Perry Rhodan 0465 - Een arrestatiebevel voor de Marco Polo.jpg


 

Afbeelding4

 

Op Terra en de andere werelden van het zonne-imperium is het 3438. De MARCO POLO is nu al geruime tijd in NGC 4594 maar noch Perry Rhodan, noch Ovaron hebben tot nu toe hun problemen kunnen oplos­sen.

Voor Perry Rhodan, opperregent van de Terranen, is het nog steeds onduidelijk of en hoe de Takerer, de oude vijanden van de Ganjasen, een invasie in de Terraanse galaxis voorbereiden. En Ovaron die in­tussen door de Moritators als de echte Ganjo wordt erkend, weet nog steeds niet wat er geworden is van de Ganjasen, die hij 200.000 jaar geleden verliet.

De opperregent en de Ganjo zijn dus gedwongen hun onderzoekingen voort te zetten.

Tot nu toe is het de MARCO POLO steeds gelukt de vijandelijke vloot van de Takerer te verslaan of er in de lineaire ruimte of in de peilschaduw van een zon aan te ontsnappen.

Na de vlucht uit het Leykeo-stelsel, waar de Siganezen de plannen van de valse Ganjo verijdelden, werd de situatie voor het Terraanse schip zeer precair. De Takerer volgden de MARCO POLO zelfs in de lineaire ruimte van zeer dichtbij. De vloot van de vijand begint een omsingelingsmanoeuvre en over de hele galaxis Gruelfin wordt door een Takerische opperbevelhebber een ARRESTATIEBEVEL VOOR DE MARCO POLO uitgezonden ...

 


HOOFDPERSONEN IN DEZE ROMAN:

Perry Rhodan- De opperregent vlucht en denkt in veiligheid te zijn.

Ovaron- Heerser over een volk dat tot nu toe onvindbaar is.

Joaquin Manuel Cascal- De kolonel zorgt voor orde en vegetatie.

Geoffry Abel Waringer- Hoofd van de wetenschappelijke staf van de MARCO POLO.

Admiraal Maschyleen- De opperbevelhebber van een vloot doet een arres­tatiebevel uitgaan.

Kolonel Elas Korom-Khan- Emotionaut en commandant van de MARCO POLO.

Schekret- Een Takerer houdt het schip van de vreemdelingen in de gaten.



 

1.

 

Perry Rhodan vluchtte.

Op topsnelheid vloog de MARCO POLO door de wereldruimte naar de breed uitgewaaierde vloot van de aan­vallende Takerer. De bemanning stond onder hoogspanning. Iedereen was paraat. De sloepen stonden klaar in de hangars, alle posten waren be­zet.

Rhodan zat in zijn gelede stoel, schuin achter het commandopaneel van de emotionaut.

De opperregent had snel gereageerd en zijn orders gegeven. De drie emotionauten reageerden nog sneller en joegen de MARCO POLO in een spiraalvormige koers naar het centrum van de Takerische vloot. Er werd zeer snel een verdedigingsgordel gevormd. Verrassend snel als men het vergeleek met de manoeuvres van de Takerer tot nu toe.

'Sir?'

Rhodan keek naar de intercom.

'Ja? Wat is er?'

Op het ogenblik leek niemand in gevaar.

'De Takerische vloot opereert beang­stigend snel.'

De opperregent keek naar de bijschermen en zag de sterk oplichtende echo's. Toen zei hij:

'We zullen ons er doorheen schieten, maar op een heel bijzondere manier.'

Hij gaf een reeks orders en het gevolg was dat er in de geschutscentrale een paar hendels overgehaald werden en kleine rode knoppen werden inge­drukt. Vijf transformatiekanonnen schoven naar buiten.

De razendsnelle vlucht ging verder.

Achtduizend bemanningsleden, ge­deeltelijk in de sloepen en gedeeltelijk in het vlaggeschip zelf, keken op de schermen beelden van de vloot. Tus­sen de sterren ontstond een ellipsvor-mige formatie, bestaande uit kleine heldergele punten, waarachter stre­pen te zien waren die ontstonden door hun snelle beweging.

De twee spitse einden van de ellips golfden naar voren. De manoeuvre was bekend maar gevaarlijk. De uit elkaar liggende einden van de sikkelvormige formatie konden duidelijk sneller manoeuvreren.

Rhodan keek op de klok en knikte.

'Over precies vijf seconden in de sectie Alpha een cirkel schieten. Niet op de schepen mikken!'

'Begrepen!'

De bemanning hield de adem in.

Bijna zo snel als het licht raasde de MARCO POLO naar de dichtste con­centratie van schepen. Vier seconden verliepen. Toen verscheen links van het centrum binnen twee seconden een ring van kunstzonnen. De MAR­CO POLO zwenkte snel en vloog in een scherpe bocht naar het centrum van de helder stralende vuurballen.

'Geweldig!' zei iemand op de achter­grond.

'Veel honden betekenen de dood voor de haas!' meende een ander.

De schepen van de tegenstander ver­dwenen uit de buurt van de heldere gloed en de MARCO POLO vloog razendsnel naar centrum van de ring. Maar ze bereikten nooit het andere einde van de korte tunnel - ze gingen in de lineaire ruimte.

'Dat is dat!' zei Rhodan droog.

'Uitstekend.'

De spanning werd minder.

Nadat de zes Siganezen met hun minitransmitter weer aan boord van de MARCO POLO waren terugge­keerd, was de transmitter zelf op de planeet vernietigd. De mensen - of beter gezegd mensjes - die de valse Ganjo tot een belachelijke figuur had­den gemaakt, konden de eerste poging van de Takerer om een valse Ganjo te laten verschijnen, verijdelen. Dat was zeer gunstig voor Ovaron maar Rho­dan schoot er niet veel mee op. Van dag tot dag was hij er meer op belust de invasievloot op te sporen. Als die er al was. Hij moest ook de laatste onze­kerheden ophelderen.

De MARCO POLO die vertrokken was van de planeet Oldon, droeg een geheim met zich mee dat te zijner tijd voor Ovaron een uitstekend bewijs­middel kon opleveren.

Ze hadden individuele gegevens van de valse Ganjo verzameld en opgesla­gen. Deze gegevens waren door Harold Dephin en zijn Thunderbolts naar de MARCO POLO gebracht.

Rhodan keek langzaam en peinzend de hoofdcentrale rond en stond toen op.

'We zijn in veiligheid!' zei hij half­luid.

De inspanningen van de laatste dagen en weken waren nu achter de rug, het schip was in een prima staat. Ook de vlucht in de lineaire ruimte gaf de mannen een gevoel van veiligheid.

Plotseling stond Ovaron achter Rho­dan.

'We hebben het weer eens voor el­kaar,' zei hij langzaam. 'Gelukkig.'

Rhodan glimlachte hem toe.

'Toch gaat alles te langzaam, Ova­ron.'

Ovaron liet zijn hoofd zakken.

'Ik begrijp het. Tot nu toe heb ik - respectievelijk de Ganjasen -  het meest profijt gehad van deze vlucht.'

Rhodan had de koers van de MARCO POLO gefixeerd; eindelijk kwam hij er aan toe zich in zijn hut terug te trek­ken en rustig na te denken over de massa gegevens die zich had opgestapeld.

'Ja, dat is juist. Jij hebt er meer aan gehad. En ik wil er op aandringen dat wij de volgende dagen al onze krach­ten gebruiken om de invasievloot te zoeken!'

'Ik ... ik zou je graag helpen.'

Rhodan trok zijn schouders op en liet ze toen weer zakken. Toen zei hij:

'Ik heb gegevens nodig, bewijzen of tegenbewijzen. Ik heb in ieder geval iets nodig dat mij zekerheid geeft.Of de Takerer bereiden een invasie voor, of niet. In ieder geval wil ik zeker­heid!'

Op deze vlucht hadden zij veel avon­turen beleefd die hen, zoals alle man­nen van het schip, nader tot elkaar hadden gebracht. Toch bleef de situa­tie hetzelfde: Ieder van de twee man­nen, Ovaron de Ganjo en Rhodan de opperregent, had zijn eigen proble­men. Als leiders van hun volk, hun ras, moesten zij deze oplossen. Rhodan voor de mensen en Ovaron voor de Ganjasen.

'Laten we eerst een korte rust nemen!' stelde Ovaron voor.

'Okay,' zei Rhodan. 'Ieder van ons heeft die nodig. In elk geval hebben we nog steeds de persoonsgegevens vande valse Ganjo.'

'Een uitstekende actie!' bevestigde Ovaron.

'Die ons intussen niet veel heeft opge­leverd,' pareerde Perry. 'Gezien van­uit het belang van de Terranen was het een relatief nutteloze onderne­ming.'

Langzaam liepen ze naast elkaar naar de liftkoker.

'Dat zou ik niet zonder meer willen zeggen,' antwoordde Ovaron pein­zend.

'Nee? Waarom niet?'

De Ganjo draaide zich nog eenmaal om en keek naar de mannen in de hoofdcentrale.

'Als het mij als Ganjo zou lukken dit reusachtige rijk tot een eenheid te brengen zou dat niet bepaald nadelig zijn voor de Terranen,' zei Ovaron.

'Als de Takerer ons voor die tijd over­vallen hebben, hebben we daar weinig aan,' zei Rhodan.

'Het wordt dus een wedloop!'

'Ik vrees dat het dat wordt,' antwoord­de Rhodan. 'De wedloop tussen de pogingen om een reusachtig sterrenimperium tot een eenheid te brengen en het opsporen van de invasie vloot.'

Ovaron vroeg:

'Wie wint?'

Aarzelend zei Rhodan:

'Ik weet het niet.'

Het schip was in veiligheid - de twee mannen voelden het letterlijk. De lineaire ruimte, waarin ze niet achter­volgd konden worden, had hen opge­nomen en tot ze het doel bereikt hadden zouden ze niet gestoord wor­den en konden ze hun aandacht rich­ten op ander werk. Er waren geruchten te horen: stemmen en gelach. De gevaarlijke minuten waren voorbij.

Schijnbaar...

 

Joaquin Manuel Cascal, Claudia en de paardmutant Takvorian zaten in het magazijn van een sloep. Een paar minuten geleden was het schip in de lineaire ruimte gedoken. Het werk kon doorgaan op het ogenblik waar het was onderbroken. Het werk op de lichte kruiser werd gedaan met een enthousiasme dat men vaak kon zien als een opdracht buiten de gewone routine lag.

Deze opdracht week zeer ver van de gewone routine af.

'Ik ben ervan overtuigd dat je het klaarspeelt en de CMP-21 opnieuw inricht, Joak!' zei Claudia verbaasd, leunde tegen een stalen buis en keek hoofdschuddend naar Takvorian.

Ernstig antwoordde Cascal:

'Dat hing allang in de lucht, vind je ook niet, Mayer Twee?'

Het hoofd van de werkplaats, tevens wapenofficier, knikte en grijnsde breed.

'Hou je rustig, Takvorian,' zei hij toen. 'We zijn hier niet op de Derby!'

Takvorian accepteerde de ruwe vriendschap van de Terranen. Hij had allang gemerkt dat de domme opmer­kingen over zijn uiterlijk niets anders waren dan indirecte vriendschapsbe­tuigingen.

'Moet ik van blijdschap hinniken zo­dat jullie je slap kunnen lachen?' vroeg hij en sloeg met zijn prachtige staart een acht door de lucht.

'Je moet je wat rustig houden! Ik ben geen modeontwerper!' riep Mayer.

Takvorian zag er fantastisch uit. Maar de achtergrond van zijn gedaantever­andering was helemaal niet zo vrolijk. Het leven van Takvorian kon er vanaf hangen.

'Prachtig!' zei Mayer Twee.

'Zo voel ik me ook,' zei Takvorian.

De laatste weken had men besteed aan het maken van een gevechtspak voor Takvorian. Het was niet gewoon maar het maken van een pak, men had letterlijk alles moeten monteren. Een waterdicht met metaal versterkt weef­sel was op maat gesneden en aan de randen met dikke stroken en magne­tische sluitingen aan elkaar gezet. Het materiaal was buigzaam en op de grote vlakken waren aggregaten verborgen, waarmee Takvorian alle defensieve mogelijkheden van een Terraans ge­vechtspak had.

Takvorian bewoog zich voorzichtig in zijn pak.

'Is de kwaliteit van deze uitrusting te vergelijken met die van een Terraans gevechtspak?' vroeg hij weifelend.

'Wil je me beledigen?' vroeg Mayer Twee.

'Helemaal niet. Ik vroeg het alleen maar.'

Bijna genietend streek Mayer over de brede naden, de rechthoekige zakken en de laarzen, die een klein meester­stukje waren. Hij betastte de gewrich­ten van het pak en maakte toen het foedraal voor de paardenstaart dicht.

'Je kunt daarmee alles wat een Terraan kan,' zei Mayer.

'Hoe kan ik je ooit bedanken?' vroeg Takvorian.

Mayer grijnsde.

'Dat kan je helemaal niet,' zei hij. 'Ik heb het patroon bewaard. In de loop van de volgende weken krijg je er nog een licht gevechtspak bij.'

Cascal liep langzaam terug en bleef naast de vrouwelijke scheepsarts staan.

'Bevalt het je, Claudia?' vroeg hij.

'Ik ben onder de indruk,' zei Claudia en glimlachte even naar hem.

De mannen van de werkplaats, allen hoog gekwalificeerde specialisten, die scheepsmachines maar ook ieder ag­gregaat konden repareren, hadden een grapje uitgehaald. Zonder dat het pak iets van zijn kwaliteit had inge­boet, was het versierd met vrolijke kleuren.

De flanken, het bovenlichaam en alle andere vlakken waren versierd met een bont patroon van geometrisch in elkaar geslingerde bloemranken in Ju­gendstil. Op de andere kant was het­zelfde patroon in spiegelbeeld en in andere kleuren. Het pak van Takvo­rian was het meest kleurrijke techni­sche werkje op de MARCO POLO. Het was te vrezen dat zo'n voorbeeld snel gevolgd zou worden.

'Het is terecht dat je onder de indruk bent,' zei Takvorian.

Hij trok zijn handschoenen vaster aan, klapte zijn helm naar voren en sloot deze weer. De systemen binnen­in begonnen te werken. Daar, waar het menselijke bovenlichaam en het paar-denlichaam in elkaar overgingen zat een brede rij van zorgvuldig wegge­werkte schakelele-menten. Takvorian drukte een paar knoppen ervan in.

Na twee seconden werd het gevechts­pak grijs, kreeg een andere kleur en nam tenslotte een mooie bruine kleur aan.

Takvorian opende de helm door de­zelfde schakelaar weer terug te knip­pen.

De oude kleuren kwamen weer terug.

'Die bonte kleuren vind ik mooier!' zei Takvorian.

'Ze bevallen mij ook beter,' zei Cascal. 'Mayer Twee, je hebt jezelf overtrof­fen. Je geniet de eerlijke bewondering van de mannen in de werkplaats.'

Mayer Twee knikte en zei kortaf:

'Mijn hartelijke dank, Sir. Mag ik u iets vragen?'

'Alles wat ik maar kan beantwoorden,' zei Cascal.

Twee mannen legden de paardmutant uit hoe hij zijn pak snel aan en uit kon trekken. Ze oefenden met hem de handgrepen die daarvoor nodig waren.

'Wat gaan we nu doen?'

Cascal spreidde zijn armen even uit en zei:

'Ik ga nu met de scheepsarts koffie­drinken en dan gaan we proberen contact op te nemen met Ovaron en Rhodan. Ik zou me graag voorberei­den op onze volgende taak.'

Mayer vroeg:

'U weet dus niet wat Rhodan van plan is, waar we heen gaan?'

'Nee,' zei Cascal. 'Werkelijk niet. Jammer. Maar ik weet iets anders.'

'Ja?'

Takvorian trok juist voor de vierde keer zijn pak uit en zwaaide zenuw­achtig met zijn armen.

'Ik weet een nieuwe naam voor Takvo­rian.'

'Wat ontroerend!' zei Takvorian. 'Een Terraanse naam?'

' Zoiets. Wat vind je van popcentaur!'

'Centaur... dat is een figuur uit een Terraanse sage; later is trouwens vast­gesteld dat deze wezens werkelijk be­staan hebben. Pop is de benaming voor een populaire kunstvorm en heeft betrekking op de prachtige kleu­ren van het pak.'

Claudia vroeg geïrriteerd:

'Vind je deze betiteling, deze typisch cascaalse benaming, mooi?'

'Zeker!' zei de paardmutant.

Toen herhaalde hij dromerig:

'Popcentaur!Geweldig!'

Toen Cascal samen met Claudia uit de kleine werkruimte liep hoorde hij ach­ter zich een onderdrukt gelach. Toen hij de sluiskamer passeerde was het lachen al luider geworden. Toen hij de deur achter zich sloot klonk er een bulderend gelach van de Terraanse bemanning. Het schelle gelach van Takvorian was er duidelijk bovenuit te horen.

'Je kunt werkelijk alleen maar onzin bedenken,' zei Claudia verwijtend.

'Meestal bedenk ik nog heel andere dingen,' zei Cascal. 'Maar intussen heb ik de indruk dat ik hier helemaal op de verkeerde plaats ben. Het strekt mij zeer tot eer, maar tegelijkertijd frustreert het me.'

'Wat wil je eigenlijk?' vroeg ze later toen ze in de kleine mess koffie zaten te drinken.

'Met mijn oude schip, de OBER-LUCK,  kleine spannende vluchten maken. Je moest mijn  bemanning eens kennen...'

Claudia roerde in haar koffie.

'Dat is zeker een ploeg dames, niet­waar?'

Cascals ogen fonkelden toen hij vroeg:

'Jaloers?'

'Helemaal niet,' zei Claudia strijdlus­tig. 'Ik ken mijn kwaliteiten.'

'Helaas ken ik die niet. Maar in ernst nu: Het is een van de beste bemanningen die er zijn.'

De binnen gesluisde sloepen stonden in de hangar. De sloep waarmee de zesduizend Moritators in veiligheid waren gebracht, was allang gerepa­reerd en stond op zijn oude plaats. Op het ogenblik waren op veel plaatsen in het reusachtige schip mannen aan het werk om de gegevens van de verwoeste Archiefplaneet in te voeren in de boordcomputer.

Hoewel er intussen een nieuw pro­gramma ontwikkeld was zou het werk nog weken duren. De lichte kruisers waren voor een deel - voor zover het sterrenkaarten en kosmologische ge­gevens betrof - met deze nieuwe ken­nis uitgerust, de korvetten zouden volgen.

Sinds een half uur was het rustig aan boord.

Ongeveer dertig minuten geleden was namelijk de staat van alarm opgehe­ven en was order gegeven tot beperkte paraatheid. Maar voor de manschap­pen van de lichte kruisers en de korvetten gold strikt het volgende bevel:

Zij moesten bij hun eigen eenheid blij­ven.

Als er niets anders bevolen werd, was de sluishangar het grensgebied. Nie­mand mocht zich verder van zijn eigen schip begeven. Natuurlijk werd dit niet zeer fanatiek opgevolgd, maar de mannen wisten zelf welk risico ze liepen als ze zich te ver van hun eigen schip verwijderden.

'Ik ga naar mijn hut om mijn bureau op te ruimen,' zei Cascal. 'Wat doe jij?'

'Och,' zei Claudia. 'Maak je over mij geen zorgen. Ik vind altijd wel een of ander werkje.'

Cascal grinnikte en antwoordde:

'En als je eens niets te doen hebt kun je altijd nog een paar gedachten aan die goede oude Cascal wijden.'

Toen ze wegging zei Claudia:

'Ik ben altijd druk bezet.'

'Jammer...' begon Cascal, maar het gillende loeien van de sirenes onder­brak hem. Tegelijkertijd kraakten de luidsprekers en de stem van de dienst­doende emotionaut riep:

'Groot alarm! Groot alarm!'

Cascalbe­gon te rennen. Hij moest naar de centrale van het schip.

'Vooruit, kom mee!' riep hij en pakte Claudia's hand. Een paar seconden later kwamen ze in de centrale van de lichte kruiser.

Degenen die juist vrij gekomen waren van wacht schrokken.

De stem door de luidsprekers ging verder:

'Hier spreekt de dienstdoende emo­tionaut. Op de speciale peilschermen, de reliëftasters, zijn plotseling onge­veer drieduizend groen oplichtende punten verschenen.

Ik hoef niet uit te leggen wat dit bete­kent.

Blijkbaar heeft de vloot, waaraan wij ontsnapt zijn in de lineaire ruimte, zich niet laten afschudden.

Het is hen gelukt ons in de lineaire ruimte te volgen. Ik verzoek de herenRhodan en Ovaron naar de centrale te komen. Attentie, het bericht wordt herhaald ... Groot alarm!...'

Cascal en Penka Manishe keken el­kaar zonder iets te zeggen aan.

'Je weet wat dat betekent,' zei Penka zacht.

'Ja. Helaas.'

Ze keken naar de schermen, schakel­den het intercomscherm op een ka­naal waarmee ze in contact stonden met de hoofdcentrale van de MARCO POLO, en wachtten. Het duurde maar een minuut voor Perry Rhodan, Ova­ron en Schekonu de centrale binnen kwamen.

Cascal bleef midden in de ruimte staan, legde zijn armen op zijn rug en verstrengelde zijn handen.

De grote slanke man met het zwarte haar vol zilveren strepen en met de plaat van terkonietstaal in zijn sche­del voelde het gevaar dat uitstraalde van deze kleine kleurige beelden. De figuurtjes op het intercomscherm be­wogen zich snel en onrustig.

Penka zette een tweede scherm aan. Het was een weergave van het beeld van de structuurtaster.

Vier groepen puntjes bewogen zich in de richting van de MARCO POLO, dus naar het midden van het beeld­scherm.

Zonder iets te zeggen las Cascal de getallen af.

Afstand:60.000.000 kilometer.

Snelheid:2%minder dan die van het achtervolgde object.

Koers:behalve een paar geringe afwij­kingen van een paar schepen identiek met die van de MARCO POLO.

Formatie:vier maal wigvormig; de voorste schepen bevinden zich op een afstand van 58.000.000 kilometer.

De mannen in de centrale, kleine drie­dimensionale figuren op het scherm, discussieerden met elkaar. Ze lieten andere beelden tonen, spraken met andere afdelingen van het schip en schenen tot een resultaat te komen. Intussen bezetten de oververmoeide en pas afgeloste mannen en de nieuwe reservebemanning hun posten. Dit al­les nam weinig tijd.

