaurant is dat een kleine ramp.
Wat is nou eigenlijk kurk
(lezen en onthouden)
‘Kurk’ is niet dat er stukjes kurk in het glas drijven. Dat is
nooit erg, die doen niets af aan de smaak van de wijn. Die vissen
we er uit met de achterkant van onze lepel of met een poot van onze
bril.
Nee, ‘kurk’ is een afwijking aan de wijn en, zoals een ijsbeer een
mens ruikt op 30 kilometer afstand, zo ook ruik je ‘kurk’.
Niettemin lastig te spotten, want het komt in vele gedaanten. Soms
heel licht, echt ‘een vermoeden van’; soms walmt ie je op een meter
afstand al in het gezicht als een dronkaard die een kusje wil.
Kurken worden gestanst uit de bast van een kurkboom en
gedesinfecteerd. Soms helpt dat niet en gaat een kurk schim- melen.
De wijn wordt dan muf en ondrinkbaar. Dat noemen ze ‘kurk’. Die
moeizaam van de kurkboom afgepelde schorsen zijn duur, dus er wordt
weinig weggegooid. Daardoor heb je kurken in allerlei kwaliteiten.
Armoedzaaierskurken en rijke- luiskurken. Uit het scharrige
schorsje van een ielig schaam- boompje of uit de dikke bast van een
trotse woudreus. Uit het nippertje van het uiterste randje van de
kurkbast of diep uit het midden van het hart. Prijzen variëren
navenant van een duppie tot maar liefst twee euro per stuk. ‘Kurk’
krijgen kunnen ze niettemin allemaal. Hoe duurder de kurk, hoe
kleiner de kans, maar toch. Hoe dan ook, een wijn met ‘kurk’ kunnen
we niet drinken. Weg ermee. In een restaurant graag een gratis
nieuwe fles. Zie blz. 105 ‘Hoe vertel ik het de ober’.
Rood, wit en rosé (lezen en onthouden)
Rode wijn en rosé worden gemaakt van rode druiven. Witte wijn van
witte druiven. Met als uitzondering champagne,
waar ook het sap van rode druiven in
gaat. Het sap van rode
druiven en van witte druiven is allebei wit. Rood druivensap
bestaat niet.
Rode wijn krijgt z’n kleur van de schillen van de druiven. Die
blijven na de oogst weken lang meegisten met het sap dat daardoor
steeds dieper rood van kleur wordt. Bij rosé duurt dat veel korter.
Direct na de oogst beginnen in de gistingstanks de rode schillen
het verse witte sap een beetje roze te kleuren. Al na een paar uur
is de juiste graad van rozigheid bereikt en gaan de schillen er
uit. Dan nog een maandje gisten en we hebben verse rosé.
Druivensoorten (lezen en ’n paar onthouden)
De talentvolle wijnschrijfster Noële Ruitenbeek zegt het heel mooi:
‘De druif is het gezicht van de wijn.’ Dat schept meteen orde, want
als we ons de belangrijkste gezichten goed inprenten, kunnen we zo
onze favoriete wijnen herkennen. Maar atten- tion: als de druif het
gezicht van de wijn is, dan is het terroir de ziel. Het is altijd
de combinatie: welke druif, en waar komt hij vandaan.
Er bestaan honderden druivensoorten, cépages, in het Frans, maar
d’r zijn er maar ’n paar die er toe doen: Rood en rosé:
cabernet sauvignon, (Bordeaux)
merlot (Bordeaux, Saint-Emilion)
pinot noir (Bourgogne, Champagne)
cabernet franc, (Bordeaux, Loire)
syrah (Rhône)
Wit:
sauvignon blanc (Bordeaux, Graves, Loire) viognier (Rhône)
chardonnay (Bourgogne)
sémillon (Bordeaux)
Rood
Cabernet sauvignon
‘De druif waarvoor de wijnliefhebber eerbiedig dient te knielen,’
zeggen ze in de Bordeaux. Tikje overdreven, maar niettemin zijn het
prachtige druiven. Kleine, harde, zwarte bessen, met een dikke
schil zodat ze veel tannine en veel kleur aan de wijn geven. Tanige
doordouwers, die niet snel ziek worden. In Bordeaux, Médoc en
Haut-Médoc maken ze er, in combinatie met o.a. merlot, de mooiste
rode wijnen op de planeet mee. Dat ‘knielen’ begrijp ik overigens
wel een beetje. De eerste slok van een klassieke bordeaux doet mij
altijd denken aan een stugge boer die in zijn zondagse pak ter
kerke gaat. Maar bij elke volgende slok leer je die boer beter
kennen en proef je hoe hij van gedaante verwisselt en langzaam
verandert in een mollige, fluweelzachte vrouw met gulle welvingen.
Die als je niet uitkijkt ook nog eens op tafel gaat dansen. Om de
cabernet sauvignon maximaal te begrijpen, de diepe, lange smaak, de
aardse en toch mysterieuze afdronk te proeven, zou u een fles La
Tour, of een fles Mouton Rothschild moeten opentrekken. Die kosten
tegen de tweehonderd euro- piek, maar doe maar ’ns gek en doe dat
gewoon ’ns een keer. Zeg thuis maar dat het van mij moest.
Merlot
De merlot is druif numéro un in haar geboortestreek Bordeaux.
Marilyn Merlot, zou je haar kunnen noemen; de vamp onder
de druiven. Want ze voelt zich het
prettigst met een partner.
Wijnen die voor 100% van haar alleen gemaakt zijn, zogeheten
monocépages, missen vaak kracht en dynamiek. Zij is een
relatiedruif, altijd in de markt voor een geschikte kandidaat. En
dat gaat haar goed af, want haar zachtheid en haar vlezig- heid
maken haar tot een gedroomde partner. Een engel in de fles. Met de
cabernet sauvignon bijvoorbeeld, heeft zij een tumulteuze
liefdesrelatie. De ideale combi, als in La Belle & La Bête: de
merlot geeft de soepele zachte rondingen en de smaak van rijpe
kersen, de cabernet de stoere spierballen en een stevige zwarte
bessensmaak.
Bovendien is deze wulpse druivenverleidster vroeg rijp waardoor ze
zoet en rond is, met roomzachte tannines. ‘Ça tombe bien,’ zoals de
wijnboeren in Frankrijk zeggen, want eind september, als het weer
begint om te slaan, laat de merlot zich al oogsten. En terwijl zij
heerlijk in de cuves tussen de bubbels ligt te badderen, moet de
cabernet sauvignon nog in weer en wind buiten blijven hangen. Die
mag pas weken later bij haar in bad. En de wijnboer maar elke avond
bidden dat het weer het houdt.
Merlot is mijn favoriete liefdesdruif, en niet van mij alleen, want
inmiddels worden er in de hele wereld merlotwijnen gemaakt. Maar
attention: door het verschil in terroir hebben die allemaal een
eigen smaak. En die is lang niet altijd even goed. De top in merlot
wordt gemaakt in Saint-Emilion en Pomerol. Fluweelzachte wijnen,
een tikje kruidig, die we heel goed jong kunnen drinken. Sommige
saint-émilions worden van vrijwel uitsluitend merlot gemaakt, dus
zonder cabernet sauvignon. Maar dan is het ook meteen raak: Château
Pétrus bijvoorbeeld, maar, attention, die doet zo’n vierhonderd
euro de fles.
Pinot noir
‘De pinot noir is een moeilijke druif om te kweken. Hij heeft een
dunne schil, is wispelturig en rijpt snel. Het is geen overlever
zoals de cabernet, die overal groeit zelfs al wordt hij verwaar-
loosd. De pinot heeft verzorging nodig en aandacht en kan alleen
groeien op bijzondere, afgelegen plekjes op deze wereld. Alleen de
geduldigste en meest toegewijde kwekers zullen in staat zijn om de
pinots kwetsbare, delicate kwaliteiten naar boven te halen. Pas
wanneer iemand de moeite heeft genomen om zich echt in de pinot te
verdiepen, zal hij zijn geheimen prijsgeven. En als dat gebeurt is
het de meest angstaanjagende en briljante en subtiele en opwindende
en klassieke smaak op deze planeet.’ Zo ongeveer beschrijft
wijnliefhebber Miles zijn favoriete druif in de film
Sideways. En hij heeft gelijk. De allermooiste bourgognes
zijn gemaakt van 100% pinot noir: Gevrey-Chambertin, Aloxe-Corton,
Morey Saint-Denis. Hmmmmm. De wellustige smaak van rijpe frambozen,
kersen en aardbeien. Eén slok en het is alsof alle vogels hebben
leren vioolspelen. Een orgasme in de mond en in de neus tegelijk...
Cabernet franc
Rode bordeaux wordt van meerdere druivensoorten gemaakt: cabernet
sauvignon, merlot en als derde cabernet franc. De laatste is
scheidsrechter tussen de twee sterspelers. Een grote, lichte druif
met weinig tannine, die een vrolijke en smakelijke wending aan het
totaal geeft. Net dat kleine kopstootje dat je wakker houdt. In de
Loire worden behoorlijk lekkere rode wijnen ge- maakt van
uitsluitend cabernet franc: o.a. Bourgueil of Chinon.
Syrah
De zwarte parel van de Rhône. Levert zware donkerrode, bijna zwarte
wijnen op als Hermitage, Cornas en Côte Rôtie. En in combinatie met
andere druiven: Châteauneuf du Pape en
Gigondas. De Languedoc is er ook dicht mee beplant. De voor-
naamste syrah-wijnen daar zijn: Minervois, Costières de Nîmes en
Corbières. De syrah-druif is ontvoerd door Australiërs, die er
loodzware dodemanswijnen mee maken. Om sporen uit te wissen en geen
getuigen na te laten hebben ze haar naam verbasterd tot
‘shiraz’.
De verschillen tussen al die druivensoorten zijn, met name in
wijnvorm, bijzonder lastig te proeven. Maar een beetje wijnboer
draait daar zijn hand niet voor om.
Wijnboerenverhaal
Blindproeven
Ik word wakker en moet even nadenken waar ik ben. Ik voel me alsof
ik elf ronden gebokst heb tegen Mike Tyson. En niet gewonnen. Mijn
ogen zijn zo dik als negerlippen. Ergens in de outback van mijn
geest doemt een vaag beeld op van gister- avond. ‘Het verschil
tussen cabernet en merlot proeven?’ hoor ik mijzelf de fout in
gaan. ‘Met gemak! Blind! Kom maar op!’ Er wordt een theedoek voor
mijn ogen gebonden die vaag naar oude garnalen geurt. Ik proef van
het glas dat me wordt voor- gezet. ‘Mmmm. Cabernet...’
De beurt is aan mijn uitdager. Ook hij wordt geblinddoekt en
proeft. ‘Merlot’ verklaart hij zelfverzekerd en zet het glas terug
op tafel. De doeken gaan af en ik ook; het blijkt merlot.
Herkansing. Dit keer weet ik het zeker: ‘Merlot!’ roep ik
spontaan,‘maar uit een ander land, schurk!’ Het blijkt cabernet,
uit hetzelfde land.
Een groot aantal glazen later gooi ik de blinddoek in de ring. ‘Hoe
doet hij het toch’, mompel ik hoofdschuddend.
‘Knap hoor...’
‘Kom,’ zegt zijn vrouw en neemt me mee naar de keuken. Bij het
aanrecht pakt ze mijn hand. ‘Voel,’ zegt ze en wrijft met m’n twee
middelvingers over de voet van een van de gebruikte wijnglazen.
Onder mijn vingertoppen voel ik een soort puntje in het glas.
‘Nu deze’, fluistert ze en pakt een ander glas. ‘Het lijkt wel of
deze twéé puntjes heeft,’ zeg ik verbaasd. Als ik de glazen van
dichtbij bekijk, blijkt in elk voetje, bijna onzichtbaar, een
aantal puntjes te zijn gegraveerd. Van één tot tien. De vrouw lacht
zachtjes. ‘Het is zijn favoriete spelletje. Wijnproeven met
wijnkenners. Maar dan wel met z’n eigen glazen...’
Druivensoorten, vervolg
Wit
Sauvignon blanc
Waarom die sauvignon blanc heet weet niemand want er bestaat
helemaal geen sauvignon rouge, maar noemt u ’m toch maar sauvignon
blanc, dat klinkt lekker professioneel. Het is een superdruif waar
in heel Frankrijk de lekkerste witte wijnen van gemaakt worden.
Jong, snel en wild. Een frisse, crispe sancerre of een fitte witte
bordeaux. Heerlijk. Een neus vol onstuimig fruit, van groene appels
tot abrikozen, met een minerale, vuurstenige afdronk. In de
Bordeauxstreek Graves maken ze er Pessac-Léognan van. Dikke, vette
goudgele wijnen. Onthutsend lekker, alsof een stoet uitgelaten
trompetdiertjes met vlaggetjes en wimpeltjes over uw tong danst.
Sommige, domaine Le Chevalier bijvoorbeeld, doen niet onder voor de
allermooiste witte bourgognes.
Sémillon
De smaakversterker van de witte bordeaux. Typisch geval van één en
één is drie. De bordeauxboeren sturen de geurige, vette sémillon de
kuip in met de hitsige, vuurstenige sauvignon blanc en daar komen
prachtige babies van. Bordeaux blanc staat er op zo’n fles. Of
sauvignon blanc. De sémillon, die ook zijn bijdrage aan de wijn
heeft geleverd, wordt tot de anonimiteit veroordeeld. Om
onduidelijke redenen wordt hij nooit genoemd.
Chardonnay
Daar hebben we de bekendste druif van de planeet te pakken. En hou
haar maar goed vast want zij is een fenomeen! Vanuit de dromerige,
stoffige Bourgondische dorpjes waar zij woont, is zij door zo’n
beetje de hele wereld ontvoerd en misbruikt.
