HANS KNEIFEL
Op Terra is het begin september van het jaar 3437. Tussen de verschillende sterrenrijken heerst weer vrede.
Toch bestaat er een groot gevaar voor de mensheid. Tenminste volgens de Cappin Ovaron, die bang is voor een Cappin-invasie.
De MARCO POLO met Perry Rhodan en zijn mensen gaat naar de Sombrero-nevel, ook wel Gruelfin of NGC 4594 genoemd.
Perry wil de toestand in de melkweg van de Cappins onderzoeken. Zijn eerste kennismaking met de randgebieden van Gruelfin doet vermoeden dat de toestand daar gecompliceerd is. Verder onderzoek is nodig. Een paar kruisers en korvetten die op verkenning zijn uitgestuurd ontmoeten een geheimzinnige tegenstander op een wereld die duidelijk het stempel ATTENTIE - RADIOACTIEF draagt...
HOOFDPERSONEN IN DEZE ROMAN:
Perry Rhodan- Leider van de expeditie NGC 4594.
Ovaron- De Ganjo zoekt zijn volk, dat hij tweehonderdduizend jaar geleden verlaten heeft.
Joaquin Manuel Cascal- Hoofd van de kruiservloot van de MARCO POLO.
Overste Penka Manishe- Commandant van de derde kruiserflottielje van de MARCO POLO.
Takvorian- De Movator krijgt werk.
Valtenosch- Een verdediger van het recht.
1.
... 'behalve onze eigen melkweg konden wij sinds de eerste jaren van het astronomisch onderzoek talrijke andere gelijksoortige sterrenstelsels waarnemen. Zij werden "buitengalactische stelsels", of, zoals onze melkweg, Galaxis genoemd. (Grieks Galaxias: melkweg). Daarnaast zijn nog de uitdrukkingen "buitengalactische nevel", of - vanwege de vorm van de stelsels - "spiraalnevel" bekend. Het woord "nevel" is historisch bepaald, omdat door de zwakke prestaties van de eerste telescopen deze fenomenen er als nevels uitzagen. Al in het jaar 1750 na Christus werd vermoed dat deze nevels uit stelsels van vele aparte sterren bestonden en later werd deze hypothese bevestigd.
De buitengalactische nevels hebben al duizend jaar eigennamen en anders worden ze aangeduid met cijfers en getallencombinaties. Alle "oude" buitengalactische stelsels hebben de nummers, waarmee ze uit de sterrencatalogi van Messier en Dreyer werden overgenomen. In het handboek zijn alle namen ingevoerd, die door Terraanse cartografenschepen werden gebruikt.
. . .genoemde Sombreronevel. Deze Galaxis is dezelfde als die wordt aangeduid met nummer 4594 van de Nieuwe Galactische Catalogus. De afstand tot de aardse zon bedraagt elf miljoen parsec, dus ongeveer vijfendertig miljoen 860 000 lichtjaren. De exacte afstand kon pas bepaald worden toen het eerste aardse schip deze nevel van het type Sa bereikte en de stand van zaken van de ongeveer honderdtwintig miljard (!) sterren onderzocht...'
Overgenomen uit Inleiding tot de Astronomie, eerste deel, Handboek voor astrogatoren, cartografen en ruimtereizigers. Terra, 3418.
Alle twintig mensen die bij elkaar waren gekomen zagen er gespannen uit. Van deze bespreking hing het lot van het reusachtige schip en al zijn passagiers af. Maar vooral: lukte deze unieke vlucht, dan zouden de mensen van de aarde stuiten op de resten van een imperium, vergeleken waarmee het Arkonidische rijk van Atlan klein was. Lukte de vlucht dan zou Ovaron geconfronteerd worden met zijn eigen geschiedenis en die van zijn reusachtig grote volk - en hij zou verbaasd staan.
Mislukte de poging... dan... het was niet te voorzien.
Een hand schoof in het gezichtsveld van Joaquin Manuel Cascal, bevelhebber van de kruiservloot van de MARCO POLO. De hand was tweeëntwintig centimeter lang en zwart. Ook de nagels waren verrassend donker. Uit de mouw van het jasje van het uniform stak de boord van een dunne, kostbare trui. Aan de pols zat de brede geperforeerde gesp van een polshorloge. Het horloge had geen wijzers en cijfers, maar een rij kleine velden, waarin de cijfers van een digitaal uurwerk elkaar opvolgden. Verscheidene minieme waarschuwings-lichtjes voor wereldruimtestraling, gammastralen en röntgenstralen, enkele toetsen en drie datavelden maakten het beeld van dit kleine mechanisme compleet.
De hand greep de dikke kunststofbeker en verdween toen met de zwarte koffie uit het gezichtsveld van Cascal.
Cascal draaide zich half om en keek overste Kuruzin aan.
'Opgewonden, Menesh?' vroeg hij nauwelijks verstaanbaar.
De mannen in deze kamer leken te luisteren naar de geluiden van de scheepsmachine, hoewel hun oren en het gehoorcentrum van hun hersens inmiddels gewend waren aan dit steeds aanwezige geluid. Voor de ongeveer twintig mannen lagen foto's, tabellen van de computeroutput en talrijke eigen aantekeningen.
'Niet erg', zei de reusachtige Afro-Terraan naast Cascal.
'Dat is niet best', antwoordde de overste, 'hoewel we, geloof ik, weinig reden tot bezorgdheid hoeven te hebben. We zijn beter dan ooit met kennis en materiaal uitgerust. Deze vlucht is een goede demonstratie van aardse mogelijkheden.'
De kolossale man, wiens stalen stoel onder het gewicht van het tweehonderdvijf centimeter lange lichaam doorboog, zei tussen twee slokken koffie door: 'ik wilde dat ik je vertrouwen helemaal kon delen, overste, maar laten we afwachten wat Rhodan te zeggen heeft.'
Rhodan wilde maar een ding weten: of de Cappin-invasie, waar Ovaron bang voor was, voorbereid was of werd... of dat het tegendeel waar was. Pas in de tweede plaats interesseerde het de opperregent wat er gebeurd was met het volk van de Ganjasen, dat blijkbaar tweehonderdduizend jaar geleden over deze Galaxis geheerst had.
'Juist!' zei Cascal. 'Laten we wachten.'
De reusachtige MARCO POLO zweefde als een bol van vijfentwintighonderd meter doorsnede in het Hydepolosch-stelsel, vlakbij de enorme dubbele zon die donkerrood gloeide. Het licht van de ster deelde de bol van het schip in twee helften - de ene helft was donkerrood verlicht, de andere glansde vaag en was alleen zichtbaar omdat hij zich als een zwarte schijf aftekende tegen de sterren.
Het moederschip wachtte, en daarbinnen ook achtduizend mannen en vrouwen.
Na een poosje zei overste Rimano Betschul, commandant van het tweede kruiserflottielje:
'Maar of de opperregent zijn woord zal houden?'
Weifelend antwoordde Menesh:
'Ik ben eigenlijk niets anders van hem gewend. Hij zal zeker proberen, de vurige en volstrekt begrijpelijke wens van Ovaron naar vermogen te vervullen.'
'Dat geloof ik ook', zei Cascal.
Het was het oude schema, even oud als elk wetenschappelijk werk vanaf de dag waarop de mens begon te denken. Met grote en kleine tussenpozen vond men afzonderlijke mozaïeksteentjes, fascinerend van kleur, van onbekend materiaal en een fantastische structuur. Deze kleine deeltjes van een omvangrijke en complexe werkelijkheid bleven liggen tot ze tot een beeld konden worden samengevoegd - en zelfs dan was het nog niet helemaal zeker of deze beelden juist waren. Dit was het probleem waarvoor de achtduizend mensen in het gigantische ruimteschip zich gesteld zagen. Een van de mozaïekstenen waren de zogenaamde Moritators, die ze waren tegengekomen ... een van hen worstelde in de ziekenboeg met de dood. Nog steeds waren er te weinig steentjes om zich ook maar het geringste beeld te kunnen vormen. Rhodan was ontevreden. En die ontevredenheid was te merken toen hij begon te spreken.
'Mijne heren', zei hij en keek al zijn toehoorders langzaam en doordringend aan, 'ik geloof niet dat we veel verder gekomen zijn. We kunnen niet voortdurend door de kosmos stormen en steeds maar opwindende ontdekkingen doen; op het ogenblik schijnen we in een doodlopende straat te zijn beland. Het belangrijkste voor mij is - en dit zeg ik ook nadrukkelijk tegen Ovaron - te weten te komen of de dreiging voor de mensheid nog steeds bestaat of dat wij ons overdreven zorgen maken.'
Ovaron, die tot dan toe zijn hoofd met beide handen ondersteund had, richtte zich op en zei ernstig:
'De bedreiging is nog steeds actueel, Perry!'
Rhodan antwoordde:
'Wij hebben geen bewijzen of tegenbewijzen. Ik ben natuurlijk geneigd iedere intuïtie te geloven, maar pas als deze verifieerbaar is kunnen we handelen. Tenslotte vervoeren wij achtduizend mensen en de daarbij behorende hoeveelheid metaal!'
'En kunststof,' voegde Cascal er aan toe.
Geoffry Abel Waringer stak zijn hand uit en trok uit de stapel papier die voor hem lag een lang smal blad tevoorschijn. Hij las:
'De vrees van onze vriend Ovaron wordt door verscheidene geleerden als overdreven en speculatief beschouwd. Voor deze afwijzing worden enkele feiten en overwegingen aangevoerd die er zeker geloofwaardig uitzien. Maar ook hier: geen bewijzen! Slechts één feit is in tegenspraak met de afwijzing.'
Ovaron zei duidelijk en beheerst:
'Voor het begin van de expeditie naar de Sombreronevel zijn in de melkweg van de Terranen ondubbelzinnig Cappins waargenomen en bestreden. Dat is tenslotte een duidelijk bewijs!'
'Juist!' zei Rhodan. 'En juist daarover willen we zekerheid krijgen. Komt de informatie niet naar ons, dan zullen wij de informatie halen. Daarom heb ik ook de vijf commandanten van de kruiserflottieljes en hun opperbevelhebber voor deze bespreking uitgenodigd. Er moet iets gebeuren!'
Penka Manishe, de gezagvoerder van het derde flottielje, keek Rhodan aan, glimlachte triomfantelijk en zei zachtjes:
'Wij zijn het helemaal met u eens, Sir!'
'Daar ben ik blij om!' antwoordde Rhodan droog. 'Ik wil eerst aan overste Ovaron vragen om samen met ons doelbewuster op te treden. Wij moeten sneller dan tot nu toe doorstoten naar het centrum van deze Galaxis. Daar zijn, volgens Ovarons herinnering als Ganjo, de Ganjasen ontstaan en ze zijn tot een machtig volk uitgegroeid. Correct?'
'Volkomen correct', zei Ovaron, 'maar toch wil ik er wat tegen in brengen. Volgens Rhodan zijn de alternatieven als volgt: of kleine doorstootacties in de grensgebieden van de Galaxis, of een enorme sprong naar het centrum. Beide staan mij niet aan. Ik voel meer voor de middenweg: langzaam maar doelbewust doorgaan. Niet te snel maar ook niet te langzaam. Wat jij schijnt te willen, Perry, lijkt me veel te radicaal en er zijn te grote risico's aan verbonden.'
Een duidelijke maar niet onoplosbare controverse tussen de opperregent en de voormalige heerser van de Cappins begon zich af te tekenen.
Ovaron drong nadrukkelijk maar niet overhaast op duidelijkheid aan.
Duidelijkheid over het lot van het Ganjasische volk en zijn ontelbare planeten.
En ... Rhodan wilde weten of ze een invasie konden verwachten of niet. Hij scheen meer te voelen voor een snelle en slagvaardige oplossing van dit probleem.
Was dit probleem op te lossen?
Tenslotte tilde Ovaron een stapel sterk verkleinde, maar zeer duidelijke en scherpe sterrenkaarten op en gooide ze met een klap voor zich op de ronde tafel.
'Hier, deze kaarten!' begon hij. 'Die geven precies aan waar en hoe we moeten zoeken!'
'Maar ze zeggen niet veel over waar we iets kunnen vinden', merkte Rhodan op.
De computerinstallaties van de MARCO POLO hadden de laatste weken onafgebroken gewerkt. Iedere Terraan, die met deze machines kon omgaan, had meegeholpen. Duizenden opnamen van de sterren van dit stelsel waren verwerkt en de digitale instrumenten hadden een ingewikkelde berekening gemaakt: ze hadden de bewegingen van de sterren berekend. Tweehonderd millennia lang hadden de zonnen zich naar het centrum van de Galaxis bewogen, gehoorzamend aan een onwrikbare wet. De kaarten, waarmee Ovaron zijn thesen ondersteunde, waren de uitkomsten van deze berekeningen. Ze toonden in series de stelsels in hun onderlinge betrekkingen zoals die tweehonderdduizend jaar geleden gegolden hadden. Ter vergelijking kon men te allen tijde de opnamen uit die dagen tevoorschijn halen; de verschillen waren duidelijk zichtbaar. En het waren juist deze verschillen die Ovaron steeds meer deden herinneren.
Van tweehonderdduizend sterrenstelsels, waarvan elk een of meer planeten bezat, waren berekeningen gemaakt.
Meer dan vijftigduizend sterrenkaarten waren door de computers bewerkt; en daaronder vielen de grote overzichtskaarten die Ovaron in zijn hand hield.