Rhodan, die de technische mogelijk­heden van dit vlaggeschip nauwkeurig kende zag er niet gespannen of onze­ker uit. Hij liep langzaam naar de camera en zei toen in de microfoon:

'We hebben geconstateerd dat ons schip getroffen wordt door richtings­impulsen. Ieder daarvan komt van een halfruimtetaster. Dit apparaat wordt al een eeuw aan boord van ons schip gebruikt en tot nu toe hadden we er geen vermoeden van dat de Takerer er ook over beschikten.'

'Verdomme,' riep Ovaron opgewon­den. 'Dat wist ik zelfs niet. Het is nieuw voor mij dat er in de galaxis Gruelfin zo'n apparaat ontwikkeld is.'

Op scherpe toon zei Schekonu:

'Ik ben ook verrast.'

Een ogenblik zag Ovaron er verward uit. Hij sloeg met de vuist op zijn vlak­ke hand en riep:

'Dat is onmogelijk! In mijn tijd waren er beslist geen technische mogelijkhe­den om een schip door de lineaire ruimte te volgen. Een schip dat een­maal verdwenen was, kon men niet peilen. En men had niet de technische mogelijkheden om zo'n apparaat te ontwikkelen.'

'Ik geloof je,' zei Rhodan.

Toch was het zo. De ongeveer driedui­zend schepen van de Takerer waren weliswaar verrast door de kring van kleine helderwit brandende zonnen en hadden de MARCO POLO in de lineaire ruimte zien verdwijnen, maar nu waren ze haar gevolgd en kwamen met toenemende snelheid steeds dich­terbij. Weer was de situatie kritiek geworden. Maar niet gevaarlijk: de MARCO POLO had uitstekende tech­nische mogelijkheden die nog lang niet uitgeput waren.

De peilafdeling zei:

'Sir! We moeten de snelheid opvoeren. De Takerer houden onze koers aan. Ze achtervolgenons, niemand anders. We komen anders zeker in een gevaar­lijke situatie.'

'Dank je,' zei Rhodan. 'Ik denk er juist over na wat we zullen doen. Geen angst, er zijn nog een stel trucs die we niet gebruikt hebben.'

Hij scheen er plezier in te hebben het reusachtige schip verwarrende ma­noeuvres te laten uitvoeren. Ze moes­ten de sterke Takerische vloot van zich af schudden.

Er lichtte een ander beeldscherm op. Geoffry Abel Waringer meldde zich.

'Perry, mag ik je een raad geven?' vroeg hij zonder omhaal.

Rhodan ging voor het beeldscherm staan, waarmee hij contact had met de beste Terraanse hyperfysicus.

'Natuurlijk. Goede raad is duur,' zei de opperregent en grijnsde toen jon­gensachtig.

'Mijn raad kost niets,' antwoordde Waringer droog. 'Hebben we een dimesextamotor aan boord?'

Rhodan schoot in de lach.

'Ik kan me herinneren er een ingepakt te hebben,' zei hij. De officieren in de commandocen-trale begonnen zachtjes te lachen.

Waringer zei:

'Gebruik hem dan!'

Rhodan schrok en vroeg verbijsterd: 'Zelfs als we gevaar lopen buiten de Sombrero-galaxis geslingerd te wor­den?'

Waringer hield vol.

'Ja,' zei hij en keek de verblufte opper­regent aan.

 

2.

 

Rhodan gaf Ovaron en Schekonu een teken en ging naast de emotionaut zitten die onder zijn kap lag en zonder een hendel aan te raken het schip bestuurde. Natuurlijk alleen de ma­chines die het schip voortstuwden of van koers deden veranderen. De man werkte zonder iets te zeggen en was maar half zichtbaar.

Vastbesloten zei Waringer:

'Perry! Ik en een paar andere geleer­den van mijn afdeling zijn van mening dat we de dimesextamotor een fractie van een seconde moeten inschakelen. De kans dat we uit Gruelfin geslingerd worden, is zeer klein.'

Rhodan stak zijn hand op en zei:

'Ik heb zojuist de kaarten bekeken. Een deel van onze buitgemaakte gege­vens van de Archiefplaneet is name­lijk al helemaal verwerkt.'

Waringer had even tijd nodig om zijn gedachten van de dimesextamotor los te maken.

'En wat betekent dat?'

Weer kwam er een onbestemd gevoel van voorzichtigheid, van gespannen verwachting over Cascal. Hij draaide zich om en keek naar de handen van de commandant van de kruiser die tamelijk rustig op het paneel boven zijn knieën lagen.

Rhodan zei:

'Ik ben het er niet mee eens de dimesextamotor in de schakelen. Met be­hulp van de gegevens van de zon van Oldon hebben we een zeer gunstige galactische positie weten te vinden. Met behulp van die gegevens zijn we in staat zeer precies naar elke plaats te gaan waarheen we willen.'

Ovarons gezicht vertrok en hij vroeg scherp:

'Ook naar plaatsen in het centrum van Gruelfin?'

Perry knikte grimmig.

'Dat bedoel ik precies.'

'Betekent dat dat we daarheen vlie­gen?' vroeg Schekonu geïnteresseerd.

'Ja. Niet in een rechte koers, maar zigzagsgewijze door drie dimensies. We zullen daarbij proberen onze ach­tervolgers van ons af te schudden. Ik denk dat we een goede kans maken.'

Ovaron knikte.

Perry sprak vijf minuten met de emotionaut en wist dat deze hem volko­men begrepen had.

De jacht begon.

Die duurde vierentwintig uur.

 

De eerste manoeuvre was klassiek, oeroud en een die altijd weer succes had.

De emotionaut rukte het schip uit de lineaire ruimte terug naar de driedimensionale Einstein-ruimte en remde uit alle macht. Dit gebeurde in de buurt van een reusachtige zon, een rode gasbal. De MARCO POLO joeg er op af, ging steeds sneller vliegen en trok een spoor van turbulente gassen door de zwakoplichtende ster. Vlak voor het verlaten van de zeer uitge­strekte atmosfeer van de zon bereikte het schip de lichtsnelheid en schoot in de lineaire ruimte, in een andere rich­ting, op een andere plaats en onder andere omstandigheden.

Intussen...

De communicatiecentrale meldde zich.

Ovaron schrok toen hij de tekst die uit de luidspreker kwam hoorde.

'We hebben ongewoon sterke radio­impulsen opgevangen,' zei het hoofd van de afdeling. 'De boodschap wordt gedecodeerd.'

'Begrepen.'

De peilafdeling meldde zich op het moment dat er een nieuw beeld op de reliëftaster verscheen.

'Ze hebben ons niet uit het oog verlo­ren. Daar zijn ze weer - niet allemaal, maar bijna de hele vloot.'

Het beeldscherm liet dat ook duide­lijk zien.

Vijf wijd uitgewaaierde formaties ach­tervolgden de MARCO POLO net als voorheen. De wigvormige concentra­ties van schepen waren achterop ge­raakt maar niet meer dan zes miljoen kilometer en ze waren bezig die ach­terstand weer in te halen. Ze gingen steeds sneller vliegen. Ook de snelheid van de MARCO POLO werd groter.

Weer kwam er een spanning over de bemanning. Achtduizend mensen wachtten af wat er zou gebeuren.

Maar ze waren niet bang.

Ovaron was danig uit zijn humeur en zei:

'Behalve dat de Takerer een halfruimtetaster hebben - of hoe ze dat appa­raat ook mogen noemen - schijnt de commandant een uitstekend vakman te zijn.'

Het schip vloog nu in een zeer grote bocht. Aan het einde van deze ge­kromde lijn schoot het schip recht naar beneden. Toen viel het terug in de normale ruimte.

Op hetzelfde ogenblik ontvingen ze een boodschap via de dakarcom.

Ovaron en Schekonu konden het be­richt duidelijk verstaan. Ze hielden de dakarcom bij hun oren en luisterden. Toen riep Ovaron opgewonden:

'Perry, we moeten wat langer in de normale ruimte blijven!'

Rhodan keek de twee Cappins even aan en gaf toen een bevel door. Het schip joeg in een zigzagkoers door de normale ruimte. Schekonu en Ovaron volgden zonder onderbreking de be­richten die door de Takerische schepen werden uitgezonden.

Ovaron zei:

'Die naam moeten wij ons goed in­prenten: Admiraal Maschyleen.'

Het schip bleef tien minuten in de normale ruimte en schoot toen weer terug naar de lineaire ruimte.

De Takerische schepen achtervolgden opnieuw de MARCO POLO.

Rhodan vroeg aan Schekonu: 'Wat hebt u gehoord?'

De erudiet keek lang naar Ovaron voor hij zei: 'Admiraal Maschyleen roept iedereen die deze boodschap opvangt op ons schip te zoeken en te melden als het gesignaleerd wordt. Hij heeft een dui­delijk signalement gegeven: De groot­te, het uiterlijk...'

Weer schoot de MARCO POLO weg. Op hetzelfde ogenblik was er op de beeldschermen geen enkele achtervol­ger meer te zien. Per intercom werd de bemanning op de hoogte gebracht van de nieuwe situatie.

Schekonu vatte het kort samen:

'Maschyleen heeft zonder ophouden de boodschap naar alle richtingen uit­gezonden. Ons schip wordt afgeschilderd als gevaar nummer een. Ons signalement is duidelijk. We zullen ontdekt en herkend worden. Een re­gelrechte ... hoe zeggen jullie dat Rhodan...?'

Het gezicht van Rhodan zag er geslo­ten uit.

'Een arrestatiebevel?'

'Precies ... een arrestatiebevel. Er is een verzoek tot aanhouding uitge­gaan. Men wordt voor ons gewaar­schuwd. Bovendien heb ik gehoord dat we gevangen moeten worden. Een andere vloot zal ons opwachten als we op een bepaalde plaats in de normale ruimte terugkeren. Het ziet er tame­lijk ernstig uit.'

Rhodan keek op zijn horloge. De jacht duurde nu twee uur.

'We hebben onbegrensde technische mogelijkheden en ook de tijd om te ontsnappen. Ook aan die hinderlaag. We vliegen verder.'

De volgende tien uren bleven de emotionauten die elkaar afwisselden, op deze manier vliegen. De MARCO POLO raasde door de lineaire ruimte, en ging telkens met een koerswijziging in de normale ruimte. Soms misleid­den ze de Takerische schepen door gevaarlijk dicht langs zonnen te vlie­gen. Daardoor werden signalen en im­pulsen door de uitstraling van de zon­nen overstemd. Steeds weer terug naar de lineaire ruimte, steeds een koersverandering, maar altijd bleef de richting van de MARCO POLO het­zelfde: Naar het centrum van de galaxis.

De leiding van de korvetten en de kruisers organiseerden de dienst zo dat de bemanningsleden op tijd kon­den slapen en zich konden ontspan­nen. Alleen de belangrijke mannen in de centrales hadden weinig rust.

Intussen luisterden Schekonu en Ovaron naar berichten, nieuws en ge­sprekken tussen de achtervolgers.

Het zag er niet bijzonder gunstig uit voor de Terranen.

Tijdens de vlucht werden berekenin­gen gemaakt. Admiraal Maschyleen was een van de beste opperbevelheb­bers die ze tot nu toe getroffen had­den.

Ofschoon de afstand soms even groter werd bleef hij de Terranen onbarm­hartig achtervolgen. Hij manoeu­vreerde zijn vloot met de uiterste perfectie.

Tegelijkertijd liet hij zijn communica­tiesystemen voortdurend werken. De bedoeling daarvan was gegevens over het schip en de Terranen over de galaxis Gruelfin te verspreiden. De MAR­CO POLO kreeg in twintig minuten tijd een twijfelachtige beroemdheid. Het werd afgeschilderd als een schip vol indringers.

Ondanks de trucs die Rhodan gebruikte lieten de beeldschermen na iedere manoeuvre in de lineaire ruim­te binnen een paar minuten weer de heldere punten van de achtervolgende vloot zien.

De situatie werd gevaarlijk.

Langzaam maar zeker.

Na een paar uur meldde professor Waringer zich weer. Hij zag er nu meer vastberaden uit en herhaalde zijn voorstel met meer klem.

'Perry,' zei hij droog, 'ik geloof dat ik je moet vertellen hoe kritiek de toe­stand is. En binnen een paar uur, namelijk als de tweede vloot in actie komt, zal deze niet minder gevaarlijk worden.'

Rhodan toonde al de eerste duidelijke sporen van vermoeidheid. De geluid­loze jacht door de verre vreemde galaxis duurde nu al ongeveer elf uren.

'Ik weet het,' zei hij.

Waringer stak zijn hand op.

'Ik dring er op aan dat wij de dimesextamotor een fractie van een seconde inschakelen. Anders stellen wij het schip, de bemanning en het materiaal onnodig bloot aan een groot gevaar en een te zwaar risico. De twee vloten kunnen ons vernietigen.'

Rhodan zei kortaf:

'Ook dat weet ik. Maar toch wil ik pas op het allerlaatste ogenblik van dit middel gebruik maken. Ik heb een beter voorstel.'

Waringer keek hem sceptisch aan.

'Mag ik dat van je horen?'

'Natuurlijk,' zei Rhodan. 'We wachten nog even. We vliegen door tot we bij een ster komen die we voor ons doel kunnen gebruiken. Daar zullen we...'

Rhodan legde Waringer uit wat hij van plan was.

Eindelijk knikte de hyperfysicus. Hij was overtuigd.

'Dat is een uitstekend plan,' zei hij. 'Ik zal contact opnemen met mijn man­nen en je helpen. Hoeveel tijd hebben we nog?'

Rhodan keek weer op zijn horloge.

Hij rekende even en zie toen:

'Nog precies tien uur en dertig minu­ten.  Dan moeten we volgens onze berekeningen in de buurt van de ster Gelcher Labda zijn.'

Waringer stak zijn hand op, glimlach­te vluchtig en verdween uit het beeld.

Even later zei Ovaron die een overver­moeide indruk maakte tegen Rho­dan:

'Ik heb nieuws waarmee je niet blij zult zijn, Perry.'

Rhodan keek naar de aantekeningen van de Ganjo.

'Ja?'

'Zojuist zijn er nauwkeurige beschrij­vingen doorgegeven. Ze hebben be­trekking op diegenen die op de Ar­chiefplaneet van de Moritators ge­weest zijn. Jij, ik, Cascal, Roi en de andere mannen, de Haloeter... alle beschrijvingen zijn perfect.'

Hij pauzeerde even, richtte zijn hoofd op en keek naar de panoramaschermen.

Daar waren nog steeds - of beter gezegd weer - de wigvormige formaties van de vijandelijke schepen te zien. Ze achtervolgden de MARCO POLO hardnekkig, woedende lichtpuntjes die gevaar betekenden. Gevaar voor het prachtige schip en de mensen die daarin leefden. Niemand dacht eraan dat er een tijd kon komen dat het gevaar niet van buiten, van de sterren, maar van binnen kon komen.

'Ik luister ...,' rukte de opperregent hem uit zijn gedachten.

'Ze willen beelden uitzenden. Dat be­tekent dat we op iedere planeet, waar we in de buurt komen, herkend zullen worden.'

Rhodan zei geruststellend:

'Het effect ervan is relatief gering, Ovaron. De planetenstelsels, waar­langs de MARCO POLO en de Takeri­sche vloot gevlogen zijn, interesseren ons maar weinig. En de verspreiding van informatie zal voorlopig niet snel gaan.'

'Dat geef ik toe,' antwoordde de Gan­jo. 'Toch is het een ernstige tegenval­ler voor ons allemaal. We zijn nu bekend. We kunnen geen verrassende manoeuvres meer uitvoeren. Nog een mogelijkheid tot actie die ons ontno­men is.'

Rhodan knikte.

'Was dat alles?'

'Ja. Deze berichten, het uitzenden van onze foto's en een boodschap aan de wachtende tweede vloot. Die loert op ons. We zijn er niet ver vandaan als we de ster Gelcher Labda bereiken. Zul­len we die eigenlijk wel bereiken?'

Rhodan lachte en zei:

'Daar durf ik mijn cellenactiveerder om te verwedden!'

Lordadmiraal Atlan kwam juist op dat moment de centrale binnen, liep naar hen toe en hoorde de laatste opmerking.

'Je maakt wel erg lichtzinnige opmer­kingen, mijn vriend,' zei hij sarcas­tisch. 'Waringer nam zojuist contact met me op en vroeg om bescherming van een oude hond, die door veel hazen wordt opgejaagd. Hij bedoelde mij.'

'Gebruik jij nu ook al de cascalse terminologie van de clan van waak­honden?' vroeg Ovaron humoristisch.

Grinnikend antwoordde Atlan:

'Cascal heeft geen ongelijk.'

Ovaron glimlachte moeilijk en ant­woordde:

'Speciaal de laatste honderd lichtja­ren van onze vlucht leek het er wel op. Zullen we Waringer helpen, Atlan?'

Atlan liep naar de tafel, waarop de sterrenkaarten van het voorlopige doel geprojecteerd waren. Hij zocht een tijdje, deed twee vluchtige metingen en ging toen gegevens over de ster bij de computer halen.

Hij las die een keer door, prentte ze in zijn fotografische geheugen en draaide zich toen om. Hij zei:

'Natuurlijk help ik Waringer. Ik heb alleen exacte gegevens nodig. Een oer­oude truc van de Arkonidische vloot, Perry, die je bedacht hebt.'

Rhodan antwoordde:

'Ik ben pragmatisch genoeg om de Takerer niet de herkomst van onze psychologische manoeuvre te verra­den. Of moet ik dat wel doen?'

'In geen geval,' zei Atlan. 'Over vijf uur melden Waringer en ik ons weer. We verwachten dat de zon in die tijd bereikt wordt.'

Rhodan zei zacht:

'Dat beloof ik je.'

'Goed.'

Atlan liep de centrale uit.

 

Perry Rhodan zat in zijn hut. Op een klein klaptafeltje voor hem stond een uitgebreide maaltijd. Het laatste uur was hij hongerig geworden. Twee gro­te beeldschermen stonden aan en ver­bonden hem met de kleine hangar waar Atlan en Waringer met hun mannen werkten.

Rhodan dacht na terwijl hij at en dronk.

Hij was met een duidelijk omschreven opdracht naar deze galaxis gekomen. Hij en de bemanning van de MARCO POLO moesten uitzoeken of de Cappins van plan waren hun melkweg aan te vallen. Een invasie moest voorko­men worden. Daarbij was de vraag in hoeverre de echte Ganjo zijn rijk tot een eenheid kon brengen en vredes­verdragen met de Terranen kon slui­ten, zeer belangrijk. Deze twee onder­delen van de opdracht liepen niet altijd parallel.

Het succes van de onderneming was in gevaar.

Drieduizend vijandige schepen ach­tervolgden de MARCO POLO. Door de normale ruimte en door de lineaire ruimte. Op de lijn waarlangs de MAR­CO POLO naar de kern van de Som-brerogalaxis vloog, wachtte een twee­de vloot op het schip om het te vernie­tigen. Dat stond als een paal boven water.

De ster Gelcher Labda lag twee licht­jaren voor de plaats waar de tweede vloot hen opwachtte.

Rhodan voelde zich niet optimistisch maar ook niet erg pessimistisch. Hij wist dat er genoeg mogelijkheden wa­ren het dreigende gevaar af te wenden. Een ervan was de dimesextamotor en een andere mogelijkheid zouden ze in de buurt van Gelcher Labda uitprobe­ren. Mislukte dat dan kon nog altijd de motor gebruikt worden.

Het was een oude truc. Oeroud. Een vijand die er niet is of onzichtbaar is, kan niet bestreden en vernietigd wor­den. Het was een waarheid als een koe. Omdat de MARCO POLO opvallend groot was, moest hij onzichtbaar ge­maakt worden. De kans op succes was groot als ze er in slaagden voor te wenden dat de MARCO POLO er niet meer was.

Dus moest hij vernietigd worden, ver­woest ... In ieder geval moest hij verdwijnen.

Deze overwegingen hadden ertoe ge­leid dat Waringer en Atlan zich nu bezig hielden met het probleem Hoe. Rhodan was klaar met eten en nam via de intercom contact op met de kruiser waar Cascal was.

Het beeld stabiliseerde binnen een halve seconde. De verbindingen bin­nen het schip kwamen verbluffend snel tot stand en werkten zeer per­fect.

Cascals hut kwam in beeld. Joaquin Manuel lag met open laarzen en met al zijn kleren aan op bed. Hij stond juist op.

'Sir!' zei hij verrast.

Rhodan knikte.

'Geslapen?' vroeg hij zacht.

'Ja. Precies...,' Cascal keek op zijn digitale horloge en zei toen: '... drie uur. Is er grote verandering in de toestand gekomen?'

'Nee,' antwoordde Rhodan. 'Ik heb iets voor je te doen, Joak.'

'Uitstekend!' zei Cascal en wreef in zijn ogen. 'Ik begon me al dodelijk te vervelen. Zou dat niet een amusante story voor de boordkrant zijn? Titel: Cascal sterft van verveling.'

Rhodan glimlachte.

'Ik ben blij dat ik er voor kan zorgen dat je het volle leven weer terug krijgt.'

Cascal bleef zitten en haalde diep adem.

'Waar gaat het om, Sir?' vroeg hij en schraapte zijn keel.

'In vertrek 500 werken Atlan en Wa­ringer aan een mogelijkheid om de MARCO POLO te vernietigen. Jij moet daaraan meehelpen!'

Cascal stond op, stak een vinger in zijn rechteroor en porde er stevig in.

'Ik geloof dat ik het verkeerd verstaan heb, Sir!' zei hij ongelovig. 'Sinds wan­neer maakt u dergelijke grappen?'

Rhodan grinnikte.

'Geen grap, in ieder geval moeten admiraal Maschyleen en zijn com­mandanten dat denken.'

'Ik begrijp het,' zei Cascal. 'Wat is mijn aandeel?'

'Jij krijgt de technische leiding van dit probleem. Tijdsplanning, uitrusting enzovoorts. Je begrijpt me wel.'

Cascal knikte, haalde de vinger uit zijn oor en zei:

'Begrepen. De rest hoor ik van Warin­ger?'

'Zo is het. We hebben ongeveer vijf uur de tijd.'

Cascal beet op zijn bovenlip en vroeg: 'Is Gelcher Labda nog steeds ons doel?'

'Ja,' zei Rhodan. 'We zullen er net als tot nu toe in een zigzaglijn door de twee dimensies naar toe gaan.'

Hij groette met een korte handbewe­ging en schakelde om.

Cascal keek een paar seconden naar het donkere scherm, glimlachte waar­derend en dacht toen:

'Die ouwe opperregent krijgt prima invallen als de toestand kritiek is!'