Witte bourgogne, het sap van de
chardonnay, is de duurste
Franse witte wijn. Elke wijnboer, over de hele wereld, wil daarom
óók graag witte bourgogne maken. En dat gebeurt dan ook volop. Want
zoals met veel talenten het geval is, bij de chardonnay is haar
kracht meteen haar zwakte: ze is willig. Zij voegt zich geheel naar
haar omgeving. Het kan haar niet schelen. ‘Koud? Trek ik toch een
truitje aan. Warm? Trek ik toch wat uit. Wat wil je. Op z’n Frans?
Of zal ik ’ns wat geks doen.’ Ze verdikt haar schil, vergroot haar
blad, of spreidt haar twijgen naar believen en naar klimaat.
Wetenschappenlijk zou je de chardonnay een neutraal basisproduct
kunnen noemen, dat zich op elk moment willoos laat modelleren door
de wensen van iedere grondsoort en iedere wijnmaker. En daardoor
werd zij de hit van de eeuw.
De chardonnay is een echte vrouwendruif. Zo’n op eikenhouten vaten
gelagerde botergele chardonnaywijn doet ’t altijd heel goed bij de
dames. Dus hou daar rekening mee als u een first date heeft. Dat
kan u punten opleveren.
In Amerika is chardonnay zó populair dat er een hele bevol-
kingsgroep naar genoemd is: Chardonnaygirls. Afgetrainde meiden in
flitsende open autootjes. Zalmroze rokje, drie keer per week
sportschool. Mondjes getuit, tieten vooruit. Ze drinken de met zorg
gemaakte wijn in een hoog glas met een handvol ijsblokjes. Dé
manier om een traditionele bourgogneboer een fataal hartinfarct te
bezorgen.
In dit geval kunnen daar overigens best wat ijsblokjes bij, want
die Amerikaanse chardonnays zijn, net als Amerikanen zelf, vet en
vlezig met een dikke, stroperige afdronk die je een week later nóg
proeft. Echte, om het maar even in het Iers te zeggen, kneecappers.
Laat staan, laat staan dus. ‘Er staat chardonnay op dus het zal wel
goed wezen?’ Never! Koop nooit zomaar een chardonnay. Door haar
volgzame
karakter en haar naamsbekendheid heeft
inmiddels elk land,
zelfs elke streek, zijn eigen chardonnay. En daar zijn chardonnays
bij met de smaak van dode platjes en chardonnays die na con-
sumptie het gevoel geven of u een accu heeft leeggedronken. Duw
liever de creditcard iets dieper in de gleuf en ga voor the real
thing. Want de mooiste romance tussen een wijnboer en een
chardonnaydruif voltrekt zich nog steeds op maar één plek in de
wereld: in haar dromerige geboortedorpjes in de Bourgogne.
Meursault, Puligny-Montrachet en Chablis. Dát zijn wijnen waar je
blij en gelukkig van wordt. Een stukje van de hemel landt in uw
mond. Na één slok zal een tevreden glimlach zich over uw gelaat
plooien: Ja. Zó, en niet anders, moeten de Goden op de Olympus zich
hebben gevoeld toen de nectar hun lippen beroerde.
Viognier
De laatste druif in dit rijtje is de viognier. Daarmee worden in de
Rhône lekkere bloemige witte wijnen gemaakt met veel fruit, een
klein zoetje en ’n beetje een rokerig aroma. Condrieu of Château
Grillet zijn altijd goed. Heerlijke wijnen, maar niet te lang
bewaren.
Wijnboerenverhaal
Water
Het was heet. Zo heet dat je de smeltende teer van het land-
weggetje kon ruiken. De akkers waren stoffig, het gras droog en
geel. Zelfs de krekels waren stilgevallen. Er bewoog niets. Alsof
de bladeren bang waren zich te verroeren in de trillende hitte. In
de wegbermen groeiden gele sleutelbloemen, rode klaprozen en
krijtblauwe korenbloemen. Door de naar beneden gedraaide
portierraampjes waaiden hun zoetige zomergeuren de auto in.
André, mijn buurman wijnboer en ik, kwamen terug uit San Sebastian,
een levendig havenstadje aan de Spaanse kant van de Pyreneeënen
waar we een regionale wijnbeurs hadden bezocht. Vandaag was het
maandag en we waren in Andrés gedeukte, rammelende Peugeotbus op de
terugweg naar Bordeaux. Daar zouden we onze wijn gaan inleveren
voor het ‘Concours de Bordeaux’, een van de belangrijkste wijncon-
coursen van Frankrijk. Vandaag was de laatste mogelijkheid; vóór
drie uur ’s middags moesten onze wijnen op de proeftafel staan.
Achterin Andrés oude bestelbus rammelen de vier ‘échan- tillons’,
de samples die ons eeuwige roem moeten gaan bezorgen: twee flessen
Château de la Garde van mij en twee flessen Domaine de Beauvallon
van André. Hij heeft zich ontdaan van z’n geruite hemd.
Voorovergebogen zit hij achter het stuur. Zijn mouwloze witte
onderhemd spant over zijn brede borst en onthult zijn
ontzagwekkende biceps. Hij zweet. Zilveren druppeltjes glinsteren
in zijn zwarte borsthaar. ‘Ils sont fous! Les Espagnoles!’ brult
hij over het gerammel van zijn bus heen. Op zeer Franse wijze
voorziet hij zo een heel volk integraal van een trefzekere
karakteranalyse en dirigeert
ze regelrecht het gekkenhuis in. ‘Ze
hebben bovendien geen
idee hoe ze wijn moeten maken! Maar,’ geeft hij ruimhartig toe, ‘On
mange pas mal...’.
Ik begrijp wat hij bedoelt. Mijn lichaam voelt aan als dat van een
drenkeling die is opgevist uit de diepten van de oceaan en na
langdurige mond-op-mondbeademing de eerste voor- zichtige tekenen
van leven begint te vertonen. Ik kan m’n linker- wenkbrauw al weer
twee millimeter optrekken. Niet vreemd, na een lunch van meer dan
drie uur, die vrijwel ongemerkt overging in een aperitief met
honderd soorten tapas. Waarna een overvloedig besprenkeld diner van
start ging dat ergens diep in de Spaanse nacht eindigde. Volgens
mij hebben we gisteravond met z’n achten de jaaropbrengst van
Spanjes akker- bouwproductie opgegeten en daarbij de Europese
wijnplas leeggedronken. Ik laat een klein boertje. ‘Denk je dat we
op tijd in Bordeaux zijn, André?’ ‘Sur, comme le diable,’ pocht hij
zelfverzekerd en gaat even verzitten in zijn hobbelende
vehikel.
‘Salopard!!!’ We worden ingehaald door een kanariegele Ferrari die
ongeveer drie keer zo hard gaat als wij. ‘Ils roulent commes des
idiots, les Espagnols!’ Ik zeg maar niet dat het een nummerplaat
uit Bordeaux was. Pats! Pshhhhhhhhhh! Van onder de motorkap klinkt
een doffe explosie gevolgd door een scherp gesis. Plotseling zijn
we geheel verblind door een witte stoomwolk. Vloekend klemt André
zijn vuisten om het stuur en dwingt de rokende bus de berm in.
Hobbelend en krakend komt het voertuig tot stilstand. We stappen
uit en staan in een warme oven. In de plotselinge stilte begint één
krekel aarzelend te tjirpen. De motor laat een gesis horen als een
overkokende snelkookpan. André stapt naar voren en opent de
motorkap.
‘Merde!’ Geschrokken springt hij achteruit, als een wolk gloeiend
hete stoom sissend in zijn gezicht spuit. Op een
afstandje blijft hij staan kijken en
krabt bezorgd onder zijn
alpinopet.
‘Heet gelopen!’ Foeterend pakt hij een ouwe lap uit de bus en
draait daarmee de dop van de radiator los. Een straal kokend
roestwater spettert onder de doek vandaan alle kanten op. Vloekend
deinst hij achteruit maar weet middels een uiterst komische prima
ballerinapositie de gloeiend hete doek met één hand klemvast over
de spuitende radiator te houden. Dan is het gevaar geweken. Hij
legt de lap met de radiatordop op het motorblok en kijkt om zich
heen.
‘Water. We hebben water nodig.’
In de wijde omtrek is geen enkele vorm van menselijke bewo- ning te
bespeuren. De zwerfkeien in de kurkdroge bedding van het riviertje
even verderop, glinsteren hel wit in het zonlicht. Na een tweede
vruchteloze indianenblik in het rond, haalt André zijn schouders
op, loopt naar de bus en schuift de zijdeur open. Hij buigt zich
voorover en richt zich weer op met een wedstrijdfles Château de la
Garde in z’n hand. ‘Voilà!’ zegt hij trots. ‘We zijn gered.’
‘Huh?’
‘We vullen de radiator met wijn.’
Ik monster zijn gezicht, maar hij is bloedserieus. ‘Ja, ho ’ns
even!’ protesteer ik en ik probeer mijn fles uit zijn handen te
redden. André verstijft en rukt de fles uit mijn greep. ‘Nooit
doen,’ zegt hij, en zijn stem is laag van ingehouden woede. ‘Nooit
iets uit mijn handen trekken.’
Verbaasd kijk ik mijn goedmoedige vriend aan. Zo heb ik hem nog
nooit meegemaakt. Dan schudt hij met z’n hoofd en knippert even met
zijn ogen alsof hij zichzelf wakker schudt. ‘Excusez. Excusez,
Ilja,’ mompelt hij verstrooid, ‘maar als iemand iets uit m’n handen
probeert te trekken, daar kan ik niet tegen. Daar word ik
ontzettend giftig van. Het is iets uit
m’n jeugd. Van de ‘école maternelle’
misschien nog wel. Ik
weet ’t niet...’
‘Ja, maar André! Waarom míjn wijn om de radiator te vullen?!!
Waarom niet de jouwe?!!’
‘Ilja, kom op nou! We hebben maar vier flessen voor het concours.
Laten we eerlijk zijn: de beste wijn moet toch ons beider trots
hoog houden? Jouw wijn heeft de minste kans om te winnen, dan
moeten we die toch offeren?! Bovendien heb je nog altijd je extra
tweede fles. Zo hebben we mogelijkheid om het concours op tijd te
bereiken. Denk je nou eens in: dankzij jouw wijn, zal ik straks in
staat zijn om goud te winnen! Is dat geen prachtig idee!?’
Hij trekt zijn zakmes en opent het meest gebruikte onder- deel, de
kurkentrekker. Zonder acht te slaan op mijn protesten ontkurkt hij
mijn kans op een gouden medaille en klokkend verdwijnt de inhoud
van mijn ziel en zaligheid in het inwendige van de nog narokende
Peugeotmotor.
‘Ai, ai,ai..!’
‘Wat nou weer!?’
Voorovergebogen in het gat van de radiator turend bromt hij: ‘Te
weinig, d’r moeten minstens twéé flessen in!’ Hij grijpt in de bus
en zet de punt van z’n kurkentrekker in de enig over- gebleven fles
Château de la Garde om zo mijn laatste kans op fame and glory in de
radiator te klokken. Maar dat gaat me te ver. ‘Stop!’ roep ik. ‘Nu
een van jou, graag!’
‘Hoezo?’
‘Evidemment! Eerlijk delen: een fles van mij en een fles van jou!
Kom op!’
‘Ja maar, Ilja, jouw terroir heeft het hoogste watergehalte!’ Hij
refereert aan de ondergrondse rivier, de ‘Virvée’, die diep onder
onze wijngaarden door schijnt te stromen. Er wordt verteld dat er
vissen in zwemmen die nimmer daglicht zien en
daardoor helemaal wit zijn en met
blinde ogen in het rond
zwemmen.
‘Ja, het is goed met je. Kom op schurk, ruk open die fles met dat
galgenwater van jou!’ André schiet in de lach. Hij haalt een van
zijn eigen Beauvallon wijnsamples uit de bus, ont- kurkt hem en
giet ’m in de radiator. In het inwendige van de auto vermengen onze
wijnen zich met elkaar om ons in staat te stellen gezamenlijk
eeuwige roem te verwerven. Een mooie gedachte.
‘Messieurs, Bonjour!’
Uit het niets staat daar opeens een buitengewoon aantrek- kelijke
vrouw. Ze is mollig en op een boerse manier tijdloos mooi. Een
zacht beige jurkje van dunne stof met een motief van grote rode
kersen accentueert gulle rondingen. Ze leunt op een veelgebruikte
fiets met onder de snelbinder drie stok- broden. Een briesje laat
de donkere krullen om een lief, hart- vormig gezicht waaien. Ze
lacht haar gave witte tanden bloot: ‘Vous êtes en panne?’
Magalie blijkt ‘éleveur de foie gras’ te zijn. Haar ‘ferme’ is
anderhalve kilometer verderop en bij haar kunnen we volop water
krijgen. Even later staat haar fiets achter in de bus, zit zij
tussen ons in op de voorbank en hobbelen wij met een kalm gangetje
over de lange oprijlaan naar haar boerderij. Met een wijde boog
draaien we een zanderige binnenplaats op. In oude terracotta potten
waaieren grote bossen paarse lavendel in het milde zomerbriesje.
Hoge gele en rode stokrozen wuiven mee in hetzelfde trage
ritme.
Met een vertwijfelde ruk aan het stuur kan André ternau- wernood
een toom waggelende ganzen ontwijken. Geschrokken stuiven ze
verontwaardigd snaterend onder de Peugeotwielen vandaan en botsen
rechtstandig in een stel kippen die in de schaduw van een dikke
plataan in het zand lopen te krabben.
André bonkt luidruchtig op de zwarte
claxonknop in het
midden van z’n stuur. Wild gefladder, opgewonden gekakel. Een
mottige, geelbruine jachthond komt woest blaffend de hoek om
stuiven.