'Luister eens, Perry', zei Ovaron rustig. Het was te zien dat hij zich beheerste. 'We hebben een heel nieuw fascinerend beeld van de Galaxis NGC 4594. Alles is veranderd. Ik weet nu veel van wat vroeger voor mij ontoegankelijk was. Ik kan nu een massa nuttige informatie geven ... uit mijn geheugen.'
Een uur lang werd er gewikt en gewogen.
Tenslotte probeerde Rhodan een compromis te vinden, waarmee iedereen het eens kon zijn.
' Als verantwoordelijk persoon voor deze vlucht ben ik bereid tot een laatste experiment', zei hij tenslotte.
'Ja?', vroeg Ovaron.
'Je hebt in de door ons zo genoemde Drie-kring het bestaan van een paar honderd stelsels geconstateerd, die je nog van vroeger kende en waarvan je weet dat ze bewoond werden of werden gebruikt als bases.'
Ovaron haalde diep adem.
'Zo is het, Perry.'
Cascal stak zijn hand op en zei:
'Het lijkt me zinloos en erg omslachtig - vooral wat betreft verspilling aan mensen en materiaal - om met de MARCO POLO naar elk afzonderlijk stelsel te vliegen en daar te onderzoeken hoe de voormalige Ganjasen zich ontwikkeld hebben of gedegenereerd zijn. Waarschijnlijk vinden we een serie verwoeste planeten, waarvan er enkele door minder intelligente levensvormen bewoond worden, wat mij betreft door voormalige Ganjasen, die in het stenen tijdperk zijn teruggevallen.'
'Daarom ben je hier', zei Roi Danton.
Cascal vroeg met een strak gezicht:
'Vanwege mijn kennis over het stenen tijdperk? Kom nou! Ik kan tenslotte lezen en schrijven en de kleurige driedimensionale schilderijen bevallen me uitstekend.'
Rhodan lachte verzoenend en zei:
'Daar had ik al aan gedacht, Joak. We zullen niet met de MARCO POLO gaan, maar de flottieljes gebruiken. Zowel de kruisers als de korvetten.'
Cascal knikte.
'Ik begrijp het,' zei hij.
Zeer langzaam kwam er een zekere duidelijkheid in de binnengalactische verhoudingen. Maar die had alleen betrekking op de zonnen en hun planeten, niet op de gebeurtenissen op de toenmalige planeten. Voor Ovaron was het niet moeilijk geweest met de computer te berekenen waar ze de hem bekende zonnestelsels moesten zoeken. Een taak van deze omvang zouden honderden of duizenden eersteklas astrogatoren hebben kunnen uitvoeren - de computer van het reuzenschip had maar een paar dagen voor dit werk nodig gehad en anderen hadden nieuwe kaarten en foto's gemaakt.
Pawo Restonow, commandant van het vijfde flottielje, vroeg met een groots gebaar:
'We zijn startklaar, Sir! Hoe pakken we het aan?'
Rhodan keek peinzend naar Ovaron en zei toen:
'Jullie krijgen allemaal gedetailleerde richtlijnen. Groepjes van tien kruisers en tien korvetten vliegen naar een precies omschreven sector van de ruimte. Deze spreken een markant ontmoetingspunt af, bijvoorbeeld een grote zon of een gekke dubbelzon, dat laat ik aan jullie over. Van daar uit verspreidt de groep zich en vliegt paarsgewijs naar de aangegeven doelen.
Vijf groepen vliegen naar van te voren bepaalde planetenstelsels en gaan deze onderzoeken.'
Cascal zei:
'Dat zijn totaal vijftig zonnestelsels,Sir. Is dat niet te weinig?'
Lordadmiraal Atlan, die tot nu toe het gesprek vooral zwijgend en nadenkend gevolgd had, zei hardop:
'Wij kunnen natuurlijk ook, als we snel resultaten krijgen, naar andere stelsels vliegen en deze onderzoeken.'
Atlan maakte de indruk alsof hij de laatste twee uur alleen maar informatie verzameld had om te proberen hieruit een eigen actieschema te ontwikkelen.
'Het plan is goed', zei Ovaron. 'Ik ben het er helemaal mee eens.'
De honderd schepen waren door het vermogen van hun motoren en de kwaliteit van hun uitrusting in staat zo'n verkenningsmanoeuvre uit te voeren. En de bemanning bestond uit mannen en vrouwen die niet alleen militair waren, met een scherp omschreven opdracht, maar zij waren ook wetenschappelijk geschoold. Bovendien waren de commandanten van de groepjes jonge geleerden uit het zonnestelsel, die zich op deze ongewone manier verder ontwikkelden. Er was maar een moeilijk punt - het gold nu nog niet zozeer, maar zou later misschien belangrijk worden. Het plaatsgebrek. Omdat de bemanning van de kleinere schepen binnen hun stalen bol woonde en sliep en omdat de uitrusting voor zo'n verre en gecompliceerde vlucht groot moest zijn, was letterlijk iedere hoek van alle schepen, ook de enorme MARCO POLO, helemaal volgepropt met voedingsmiddelen en uitrusting. De woonruimte voor alle bemanningsleden was dus klein, hoewel betrekkelijk luxueus ingericht.
'Toen korvetten en kruisers nog gebruikt werden voor de Terraanse luchtvaart hebben ze al verkenningstochten uitgevoerd - ze zijn zeer geschikt voor zulke opdrachten', zei Cascal. 'Wat is ons doel, Sir?'
Lord Zwiebus greep ongeduldig naar zijn speciale knots en Whisper bewoog zich onrustig als een fladderende handdoek van een schone op het strand.
'Jullie krijgen straks de instructies', zei Rhodan.
Atlan vroeg onbeheerst:
'Wie blijft er hier? Ik? Daar heb ik helemaal geen zin in!'
Rhodan schudde glimlachend zijn hoofd.
'Ik stel voor dat jij in ieder geval de leiding van een groepje op je neemt, Atlan. Ovaron en ik hebben hier een coördinerende functie. Hier... ik bedoel de MARCO POLO. Het schip zal blijven wachten naast de donkerrode dubbelzon.'
'Begrepen', zei Cascal. 'Ik zie dat voor mij het derde kruiserflottielje overblijft. Omdat mijn kleine hut op de CMP-21 is, zal ik ook verder een beroep moeten doen op je gewaardeerde gastvrijheid, Manishe!'
'Je weet dat je een graag geziene gast bent', antwoordde de man, die door zijn manschappen de 'schorpioen' genoemd werd.
'Fijn.'
De vijf oversten stonden op, namen de instructies in ontvangst en Alaska Saedelaere vroeg aan Rhodan:
'Wanneer beginnen we?'
Rhodan antwoordde:
'De eerst eenheden starten over precies vier uur, Alaska.'
Ovaron en Rhodan bleven aan boord van het grote schip en de andere hoofdpersonen van de expedities verspreidden zich over de verschillende kleinere schepen. De paardmutant Takvorian, de tijd-Movator, kwam in een van de gangen Cascal tegen en sloot zich aan bij de overste. De mutanten lord Zwiebus en Atlan maakten zich klaar om aan boord van de korvetten en kruisers te gaan.
Joaquin Manuel Cascal hield de vijf andere mannen tegen toen die bij de kruising kwamen. De brede maar betrekkelijk lage gang, die naar de grote ruimte voerde, waarin zich de vijftig lichte kruisers bevonden, maakte hier een bocht.
Cascal grijnsde, maar zijn gezichtsuitdrukking verraadde niet wat hij wilde. Toen draaide hij zich half om en wees op een bord.
'Daarboven is een kleine bijna automatische kantine. Omdat wij sinds de start voor het eerst samenwerken, mijne heren, vind ik het nodig samen een glaasje te drinken. Natuurlijk maar een klein glaasje, ofschoon een groot onze reflexen niet zou vertragen.'
'Bijna een even goed idee als deze actie!' gaf de reusachtige breedgeschouderde Afro-Terraan als droog commentaar. 'Betaal jij, overste?'
Cascal knikte.
'Graag. Ik trek het bedrag toch als human-relationkosten af van de belasting. En geen belastingambtenaar kan mij hier in de Sombrero-galaxis controleren.'
De chinees Tschuyn Hay fluisterde:
'Bij de grote Lao Tse, nu begrijp ik waarom je zo berucht bent, overste.'
Ze gingen na elkaar de kantine binnen en gingen aan de bar zitten.
'Zoek maar iets uit', zei Cascal. 'En wees niet bescheiden.'
'Okay', zei Manishe. 'Dan draag ik jullie, als je niet meer kunt lopen, wel aan boord, alleen ... Rhodan mag niets merken!'
Het robotapparaat zette zes halfgevulde glazen op de bar. Een paar bemanningsleden, enige vrouwelijke technici van de peilafdeling en het hoofd van de astrogatorische afdeling van de MARCO POLO, die een tamelijk uitgeputte indruk maakte, zaten aan de bar en aan de tafeltjes en hadden verbaasd opgekeken toen de zes mannen de kantine binnenkwamen.
Cascal koos een muziekje uit en zei:
'Op de actie!' Hij hief zijn glas.
'Precies!' antwoordde Hay en dronk met voorzichtige kleine slokjes. Hij genoot zichtbaar van de geur van de verfijnde aquavit.
'Merkwaardig', zei de zwarte reus naast Cascal. 'Nu ik je heb leren kennen ... je bent anders dan ze van je zeggen, overste.'
Cascal grinnikte.
'Beter, nietwaar?' vroeg hij. Uit de luidsprekers van de kantine klonk het lied van de bard. De snerpende ruisende klanken van de zestigsnarige gitaar begeleidden een tekst, die verhaalde over sterren, verre nevels van het heelal, onmetelijke reizen en heimwee. Zwevend, maar zeer poëtisch.
'Anders!' zei Menesh Kuruzin.
'Ik begrijp het', zei Cascal, nam een slok, stak achteloos een sigaret op en keek op zijn horloge. 'Ik ben dus beter dan men van mij zegt.'
Penka Manishe zei:
'Dat heeft Menesh zeker niet bedoeld. Hij wilde zeggen dat je anders bent dan ze zeggen.'
'Ja ja', zei Cascal. 'Zo gaat het altijd.'
Hij bekeek in het spiegelglas van de bar de vijf mannen links en rechts van hem. Hij was hun meerdere, maar dat betekende niet dat hij commandant van een schip was als hij officieel aan boord van de CMP-21 ging. Hij kon wel bevelen waar bijvoorbeeld Manishe met zijn schepen heen moest gaan, maar waar iedere commandant precies heenging kon hij niet bepalen. En dat was maar goed ook, want hij had er zelf een hekel aan als iemand achter hem stond en hem op de vingers keek en hem zou zeggen op welke knop hij moest drukken. Manishe onderbrak hem in zijn gedachtengang.
'Die Cappinse Takvorian... een kleurige figuur, nietwaar? Ik vind hem een beetje griezelig. Moet je hem eigenlijk als paard benaderen of als mens?'
Nadat hij even nagedacht had zei Cascal:
'Als een vierbenig intelligent wezen met voornamelijk menselijke gedachten en reacties, maar hij kan met twee benen meer dragen dan jij en ik.'
'Samen ... ?' vroeg Penka.
' Nee, ieder apart!' zei Cascal en stemde in met het lachen van de anderen.
De overste van het vijfde flottielje, die net als zijn kameraden het bevel had over tien schepen, was een Terraan met kort donkerblond haar. Hoewel hij niet opviel had Pawo Restonow meer invloed dan de anderen. Hij was een levendige man, die nu ongewoon stil was, vermoedelijk bezon hij zich op zijn opdracht en dacht hij na over een paar slimme manoeuvres. Hij was het type van de sceptische idealist, die zwoer bij de edelmoedigheid van alle intelligente wezens van het universum, maar wel wist hoe theoretisch dit was. Als hij praatte gesticuleerde hij als in een oude tragedie. Zesendertig jaar levenservaring, waarvan vijftien op verschillende schepen, hadden hem zijn levendigheid niet kunnen ontnemen. Hij was een uitstekende tacticus en zijn wetenschappelijk vakgebied was extra-Terraanse technologie.
Hij dronk zijn glas leeg, liet zich van de brede barkruk glijden en zei met half opgeheven arm: 'Ik zou graag zo snel mogelijk met mijn schepen naar buiten gaan. Daarvoor moet ik mijn mannen nog enthousiast maken.'
Cascal zei grijnzend:
'Wij scheiden als vrienden, Restanow.'
De laatste akkoorden van het lied van de bard stierven weg.
Restanow maakte een beweging die hij van Roi Danton had afgekeken. Hij pakte een imaginaire hoed van zijn hoofd en zwaaide daarmee tot op kniehoogte. Toen zei de overste:
'Voor zover het mogelijk is vriend van een meerdere te zijn, scheiden wij als vrienden, overste Cascal. Veel succes!'
De chinees Hay schudde zijn hoofd. De kleine met een strik versierde staart zwaaide provocerend heen en weer. Manishe dacht aan een scherpe schaar en grinnikte.
'Ach jij!' zei Tschuyn Hay met grimmige verachting. 'Loop toch heen!'
Twintig minuten later volgden Cascal en de anderen de flottieljecommandant Restonow.
De actie begon al vlug. Sentimentele gevoelens waren hier niet op hun plaats, maar geen van de mannen onderschatte de gevaren waaraan ze hun manschappen hun schepen en zichzelf blootstelden, als het zover was.
En in een vreemde Galaxis waren er veel momenten van gevaar. Joaquin Manuel Cascal zou daar als eerste mee te maken krijgen. Maar dat wist hij toen nog niet.
2.