Hij vermoedde al wat Rhodan van plan was. In de kleine badkamer waste hij zijn gezicht en liep toen naar de hangar.

De bijna twee meter lange slanke man met donker haar, een smetteloos pak dat op een uniform leek en dure laar­zen bleef naast het bedieningspaneel van de veiligheidsdeur staan.

In de relatief kleine ruimte voor hem stond een splinternieuwe space-jet. Op de bovenkap las Cascal, een beetje vertekend door het perspectief, het serienummer.

SJ - MP - 49.

Het schip, een van de best uitgeruste modellen van de MARCO POLO en ontworpen en gebouwd voor speciale wetenschappelijke opdrachten, stond onder het koude schelle licht van talrijke dieptestralers en schijnwer­pers, die in de hoeken van het vertrek waren opgesteld. Binnen en buiten het schip werkten ongeveer honderd mannen. Cascal zocht langzaam en methodisch de ruimte af en ontdekte Atlan en naast hem de magere Waringer, die er uit zag als een opgewonden vogel.

Toen sperde Cascal zijn ogen ver open.

Rechts in de muur van de hangar zag hij een schacht. Robots sjouwden daar met zware kernbommen, die uit de magazijnen van de transformatiepost kwamen. Snel telde Cascal minstens tachtig bommen. Dodelijke stille din­gen van matglanzend staal met hand­grepen, inkepingen en gele opschrif­ten. Op iedere bom was een brede kleurige band geschilderd.

Cascal floot tussen z'n tanden.

'Ieder vierduizend gigaton TNT!' con­stateerde hij.

Het vertrek stond vol met antizwaartekrachtplatforms, waarop monteerbare onderdelen van drie afstandsbesturingaggregaten lagen. Grote en kleine kubussen, die aan elkaar kon­den worden gevoegd.

Cascal was verrast. Van zo'n aanpak had hij zelfs niet gedroomd.

Bedachtzaam en nog steeds het ver­trek afzoekend om verrassende bij­zonderheden te ontdekken trok hij een bijna leeg pakje uit zijn borstzak en stak met zijn zware aansteker - die hij steeds ergens in de kruiser liet liggen en die steeds weer door een ander bemanningslid werd terugge­bracht - een sigaret aan. Langzaam liep hij naar Atlan en Waringer.

'Goedenavond of goeiemorgen, al naar gelang de dienst,' zei hij en schudde de twee mannen de hand. 'Onze chef heeft mij, goed geluimd en met een schalkse glimlach de leiding van deze actie gegeven. Vermoedelijk... nee, de volgende opmerking zou insubordi­natie zijn!'

Atlan wees met zijn duim naar de jet en zei:

'Hier staat de machine waarmee we onze ondergang moeten ensceneren.'

Cascal zag dat een zware heftruck juist een van de draagbare hypertrontappers in de jet schoof. Robots borgen het zware aggregaat voorzichtig op.

'Ik zie het,' zei Cascal. 'Heb je een kwartier de tijd om me alles uit te leggen?'

Waringer liep naar een geïmproviseer­de tafel waarop tekeningen en lijsten lagen.

'Kom, Joak!' zei hij. 'Ik leg je alles uit wat je weten wilt.'

Ze gingen aan het werk.

 

3.

 

De beelden op de schermen in de MARCO POLO waren uniek, adem­benemend en fascinerend.

De achtergrond bestond uit talrijke sterren. Ze vormden dichte nevels en opeenhopingen, verdwenen hier en daar achter een donkere nevel en verlichtten op andere plaatsen de ne­vels van binnen.

Voor deze prachtige achtergrond, die niets liet zien van een dreigend gevaar, stonden aparte sterren. Sommige dichterbij, andere verder weg.

... en in het midden: de ster Gelcher Laèda.Een reusachtige blauwe zon.

Volgens het Hertzsprung-Russeldiagram een ster van het spectraal type nul en met een helderheid van een miljoen aardse zoneenheden. Een blauwe, bijna witte ster. De opper-vlaktetemperatuur van deze blauwe reus was meer dan 29.000o.

De MARCO POLO vloog hier bijna op lichtsnelheid naar toe.

De jacht had bijna zijn dramatische hoogtepunt bereikt. De mannen van de  hoofdcentrale  van  de  MARCO POLO hadden de ruimte onderver­deeld. Op de tweedimensionale kaarten waren de acteurs van dit geweldige spel te zien. Een spel dat misschien dodelijk zou blijken te zijn.

Midden op de ruimtekaart stond de blauwe reuzenzon.

Precies negentig miljoen kilometer oostelijk daarvan wachtte de tweede Takerische vloot, breed uitgewaaierd. Er was een kleine kans dat de MAR­CO POLO, die bijna met lichtsnelheid er op af stormde, nog niet gepeild was. Maar niemand hield serieus rekening met deze kans.

Behalve een paar schepen die ver van de vloot verkenningsvluchten vlogen, was er in het zuiden niets te zien.

Vanuit het zuidwesten - deze termino­logie om de richting aan te duiden werd aan boord van de MARCO POLO gebruikt om het contact tussen de diverse afdelingen gemakkelijker te maken - kwam de achtervolgende vloot dichterbij.

De afstand was nu nog tachtig mil­joen kilometer.

De MARCO POLO had de laatste seconden een afleidingsmanoeuvre uitgevoerd. Hij was vanuit het zuid­westen naar de ster gevlogen, had toen een hoek gemaakt en naderde de reus­achtige blauwe zon nu vanuit het noordwesten.

Zodoende konden zij de laatste tien­duizend kilometer niet goed gepeild worden.

Een paar seconden verdween het schip voor de halfruimtetasters van de Takerische vloot. Toen het een paar minuten later, vanuit het noordwes­ten tevoorschijn komend van achter de zon, in steeds wijder wordende spiralen om de zon ging vliegen, was de achtervolgende vloot zo dichtbij dat ze het vuur konden openen.

De tweede vloot kwam in beweging en ging vanuit het oosten naar de zon toe. Vlak voordat hij daar aankwam boog hij af naar het zuidwesten.

Toen begon het schieten.

 

Atlan wreef zich in de handen en zei:

'De jet staat klaar.'

De laatste mannen verlieten de han­gar, de robots trokken zich terug en lampen werden uitgedaan: de hangar was leeg.

Waringer rolde zijn papieren op en wees naar de armen van Cascal die met olie waren besmeurd.

'Van alle belangrijke apparatuur zijn drie stuks voorradig. De machine blijft functioneren ook als er twee uitvallen. Ik zie dat je jezelf hebt inge­smeerd, Joak. Is dat niet in strijd met je arbeidsmoraal? Steeds heldenda­den verrichten in gala-uniform!'

'Waarde professor,' zei Cascal, 'als dat goed is voor het imperium, graag gedaan. Dan poetst zelfs Cascal zich helemaal op.'

Ze hadden snel en zeer exact gewerkt. De space-jet was tot op de laatste kilo volgestouwd. De bommen stonden op hun plaats en waren op scherp gesteld. De hypertrontapper was razendsnel geïnstalleerd en aangesloten. Op het besturingspaneel was een afstandsbe­diening gemonteerd: de jet kon nu vanuit de communicatiecentrale be­diend worden.

'Over twee minuten wordt de hangar afgesloten,' zei Atlan waarschuwend.

Langzaam verlieten de laatste man­nen de hangar. Alle toegangen werden afgesloten. Millimeter voor millime­ter schoven de deuren van de binnen­ste sluis op hun plaats. Het schip kon zeer snel worden uitgesluisd.

Cascal keek nog een keer naar het dodelijke geschut dat in een kleine sluis stond.

'Het leven van achtduizend mensen hangt daar van af,' zei hij half hard­op.

'Daarvan en van de kwaliteit van ons werk,' vulde Atlan aan.

De laatste deur ging achter hen dicht.

De hypertrontapper had natuurlijk niet zo'n grote capaciteit als de appa­ratuur waarvan de MARCO POLO gebruik maakte. Alle systemen aan boord van de jet werden ingeschakeld om eventuele correcties te kunnen uit­voeren.

Na een paar seconden meldde de cen­trale via de polyminicom van de man­nen dat alles perfect functioneerde. Er waren ook stoorzenders inge­bouwd.

Deze zouden, als ze eenmaal waren ingeschakeld een paar minuten zeer krachtig werken totdat alle transistoren kapot waren. Ook dat was ge­pland.

Atlan zei:

'Wij zijn klaar met ons werk. De verantwoording ligt nu bij de af­standsbediening. '

Op dat ogenblik meldde Perry Rhodan zich via de intercom. Zijn stem klonk hard.

'Hier Rhodan.

Binnen vijf minuten heeft ieder be­manningslid zijn zware gevechtspak aan. Bij een tweede bevel of bij het teken groot alarm worden de HU-schermen van de gevechtspakken in­geschakeld.

Het is belangrijk dat iedereen weet hoe belangrijk onze manoeuvre kan worden.'

De luidsprekers klikten.

'Dat geldt ook voor ons!' zei Atlan.

'Dat is zo!' zei Cascal. 'Ik ben bij de afstandsbediening te vinden, dus in de communicatieafdeling.'

Hij knikte naar de twee mannen, was in een paar stappen bij de deur van de hangar waar de lichte kruiser stond en ging snel aan boord. Overal stonden bemanningsleden die gevechtspakken uit de kasten trokken en elkaar in de stijve pakken hielpen.

Hij kwam in zijn hut, kleedde zich om nadat hij zijn handen had gewassen en rende toen naar een lift die hem naar de centrale bracht.

Hij wist dat niemand op het schip zonder gevechtspak rondliep,  zelfs Takvorian de popcentaur niet. Iedereen wachtte.

Terwijl de bevelen van Rhodan overal herhaald werden, nerveuze comman­danten naar hun mannen brulden om­dat deze moeite hadden met het aan­trekken van hun pakken en terwijl het schip naar de blauwe reusachtige zon vloog, wachtte Cascal naast het paneel van de afstandsbediening van de jet.

'Zenuwachtig?' vroeg de comman­dant.

'Niet erg. Ik ken je en weet hoe goed je bent. Bovendien weet ik hoe nauw­keurig wij gewerkt hebben.'

De man draaide zich naar hem toe; zijn gezicht was zichtbaar tussen de opgeklapte helmkap. De pakken waren nog niet gesloten, de HU-schermen nog niet ingeschakeld.

'Weet jij wat Rhodan van plan is?'

'Ja,' zei Cascal. 'De grootste bluf sinds ons vertrek van Terra.'

Zij grinnikten een beetje onbehaaglijk en zeiden niets meer.

 

De MARCO POLO ging nog een keer de Einsteinruimte binnen en liet zich twintig seconden aan zijn achtervol­gers zien.

Nu al gaf de apparatuur een grote uitslag: de ster had een ongehoord grote massa en de aantrekkingskracht van de zeer hete zon was daarmee in overeenstemming.

Bliksemsnel sprong de MARCO POLO weer in de lineaire ruimte en vloog, van koers wisselend, achter de ster.

Achter - bekeken vanuit de positie van de achtervolgers.

Op alle afdelingen van het schip, die nu perfect moesten samenwerken, hing een ademloze spanning.

De spanning bij hen die moesten wachten en niets konden doen was niet minder groot. Overal controleer­den commandanten of er beman­ningsleden waren die nog geen ge­vechtspak aan hadden.

'We kunnen ons fantastisch verbergen achter deze reusachtige Benjamin. Maar niet lang,' zei de man naast Cascal.

'Als niet....' zei Joak en op dat ogen­blik klonk de alarmsirene. Hij loeide in ieder vertrek van het reusachtige schip.

Achtduizend handen gingen naar de riem, achtduizend knoppen werden ingedrukt en dan nog eens achtdui­zend om de kleine communicatie­apparatuur in de helm aan te zetten. Iedereen, die niet perse hoefde te spreken, zette zijn zender uit om geen chaos te veroorzaken.

Achtduizend HU-schermen werden ingeschakeld.

Weer wachtten de mannen.

'Big Ben ... een goede naam. Hope­lijk luidt hij niet ons laatste uur in,' zei iemand.

'Stilte!'riep iemand anders over de radio.

De MARCO POLO vloog in de norma­le ruimte naar de ster toe. Big Ben of Gelcher Labda kreeg hem in zijn macht. De schermen vlamden op en de hypertrontapper van het reusachtige schip werd aangezet.

Hij was in staat vier- en vijfdimensionale zonne-energie af te tappen en naar de verdedigings-schermen te lei­den. De energie brandde naar binnen en verdeelde zich. De verdedigings­schermen laadden zich miljoenvoudig op. Ze vormden een directe verde­digingsmuur tegen de vernietigende energie van de corona van de zon. Over alle lenzen van de camera's scho­ven filters en op de beeldschermen waren sterke storingen te zien.

Het paratronscherm gloeide donker­blauw op.

Met grote snelheid drong de MARCO POLO in de atmosfeer van de zon en verdween daarin. Reusachtige vlammentongen van gloeiende waterstofgassen schoten naar het schip en stok­ten bij de schermen. Ze werden in een boog afgeleid en sloegen weer terug in de blauwe gigant.

Cascal zei waarderend:

'De chef riskeert veel.'

De commandant van de afstandbestu­ring voegde er aan toe:

'En hij dringt nog verder naar binnen. Dat betekent meer bescherming maar tegelijkertijd ook een groter risico.'

Op de wijzers op het paneel voor hen konden de twee mannen de werking van alle toestellen controleren. De cijferreeksen verliepen met verschil­lende snelheid. De handen van de man, stevig beschermd met dunne handschoenen, hingen boven de knop­pen en hendels van de afstandbestu­ring.

De MARCO POLO vloog in de richting van de wijzers van de klok door de corona van de zon, cirkelde langzaam om de gigant heen en kwam tevoorschijn aan de oostzijde, waar de wachtende tweede vloot in beweging kwam. Uit een snelle peiling bleek dat de schepen zich langzaam verspreid­den. De radiogesprekken konden niet meer afgeluisterd worden, de storin­gen waren te groot.

De aantrekkingskracht van de ster werd hoofdzakelijk gecompenseerd door de tamelijk hoge snelheid van de MARCO POLO en voor de rest door de antizwaartekrachtaggregaten en de motoren.

Iedereen die niet aan het werk was, wachtte en probeerde iets op de beeld­schermen te zien; het was zinloos: er was niets te zien.

De communicatie verliep nu via de helmen. Er kwam een boodschap door.

'Over een paar ogenblikken zullen we de jet uitsluizen. De HU-schermen blijven ingeschakeld zoals tot nu toe. We trekken ons nog verder terug in de bescherming van de zon, we gaan dus nog dichter naar de oppervlakte er­van. We zullen hier een paar uur moeten wachten. Einde.'

Dit bevel gold natuurlijk niet voor iedereen. De mannen die achter de bedieningspanelen werkten moesten hun HU-schermen voorlopig uitscha­kelen.

Het schip ging nu weer verder weg van de oppervlakte van de zon en draaide het gedeelte, waar zich de hangar van de space-jet bevond, naar voren.

De MARCO POLO steeg maar een paar seconden.

Toen waren ze buiten de atmosfeer en de blauwwitte hel van de ster be­scheen maar een kant van het schip.

De peilapparatuur van het schip func­tioneerde een paar seconden.

'Start over vijftien seconden. Opge­let!' riep iemand in de hoofdcentrale.

Driemaal werd 'begrepen' geant­woord. De wijzers liepen.

Men peilde ongeveer vierduizend schepen, die zich in de ruimte ver­deeld hadden en relatief langzaam een reusachtige bolvormige formatie aan­namen. In het centrum van deze grote formatie lag de zon Gelcher Labda of Big Ben.

Tien seconden...

De radioboodschappen waren inhou­delijk hetzelfde als daarvoor, afgezien van positiemeldingen en de orders aan de schepen om de plaatsen in de formatie in te nemen. De MARCO POLO en de belangrijkste mannen daarin werden getoond. Zodra het radioverkeer even ophield werden foto's uitgezonden.

Zeven seconden ...

De man naast Cascal schakelde zijn HU-scherm uit, bracht zijn hand naar het bedieningspa-neel en zette de ap­paratuur in de jet die nog niet liep aan. Langzaam kwam het kleine ruimte­schip los van de grond en zweefde naar de open sluis.

Zes seconden...

In het paratron- en HU-scherm ont­stonden tegelijkertijd twee scheuren in de structuur.

Bij 'drie' drukte een andere man een knop in.

Automatisch werd de jet door de geopende sluisdeuren geschoven en ging toen op grote snelheid en op eigen kracht door de twee scheuren in de zware schermen. De randen van de schermen lichtten fel op.

De twee schermen sloten zich weer onmiddellijk met geluidloze vuurflitsen en overspringen-de energetische vlammenbanen. Ze verhoogden hun capaciteit en hielden stand.

In de jet, die zo snel mogelijk vaart zette, sprongen, via de afstandsbedie­ning, de radiostoringssonden aan. Ge­deeltelijk daardoor ontstond de illusie dat de jet het grote ruimteschip was. Ook door de reusachtige stroom zonneactiviteit werd de indruk gewekt dat de jet de MARCO POLO was.

De jet ging steeds sneller vliegen, joeg nu ook in de richting van de wijzers van de klok door de bovenste lagen van de corona van de zon en werd binnen de paar minuten, die hij nodig had om de lichtsnelheid te bereiken, een perfecte imitatie van de MARCO POLO.

Het grote schip viel terug naar de kernvan de zon en verborg zich in de laaiende gloed  ervan.  Het was  nu onmogelijk het schip midden in de zon te peilen - de massa van de ster was te groot, zijn temperatuur te hoog. zijn straling te overweldigend en de storin­gen waren te sterk.

Nadat de sluizen zich gesloten hadden leek de MARCO POLO veilig te zijn. Toen het in een loodrecht baan om de kern van de zon heen cirkelde vlam­den zijn schermen witblauw op.

Maar de jet raasde, vanaf een afstand bestuurd, weg.

 

Admiraal Maschyleen stond met over de borst gekruiste armen in de centra­le van zijn vlaggeschip en bekeek de gebeurtenissen op de beeldschermen.

Steeds gingen orders en meldingen in en uit de centrale.

Maschyleen was oververmoeid maar toch blij dat hij de vijandige vreemde­ling eindelijk te pakken had. Hij zag dat de echo op de beeldschermen de zon indook en verdween.

De beeldschermen waren uitgerust met de sterkste filters: de zon was een donkerbruin oplichtende schijf met een volkomen zwarte achtergrond. De energie-echo van het schip van de vreemdelingen kwam nu weer tevoor­schijn van achter de rand van de zon en schoof tamelijk snel van rechts naar links over het scherm.

Maschyleen gaf het volgende bevel:

'Alle dienstdoende eenheden attentie. Op mijn commando vuren!'

'Begrepen, admiraal!'

Meer dan honderd kanonnen van het zwaarste kaliber richtten zich nu op het schip van de vreemdelingen.

Niemand aan boord van de Takerische schepen, die aan deze kant van de zon langzaam voort vlogen, kon verschil zien in de sterkte van de peilecho's.

Maschyleen wachtte tot het schip van de vreemdelingen midden op het scherm was,  waarop  de zon werd geprojecteerd en zei toen luid:

'Vuur!'

De vernietigende beschieting begon.

 

Toen de space-jet de eerste keer door het Takerische geschut getroffen werd gloeide zijn schermen op, maar hiel­den stand.

Tegelijkertijd ging er een lampje branden.

De man, die de hypertrontapper van de jet moest inschakelen, drukte een knop in. Daarmee was zijn werk ge­daan. Hij schakelde zijn HU-scherm weer in en leunde achterover. Hij wachtte.

De hypertrontapper van de jet die nu aanstond laadde de schermen miljoenvoudig op. De versterkte zeke­ringen hielden het. Binnen drie secon­den stortten de schermen in.

Het gebeurde op hetzelfde ogenblik dat de eerste geconcentreerde salvo's van de Takerer de jet met mathemati­sche onfeilbaarheid troffen.

Tegelijkertijd zette de man naast Cascal de afstandsbediening af en haalde een hendel over.

Toen zette ook hij zijn HU-scherm weer aan.

De verdedigingsschermen van de jet stortten in. Het leek een explosie. Tegelijkertijd ontploften in een keer alle bommen van de transformatieka­nonnen. Er ontstond een geweldige gloeiende bal, waarop de Takerer nog steeds schoten.

Behalve de start en de eerste koerswij­zigingen werden alle programma's door robots gestuurd, dat wil zeggen door een klein rekencentrum aan boord van de jet. Maar voor de zeker­heid werd ook afstandsbediening ge­bruikt. Beide waren nu overbodig ge­worden - de poging was gelukt.

Cascal zei zacht:

'Volgens onze instrumenten is de jet ontploft. Wij vliegen langzamer dan het kleine ruimteschip en kunnen dus in het gunstigste geval pas over een paar minuten de gloeiende bal zien. De vraag is maar of de Takerer gelo­ven dat ze de MARCO POLO vernie­tigd hebben.'

De man achter de nu uitgeschakelde afstandsbediening antwoordde:

'Dat komen we over een paar uur te weten. Dan hebben we genoeg gege­vens. Als de Takerer zich terugtrek­ken hebben  we  dit gedurfde  spel gewonnen. Zo niet dan zetten we de dimesextamotor aan.'

Cascal knikte. Zijn helm knelde. Hij vond dat iedere helm knelde.

De gloed, die ontstaan was door de bommen en de ontploffende jet, breidde zich uit.

Eerst bestond hij alleen maar uit een kleine felwitte kern, waaruit naar alle kanten kleine rode vlammen schoten. Nu zwol hij op, werd groter en feller en vulde de beeldschermen van de Takerische schepen. Het beeld van de ont­ploffing van de MARCO POLO zoals de Takerer dachten, was een paar seconden sterker dan de gloed van de blauwe reuzenster. Het leek alsof de Terranen bij hun poging om zich eerst in de zon te verbergen en dan snel uit de corona weg te schieten, door het geschut van de Takerische vloot ver­nietigd waren.

Admiraal Maschyleen was daar ten­minste van overtuigd.

 

De wolk van de explosie bleef een klein uur zichtbaar.

De gloeiende kern was uitgedijd, was een reusachtige bol geworden waar­van de helderheid afnam naarmate de gaswolk groter werd. Op de gefilterde beeldschermen van de MARCO POLO was nog niets anders te zien dan de zon.