In het hoofdhuis van verweerde, okerkleurige zandsteen- blokken
gaat een oude deur open. Een gerimpeld vrouwtje op scheefgelopen
sloffen, in een zwarte voorschoot, met een versleten strooien hoed
op, verschijnt in de deuropening. Ze zet haar hand boven haar ogen
tegen het felle zonlicht en probeert door de stoffige voorruit van
de onbekende bus zicht te krijgen op de inzittenden. Magalie
springt naar buiten: ‘Maman, ce sont des viticulteurs! Ils sont en
panne!’ Als de radiator gevuld is met koud water uit de put op het
erf en wij op het punt staan afscheid te nemen, gebeurt het. Of we
blijven eten, vraagt Magalie. ‘Un repas simple. Á la bonne
franquette’, een swiebertjemaaltijd. Een salade van rucola uit de
tuin met olijven en geitenkaas en vers gemaakte paté de foie gras
met grof zeezout en zwarte peper. Misschien nog een stukje kaas.’
In de schaduw onder de dikke plataan zie ik haar moeder al met een
wapperend blauw plastic kleed in de weer om de buitentafel te
dekken. André en ik kijken elkaar aan. We weten het allebei. Wij
gaan hier blijven. Laat ze bar- sten, daar in Bordeaux.
‘Ach,’ zeg ik tegen André, en ik probeer mijn stem zo geloofwaardig
mogelijk te laten klinken, ‘d’r is hier vast wel een postkantoor in
de buurt. Ik stuur die échantillons per Chronopost naar het
concours. Dan zijn ze d’r eind van de middag. Ik bel er wel even
achteraan dat ze iets later komen.’ ‘Briljant idee!’ glundert André
en met veel egards begint hij het oude vrouwtje te helpen met het
dekken van de tafel. Magalie komt de keuken uit met twee klotsende
kannen water met ijsblokjes.‘Je suis désolé,’ lacht ze
verontschuldigend, maar we hebben helaas geen wijn.’
André is voorovergebogen bezig borden en bestek aan de overkant van
de tafel te rangschikken, maar ik zie aan zijn rug dat hij
verstijft. Langzaam draait hij zich om. ‘GEEN WIJN!!!??’ André en
ik kijken elkaar aan.‘Impossible,’ verklaart André gedecideerd.
‘Eten zonder wijn is geen eten.’ En ik weet weer waarom ik zo van
’m hou. Hij richt zich op in zijn volle lengte en kijkt Magalie aan
met een trotse gladiatorenblik: ‘We hebben nog twee flessen wijn in
onze bus, mademoiselle... Die bieden wij graag aan. Dit ‘repas’ zal
vergezeld gaan van de twee mooiste wijnen van Bordeaux.’ Het was
onvergetelijk. De foie gras was hemels en de wijn heerlijk. De
middag vergleed. Krekels tjirpten, hommels zoem- den en onze harten
zongen. Bordeaux hebben we de volgende dag pas laat bereikt. Zonder
échantillons.
Hoofdstuk 2 Wijnkiezen
Hoe kies ik een lekkere wijn uit
Nu we weten wat wijn is, hoe, en van welke druiven het gemaakt
wordt, kunnen we bepalen welke wijnen we zouden willen drinken en
welke wijnen we zorvuldig dienen te vermijden. In dit hoofdstuk
leren we hoe we die keuzes kunnen maken. Oogstjaren
(lezen en vergeten)
Voor de gemiddelde wijn is het oogstjaar niet echt relevant, want
ook in minder goede wijnjaren wordt er prima wijn gemaakt. Voor de
aspirant wijntijger heeft het onthouden van oogstjaartallen sowieso
weinig zin; wat voor de Bordeaux een goed jaar is, kan voor de
Bourgogne best een dun jaar zijn of andersom. Wijnproducenten,
groot en klein, rollen elk jaar opnieuw over elkaar heen om ons te
bezweren dat dit jaar weer een heel ‘koopwaardig’ jaar is. Vraag
een willekeurige wijnboer, mijzelf incluis, hoe het wijnjaar was,
en zijn weerbarstige wijnboerenkop zal zich plooien in een grijns
van oor tot oor: het afgelopen jaar was het jaar van de eeuw. Bij
hem dan. Of u misschien een paar doosjes wilt kopen.
Niettemin zijn oogstjaren wel degelijk iets om op te letten. Niet
zozeer vanwege de kwaliteit van het oogstjaar, maar ter controle
van de leeftijd van de wijn. Vooral bij wit en rosé; bestel nooit
ouder dan een jaar. Wordt u verrast met een lekkere wijn, onthou
dan de naam van het wijnhuis. Als daar goede wijn vandaan komt,
doet het oogstjaar er niet zo toe. De meeste Franse rode wijnen
kunnen gemiddeld zo’n een à twee jaar na de oogst gedronken worden.
Bordeaux en bourgogne liever na een jaar of vier, vijf.
Indien u wijnen echt lang in uw kelder zou willen opslaan
is het oogstjaar van groot belang, want
wijnen uit een zwak jaar
kunnen we niet lang bewaren, daar missen ze de kracht voor.
Attention:
Vroeger kochten restauranteigenaars mooie, kostbare wijnen, die ze
in hun kelders lieten ouderen tot het moment daar was om hun
clientèle er mee te verblijden. Tegenwoordig worden rode bordeaux
en bourgognes vanwege de hoge prijzen vaak veel te jong op de kaart
gezet. Ze zijn dan nog stroef en gesloten en absoluut niet lekker.
Op het jaartal letten dus. Aan de andere kant: ouder dan acht jaar
zou ik bij een mij onbekende wijn ook niet doen. De kans bestaat
dat zo’n wijn over de hill is. Dun, waterig en zuur. Stil, als een
dode vogel, ligt hij in uw mond. En dat risico ligt, evenals bij
het bestellen van te jonge wijn, bij de besteller. Dus klachten
hierover zullen een onwillig oor vinden.
Niettemin, en vergeet dat nooit, bij niet-lekkere wijn altijd een
andere fles bestellen. Niet denken van ‘hij wordt zometeen wel
lekker’ of ‘ik wen er wel aan...’ want dat gebeurt allemaal niet.
Voor u het weet zit u een avond lang een fles leeg te drinken die
smaakt als het uitwringsel van een dweil waar het urinoir van een
pompstation mee is gereinigd. En dat is zonde van de avond. Nee,
ober roepen en een andere wijn uitkiezen. Wijnboerentip:
(twee keer lezen)
Wijn van een goed Château uit een slecht jaar, is beter dan wijn
van een slecht Château uit een goed jaar.
Wijnstreken (lezen en onthouden)
In Frankrijk zijn tientallen gebieden waar wijn wordt gemaakt. Die
wijnen hebben meestal de naam van het gebied waar ze vandaan komen.
Dat zijn er veel, maar ons gaat ’t alleen om de lekkerste.
Welke wijn wel en welke wijn
niet (lezen en onthouden)
Rood wel
Onderstaande rode wijnen kunnen we rustig drinken, kopen, of
bestellen in een restaurant.
Bordeaux, médoc, haut-médoc, rode graves, saint-émilion, bourgogne,
bourgueil, rode sancerre, rhône, gigondas, château- neuf-du-pape,
vin de pays d’oc.
Bordeaux
Uitkijken met bordeaux. Daar wordt nogal wat narigheid gebrouwen.
Stugge, tannineuze, wrange rode wijnen van ongeïnteresseerde of
domkoppige wijnboeren. Hebben we echter een goede bordeaux te
pakken, en daar zijn er gelukkig heel veel van, dan is het ook
meteen prinsjesdag. Diep rode, fluweelzachte, tongstrelende
heerlijkheden. Wijnen die we gemakkelijk tien jaar kunnen bewaren.
Geen soort van vergelijk met de modieuze nietszeggende slobbers
waar veel super- markten tegenwoordig vol mee staan. Not even
close. Goede bordeaux, dat zijn traditioneel gemaakte, mooie, échte
wijnen. Wijnen met ballen. Die staan als een huis. Gemaakt met een
combinatie van voornamelijk cabernet sau- vignon- en
merlot-druiven. Dik sap met een rijke, volle smaak, een prachtige,
mysterieuze neus en een lange, lange afdronk. Een wijn waar je
poëtisch van wordt. In elke slok kun je je wanen. In eeuwenoude
wijnkelders. In vochtig groene valleien. Of in een zacht hemelbed
met een lelieblanke, Rubensiaanse vrouw.
Er is geen betere wijn in de wereld. Of het zou, maar zeg dat nooit
in de Bordeaux, bourgogne moeten zijn.
Er zijn vele soorten bordeaux. Goede
bordeaux is te koop voor
onder een tientje tot ver daarboven. Het verschil zit ’m, afge-
zien van de kwaliteit, in de appellation (zie blz. 116). Bordeaux,
of bordeaux supérieur (de kenner zegt ‘bordeaux suup’) ont- lopen
elkaar weinig. Mag in de supermarkt tot ’n tientje kosten.
‘Cru Bourgeois’ is weliswaar een officiële klassificatie, maar zegt
in de praktijk niets over de kwaliteit (zie Etiketlezen blz. 113).
‘Grand Vin’ zegt dat de maker van de wijn het een grote wijn vindt
en verder niks.
Niet te verwarren met de onwrikbare classificatie grand cru. Dat
betekent dokken. Trek de knip maar open want dit zijn de dure
jongens aan de goudkust van de Gironde: de Médoc, de Haut-Médoc en
de Graves. Allemaal bordeauxwijnen. Maar: van één fles van zo’n
topwijn, geniet je meer dan van twaalf flessen middelmatige wijn,
dus drink ondanks de prijs regel- matig een mooie bordeaux grand
cru.
Omdat de namen van al die verschillende châteaux onmogelijk te
onthouden zijn, vindt u bij de wijnboerenwijntips op blz. 168 een
lijstje van lekkere bordeaux in twee prijscategorieën.
Saint-Emilion
Saint-Emilions zijn heerlijke wijnen. Maar lastig om de goede te
vinden, omdat de wijnboeren aldaar zichzelf vrijwel allemaal tot
grand cru hebben verklaard. Net als in het Mexicaanse leger:
iedereen is generaal. Daardoor verschuilt zich menige inderhaast of
ongeïnteresseerd in elkaar geflanste wijn achter het predikaat
grand cru. In tegenstelling tot de bordeaux heeft de classificatie
grand cru in Saint-Emilion dus weinig betekenis.
Waar de gemiddelde bordeauxwijn van
voornamelijk cabernet
sauvignon en merlot wordt gemaakt, bestaan de betere saint-
émilions vaak voor bijna honderd procent uit de liefdesdruif
merlot. Hetgeen fluweelzachte, heerlijke rode wijnen oplevert.
Fruitig, diep donkerrood, vol van smaak en helemaal lekker. Begint
bij twee tientjes, eindigt bij degene die gek genoeg is om
zeshonderd piek voor ’n fles Pétrus neer te tellen. Uit een fles
gaan zes glazen, een glas is acht slokken. Dat betekent zo’n twaalf
euro per slok. Niet al leuterkontend doorslikken dus. In bijna elke
wijnstreek wordt naast rode, ook witte wijn gemaakt. Zo niet in
Saint-Emilion. Die houden daar niet van. Er bestaat dus geen witte
saint-émilion. Bij de wijnboerenwijntips op blz. 168 vindt u een
lijstje lekkere Saint-émilions die we rustig kunnen drinken, kopen
of bestel- len in een restaurant.
Wijnboerentip:
Om te profiteren van de naamsbekendheid van Saint- Emilion hebben
de aanpalende gemeenten hun dorpsnaam daar aan vastgeplakt.
Montagne-Saint-Emilion en Puisse- guin-Saint-Emilion bijvoorbeeld.
Daar komen behoorlijk lekkere wijntjes vandaan, die een stuk minder
kosten. In de smiezen houden.
Bourgogne
Bourgogne is een wijn die goed kan ouderen. Sterker nog: een goede
bourgogne mag gerust een jaar of tien oud zijn. In een restaurant
vinden we zo’n wijn maar zelden en als ie al op de kaart staat, zal
ie veel te duur zijn. Zelf bij de boer langs dus. Of per doos
bestellen bij een betrouwbare wijnimporteur.
Maar niet schrikken: een goeie
bourgogne koop je niet onder
de drie tientjes. Komt u er een tegen die aanmerkelijk minder kost,
hoed u dan: de kans is groot dat u op het punt staat eige- naar te
worden van een fles zuur, hard bocht waar u zelfs uw schoonmoeder
niet mee zou willen opzadelen. Goede rode bourgognes zijn gewoon
verschrikkelijk duur. Maar dat mag, want het zijn kampioenswijnen.
Een prachtige robijnrode kleur, een neus vol bloemetjes en een
smaak..., een smaak..! Bij de eerste slok al, roept hij ons toe:
‘Drink mij op! Drink mij direct en helemaal op! Waar is de tweede
fles!? Bestel mijn broer!!’
Er is geen betere wijn in de wereld. Of het zou, maar zeg dat nooit
in de Bourgogne, bordeaux moeten zijn. Bij de wijnboerenwijntips op
blz. 168 vindt u een lijstje met namen van de belangrijkste,
verrukkelijke bourgognes. Alle- maal toppers. Maar vóór het kopen
wel eerst proeven, want ze zijn duur en je betaalt niet in de
laatste plaats voor de naam, dus daar wordt gretig misbruik van
gemaakt. Boven deze bourgognes bevindt zich nog een hele rits
toppers als Romanée Conti, Le Montrachet, etc. Maar ja, die kunnen
u en ik zich helaas niet veroorloven. Dan hadden we maar in het
vastgoed moeten gaan.
Rhône, Gigondas, Châteauneuf du Pape
Zondoorstoofde rode wijnen die bijna altijd goed zijn. Mogen
gemiddeld rond een tientje kosten. Maar kijk uit, het is gebot-
telde zonne-energie. Zware jongens die direct in de knieën
schieten.
Vin de Pays d’Oc
Vrolijke, ongecompliceerde wijnen met veel fruit en een zon- netje
d’r in. Smaakt bijna altijd lekker en kost weing.
Rood niet
De volgende rode wijnen laten we links liggen: beaujolais,
corbières, Costière de Nîmes.