'... verdeelt de sterrenatlas de buitengalactische sterrenstelsels in overeenkomstige typen. Ongeveer twintig procent van alle nevels zijn ellipsvormige stelsels die geen herkenbare structuur hebben. Zij hebben de vorm van een lens, de een duidelijker dan de andere. Natuurlijk zijn het echte sterrengroeperingen zonder noemenswaardige hoeveelheid interstel-laire materie. (Zie: Interst. Mat.) Een getal dat wordt toegevoegd aan een kenmerkende letter, karakteriseert hun platheid. Dus E betekent ellipsvormige nevel, en bijvoorbeeld E 7 dat de grote as 10 is en de kleine 3. Nog zeer onduidelijk is de betekenis van E 0 - het is maar in een paar gevallen mogelijk geweest vast te stellen of de nevel werkelijk bolvormig is of dat het bijvoorbeeld een nevel E 3 is, die wij vanuit de pool zien...
Ongeveer 50 procent van alle nevels zijn gewone spiraalnevels S. De windingen beginnen bij hen meteen in de kern. Het uiterlijk van de nevels is zeer verschillend, er zijn zelfs complete windingen om de kern. De letters a, b en c achter de kenmerkende letters geven het wijken van de kern en de opening van de spiraalarmen aan...
. .. bovendien is de Sombreronevel een Sa-object. Deze galaxis ligt boven de Virgoconglome-ratie, maar is zeker geen onderdeel van dit stelsel. Maar ook deze galaxis, het NGC-object nr. 4594, is op zijn beurt omgeven door ongeveer zevenhonderd bolvormige conglomeraties, waarvan ieder een verzameling van ongeveer honderdduizend aparte zonnen is...'
Overgenomen uit: Inleiding tot de Astronomie, eerste deel, Handboek voor astrogatoren, cartografen en ruimtereizigers. Terra, 3418.
Naast de commandant van de CMP-21, Penka Manishe, stond de bijna even oude overste en keek hoe zijn mannen de onderlinge positie tussen de tien schepen van het derde flottielje op hun instrumentenborden bepaalden. Samen met Manishe had Cascal de verantwoording over tien lichte kruisers, uitstekende snelle ruimteschepen met sterke motoren en ieder met een zestigkoppige bemanning.
Cascal vroeg zachtjes:
'Alles duidelijk? Geen mogelijke vertragingen?'
Penka wees naar een paneel met tien beeldschermen naast de plaats van de commandant. Het waren kleine controleschermen, waarop met één blik te zien was hoever de bemanning met de voorbereiding was. De lengte van strepen in verschillende kleuren geven aan in hoeverre de belangrijkste installaties klaar waren. Alle tien beeldschermen waren vol, er was geen ruimte meer tussen de strepen en de rand van het beeldscherm.
'Nee. We kunnen op tijd starten', zei Penka.
Ze noemden hem de schorpioen, de mannen van de CMP-21, het 'vlagge-schip' van dit kruiserflottielje.
Penka Manishe had een kaarsrechte houding, hij was een man van veertig jaar en maar een meter vierenzestig lang. Niet dat hij erg geleden had onder zijn geringe lichaamslengte, maar toch spande hij zich op de een of andere manier in om uit te blinken. Hij droeg zachte ruimtevaarderslaarzen met hoge hakken. Manishe was klein en erg mager en hij had een gezicht met altijd zorgelijke rimpels. Maar zijn bleekgroene ogen die als stukjes gletsjerijs in zijn bruine gezicht stonden, verrieden de snelle beslissingskracht en de hardheid van deze zwijgzame man. Zijn lichtblonde lange haar had een scheiding in het midden. Zonder iets te zeggen bekeek de commandant van de kruisers langdurig de bemanning van de centrale, draaide zich om naar Cascal en zei zachtjes, maar met duidelijke scherpte in zijn stem:
'We gaan een smetteloze start maken, overste. Jij wilt je zeker terugtrekken in je hut om daar te mediteren?'
'Eigenlijk ben ik aan boord de enige die sarcastisch mag zijn,' zei Cascal grijnzend. 'Maar ik moet zeggen dat je gelijk hebt. Ik ga echter niet mediteren maar een bezoek brengen aan een getalenteerde en betoverende vrouwelijke scheepsarts en genenspecialiste, de sterrenkaarten bestuderen en dertig minuten voor het vertrek hier weer verschijnen. Is dat naar je zin, commandant?'
'Helemaal!'
De mannen gaven elkaar een hand.
Cascal sprong in de centrale liftkoker en stapte er beneden weer uit. Hij liep snel en doelbe-wust naar zijn kleine kamer, klapte zijn brits uit de muur, ging zitten en liet het schrijfblad naar buiten glijden. Het licht ging automatisch aan. Cascal pakte uit zijn borstzak het dupli-caat van de instructies en hij begon te rekenen en specifieke informatie over de sterren en de vermoedelijke coördinaten van de afzonderlijke planeten te bekijken. Hij bepaalde afstand, grootte en straling. Natuurlijk was dit voor een man, die vele jaren van zijn leven tussen de sterren had doorgebracht, niet erg ingewikkeld. Maar de Terranen waren hier ver buiten hun eigen galaxis en nog verder van hun eigen planeet verwijderd.
'Werkelijk', zei Cascal mismoedig. 'Een taak die interessant kan worden, maar nu is daar nog niets van te merken.'
Zijn tien schepen moesten eerst naar het Sorgelan-stelsel vliegen. Ovaron noemde dat zo.
Cascal had tijdens de discussie besloten naar dit stelsel te gaan; er schenen zich daar geheimzinnige dingen af te spelen. In ieder geval in de tijd dat Ovaron daar Ganjo was.
Ongeveer een uur was Cascal geconcentreerd bezig, zwijgend en doelgericht.
Toen leunde hij achterover en zette het intercomscherm aan. Hij koos een nummer, wachtte en zag toen op het kleine scherm rechts van het schrijfblad het gezicht van de vrouwelijke arts Claudia Chabrol. Op eigen verzoek nam zij aan deze expeditie deel.
'Commandant van alle kruisers - wat wilt u?' vroeg Claudia.
'Met jou praten', zei Joak.
'Dat doe je al. Waar gaat het om?'
Cascal stak een klein, conventioneel ingebonden boek met ouderwetse letters op de omslag omhoog.
'Het gaat om dit verrukkelijke geschenk van jou', zei Cascal. 'Ik lees er vaak en graag in en de diepe wijsheden erin persen me de tranen in de ogen van het lachen.'
Claudia lachte.
'Waar anders in. Hoe gaat het met je?'
Cascal keek droevig om zich heen en zei:
'Niet te vergelijken met vroegere schepen. In deze lichte kruiser is net zoals in het grote schip, iedere kubieke centimeter ruimte gevuld met uitrusting. Ik heb het uitgerekend. Twee bij twee bij drie meter, dat zijn twaalf kubieke meter in mijn commandohut. Dan nog twee kubieke meter toilet. Hoe zou ik dat vinden?'
'Vreselijk, beste overste,' zei Claudia. 'Je schijnt sinds ons laatste avontuur met de nultijddeformator aan charme, rijpheid en beminnelijkheid gewonnen te hebben.'
Cascal stak een sigaret aan en blies een rookwolk tegen het beeldscherm. Hij antwoordde met gespeelde vriendelijkheid:
'Precies hetzelfde kan ik van jou zeggen. Overigens niet alleen ik. Lord Zwiebus is het daarmee eens.'
Claudia maakte een afwerend gebaar.
'Wanneer vertrekken we naar Sorgelan?'
Cascal keek op zijn horloge.
'Over veertig minuten. Over tien minuten moet ik in de centrale zijn.'
'Laat je niet door mij ophouden,' zei de arts. 'Kom je voor die tijd nog een kop koffie drinken in de scheepsziekenboeg?'
Cascal lachte hartelijk.
'Met een scheut medicinale alcohol in de koffie, ja?'
Cascal schoof het boek opzij en zei na een paar seconden:
'Goed - ik kom meteen naar boven. Hoe voel je je vlak voor de start naar het onbekende?'
'Neutraal,' zei de arts.
'Ik ben wel niet bang,' bekende Cascal, 'maar ik kan een zeker gevoel van onrust niet onderdrukken.'
Claudia zei:
'Kom maar vlug koffiedrinken, ik zal je onrust wegnemen.'
'Eén blik in jouw grote donkere raadselachtige ogen,' zei de overste, 'en mijn onrust zal duidelijk sterker worden.'
Ze strekte haar hand uit om het beeldscherm uit te schakelen en zei:
'Je gaat weer eens ver buiten je boekje, overste Cascal. Ik verwacht je.'
Cascal speelde dit spel met groot enthousiasme. Hij, de man die van snelle beslissingen leefde, kon niet kiezen tussen het meisje Caresca Asayah, die met Dyroff Hypern en de OVERLUCK vloog, en Claudia Chabrol, die zijn innerlijke twijfel ontdekt scheen te hebben en Cascal sarcastisch bejegende.
Cascal stond op en nam het boek in zijn hand.
Hij las de titel:
Geïllustreerd Bestiarium van de 24ste eeuw.
Cascal had tussen bladzijde 157 en 158 een bladwijzer gelegd; het was een stuk van het verslag van de prestaties van een lichte kruiser. Hij las:
De waakhond (canis vulgaris teledictus).
De waakhond is, in tegenstelling met populaire meningen op alle planeten en in alle lagen van de bevolking, niet een hond die waakt, maar een hoogst betreurenswaardig dier dat deze naam krijgt omdat het niets te bewaken heeft. Het gaat, in het bijzonder in onze eeuw, om een mutatie van de echte waakhond. Er leven honderden, ja duizenden van deze dieren onder ons, allemaal arme honden, die alleen door de bijzondere kleur van hun halsband van elkaar te onderscheiden zijn.
De waakhonden onder elkaar gebruiken een subtiel communicatiesysteem. Het is gebaseerd op het gebruik van de lettergreep... hond... in plaats van andere medeklinkerklinkercombi-naties. Hand wordt hond, de ene hand wast de andere wordt in deze verwarrende, zeer komische taal: de ene hond wast de andere. De waakhonden vormen een streng afgescheiden, vrijmetselaarachtige kaste en schelden iedere niet-hond uit voor 'mens'. Een groter scheldwoord bestaat nauwelijks voor hen...
Cascal lachte, sloeg het boek met een knal dicht en ging koffiedrinken. Hij ging vrijwillig naar een mens.
Tien minuten later stond hij voor zijn commandostoel. Schuin voor zich zag hij, half in profiel, de rug en het hoofd van Penka Manishe.
'Klaar, Penka?' vroeg hij zacht.
Geen van de andere officieren draaide zich om. Overal werd gewerkt, overal gloeiden en blonken controlelampjes. Gedempt gegeven bevelen gingen over en weer.
'Doelgebied voor de tien lichte kruisers van het derde flottielje: het Sorgelan-stelsel,' zei de commandant. Hij was de man die het bevel voerde over het vlaggeschip van het derde flottielje en dit ook vloog. Cascal zou zich geen seconde bemoeien met de besturing van het schip - slechts in één geval.
Als Manishe uitviel of doodging.
Manishe zei hardop:
'Over vier minuten starten. Vertrekken volgens rangnummer. De CMP-21 begint.'
'Begrepen!' klonk het uit de luidsprekers.
Cascal zei zacht:
'Sinds het eind van de bespreking heb ik Takvorian niet gezien.'
Manishe aarzelde een ogenblik en zei toen:
'We hebben de paardmutant in de laadruimte ondergebracht. Hij stond erop.'
'Zo?' Cascal was verwonderd.
Er kwam een mededeling.
'De sluizen eenentwintig tot dertig zijn geopend.'
'Dank je,' zei Manishe in de microfoon.
Van buiten af was er een prachtig schouwspel van een koude technische schoonheid te zien. Op vijftig plaatsen schoven op regelmatige afstand van elkaar de halfronde sluisdeuren van de kruiserhangar naar twee kanten open en verdwenen in de wand van het schip. Vijftig kaarsrechte lichtstrepen werden zichtbaar. Deze werden breder en breder en elk veranderde in dertig seconden in een rechthoek.
'Ik tel af,' zei Manishe. 'Start voor 21 over twintig seconden. Negentien ... vijftien... tien ... drie ... twee ... een!'
De bolvormige kruiser schoof naar buiten, toen begonnen de motoren te brullen. Als tien parels, die uit een snel roterende ketting worden weggeslingerd, raasden de schepen op gelijke afstand van elkaar uit de MARCO POLO.
Er klonk weer een bevel. De bemanningen van de tien schepen zagen hoe de MARCO POLO razendsnel ineenschrompelde tot een klein bolletje, hoewel de motoren van de kruisers nu pas op volle toeren draaiden. Het schip schoof nu voor de zon, en in de zwarte slagschaduw van de stalen reus verwijderden de tien schepen zich met hoge snelheid in de richting van hun doel.
'Indrukwekkend nietwaar?' vroeg Penka na een poosje.
Nu begreep Cascal ook waarom deze de schorpioen werd genoemd. Zijn handen flitsten als de angel van een schorpioen naar de toetsen van zijn instrumentenpaneel, zo snel dat twee bewegingen versmolten.
'Nogal,' zei Cascal.
Na elkaar verlieten nu de andere kruisers en ook de korvetten de MARCO POLO en verspreidden zich in de vorm van een driedimensionale ster. De lightning-jagers, ongeschikt voor acties op zo'n grote afstand, bleven staan, evenals de space-jets.