Toen sloeg de zonnewind de randen van de bol uit elkaar en dreef de gassen de wereldruimte in. Langzaam verspreidde de wolk zich. Vlak na de explosie was de uitstraling sterker geweest dan die van de zon, maar nu waren er alleen nog gasflarden en -sluiers te zien, die wegdreven in alle richtingen. De MARCO POLO cirkel­de nog steeds rond in een baan in de atmosfeer van de zon. Perry Rhodan had veiligheidshalve besloten, zo diep mogelijk in de gloed van de blauwe reuzenster te duiken.

Terwijl de dienstdoende emotionaut Elas Korom-Khan het schip steeds op de labiele grenslijn tussen eigen snel­heid en aantrekkingskracht van de zon hield en terwijl achtduizend man­nen met ingeschakelde HU-schermen in de ongemakkelijke gevechtspakken wachtten, scheen Rhodan gelijk te krijgen.

De peilcentrales werkten koortsachtig maar kregen maar af en toe gedurende een paar seconden beelden.

Op de aparte schermen was te zien dat zich een paar eenheden formeerden en bijna bewegingloos in de ruimte dre­ven.

Toen werden de storingen weer te sterk.

De MARCO POLO veranderde bin­nen een paar seconden in een schip waarop een doofstomme bemanning scheen te leven.

Niemand zei iets.

Alleen de twee mannen die voor het instrumentenpaneel zaten en naar de wijzers keken, wisselden af en toe een kritische blik of maakten een zorgelij­ke opmerking. Ze gaven de uitslagen van de wijzers door aan Perry Rhodan en deze gaf bevel zo door te gaan.

De wijzers sloegen precies uit tot de grens van het rode gebied.

Ze zwaaiden af en toe heen en weer maar kwamen dan trillend terug in het ongevaarlijke gebied. Dat bete­kende dat de belasting van de verdedigingsschermen door de toevloeiende energie van de hypertrontapper nor­maal was en dat de projectoren en leidingen stand hielden.

Soms sloegen de oplichtende wijzers uit tot in het rode gebied van de schaal.

Dat betekende dat de belasting te groot was. Alle leidingen, projectoren en zekeringen hadden wel een veilig­heidsmarge maar die was niet erg groot.

In zijn gegronde vrees om toch nog gepeild te worden hield Rhodan de afstand tot de kern van de zon zo klein mogelijk. Hij nam bewust het risico dat leidingen zouden doorbranden of delen van het paratron- of HU-scherm zouden instorten.

Deze toestand duurde drie uur. De bemanning werd zenuwachtig. Af en toe was het mogelijk te peilen. Een paar sectoren van de ruimte waren leeg en in andere waren eenheden te zien die zich verzamelden. Twee keer zag men dat afdelingen van de vloot zich verzameld hadden en hun snel­heid opvoerden.

Nog steeds vlogen ze in een baan om de zon.

Een reusachtig schip, dat door de blauwoplichtende verdedigingsschermen zelf op een zon leek, vloog door de corona van de zon, een blauwe bijna witgloeiende gasmassa die vlammen-tongen en stromen partikeltjes naar het schip stuurde.

De wijzers sloegen weer uit tot in het gevaarlijke gebied.

Zeer ver zelfs - en weer terug.

De twee mannen hadden moeite rus­tig te blijven, gaven een melding door aan Rhodan en wachtten op het ant­woord.

Toen dat kwam was het te laat.

De lichtende wijzers schoten naar het andere einde van de schaal. De hyper­trontapper nam teveel energie op. De structuurveranderaars  konden deze niet meer omzetten. Het paratron-scherm, dat op vijfdimensionale basis werkte, werd hopeloos overbelast.

Ook het groenige HU-scherm kreeg het zwaar te verduren.

Plotseling was de MARCO POLO ge­huld in een gloeiende vuurmassa. De verdedigingsscher-men hielden het echter uit en stortten niet in. Maar aan de binnenkant van de schermen sloeg een groot aantal flitsen in de metalen buitenwand van de MARCO POLO.

Het teveel aan energie werd afgeleid naar de scheepswand.

Het trof het metaal van de wand, werd verder geleid en sloeg met de snelheid van een elektrische stroom in het bin­nenste van het schip. Dit was niet een eenmalige inslag maar een voortdu­rend bombardement van hoogfre­quente stromen. De dienstdoende emotionaut merkte dit het eerst. Hij handelde razendsnel en bracht het schip in een rechte koers die hen uit de binnenste lagen van de atmosfeer moest brengen.

Een fractie van een seconde na de eerste overbelasting sloegen de stro­men in in de reusachtige, overal op het schip aanwezige, watertanks.

Duizenden tonnen water veranderden in heliumgas.

Helium met atoomgetal twee, een massa van vier en met een atoomge­wicht van vier en tweeduizendste.

Dit helium was een alfastraler.

Een reeks krakende ontploffingen ging door het schip, gooiden mannen omver en richtten veel schade aan.

Terwijl de MARCO POLO op volle kracht uit de zon schoot, terwijl de overbelasting minder werd en de flit­sen tussen het verdedigingsscherm en de scheepswand afnamen en tenslotte helemaal ophielden, ontploften  de tanks van het schip.

Krakende explosies, doffe slagen, het barsten van glas en brokstukken van allerlei soorten metaal.

Alles veranderde in heliumgas: de bij­na volle tanks, inclusief die welke het meer van het solarium van water voor­zagen en het meer zelf.

De tanks waren op een speciale ma­nier geconstrueerd.

Ze waren gemaakt van een legering van ynkelonium en terkonietstaal. Ie­dere tank had reusachtige ventielen en nog een reeks noodontluchters, die door de scheepswand heen direct in verbinding stonden met de ruimte. De andere ventielen werden aan boord snelontluchters genoemd.

Deze constructie was nuttig gebleken want in het verleden waren een paar schepen door waterdampexplosies verwoest. Een tank, die door een ther­misch straalfront getroffen werd, ver­anderde in een geweldige drukketel met gas onder zeer hoge druk. Menig schip dat niet door de treffer zelf was verwoest, was vernietigd door secun­daire explosies.

De snelontluchters werden door ro­bots bediend.

Zodra de druk in de tanks tot honderd atmosfeer gestegen was, gingen de snelontluchters open en bliezen het gas door een buizensysteem uit het schip de ruimte in.

Maar de snelontluchters, noch de noodontluchters waren voldoende om de razendsnelle uitbreiding van gas te verwerken en onschadelijk te maken. De tanks waren bestand tegen hoge druk en konden practisch niet ont­ploffen omdat ze de druk zo lang hiel­den dat deze intussen door de ventie­len was afgevoerd.

En nu gebeurde precies wat men voor­zien had - maar door een ander effect en op een andere basis.

Al het water en alles wat water bevatteveranderde in helium.

De inhoud van de tanks ...

Het meer in het solarium ...

De conserven die overal in de magazij­nen waren opgeslagen; natuurlijk al­leen die conserven die water bevat­ten.

Ze ontploften en veranderden ieder vertrek in een slagveld.

Er ontstond een enorme hitte.

Er ging een geweldige schok door het hele schip. Overal brak paniek uit.

De snelontluchters stonden open, maar alle noodontluchters waren niet opengegaan omdat ze ontzet waren.

Een gloeiende heliumstroom braakte uit het schip alsof het een vulkaan was. Door de terugstoot veranderde zelfs de koers van het schip. Het schip viel een beetje terug naar de kern van de zon maar de emotionaut wist pre­cies wat er gebeurd was en corrigeerde de koers.

Kleinere tanks voor de drinkwater­voorziening van de afdeling explo­deerden met een geweldige klap. Ze waren niet bestand tegen de over­druk.

Onderbroken door de donderende sla­gen van de explosies ging er een huilen, razen en fluiten door het schip.

Gelcher Labdahad toegeslagen.

Ook in de sloepen heerste paniek.

Daar waren de tanks ook met snelont­luchters uitgerust, maar de ontsnap­pende gassen stroomden met een ver­woestende kracht de hangar binnen.

De emotionaut reageerde snel maar ook hij kon maar een ding tegelijk doen.

Hij opende alle deuren van de sluizen en redde daardoor het leven van duizenden mensen. Maar het was rijkelijk laat. Een paar hangars werden gedeel­telijk verwoest omdat de druk te groot was. De wanden waarmee ze geschei­den waren van andere vertrekken, werden ingedrukt en de ingebouwde reservoirs leegden hun inhoud met een knal in de vertrekken.

Een gedeelte van de waterreiniginginstallaties ontplofte.

Overal sisten stromen van heet radio­actief gas uit de openingen die door de overdruk ontstaan waren.

Dertig seconden na de eerste kraken­de slag was de MARCO POLO in de vrije ruimte. Er stonden maar drie sluizen niet open: ze waren zo zwaar beschadigd dat ze niet geopend kon­den worden.

De peilcentrale berichtte intussen dat ze zojuist het laatste schip van de Takerer gezien hadden.

Het was verdwenen in de lineaire ruimte...

Toen werden de machines uitgezet.

De MARCO POLO, uiterlijk onge­deerd, zweefde in de wereldruimte. In een vreemde galaxis en zonder een druppel water.

Maar bijna alle installaties functio­neerden nog - dat was een geluk bij een ongeluk.

Eerst gebeurde er minuten lang hele­maal niets.

Toen kwam er een bericht van Rhodan. Hij gebruikte de intercom niet, maar de kanalen van de helmradio's.

Achtduizend mensen luisterden.

Behalve twee mannen.

Het is nooit duidelijk geworden waar­om ze hun pakken niet hadden aange­trokken, want van beide mannen werd geen spoor teruggevonden.

Ze waren letterlijk in het niet verdwe­nen.

Maar dat bleek pas veel later.

Joaquin Manuel Cascal verliet lang­zaam en in gedachten verzonken de centrale en baande zich door de ver­woestingen een weg naar zijn vlaggekruiser. Dat was zijn plaats, vandaar uit zou hij het beste kunnen doen wat hem te doen stond.

Hij dacht na.

De eerste maatregel zou zijn de reste­rende alfastralingen op te ruimen. Daarvoor kon hij robotcommando's gebruiken.

Afbeelding5 De tweede maatregel had betrekking op bergingswerk wat vanzelf zou over­gaan in reparatiewerk. Toen Cascal door de gangen liep, in de antizwaartekrachtkoker naar beneden zweefde en de hoek omging kreeg hij zijn eerste diep ingrijpende indrukken. De ver­woestingen leken catastrofaal maar ze waren relatief gemakkelijk en met middelen die ze aan boord hadden te herstellen, omdat ze voldoende onder­delen hadden meegenomen.

Terwijl hij, vanwege de radio-actieve straling nog steeds met ingeschakeld HU-scherm, naar zijn kruiser liep, luisterde hij naar de opperregent:

'We zijn aan een gevaar ontsnapt en in een ander terecht gekomen. De verwoestingen zijn groot maar niet tra­gisch, heb ik gehoord. Veel gevaarlij­ker is dat we geen druppel water meer hebben.

Dat wil zeggen: in ieder gevechtspak is een kleine voorraad die voldoende is voor de eerste tijd.

De komende dagen zullen we zeer zuinig moeten zijn met voedsel want als dit al niet geëxplodeerd is, zit er geen water meer in.

We zijn bij elkaar om te beraadslagen wat we moeten doen.

Natuurlijk moeten we eerst een pla­neet zoeken die ons van water kan voorzien. Dat moet vanzelfsprekend zeer snel gebeuren.

Ik verzoek alle afdelingshoofden on­middellijk met bergingsactiviteiten te beginnen. Alles wat we nodig hebben kan uit de magazijnen worden gepakt. We werken van binnen naar buiten.'

Rhodan pauzeerde even.

Voor Cascal en zijn mensen betekende dit dat ze eerst hun eigen schip of sloep helemaal in orde moesten bren­gen, dan de hangar en de naburige vertrekken en zo verder.

Andere groepen, waarvan de taken al voor het vertrek naar NGC 4594 pre­cies waren vastgelegd, deden hun voor het vlaggeschip onontbeerlijke werk.

Rhodan sprak verder:

'Mij is zoëven gemeld dat we twee bemanningsleden verloren hebben. Ze hadden hun gevechtspakken niet aan­gedaan, of konden dat niet meer. Ik zal u verder berichten als we weten waarheen we vliegen. Tenslotte heb­ben we genoeg sterrenkaarten. Voor het ogenblik: veel succes bij uw werk. Einde.'

Cascal kwam bij zijn kruiser en hij was nog maar nauwelijks in de centrale of hij vroeg aan zijn commandant:

'Penka, hoe groot is de uitslag van de geigertellers?'

Manishe glimlachte.

'We hebben op jou gewacht voordat we een beslissing namen. De stralingssterkte ligt beneden de kritische grens. Het waren tenslotte geen gammastralen.'

Cascal keek naar de instrumenten en vroeg:

'Is het verantwoord dat we onze pak­ken uittrekken?'

Maniche knikte.

'Goed,' zei Cascal. 'Dat wordt aardig wat werk. De MARCO POLO heeft een flinke klap gehad.'

Fatalistisch zei Manishe:

'Hoe harder we werken hoe meer we transpireren. Hoe meer we zweten hoe meer vochtigheid er in de lucht is. Deze kan gefilterd worden en er kan weer drinkwater van gemaakt worden. Vooruit! Laten we zweten.'

Er waren twintig vrouwen en veertig mannen in deze lichte kruiser met een middellijn van honderd meter.  De sluis waarin hij stond was open.

Cascal schakelde zijn HU-scherm uit, deed zijn helm open en zei door de radio:

'Joak Cascal aan de bemanning van dit geruïneerde schip: We schakelen nu onze HU-schermen uit. Dan ber­gen wij de pakken op in de kasten, nadat we het reservewater in afgeslo­ten reservoirs gedaan hebben.

Daarna komt iedereen naar de centra­le en brengt het water mee.

Dit alles binnen zes minuten vanaf nu.'

Voor de volgende uren bestond er geen gevaar. Niemand zou omkomen van honger of dorst.

De manschappen van de verschillende afdelingen kwamen bij elkaar.

 

Alle openingen naar de ruimte werden afgesloten.

Langzaam werd de werkelijke omvang van de schade duidelijk.

Deze correspondeerde met de hoe­veelheid water in de verschillende afdelingen. Waar veel water geweest was, was de schade relatief groot. Waar niet veel water was geweest waren er nauwelijks verwoestingen.

De meeste kranen, ellebogen en slan­gen, functioneerden niet meer maar de leidingen zelf waren nog in orde.

Net als Cascal ontwikkelden ook an­dere groepen op het schip hun eigen manier van werken.

Eerst werden brokstukken, resten en beschadigde apparatuur getest op verdere bruikbaarheid en op grond daarvan verzameld of weggegooid.

Robots maakten de gangen en maga­zijnen schoon.

Vervolgens verving men de intercomschermen die door rondvliegende brokstukken versplinterd waren. Ze werden getest. De voedingsmiddelen die overal in stof- of kruimelvorm lagen, zweefden of de luchtfilters ver­stopten, werden opgeruimd.

De kapot gesprongen tanks werden vervangen of gelast en geïnstalleerd. Door de efficiënte wijze waarop alles in de MARCO POLO was ontworpen was het mogelijk in zeer korte tijd het werk te doen, waarvoor men anders weken lang nodig zou hebben. Maar het was een illusie te denken dat alles in orde was - zonder water waren de achtduizend bemanningsleden ten dode opgeschreven.

Een paar afdelingen construeerden razendsnel apparaten, die water kon­den maken uit zuurstof en waterstof,net zoals in de eerste dagen van de bemande ruimtevaart. Met deze klei­ne hoeveelheden werden de zieken en gewonden verzorgd. Alle geneesmid­delen die water bevatten, waren ook ontploft.

Toen de apparatuur en de sloep zelf in orde waren, brachten de bemannings­leden hun eigen vertrekken in orde. Dat duurde niet lang want alleen de waterkranen en de toiletten moesten gerepareerd worden en verder moest de schade hersteld worden die door de ontplofte containers veroorzaakt was. De luchtverversingsapparatuur was in volle actie om het stof weg te zuigen of te verwerken.

De lucht was droog.

De mensen kregen droge lippen, transpireerden en hadden moeilijkhe­den met een droge keel. De slijmvlie­zen begonnen uit te drogen en pijn te doen. Door druivensuiker en andere middelen werd dit even opgeheven.

De tweede boodschap van Rhodan, ditmaal via de intercom, gaf de be­manning nieuwe hoop en liet hen de dorst even vergeten.

Dat was een uur na de ontploffingen.

Het gezicht van Rhodan stond zeer ernstig toen hij zei:

'Tweede boodschap:

We hebben alle betreffende sterrenkaarten bekeken en proberen op het ogenblik een geschikte ster en planeet te vinden. We hebben vijftig procent kans dat er zo'n ster in de buurt is. De order om gevechtspakken te dragen is opgeheven. Dat geldt voor iedereen aan boord.'

 

De belangrijkste personen in het schip kwamen in de hoofdcentrale bij el­kaar. Rhodan keek hen zonder iets te zeggen een voor een aan. Toen zei hij:

'Maar een probleem is nu belangrijk voor ons. Water.'

Geoffry Abel Waringer vulde aan:

'Veel water. Vers water. Ovaron, Schekonu, kennen jullie deze sector van de ruimte?'

Ordonnansen brachten de kaarten die ze van de Wesakenos en de Oldoners gekregen hadden. De scheepscomputer bracht voortdurend beelden van sterren op de beeldschermen.

Ze bogen zich over de kaarten, ver­richtten metingen en legden onbruik­bare kaarten apart.

Tenslotte ontdekten ze Big Ben ofte­wel Gelcher Labda.

'Zonder twijfel zijn dit dezelfde constellaties die we ook op de beeldschermen gezien hebben toen we hierheen vlogen!' zei Rho­dan.

Roi Danton stak de kaarten in een vakje van het commandopaneel.

'Ik probeer een driedimensionaal beeld te krijgen,' zei hij.

Rhodan wist dat er genoeg voedings­middelen aan boord waren, in pilvorm of als gedroogde concentraten. Het probleem was dus niet dat de beman­ning zou verhongeren maar dat er op zijn minst veel mensen zouden uitval­len door dorst en uitdroging. Rhodan keek bezorgd op zijn horloge.

Sinds de explosies was er een uur verlopen.

'Hier is het beeld!' zei Schekonu.

De computer gaf een beeld van de ruimte en in het middelpunt daarvan stond de MARCO POLO. Naast het schip was de blauwe reuzenster. Terwijl rondom hen een groepje bergings-robots werkte en de eerste reparatiegroepen de verwoestingen aan de technische apparatuur probeerden te herstellen, wees  Rhodan  naar een klein rood puntje, dat op een afstand van nog geen duizend lichtjaar van Gelcher Labda lag.

'Ovaron... ken je deze ster? Heeft hij planeten?'

Bezorgd zei Ovaron:

'Nee, ik weet niet hoe deze ster heet.'

De kaarten werden halfautomatisch verder bekeken.

Tenslotte riep een van de mannen:

'Sir, hier heb ik de gegevens van de zon. We hebben ze gevonden in de beschrijving van de Wesakenos.'

Hij las hardop voor:

'Afstand tot de blauwe reuzenster be­draagt achthonderdzevenendertig lichtjaren. Het zonnestelsel heet Mayselan. De zon is rood, klein en heeft twee planeten. De tweede planeet kan onze redding zijn.

Hij is voor het grootste deel woestijn­achtig, ongeveer zo groot als de aarde en er zijn een massa grote meren. In ieder geval genoeg zoet water om al onze tanks te vullen.'

Waringer zei terwijl hij met zijn hoofd knikte:

'We kunnen met onze apparatuur ook zout water ontzouten en drinkbaar maken.'

Snel zei Rhodan:

'Die planeet heet Leffa. Weet je er iets van? Iets dat gevaarlijk voor ons zou kunnen zijn?'

Schekonu keek Ovaron aan en schud­de zijn hoofd.

Nog steeds waren de mannen in de ban van de verschrikkelijke gebeurte­nissen van de laatste uren. Ze moesten er eerst aan wennen dat alles weer normaal was.

Afbeelding6 'Nee,' zei Ovaron. 'Ik weet niets van Leffa of het Mayselanstelsel. Niets gevaarlijks. Helemaal niets.'

'Ik weet ook niets.'

Rhodan zei:

'Ik stel voor snel maar zeer voorzichtig naar dit stelsel te vliegen. Atlan, wat denk jij ervan?'

De lordadmiraal keek naar het panoramascherm. Hij zag er wat afwezig uit. Het leek alsof hij probeerde in de grote massa sterren de kleine rode zon te vinden. Tenslotte draaide hij zich om en zei:

'Ik ben het met je eens, Perry.'

'Uitstekend. Kolonel Korom-Khan?'

'Sir?'

'Laat de koersgegevens brengen en vertrek dan naar het Mayselanstelsel. Snel en voorzichtig. Ik laat het verder aan jou over.'

De kap schoof over het hoofd van de man.

De MARCO POLO kwam in bewe­ging. Alle machines werkten en lever­den genoeg energie. Ze dreven de reus­achtige metalen bol weg van de zon in de richting van de verre ster. De voor­zichtigheid was gerechtvaardigd. Nie­mand wist hoever de dichtstbijzijnde Takerische vloot was.

Langzaam bereikte het schip de licht­snelheid.

De aanwezige hoeveelheid water was natuurlijk niet eens voldoende voor de in te ademen lucht op het schip. De vochtigheid daarvan bleef onder het noodzakelijke minimum. Joaquin Manuel Cascal was juist klaar met het opruimen van zijn hut en het repare­ren van de waterleiding.

Hij zat een paar minuten peinzend in zijn stoel. Zijn lippen waren al gebar­sten en hij had ze ingewreven met een vette crème. Om de vieze smaak op zijn tong te verdrijven stak Joak een sigaret op en dacht toen na wat hem de eerste uren te doen stond.

De MARCO POLO vloog door de lineaire ruimte naar het Mayselan­stelsel. Alle peilapparatuur was dub­bel bemand. De apparaten zochten de ruimte af zover ze konden. Tot nu toe hadden ze geen enkel Takerisch schip gemeten.

Cascal nam zich voor om als chef van het kruisersflottielje alle schepen te controleren.

Dan zouden er mannen vrij komen voor ander werk.

De intercom zoemde. Cascal stak zijn hand uit en drukte de knop in.

'Sir?' vroeg hij zachtjes.

Het werd al moeilijk om te praten, de droge lucht uit de luchtkokers maak­ten alles droog.

'Is je schip klaar?' vroeg Rhodan bezorgd.

Ook hij had last van uitdroging.