Beaujolais
Beaujolais is koud water met een zoetje. Een prima slobbertje om
bierdrinkers mee aan de wijn te helpen. Geen kwaad woord over
beaujolais dus.
Zelf ben ik ook zo begonnen: mijn instapmodel was de mierzoete
bubbeltjeslambrusco bij de Italiaan (in mediterrane Fiatgarages nog
altijd een probaat middel om vastzittende moeren mee los te
krijgen). Daarna volgde de beaujolais en daarna stapte ik over op
echte wijn.
Drink er, als het niet anders kan, gerust ’n glas van. Maar beter
niet kopen. Tenzij het van de koppige beaujolaisboer Marcel
Lapierre is, want die maakt als een van de weinigen nou net weer
hele lèkkere beaujolais.
Corbières
Stroeve, harde wijn uit Frankrijks hete hart. Hier en daar wordt in
Corbières goede wijn gemaakt. Alleen: wij weten niet waar. En het
meeste is nog steeds, to put it mildly, niet de wijn die wij graag
op tafel zien: een aroma van roestig staalwol, een afdronk van
badmutsen en een nasmaak van Oost-Indische inkt. Smaakt fantastisch
als u op een Franse camping voor de tent dromerig naar het getjirp
van de krekels ligt te luisteren. Neem er een doos van mee naar
huis en onderweg gebeurt er iets geheimzinnigs: thuis gekomen
blijkt die heerlijke wijn, hoewel structureel geheel ongewijzigd,
plotseling in een zwartgallig ondrinkbaar brouwsel te zijn
veranderd! Hebben we daar voor de tent dan alleen maar het geluid
van de krekels en de avondbries met de geur van de lavendelvelden
zitten
drinken? Inderdaad. Zo kan dat gaan. In
dat ontroerend mooie,
hete hart van Frankrijk.
Costières de Nîmes
Armetierig, dun, schraal, wrang en niet te drinken. Maar verder
geen kwaad woord.
Attention:
In elke wijnstreek, waar ook ter wereld, zit altijd wel een stijf-
koppige gek, die vastbesloten is om in een onmogelijk gebied,
ogenschijnlijk alleen maar geschikt als isolatieoord voor
zwaargestraften, de lekkerste wijn ter wereld te gaan maken. Hou
daarom altoos een open oog voor mogelijke verrassingen; er kan u,
op een moment dat u het ’t minst verwacht, opeens een hele lekkere
Costières de Nîmes worden voorgezet! Welke wijn wel en welke
wijn niet(lezen en onthouden)
Wit wel
Onderstaande witte wijnen kunnen we rustig drinken, kopen, of
bestellen in een restaurant.
Witte bourgogne, chablis, sancerre, Menetou-Salon, Pouilly Fumé,
Pouilly-Fuissé, witte Mâcon, witte graves, witte gascogne. Witte
bourgogne
Meursault en Puligny-Montrachet
Hmmmm. Ik raak verhit als ik er aan denk. Witte bourgognes zijn de
mooiste wijnen op de planeet. Ze kosten geld, veel geld. Een
winkelprijs van dertig, veertig piek is geen uitzondering, maar ze
zijn het waard.
Ze zijn te herkennen aan het feit dat
ze genoemd zijn naar het
dorp waar ze geoogst worden. Deze afkomstbenaming wordt appellation
genoemd. Die afkomst wordt ook nog ’ns ’n keer gecontroleerd, dus
wordt ’t: appellation contrôlee, of afgekort AOC.
Goeie meursault en Puligny-Montrachet steken met kop en schouders
boven alle andere witte wijnen uit. Maar, attention: deze orale
kroonjuwelen in een restaurant alléén bestellen als u met iemand
bent waar u echt van houdt of waar u iets duurs aan wilt verkopen.
Anders is het zonde, want op de kaart doen ze al gauw rond de
honderd euro. Let op het oogstjaar: volgens de makers kunnen ze
goed ouderen, maar neem geen risico: drie jaar max. Daarna gaat het
maar al te vaak bergafwaarts met ze.
Ordinaire bourgogne
Bourgognes van eenvoudiger komaf hebben geen dorpsnaam maar heten:
‘bourgogne ordinaire’, ‘bourgogne blanc’ of ‘bourgogne alligoté’.
Ze kosten een heel stuk minder maar zijn soms aardig lekker. Mag in
de winkel niet meer kosten dan vijftien piek. In een restaurant, om
teleurstelling te voorkomen, beter niet bestellen (zie ook blz. 113
Etiketlezen). Chablis
Chablis is een eigenzinnig witte bourgogne die geen bourgogne wil
heten. Deze wijn is zó gewild dat de wijnboeren aldaar zich dat
kunnen permitteren. Evenals de andere bourgognes wordt Chablis
gemaakt van chardonnay-druiven.
In Amerika is het de populairste Franse wijn. Er wordt gefluisterd
dat er daar per dag evenveel van wordt gedronken als de totale
jaaroogst die dat kleine dorpje Chablis officieel kan opbrengen.
Dus u begrijpt wel: daar in dat op het oog zo stille wijndorpje
wordt in geheime ondergrondse kelders
overal geestdriftig wijn geperst. Véél
meer dan wettelijk is toe-
gestaan. En hoe en waarmee dat gebeurt wilt u niet weten. In een
restaurant dus maar beter niet bestellen, tien tegen een dat het
een dun zuur watertje voor veel te veel geld is. Vaak ook te oud.
Indien eigenwijs en toch bestellen, let dan goed op het
oogstjaar.
In Chablis roepen ze om het hardst dat je hun wijn jaren kan
bewaren, maar dat is niet waar. Na twee jaar wordt de gemiddelde
chablis een stuk minder. Voorbeeld: in 2006 drinkt u de 2005. Houdt
een ober vol dat de 2003 helemaal tóp is? Oké. Benefit of the
doubt, maar wel met recht van onbetaald retour.
Te oude witte wijn kan namelijk Maderiseren. Het eens
zo parelende wit is verkleurd tot een vermoeid soort geel of zelfs
lichtbruin en de frisse fruitigheid is overgegaan in een somber
stemmend, naar natte regenjassen smakend brouwsel. Ober roepen en
vriendelijk om een nieuwe fles van een recenter jaar vragen. Is die
er niet, dan graag de kaart. Voor een andere wijn. Gemaderiseerde
wijn hoeft u niet te betalen. Niettemin is een goede chablis een
Godendrank. Ik heb ze zien liggen, die glooiende groene wijngaarden
op de uitgestrekte witte krijtheuvels. Hun wortels graven diep in
de grond waar miljoenen jaren geleden de zee golfde. Hun druifjes
voeden zich met mineralen uit de dikke laag fossiele
oesterschelpen.
Drink een mooie koele fles van dat zonlichtgouden oester- water bij
een bord verse oesters en uw mond wordt het epicen- trum van een
smaakbeving. Delicate genotsgolven rollen af en aan en uw hele
omgeving verandert plotsklaps in het paradijs. Prijzen: het duurst
zijn de ‘Chablis Premier Cru’ en daar- boven de ‘Chablis Grand
Cru’. Niet doen. Te duur en lang niet
altijd goed. Een met liefde gemaakte gewone chablis is vaak net zo
lekker, of zelfs lekkerder.
Er bestaat ook een ‘Petit Chablis’. Die is goedkoper en over het
algemeen hartstikke goed.
Wijnboerentip:
In Chablis is een erg goede cave, de ‘Cave des Vignerons de
Chablis’, die men kan bezoeken en waar ze voor een rede- lijke
prijs echt lekkere chablis verkopen.
Wijnboerenverhaal
De Eerste Keer
‘Visitez nos Caves!’ juichte een groot bord langs de weg. Ik trapte
op de rem. ‘Dat is leuk! riep ik tegen Turf. ‘Dóen!’ In de twintig
waren we, en dol op wijn. We hadden er van alles over gelezen, maar
nog nooit hadden we een echte wijn- kelder van binnen gezien.
Spannend! Halfduistere eeuwenoude gewelven, waar bij flakkerend
kaarslicht honderden eikenhouten vaten liggen te rusten. De
geheimzinnige, alles omringende wijnkelderlucht, die wonderlijke
mengelatie van wijnaroma, eikenhoutgeur en tijd die stilstaat. De
glazen steekhevel waar- mee het kostbare druivenvocht omzichtig aan
het wijnvat wordt onttrokken om er een half glaasje mee te vullen.
En dat zouden wij mogen proeven! Wauw!
Ik roste onze overjarige Opel Kadett grindspattend op de eerste de
beste vrije plek en vol verwachting spoedden wij ons naar de
ingang.
Degene die ons verwelkomde voldeed niet geheel aan het beeld dat
wij ons gevormd hadden. In plaats van een gezellig rond wijnboertje
in een versleten blauwe broek, een alpinopet en een stokbrood onder
z’n arm, werden we begroet door een verschijning in een wit
polyester pak van het type waarmee asbestverwijderingsteams zijn
uitgerust. Zonder aanstoot te nemen aan ’s mans buitenissige
kleding- keuze informeerden wij of we zijn caves konden bezoeken.
Zijn antwoord was, doordat hij zijn gesloten hoofdmasker van wit
plastic niet afzette, geheel en al onverstaanbaar, maar hij wees
met zijn bezem naar de verderop gelegen ingang. Wij bedankten hem
en togen er op af.
Voor ons lag een vochtige diepe grot waarvan het einde niet te zien
was. Langs de muren waren meterslange schappen aangebracht. Binnen
bewogen nog meer figuren in witte pak- ken. Ze droegen witte
rubberlaarzen en waren in de weer met bezems en tuinslangen. Niet
precies de ambiance om genietend in alle rust een kostelijke wijn
te degusteren, of met trillende neusvleugels een delicaat bouquet
te besnuffelen. Maar goed, wij hadden wel gekkere dingen
meegemaakt. Nieuwsgierig stapten we de cave binnen.
Op dat moment kregen we De Geurklap. Voor het eerst merkte ik dat
je van geur kunt schrikken. Het was alsof iemand een stropdas om
m’n nek strak trok en mijn adem afsneed. Ammoniak. Als een felle
steekvlam sloeg het m’n neus in en schoot omhoog naar m’n hersens.
Naar adem happend deinsden we achteruit en renden weg. Wég van
hier! Geschrokken leunden we een eind verderop hijgend tegen een
muurtje. De witte figuur met de bezem kwam naar ons toe en trok
zijn hoofdmasker af.
‘Vous n’aimez pas le Camembert?’ vroeg hij lachend. Het was een
kaaskelder. ‘Caves’ vol Camembert.
Wit wel, vervolg
Witte loire
Sancerre, Menetou-Salon, Pouilly-Fumé
Sancerre is de lekkerste witte Loirewijn. Een enkele keer loop je
tegen een wat zwakkere broeder aan, maar over het algemeen kunnen
we dit overal rustig drinken, kopen, of bestellen. Sancerre wordt
gemaakt van sauvignon blanc-druiven, en heeft een mineralige smaak
met een licht zoetje. Z’n goedkopere, en iets zuurdere, zusje
Menetou-Salon is vaak ook heel smakelijk.
Pouilly-Fumé komt eveneens uit de Loire. Heerlijk, maar nogal
populair en daardoor vaak overprijsd. Niet te verwarren met
Poully-Fuissé; een mollige witte bourgogne die lekker en betaalbaar
hoort te zijn, maar dat zelden is. Witte bordeaux
Graves
Witte graves waar ‘Pessac-Léognan’ op staat, behoren tot de
lekkerste wijnen ter wereld. ‘Smith Haut Lafitte’, ‘Carbonnieux’ en
‘Domaine le Chevalier’, daar kunt u gerust een moord voor plegen.
De rechter zal hiervoor begrip opbrengen. Maar kijk uit met graves,
want als er ‘Supérieur’ achter staat betreft het een halfzoet
drie-eurowijntje dat alleen maar wordt gedronken door bejaarde
buurvrouwen en daklozen.
Sauternes
Sauternes is heerlijk, niet alleen bíj de ganzenlever, maar vooral
ook er óver. Ganzenlever in koude plakken snijden, grof zeezout
erover en dan met een klein zilveren lepeltje twee druppels
sauternes over elke zoutkorrel druppelen. Serveren met verse
waterkers en knapperige toast van wit stokbrood. U gaat tranen
huilen van geluk.
Witte gascogne
Buurman van de Bordeaux. Helemaal goed. Zien we veel als huiswijn
in restaurants. Kunt u rustig bestellen. Licht, fruitig en veel
smaak. Vijf piek de fles.
Wit niet
De volgende witte wijnen laten we links liggen: muscadet, jurançon,
corbières, Costières de Nîmes. Jurançon
Een zoetige wijn die het nét niet is. Doe dan meteen een sau-
ternes.
Corbières
Komt uit het hart van Frankrijks onverkoopbare wijnplas. Vaak een
logge witte wijn zonder vrolijkheid. Consumptie leidt slechts tot
orale averij. Indien aangeboden, hartelijk bedanken.
Muscadet
Muscadet wil nog wel ’ns beetje érg droog, om niet te zeggen zuur
zijn. Zeer bruikbaar om de tralies van uw cel mee door te branden.
Of als uw accu droog staat, maar minder als u zelf droog staat. In
principe vermijden. Hooguit geschikt als u van zins bent het
wereldrecord rode pepers eten te verbeteren (dat momenteel, met 51
pepers in 6 minuten, op naam staat van Johan Hattingh uit
Zuid-Afrika). Alleen wanneer een sommelier erg aandringt, één
glaasje proberen. Want het kan gebeuren: een enkele keer stuit men
op een muscadet die geheel onver- wacht opeens lekker fris en
fruitig is.
Costières de Nîmes
Geen fijne witte wijnen. Af en toe treft men een redelijk drink-
bare rode. Indien een verkoper of ober langdurig aanhoudt,
voorzichtig een klein nipje proberen.