'Wij hebben onze vlucht in drie etappes verdeeld, volgens je opdracht, overste. Als de afstand tot Sorgelan in het geheel tweeduizendzeshonderdachttien lichtjaren is, is iedere etappe ongeveer achthonderdvijftig tot negenhonderd lichtjaren.'
'In formatie gaan vliegen,' zei Cascal en sloot de brede veiligheidsgordel van zijn stoel. Hij bekeek onderzoekend en zonder iets te zeggen het geweldige panoramabeeldscherm en was verbluft over de vooruitgang van technische mogelijkheden - het beeld was zo realistisch, gaf zo'n goed beeld van de omgeving dat je je moest realiseren dat zich tussen de kijker en de sterren de scheepswand bevond.
'Richting Sorgelan,' zei Cascal. 'Beginnen met de eerste lineaire etappe.'
'Begrepen.'
Cascal was verder stil en bekeek de instrumenten, die door de relatief kleine boordcomputer gecontroleerd werden. De opdracht was duidelijk, ze zouden voorzichtig naar dit stelsel vliegen. De zon had vijf planeten; Ovaron had zich dat herinnerd en bovendien was dat berekend uit de bewegingen van de zon.
Van deze vijf planeten was alleen de derde belangrijk genoeg om deze actie te rechtvaardigen.
Hij heette in de taal van Ovaron, het ganjasisch, Vavschenic.
In de tijd dat Ovaron hier een belangrijke figuur was geweest, scheen deze wereld een groot geheim met zich te dragen. Het was een geheim verdedigingspunt van het Ganjasische rijk. Toen, tweehonderdduizend jaar geleden, waren daar reusachtige diepe bunkers geweest en ook enorme, zorgvuldig afgeschermde industriegebieden, die door de toenmalige Ganjo gebruikt werden om ongehinderd en in alle stilte zeer belangrijk onderzoek te kunnen doen.
Het zag er toen zo uit:
Vavschenic, een onbewoonde wereld in de diepste schemering van een beginnende evolutie. Een oerwereld met een zich langzaam ontwikkelende fauna, die zich later differentieerde. De planeet, die maar weinig zeeën bezat, was gedeeltelijk uitgehold en onder de rotsachtige korsten van het continent had men enorme gebouwencomplexen gezet. Een paar miljoen geleerden en technici van het volk der Ganjasen hadden daar fundamenteel onderzoek gedaan, bepaalde producten ontwikkeld en deze zelfs in productie gebracht.
'En was dat de reden waarom je bijna met Atlan slaags raakte over wie er mee zou gaan?' vroeg de commandant, toen de automatische piloot van het schip het werk van de mannen had overgenomen en het schip samen met de andere negen kruisers voortjoeg door de lineaire ruimte.
'Natuurlijk, al is het maar half zo dramatisch. Ik ben zeer in deze planeet geïnteresseerd.'
Toen Joaquin even gepeinsd had zei hij:
'Zie je de overeenkomst? Ook de aarde is de derde planeet.'
'Je bent slim,' gaf de schorpioen droog als commentaar. 'Er valt nog veel van je te leren, overste.'
Afwezig antwoordde Cascal:
'Daarom ben ik ook hier aan boord. Hoe is het moreel van de mannen?'
'Beter dan het jouwe,' zei de luitenant-kolonel hatelijk, maar zo zachtjes dat niemand van de andere mannen het kon horen. 'De andere negenenvijftig mannen drinken geen gegarandeerd cafeïnevrije scheepskoffie met vrouwelijke artsen.'
'Ach man!' zei Cascal bitter. 'Op de eerste plaats zijn er op dit schip geen negenenvijftig mannen, want er zijn ook dames bij. Op de tweede plaats is Claudia een oude vriendin van me. Wij waren al aan het bakkeleien toen jij nog niet wist dat een Cappin geen nieuwe soort instant pudding is!'
Bij wijze van uitzondering stond Penka zichzelf een bulderend gelach toe. Alles was tot nu toe uitstekend volgens plan verlopen. Tijdens de vele jaren van Terraanse ruimtevaart waren veel verliezen geleden en iedere keer had men geleerd de planningen stapje voor stapje te verbeteren tot er een bijna absoluut zeker systeem voor zulke verkenningsvluchten ontwikkeld was.
De vlucht zou verdeeld worden in drie lineaire etappes.
Iedere keer als ze weer in de normale ruimte kwamen zouden de instrumenten van de tien schepen de omgeving aftasten en ieder gerucht tot op een afstand van lichtjaren kunnen waarnemen. Ze wilden veel zien, maar zo mogelijk niet gezien worden. Ook de afstand tussen de MARCO POLO en Vavschenic was zo berekend dat ze elkaar via de radio konden bereiken. In geval van nood kon Cascal een radioboodschap uitzenden om de MARCO POLO met zijn verschrikkelijke vuurkracht te hulp te roepen. Hij hoopte dat dit niet nodig zou zijn. Cascal was een van de talrijke mannen die wel soldaat waren en de oorlog kenden, maar deze verafschuwden en probeerden de overdaad aan kracht van het Terraanse geschut alleen maar te gebruiken om af te schrikken. Ze zouden wel zien.
Maar, als vreemde krachten ervoor zorgden dat een radioboodschap ontregeld werd of door een storing van de hypercom uitviel, kon hij geen gebruik maken van dit hulpmiddel.
Cascal pakte langzaam een pakje sigaretten uit zijn zak en stak er een op. Hij leunde achterover en dacht erover na hoe hij de vele uren van de lineaire etappes en de lange tijd daartussen zou kunnen gebruiken. Hij twijfelde eraan of ze op iets zouden stuiten, voor ze bij Vavschenic waren.
Het geplooide gezicht van Manishe keerde zich naar hem toe. Bezorgd vroeg Penka op gedempte toon:
'Waar denk je aan?'
Lusteloos antwoordde Cascal:
'Aan Takvorian, die zich in de laadruimte verveelt. Misschien moeten wij hem paardrijles laten geven aan de bemanningsleden, ze hebben toch veel vrije tijd. Hij zou tegelijk paard en instructeur kunnen zijn.'
'Je bent wel een mens zonder respect!' zei Penka.
Cascal stond op en keek hem verwijtend aan.
'Noem me geen "mens",' zei hij. 'Jij... jij mens!'
In verwarring gebracht keek Manishe hem na. Cascal ging naar beneden naar de laadruimte, waar de paardmutant op een stapel nieuwe kleurige dekens lag en in het licht van een klein lampje Terraanse geschriften las. Toen Cascal de ruimte binnenkwam bewoog de prachtig gekleurde staart van dit wezen dat er zo graag als een Terraan of als een Cappin had uitgezien en die gedwongen was met dit vreemde lichaam te leven.
'Ik ben blij dat je komt,' zei Takvorian met zijn zachte schuchtere stem. 'Waarom heb je Claudia niet meegebracht?'
'Wat bevalt je zo aan Claudia, Takvorian?' was Cascals wedervraag.
'Zij is zo mooi menselijk en ziet er aangenaam uit,' zei de mutant. 'Ze wil proberen mijn genen te categoriseren en heeft me een klein beetje hoop gegeven dat ze mijn lichaam misschien kan veranderen.'
Verbaasd antwoordde Cascal:
'Je bent een illusionist, Takvorian.'
'En jij bent een Terraan. Wat zou erger zijn?'
Cascal grinnikte en ging naast Takvorian op een stapel lege kisten zitten, die met een brede riem aan de grond waren vastgesjord.
'Allebei,' zei hij. 'Wat lees je daar?'
'Stichtelijke lectuur. Ik lees juist dat volgens grote Terraanse filosofen dood en sterven een begerenswaardig doel zijn; is dat waar?'
Cascal grinnikte en antwoordde:
'Ik weet niet precies wat ieder van die mannen daarover dacht, maar intussen hebben ze alle gelegenheid gehad deze vraag te beantwoorden. Namelijk aan zichzelf, helaas niet aan hun nakomelingen. Nooit komen mystici terug uit het hiernamaals, ofschoon ik dat juist van hen zou verwachten. Maar... je ziet, niemand is volmaakt.'
Takvorian glimlachte terughoudend en zei:
'Ook jij niet, overste?'
'Nee, zelfs ik niet. Hoezeer het me ook spijt.'
Takvorian zei beslist:
'Dat geloof ik graag van je, Cascal. Ben je bang voor de dood?'
'Nog niet,' zei Cascal. 'En voorlopig doe ik alles om hem te ontvluchten. Dat zal misschien ook de Cappin in de MARCO POLO lukken. Ik bedoel de Moritator...'
'Dat weet ik,' zei de paardmutant op akelig kalme toon. 'Het lukt hem niet, overste Cascal.'
'Hoe weet...?'
Takvorian onderbrak hem fluisterend:
'Hij sterft. Nu ongeveer.'
Cascal liet zijn sigaret vallen en fluisterde verblekend:
'Hoe weet je dat, Takvorian?'
De paardmutant bleef het antwoord hierop schuldig.
Scholschowo stierf?
Cascal ademde zwaar in en begon ingespannen te denken.
De waarschijnlijkheid dat de Moritator Scholschowo stierf was tamelijk groot. Daar tegenover stond de kans dat de machines, waaraan hij was aangesloten, hem lang in leven zouden houden. Cascal had van Claudia gehoord dat in de organenbank wel de benodigde organen rijpten en dat deze op weergaloos knappe manier gekweekt werden, ook werkten de machines zeer precies, maar het leek zelfs Cascal, die allesbehalve een arts was, dat het oude lichaam meer en meer levenswil en energie verloor. Misschien zou Scholschowo sterven.
Zo was het ook...
Als Cascal in de MARCO POLO was geweest had hij kunnen meemaken hoe de Moritator plotseling stierf.
Het lichaam van de man, nog steeds in de emergency-unit, maakte een vreemde trekking en paar slangen werden losgetrokken. Het was alsof de bliksem in het breekbare lichaam sloeg. Het spande zich. De mond ging open en de controle-instrumenten registreerden een onmenselijk harde schreeuw die klonk alsof iemand in grote geestelijke nood verkeerde. Een mengeling van gorgelen, brullen en zuchten. Het woord was kort en snerpte door de behandelingskamer.
Ganjo!'
Toen de arts die maar een paar meter van Scholschowo afstand naar hem was toe gerend, was de man al dood. Een alarmsignaal rukte Rhodan en Ovaron uit hun rustige bespreking.
'Te laat!' verklaarde de arts toen Rhodan en Ovaron binnenkwamen.
Hij spoelde de band terug en zette de recorder weer aan en voor de tweede keer klonk de schreeuw in de oren van de mannen.
'Ganjo!'
Rhodan en Ovaron keken elkaar zonder iets te zeggen aan en toen ze hoorden dat geen van de instrumenten een fout had gemaakt waren ze niet verbaasd. Scholschowo, die hen zeer goed had geholpen, had het opgegeven.
Cascal onderbrak zijn gedachten en vroeg bedrukt:
'Hoe kom je aan deze vermoedens, dit weten, Takvorian?'
'Ik weet het zelf niet. Ik was aan het lezen en plotseling schoot die overweging - het was al bijna een zeker weten - in mijn gedachten. '
Cascal stond op. De laadruimte leek hem een paar seconden een koude grafkelder toe, vol spinnenwebben, vleermuizen en rammelende beenderen. Een verzameling doodskoppen met lege oogholten waarin witte kaarsvlammen flakkerden.
'Ik ga,' zei hij. 'Ik ben een beetje te oud voor dit soort spelletjes.'
Takvorian keek niet op van zijn lectuur toen hij antwoordde:
'Dat had ik wel verwacht. Tenslotte ben je een Terraan.'
'Goed, dat je me niet een mens genoemd hebt,' merkte Cascal op en hij verliet de paardmutant.
Hij was er nu van overtuigd dat ze voortraasden naar groot gevaar.
In drie lineaire etappes ...
3.
'... komen de balkspiralen SB minder voor. Bij de balkspiralen lopen de armen eerst straals-gewijze naar buiten, krijgen dan een tamelijk sterke bocht en vormen dan spiralen of cirkels. SBa-spiralen zien er met hun grote kern en de gesloten cirkel van hun armen ongeveer uit als een ring, waardoor een koord getrokken wordt. Het type b daarentegen bezit zeer duidelijke scherp afgetekende spiraalarmen en een duidelijk afgetekende kern. SBc-spiralen hebben kleine armen en een zwakke onduidelijke kern en zien er uit als de hoofdletter S.
De assenverhoudingen van de tot nu toe waargenomen spiraalnevels variëren tussen een bij tien en een bij drie. Maar het is te verwachten dat verdere onderzoekingen, in het bijzonder tijdens intergalactische verkenningen van individuele schepen - waartoe ongetwijfeld ook de pasgebouwde MARCO POLO gerekend kan worden - andere en misschien verbluffende resultaten kunnen, opleveren.
... de Sombrero-galaxis dankt zijn naam aan zijn vorm. Bij eerste waarneming ziet hij eruit als een kruising tussen een oud-mexicaanse hoed en een lens. Maar bij nadere beschouwing zullen we meer over de miljarden aparte sterren te weten komen.
Overgenomen uit: Inleiding tot de Astronomie, eerste deel. Handboek voor Astrogatoren, cartografen en ruimtereizigers. Terra, 3418.
Voor de eerste keer gleden de tien kruisers na elkaar terug in de normale ruimte. Alle motoren waren afgezet - de tien kruisers kwamen het laatste stuk in vrije val terug.
De bemanning van de peilcentrale was klaar.