'Ja. Tot op een paar kleinigheden na die in de loop van de volgende uren hersteld kunnen worden. Een paar mannen knutselen aan een apparaat om water te maken. Is dat goed?'

Rhodan maakte een verstrooide bewe­ging.

'Natuurlijk. Heb je al contact opgeno­men met de andere schepen?'

Cascal grijnsde en zei:

'Dat wilde ik net gaan doen. 'Je wilt zeker dat ik je meld wanneer alles in orde is, nietwaar?'

'Ja,' zei Rhodan. 'Als we eenmaal in de buurt van het stelsel zijn hebben we andere dingen te doen.'

Cascal zei:

'Ik neem weer contact op als ik de schepen bezocht heb. Zijn er veel verliezen?'

'Tot nu toe zijn er twee doden, geluk­kig niet meer. Er liggen ongeveer hon­derd man in de scheepskliniek. Nie­mand van hen is zwaargewond, maar ze kunnen het moeilijk krijgen door watergebrek.'

Cascal knikte bedrukt.

'Ik begrijp het,' zei hij.

Rhodan ging verder:

'Wij hier in de centrale hebben ons een doel gesteld. We mogen er niet langer dan vier dagen over doen om het water aan te vullen. Ik denk dat het goed is dat je dat aan je beman­ningsleden zegt; dat kan geruststel­lend werken.'

'Verdomd lang,' zei Cascal.

' Het gaat niet vlugger. We lopen gevaar in een val te lopen als we niet tegelijkertijd aan onze veiligheid den­ken,' zei de opperregent. 'Ik ga nu kijken hoe het er op de andere posten voorstaat.'

'Goed. Dank je.'

Het beeldscherm werd donker.

Cascal drukte zijn sigaret uit en stond op. Toen liep hij langzaam naar de centrale van zijn schip en zag op de kaartentafel de tankjes staan waarin de hele watervoorraad van zijn lichte kruiser zat.

'Mijne heren,' zei hij en begon te tellen, 'we hebben precies honderdtien liter water. Met het apparaat, dat Miller en T 'Hoyle bouwen, kunnen we een liter water per uur maken. Ik vind het billijk en rechtvaardig dat we ook aan onze kameraden denken. Claudia?'

'Ja?'

De donkere vrouwelijke arts zat naast de commandant in een stoel en bekeek haar lijsten met geneesmiddelen.

'Laat alsjeblieft twee mannen vijftig liter naar de kliniek van de MARCO POLO brengen.'

Penka Manishe weifelde en vroeg:

'Is dat nu wel nodig, Joak?'

Cascal maakte een grimas.

'Ja,' zei hij. 'Op ons schip is niemand gewond. We hebben genoeg voorraden om niet te verhongeren. En als we de hangar en de omgeving daarvan weer in orde hebben gebracht, bouwen we nog meer apparaten om water te ma­ken. Voorlopig lopen we geen gevaar.'

Manishe zei:

'In orde. Ik ga met je mee, dokter Chabrol.'

Manishe stond op en haalde een zak van nylonfolie. Zorgvuldig begon hij de gesloten watertankjes in te pakken.

Cascal maakte een rondgang door het schip en wist toen dat alle schade over ongeveer twee uur hersteld zou zijn.

Hij praatte met een paar mannen en stelde groepjes samen die de schade in de grote sluishangar moesten herstel­len.

Toen verliet hij de hangar, stapte op de snelste band en sprong er weer af toen hij bij de poort van de dichtstbijzijnde sluishangar was.

 

5.

 

De relatief weinig echte conserven - dus niet de gedroogde voedingsmid­delen in allerlei smaken en vormen - hadden ook water bevat en waren geëxplodeerd. De diepvriesboxen waren samen met de inhoud vernietigd.

In totaal zat er ongeveer tienduizend liter in de reservoirs in de gevechtspakken. Van alle kanten werd een gedeelte hiervan naar de scheepskliniek gebracht. Dit deed men onder andere omdat er gevreesd werd voor ernstige ziekteverschijnselen tenge­volge van vochtverlies. De beman­ningsleden die hier veel last van had­den waren alleen in de kliniek te behandelen omdat niemand zelfs van zijn beste kameraden kon verwachten dat ze nog meer zouden bezuinigen op het kleine beetje water dat hen rest­te.

Alle andere watervoorraden, zelfs die in de speciale robots, de space-jets en de ruimtejagers, waren in gas veran­derd en hadden daarbij schade aange­richt aan hun naaste omgeving.

Overal werkten koortsachtig reparatieploegen. Ze wisten dat ze afleiding hadden door zo hard te werken. Intus­sen zou het nog zeventig uur duren voor ze gingen landen.

En Rhodan zou in of op een meer landen, dat was zeker.

Nog zeventig uren.

Ieder vertrek van het schip werd afge­zocht. Men vond alle mogelijke soor­ten vernielingen, een paar verloren gewaande voorwerpen, maar geen wa­ter.

Overal ontstond een noodtoestand.

Joaquin Manuel Cascal had zijn be­manning bevolen twaalf uur te gaan slapen.

De lichte kruiser stond midden in een smetteloos opgeruimde hangar, waar­van de technische inrichting weer he­lemaal in orde was gebracht. Alleen ontbraken acht grote ruiten in de muren - de machines hadden geen nieuwe platen kunnen maken.

Het schip was gesloten.

De bemanning van Cascal had intus­sen zes apparaten geconstrueerd, die uit waterstof en zuurstof water maak­ten. Verder hadden ze alle vertrekken van het schip, waarin geen mensen leefden - dus werkplaatsen, de kleine scheepskliniek, de talrijke laadruim­tes en veel gangen - volledig afgeslo­ten. Alleen de centrale, alle hutten en een paar andere vertrekken bleven aangesloten op de luchtverversings­apparatuur.

Een van de apparaten die water maak­ten produceerde onophoudelijk damp die onmiddellijk door de droge lucht werd opgenomen en het vochtigheidsgehalte enigszins op peil hield. Dat maakte de droogte wat draaglijker.

Er waren veertig mannen en twintig vrouwen op het schip.

Ze hadden nu precies nog dertig liter water.

Per uur kwam er ongeveer vier tot vijf liter water bij. Niet meer.

In de centrale, die maar door een paar spots verlicht werd, waren drie men­sen.

Claudia Chabrol, Penka Manishe en Joak Cascal.

'De schade is kleiner dan we eerst dachten. Er zijn zes kleine tanks in zes korvetten ontploft. Voor de rest is alles zo goed als intact. Moet in ieder geval in orde zijn als we landen.'

Cascal rookte en knikte naar Manis­he.

'Het is nu nog ongeveer vijfenzestig uur,' zei hij hees. 'Ons schip komt er relatief gunstig vanaf. In andere delen van de MARCO POLO, in het bijzon­der in de reusachtige open hallen zal het er aanzienlijk slechter voorstaan. In ieder geval zijn de vijftig lichte kruisers intussen weer helemaal in orde.'

Claudia zei zacht:

'Ik ben blij dat we tot nu toe geen zieken hebben. Dat zou een heel slecht teken zijn. Als er een ziek wordt volgen de andere hem binnen een paar uur. Het was een goed idee de aircon­ditioning af te stellen op twintig gra­den. Hoe kouder het is hoe minder we transpireren.'

Het apparaat dat waterdamp maakte ruiste ononderbroken. Het sissen van de aggregaten die water maakten was een geruststellend geluid in de stilte van het gesloten schip. Zevenenvijftig bemanningsleden sliepen of probeer­den te slapen.

Cascal draaide zijn stoel om en zei:

'We zijn nog steeds of weer in de lineaire ruimte. Ik zal eens informeren hoe groot de kans is dat we onderweg in een gevecht gewikkeld raken met de Takerer.'

Hij zette de intercom aan.

'Hier Cascal. Ik wil graag de chef van de peilafdeling spreken.'

'Een moment.'

Het gezicht verdween van het beeld­scherm. Even later verscheen het dienstdoend hoofd.

'Ben jij het, Cascal! Wat wil je?'

Langzaam zei Cascal: 'We hebben nog ongeveer vijfenzestig uur tot de landing. Heb je Takerer gepeild?'

De man schudde langzaam zijn hoofd. Hij zag er nog al onverzorgd uit: onge­schoren, oververmoeid, uitgeput en met een droge huid en gebarsten lippen. Met een krakende stem zei hij:

'Nietéén schip. De lineaire ruimte rondom ons lijkt leeg geveegd. De vloot schijnt zich teruggetrokken te hebben. Een goed teken. Dat betekent dat ze onze jet voor de MARCO POLO gehouden hebben.'

Cascal antwoordde:

'Dat hoor ik graag. Zijn er intussen nieuwe orders?'

'Nee. Niets. Alles is in orde. Heb jij toevallig niet wat over van je cham­pagne?'

Cascal zei woedend:

'Het spijt me zeer. Alles ontploft. Heliumchampagne. Merk Gelcher Labda. Allemaal in de wereldruimte verdwenen. Vermoedelijk zullen de meteoren een wat kronkelige koers volgen. Maar ik heb gehoord dat er op de peilafdeling nog een vat bier gered is.'

De man van de peilafdeling keek hem mismoedig aan.

'Grapjas!' zei hij toen treurig. 'Alles watje bij ons kunt vinden is bierstof.'

Cascal grinnikte en stak zijn hand op.

'Peil maar mooi!' zei hij ten afscheid.

Toen leunde hij achterover.

'Ik zou wat over hebben voor een kop zwarte hete koffie,' zei hij. 'Desnoods van zout water gemaakt.'

'Dat doet me denken aan onze koffiezetmachine in de mess. Die ziet er nu uit als een surrealistisch plastiek, overdekt met een donkerbruin laagje stof. Heel bezienswaardig. Maar ik heb het toch maar laten weggooien en er een nieuwe voor in de plaats gezet. Gevuld met verse koffiebonen.'

'Zeer prijzenswaardig,' zei Cascal. 'Ik ga eens horen hoe het er op de andere schepen voorstaat.'

Hij zette de intercom op een ander kanaal en riep de CMP-1 op. Men beschreef hem hoever de bergingsacti­viteiten gevorderd waren. Hij raadde aan apparaten te bouwen die water konden maken en beschreef wat men hier gedaan had om de nare situatie wat te verzachten. Hij zag dat de krui­ser en de omgeving daarvan weer hersteld waren en nam contact op met de CMP-2. De volgende vier uur con­troleerde hij op deze manier alle krui­sers.

Toen pakte hij de kwartliter water, die z'n dagelijks rantsoen vormde, dronk de helft op, at een paar blokjes gecon­centreerd voedsel en lengde de rest aan met alcohol van negenennegentig procent. Toen hij het vreselijke goedje doorslikte kon hij niet eens zijn ge­zicht vertrekken.

Toen ging hij weg en probeerde te slapen.

 

Bij het groepje mannen, dat met atoombranders en met behulp van montagerobots de tanks laste, de ven­tielen nakeek en de noodontluchters repareerde, werd water uitgedeeld.

De mannen hadden aan een stuk door gewerkt. De stemming was heel ge­spannen. Dat werd al duidelijk omdat er geen woord gezegd werd.

Vijftien mannen.

Het hoofd van deze werkgroep kwam binnen met een kleine watertank van kunststof en twee bekers, waarin een kwartliter ging. Het water was verrijkt met zouttabletten en voedingsstoffen en smaakte naar citroen.

Iemand zette het lasapparaat af en riep:

'Daar komt Porwitzky met water!'

Er viel een reusachtige blikken plaat met veel lawaai om en bleef op de montage-installatie heen en weer schommelen.

'Kijk toch uit, gek, je had me bijna om zeep geholpen.'

De andere technicus verontschuldig­de zich niet eens, maar klom van de installatie en bleef in de buurt van Porwitzky staan.

'Je hebt ons verdomd lang laten wach­ten chef!' zei hij.

Porwitzky haalde uit zijn borstzak een paar pakjes geconcentreerd voedsel en wat plastic buisjes vol pillen, die alle nodige mineralen en vitamines bevat­ten.

'Een voor een!' zei hij vastbesloten; maar door het vochtverlies was ook hij zwak en krachteloos. De temperatuur in het vertrek was moordend heet; de gloeiende naden van de gelaste tanks straalden hitte uit.

'Ga niet zo te keer, je krijgt niet meer dan de rest.'

Porwitzky opende de zak, verdeelde de pakketjes voedsel en telde de pil­len. Er was genoeg voor iedereen.

'Ik raad jullie aan langzaam te drin­ken,' zei hij.

Op een plank zette hij naast elkaar vijftien bekers van kunststof, die hij uit zijn andere borstzak had gehaald. Toen opende hij bijna eerbiedig de watertank die aan de buitenkant be­slagen was. Zonder iets te zeggen en heel voorzichtig deed hij in iedere beker evenveel.

De tank was leeg.

'Alsjeblieft. Dat is dat. Aan boord van de MARCO POLO is eten en drinken vrij. De bekers zijn eetbaar.'

De mannen kwamen naar de plank alsof er een helse machine achter verborgen lag. Langzaam en bijna schuw pakten ze de bekers. Iedereen pakte er een, griste een paar rantsoe­nen weg en liep dan langzaam naar een andere hoek van het vertrek. Daar ging iedereen zitten of leunde tegen een muur en begon langzaam te kau­wen en te drinken, geconcentreerd en bijna afwezig. Een breed geschouder­de Terraan zette zijn beker neer en kauwde op een voedingspil.

Onduidelijk zei hij:

'Was dat alles?'

Porwitzky knikte en wees naar de lege jerrycan.

'Ja. Helaas. Maar je kunt het tankje aflikken als het water daarin nog niet verdampt is.'

Een tweede man liep naar hen toe, keek naar het tankje en zette zijn bijna nog volle beker dertig centimeter van de breedgeschouderde technicus neer.

'Wanneer gaan we eindelijk landen?' vroeg hij.

Polwitzky keek op zijn polshorloge.

'Als er niets veranderd is over drie of vier uur,' zei hij voorzichtig. Hij had gehoord dat het in werkelijkheid nog elf of twaalf uren waren. 'In ieder geval komt er aan deze verdomde toestand snel een eind.'

'Hé!' riep Vidac, de atletisch gebouw­de man plotseling. 'Dat is mijn beker! Blijf er vanaf.'

De tweede man liet zijn hand een paar centimeters voor de bewuste beker in de lucht hangen. Hij wist zeker dat het zijn eigen beker was die hij daar net had neergezet.

'Vidac,' zei hij zacht. 'Je vergist je. Dat is mijn water, ik heb de beker hier net neergezet. De jouwe staat hier.'

Het gezicht van Vidac was rood aange­lopen.

'Onzin! In mijn beker zat meer wa­ter!'

'Zwets niet, man,' zei Porwitzky. 'Ik heb gezien dat Larry zijn beker heeft neergezet waar hij zijn hand nu heeft. Het is toch waanzin om een paar uur voordat we landen en vers water krij­gen over zo'n slokje te gaan bekvech­ten!'

Vidac zette zijn beker neer nadat hij hem had leeggedronken en liep drei­gend naar Larry.

'Goed,' zei hij. 'Ik heb jouw beker leeggedronken hoewel er minder in zat. Maar dat flik je me geen tweede keer, drankorgel!'

Larry dronk ook zijn beker leeg en liet die vallen, hoewel hij eetbaar was.

'Wat is er met je aan de hand?' vroeg hij hees. 'Ben je dronken?'

Vidac schreeuwde:

'Ik zal je eens laten zien wie hier dron­ken is, verdomde bedrieger!'

De andere mannen waren verrast door deze uitbarsting. Ze gingen voorzich­tig opzij om geen druppel van het kostbare water te verliezen.

Porwitzky zette zijn beker neer en legde zijn hand op de kolf van zijn paralysator.

'Vidac, ik waarschuw je!' riep hij.

Zijn slijmvliezen waren zo droog dat hij niet eens kon slikken. Hij vocht voortdurend tegen een opkomende niesbui.

'Hou je er buiten, chef!' schreeuwde Vidac. 'Ik zal die verdomde bedrieger zijn hersens inslaan zodat het water uit zijn neus loopt!'

Porwitzky trok zijn straler, ontgren­delde deze en wees met de loop in de richting van Vidac.

'Ophouden, Carl!' zei hij. 'Hou op! Het haalt niets uit!'

Vidac schudde dreigend met zijn vuist.

Larry deed een paar passen opzij.

Porwitzky mikte nauwkeurig en gaf Vidac hoofdschuddend een volle laag in zijn knieën. De man zakte met een luide schreeuw in elkaar en bleef naast de vertrapte beker liggen.

'Ik heb je gewaarschuwd, Carl!' zei Porwitzky. 'Over een paar uur zul je inzien datje ongelijk had.'

Hij zette de intercom aan en liet uit de kliniek een medorobot en een zweefbaar komen.

Vidac werd afgevoerd.

 

Iedereen aan boord had het moeilijk.

De MARCO POLO vloog snel en zon­der oponthoud door de lineaire ruimte naar het mayselanstelsel. Alle voorra­den water waren nu verbruikt, afge­zien van het weinige water dat door de aggregaten gemaakt werd.

Er begonnen mannen ziek te worden.

De ziekenbedden raakten vol. Maar de aandoeningen waren eenvoudig te genezen: door het innemen van water of andere vloeistoffen, maar er was geen water. Ovaron voelde zich even slecht als Rhodan en Schekonu was er niet beter aan toe dan Atlan. De vier mannen waren in de centrale toen de MARCO POLO tevoorschijn kwam uit de hyperruimte en in de normale ruimte afremde. Ze waren tevoor­schijn gekomen op een afstand van een lichtjaar van het stelsel van de kleine rode zon.

Ook hier waren geen Takerische sche­pen te zien.

Ovaron zei onduidelijk:

'Het kan nog maar een paar uur duren. Dit is erger dan de dagen in de lichte kruiser samen met zesduizend Moritators.'

Schekonu zag op het grote intercomscherm dat drie piloten in de ruimte­jagers in de hangar stapten.

'Je neemt toch geen onnodige risi­co's?'

Rhodan schudde zijn hoofd en bracht zijn lippen naar de microfoon.

'Nee,' zei hij zacht, bijna fluisterend. 'Ik stuur de ruimtejagers er op af. Ze zijn zo klein dat ze bijna niet gepeild kunnen worden. Ze moeten naar de planeet vliegen en onderzoeken wat ons te wachten staat.'

Vinnig zei Atlan:

'Hopelijk veel water!'

'We hebben onmiddellijk meer dan vijftigduizend ton water nodig. Hope­lijk hebben we tijd en gelegenheid om een veelvoud hiervan mee te nemen.'

Alle gegevens waren aan de drie pilo­ten gegeven of ingevoerd in de boord­computers. Ze wisten precies wat ze moesten doen. Ze wisten ook dat ze nu de verantwoording voor het schip ge­deeltelijk droegen.

De tijd!Negen minuten na midder­nacht, dus al 25 januari 3438. Scheepstijd en Terraanse standaard­tijd.

De kleine ruimtejagers stonden nu klaar.

Rhodan zei:

'Rhodan aan de drie piloten. Hoe snel­ler en perfecter u uw opdracht uit­voert hoe sneller uw kameraden water hebben en hoe sneller de situatie aan boord van dit schip weer normaal wordt. Starten.'

De sluizen gingen open.

De startinstallaties slingerden de drie jagers na elkaar uit de hangar, door de openingen in de verdedigingsschermen de ruimte in. De jagers bestonden bijna alleen uit machines, bedieningsapparatuur en een extra zitplaats. De verhouding tussen massa en prestatie­vermogen was optimaal. De drie klei­ne vliegmachines verhoogden snel hun vaart en vlogen in aparte banen naar de plaats waar volgens de peilgegevens Leffa, de tweede planeet van het Mayselanstelsel, om de rode zon moest draaien. Deze zon was het enige grote vaste oriëntatiepunt. De groot­ste van de ongeveer vijfduizend ster­ren die met het blote oog te zien waren.

De jagers schoten de lineaire ruimte in en kwamen dichtbij de planeet weer in de normale ruimte. In drie aparte banen cirkelden ze een keer om de planeet.

Leffa was duidelijk een woestijnachti­ge planeet. Er waren een paar gebie­den die op oases leken. Toen de instrumenten en de vergrotingsappa­raten zich op de oppervlakte richtten zagen de mannen dat deze oases gebie­den waren met een dichte vegetatie. In het centrum ervan lagen kleinere of grotere meren.

Er was genoeg water voor het vlaggeschip.

Begrijpelijkerwijze was radioverkeer verboden.

De drie piloten konden dus geen uiting geven aan hun blijdschap en gingen systematisch verder met hun onderzoekingen.

Er werden geen persoonsimpulsen op­gevangen. Was dit werkelijk een lege onbewoonde wereld, waarop hoog­stens dieren leefden? De drie piloten constateerden alle drie hetzelfde.

Ook geen energiepeiling...

Dat verhoogde de veiligheid. Geen energie, dus geen machines, forten of onderaardse installaties. Met grote waarschijnlijkheid kon beweerd wor­den dat deze planeet leeg was.

De piloten vlogen in een zeer hoge baan om de planeet Leffa. Toen zij nogmaals hun instrumenten contro­leerden, schrokken zij.

De zwaartekracht bedroeg 2,03 g.

Maar - de planeet was maar ongeveer zo groot als de Aarde, dus met een omtrek van veertigduizend kilometer. Dit was een onverklaarbaar verschijn­sel dat hoogstens begrepen kon wor­den als men aannam dat het materiaal van de planeet een zeer grote dicht­heid bezat. Meer dan tweemaal de zwaartekracht, verbazingwekkend.

Ze konden niet meer te weten komen.

De jagers draaiden om en vlogen zo snel mogelijk naar de MARCO POLO terug.

Nog vanuit de sluis van hun hangar brachten zij aan de centrale verslag uit van wat zij geconstateerd hadden.

Rhodan richtte zich tot de dienst­doende emotionaut.

'Kolonel,' zei hij, 'laten we proberen ons alle listen te herinneren die we ooit gebruikt hebben. We mogen geen risico lopen. Hoeveel kilometer heeft het schip nodig om van de lichtsnel­heid helemaal tot stilstand te ko­men?'

De emotionaut hoefde niet na te den­ken.

'In ieder geval niet meer dan honderdduizend kilometer, maar dat is wel riskant.

 Rhodan zei:

'Neem honderdtienduizend kilome­ter. Je start meteen, hier heb je een foto van het landingsgebied. Uit die drie meren daar zoeken wij de meest geschikte.

Je gaat in de lineaire ruimte en komt er weer uit te voorschijn precies hon­derdtienduizend kilometer voor de planeet. Dan vliegen we door de at­mosfeer en landen, duidelijk? Nog vragen?'