Rosé
Verse rosé is heerlijk. Niet moeilijk over doen: nooit bewaren,
gewoon opentrekken, opdrinken en nieuwe kopen. Maar let op het
jaartal: rosé mag niet ouder zijn dan één jaar. Laat u niets
wijsmaken. In 2006 drinkt u 2005. In 2007 drinkt u 2006. Wat is
rosé? (lezen en vergeten)
Over rosé wordt een hoop onzin verteld. Zo hoor je wel dat rosé een
mengeling is van rode en witte wijn. Dat is niet zo. Rosé wordt,
net als rode wijn, gemaakt van rode druiven. Maar rode druiven
geven wit sap. De wijn krijgt z’n kleur van de schilletjes. Bij
rode wijn blijven die schilletjes maanden samen met het druivensap
in de vaten; hoe langer samen, hoe roder de wijn.
Bij rosé worden de schilletjes na een paar uur uit het drui- vensap
gehaald zodat het niet rood, maar roze wordt. Maandje of wat
gisten, en in de fles ermee! En het mooie is, dan mag ie ook meteen
gedronken worden! Niks tien jaar bewaren! Meteen opdrinken.
Onderstaande rosés kunnen we rustig drinken, kopen, of bestellen in
een restaurant:
bordeaux rosé, rosé de Provence, sancerre rosé. De volgende rosés
laten we echter links liggen: bourgogne rosé, rhône rosé.
Wijnboerenverhaal
Grote Rosébroer
Zelf maken wij in Frankrijk, als klein wijnboertje, nu zo’n tien
jaar een erg lekkere rosé. La Tulipe. Geconfronteerd met het al dan
niet doen van nieuwe investeringen was ik benieuwd hoe de echte
grote rosé-specialisten de toekomst tegemoetzien. Hoe zou dat gaan
aan de bron van de bulkrosé?! Op naar de Anjou...
In het dorpje Biquets produceert de ‘Cave cooperative de la Loire’
dertig miljoen flessen wijn per jaar. Hier heeft men de nadelen van
de chemie jaren geleden aan den lijve ondervonden. In de sixties
dronk iedereen rosé. Vooral in de kleine kroegjes in Parijs. Omdat
rosé wegens het ontbreken van tannines slecht houdbaar was, werden
er grote hoeveelheden zwavel bij gemikt. En ook nog ’ns per fles
een grammetje of twintig suiker. Rosé d’Anjou had als vaste
begeleider dan ook een barstende koppijn.
In die situatie kwam pas verbetering toen men besloot de
zwavelkraan dicht te draaien, maar het kwaad was al geschied: rosé
was een synoniem voor migraine geworden. In Parijs stapte men
massaal over op muscadet en chardonnay. Er werd nauwelijks nog een
druppel rosé verkocht. Inmiddels is het door moderne
vinificatiemethoden niet meer nodig om rosé zo heftig te
verzwavelen en heeft de wijn een enorme revival doorgemaakt. Niet
alleen onze eigen kwali- teitsrosé is een doorslaand succes, ook
hier in Biquets is er alle reden voor optimisme: van de dertig
miljoen flessen is tachtig procent roze van kleur.
Als ik de kraamkamer van de bulkrosé binnenloop zie ik waar die
populariteit toe leidt: monsterachtig hoge cuves van glanzend
roestvrijstaal torenen als koude blinde wolkenkrabbers
boven mij uit. Vele miljoenen liters rosé worden door computers
bewaakt en opgevoed.
Zou dit ook mijn voorland zijn? Brrrrrrr... Non Merci. Aan mijn
lijf geen polonaise. Laat mij maar lekker zelf m’n druifjes
kneuzen. Wij blijven liever kleine wijnboertjes. Dan weten we
tenminste zeker wat er in onze Tulipjes zit. Champagne
Champagne is een op zichzelf staand geval. Zelf ben ik er dol op.
Het is alleen veel te duur. En dat hebben ze goed gedaan via de
‘Marketingtruc van het Millennium.’ ‘Kus! Van harte proficiat met
je huwelijk. Champagne!’ Geslaagd? Champagne! Grote klant
binnengehaald? Cham- pagne! Twintig jaar bij de zaak? Champagne!
Feestelijkheden, VIP-party’s en romantiek kunnen niet zonder
Champagne. Maar waarom in vredesnaam!? We hebben het hier over een
schraal wit wijntje dat voornamelijk smaakt naar het regenwater
waar de Champagnestreek zo rijkelijk mee wordt gezegend. Om die
reden wordt na de oogst het dunnige sapje opgekrikt met een fikse
scheut likeur, zodat je die smaak niet meer zo proeft. Dan nog een
stoot koolzuur d’r bij: Santé...! Niet te verkopen zo’n product,
zou je zeggen. Niets is minder waar. Dankzij de marketingtruc van
het millennium geldt champagne al eeuwenlang als een superchique
wijn die je drinkt als er wat te vieren valt. En dat kan,
afhankelijk van de kringen waarin men verkeert, best elke dag zijn.
Dat is de reden dat de boerendorpen in de Champagne, in weerwil van
hun armetierige voorkomen, de rijkste dorpen van Frankrijk zijn.
Waar andere wijnboeren zuchtend genoegen moeten nemen met een prijs
van drie euro de fles en een gat in de lucht
springen als ze een kwartje meer kunnen
beuren, toucheert de
gemiddelde champagneboer ongeveer het tienvoudige. Een kilo
bordeauxdruiven levert bij verkoop tachtig eurocent op. Een kilo
druiven in de Champagne doet al gauw vijf euro. Daarenboven zijn de
oogstreglementen er aanzienlijk soepeler: een Bordeauxboer mag van
overheidswege per hectare geen grammetje meer dan 8.000 kilo
oogsten. Zijn champagne- collega daarentegen plukt fluitend 14.000
kilo per hectare. Waar een doorsnee wijngaard na een jaar lang
tobben een lui- zige 6.800 eurootjes per hectare oplevert, doet een
hectaretje champagne op z’n sloffen ver over de 60.000 ballen! ‘Dat
willen wij ook!’ roepen de aangrenzende bourgogne- bobo’s op hun
damage control meetings. ‘De pinot noir en de chardonnay zijn nota
bene ónze druiven!’ ‘Waarom wij niet’! huilen de loirekoningen in
Sancerre. ‘Wij kunnen onze wijn ook laten schuimen!’ Jammer, maar
helaas. De champagne-tsaren hebben hun productiemethode via zo’n
beetje elke denkbare octrooivorm hermetisch weten dicht te timmeren
zodat alleen zijzelf cham- pagne mogen maken en verder helemaal
nobody. Zelfs de bordeauxkeizers ijsberen verontwaardigd door hun
slagroomtaartkastelen: ‘Hoe hebben ze ’m dat gelapt, daar in die
krijtholen!?’
Vroeg begonnen. Midden 1700 was de familie Moët uit Epernay, zelf
niet onbemiddeld, al druk aan het netwerken in de betere kringen.
Ze kregen het voor elkaar dat hun belletjes- wijn op de marmeren
gouden tafels kwam aan het hof van Lodewijk XV. Het werd de
huiswijn van de markiezin de Pompadour en vele andere toenmalige
celebs. Het Me too-effect deed de rest: als je geen champoepel
dronk, hoorde je er niet bij. Zelfs Napoleon kwam regelmatig even
buurten bij Moët om een paar kisten bubbeltjes in zijn koets te
schuiven. En dat hebben ze consequent volgehouden.
Door de eeuwen heen hebben Moët &
Chandon, met in hun
kielzog alle andere grote champagnehuizen, ervoor gezorgd dat bij
koningen en koninginnen, bij rocksterren en artiesten altijd een
paar flesjes schuimwijn in de ijskast staan. En nog steeds.‘Do me a
Crissy!’ roept gangsta rappa 50 Cent als ie Club 42 in New York
binnenkomt. Want sinds Roederer Cristal is geadopteerd door de
rapscene gaan er in het New Yorkse nachtleven elke maand ’n paar
pallets van deze peper- dure millésimé doorheen.
Nou, ik moet zeggen, terecht. Want alle gekheid op ’n stokje: een
goeie champagne is een Godendrank. Net als bij niet- bruisende
wijnen wordt er door de makers met eindeloos veel liefde en geduld
aan gewerkt. De duivelse druivencombinatie van pinot noir,
chardonnay en pinot meunier levert een hele spannende smaak op.
Sommige Grande Cuvées rijpen jaren op eikenhout en komen pas in de
handel na minimaal tien jaar onvoorwaardelijke opsluiting in de
uitgestrekte keldergewelven. Helaas, ik moet het toegeven: ik heb
een dure smaak. Champagne is een van mijn favoriete wijnen. Ik heb
altijd een paar flesjes koud staan, je weet tenslotte maar nooit.
Boven- dien, je kunt het drinken bij zo’n beetje alles: van
ganzenlever tot toetjes met slagroom, oesters, salades, kreeft, een
mooi visje, of een lekker pastaatje. We hebben d’r zelfs wel eens
een côte de boeuf charentaise mee weggespoeld. Maar attention:
voorzichtig ermee, want je drinkt het als limonade. Anderzijds
werkt het sterk erotiserend, dus zie het als een investering.
Wijnboerentip:
Niet van dat benauwde. Champagne moet spuiten. Voor gebruik de fles
dus altijd flink schudden en de wijn ruim over de glazen en over de
tafel laten schuimen. U heeft door dat gespuit misschien één
glaasje minder, maar het feest is vele malen groter.
Zoet of niet (lezen en
onthouden)
Brut = droog
Sec = droog, maar iets minder droog
Demi sec = half zoet
Doux= zoet
Liquoreux = zeer zoet
Is wijn goed voor mij? (overslaan)
Heel goed zelfs. Schreef uw huisarts al eens een verwijsbriefje
voor de slijter? De Parijse arts Dr. Maury doet dat wel degelijk.
Hij is overtuigd van de geneeskrachtige werking van wijn en
schrijft z’n patiënten allerlei wijnen voor tegen diverse aan-
doeningen. Van rode bourgogne tegen de griep tot champagne bij
angina pectoris. En hij is niet de enige; ook dieetgoeroe Michel
Montignac adviseert wijn tegen vele kwalen. Hij zegt: ‘Wijn bevat
veel polyphenolen en vezels. Daardoor draagt wijn bij aan de
bescherming tegen kanker.’ Nou, dat is goed nieuws! Zou wijn dan
ook goed zijn tegen ouder worden en tegen rimpels!? Klopt.
Druivenpitjes zitten vol polyphenolen en collagenen. Die verhogen
de bloedcircu- latie en voorkomen veroudering en rimpels. Het
Franse bedrijf Caudalie produceert speciale anti-rimpelcrèmes
gemaakt uit druivenpitten. In de groene heuvels rond Bordeaux
exploiteert deze onderneming een mondain wijnkuuroord waar men op
luxueuze wijze in ‘Vinotherapie’ kan gaan.
Wijnboerenverhaal
Vinotherapie
Een vriend met gevoel voor humor trakteerde mij eens op een
verwenweekend wijntherapie. Ter ontgroening kreeg ik een witte
badmuts op, waarna ik door een sterk behaarde ver- pleegster, na
enig tegenspartelen, werd ondergedompeld in een bak met halfvergane
druivenprut waaruit de ranzige geur van bederf opsteeg. Zij
sommeerde mij een half uur stil te blijven liggen in deze smetbak
en verliet daarop, zonder acht te slaan op mijn protesterende
braakgeluiden, de betegelde ruimte. Enige tijd later kwam ze terug
met een korte gedrongen assistent in haar kielzog. Getweeënlijk
rolden zij mij een kwartier lang poedelnaakt door een berg
druivenbladeren. Amechtig hijgend werd ik vervolgens naar een
belendend kamertje gedreven, waar ik plaats moest nemen in een
ligbad dat tot de rand gevuld was met rode bordeaux. In een
natuurlijke reactie begon ik het bad leeg te drinken, maar dat werd
door het thera- perend personeel niet gewaardeerd. Met wijn drinken
moest ik wachten tot de avondmaaltijd. Want pas dan mocht ik mijn
dagelijkse quotum van drie volle glazen rode bordeaux drinken.
Verplicht.
Wijn is gezond, want van wijn krijgen wij:
(integraal overslaan)
Een soepele prostaat
Uit onderzoek onder 30.000 gezondheidsmedewerkers blijkt dat mensen
die wijn drinken maar liefst 70 % minder kans hebben op
prostaatvergroting en prostaatkanker.
Een oersterk hart
Wijndrinken beschermt tegen hart- en vaatziekten. De alcohol in de
wijn draagt er toe bij dat de bloedvaten gezond blijven en minder
snel dichtslibben.
Geen kanker
Het positieve effect van wijn op hart- en vaatsysteem is ruim-
schoots bekend. Nu blijkt dat de wijndruif ook een bescher- mende
functie heeft ter voorkoming van kanker. Op de buiten- kant van de
druif komt een schimmelcomponent voor, resve- ratrol, die bij
muizen een sterk remmende werking blijkt te hebben op de
deelprocessen die een rol spelen bij het onstaan van kanker.
Geen dementie
Bij een Frans onderzoek is aangetoond dat wijndrinken dementie
voorkomt. Van een grote groep 65-plussers uit de omgeving van
Bordeaux werd 3 jaar lang het eet- en leefpatroon gevolgd.
Vergeleken met de niet-drinkers bleek de kans op het krijgen van
dementie bij de wijndrinkers maar liefst 80% lager te liggen!
Jofele nieren
Amerikaans onderzoek toont aan dat wijndrinkers 40 tot 60% minder
kans hebben op nierstenen.
Een sterke maag
Wijndrinkers hebben 25% minder kans op ontstekingen aan de
twaalfvingerige darm en aan het maagslijmvlies. Snelle
hersens
Onderzoeken in Amerika, Engeland en Spanje kwamen alle- maal op
hetzelfde uit: wijndrinken vermindert, sterker nog,
halveert de kans op een herseninfarct.