Plotseling kwamen tientallen apparaten in werking. Ze tastten de kosmos af. Ze zochten naar radioverkeer en ook naar energiestralingen die zouden kunnen komen van de motoren van ruimteschepen. Ze maakten series foto's die in reusachtige gekoelde cassettes werden opgeslagen.
Ze bepaalden de coördinaten van zonnen, zochten naar planeten en sporen van levende wezens die bekend waren met interstellaire ruimtevaart.
Een uur ging voorbij, waarin de mannen koortsachtig werkten. Tien schepen hadden alle instrumenten aanstaan. Er was geen radioverkeer tussen de schepen. Ze wilden zien maar niet gezien worden.
Op de CMP-30 was het licht van een schijnwerper te zien, het eerste schip was klaar met zijn onderzoek.
Penka mompelde:
'Negatief. Niets gezien.'
Hij keek omhoog naar het panoramascherm en telde de andere schepen, terwijl een van de mannen met een verdekt opgestelde morseschijnwerper in het kort de signalen van CMP-30 bevestigde. CMP-28 volgde, en toen het schip met nummer 27. Tien minuten later waren de meldingen van alle tien schepen binnen. Tot op een afstand van tweeduizend lichtjaar hadden ze niets ontdekt.
'Geweldig. Dat was te verwachten,' zei Penka Manishe.
Cascal knikte glimlachend.
'Verder!' zei hij.
'In orde.'
De CMP-21 zette zijn motoren aan en ging op volle snelheid weer op weg. Hij ging steeds sneller en de andere schepen volgden hem als parels aan een elastieken snoer. Na een paar minuten hadden ze weer de grenssnelheid bereikt, die zonder groot energieverlies een vlucht in de lineaire ruimte mogelijk maakte. De schepen verdwenen uit de driedimensionale normale ruimte.
De tocht naar Sorgelan ging verder.
Cascal keek op zijn horloge.
'Penka,' zei hij. 'Tot nu toe heeft de vlucht een halve dag geduurd. De vlucht in de lineaire ruimte tot de volgende etappe duurt even lang. Ik trek me terug en ga wat slapen. Als je afgelost wil worden of met iets zit, aarzel dan niet. Wek me zonder omhaal. Dat geldt voor alle gevallen waarin je me nodig denkt te hebben.'
Penka glimlachte terughoudend.
'Okay, chef. Hoe denk je dat onze actie verder verloopt?'
Cascal was besluiteloos.
'Dat weet ik nog niet precies. Laten we wachten tot we bij de zon van dit vijf-planetenstelsel zijn.'
Penka groette verstrooid toen Cascal de centrale verliet.
Zonder oponthoud kwamen de tien schepen dichter bij het raadselachtige stelsel.
Een verwensing mompelend trok hij zijn zachte scheepslaarzen uit en zette die zorgvuldig naast het omlaag geklapte bed in de kleine kamer. Toen kleedde hij zich uit, ging naar de douchecel en douchte zich met de voorgeschreven hoeveelheid water. Ook het gebruik van water was beperkt, ofschoon de recyclinginstallaties perfect werkten en het verlies aan drinkwater kleiner maakten dan eenderde procent. Maar de hoeveelheid was genoeg om Cascal een schoon gevoel te geven. Hij schoof onder de dikke pluizige deken en ging op zijn rug liggen met zijn handen onder zijn hoofd.
Het kleine lichtje aan het hoofdeinde van het bed brandde, het communicatieschema stond aan en Cascal hoorde het zoemen van de machtige scheepsmachines, de zuiveringsinstallaties en de vele bedieningsmachines die overal op het schip in werking waren.
Wat stond de tien schepen te wachten?
Hoe functioneerde het geheugen van de Ganjo?
Wat was er in de tweehonderdduizend jaar, sinds de tijd van Ovaron, in het Sorgelan-stelsel en de andere stelsels van deze Galaxis veranderd? Naar zijn mening moest dat ontzettend veel zijn - tweehonderdduizend jaar is een tijd die het voorstellingsvermogen van iedere mens ver te boven gaat. Alles was mogelijk. Alles!
Een terugval naar barbarendom.
Een koude, alleen op techniek gerichte ontwikkeling.
Een toename van alle positieve waarden van intelligente wezens. Tolerantie. Sociale verhoudingen... Andere waarden.
Of iets heel anders.
Cascal zei in zichzelf:
'Het zou me niet verbazen. Helemaal niet.'
Hij draaide zich om, zette de recorder aan en las een paar bladzijden in Bestiarium terwijl hij naar de muziek van de bard Zodiak Goradon luisterde. Alleen al door de afhankelijkheid van zijn baas en de aard daarvan - nut - is de waakhond een meelijkwekkend dier. Honderden waakhonden, die niets te bewaken hebben, worden tijdens elk hondenweer naar diverse kachels gelokt en de hondsvotten van dierenliefhebbers hebben honds gemene opdrachten voor hen. Dat gaat zo al honderden jaren lang. En als dank krijgen ze daarvoor wat hondsdraf.
Cascal grinnikte en zei:
'Het is hondsgemeen, maar juist.'
Toen sliep hij in. In zijn droom vochten Caresca Asayah en Claudia Chabrol om een enorme zwarte Sint Bernardhond, maar ze kozen tenslotte voor een mens.
Cascal werd een keer wakker, vroeg aan de centrale of er wat bijzonders was en kreeg te horen dat dat niet het geval was. Omdat hij wel wist dat hij uitgeslapen meer waard was ging hij weer liggen en sliep verder. Drie uur voor het binnengaan in de normale ruimte en dus ook in het Sorgelan-stelsel werd hij weer wakker.
'Laten we eens kijken!' zei hij knorrig en hij vroeg zich af waarom Takvorian uitgerekend dit schip had uitgezocht. Pas later zou hij er achter komen dat de paardmutant zeer waardevol kon zijn.
Cascal nam een douche, kleedde zich langzaam aan en rookte een sigaret voor hij Claudia Chabrol opbelde en samen met haar in een bijna lege mess vlak naast de hoofdcentrale van het schip, uitvoerig ontbeet.
Twee uur voor het einde van de laatste lineaire etappe verscheen Cascal weer in de centrale.
Twee minuten daarvoor was Penka Manishe daar aangekomen.
Cascal groette hem:
'Het is een vreugde naar uitgeslapen commandanten te kijken,' zei hij kortaf. 'Hoe voel je je?'
'Klaar voor geweldige avonturen, chef!'
Cascal ging zitten en nam langzaam en geconcentreerd de controlestaten door. De schepen joegen door de lineaire ruimte en naderden iedere seconde het vreemde zonnestelsel.
De tijd ging langzaam.
En toen waren ze plotseling bij het doel.
De tien schepen schoten als uit een mistbank uit de lineaire ruimte en plotseling waren de sterren weer te zien. Voor hen, op een afstand van 30 lichtminuten, scheen heldergeel een zon van het type dat ook in het aardse stelsel het leven garandeert.
Penka Manishe riep in de microfoon:
'Snelheidsvermindering volgens plan. Afstand van schip tot schip één lichtseconde.
'Begrepen!' klonk het negenmaal snel na elkaar uit de luidsprekers.
De schepen vertraagden hun snelheid.
Cascal pakte de microfoon en zei kort:
'Peilcentrale' en ging dan verder: 'Alle schepen naderen voorzichtig de baan van de derde planeet en volgen deze langzaam. Wij blijven op een afstand van vierhonderdduizend kilometer van de planeet staan. Duidelijk?'
'Begrepen, overste.' Terwijl de peilcentrales de ruimte weer aftastten, maakten de schepen na elkaar een hoek van ongeveer tachtig graden en gingen naar het opgegeven doel. Weer drong zich de vergelijking met een parelsnoer op. Het duurde enkele minuten voor de schepen de manoeuvre hadden uitgevoerd en toen gingen ze vrij langzaam naar de baan van de derde planeet.
De zon werd nu groter en stralender op het grote panoramascherm zichtbaar.
Ploseling klonk een stem:
'Hier afstandpeiling. We hebben de planeet Vavschenic op het scherm. Ongeveer zo groot als een erwt. We houden u op de hoogte.'
'Begrepen.'
Cascal schoof zijn zware stoel in de brede rails dichter bij het instrumentenpaneel. Op een groot rechthoekig scherm voor hem lichtte een beeld, dat door de vergrotingsapparatuur van de planeet genomen was, op. Toen hij de eerste bijzonderheden kon zien zei het hoofd van de peilcentrale:
'Wij hebben Vavschenic te pakken en hebben hem ruw gemeten en getest. Wij hebben daarbij een opwindende ontdekking gedaan. Luister u, overste Cascal?'
'Ik ben niet doof. Ik hoor uitstekend!'
'Deze planeet is een sterk radioactief besmette wereld. De besmetting is zo sterk dat wij aannemen dat er niet al te lang geleden een zware aanval met atoomwapens heeft plaats gevonden. De gegevens die we tot nu toe kregen wijzen uit dat materiaal met een zeer hoog splijtvermogen is gebruikt.'
'Wanneer is volgens u de laatste aanval geweest?' vroeg de commandant tenslotte.
Het antwoord verbaasde alle bemanningsleden nog meer.
'Een paar dagen geleden!' zei het hoofd van de peilcentrale.
Penka Manishe streek met twee handen over zijn haar en bracht zijn scheiding in orde. Toen draaide hij zich zuchtend om naar Cascal.
'Wat wil je verder doen?'
Cascal aarzelde.
'Ik draag de verantwoording voor deze actie,' zei hij zacht. 'Ik heb van de chef het meer dan duidelijke bevel gekregen bij een eventuele ontmoeting met andere schepen terug te trekken en geen enkel risico te nemen. Er zijn hier wel geen schepen maar een planeet, die radioactief besmet is, is bijna even ernstig. En vermoedelijk zijn de bommen - als het die al waren - door ruimteschepen afgevuurd.'
Manishe was het daarmee eens.
'Wij gaan nog iets dichterbij,' beval Cascal en zette de andere radiokanalen aan zodat de manschappen en officieren van de andere negen schepen konden meeluisteren. 'We hebben tijd genoeg want de actie zal ongeveer tien dagen duren en daarvan zijn er pas drie voorbij. Dichterbij, verder peilen, alle gegevens verzamelen en over drie uur een totaalbeeld doorsturen. Begrepen?'
'Begrepen en akkoord!' zei Manishe.
Toen verdeelde hij de taken, sprak met de verschillende posten, speculeerde over de toestand, maakte enige opmerkingen en draaide tenslotte zijn stoel om en keek Cascal aan.
'Wij hebben toch verlof om te schieten?' vroeg hij zacht. 'Dat las ik tenminste in de orders die Rhodan ons gegeven heeft.'
'Natuurlijk hebben wij verlof om te schieten,' antwoordde Cascal aarzelend. 'Maar dat geldt maar voor één geval. Namelijk voor de situatie waarin wij voor ons leven moeten vechten. Ik ben dan ook helemaal niet van plan ons transformatiegeschut tegen minder belangrijke dingen te gebruiken.'
Ongeveer twintig vrouwen en mannen waren op elk schip bezig de planeet voor hen te testen. De zon lag nu links van het schip, gezien vanuit de baan van de planeet, en de rechterrand van de planeet Vavschenic was een dikke zwarte sikkel.
'Maar... ?' vroeg Manishe bezorgd.
'Niets maar. We schieten alleen maar als we anders in acuut gevaar komen. Pas dan mag het vuur geopend worden. De nadruk ligt hier op anders, begrepen?
We zijn al schuldig door snel en doelgericht naar de planeet te vliegen. We zijn hier gasten en niemand weet of we niet zeer ongewenste gasten zijn.'
'Je bent voorzichtig,' zei Manishe. Aan zijn stem was niet te horen of hij dit als een verwijt of een constatering bedoelde.
'Daarom leef ik ook nog, Penka. Bovendien ben ik niet van plan - niet alleen vanwege Rhodans opdracht - zo'n botsing uit te lokken. Of het nu is met andere schepen of met de ondergrondse verdedigingsforten van een planeet. Laten we eerst maar afwachten wat de peilingen opleveren.'
Manishe wees naar een scherm waarop een afstandsdiagram getekend was. Wij hebben intussen langzaam de banen van de vijfde en de vierde planeet gekruist en zijn verder doorgedrongen naar het centrum van het stelsel. Over vier uur zullen we de derde planeet bereiken als we onze snelheid verminderen en verder zoeken. Wat dan?'
Cascal stelde de commandant gerust:
'Dat zien we wel over drie uur. Waarom ben je zo ongeduldig, Penka?'
De flottieljecommandant maakte een besluiteloos gebaar en haakte toen zijn duimen achter zijn riem.
'Er moet iets gebeuren - eindelijk!'
'Er zal iets gebeuren, geloof me maar,' antwoordde Cascal.
Ze staken een sigaret op, controleerden de instrumenten en luisterden naar de gesprekken van de mannen in de peilcentrale. Ze wachtten bijna drie uur en hadden toen veel steekhoudende gegevens. Op het beeldscherm werd het ene beeld na het andere geprojecteerd. Ze werden begeleid door een verklarende tekst. De bemanning van het vlaggeschip vatte samen wat de tien schepen samen verzameld hadden.
'De derde planeet lijkt nogal op de Aarde. Hij bestaat uit weinig, voor een gedeelte opvallend vlakke zeeën en een paar grote continenten. De hele oppervlakte van deze wereld is verglaasd en verbrand, vol met as en droge vlakten. De meeste delen van Vavschenic hebben een dodelijke straling - we hebben verscheidene metingen. Wilt u de gegevens hebben?'
Cascal zei uitdrukkingsloos:
'Ja.'