De emotionaut schudde zijn hoofd.

'Nee,' zei hij. 'Tot zover is alles duide­lijk.'

Hij had gehoord wat de drie piloten verteld hadden. Er kwam een ordon­nans de hoofdcentrale binnen om foto's en meetdiagrammen te bren­gen. Hij spreidde deze uit op het paneel van de emotionaut.

Rhodan keek ze vluchtig door en con­troleerde of de gegevens van de appa­ratuur en de optische instrumenten klopten met die van de piloten. Toen zei hij:

'Geschutscentrale, alles klaarzetten op halve vuurkracht. Ik reken niet op een aanval. Toch beide verdedigingsschermen ingeschakeld laten.'

'Begrepen.'

Rhodan wilde onder geen voorwaarde gepeild worden vanaf de planeet. On­danks de positieve resultaten van de verkenningsvlucht hield hij rekening met een verrassing. Daarom was de MARCO POLO zo ver buiten het planetenstelsel in de ruimte geble­ven.

Hij keek op zijn horloge.

'Start!'

Het vlaggeschip verhoogde zijn snel­heid. Intussen vroeg Ovaron aarze­lend:

'Waarom deze overdreven veiligheids­maatregelen?'

Perry trok zijn wenkbrauwen op; de huid van zijn gezicht deed zeer.

'Ik blijf voorzichtig. Ik vertrouw de Takerer niet meer. Eigenlijk complimenteer ik daarmee mannen als Maschyleen. Mijn over­wegingen zijn als volgt: als er, in strijd met de waarnemingen, op de planeet een valstrik gebouwd is, dus als er kanonnen verborgen zijn, dan heeft dit geschut het meest effect als de MARCO POLO hoog in de ruimte is. Als hij vlak bij de grond is dan is het afweergeschut voor de Takerer zelf gevaarlijk. En dat is wat ik wil. Ik leg er de nadruk op dat ik geen aanval verwacht.'

Atlan knikte en fluisterde schor:

'Zo zou ik het ook gedaan hebben.'

Schekonu herhaalde:

'Dus zo snel en zo dicht mogelijk naar de planeet Leffa!'

'Ja.'

Sinds de eerste fase van de achtervol­ging door de Takerer was Rhodan weer de oude geslepen commandant geworden die zijn harde opleiding in de vroege jaren van de galactische ruimtevaart had gekregen; in de tijd dat hij Atlan ontmoet had en toen hij met behulp van Crest zijn eerste grote vlucht had gemaakt. Even dacht hij aan deze jaren - hoe lang was dat al geleden? In ieder geval dacht hij er zelfs in zijn droom niet aan simpel, openlijk en langzaam het stelsel bin­nen te vliegen.

De emotionauten deden het fantas­tisch.

De MARCO POLO ging zeer kort in de lineaire ruimte en kwam er onmid­dellijk weer uit tevoorschijn. De af­stand tot de planeet was precies hon­derdnegenduizend kilometer.

Plotseling lag de roodgele woestijn­planeet voor het schip, was te zien op alle beeldschermen en werd snel gro­ter.

Op aanwijzing van de kleine verken­ners vloog het schip naar de zone die in het licht van de juist opkomende zon lag; een rood donker licht.

Tegelijkertijd remde de emotionauten zeer sterk af. Alle machines werden daarbij gebruikt. De MARCO POLO stortte als een gigantische meteoor in de atmosfeer van de planeet.

 

6.

 

Beneden het schip strekte zich een welhaast eindeloze woestenij uit. Er waren wat schaduwen van een hooggebergte. Het landschap zag er uit als een reeks onordelijke geploegde ak­kers. Hoe verder het schip daalde hoe duidelijker de kleuren werden. Ze be­sloegen maar een klein deel van het spectrum.

Een lichtbruin, een heldergeel en de donkergrijze schaduwen van de wol­ken, waarvan de randen en de boven­kanten oplichtten in het licht van de rode zon.

De MARCO POLO was als een enorm spook uit de lineaire ruimte tevoor­schijn gekomen. De afstand tussen het punt waaruit hij in de normale ruimte terugkwam en de oppervlakte van de planeet was precies genoeg om met behulp van alle motoren op tijd af te remmen. Zeventig kilometer boven de grond veranderde de emotionaut de koers en ging parallel met de grond vliegen.

Zestig kilometer hoogte.

Aan de verre horizon verschenen de eerste oasen. Uit alle macht remmend vloog het schip daar naar toe, daalde nog verder en veroorzaakte achter zich een tornado van wervelende luchtmassa's, zelfs hier in de ijle lagen van de atmosfeer.

Vijftig kilometer.

De geplande vlucht eindigde precies bij de grootste van de drie oases, boven het grote meer van bijna vijftig vierkante kilometer. Volgens alle ap­paratuur op het schip was dit een woeste en verlaten wereld. De mannen die de landingsmanoeuvre op de beeldschermen volgden waren daar blij mee. Een lege onbewoonde wereld, al had deze dan een grote zwaarte­kracht, betekende verse ongefilterde lucht, water en zon en een beetje rust na de heksenketel van de laatste dagen.

De bemanningsleden verlangden vu­rig naar water.

De verdedigingsschermen waren inge­schakeld; loeiend en razend vloog het schip door de lucht en veroorzaakte een storm achter zich.

Plotseling riep iemand:

'We werden beschoten! Van rechts!'

De wijzers schoten omhoog, maar de typische stralen van de initiaalkanon­nen braken op de schermen, werden afgeleid en geabsorbeerd. In ieder ge­val was de beschieting niet sterk genoeg om het schip in gevaar te bren­gen.

Rhodan draaide zich om en keek Atlan vragend aan.

'Dat had ik werkelijk niet verwacht. Maar ...'

Het schip schoot verder naar het meer in een rechte koers. Weer een paar duizend meter lager.

Toen was er op het panoramascherm en alle andere beeldschermen in het schip iets vreemds te zien.

Toen ze op een hoogte van veertig tot vijftig kilometer waren, leek het plot­seling alsof het Terraanse schip door een dun vlies boorde zonder het te verscheuren. Het was alsof de MAR­CO POLO langzaam in het water dook; zojuist hadden ze nog de opper­vlakte van het water gezien, maar nu kroop de vliesdunne grenslijn tussen water en lucht over de beeldschermen omhoog. Die dunne laag zag er uit als een spiegel die de contouren van het landschap lieten zien.

De beschieting hield op.

'Wat is dat?' vroeg Schekonu ontzet.

Rhodan bleef het antwoord schuldig.

'De zwaartekracht is veranderd!' riep iemand. 'Hij is nu iets lager dan 1 g.'

'Begrepen. Ook het landschap veran­dert.'

'Ik weet het niet,' zei Rhodan. 'Een nieuwe truc, zoiets als toen wij op de door atoombommen verziekte planeet landden. Kijk daarvoor, een stad!'

Plotseling was de woeste wereld een planeet geworden die op de aarde leek, met bossen en weiden, rivieren en grote ronde steden, waar omheen fa­brieken lagen. Ze zagen straten en bruggen tijdens de razende vlucht.

Maar het meer bleef.

Dat was echt. Gezien van boven en ook hier vlak bij de grond.

In verwarring fluisterde Ovaron:

'Een volledig technologische wereld! Vol bewoners en leven!'

'En met een zwaartekracht die plotse­ling gehalveerd is!' zei de witharige lordadmiraal sarcastisch.

'Er ligt een verdedigingsscherm om de hele planeet,' zei Schekonu.

'Een soort spiegelend scherm. Het zorgt er ook voor dat impulsen niet naar buiten doordringen.'

De mannen in de centrale keken naar de beeldschermen en probeerden een overzicht te krijgen van de steeds binnenkomende  beelden,  berichten en metingen.

Tenslotte zei Abel Waringer:

'Ik geloof dat ik ongeveer weet wat dit voor een scherm is. Het is ongetwijfeld waar dat het om de hele planeet ligt. Het laat niets naar buiten ontsnappen - behalve natuurlijk vaste lichamen als ruimteschepen, radiosondes  en dergelijke.

Ik zou het een plastische energispiegel willen noemen. In de buurt ervan wordt de zwaartekracht, de aantrek­kingskracht van de planeet versterkt. Dit scherm voorkomt dat alle denkba­re energie-impulsen naar de ruimte worden uitgestraald.'

Roi Danton vroeg fronsend:

'Hoe doet het scherm dat?'

Waringer legde uit:

'Door zijn eigen zwaartekrachtveld slokt het scherm de impulsen en zijn eigen straling op. De dichtheid van de massa is zo groot dat zelfs fotonen niet kunnen ontsnappen. Beneden het scherm merkt men niets van de zwaar­tekracht, en het radioverkeer en alle andere zaken worden niet verstoord. Ongeveer op deze basis moet het ver­dedigingsscherm werken.'

'Scherm of geen scherm, we hebben water nodig!' zei Rhodan resoluut.

'En snel ook!' viel zijn zoon hem bij.

Voor Rhodan was er geen terugkeer mogelijk. Hij moet zonder meer lan­den omdat het leven van zijn beman­ningsleden en het bestaan van het schip daarvan afhingen. Hij wist dat hij weinig kans had als hij nu probeer­de weg te komen. Zolang hij zich op tien kilometer hoogte bevond met het grote schip, dat een gloeiend spoor van ioniserende gassen door de atmos­feer trok en op de grond een storm veroorzaakte, zou men het schip niet beschieten omdat men daarbij de ei­gen omgeving in gevaar zou brengen. Hij handelde ongeveer volgens het motto: jullie Takerer kunnen mij zo­veel beschieten als je wilt maar daarbij loop je het risico dat je daarbij meerschade lijdt dan het schip - of jullie laten mij landen.

En zo deed hij het ook.

Het schip vloog verder naar het meer.

Onder de MARCO POLO schoof een door de storm geteisterd landschap voorbij. Rivieren en bruggen, gebou­wen en steden, straten, steppes en een strook oerwoud. Het was een mooie planeet die in de zwakke rode stralen van de zon lag. Het schieten vanuit de forten op de grond was opgehouden. Langzaam onthulde de planeet zijn werkelijke uiterlijk.

'Het ziet er heel goed uit,' constateer­de Atlan.

' Het begint pas, vriend. We zijn pas bij het eerste bedrijf. Niet applaudisse­ren voor het eind van het toneelstuk,' bracht Roi de lordadmiraal in herin­nering.

Atlan maakte een afwerend gebaar.

Langs de baan die ze vlogen lagen, onduidelijk zichtbaar, uitgestrekte meren. De gemiddelde temperatuur die gemeten werd, lag in de buurt van dertig graden Celsius en de omwente­lingsduur van Leffa was ongeveer tweeëntwintig uur.

Naast de steden zagen ze overal reus­achtige industrieterreinen.

'Je plan schijnt te werken, Perry!' zei Ovaron die weer hoop had gevat. Sinds de ontmoeting met deze man had hij steeds in een golvende lijn geleefd. Soms was hij opgewekt, dan weer depressief - al naar gelang de gebeurtenissen. Hij was nog relatief jong. Ook op deze vlucht deed hij erva­ringen op die een zeer sterke indruk op hem maakten. Vrolijke en verschrikke-lijke, aardige en akelige, sterke en vage ervaringen die hem zouden helpen om zijn taak als Ganjo goed te kunnen vervullen.

'Helaas kloppen bijna al mijn plan­nen, die gebaseerd zijn op argwaan en wantrouwen,' zei Rhodan.

Uitgestrekte bergen, zandstranden en baaien lagen onder hen. Er verscheen een kleine landtong, die weer ver­dween. De MARCO POLO daalde nog verder, remde nog steeds af en vloog nu op drie kilometer hoogte als een stalen meteoor boven het landschap. Het loeien van de storm klonk bijna even luid als het lawaai van de rem­mende motoren.

Het plan van Rhodan werkte tot nu toe goed.

De vijand durfde niet te schieten om zichzelf niet in gevaar te brengen. De MARCO POLO was geen welkome gast, maar een indringer. Dit pro­bleem deed zich zelden voor. Maar deze keer vroeg Rhodan geen toestem­ming om te landen.

Hij moest landen. Hij had water no­dig.

Hier en daar werd geschoten vanuit een fort, maar met weinig energie. Spelenderwijs werden de stralen afge­leid.

Het meer was nu dichtbij. Het schip remde nu helemaal af en bracht zijn landingsgestellen naar buiten.

Via de beeldschermen gaf de peilafde­ling gegevens door.

'Middellijn van het meer is ongeveer tachtig kilometer.'

Er gingen een paar seconden voorbij.

Op de beeldschermen verscheen een eiland, bijna precies in het midden van het meer. Een leeg woest eiland met een paar bergen en vreemd ge­vormde rotsen.

'De middellijn van het eiland is onge­veer zestien kilometer.'

Het ruimteschip met een doorsnee van tweeëneenhalve kilometer bleef hangen en daalde toen. De talrijke uitgestrekte landingsgestellen nader­den het oppervlak van het water. Toen raakten ze de grond.

De platen drukten zich tegen de rot­sen, verbrijzelden deze en stonden toen stevig. Het schip met zijn gewel­dige gewicht, ondersteund door antizwaartekrachtprojectoren, rustte nu op het eiland.

'Geland.'

Schekonu zag er nog steeds verrast uit. Hij scheen alles behalve dit ver­wacht te hebben. Dat gold trouwens voor alle bemanningsleden.

Rhodan gaf de volgende order:

'De werkgroepen die daarvoor zijn aangewezen gaan aan het werk!'

'Met plezier!' kraakte het uit de luid­sprekers.

De mannen werkten razendsnel. Een deel van het werk hadden ze al voorbe­reid. De centrale sluis, maar een paar meter boven de rotsige en met zand bedekte grond, ging nu open.

Dikke slangen werden naar buiten gerold. Twee shifts werden snel ont­ruimd. De zware slangen werden inge­laden en naar de baai gebracht.

Nauwelijks raakten de slangen het water of de zware pompen begonnen te werken. Ze pompten water in het schip, onafgebroken, en met turbines die op topsnelheid draaiden. Centimeter voor centimeter vulden de tanks zich.

Rhodan draaide zich half om en zei:

'We zijn nu wel geland en hebben een paar hectoliter water aan boord, maar onze toestand is uiterst kritiek. Het eerste deel van ons plan is gelukt, maar nu komt het tweede.'

Waringer zei:

'En dat is het moeilijkste deel, Per­ry.'

Hij keek naar de beeldschermen. Op de oever aan de overkant tekenden zich de contouren van gebouwen af. Witte hoge gebouwen.

'Ja. Laten we nog even wachten voor we beslissen wat we gaan doen. Ten­slotte willen we snel weer vertrek­ken.'

Het geluid van de pompen klonk tot hier toe door.

Het laatste deel van de vlucht over een brede strook onbewoond gebied was vernietigend geweest. Er was een or­kaan over het land gegaan die de grond had opengereten, bomen had uitgetrokken en een waaier van zwarte aarde achter het schip had opgewerveld. Ook het meer was minutenlang een kolkende watermassa geweest. De golven gingen nu liggen. De inham, die zich uitstrekte van de rand van het eiland tot aan het middelpunt, was overstroomd. Nu trok het water zich langzaam terug.

Het bijna cirkelvormige eiland met hier en daar grote baaien, was het hoogst op de plaats waar de MARCO POLO stond en daalde van daar af naar alle kanten tot het uitliep in zand- en kiezelstranden.

In de centrale werden de eerste bladen met gevulde koffiebekers rondge­bracht. Een paar minuten heerste er een heilloze chaos. Toen trok iedereen zich terug met zijn beker en gaf zich over aan een langverwacht genot.

Eindelijk zette Rhodan zijn beker neer, pakte een andere en roffelde met zijn vingers snel op de leuning van een stoel.

'Ovaron!' riep hij. Plotseling klonk zijn stem weer even vast als altijd. De heesheid was verdwenen.

De Cappin liep langzaam naar hem toe en ging op de leuning van de stoel naast Rhodan zitten.

'Ik luister!' zei hij.

'Ik zou graag even de mentaliteit en gedachtenwereld van een Cappin heb­ben, bij voorkeur die van een Takerer.'

Ovaron zei droog:

'Je hebt vreemde wensen, Perry.'

'In deze situatie is dat nodig, Ovaron. Als ik me namelijk in een Cappin kon verplaatsen zou ik weten hoe de bewo­ners van deze planeet zich gedragen.'

'Ik begrijp het. Misschien kan ik je helpen.'

Rhodan nam een slok koffie en zei sceptisch:

'Misschien.'

Hij probeerde de gegevens die hij binnengekregen had, te combineren.

Een industrieplaneet, die zich verborg achter een reusachtige camouflerende kap. Onder een scherm, dat ongehoor­de massa's energie opslokte. Hier was dus iets wat verborgen moest worden, anders zou dat scherm er niet zijn.

Het scherm bewaakte dus een geheim. Dat was belangrijk en hij zag dit helder in.

Vermoedelijk was de MARCO POLO en iedere andere vreemde­ling, waar hij ook vandaan kwam, een ongewenste gast. Een ongewenste gast, die al teveel gezien had als hij door het scherm was gebroken.

Ze moesten verhinderen dat iedere indringer verder kon vertellen wat hij had gezien. En verder vertellen bete­kende, dat deze vreemdeling van de planeet zou kunnen vertrekken, want het scherm, dat een woeste wereld voorspiegelde, verhinderde dat men per radio iets kon doorgeven. Binnen­kort zouden er dus pogingen worden gedaan het ruimteschip aan te vallen en te vernietigen omdat het niet meer mocht vertrekken. In het gunstigste geval betekende dit gevangenschap voor achtduizend mensen en de dood van de Ganjo. Gevangenschap tot de Takerische vloot kwam en de Terranen ergens heenbracht.

Rhodan wist nu wat er op het spel stond.

'We kunnen hier niet de geborgenheid verwachten, waarvan ik al sinds mijn jeugd gedroomd heb,' zei hij losjes.

Waringer stak zijn hand op en zei:

'In geen geval mag ook maar een gedeelte van het scherm, behalve mis­schien bij de centrale sluis, voor lange­re tijd geopend worden. En de gevechtsposten moeten steeds bezet blijven.'

'Akkoord,' zei Rhodan.

Sinds het moment waarop het schip als een enorme kolos op het eiland was neergedaald, waren twintig minuten verlopen. De vochtigheid van de lucht werd merkbaar groter en men meldde dat er twee tanks vol waren. Maar voor de korvetten, de jets, de jagers en alle andere containers met water ge­vuld waren, zou er nog veel tijd verstrijken.

Rhodan concludeerde:

'Dus onze verdediging zo sterk moge­lijk maken. Het schip klaar houden voor een onmiddellijke start. En - wat belangrijk is - verkenningen doen in het onbekende gebied.'

'Dat zou ik ook voorstellen. De krui­sers uitsluizen?' vroeg de lordadmiraal.

Waringer schudde energiek zijn hoofd.

'In geen geval,' riep hij. 'De veiligheid binnen het schip is veel groter. We hebben nog altijd de mutanten.'

Er werd even niets gezegd.

Toen zei Roi Danton:

'We zijn het er over eens dat alle tanks eerst gevuld en gespoeld moeten wor­den. De laatste Alfasporen zijn in­tussen verdwenen. Het vullen van de tanks moet zo snel mogelijk en met behulp van antizwaartekrachtprojectoren gebeuren.'

'Precies!' zei Rhodan.

Er heerste een koortsachtige activiteit in alle afdelingen van het schip. De laatste belangrijke reparaties werden uitgevoerd en overal deed de bijna van dorst omgekomen bemanning zich te goed aan drankjes van allerlei soort. Die eerste minuten werd er meer dan veertigduizend liter water gebruikt. Van douches of baden was nog geen sprake.

Precies in de eenentwintigste minuut werden de verdedigingsschermen van het schip voor het eerst getroffen door een van de kleine initiaaldubbelkanonnen. Natuurlijk richtte dit geen schade aan maar de Terranen wisten nu dat de Takerer zich beraden hadden. Deze beschieting zou niet snel ophouden. Maar hij kon ook niet veel zwaarder worden omdat de Takerer het niet konden riskeren hun eigen planeet te verwoesten.

'Treffer in de groene sector,' zei een van de officieren. 'Geen uitwerking.'

Via de intercom zei Rhodan:

'We worden beschoten, dat is niet onverwacht. We moeten ons er op instellen al het werk te doen terwijl we beschoten worden. De Takerer kun­nen de vuursterkte niet opvoeren om­dat ze zichzelf anders in gevaar bren­gen. Dat is van wezenlijk belang.'

Hij zette de microfoon uit.

'En nu,' zei hij en geeuwde, 'zullen we de Takerer van Leffa eens laten zien wat we kunnen. Eerst water.'

Hij schoof zijn stoel naar voren, zette acht intercomschermen na elkaar aan en praatte kort met verschillende po­sten.

Hij gaf een reeks orders die met elkaar in verband stonden.

Het werk was logisch geordend. De mannen en vrouwen die het uitvoer­den wisten wat hun taak was. Hun werk moest precies op elkaar afge­stemd zijn.

 

Joaquin Manuel Cascal leek met een paar koppen koffie en een stevige borrel al zijn levensgeesten weer ge­wekt te hebben. Hij stond voor de klei­ne wastafel, zeepte zijn gezicht in met scheercrème en veegde toen zijn wan­gen af met een heerlijk koude natte handdoek. Het was duidelijk te zien dat het hem goed deed fris geschoren te zijn en zich tenminste oppervlakkig gewassen te hebben. Toen poetste hijzorgvuldig zijn tanden en waste zich met de rest van het scheerwater. Hij deed zijn jack aan en liep naar de centrale. Onderweg zag hij dat zijn mannen de apparaten die water had­den gemaakt, weer demonteerden. De lucht in het schip was vochtig en weldadig koel.

Hij kwam Claudia Chabrol tegen. Ook zij zag er fris en opgemonterd uit.

'Je ziet eruit of je zin hebt in een stevi­ge wandeling, echt actief,' zei ze. 'Ik vind je zo echt sympathiek.'

Cascal maakte een afwerend gebaar.

'Ja, ja. In tijden van fris water houd je van iedere man. Ik ben in de hoofdcentrale van de MARCO POLO, mocht iemand mij zoeken. Ik ga eens met die beste professor Waringer pra­ten.'

'Wil je je horoscoop laten trekken?' vroeg Claudia verbaasd.

'Nee,' antwoordde Cascal. 'De vraag waarom de MARCO POLO en alles wat daarin zit niet als een geweldige waterstofbom ontploft is, houdt me bezig.'