Het drinken van wijn
gaat het verkalken en afsterven van bloedvatweefsel in de her-
senen tegen. Al deze gunstige processen spelen zich af in de
cortex, de buitenkant van de hersenen. Een belangrijk deel, want
hier spelen de cruciale denkprocessen zich af. Mijn hersens zijn
door al dat wijndrinken inmiddels blik- semsnel: van 0 naar 100
ideetjes in 3 seconden.
Hoofdstuk 3 Wijnproeven
Hoe proef ik wijn (lezen en onthouden)
Wijnproeven is leuk, en lekker, maar vooral ook lastig. Aan de tong
hebben we niet zo veel. Afgezien van het feit dat dit eigenzinnige
lichaamsdeel ons regelmatig een loer draait door op het verkeerde
moment de verkeerde dingen te zeggen, heb- ben we er verder ook
niet veel aan. Het trouweloze vleeslapje kan slechts een schamele
vier smaken onderscheiden: zoet, zuur, zout en bitter. Alle andere
smaken proeft hij niet eens, de slapperd.
Gelukkig zijn we gezegend met een ambitieuze neus. Volledig
geëquipeerd voor allerhande proef-, smaak-, en ruik-activiteiten
want de binnenzijde is ingenieus gestoffeerd met hypergevoe- lige
geurreceptoren. Proeven doen we derhalve voor een groot deel met de
neus. Aan wijn moet daarom allereerst flink gesnoven worden. Maar
alvorens te ruiken gaan we eerst: 1 Kijken
Hef het glas op ooghoogte, hou het tegen het licht, knijp één oog
dicht en controleer: 1. Of er wijn in zit. 2. Of de kleur in orde
is. 3. Of er geen dépot in rondzweeft. 4. Of er geen stukjes kurk
in drijven. 5. De viscositeit. Is de wijn dik of dun? Waterig of
stroperig?
Kleur
Rode wijn
Jonge rode wijn is in z’n algemeenheid paarsig. Jonge bordeaux is
dieppaars.
Drinkklare wijn is bordeauxrood.
Bourgogne is theatergordijnenrood.
Veel zuidelijke wijnen zoals rhônewijn
zijn donkerrood, bijna
zwart.
Oude wijn is bruinig rood.
Hou ouder een wijn, hoe bruiner de kleur. Witte
wijn
Witte bourgogne, witte graves of sauternes moet een beetje gelig en
stroperig zijn.
Chablis is bleekgeel met een vermoeden van lichtgroen. Witte loire,
zoals sancerre, moet tussen bleekgeel en trans- parant zijn.
Rosé
Rosé kan alle kleuren roze van de regenboog hebben. Er is hele
lichte rosé, en rosé die bijna donkerrood is. Zegt niets over de
kwaliteit. Kwestie van smaak.
Dépot
Dépot is bezinksel in de fles. Als het op de bodem ligt kan het
geen kwaad. Integendeel, het is een teken van kwaliteit. De fles óf
decanteren (zie blz. 95), óf voorzichtig uitschenken en het
staartje er in laten zitten.
Ongewild kan er een beetje dépot in uw glas belanden, is niet erg.
Als het een mooie wijn betreft, een mondjuweel dat aanvoelt alsof
er onder uw gehemelte een stralende zon opgaat, gooien we zo’n glas
natuurlijk niet weg. Glas voorzichtig leeg- drinken tot de
kritische grens waar wijn overgaat in droesem. Wijn doorslikken en
genieten. Dan glas omspoelen en omhoog houden voor een refill.
Mocht het dépot door de hele wijn heen zitten, bijvoor- beeld
doordat er per ongeluk met de fles is geschud, dan moet die fles
terug. Die kunnen we niet drinken. Wel na een paar uur, als het
dépot weer naar de bodem is gezonken. Maar daar kunnen wij niet op
wachten.
Veel mensen drinken het staartje van
hun wijn niet op en laten
de laatste vijf centimeter in de fles zitten. Ook wanneer de fles
in het geheel geen dépot bevat. Waar het vandaan komt? Geen idee.
Wellicht wordt dit chic gevonden. Of wordt het ingegeven door de
angst dat een onzichtbare dépotwolk via de laatse slok postuum
wraak op hen neemt.
Hoe dan ook, wij wijnboeren moedigen dit drinkgedrag van harte aan:
laat zoveel mogelijk ongedronken wijn in de fles en bestel een
nieuwe. Goed voor de omzet. 2 Walsen
Walsen is met een cirkelende beweging van de pols de wijn in het
glas laten ronddraaien. Dat is belangrijk, want zo komt het aroma
los. De geurstoffen assimileren met zuurstof en het aroma is beter
te ruiken.
2a Voor beginners: Tafelwalsen
Zet het glas op tafel, pak het met drie vingers bij de steel en
draai voorzichtig rondjes over het tafelkleed. Rustig draaien zodat
de inhoud van uw glas niet op uw kleding of die van uw tafeldame
belandt. Blijf draaien tot de wijn met mooie regel- matige slagen
door het glas walst.
Dit vergt enige oefening en een redelijke hoeveelheid tafel-
lakens, maar op een dag zult u tot uw eigen verrassing zien dat u
het walsen meester begint te raken.
2b Voor gevorderden: Luchtwalsen
Hou het glas in de lucht, wals met losse pols en draai onderwijl
het glas rond. First try this at home, zou ik zeggen, want bij al
te enhousiast luchtwalsen krijgt u van die lastig te verwijderen
vlekken op het plafond.
De wijnvlek (lezen en aan uw
vrouw vertellen)
Rode-wijnvlekken in kleding, tafelkleding en onderkleding kunnen
het best bestreden worden door er een nog grotere plas witte wijn
overheen te gooien. Mik er vervolgens nog een handje zout over en
er is niets meer van te zien. 3 Ruiken
Breng het nog nawalsende glas naar uw mond, maar nog niet drinken!
Steek uw neus in het glas, beweeg hem zachtjes snuf- felend over
het oppervlak van de wijn en snuif het aroma op. Nu weten we of een
wijn kurk heeft, of ie over z’n uvd heen is, of dat hij heerlijk
is. Zie: ‘Wat is nou eigenlijk kurk’ op blz. 24. 4
Slurpen
Neem een slok. Nee, niet doorslikken, maar hou de wijn in uw mond.
Tuit uw lippen en zuig zachtjes lucht dóór de wijn heen naar
binnen. Zo vermengt de wijn zich met lucht en ontploffen de
aromabommetjes in uw mond. De smaak komt vrij en u proeft de wijn
zoals ’m nog nooit geproefd heeft. Laat de slok wijn door uw hele
mond vloeien om de smaaknuances langs zo veel mogelijk
smaakpapillen te jagen. Spoel hem om uw tong heen, als zeewater
langs een koraalrif en kauw de wijn. Kauw hem als een appel. Pas
wanneer al deze handelingen verricht zijn, slikt u de wijn
bedachtzaam en zwijgend door.
Zelf drink ik nooit anders dan slurpend. Niet alleen bij het eerste
proefslokje, maar bij elke slok, de hele maaltijd door. Ik ben het
zo gewend, ik merk niet eens meer dat ik tijdens het wijndrinken
geluiden produceer als een bronstig everzwijn. Soms, bij deftige
diners, kijkt een tafeldame me bevreemd aan
en probeert ongemerkt enkele centimeters van mij weg te schuiven:
‘Help! Een vieze man!’ hoor ik haar denken. Maar ja, het is niet
anders: slurpend smaakt wijn gewoon veel beter... 5 Proeven
(lezen en onthouden)
Professioneel proeven, ‘déguster’ in het Frans, is slurpen en
uitspugen. Niets doorslikken, veel uitspugen. Anders haalt u het
einde van de ochtend niet. Maar het is meer. Wijnproeven is een
buitengewoon intrigerende bezigheid: al die verschillende aroma’s,
al die uiteenlopende, onbenoem- bare smaaknuances. De lyrische
beelden en de ongrijpbare sferen die een mooie slok wijn teweeg
kunnen brengen. Ik kan er volledig van in vervoering raken.
Wijnproeven is een kunst. Wijnboerenverhaal
Wijnstudent
In een vlaag van royale zelfoverschatting heb ik mij eens inge-
schreven als student aan de wijnuniversiteit van Bordeaux. Op mijn
eerste studiedag betrad ik handenwrijvend en precies op tijd het
universiteitsgebouw. Les in wijndrinken! Verwachtingsvol en
nieuwsgierig welke prachtige saint- émilion premier cru’s wij
beroepshalve geserveerd zouden krijgen, kon ik nauwelijks wachten.
Ik verheugde mij op de flessen grand cru classé die wij als
huiswerk mee naar huis zouden krijgen.
Dat viel tegen.
Ik was enthousiast en leergierig. Dit in schril contrast tot mijn
medestudenten. Acht bleke, zwaarmoedig ogende jonge- lieden in
witte jassen die de indruk wekten dat ze geheel tegen
hun zin in deze studierichting verzeild
waren geraakt. Geen
lachje kon er af. Niet echt de uitgelaten studievriendensfeer van
eensgezinde wijntijgers. Ik voelde me als een moorkop tussen de
mueslibollen.
De docerend hoogleraar was al evenmin het zonnetje in huis. Toen ik
binnenkwam nam hij mij van hoofd tot voeten op. Zijn gezicht één en
al misprijzende afkeuring. Hij pakte een klembord van zijn bureau
en las mijn naam op. In de uit- spraak wist hij een walging te
leggen alsof ik ‘Hondenkots met Haar d’r in’ heette. Ik voelde dat
tussen hem en mij niet snel een warmbloedige vriendschap zou
ontstaan met omhelzen en huggen d’rbij.
Hoewel ik mij door dit soort kleine tegenslagen niet uit het veld
laat slaan, vervulde het mij wel met enige zorg dat er in het hele
klaslokaal niet één fles wijn te bespeuren was. Zelfs geen vrolijke
wijnposters of ingelijste etiketten. Nee, de met tl-buizen
verlichte, wit betegelde ruimte had kale wanden en bevatte naast
wat schoolmeubilair slechts een lange formica tafel, waarop een
wirwar van reageerbuizen en kolfflessen stond. Het meest frivole in
dit interieur was nog het rijtje stof- fige, dode planten in de
vensterbank.
De hoogleraar schraapte zijn keel en begon in geaffecteerd Frans
aan een uitermate ingewikkeld exposé over series chemische
verbindingen die leiden tot de aanzet naar malo- lactische
fermentatieprocessen. Met een krijtje schreef hij daarbij formules
op het schoolbord, waarvan mij voornamelijk opviel dat ze vrij láng
oogden.
Mijn aandacht dwaalde vrij snel af. Eerst naar een buiten- gewoon
welgevormde wijnverkoopster in de ‘Vinothèque de Bordeaux’, die mij
die ochtend een verrukkelijke fles ‘Lynch Bages’ 2000 had verkocht.
Daar vandaan meanderden mijn gedachten naar die verrukkelijke fles
‘Lynch Bages’ 2000. En, in een soort gedachtenpingpong, weer terug
naar die verruk- kelijke wijnverkoopster.
‘Gort!’
Met een schok schrik ik op uit mijn overpeinzingen. ‘Hoeveel
isobenetizine moet een vijfpuntsester dus bevatten wil hij
inoxidabel blijven?’
Ik heb geen idee waar hij het over heeft en besluit te kiezen voor
de aanval. Ik mompel een aantal onverstaanbare termen en voeg daar
helder en duidelijk aan toe: ‘Wist u overigens, dat de
champagnefles niet is uitgevonden in Frankrijk, maar in het oude
Rome?’
Au! Die was raak. Daar houden ze in Frankrijk niet van, dat er iets
niet in Frankrijk is uitgevonden. Zeker niet als het om wijn
gaat.
‘Onzin!’ brieste de hoogleraar. ‘De champagnefles is ont- wikkeld
door Dom Perignon in 1678 in Epernay. Dat is alge- meen bekend. Ik
wens hier geen discussie over, Gort! We gaan over naar het
onderdeel proeven.’
Ha! Ik veer op. Eindelijk wat te drinken. De professor gaat ons
voor naar een belendend lokaal. Op een lange tafel staan rijen
genummerde glazen. Maar helaas. Er zit geen wijn in. De prof
kondigt aan dat dit onze kennismaking wordt met de kunst van het
analytisch blindproeven. De glazen bevatten water waarin een kleine
dosis is opgelost van de vier basissmaken: zout, zuur, zoet en
bitter. Die doses worden na elke proefslok iets verhoogd tot wij de
afzonderlijke basissmaken kunnen onderscheiden. Voorzichtig neem ik
een slokje van het eerste glas. Ik proef alleen maar water. Vele
slokken later, mijn mond voelt inmiddels aan of ik een rol grof
schuurpapier heb opgegeten, ben ik meester in het proeven van
azijn. Als beloning mag ik door naar het zoutwater degusteren. Maar
ik snak naar wijn! Een fles stuivend fruitige Sancerre lijkt mij op
dit moment veel beter studiemateriaal! Of laten we anders
klassikaal de finesses doornemen van een
goed gekoelde fles Moët & Chandon! In plaats daarvan krijg ik
een glas met de geur van een honderjarig ei en de smaak van een
foute oester.
Er volgt een lange rij glazen met maagkrampverwekkende
stankoplossingen die ik door keihard doorzetten en ijzeren
zelfdiscipline naar binnen weet te werken. Als ik daarna een glas
te ledigen krijg met de smaak van kwastontharder, heb ik genoeg van
deze inwendige zelfmutilatie. Ik steek mijn vinger op. ‘Monsieur le
professeur, s’il vous plait!?’ ‘Oui, Gort?’
‘Wanneer mogen we nou WIJN proeven?’
Dat bleek er voorlopig niet in te zitten. Er stonden ons nog
minimaal vier weken theorie te wachten. Daarna zouden we onze
smaakzintuigen, via de beproefde basissmaakmethode, verder martelen
in het analytisch degusteren. Ik heb het niet afgewacht. Ik ben
teruggegaan naar die wijn- verkoopster. Zij wist mij de fijne
kneepjes van de wijnliefde met groot succes bij te brengen.