'De biologische werking van een straling berust ook hier op Vavschenic op de ionisatie van de moleculen van het betreffende weefsel. De kracht van alpha-, bèta- en gammastralen verhoudt zich hier ongeveer als tienduizend staat tot honderd staat tot een. Een röntgen is de hoeveel-heid röntgengammastraling die in een kubieke centimeter lucht een elektrostatische ladings-eenheid opwekt. De meeste gebieden van de planeet stralen ongeveer achtduizend röntgen uit.'
Cascal vroeg ongelovig:
'Achtduizend röntgen? Dat is tienmaal zoveel als de dodelijke dosis voor een onbeschermd levend wezen in vijf dagen.'
'Juist. Maar fascinerend is ook dat niet alleen een groot deel van de atmosfeer vol is met radio-actieve fall-out, maar dat tegelijkertijd kleine stukken van de continenten vrij zijn van straling.'
Cascal kromp ineen.
Met de tanden bijna tegen zijn microfoon fluisterde hij:
'Herhaal dat alsjeblieft, luitenant Alatriste!'
Na drie seconden ging het hoofd van de peilcentrale verder:
'Tamelijk uitgestrekte, maar in vergelijking met de besmette gebieden kleine stukken land, zijn helemaal vrij van straling. Ik vraag me af waarom de radio-actieve fall-out die overal in de atmosfeer aanwezig is en door jet-streams verspreid werd, ook niet deze gebieden besmet.'
'Je bent niet de enige die zich daarover verwondert!' zei Penka Manishe knorrig in de stilte die ontstaan was.
De Terranen waren ontzet. Zeshonderd mannen en vrouwen moesten plotseling erkennen dat daar, op de planeet met de leefbare zuurstofatmosfeer - waarvan de ionisatie ieder levend wezen, dat deze lucht inademde, zou doden - een raadsel bestond dat ze nog niet konen oplossen.
Een dodelijk radioactief raadsel.
Manishe fluisterde:
'Hoe is dat mogelijk, overste Cascal?'
Cascal glimlachte weifelend.
'Dat moet je mij niet vragen. Ik weet even weinig als jij, Penka. Zoals gewoonlijk kunnen we alleen vermoedens hebben. Deze oneindige planetaire woestenij zou eigenlijk geen enkel geheim kunnen bevatten, maar we zullen wel zien.'
'Welke opdracht geef je?'
Cascal keek op de instrumenten en gaf de volgende orders:
'De afstand tot de planeet halveren en dan nog een onderzoek doen. Intussen is de planeet iets gedraaid, zodat we nog meer van de oppervlakte kunnen zien.'
'Ja.'
Cascal leunde achterover en sloot zijn ogen. Hij dacht na over de veranderde situatie.
Hij zou, nu hij bij de zon Sorgelan was aangekomen, de schepen direct weer naar een ander doel hebben kunnen sturen. Twee schepen, de CMP-21 en de CMP-22 zouden onder zijn leiding hier kunnen blijven, het stelsel catalogiseren en deze merkwaardige planeet bezoeken. De andere acht schepen zouden twee aan twee naar een ander doel kunnen vliegen. De tijd die ze hadden was wel ruim, maar niet onbegrensd.
Cascal besloot voorlopig alle tien schepen hier te houden.
Hij richtte zich op, greep de microfoon en drukte op de communicatieknop die hem met de tien andere radiocentrales verbond.
In zijn diepste onuitgesproken gedachten en overwegingen wist hij dat zijn laatste kans misschien bij het geschut lag en bovendien was de gezamenlijke vuurkracht van tien schepen groter dan die van twee kruisers. Hij had er een hekel aan opdrachten te moeten geven aan de geschutsleiding, maar hij zou het doen als het nodig was.
'Verdomme!' riep hij.
De commandant van een ander schip meldde zich.
'Ik heb u niet precies verstaan, commandant. Wat zijn uw orders?'
Cascal glimlachte.
'Ik stond mijzelf een krachtterm toe,' zei hij. 'De volgende orders gelden: Alle tien schepen blijven voorlopig hier. Ik neem aan dat over ongeveer twaalf uur een andere beslissing genomen kan worden. Herstel - de schepen 25 tot 30 gaan buiten het stelsel met een snelheid kleiner dan het licht verkenningsvluchten maken. Onderzoek de ruimte en probeer vast te stellen wat er aan de hand is. En... geen provocaties tegen de vijand! Meteen contact opnemen via de radio en terugkeren. Duidelijk?'
'Begrepen.'
Cascal en de mannen in de hoofdcentrale keken toe hoe zes schepen zich uit de formatie losmaakten en wegvlogen.
'Dat was dat!' zei hij tevreden gesteld.
'Langzamerhand word ik wel wat onrustig,' zei Penka Manishe zacht. 'Ik word in de kosmos nergens zo opgewonden van als van dit wachten... En dan die planeet op het beeldscherm, die wereld met zijn raadsels.'
Cascal werd sarcastisch.
'De toon waarop je het woord die zegt maakt al duidelijk dat je opgewonden bent, Penka. We kunnen niets anders doen dan wachten.'
Cascal grijnsde.
'De toestand waarin we zitten bevalt mij ook niet. Maar misschien kunnen we dichter bij elkaar komen.'
'Hoe?'
'Door een compromis,' zei Cascal en gaf enige orders.
Het schip maakte zich los uit de formatie, vloog weg en ging in de richting van de planeet. Op een afstand van vijftigduizend kilometer stopte de CMP-21 en richtte alle optiek die aan boord was op de planeet.
'Waar wachten wij eigenlijk nog op na deze buitengewoon spannende tussensprint?'
Cascal stond lachend op en gaf Manishe een klapje op de schouder.
'Neem een stukje kauwgum en wees wat geduldig! We staan allemaal machteloos tegenover het lot.'
'Zo is het.'
Cascal liep de hoofdcentrale uit, sprong in de lift en ging een paar seconden later de peilcentrale binnen. Hij dacht erover na dat ook Ovaron niet helemaal zeker van zijn zaak was. Omdat er tijdens deze vlucht nog geen ontmoeting had plaatsgevonden tussen Terranen enerzijds en Ganjasen of Takerers anderzijds - behalve het ene gevecht met de eischepen - was het niet duidelijk over welke wapens en schepen de bewoners van deze galaxis beschikten.
Niemand wist nog hoe de krachtsverhoudingen lagen.
Cascal bleef achter de leuning van een stoel staan en bekeek zonder iets te zeggen de verschillende schermen van de peilafdeling.
'Laat u zich niet door mij storen,' zei hij met zijn sonore stem. De mannen bewogen zich onrustig maar werkten verder.
Een beeld fascineerde Cascal.
De planeet was voor driekwart verlicht. Eenvierde deel, sikkelvormig, lag in de duisternis. Over het ovale beeld schoven de vuile wolkenformaties die vol radioactiviteit zaten. Het water van de zeeën leek blauw te zijn, maar toen Cascal er goed naar keek kreeg hij de indruk dat ook die waren vervuild. Het land was een grote woestenij, eentonig van kleur.
Bruingrijs als as.
Als as die van verbrand en tot stof vergaan gesteente, humus en zand kwam. As, die meerdere malen was gaan liggen maar die door atomaire explosies steeds weer opnieuw verhit en opgedwarreld was. Deze planeet was een woestenij waarin geen spoortje organisch leven het uit kon houden. De lucht was in te ademen, maar tevens dodelijk.
Cascal ging drie meter naar links en keek naar het beeldscherm die de plaatsen op de planeet-korst liet zien die vrij waren van radioactiviteit. Grote meestal ronde plekken waren donker, dus onbesmet; de omgeving was licht van kleur, dus vol van gevaarlijke radioactiviteit.
Cascal zei:
'Kunt u het middelste gedeelte van dit beeld sterker vergroten?'
'Natuurlijk.'
Langzaam schoven de randen van het beeld uit elkaar. De planeet leek dichterbij te komen. Er waren meer bijzonderheden te zien en de wolken op het beeld werden dunner en gespreider.
'Wat... wat... is dat?' riep iemand.
Midden in een van de ronde gebieden flitste een licht. Kort, zeer ver verwijderd, maar duidelijk zichtbaar.
'Een explosie!' constateerde Cascal grimmig.
Vlak daarop volgde een tweede flits.
Toen kropen, zo langzaam dat de zenuwen van de mannen het haast begaven, de typische paddenstoelen van een atomaire explosie omhoog in de richting van het schip en zijn bemanning. Een derde flits, bijna op de licht-donker-grens van de planeet volgde nog voor de paddenstoelen zich helemaal ontvouwd hadden. Na een paar seconden ademloos wachten verwaaiden de bovenste randen van de eerste paddenstoel door de wind.
'Als ik dat zou vertellen zou niemand mij geloven,' merkte een van de mannen aan de onderzoekspanelen op. 'Atoombommen met een zeer groot vermogen.'
Een vijfde flits, een zesde, dan nog twee bijna tegelijkertijd. Cascal drukte op een knop en zei in de microfoon:
'Kun jij ook zien wat wij hierboven gezien hebben, Penka?'
'Ja. Na een uur wachten schijnt er dan toch eindelijk iets te gebeuren. Het is ongelooflijk, overste!'
'Ja. Het brengt me nog verder in de gedwongen situatie waarin ik mij toch al bevond,' antwoordde Cascal.
In het geheel werden er aan deze kant van de planeet vijfentwintig atomair explosies geteld. Eenderde van de oppervlakte was door een ondoordringbare massa drek, waterdamp en as bedekt. Dit schoof langzaam omhoog en verspreidde zich toen in brede stroken.
Het was volkomen ongelooflijk en meer dan raadselachtig. Wie verwoestte hier systematisch zijn eigen planeet? Wie scheen er iets op tegen te hebben dat bepaalde delen van de opper-vlakte, na een oorlog tussen planeten of sterren, hun radioactiviteit weer verloren hadden?
En - het was geen aanval vanuit de wereldruimte geweest.
Behalve de tien lichte kruisers van de Terranen was er in de ruimte op een afstand van enkele lichtjaren niet één schip.
'Dit gaat mijn begrip te boven,' zei Cascal.
Zonder iets te zeggen en zonder er iets van te laten merken woedde in hem een zware strijd. Hij had duidelijke opdrachten ieder contact met de vijand te vermijden, zeker als de Terranen hier geen gewenste of zelfs gedulde gasten waren. Van de andere kant maakte deze gebeurtenis het nodig de atmosfeer van deze derde planeet binnen te vliegen. Met maar twee schepen?
De andere acht waren intussen allang op weg naar hun precies gedefinieerde doelen. Zij voerden niet ver weg en nog binnen het stelsel verkenningsvluchten uit. Dus met tien schepen of met twee?
Wie had deze bommen - ja... waren ze door raketten afgevuurd of eenvoudig vanaf de grond? Wie had deze bommen laten ontploffen?
En waarom, bij alle spiraalnevels van de schepping?
Joaquin Manuel Cascal dacht lang na en kwam niet tot een besluit. Dus beval hij:
'Cascal aan iedereen: Ik weet het niet meer. In zo'n toestand moet men geduld hebben; vaak lossen veel dingen die men op de lange baan schuift zich vanzelf op.'
'Precies,' gaf Penka Manishe lusteloos als commentaar.
4.
'. . . ontstaan bij kernreacties isotopen die meestal niet in de natuur voorkomen en een radio-actieve straling hebben. Deze kunstmatige isotopen gedragen zich als natuurlijke isotopen, maar zijn vanwege hun straling gemakkelijk te onderkennen. Op deze eigenaardigheid berust bijna zonder uitzondering de werking van alle afstandinstrumenten en hun antennesystemen in Terraanse ruimteschepen. Het gebruik van de isotopen heeft hoofdzakelijk betrekking op het geweldige gebied van onderzoek van materie...
.. . bij atoomreacties komt straling vrij, meestal gamma-, bèta- of alphastraling. De doordringingskracht van deze stralen is zeer verschillend. We geven hier de volgende grenswaarden: alphastraling wordt al tegengehouden door papier, bètastraling wordt geabsorbeerd door een ijzeren plaat van 1 mm. dik, voor gammastraling zijn enkele centimeters lood of een overeenkomend afschermingequivalent (omrekeningsmethode aan het eind van dit hoofdstuk) nodig. N-straling wordt door een watermassa van tenminste een meter dikte afgeschermd.
. .. één röntgen verkort de gemiddelde levenstijd van een mens met ongeveer 0,01 procent.
Overgenomen uit: Inleiding tot de Astronomie, deel I. Handboek voor astrogatoren, cartografen en ruimtereizigers. Terra, 3418.
Het schip van Cascal trok zich weer terug in de ruimte.
Het bleef zover van de planeet af dat de gebeurtenissen daar nog goed konden worden waargenomen. De andere negen schepen hadden zich over het hele stelsel verdeeld en deden daar alle mogelijke onderzoekingen.
Ze zouden vijfentwintig uur wachten. Twintig uren waren intussen voorbij. Caseal zat in de niet veel grotere hut van de vrouwelijke arts en gebruikte met haar de maaltijd. Tijdens de soep zette hij het communicatiescherm aan en merkte op:
'Hier bevinden zich ook werkelijk overal zulke kijkspreektoestellen. De leiding van de vloot lijkt wel enige miljoenen in de loterij gewonnen te hebben. Anders zouden die jongens niet zo vrijgevig zijn. Maar des te beter, dan hoef ik niet zoveel te lopen.'
'Hier de centrale.'
Cascal glimlachte, stak zijn lepel omhoog naar de lens en vroeg:
'Cascal hier. Worden we overvallen, of kan ik nog even rustig eten?'