Claudia schudde het hoofd. Daar had ze geen verstand van.

'Veel succes,' zei ze.

Een paar minuten later was Cascal in de centrale en zocht tussen de groep­jes opgewonden mensen Waringer. Tenslotte ontdekte hij hem. Hij was in gesprek met de energiecentrale van het schip. Cascal legde een hand op zijn schouder. Waringer draaide zich om, knikte vluchtig naar hem en maakte een eind aan het gesprek. De mannen gaven elkaar een hand.

'Daar heb je eindelijk de heer van alle kruisers weer eens,' zei Waringer. 'Zocht je mij?'

Cascal glimlachte.

'Ik zocht en ik heb gevonden. Mag ik je even lastig vallen met een paar vragen, Professor?'

'Brand maar los!'

Cascal wees naar de panoramaschermen die juist een nieuwe treffer van de Takerer lieten zien. Zonder iets te kunnen aanrichten en met prachtige kleuren werd de energie afgeleid.

'Dat hebben we te danken aan onze Takerische vrienden. Een paar beman­ningsleden, hoofdzakelijk dames, hebben mij gevraagd waarom de MARCO POLO niet als een water­stofbom is geëxplodeerd. Ik ben maar een geoloog en kan dus niet uitleggen en ook mijn liefjes zijn geen kernfysici. Dat heb ik ook liever, ze kunnen beter koken en sokken stoppen.'

Waringer grijnsde even.

'Zeer reactionaire argumenten. Ik zal het je uitleggen. Ben je er zeker van dat je me kunt volgen? Anders dicteer ik wel.'

Cascal grijnsde onbeschaamd naar Waringer.

'Op dit schip zonder water bevindt zich de elite van de Terraanse werel­den. Zwaar geselecteerd zoals het zo mooi in de pers heet. Ik kan erg goed uit mijn hoofd leren. Daarom heb ik het ook zo ver gebracht - tot een troos­teloos eiland in een blauw meer, ver van mijn geliefde land. Waarom zijn we niet geëxplodeerd, zei je?'

Waringer lachte en zei:

'Ons drinkwater, en natuurlijk ook al het andere water, bestond uit een verbinding van normale waterstof en normale zuurstof.'

Cascal stak zijn twee handen in de lucht en zei:

'Aha! Daarom is dit ook zo'n normaal schip. Ga alsjeblieft verder.'

'Het zijn normale elementen, het is dus geen zwaar water, het is dus geen deuterium! Heb je de klemtoon op geen gehoord?'

'Vluchtig!' gaf Joaquin Manuel toe.

'In onze waterstofbommen wordt deuterium gebruikt. De verrijking tot het atoomgeval twee, zoals met ons water gebeurde, is in de grond wel een atomair proces, maar speelt zich voor­al af op moleculair, dus chemisch niveau.'

'Aha!' zei Cascal die er maar weinig van begreep.

'Dit werd veroorzaakt door een eigen­aardigheid bij het vrijkomen van de energie.'

Cascal knikte.

Waringer ging verder alsof hij een lezing hield voor studenten.

Cascal voelde zich een student.

'Er is wel een massawaarde van vier, dus een alphastraling ontstaan, maar onder de gegeven omstandigheden kon dat niet leiden tot een waterstof­explosie.

Dat zou gebeurd zijn als er sprake was geweest van deuterium.

Zware waterstof kan alleen tot een proces van kernreactie leiden onder zeer hoge temperatuur of bij een kata­lyse waarbij de elektronen door meso­nen vervangen worden. Dit gebeurt bij een lagere ontstekingstemperatuur. Samenvattend kan ik zeggen dat het hele proces weliswaar atomair was maar op puur chemische basis is verlo­pen.'

Ontroerd schudde Cascal Waringer de hand en zei:

'Dank je. Je hebt geholpen mijn auto­riteit aan boord van het schip weer te herstellen. Dank je wel.'

'Het is wel goed,' zei Waringer en keek nieuwsgierig toe toen Cascal een num­mer draaide en kort daarna met Clau­dia Chabrol sprak.

De vrouwelijke arts vroeg:

'Wel, weet je iets meer?'

Cascal grinnikte sarcastisch. Toen zei hij:

'Waringer zei letterlijk dat hij blij was dat de MARCO POLO niet als een enorme waterstofbom ontploft is. Hij zei dat het voor iedereen prettig was.'

Zonder commentaar hing Claudia Chabrol op. Toen Waringer samen met Cascal naar Rhodan liep wees hij met de vinger op zijn voorhoofd.

'Niet te vroeg juichen, Joak!' zei hij. 'We zijn van de regen in de drup geko­men.'

'Dat weer  ik,'  antwoordde  Cascal. 'Van de zon in het water.'

Toen bleef hij voor Rhodan staan.

 

7.

 

Rhodan, Roi Danton en Cascal gaven elkaar een hand.

'Hebben jij en je mannen het weten te redden, Joak?' vroeg Rhodan.

'Zo'n beetje,' zei Cascal. 'We wachten allemaal op de order: een bad voor iedereen.'

Rhodan wees naar de beeldschermen die met regelmatige tussenpozen tref­fers van de initiaaldubbelkanonnen lieten zien. De forten schenen aan alle kanten rond het meer te liggen, dat een doorsnede van tachtig kilometer en onregelmatige oevers had. In ieder geval lag er een fort aan de zuidkant.

'Daar moeten we nog even mee wach­ten. Iedereen,' zei Rhodan. 'Wat heb je met Geoffry gedaan?'

Cascal zei ontwijkend:

'Ik heb hem een hoffelijke vraag ge­steld en hij heeft een hoffelijk ant­woord gegeven. Maar dat is niet de enige reden waarom ik hier ben.'

Roi glimlachte en zei:

'Op de eerste plaats ben je nieuwsgie­rig en wil je iets te weten komen over de algemene toestand, en op de twee­de plaats...'

'... en op de tweede plaats ben ik hier om te vragen of er iets voor me te doen is.'

Rhodan knikte.

'De volgende uren moet je ervoor zorgen dat de tanks van alle sloepen gevuld en gespoeld worden; en dan weer gevuld.'

Cascal knikte.

'Anders niets?' vroeg hij. 'Dat is een­voudig routinewerk. Mijn comman­danten lossen zulke problemen meest­al veel beter op als ik er met mijn auto­riteit niet met mijn neus boven op zit. Het is voldoende als ik een paar orders geef. Anders niets? Verkenningen in de buurt? Of kikvorsmannen om verse vis te vangen?'

Rhodan schudde zijn hoofd.

'Nog niet. Op het ogenblik zijn de kruisers veilig aan boord. Maar bij het aanbreken van de dag kun je helpen bij de actie van de mutanten.'

'Graag. Samen met Ras Tsjoebai?'

Cascal gaf de Afro-Terraan een teken en Ras liet zijn witte tanden zien.

Rhodan zei:

'Ik hou je op de hoogte, Joak. Nu moet je even afwachten. Op het ogen­blik zijn wij de passieve partij in dit spel.'

Cascal antwoordde:

'Uitstekend. Ik wacht in mijn vlaggeschip.'

'Goed.'

Hij ging weg en bleef in de buurt van de centrale liftkoker staan. Hij keek aandachtig naar de beeldschermen. Het schip was tegen de middag ge­land. Wat hij nu zag, zag er in de vroe­ge namiddag nogal vredig uit:

Het meer lag als een spiegel onder de zon, hier en daar waren kleine rimpe­lingen te zien. Nog juist waren de verre oevers in de nevel van de namid­dag te zien. Naar het oosten strekte zich een vlak landschap uit dat precies in het zuidoosten door een bizar ge­vormde bergketen onderbroken werd. Op een van de toppen scheen een fort te liggen. Van daar uit werd namelijk regelmatig geschoten.

In het zuiden lag weer een vlak gebied; Cascal kon zich dat ook nog herinne­ren van de vlucht hiernaar toe. Precies in het zuiden lag, dicht bij de andere oever, een klein eiland waarop ook een fort lag. Juist op dat ogenblik schoot daar vandaan een lichtstraal die op het verdedigingsscherm sloeg en werd afgeleid. De verdedigingsschermen hadden op het ogenblik een nogal klei­ne capaciteit.

In het zuidwesten zag hij de eerste hoge gebouwen van de stad of van het industriecentrum. Daar werd op twee plaatsen geschoten.

Vanuit totaal zeven forten werd onre­gelmatig geschoten. De Takerer dachten dat ze de bemanning van het schip op deze manier murw konden maken.

De stad.

Deze lag aan de oever en strekte zich naar het westen toe tamelijk ver land­inwaarts uit. De plattegrond van deze verzameling gebouwen was sikkelvormig, had bijna de vorm van een halve maan.

Van het zuidwesten naar het noord­westen.

In het zuidwesten lagen twee forten en in het noordwesten, aan de rand van de stad, maar een. Precies in het noor­den lag het zesde en in het noordoos­ten het zevende.

Cascal dacht na.

In een gebied van iets meer dan acht­duizend vierkante kilometer lagen ze­ven forten. Die waren zeker niet ge­bouwd omdat men een landing van een groot Terraans ruimteschip pre­cies op deze plek verwachtte. Het kon maar een ding betekenen: deze pla­neet was zo belangrijk dat het bouwen van een spiegelscherm en verspreide forten gerechtvaardigd was. De Terra-nen waren bij het zoeken naar water dus midden in een van de best be­schermde geheimen van de Takerer gedoken. Hopelijk konden ze ook weer ontsnappen - zo mogelijk gezond, on­gedeerd, met volle tanks en met een kunstmeer dat weer gevuld was. En bovendien, zei Cascal bij zichzelf, moest het ten eerste in het solarium regenen en ten tweede was er intussen genoeg droog hout gevallen om vuren te maken om worstjes en biefstukken voor de hele bemanning te braden. Alleen: ook de waterhoudende wor­stjes waren in stof veranderd.

Ze zouden dus eerst naar een planeet met Sauriërs moeten vliegen of op zijn minst nieuwe biovleesculturen moe­ten ontwikkelen...

De kolonel rukte zich los uit zijn over­wegingen en zei:

'We moeten uitvinden wat er gebeurt in die hoge torens en die langgerekte gebouwen. Een klein deel ervan zijn maar woningen. Daar verwed ik mijn officierstitel om.'

Hij keek naar de stad.

Die zag er uit als een muur, als een haag.

Aan de oever lagen minstens honderd hoge witte tamelijk slanke gebouwen, mooi geordend vanaf de plaats waar Cascal stond. Tussen deze gebouwen waren duidelijk lange witte hallen of pakhuizen te zien. Ze waren met elkaar verbonden met opgehangen bruggen of loopbruggen.

'Sir?'

Cascal draaide zich om. Er stond een ordonnans achter hem.

'Wilt u naar uw schip komen? Manishe heeft u opgeroepen.'

'Dank je,' zei Cascal en keek nog een keer naar de zonovergoten noordelijke oever van het meer, waarachter een donker bos leek te liggen. Hij sprong in de antizwaartekrachtkoker.

Even later stond hij tegenover Manishe,

'Bij wijze van uitzondering moeten we een keer egoïstisch zijn en ons bezig houden met onze eigen kruiser,' zei Manishe. 'Het zal nog een hele tijd duren voor de volgende actie begint -beide partijen wachten af en beraden zich.'

'Juist. Wil je de intercom aanzetten?'

Hij wees naar het intercomscherm bij de stoel van de commandant.

'Graag. Alle kruisers?'

'Alle sloepen, zonder uitzondering.'

Hij wachtte tot het beeldscherm licht werd en zei toen:

'Hier Cascal. Bericht voor alle com­mandanten van de sloepen: we moe­ten alle tanks van de kruisers vullen en spoelen, het spoelwater wordt afge­voerd naar buiten. Dan opnieuw vul­len.

Dit geldt voor alle sloepen.

Ook voor alle andere tanks, kleine en grote, alles waar water inzat. En ten­slotte ook voor alle waterzuiverings- en keukeninstallaties. Vergeet niet alle reservoirs in de gevechtspakken tot aan de rand te vullen. Die hebben ons al een keer het leven gered. Vol­gens de laadvoorschrif-ten duurt dit alles twee uur. Omdat we nog geen gebruik kunnen maken van de volle druktanks stel ik de nodige tijd op drie uur. Over drie uur verwacht ik dat mij van alle schepen gemeld wordt dat alles vol is.

We werken op de manier zoals we ook bij de bergingsactie gewerkt hebben. Bij voorbaat dank voor een perfecte en snelle afhandeling!

Werk met plezier en veel succes. Ein­de.'

Hij zette de intercom uit en wendde zich tot Manishe.

'Laten we het goede voorbeeld geven. Er moeten een paar meter kunststof­slang worden aangesloten!'

Hij trok zijn jack uit, gooide dit achte­loos in zijn stoel en begon te werken.

 

De volgende uren werkten de pompen onafgebroken, de mannen in de tech­nische centrale brachten de verdedigingsschermen verder van het schip en kleine groepjes sloten de water­slangen aan. De tanks van het schip werden gespoeld en schoongemaakt. Het spoelwater ging overboord, spatte tegen de stalen romp en liep in brede stromen naar beneden. De tot nu toe gebruikte slangen werden verwijderd en men begon opnieuw de tanks te vullen.

De afstand tussen verdedigingsschermen en de wand van de MARCO POLO was steeds groter geworden. Vanuit de zeven forten werd nog steeds geschoten, verder gebeurde er niets. De peilcentrale zocht koorts­achtig het gebied tussen het spiegelscherm en de grond af. Er werden een massa gecodeerde radioboodschap­pen en gewone berichten opgevangen maar er was niets van belang bij.

Ze waren nu tien uur op Leffa.

Op drie kilometer afstand van het schip raakten de verdedigingsschermen eindelijk de rotsachtige grond van het eiland. Ze omsloten de baai en een klein bosje dat in een dalletje lag. De eerste zwaartekrachtprojectoren werden ingeschakeld omdat de water­opname met pompen alleen te lang­zaam ging.

Twee mannen kwamen naar Rhodan, die zonder pauze en oververmoeid vanuit zijn stoel de acties leidde.

'Sir, we hebben een probleem.'

Rhodan schrok op en keek de twee mannen aan.

'Shya!' zei hij. 'Ik herkende je niet. Wat is er aan de hand?'

'Wij zijn de leiders van het team dat zich bezig houdt met het solarium. De schade daar is enorm groot. Al het hout en alle planten zijn vernietigd. We hebben genoeg zaden in geïsoleer­de containers bij ons om de ruimte weer snel te kunnen beplanten en opnieuw in te richten.'

Rhodan dacht even na en vroeg toen:

'Maar dat geldt niet voor de bomen die we gepland hebben. En hoe staat het met de aarde?'

'Verpulverd, maar die hebben we al op de juiste manier behandeld. We hoef­den de wortels van de bomen niet eens uit te graven, ze waren veranderd in zaagsel. Prima mest voor de komende jaren.'

Rhodan glimlachte vermoeid.

'Jullie probleem is dus dat je bomen nodig hebt.'

Shya knikte.

'Zo is het. Zoveel mogelijk bomen. We hebben net gezien dat het kleine bosje binnen de verdedigingsschermen ligt. Dit bos kunnen we met antizwaartekrachtapparatuur naar het schip brengen en het daar opnieuw plan­ten.'

Aarzelend zei Rhodan:

'Zijn er voor jullie geen dringender zaken aan de orde?'

Shya antwoordde:

'We hebben ongeveer twintig mensen en vijftig robots. Wat we nodig hebben is de apparatuur en de mannen die deze bedienen. Binnen een paar uur kan het bos op het schip zijn. Dan gaan we verder met ons werk op de MARCO POLO.'

'Goed,' zei Rhodan. 'Roep Joaquin Manuel Cascal op en vraag hem of hij met een paar van zijn mannen met je meegaat.'

'Natuurlijk, Sir.'

'En vergeet niet dat je met die bomen vreemde organismen kunt binnen­brengen. Dat kan problematisch wor­den. Onderzoek ze eerst zorgvuldig!'

'Dat waren we toch al van plan.'

De mannen liepen naar buiten. Het was juist wat ze verteld hadden: alle planten, die water in ongebonden vorm bevat hadden, waren ontploft. De vochtige aarde van het solarium was veranderd in stof. Met het eerste spoelwater hadden ze van dit stof een soort modder gemaakt. Robots had­den er grondbacteriën en voedings­stoffen doorgemengd en het was een uitstekende kunstmest geworden. In de bescherming van de invallende duisternis en de verdedigings-scher­men, waarvan de capaciteit was opge­voerd, konden de verzorgers van het solarium er op uit trekken.

Rhodan stond op en zei tegen Atlan:

'Wil je me vervangen - zo meteen zie ik niets meer omdat ik zo moe ben. Ik ga naar mijn hut. Waarschuw me als er iets ongewoons gebeurt.'

Atlan antwoordde hard:

'Deze nacht kan er nauwelijks iets gebeuren, afgezien van het schieten vanuit de zeven forten. De Takerer zullen zich vannacht beraden. Maar morgenvroeg moeten we kunnen star­ten.'

Rhodan zei:

'Dat zijn ongeveer tien uren. In die tijd kan er veel gebeuren.'

Hij gaf Atlan een hand en ging naar zijn hut. Nadat hij zijn laarzen en zijn jack had uitgedaan liet hij zich op zijn opklapbed vallen. Hij sliep meteenin.

Vijfentwintig mannen en twintig ro­bots kwamen bij de centrale sluis bij elkaar. De machines waren uitgerust met zware schijnwerpers, kleine ag­gregaten om stroom op te wekken en veel gereedschap. Shya en Cascal stonden vlak naast de gangway, waar­over dikke bundels waterslangen hin­gen. De slangen klopten als aders. Water voor het schip.

Cascal die een zware straler over zijn schouder droeg, vroeg aan de inge­nieur:

'Het is misschien een gekke vraag, Shya, maar hoe kom je op die post van parkingenieur?'

Shya, die lieslaarzen droeg en ook zwaar bewapend was, zei:

'Dat is eigenlijk een grap. Ik had er helemaal geen verstand van en toen men mij tijdens de merkwaardige se­lectieprocedure van de MARCO POLO-bemanning vroeg of ik er iets van afwist, zei ik nee, maar dat ik aan boord van het schip de zaak kon bestuderen. Samen met een paar botanici richtte ik de werkgroep solari­um op. We hebben er allemaal veel plezier in en als we ergens mooie plan­ten zien nemen we er een paar mee en planten die. Intussen is al dat werk voor niets, de ruimte is leeg, alleen het meer loopt langzaam vol.'

Cascal zag dat de robots hem voorbij zweefden en naar het kleine bosje gingen dat door het woeste water nog steeds drijfnat en erg beschadigd was. Het lag in de schaduw van het schip en onder de bescherming van de verdedigingsschermen.

'Hoeveel bomen heb je nodig?'

Shya dacht na.

'We kunnen ongeveer vijftig bomen gebruiken, wat struiken en andere planten. Maar we nemen wat we kun­nen krijgen.'

Het bosje lag op een afstand van onge­veer vijfhonderd meter. Vlak in de buurt stak een metalen boom de lucht in, waarvan de bovenkant verdween in een donkere massa metaal: een van de poten van het landingsgestel die zich metersdiep door de aarde had geperst tot op de vaste rotsgrond.

Cascal zei resoluut:

'We brengen het hele bosje naar het schip. Heb je ze boven op de hoogte gebracht?'

Shya klopte op zijn minicom.

'Ik heb twee vrienden in de bestu­ringsafdeling. Ze zullen de bomen voor me naar boven brengen en de betreffende deuren en sluizen ope­nen.'

'Laten we gaan.'

Ze gingen de sluis uit en liepen over de brede gangway naar beneden. Nu, in het late daglicht zagen ze het duide­lijk: in de baai had zich een grote trechter gevormd, een draaikolk. Uit het centrum kwamen gorgelende, slurpende en smakkende geluiden - zuiggeluiden van de waterslangen.

Het uiteinde van de gangway stond op de naakte, zwartblauwe rots.

De robots vormden een lange rij; ze waren speciaal geprogrammeerd voor dit soort werk. Achter hen liepen de mannen van de snel samengestelde werkgroep 'lentebeplanting', zoals Cascal het noemde. Hijzelf en vier van zijn beste mannen vormden een veiligheidsescorte.

Het silhouet van het kleine bos met bomen in allerlei soorten en grootten stak scherp af tegen de donkerrode avondhemel. Toen de verdedigingsschermen van het schip weer getroffen werden, werd de hemel plotseling on­zichtbaar. De energielading liep in een kleurige rafelige zigzaglijn langs het scherm en verdween in de grond. De haren van de mannen rezen letterlijk ten berge.

Shya zei:

'We hebben de gegevens over deze planeet nagetrokken. Hij lijkt erg veel op de aarde. Dat betekent dat ook de flora en de fauna hetzelfde zijn als op de aarde. Natuurlijk zijn er verschil­len in vormen, maar niet in de levens­principes. Daarom hoeven we ook niet al te nauwkeurig te controleren. We nemen eerst de struiken. Hé, jullie daar, eerst alle struiken rooien en die op een hoop gooien. Voorzichtig met de wortels.'

De schijnwerpers werden verspreid opgesteld en iedere robot begon aan zijn eigen taak. Zij verspreidden zich over het hele bosje dat niet dieper was dan vierhonderd meter. Toen begon­nen ze te werken.

Ze lokaliseerden iedere struik.

Toen verjoegen zij ultrasonisch de kleine dieren uit de takken en maak­ten de grond rondom iedere struik los met een speciaal werktuig. Twee van hen trokken dan een struik uit de zachte bodem en brachten die naar een plaats die Cascal en Shya aanwe­zen.

Het werk verliep snel en zonder op­onthoud. Met kinderlijke vreugde telde Shya de struiken. De botanici deden onderzoekingen en zeiden dat ze niets vonden wat gevaarlijk kon zijn voor het schip en zijn bemanning.

Toen werd voor de eerste keer het antizwaartekrachtagregaat ge­bruikt.

Tussen een reusachtige opening en de grond ontstond een cilindervormig krachtenveld dat werkte als een antizwaartekrachtlift.

In dit veld zweefden de struiken een voor een naar boven. Een tweede, horizontale veld nam deze over en transporteerde ze beneden de grote buitenring dwars door het halve schip en legde ze neer in het solarium, aan de oever van het meer, dat pas voor eentiende gevuld was.

Er waren nu tweehonderddertig strui­ken in het schip.

De mannen en de robots werkten in de bescherming van een reusachtige koe­pel. Met onregelmatige tussenpozen werd de buitenkant van deze koepel door het Takerische geschut getroffen en lichtte dan prachtig op.