Ik had talent, zei ze.
6 Slikken (Lezen en uit uw hoofd leren)
Nooit gedachteloos wijn drinken! Net als een schilderij of een cd
of een film of een boek, knapt wijn enorm op van de liefde die de
maker er in steekt om het eindproduct volledig op topniveau te
krijgen. Goede wijn is een delicatesse en moet dus, net als muziek,
of als rivierkreeftwangetjes op een bedje van gevulde
nachtegalentongetjes, met volle aandacht genoten worden.
Na het slurpen komt het slikken. Slik
de geslurpte slok lang-
zaam door en, doodzonde nummer een, begin niet meteen te kletsen.
Ik ben er getuige van geweest hoe iemand een slok Romanée-Conti van
800 euro zonder te proeven doorslikte en direct over zijn nieuwe
Mercedes begon te leuteren. Vreselijk. Een vergrijp dat wat mij
betreft niet zwaar genoeg gestraft kan worden.
Nee, doorslikken, genieten en nagenieten. Altijd. Dat hoeft
helemaal niet met gesloten ogen en religieus gevouwen handen, en
ook niet de hele maaltijd door, maar toch, d’r zitten maar zes
glazen in een fles. Dus geniet optimaal van elke slok.
Attention:
Nooit, ik herhaal NOOIT, drinken zonder eerst te toasten. Sterker
nog: toast gerust na ieder nieuw glas. Dat is gezellig en intiem en
het voorkomt dat we de wijn abusievelijk gedachte- loos
doorslikken.
7 Genieten (lezen en heel goed onthouden)
Al dat geneuzel over snuiven, walsen en slurpen is er niet voor
niks: wijn wordt met verschrikkelijk veel liefde en passie gemaakt.
Dus dat giet je niet al leuterend je keelgat in. Wijn moet je
bewust drinken. Genieten moeten we. Van elke slok. Het kan trouwens
geen kwaad om er ’ns bij stil te staan dat iedere gebeurtenis uniek
en eenmalig is. Een verjaardagsfeestje van een verre neef, een
gesprek, wellicht over niks, een inder- haast bezochte receptie. Op
het moment zelf een formaliteit waaraan men min of meer in een
automatisme voldoet. Later, soms jaren later, kun je daar opeens
welgemeend voor bedankt worden: ‘Fijn dat je er was!’ Of kun je het
op je brood krijgen: ‘Daar was je óók al niet.’
Doodgewone dagelijkse dingen kunnen jaren later onver-
wachts van grote betekenis blijken.
Spelen met je kind, bij-
voorbeeld. Welks opvoeding voor een groot gedeelte opgaat in de
drukte van het werk, in de waan van de dag. En al die momenten
komen nooit meer terug. Elke gebeurtenis is één- malig. Er komt
geen tweede kans.
Zo ook is het met een fles wijn. Die bewuste fles wijn die u op
enig moment aan het drinken bent, komt nooit meer terug. Als ie op
is, is ie weg. Voor altijd. Dus doe mij een lol, en geniet er
alstublieft intens van.
Volgorde bij het proeven
Kijken. Walsen. Ruiken. Slurpen. Proeven. Slikken. Genieten.
KWRSPSG: Klaas-Willem Rookt Stiekem Prima Sigaren Graag
Attention:
Hou deze handelingen aan in bovengenoemde volgorde. Dus niet eerst
slikken en dan pas kijken. Hoe word ik een wijntijger
Ga naar de supermarkt en koop vijf flessen totaal verschillende
rode wijn: een beaujolais, een bordeaux, een rhône, een bour- gogne
en een lambrusco. Organiseer daarmee een privé-wijn- proeverij
vergezeld door veel lekkere hapjes. Schenk voor alle deelnemers een
glas in. Zonder de fles te zien, moet iedereen tegelijkertijd
dezelfde wijn proeven. Uiter- aard met kijken, walsen, ruiken,
slurpen, proeven en doorslikken d’rbij.
Vervolgens is het een kwestie van vrijmoedig commentaar geven.
Waarom is ie lekker, waarom is ie vies? Waar denkt men dat ie
vandaan komt? Bij welk gerecht zou ie het beste tot z’n recht
komen? Argumenteren en discussiëren. Omdat het zulke
uiteenlopende wijnen zijn kunnen in
sommige gevallen de
meningsverschillen zo hoog oplopen dat het tot een hand- gemeen of
erger leidt, maar over het algemeen wordt zoiets een dolle avond.
En heel leerzaam.
Als u onthoudt welke wijnen u lekker vond, leert u op deze wijze uw
eigen smaak kennen. Het begin van een gezaghebbende wijnkeuze in
ieder restaurant.
Wijnboerentip:
Wijnproeven is een serieuze zaak, waar we ruim de tijd voor dienen
te nemen. U moet daarom niet met een vol glas wijn in de hand even
snel op uw horloge willen kijken. Attention:
Zet een wijn die in uw proeverij door iedereen als vies of erger
wordt gekwalificeerd niet weg voor later, want later komt niet.
Zo’n fles gaan we nooit meer leegdrinken. Zo’n restant ook niet
weggeven. Zelfs niet aan de buren. Nee, die fles gaat de gootsteen
in. Giet hem leeg en luister hoe het afvoerputje gorgelend bezit
van hem neemt. We zouden immers nooit vieze wijn drinken.
De spuugbak (lezen en vergeten)
Spuugbakken zijn er in alle soorten. Koop als beginnende wijnpuppy,
niet meteen zo’n peperdure professionele ‘crachoir’. Zo vaak heb je
zo’n ding nou ook weer niet nodig. Een ledige magnumfles met een
trechter erin voldoet uit- stekend. Hoewel het er wel een beetje
raar medisch uitziet. Alsof er voorbereidselen worden getroffen om
uw maag te gaan leegpompen. Plastic emmers, wat je ook vaak ziet,
zijn
helemaal uit den boze. Nee, voor uw eigen proeverij kunt u het
beste een lege champagnekoeler gebruiken. Alleen: wanneer u daar te
krachtig en van te dichtbij in cracheert, wil de wijn nog wel ’ns
terugspetteren in uw neus, mond en ogen. Dus hou daar rekening mee,
of strooi op de bodem een laagje zaagsel. Indien u als crachoir een
open karaf wenst te gebruiken, markeer deze dan duidelijk zichtbaar
als ‘crachoir’. Wijnboerenverhaal
Verrukkelijke rosé...
Een schemerduister proeflokaal in een wijnkelder ergens in
Frankrijk. Door een rond stenen raam, een zogenaamd ‘Oeil de boeuf
’ schijnt een straal zonlicht op een lange tafel met tientallen
geopende flessen rode en witte wijn. Mannen en vrouwen schuifelen
langs de tafel, vullen hun glas uit de opge- stelde flessen. Het
hoofd gebogen, snuffelend aan het glas, wenden ze zich mompelend
tot elkaar. Er wordt gegorgeld en geslurpt.
Terug bij de proeftafel spuwen bolle wangen en getuite lippen brede
stralen rode en bleekgele wijn spetterend in een grote glazen
spuugkaraf. Die zit goed vol. Er zweven meegespogen kruimeltjes
stokbrood en kleine brokjes kaas doorheen. Het oppervlak is bedekt
met een laagje paarsig schuim. ‘Monsieur, monsieur!’ Een ietwat
propperige dame in een donkerblauwe broekrok met een
vossenjachtrode blazer en een zogenaamde ‘choker’ in de halsopening
van haar over- hemd, houdt haar lege glas vragend naar mij op.
‘Weet u waar ik die verrukkelijke rosé kan bestellen? Ik heb er net
een glas van gedronken uit die karaf daar...’
Flesherkennen
Flesvormen
Wijnstreken herken je op afstand.
Je zou zeggen, ach wat maakt het uit in wat voor fles die wijn zit.
Ik drink het op en een dag later ligt ie aan scherven in de
glasbak. Stop die wijn voor mijn part in een iso-universeel- fles.
Lekker makkelijk.
Zo niet in Frankrijk. De trots op het terroir van hun eigen
streekwijn, die unieke, lekkerste wijn ter wereld die, naar de
mening van de makers, alle andere wijn overbodig maakt, zorgde
ervoor dat elke wijnstreek zijn eigen flesvorm kreeg. De
bordeauxfles is smal en recht met hoge schouders. De bourgognefles
heeft een laag buikje en een conisch toe- lopende hals.
Elzasflessen zijn, evenals provenceflessen, slank en hoog. Niet dat
wij, als aspirant-wijntijgers, daar veel aan hebben, maar zo kunnen
we, als het na een avondje wijndrinken allemaal een beetje begint
te draaien voor onze ogen, in ieder geval zien of wij een bordeaux
of een bourgogne aan het drinken zijn. Fleskleuren
Wijn houdt niet van licht. Daar wordt hij versneld oud van. Een
mooie fles wijn die een half jaar in de palle zon in de etalage van
de slijter heeft gestaan, moeten wij dan ook niet willen bezitten.
Die is niet meer te drinken. Licht oxideert. De wijn verroest.
Donker glas houdt het licht tegen. Vandaar dat rode wijn in een
donkerbruine of donkergroene fles zit en rosé en witte wijn, die je
toch niet lang bewaart, in een transparante of lichtgroene
fles.
Flesformaten
Hoe kleiner de fles, hoe korter de wijn houdbaar. Een magnum
kun je dus langer bewaren dan een gewone fles. Wilt u voor uw
nakroost een fles uit hun geboortejaar: kies magnum of beter nog
een maatje daar boven. Size matters: hoe groter hoe beter. Fles
0,75 liter
Magnum, 1, 6 liter (2 flessen)
Jéroboam, 3,2 liter (4 flessen)
Réhoboam, 4,8 liter (6 flessen)
Méthusalem, 6,4 liter (8 flessen)
Salmanazar, 9,6 liter (12 flessen)
Balthazar, 12,8 liter (16 flessen)
Nebukadnezar, 16 liter (20 flessen)
Wijnboerenverhaal
Wijnfeest
De ‘Salon du Vin’ in ons slaperige wijndorpje Saint-Romain-
la-Virvée is een jaarlijks terugkerend dorpsevenement waarbij alle
lokale wijnboeren, en één champagneboer die steevast omschreven
wordt als ‘de buitenlander’, hun wijnen laten proeven. Voornamelijk
aan elkaar.
Als ik ’s middags alvast wat wijn kom brengen, zijn de
voorbereidselen in de ‘Salle des fêtes’ in volle gang. Op het
sleetse, krakende podiumpje doet een man, wiens haar eruit- ziet
alsof ie het zelf op zijn hoofd heeft getekend, vergeefse pogingen
om geluid uit een vooroorlogse microfoon te krijgen. ‘Un, deux,
test. Test.’ Gelardeerd met een aantal krachtige ‘Merdes!’ galmt
zijn onversterkte stem door de holle ruimte. ‘Il marche pas!
Putain!’
Een aantal vrijwilligers uit het dorp is het zaaltje aan het
versieren met druivenbladeren en
gekleurde vlaggetjes. Hoge
stapels extra stoelen worden binnengedragen, tafels aan elkaar
geschoven. Er hangt een verwachtingsvolle spanning in de lucht.
Iets van dingen die komen gaan. Het wordt een lange avond eten,
drinken, lachen, zingen en dansen. Acht uur ’s avonds. Langzaam
stroomt de salle des fêtes vol. Zeker honderd man, als het niet
meer is. Vrijwillige amateur- kokkinnen hebben zich al dagen
uitgesloofd om er een groot feest van te maken. Het menu belooft
oesters, foie de canard, salade de fruits de mer, cotelettes
d’agneau, fromage en dessert. De tafels staan vol met flessen
lokale wijn. Op het podium zingt een corpulente accordeonist ‘Je
rêve d’une vie nouvelle’. Ik zet de riem vast een gaatje
verder.
De muziek stopt. De burgemeester, zelf ook wijnboer, heeft in vol
ornaat, met roodwitblauwe sjerp, het podiumpje betreden. Hij houdt
een kort welkomstwoord waarin hij de vrijwilligers looft en de
voorzitter dankt. Applaus, burgemeester af, voor- zitter op. Die is
gekleed in het middeleeuwse roodfluwelen gewaad waar wijnconfréries
zo dol op zijn. Statig schrijdt hij naar voren, looft de
vrijwillers en dankt de burgemeester. Door drie keer met een
geverniste druivenstronk op de grond te stampen opent hij het
feest. ‘À l’attaque!’ De vrijwilligers komen met schalen vol
oesters op een rij uit de keuken draven. Er barst een oorverdovend
geroezemoes, serviesgerinkel en glasgetinkel los dat voorlopig niet
zal stoppen. Als de oesters zijn geledigd, de borden zijn afgeruimd
en verse borden met foie de canard zijn geserveerd, wordt de
accordeon- muziek onverhoeds onderbroken voor de aankondiging van
een belangrijk evenement: een lelijkeschilderijenloterij. Om
ondoorgrondelijke redenen zal er, ten behoeve van een niet
nader omschreven ‘goed doel’, een
tiental ‘echte schilderijen’
verloot worden. Het blijken goedbedoelde, maar onhandig in elkaar
geklodderde wrochtsels te zijn, die pijn doen aan de ogen van
lelijkte.
Voor vijf euro kopen we een handje loten zodat onze twee Hollandse
vriendinnen, Iens en Gé, die wij hier hebben geïntroduceerd, ook
kans maken op zo’n authentiek lelijk wijnboerenschilderij. De
trekking gaat van start en na enig geharrewar wordt met veel
microfoongekraak de eerste geluk- kige winnaar bekendgemaakt.
‘Numéro trentesix...!’
Een paar tafels verderop springt een korte, goed gevulde vrouw
juichend van haar stoel. Het is Nanette, onze postbode. In haar
handen klappend snelt ze naar voren. Zij heeft de eerste prijs!
Vol trots zie ik haar even later met een klodderig geschil- derde
bos dode dahlia’s naar haar plaats lopen. Het is een groot doek.