'Smakelijk, overste. Er is niets gebeurd behalve dat Vavschenic verder gedraaid is.'
'Bedankt. Ik zal me zo meteen bij u melden.'
'In orde.'
Het beeld werd kleiner en verdween in het midden van het scherm. Cascal wachtte tot Claudia het aluminiumfolie met de hoofdmaaltijd op de tafel zette en zorgvuldig over de twee borden verdeelde.
'Tijdens mijn laatste slaap ben ik tot een ontdekking gekomen,' zei hij. 'Of beter gezegd tot twee duidelijk onderscheiden ontdekkingen.'
'De eerste?' vroeg zij. 'Je bent dus ook nog iemand die in zijn slaap berichten van een engel doorkrijgt.'
'Onder andere,' zei Cascal en verdeelde de met echte amandelen gagarneerde vis. 'Ik ga volgens plan handelen, nadat er intussen bijna teveel tijd is verstreken. Ik ga de acht kruisers naar hun doel sturen...'
Zij vulde aan:
'... en hen blootstellen aan het gevaar met atoombommen bestookt te worden zoals die ongelukzalige planeet Vavschenic.'
'Zoiets ja. Wat je gekookt hebt, liefste, is weer zeer delicaat. Het is verbluffend wat jij van deze instantgerechten kunt maken. Werkelijk, in jouw handen wordt iedere haring kaviaar.'
Hij wees naar de tafel die liefdevol en met goede smaak gedekt was.
'Dat,' zei ze sarcastisch, 'is een van de weinige voordelen van vrouwen. Wat is je tweede beslissing, overste?'
Hij wapperde met zijn hand.
'Laten we dat "overste" maar schrappen en proberen wat dichter bij elkaar te komen. Ik heb besloten je te bewijzen dat ik tijdens deze vlucht een ideale partner ben. Een ideale partner voor jou. Dat dacht ik tenminste. Zie je ... al sinds jaren aanbid ik je vurig. Het giet, sorry, het gaat om een aanbidding zoals je nooit meer zult meemaken.'
Ze keek hem aan alsof hij geprobeerd had blaffend met haar te praten.
'Meen je dat serieus?' vroeg ze.
'Twijfel je daaraan?' antwoordde hij en liet genietend de bearnaise saus over zijn tong glijden.
'Natuurlijk,' zei ze en hief haar glas. 'Hoe zou ik daar niet aan twijfelen?'
Hij lachte.
'Waarom denk je dat ik steeds onder alle mogelijke voorwendsels je betoverende nabijheid zoek?'
'Dat had ik helemaal nog niet opgemerkt,' zei de vrouwelijke arts. Deze keer was haar bedenking niet gespeeld. 'Dat heeft iets te betekenen.'
Cascal grijnsde onbeschaamd en zei dramatisch:
'Ik keek in je brandende ogen toen je mij destijds een lange naald in mijn ader stak om mij vol te proppen met medicijnen. Sindsdien ben ik aan je verslaafd als aan een krachtig gif.'
Rustig zei ze:
'Zou je willen dat ik wat koffie in de kraag van je uniform gooide?'
'Nee,' zei Cascal. 'Waarvoor zou dat goed zijn? Hou jij van bruine vlekken?'
'Je hebt weer gelijk, het zou je niet afkoelen. Ik moet nadenken over je aantrekkelijke voorstel.'
Met fonkelende ogen vroeg hij:
'Hoe lang?'
Het was niet zo zeer een spel, zoals hij het deed voorkomen, er stak een flinke portie ernst achter zijn koket gepraat.
Ze zei:
'Ongeveer een eeuw. Ik ben geen vrouw die ondoordacht beslist.'
Voldaan beëindigden zij de maaltijd en Claudia bleef een beetje geschrokken achter toen Cascal haar ten afscheid een vormelijke handkus gaf. Twee minuten later zagen de bemanningsleden dat acht schepen, twee bij twee, zich razendsnel verwijderden in verschillende richtingen.
Twee schepen bleven achter.
De CMP-21 en de CMP-22.
De commandant van het andere schip was de vijfendertig jarige majoor Lavis Encester, een middelgrote man met een hoekig gezicht en een kaalgeschoren hoofd, waarop in het midden een klein gedraaid gladiatorenstaartje groeide. Zijn donkere ogen keken Cascal recht aan toen de overste beschreef wat er verder zou gaan gebeuren.
'Begrepen!' zei hij.
Er heerste onderdrukte opwinding bij de honderdtwintig bemanningsleden toen de twee schepen tegelijkertijd vertrokken en de planeet tegemoet vlogen. De vrouwen en mannen voelden dat zij een onbekend avontuur tegemoet gingen.
Eerst was de afstand tussen beide schepen honderdduizend kilometer, dus eenderde lichtseconde.
Voor het bereik van de apparatuur aan boord, ook voor de transformatiekanonnen, was dit een belachelijk kleine afstand, en de twee schepen konden elkaar dus dekken als dat nodig mocht zijn.
' Het ziet er nog steeds slecht uit,' zei Cascal.
Hij wees naar het panoramascherm.
Boven de gebieden die ze zagen raasden zonder ophouden de besmette stormen. Vuilgrijze sluiers bewogen heen en weer en in de bovenste lagen van de atmosfeer leken de opgewer-velde stofmassa's te koken en te gloeien als donker magma.
Op sommige plaatsen werden de giftige wolken door regen neergeslagen.
Daardoor werden ook de gebieden, die eerst geen sterke straling hadden, opnieuw besmet. De hele oppervlakte van de planeet was een inferno van dodelijke gammastralen. Zonder uitzon-dering waren het isotopen waarvan de halveringstijden ongeveer een halve eeuw bedroegen.
'Nog dichter bij?' vroeg Penka.
'Ja. We moeten in een baan om de planeet gaan,' zei Cascal, 'om alles nog beter te kunnen zien. Misschien ontdekken we wie voor deze waanzinnige bomaanval verantwoordelijk zijn. Het wordt steeds raadselachtiger.'
Op de beeldschermen was van alles te zien.
In de richting van de planeet werd op het panoramascherm steeds meer zichtbaar van de grijsbruine vlakte met de lelijke donkere wolkenstructuren en stofstormen. Tegenovergesteld aan de vliegrichting waren op het scherm de sterren, de zon en het andere schip te zien, klein, zilverfonkelend en omgeven door een rood licht als van een aura. De paratronschermen waren nog niet ingeschakeld.
'Merkwaardig gezicht!' zei Penka Manishe.
'Verduiveld onaangenaam,' was alles wat Cascal daarop zeggen kon.
De schepen gingen nog dichter naar de planeet toe, maar de waakzaamheid van de mannen bij de communicatietoestellen was niet minder geworden. Terwijl de planeet het scherm al bijna vulde klonk er hard een stem vanuit de peilcentrale door de luidsprekers:
'Alarm! Vreemde vliegende objecten!'
Cascal draaide zich vliegensvlug om en keek naar de sterren.
'Alarm!' herhaalde het hoofd van de peilafdeling van de CMP-22.
'Preciese gegevens en metingen!' brulde Manishe. Hij herstelde zich meteen en zei zachter:
'Als het kan op een scherm in de centrale ...'
Het antwoord kwam enige seconden later:
'Hier zijn de beelden.'
De mannen keken zwijgend naar het scherm. Ze constateerden dat twaalf objecten op een afstand van vijfhonderdduizend kilometer van de planeet plotseling uit de ruimte gekomen waren. Ongetwijfeld konden ze sneller vliegen dan het licht, want ze waren tevoorschijn gekomen als Terraanse schepen die vanuit de lineaire ruimte terugsprongen in de normale ruimte.
'Twaalf stuks. Hier, de vergroting.'
Het beeld liet een schip zien dat ongeveer zevenhonderdvijftig tot achthonderd meter lang en eivormig was. De verhouding van de assen van deze ellipsvormige objecten was ongeveer drie staat tot een. Met de spitse kant vooruit naderden de eivormige lichamen tamelijk snel.
'Al in Ovarons tijd werd dit type schip gebouwd en wel in verschillende grootten,' zei Cascal.
'Dus schepen van Takerer of Ganjasen,' concludeerde Manishe.
'Ja.'
Cascal dacht even na en zei toen:
'Onze twee schepen verkorten de onderlinge afstand en gaan in een snelle zestig-minuten-baan om de planeet. Op deze manier staat de planeet steeds open als een vluchtweg of als dekking.'
'Begrepen,' zei Manishe.
De basstem van majoor Encester klonk:
'Komt in orde, overste Cascal.'
De vraag was of deze schepen toebehoorden aan overgebleven Ganjasen of Takerer of een overblijfsel waren van een andere cultuur die zich ontwikkeld had uit de resten van het rijk van de Ganjo. Misschien waren ze van de wezens die verantwoordelijk waren geweest voor de bouw van de doodssatelliet. Dreigde er dan toch een invasie?
'Het moet een riskante aanval geweest zijn die met grote precisie is uitgevoerd,' zei Penka Manishe toen zijn schip zich met brullende motoren en toenemende snelheid in de richting van de oppervlakte van de planeet stortte. 'Of een verbazingwekkende toevalstreffer. Of... twaalf toevalstreffers, en dat is nauwelijks geloofwaardig.'
Cascal ging zitten en maakte de veiligheidsriemen vast.
'Dat geloof ik ook niet,' antwoordde hij. 'Ook weten we niet welke peilapparatuur dit ras heeft.'
'In ieder geval zijn ze er en ze beginnen een klassieke omsingelingsmanoeuvre,' zei Penka.
'En wij gaan vermoedelijk een even klassieke manoeuvre van dekking door de planeet uitvoeren door in een kleine baan te gaan vliegen?' vroeg een van de officieren rechts van Cascal.
'Dat is precies wat we gaan doen. Encester?'
'Ik luister.'
'De afstand tussen ons langzaam verkleinen. Tot vijfduizend meter. We vliegen binnen elkaars gezichtsbereik. En: paratronschermen inschakelen!'
Een paar seconden later lichtten de felle signalen op die bewezen dat de schepen beschermd werden door het sterkste op aarde bekende verdedigingsscherm Bij het donderen van de motoren was een nieuw geluid gekomen: een dof zoemen.
Aan land was het een goede tactiek van aanvallers om verdedigers te omsingelen, maar dat gold niet voor de driedimensionale ruimte. Daar moesten de aanvallers de schepen vanuit verschillende posities op een denkbeeldige bolvorm omsingelen. Hoe meer schepen, hoe dichter de bol bezet was. Twaalf tegen twee was nog een dragelijke verhouding.
Maar de andere schepen waren duidelijk groter.
De dodelijke wedren begon.
'Ik heb mijn opdracht. Zo lang als het gaat, gaan we dus defensief te werk,' zei Cascal. 'Radiocentrale?'
'Sir?'
'Probeer uit te zoeken op welke golflengten wij met deze schepen in contact kunnen komen. Zoekt u de hele frequentieband af.'
'Begrepen, overste.'
'Dank u.'
Takvorian kwam de centrale binnen, ging naast Cascal zitten en hield zich met zijn dunne armen vast aan de stoelleuning. De twee schepen voltooiden juist het eerste kwart van hun omloopbaan, en de andere twaalf eivormige grote schepen kwamen steeds dichterbij. Ze omsingelden de planeet.
'Punt negentien van het handboek voor gezagvoerders,' zei Cascal ironisch. 'Eerst zullen we systematisch alle punten proberen. Punt 1: contact opnemen.'
Penka zei:
'Ik ga uit, met bloemen ...'
'.. .van piepschuim,' voegde Cascal er grinnikend aan toe.
Hij - en met hem driekwart van de bemanning, die alles op hun kleine schermen gevolgd hadden - vermoedden dat deze twaalf schepen aanvallers waren. In eerste instantie zochten ze geen contact, anders hadden ze deze manoeuvre niet zonder waarschuwing uitgevoerd. Twee schepen raasden als kunstmanen van staal en kunststof om de radio-actieve planeet Vavschenic, twaalf andere schepen bewogen zich langzaam in tegengestelde richting en omsingelden beide kleine schepen.
'Het zijn vermoedelijk toch Takerer die ons niet mogen, Penka,' zei Cascal.
'Jij zegt hardop wat ik denk,' antwoordde de commandant en legde zijn hoofd in zijn nek om de beelden op de schermen beter te kunnen bekijken.
De eerste manoeuvre duurde dertig minuten.
Cascal probeerde via de radiocentrale met de aanvallers in contact te komen en te praten. Tevergeefs, alle schermen bleven leeg. Het leek erop dat de bemanning van de twaalf schepen niet met hen wilde praten. Hyperradio, gewone radio, morsetekens, scherpe schijnwerpers, waarschuwingsraketten, het had allemaal geen succes. De wedren om de planeet ging verder.
Penka Manishe trok een zorgelijk gezicht en vroeg:
'Weet je, overste, wat ik denk?'
Majoor Encester verscheen op het beeld en vroeg er tussendoor:
'Ik ben er zeker van dat je hetzelfde denkt als ik!'
Cascal zei:
'Dan denken tenminste drie mannen dat de schepen ons zo dicht willen naderen omdat ze ons willen beschieten. De verste tegenstander is nog maar vijftigduizend kilometer van ons verwijderd.'
'Zo is het. Een waarschuwing na twintig minuten vergeefse contactpogingen?'
Cascal haalde zwaar adem.
'Ja.'
Toen keek hij de Movator aan en schoten hem de mogelijkheden van Takvorian weer te binnen. Maar de tijd was nog niet gekomen en misschien zou die nooit komen. Dat hing helemaal van de omstandigheden af.