 

8.

 

Het was nacht.

De nacht van de vijfentwintigste op de zesentwintigste januari 3438.

De grote scheepskolos, waarvan de verdedigingsschermen als een ronde tent over het schip en een gedeelte van het omliggende terrein lagen, stond ongeveer midden op het eiland. De stalen bol stak tweeëneenhalve kilo­meter in de hemel boven Leffa. Er was geen enkele ster te zien: het spiegelscherm slokte de impulsen die van de planeet afkwamen op maar ook het licht dat van buiten kwam. Alleen dezonnestralen hadden genoeg kracht om door het scherm te dringen.

Het weerlichtte rondom het schip.

De harde knetterende slagen waarmee de initiaaldubbelkanonnen het HU-scherm en het paratronscherm trof­fen, veroorzaakten een voortdurend onweer van donder en kleurige blik­sem. Een flakkerend licht vlamde op rondom de mannen, die met het hoofd in de nek toekeken hoe de eerste vier bomen verdwenen uit de lichtbundels van de schijnwerpers. Uit de wortels van de twintig meter hoge bomen viel aarde, die verbrokkelde en ook om­hoog werd gezogen.

De bomen waren nagenoeg onbescha­digd. Er kwam een lichte regen van boven. Dat kwam af van water dat van de bladeren viel of van het water dat langs de wanden van het schip naar beneden stroomde. De vier bomen draaiden langzaam en verdwenen in de donkere sluis.

'Prima werk!' zei Joaquin Manuel Cascal.

Shya zei enthousiast:

'Ik geloof dat het lukt. In dit bosje staan precies tachtig bomen van ver­schillende grootte en vorm. Ik heb het meest zin in die dikke daar.'

Hij wees naar een reusachtige boom met een bijna bolvormige kruin, die zo'n dertig tot vijfendertig meter hoog was.

Cascal zei:

'Ongetwijfeld een sieraad voor het solarium.'

Er ontstond een koortsachtige activi­teit rondom de twee mannen. Nadat de antizwaartekracht-projectoren de boom en al zijn wortels een stukje omhoog hadden getrokken, maakten de robots de aarde los. Toen werden zware antizwaartekrachtkussens te­gen de stam geplaatst om te verhinde­ren dat de boom zou omvallen.

Tenslotte nam het krachtenveld de boom op en trok hem langzaam uit de opengewerkte grond naar boven.

De boom middenin het bosje, dat nu bestond uit een grote vlakte open gewoelde aarde en enkele bomen, omdat de hele onderbegroeiing naar het schip gebracht was, was een reus met een bolvormige kruin. Cascal bekeek hem nauwkeurig. De boom stond vrij alsof de andere bomen bang waren voor hun soortgenoot.

Weer een treffer; en weer werden bomen, mannen, robots en een gedeel­te van de scheepswand in een irise­rend en kleurrijk licht gedompeld. Hoewel er geen wind stond leek het alsof de boom zich bewogen had.

Bij het inslaan van de energiebundel in de grond voelde de mannen weer dat hun haren rechtop gingen staan. Een verschijnsel waaraan ze intussen gewend waren. Zonder iets te zeggen liep Cascal naar een schijnwerper, draaide die om en richtte de straal recht op een van de grotere takken van deze reusachtige boom.

Hij wachtte.

'Wat heb je?' vroeg Shya.

'Ik geloof dat deze boom zich beweegt. Dat doet hij steeds als zijn wortels een zwakke stroomstoot krijgen.'

'Dat geloof je zelf niet!' zei Shya verontrust.

Onverstoord zei Cascal:

'Vreemde bomen, vreemde zeden. Misschien heb ik gelijk.'

Terwijl de twee mannen naast elkaar naar de boom, de takken en de blade­ren stonden te kijken, maakten de botanici en biologen een einde aan hun onderzoekingen en pakten hun apparatuur in. Ze hadden niets onge­woons of gevaarlijks kunnen constate­ren.

Skya zei zacht:

'De helft van het bos is al in het schip. Over een paar weken als het gazon opgekomen is, hebben we een nieuw bloeiend solarium. Een paar robots zijn al allerlei bloemen aan het zaaien.'

'Hopelijk geen onkruid!' zei Cascal.

Hij was nauwelijks uitgesproken toen twee treffers in het verdedigingsscherm sloegen. Een krakende blik­semschicht schoot langs het scherm en woelde de aarde buiten de bescher­mende koepel op.

En - de boom bewoog zich.

Zijn takken bogen zich naar binnen en dan weer naar boven, de bladeren draaiden in verschillende richtingen en een paar seconden gloeide de boom blauw op, net een kaarsvlam.

'Dus toch een elektrische boom. Arbor elektricus Cascal,' zei Joak grimmig. 'Ik heb dus toch goede ogen.'

Shya rende naar de boom en bleef vlak naast de stam staan. Het licht van de schijnwerpers scheen op de rug van zijn gevechtspak.

Shya bukte zich en raapte een blad op.

Hij gaf een teken aan Cascal die naar hem toekwam en in het licht bleef staan. De twee mannen bekeken het blad, waaraan nog een stukje twijg zat.

'Veel verschillende kleuren die tel­kens oplichten als je het blad draait,' zei Shya.

Cascal antwoordde:

'De boom heeft natuurlijk niet de beschieting van de Takerer afge­wacht. Hij reageert op een bepaalde stroom door zich te vervormen en zijn bladeren en takken te bewegen. Dat is een interessant onderzoeksproject voor de werkgroep solarium - de wor­tels aansluiten op elektrische leidin­gen en in onze vrije tijd in het solarium een bewegende boom vertonen, die zijn kleuren en vorm kan verande­ren.'

Shya sloeg hem enthousiast op zijn schouder.

'Dat is precies wat we gaan doen, Joak. Je hebt me op een prachtig idee gebracht.'

Cascal draaide het blad rond tussen zijn vingers en zei:

'Intussen moeten we wel voortmaken. Ik heb gemerkt dat de beschieting intensiever is geworden. De pauzes tussen de treffers zijn korter gewor­den. Bovendien kunnen de Takerer ons binnenkort zien door sonden of via directe waarneming vanaf de oe­ver.'

'Als ze dat al niet doen.'

Shya wees naar het steeds kleiner wordende aantal bomen.

'Over een uur zijn we klaar. Hoe staat het met de waterbevoorrading?'

Cascal zette zijn minicom aan, dacht even na wie hij moest hebben, en zei toen zacht:

'Hier Cascal. Ik wil niet storen - maar hoe ver zijn jullie met de waterbevoor­rading? Ik heb gehoord dat jullie antizwaartekrachtglijbanen gebruiken.'

Hij kreeg een kort antwoord:

'Kijk eens naar het westen, dus onge­veer naar het midden van de stad. Daar hebben we een kleine opening in het scherm gemaakt.'

Cascal en Shya draaiden zich om.

Aan twee kanten van de stad stonden forten, in het centrum van de sikkelvormige groep grote gebouwen was er geen. Dus vanuit het westen konden ze niet beschoten worden. Daar had men een opening in het scherm ge­maakt en was men begonnen op een grootscheepse manier water in te ne­men. Nog steeds dreunden de gewel­dige aggregaten. Alle energie werd gebruikt om de verdedigingsschermen in stand te houden, de vele motoren te laten lopen, de laatste reparaties uit te voeren en water in te nemen.

Uit het meer werden, onzichtbaar voor de mannen, reusachtige water­massa's opgezogen, die zich in de antizwaartekrachtbuizen tot waterstro­men vormden. Ze vloeiden, zonder wanden of metaal, door antizwaartekrachtbuizen en stortten zich in de grote geopende tanks. Vandaar uit ging het water via drukleidingen naar alle delen van het schip. Een ononder­broken cilinder-vormige watermassa met een doorsnede van een meter vloeide van het meer naar het schip.

Cascal en Shya zagen hoog boven zich het water het schip instromen.

'Een geluk dat het nacht is,' zei Shya. 'Overdag zouden we gezien worden en de Takerer zouden zich de kans niet laten ontgaan om door de opening in het scherm het schip te beschieten.'

Cascal zag de laatste bomen vanaf de grond naar boven zwaaien. Alleen de reusachtige boom met de bolvormige kruin stond er nog, eenzaam en verla­ten.

'Lordadmiraal Atlan vervangt Rhodan. De chef slaapt vermoedelijk en Atlan zet vaart achter het werk. Hij wil dat we in de vroege ochtend start­klaar zijn.'

Shya antwoordde zacht:

'Als Atlan dat wil gebeurt het ook.'

Als laatste buit van het verwoeste en gedeeltelijk gesmolten eiland, zwaai­de de grote boom naar boven en verdween in het solarium. De robots pakten de gereedschappen bij elkaar, liepen naar het antizwaartekracht­veld en zweefden naar boven. De paar Terranen die nog hier waren, liepen terug naar de centrale sluis.

Het korte vreedzame intermezzo was voorbij.

De nacht was voorbij.

 

In het oosten tekende zich nu, in het eerste uur van de zesentwintigste ja­nuari, een ragfijne dunne streep af. Eerst geel, toen veranderde de kleur. Vanachter de berg met het fort kwam felrood de zon Mayselan op. Het rode licht streek over het water en verlicht­te de machtige flanken van het schip van de vreemde indringers. De MARCO POLO werd een gigantische ro­bijn, het meer leek gevuld met rood­gloeiende lava. Tegelijk met het licht kwam er over de Terranen die naar de zonsopgang keken een dof gevoel van gevaar. Claudia Chabrol zei tegen Penka Manishe, met wie ze samen de wacht hield in de centrale van de krui­ser:

'Een dag vol beloften, Penka. Niet alleen mooie.'

Penka keek naar het brede beeld­scherm. Hij ondersteunde zijn hoofd met twee handen.

'Merkwaardig,' zei hij.

Even later keek hij de donkerharige vrouwelijke arts aan en zei:

'Dat is dat verdomde voorgevoel, dat we allemaal hebben. Een idyllische zonsopgang wordt in onze fantasie een dreiging, alsof de natuur een verbond heeft met de Takerer.

Claudia antwoordde:

'En toch krijgen we gelijk. Deze dag brengt ons niet veel prettigs. Overi­gens, toen je in de kombuis was, kwam er een boodschap door.'

Maar matig geïnteresseerd vroeg Pen­ka:

'Wat voor boodschap?'

'Het schip heeft de hele watervoor­raad aangevuld. We hebben nu pre­cies drie hectoliter meer dan bij het vertrek van Terra.'

Penka grinnikte:

'Dan waren er zeker bemanningsleden die water gehoosd hebben. Of de Ha­loeter heeft het toen opgedronken.'

Claudia lachte.

De lichtstreep was breder en helder­der geworden. Aan de bovenkant er­van hing een dik wolkendek dat zich uitstrekte tot boven het meer en de stad, waaruit ijle rookwolken opste­gen. De beschieting vanuit de zeven forten was de laatste uren minder geworden. Alsof de Takerer wilden zeggen dat ze er nog steeds waren schoten ze af en toe met hun initiaal-dubbelkannonnen op het schip.

'Regen!'

Het begon te regenen. Vanuit het oosten schoven schuine grijze banen over de rood oplichtende streep. Ze bedekten de berg, waaiden weg over het vlakke land en de oostelijke oever van het meer en kwamen razendsnel in de richting van de MARCO POLO. Opeens stond het schip in een breed regengordijn. De regen trok verder over het verbrande lege landschap van het eiland en sloeg tegen de verdedi­gingsschermen van het schip.

Een paar minuten later had hij de stad bereikt. Weer een halfuur later was de hele omgeving helder. De lucht was licht en doorzichtig, ze konden weer ver kijken.

Toen brak de zon door.

Mayselan, de rode dwerg.

Ze schoof als een ronde vuurbol boven de berg, hing toen boven het meer en schitterde in de cameralenzen van het schip.

Dit leek een teken te zijn.

De beschieting begon.

 

Het fort in het noordoosten begon. Twee krachtige dubbelinitiaalkanonnen troffen de verdedigingsschermen. Toen werd er geschoten vanuit het fort in het zuidoosten, vervolgens van­af het kleine eiland aan de zuidelijke oever van het meer. De forten rechts en links van de stad sloten zich aan en als laatste begon het fort in het noor­den te schieten.

Zo ging het verder - regelmatig en met voortdurend opgevoerde vuurkracht.

Lordadmiraal Atlan merkte op:

'Ze wensen ons goedemorgen!'

Toen zette hij de intercom aan en riep Rhodan op.

'Perry, opstaan. De Takerer zijn zo­juist begonnen hun beschietingen te intensiveren. Ze gebruiken nog steeds niet zoveel vuurkracht dat wij en zij zelf in gevaar zijn maar toch moeten we een kleine vergadering houden.'

Rhodan zei slaperig:

'Ik kom.'

Het lawaai van de treffers en de lopen­de machines had niet alleen de be­langrijke personen van het schip ge­wekt. Als eerste verscheen Roi Danton, die sinds de ontploffing van de tanks zijn ouderwetse kleding niet meer droeg. Hij liet zich naast Atlan in een stoel vallen en bestelde een home­risch ontbijt. Hij legde een bloem, die in de verte op een roos leek, voor zich op tafel.

'Daar gaat-ie dan,' zei hij droog.

Atlan knikte en wees naar de roos.

'Voor mij?'

Roi lachte even.

'Nee. Ik wil Ovaron pesten en deze bloem aan Merceile geven. Hij is giste­ren meegebracht door Cascal toen ze het bos naar het solarium brachten.'

Toen kwam de Haloeter binnen.

'Roi, kleintje!' zei hij. 'Ik ben blij dat het onverdraaglijke nietsdoen voorbij is. Eindelijk krijgen we weer iets te doen.'

Atlan keek de reus aan. Hij wist dat de Haloeter zich tijdens de explosies het leven had gered door zijn hele lichaam in een massa staalharde cellen te ver­anderen.

'Wat een humor heeft deze man van Haloet!' zei Atlan en keek toe hoe Danton zijn ontbijt verorberde. De hoofdbestanddelen daarvan werden natuurlijk gevormd door geweldige hoeveelheden sinaasappelsap en soortgelijke opgeloste concentraten - het psychologisch effect van de lange dorstperiode was nog steeds werk­zaam.

Icho Tolot richtte zijn gloeiende ogen op de panoramabeeldschermen en opende zijn verschrikkelijke kaken.

'Ze schieten zeer zuiver, snel en steeds krachtiger,' zei hij fluisterend. Hij scheen zich geweld aan te doen om de centrale niet met zijn normale stemge­luid in een razend inferno van lawaai te veranderen.

Atlan zei:

'Het begin van een offensief. Maar we kunnen niets doen omdat we niet weten wat het volgende punt op de agenda is.'

Merceile, die naast Ovaron en Schekonu naar de grote tafel liep, zei:

'We moeten zo snel mogelijk vertrek­ken.'

Roi Danton stond op, bond zijn papie­ren servet als een sluier om de steel van de bloem en maakte een barokke buiging voor Merceile.

'De mooiste bloem voor de mooiste Cappine - of heet het Cappucine? -van dit schip!' zei hij met fonkelende ogen.

'Van piepschuim?' vroeg Ovaron ha­telijk.

'Nee,' zei Roi. 'Puur natuur. Doe hem in het waterglas van Atlan, liefste. Eet je mee met mij, ik heb roerei en koffie, Merceile.'

Ze ging naast hem zitten.

Dit alles gebeurde met op de achter­grond het lawaai van de scheepsmoto­ren. Die draaiden nog steeds op volle kracht. De reusachtige scheepswanden trilden weliswaar met een zeer hoge frequentie, maar het geluid plantte zich voort door alle metalen delen. Men wende er snel aan. Oude ruimtevaarders werden zelfs wakker als het op de MARCO POLO stil was. In de centrale werd het lichter. De zon klom hoger en het felle rode licht werd wat minder sterk. Het schip werd in een onregelmatig ritme nog steeds beschoten. De capaciteit van de Takerische kanonnen werd nog steeds op­gevoerd.

Schekonu vroeg:

'Ik heb al gegeten - wat gaan we nu doen?'

Ovaron zei:

'Vermoedelijk  probeert Rhodan  zo snel mogelijk te vertrekken.'

Atlan zei:

'Vermoedelijk zal Rhodan alles doen, behalve proberen zo snel mogelijk te vertrekken. Nu zijn we in veiligheid omdat de Takerer hun vuurkracht niet kunnen opvoeren om zichzelf niet in gevaar te brengen. Als wij...'

Rhodan kwam binnen en bleef achter Atlan staan.

'... als wij op een grotere hoogte waren zouden we op de eerste plaats door meer en op de tweede plaats door krachtiger kanonnen beschoten kun­nen worden. Zelfs het paratronscherm zou dat niet uithouden. Ik wacht de eerste reactie van de Takerer af, die afwijkt van het gewone schema. Dat kan over tien minuten gebeuren, over een uur of over drie dagen. Is het schip klaar, Atlan?'

Atlan keek over de tafel die steeds voller kwam te staan met bestek en eten. Intussen waren alle Cappins, Terranen en gasten binnengekomen, van wie een wezenlijke bijdrage tot de discussie verwacht kon worden. Ze zaten rond de grote tafel in een hoek van de centrale. Die hoek werd ge­vormd door een zwaar schakelpaneel en het programmeringspaneel van de boordcomputer.

'We hebben water aan boord, het sola­rium staat vol struiken en bomen en niemand bevind zich buiten de be­schermende scheepswand. Alle repa­raties zijn gedaan en de helft van de bemanning slaapt.'

'Uitstekend,' zei Rhodan boven het lawaai van de bominslagen uit. 'We wachten op Gucky en Ras Tsjoebai.'

Terwijl ze wachtten werden ze gadege­slagen.

Niet de mannen in de centrale, maar het schip, het eiland en het meer. Degene die hen gadesloeg was een Cappin.

Een Takerer.

 

Zijn naam was Schekret.

Een grote slanke bijna magere man, die in een moderne stoel met hoge leuning zat. Door een toeval was hij in staat de indringer te bekijken. Schek­ret was lid van de Takerische geheime dienst en hoofd van alle wetenschap­pelijke afdelingen van Leffa. Hij resi­deerde al zeer lang hierboven op de honderdvijftigste verdieping van het gebouw.

Schekret zat voor een reusachtig bu­reau, dat aan de rechterkant schuin omlaag liep. In het schuine vlak waren vijf beeldschermen verwerkt. Een zes­de stond rechts van het raam. Het stond aan en liet een scherp, driedimensionaal kleurenbeeld zien. Vanuit zijn kantoor bovenin het hoogste ge­bouw van deze fabrieksstad zag Schekret met zijn purperkleurige ogen het bolvormige schip en het eiland. Het leek alsof er voor de stad plotseling een berg van tweeëneenhalve kilometer hoog was verrezen; op een afstand van maar zesendertigdui­zend meter.

'Alles moet zeer precies gepland wor­den,' zei Schekret zacht tegen zichzelf. 'Die toestand is vijf keer zo gecompli­ceerd als ik me op het ogenblik kan voorstellen.'

Schekret keek naar de massa papieren die op het bureau lag: berichten, ana­lyses, aanvragen, voorstellen en ver­zoekschriften.

Ze hadden allemaal maar een thema: Het vreemde schip.

Schekret glimlachte. Zijn oude rimpe­lige gezicht vol met pigmentvlekken zag eruit als een masker.

Schekret streek zijn witte haren ach­terover en gleed met zijn duimen tussen de naden van zijn nauw gesne­den jack.

De zoom van de witte stof ging open.

'Wat heb ik eraan,' zei Schekret zachtjes, 'als iedereen op deze planeet van geheimen zich alleen tot mij wendt? Er is maar een methode, een mogelijkheid om ons geheim te bewa­ren.'

Het schip moet vernietigd worden.

Snel, meedogenloos en radicaal. Het schip zelf is eigenlijk onbelangrijk, de vreemdelingen die er zich in bevinden, zijn belangrijk. Ze moeten gedood worden.

Wie zijn het eigenlijk?

Waar komen ze vandaan en waarom zijn ze uitgerekend hier op dit lege eiland geland?

Wat heeft Leffa dat zij kunnen ge­bruiken?

Vallen ze aan? Proberen ze achter het geheim van deze planeet te komen? Wat kunnen ze?

'Een ding is zeker,' zei Schekret. 'De man die de leiding heeft over dat schip is beter dan admiraal Maschyleen. Hij weet - en dat wist hij ook toen hij het spiegelscherm doorboorde - dat we hem vanaf de grond niet kunnen ver­nietigen zonder onszelf in gevaar te brengen. Dus weet hij ook dat hij niet mag vertrekken omdat dat zijn einde betekent. Vertrekt hij niet dan heeft hij iets waarmee hij ons kan bedrei­gen, ons kan dwingen hem te laten vertrekken of op een andere manier kan ontsnappen. Daarbij denk ik er niet eens aan dat hij enkelen van ons wil overnemen.'

Schekret zuchtte.

Hij was een rustige oude man die er niet op gerekend had in de laatste jaren van zijn leven nog tot heldenda­den gedwongen te worden. Heldenda­den ... dat was blijkbaar het enige waarmee hij deze vreemdeling kon vernietigen.

Schekret keek op zijn horloge. Het was vroeg in de morgen en de regen had zojuist de lucht schoon gewassen. De bol aan de horizon zag er nu uit als een sikkelvormige maan.

'Ik wacht nog even,' besloot Schekret. 'Misschien maakt de vreemdeling een fout. Zo niet dan sla ik vanmiddag toe.'

Hij bleef voor het beeldscherm staan en bekeek de vreemde vorm van het schip.

Toen schoot hem iets te binnen.

En hij wist welk gevaar er in werkelijk­heid op Leffa geland was. Hij schrok zo dat zijn gezicht grijs werd.

'Nee,' zei de oude man. 'Dat... dat betekent de dood voor de vreemde­ling. Hij mag niet vertrekken. Nie­mand op dat schip mag Leffa verla­ten.'

 


Een veilig lijkende schuilplaats blijkt een bijna dodelijke val voor de MARCO POLO te zijn.

Perry Rhodan moet alles opéén kaart zetten! Hij heeft water nodig, zonder dat kan de bemanning van de MARCO POLO niet verder leven.

Ze kiezen een planeet uit, en er begint een duel tussen DE STAD EN HET RUIMTESCHIP...


 

Perry Rhodan 0465 - Een arrestatiebevel voor de Marco Polo
Perry Rhodan 0465 - Een arrestatiebevel voor de Marco Polo.htm