Nanette gaat geheel schuil achter het schilderij. We zien alleen
haar pittig stappende, genylonkousde varkens- beentjes er onder
vandaan komen, waardoor de indruk ontstaat dat een levende, op
biggenpootjes lopende, bos dahlia’s de zaal doorkruist.
Ik ben getafelschikt naast François, bijgenaamd Bonbon, de
weldoorvoede eigenaar van ‘Domaine de Breziade’. Tegenover ons zit
Jean-Claude, de buurman van Bonbon en eigenaar van ‘Domaine Beau
Rivage’. Hun domaines grenzen aan elkaar en zij kennen elkaar al
sinds hun geboorte. Met gulle hand schenkt Jean-Claude ons een glas
wijn van zijn domein in. Bonbon zet het glas aan zijn lippen en
slurpt een slok naar binnen. Met gefronst voorhoofd spoelt hij hem
door zijn mond. Gorgelend kijkt hij enige seconden geconcen- treerd
naar een donkerbruine vlek in het plafond.
Jean-Claude zwijgt en wacht. Hij plukt
een denkbeeldig pluisje
van z’n zondagse trui. Om ons heen gaat het feestgedruis
onverminderd voort. De accordeonist heeft steun gekregen van zijn
vioolspelende vader. Getweeën zetten zij een potente tango in.
Bonbon begint, terwijl hij de wijn nog steeds slurpend door zijn
mond centrifugeert, waarderend te knikken. Zijn gezicht één groot
OUI. Ten slotte slikt hij langzaam, met respect- vol opgetrokken
wenkbrauwen, de wijn door. ‘Correcte!!’ roept hij over de muziek
heen naar zijn buur- man. ‘Goed gecorseerd, mooi rijp fruit!’
‘Merci bien!’ roept Jean-Claude van de overkant van de tafel. Nu
pakt Bonbon een fles van zijn eigen wijn en heft ’m vragend omhoog:
‘Petite goutte?’ Een drupje? ‘Mais bien sûr!’ Jean-Claude drinkt in
één teug zijn glas leeg en houdt het onder de uitnodigend opgeheven
fles. Nu is het Jean-Claude die de wijn van z’n buurman proeft.
‘Magnifique!’ roept hij na luidruchtig geslurp en gegorgel. ‘Bien
fait!’ Wijnboeren onder elkaar.
Jean-Claude staat op, wil om de lange tafel heen komen en wordt
meteen van de sokken gelopen door een met vuur uit- gevoerde paso
doble van Nanette met de varkensbeentjes en de dorpsslager.
Struikelend schuift hij tussen mij en Bonbon aan tafel.
‘Het is een miracle!’ brult hij opgewonden in mijn oor, ‘hoe onze
wijnen van elkaar verschillen! We zijn buren! Onze wijn- gaarden
raken elkaar! En tóch smaakt mijn wijn totaal anders dan die van
Bonbon!’ Hij draait zich om naar zijn buurman die net op dat moment
zo ongeveer een half stokbrood met een royaal stuk eendenlever erop
naar binnen schuift. ‘N’est ce pas, Bonbon?’
‘Bwmwmwmwm,’ beaamt die met overvolle mond en buigt zich voorover
in een poging om de aan weerszijden van het
stokbrood naar beneden stortende
stukken foie de canard op
zijn bord te laten landen. Dat lukt niet helemaal. Een gedeelte
valt op zijn vest, een ander stuk valt ergens waar het niet meer te
volgen is.
‘La nature..., est un miracle...’ bevestigt hij, terwijl hij het
stuk warme eendelever van zijn gulp pakt en weer op z’n bord legt.
Voor straks. Hij schudt zijn hoofd van instemmende ver- bazing over
het wonder dat de natuur toch eigenlijk is en laat een verrassend
lange boer. Met de rug van zijn hand veegt hij z’n lippen af en
wendt zich tot mij: ‘Onze wijnen zijn verschillend, bien sûr. Maar
toch hebben ze heel veel overeenkomsten... Excusez moi.’
Hij staat op en beweegt zich met zijn volledige honderd- twintig
kilo toiletwaarts, als een onstopbare mammoettanker richting haven.
De dansende menigte opent zich en langzaam verdwijnt de grote man
uit het zicht. ‘Dans le temps du cathé- drááále...’ zingt de
zanger.
‘C’est de la merde!’ Een vlaag knoflookwalm slaat als een
warmtekanon in m’n gelaat. Jean-Claude heeft zijn gezicht zo dicht
bij het mijne gebracht dat ik in de kleine rode adertjes rond zijn
neus het estuarium van de Gironde meen te her- kennen.
‘De la merde!’ herhaalt hij. ‘Hij maakt koeienstront. Zijn wijn is
nog niet goed genoeg om je auto mee te wassen. Ik drink nog liever
pis! De arrogántie, om dat bocht te vergelijken met mijn
kwaliteitswijn! Hij moet écht gek zijn! Hier! Proeft u nou zelf
eens. Uilenzeik!’
Uit de fles van zijn buurman vult hij een glas en schuift dat met
een verontwaardigd gebaar naar mij toe. Dan verschijnt Bonbon weer
aan tafel. Met een opgelucht gekreun laat hij zijn machtige lichaam
zakken op de stoel tegenover ons, die onder dit gewicht een
vervaarlijk gekraak laat horen. Hij neemt een grote slok uit een
willekeurig glas wijn, toevallig hetgene dat
Jean-Claude zojuist voor mij heeft
ingeschonken.
‘Ahhhh,’ verzucht hij, en smakkend zet hij het tot de bodem
geledigde glas weer op tafel. ‘Il est bon, ce vin!’ In mijn hoofd
wordt een klein rood kwelduiveltje wakker. ‘Un petit test?’ vraag
ik Jean-Claude.
‘Huh?’
‘Een kleine test. Blind. Aveugle.’
Jean-Claude heft zijn armen in een verontschuldigend gebaar ten
hemel en produceert een soort flubberende mondscheet: ‘Bwrfffft...
Bwoâââ... Si vous voulez! Oui! Pourquoi pas!’ Hij lacht een tikje
gegeneerd naar de wijnboeren om ons heen. ‘Pas de problème,
quoi.’
Zij hebben de gebeurtenissen vrij nauwkeurig gevolgd en ze hebben
er overduidelijk zin in. Een instemmend gejoel stijgt op. Lege
glazen worden aangereikt, stoelen worden bijge- trokken. Iemand
springt op en komt terug uit de keuken met een rol zilverfolie en
’n paar roodgeruite theedoeken. Een fles van Jean-Claude en een
fles van Bonbon worden integraal in folie gewikkeld. Als twee
Nasa-flessen voor een ruimtevaartexperiment staan ze glinsterend
tussen de half leeg gegeten borden, mandjes stokbrood en het woud
van vettige, halfvolle glazen rode en witte wijn.
Onder luide bijval worden de twee mannen stevig geblind- doekt. De
twee anonieme zilveren flessen worden ten over- vloede nog een paar
keer om elkaar heen gedraaid. Dan wordt uit elke fles een glas
ingeschonken.
Bonbon mag eerst. Tastend reikt zijn hand over de tafel naar glas
A, tot zijn geoefende vingers er vat op krijgen. Hij pakt het glas
en kiept de inhoud in één keer achterover. In zijn met wijn gevulde
mond ontstaat een geslurp alsof er een zwembad leeg- loopt. Hij
werpt het hoofd in de nek, slikt, en de hele slok ver- dwijnt in de
gelijknamige darm. Enkele seconden blijft hij
zwijgend zitten. Dan opent hij zijn
mond en laat een langdurige
boer die de accordeonmuziek ruimschoots overstemt. ‘Très bon vin,’
verklaart hij daar tevreden achteraan en steekt alvast een grote
eeltige klauw uit naar glas B. Ook die gaat in één keer naar
binnen. Deze wordt niet als ‘très bon’, maar zelfs als ‘très, très
bon’ gekwalicifeerd. Dit keer zonder boer. Verse glazen worden
gevuld uit de Nasa-flessen. De beurt is aan Jean-Claude. Kieskeurig
neemt hij een slokje uit glas A. Spoelt dit even door de mond,
slikt het door en tast meteen naar glas B. Hij lijkt zeker van zijn
zaak. Hij neemt een slok. ‘Mag ik glas A nog ’n keer?’
Het wordt hem aangereikt. Hij proeft.
‘Nu nog één keer glas B, s’il vous plait.’ Weer proeft hij. Dan
weet hij het zeker. Met een beslist gebaar schuift hij de twee
glazen zo wijd mogelijk uit elkaar en terwijl hij het linker glas
met een harde klap op tafel zet, roept hij triomfantelijk: ‘Dit is
’m. Dit heeft fruit! Dit heeft karakter! Een mooie, rijke
structuur. Dit is drakenbloed. Dit is de top du top! Dit is mijn
wijn!’
Om zijn woorden kracht bij te zetten slaat hij bij elke letter-
greep niet onzacht met het winnende glas op tafel. ‘Deze,’ hij tikt
een paar keer driftig met het afgekeurde rechter glas op de tafel,
‘is goed bedoeld, maar, hoe zal ik het zeggen, naiëf. Hij is dun,
heeft geen smaak en mankeert karakter.’ Hij schept adem voor een
nieuwe serie dolkstoten, maar dan dwingt hij zich omwille van de
collegialiteit tot mildheid. ‘Maar, geen kwaad woord. Dit soort
pinard moet er ook zijn. Un jolie petit vin.’
De theedoeken gaan af, het zilverfolie wordt losgescheurd. Dan
gebeurt het verschrikkelijke. Dan gebeurt waar iedereen voor
gevreesd en tegelijk op gehoopt heeft: het winnende linker glas
bevat de wijn van Bonbon. De ‘jolie petit vin’ zonder smaak en
zonder karakter is Jean-Claudes eigen wijn. De wijn-
boeren barsten uit in luid gejoel.
Slaan elkaar gierend op de
schouders. Jean-Claudes gezicht staat strak. Hij kan er de humor
niet van inzien.
‘Jullie hebben de glazen verwisseld! Connards! Ik herken mijn wijn
uit duizenden!’ Tegen beter weten in grijpt hij de fles en het glas
van de karakterloze ’petit vin’, maar helaas, het is onmiskenbaar
zijn eigen Domaine Beau Rivage. Deze twee mannen kennen elkaar al
hun hele leven lang. Hun domaines grenzen aan elkaar. Al generaties
lang worden hun beider wijnen onttrokken aan dezelfde grond. Ik heb
die avond de wijnen allebei geproefd. Meer dan me lief is zelfs.
Het zijn allebei ‘jolie petit vins’. Maar ze verschillen inderdaad
behoorlijk. De een is nét een dagje later geoogst. De ander heeft
nét even een andere druivencombinatie. Of een toch iets andere
bodemgesteldheid. Maar, de crux is natuur- lijk: hoe gepassioneerd
of hoe ongeïnteresseerd gaat de wijn- boer, het hele jaar door, met
zijn druiven en zijn wijn om. Ik heb van allebei een doosje
gekocht. Kan ik dat op m’n gemakje allemaal nog ’ns rustig gaan
naproeven. Later hoorde ik dat ’t in het geheel niet ongebruikelijk
is dat wijnboeren elkaars wijn niet kennen. Soms wonen ze hun leven
lang naast elkaar zonder ooit elkaars wijn te proeven. Juist om die
reden worden dit soort ‘Salons du vin’ georganiseerd. Aan de rand
van de ‘salle des fêtes’ zijn kraampjes opgesteld waar de
wijnboeren hun wijnen aanbieden. Ik herken een verre buurman. Hij
heeft een roestbruine kop van een leven in de wijngaarden. Uit zijn
neusgaten groeit grijs haar van wel een centimeter lang. Een groen
wollen pullover spant over zijn imposante buik. Als hij lacht zie
ik dat zijn tanden middels een miraculeus stukje dentaal smeedwerk,
wellicht een noodgreep van de dorpssmid, met ijzerdraad bij elkaar
worden gehouden.
‘Voulez-vous déguster mon vin?’ Hij
houdt een geopende fles
uitnodigend boven een van de glazen op zijn proeftafel. Zonder mijn
instemming af te wachten buigt hij zich voorover en begint een glas
in te schenken.
‘Un petit fond,’ probeer ik nog, een bodempje! Maar hij schenkt het
glas vol tot aan de rand.
‘Dit is heel bijzonder. Ondanks dat mijn wijn een stevig geraamte
heeft, is hij héél licht. Het is de perfecte wijn voor de ochtend
of de vroege middag.’ Hij barst los in een vurig pleidooi waarin
hij me ervan tracht te overtuigen dat ik zijn wijn onbe- kommerd en
in grote hoeveelheden kan drinken en toch glansrijk door een
alcoholcontrole zal komen. ‘Zes glazen, monsieur Gort. Met gemak!
En dan heeft u nog maar 0,001 promille. Het is echt een hele lichte
wijn. Très léger!’
Ik pak de fles en bestudeer het etiket: zijn inktzwarte brouwsel
blijkt maar liefst vijftien procent alcohol te bevatten. Als je van
deze loodzware wijn een fles op tafel legt en die met een hamer
kapotslaat, zullen de glasscherven opzij vallen en zal de wijn als
een zwart, flesvormig blok op het kleed blijven liggen. Deze wijn
kun je in plakken snijden en bakken. Hoe nu te handelen? Dat
overvolle glas leegdrinken? Dan kun je me opvegen. Het is pas half
tien en ik moet nog de hele avond mee...
Wijnboerentip:
In dit soort gevallen een klein nipje nemen en de schenker
omstandig complimenteren. ‘Prachtige wijn. Mooie neus, soepele
afdronk, elegant bouquet. Een échte bewaarwijn.’ Dan het schier
onberoerde glas beleefd terug op de kraam plaatsen. De wijnboer zal
het, als er straks even geen klant is, met een snelle beweging
terug in de fles gieten.