Cascal zei:
'Beide geschutscentrales. Klaar om te schieten?'
Antwoord:
'Goed. Welk kaliber?'
'Ieder duizend gigaton TNT!'
'Begrepen. Er wordt geladen. Doel?'
Cascal berekende snel iets met het rekenmachientje op het paneel en bepaalde een punt dat vanaf de planeet gezien ver en hoog boven de kruisers lag.
'De coördinaten van het doel komen eraan,' zei hij. 'Vuren over precies twintig seconden. Nu!'
'Begrepen.'
Gestuurd door robots stelden op ieder van de twee schepen drie transformatiekanonnen zich op het doel in, een leeg punt in het heelal, ver van de eivormige schepen. Deze demonstratie moest iedere tegenstander, ook woedende aanvallers, afschrikken, want hij gaf een voorproefje van de vuurkracht van de schepen en van wat er zou gebeuren als deze vuurbal een schip zou treffen.
'Nu moest een nieuwe zon ...,' begon Cascal.
De tegelijkertijd afgevuurde schoten van de drie kanonnen deden een schok door het schip gaan. Glasscherven rinkelden en ergens vielen slecht vastgemaakte voorwerpen omlaag en rolden over de grond.
Er ontstond een nieuwe zon die het deel van de planeet, waarboven ze opvlamde, in een helder daglicht zette.
Op een afstand van vijfhonderdduizend kilometer was een zeer helder stralende zon ontstaan die secondenlang brandde.
Iemand heeft eens uitgerekend dat je met de energie van deze bommen dertig miljard potten koffie kunt zetten,' zei Cascal vol bewondering.
Penka antwoordde:
'Of zestig miljard liter bisschopswijn kan maken. Het schijnt te werken, overste. Ze schijnen zich terug te trekken!'
Op dit moment zag het er naar uit alsof deze demonstratieve waarschuwing de aanvallers te denken had gegeven.
Een paar ruimteschepen, die het dichtst bij de explosie waren geweest stoven uiteen en trokken zich terug op een veilige afstand van de planeet. De anderen bleven.
'Afstand twee miljoen kilometer boven ons. Coördinaten als volgt. Nog twee waarschuwingsschoten. Dan opnieuw laden en wachten.'
De geschutsleiding antwoordde onmiddellijk:
'Begrepen. Tijdstip?
Cascal keek op de scheepschronometer en zei toen:
'Vanaf nu over 30 en 60 seconden. Nu!'
Hij leunde achterover, kneep zijn ogen tot spleetjes en keek naar het panoramascherm. Daar gloeide net de laatste resten van de geweldige ontploffing, de schepen zouden door peilingen ongetwijfeld weten welke verschrikkelijke energiestoten daar driemaal na elkaar gedemonstreerd werden.
Zou het helpen?
'Ik geloof dat ze toch zullen aanvallen!' zei Cascal.
5.
Terwijl duizend jaar geleden nog geen buitengalactische stelsels ontdekt waren, zijn intussen - tussen 10° en 40° langs de melkweg - ongeveer achttienhonderd nevels per kwadraatgraad geobserveerd. Voorbij de hemisferen van de kosmos zou dit ca. vijfenzeventig miljoen stelsels betekenen. In werkelijkheid zullen er echter veel meer van deze stelsels zijn. Alleen al in de sombrero-nevel liggen zevenhonderd stelsels. NGC 4594 is een van de mooiste interstellaire objecten die wij ooit voor onze camera's gehad hebben.
Inleiding tot astronomie, deel I. Terra, 3418.
'Fantastisch, maar zonder succes,' zei Penka Manishe. Hij keek mistroostig naar het panoramascherm en toen naar de opgaven van afstanden op het instrumentenpaneel.
De tweede explosiewolk verspreidde zich langzaam in het niets en bleef minutenlang als een glinsterende nevel in het zwarte heelal hangen.
'We zullen het spoedig weten. In ieder geval hebben vijf van de twaalf schepen zich teruggetrokken.'
De demonstratie van de Terraanse wapens en het aarzelen van de aanvallers had bewezen dat de Takerer, als het die al waren, deze moordende kracht niet kenden. Maar toen, heel plotseling, schenen de commandanten van de nog zichtbare schepen duidelijke bevelen gekregen te hebben.
'Ze vallen aan!' riep Penka Manishe.
'Dat zie ik!' zei Cascal en hij merkte op dat Takvorian zijn vier hoeven tegen de grond drukte, in afwachting van enkele heftige schokken.
Vertwijfeld zei Cascal:
'Radiocentrale?'
'Sir?' Zij meldden zich onmiddellijk.
'Gaat u over op de hyperradio en de normale frequenties. Ik wil voor het laatst proberen met de vreemdelingen in contact te komen.'
'Begrepen. Spreekt u maar!'
Cascal pakte de microfoon en herhaalde langzaam en duidelijk zijn vroegere verzoeken en waarschuwingen. Hij sprak met nadruk, maar weer bleven de beeldschermen leeg - geen contact!
'Geen antwoord. Ze zijn onverzoenlijk!'
Manishe knikte naar Cascal.
Cascal handelde vastberaden. Hij was in een onvermijdelijke toestand gemanoeuvreerd en zonder zijn toedoen was er een gevaar voor een gevecht ontstaan. Hij zei:
'Hyperradiozender op vol vermogen. Peilstraal naar de MARCO POLO. We gebruiken het storingvrije morsesysteem. Roep Rhodan en Ovaron te hulp en beschrijf wat hier gebeurt!'
'Begrepen, commandant.'
De schepen vlogen nog steeds om de planeet heen en de aanvallers gingen in tegenovergestel-de richting. Het morsesysteem was veilig, want zoals bewezen, werd het door stoorzenders veel minder beïnvloed dan het driedimensionale geluids- en beeldverkeer van een hyperzender.
Terwijl het hoofd van de zendcentrale de MARCO POLO alarmeerde, vielen de schepen aan.
'Alarm!'
De eerder uitgeweken schepen namen hun plaatsen weer in. De falanx sloot zich dichter en toen zonder enige waarschuwing, begonnen de vreemde schepen te schieten. Dunne blauw oplichtende lichtstralen schoten vanuit het heelal naar beneden en sloegen in de paxatronschermen van beide schepen. De beschieting was zonder het minste teken begonnen, zonder enige waarschuwing, zonder bevel om van vliegrichting te veranderen... opeens, snel en tegelijkertijd kwamen zeven van de twaalf schepen in actie. De anderen waren achter de planeet verborgen.
Het ruimtegevecht begon.
De twee schepen bleven in een baan, op een afstand van vijf kilometer van elkaar. De vreemde energie beukte op de paratronschermen en werd afgeleid. Cascal nam contact op met de andere kruiser en zei halfluid, heel dicht bij de microfoon:
'Lavis Encester?'
De andere commandant meldde zich onmiddellijk. Door de luidspreker hoorde Cascal het mompelen van bevelen in de andere centrale.
'Ja? Ik luister!'
'Beraam met uw mannen een doorbraakmanoeuvre. Vlieg dan de MARCO POLO tegemoet. Als het tot een gevecht komt wil ik geen onnodige slachtoffers. Wij zullen u dekking geven - en Takvorian zal u ook helpen. Uitbraak op mijn bevel. Alles duidelijk?'
'Helemaal!'
'Prima. Verder alles zoals tot nu toe.'
Op de een of andere raadselachtige manier werd juist het andere schip meer blootgesteld aan de aanvallen van de vreemdelingen. De energiestralen die uit de vijandelijke schepen kwamen omhulde de kruiser en het scherm vlamde op. Beide kruisers volgden met geringe snelheid in een vaste koers hun baan. Het vreemde geschut bestond zonder twijfel uit initiaalkanonnen.
'Hoe lang zal deze duivelsdans nog duren?' vroeg Manishe bezorgd.
De andere mannen zwegen en luisterden.
'Ik wacht alleen maar op een culminatiepunt,' zei Cascal zacht. 'Op dat moment komen we in actie. Alle pogingen tot contact waren tevergeefs. Zodra we in gevaar komen, open ik het vuur. Geschutscentrales!'
'Wij luisteren!'
Cascal zei gedempt:
'Klaar om te vuren!'
'Klaar.'
Initiaalkanonnen legden over het doel een krachtenveld dat ieder atomair wapen, ieder energiestation en alle andere op nucleaire basis werkende apparatuur lamlegde. Enkele seconden nadat hun functies waren uitgevallen volgde er een ontploffing - de kernreactie begon. Men had die wapens pas leren kennen toen de achtduizend Cappins zich meester hadden gemaakt van de zonnesatelliet.
Cascal boog zich voorover en keek naar de brede band die de stabiliteit aangaf.
'Houdt het paratronscherm het nog?' vroeg hij.
Hier in de CMP-21 was de belasting betrekkelijk gering, de gekleurde wijzers hadden maar een geringe uitslag en er hoefde nog geen nieuwe energie toegevoerd worden. Rondom het schip hing een spookachtig blauw schijnsel.
Manishe zei achteloos:
'Ondanks hun overmacht lukt het ze niet ons uit te schakelen. Dat is een van de beste bewijzen voor onze technische defensieve overmacht.'
Cascal grinnikte naar de commandant.
'Leuk, nietwaar?' vroeg hij.
'Wat vind je daar leuk aan, overste?'
'Ach,' zei Cascal. 'Wacht maar af, het zal nog wel beter worden.'
Ze keken ononderbroken en scherp geconcentreerd naar de schepen van de tegenstanders. Het schieten van de initiaalkanonnen nam toe naar mate de aanvallers hen naderden. Het andere schip met zijn zestig inzittenden werd in het nauw gebracht want twee schepen verplaatsten de richting van hun geschut van het vlaggeschip van Cascal naar het vlaggeschip van de CMP-22.
'Encester?'
'Ja, overste?'
'Hoe staat het er bij u voor?'
Bedaard antwoordde de ander:
'Nogal lelijk. Het paratronscherm licht sterk op, de energiemassa is eenvoudig teveel. Over een paar seconden moet ik het hoogste alarm afkondigen.'
Cascal liet zich niet uit zijn evenwicht brengen.
'Hebt u uw koers geprogrammeerd?'
'Het programma is klaar, Sir,' antwoordde een andere stem dan die van de commandant.
'Over dertig seconden gaan we schieten,' zei Cascal. 'Na het eerste schot gaat u in een snelle zigzagkoers op de vlucht. Begrepen? Dertig seconden vanaf nu.'
'Okay.'
Cascal gaf aan de leiding van het geschut het doel op, dat het schip van de vreemdelingen was, waar uit het gladde oppervlak vier stralen naar de CMP-22 schoten. Op dit schip werden zes transformatiekanonnen gericht; zes fusiebommen van ieder duizend gigaton TNT waren geladen.
'Vuur!'
Op de tiende seconde af precies werden de zes transformatiekanonnen afgevuurd. De doffe krakende schok deed de lichte kruiser heen en weer schudden. Het eerste ruimteschip van de tegenstanders veranderde binnen een seconde in een kleine zon.
'Encester!'
'Begrepen. Ik vlucht, en veel geluk nog!'
Cascal knikte en wenkte de paardmutant. Takvorian bekeek naar het scheen zeer aandachtig de andere kruiser en toen begon zijn prachtige staart onrustig te bewegen. Er ontvouwde zich een merkwaardig fascinerend schouwspel voor de ogen van de mannen van de CMP-22.
De andere kruiser werd uit zijn baan gerukt en versnelde zijn vaart zo drastisch dat het bijna gevaarlijk was. Hij vloog een gecompliceerde driedimensionale zigzagkoers, een spiraal, die te verdelen was in zuivere rechte lijnen.
De stralen die nu niet meer op het schip van Cascal, maar op het andere schip waren gericht, leken te verstarren.
Cascal zat met open mond toe te kijken hoe de mutant het tijdsverloop van het vreemde schip beïnvloedde.
De stralen kropen letterlijk door de ruimte als slangen die geen doel hebben.
Zij veranderden van richting, werden losgerukt van het scherm van Cascals schip en volgden de baan van de vluchtende kruiser. Maar ze bereikten die nooit.
Nog voor ze zich tergend langzaam op het doel hadden gericht en probeerden de wendingen van de baan te volgen, verdween de CMP-22 in de lineaire ruimte.
'Zo!' zei Cascal. 'Dat schip is buiten gevaar. Nu naar onze vrienden.'
'Hier de geschutscentrale!'
'Juist!' zei Cascal. 'Zodra ze ons weer aanvallen, gaan we ons verdedigen. Het eerste doel is schip twee, het tweede doel schip vier van de coördinatenlijst.'
'Begrepen. Wij zijn klaar om te vuren.'
Ironisch antwoordde Cascal:
'Het stelt me buitengewoon gerust om dat te weten.'
Toen hield Takvorian op, want hij had gedaan wat ze van plan waren. Zestig mannen en een kruiser waren buiten gevaar. Het geschut van de geschutscentrale volgde het doel toen de kort onderbroken wedren om de planeet doorging. Weer sloten de vreemdelingen hen in en richtten de energiestralen van hun initiaalkanonnen op de kruiser.
'Zo langzamerhand wordt het gevaarlijk!' zei Manishe.
'Over een paar seconden gaan we terugslaan!' zei Cascal ijskoud.
Toen het paratronscherm dreigde in te storten onder de immense belasting zei Cascal in de microfoon:
'Vuur!'
Door de harde terugslag ging er weer een schok door het schip en sommige instrumenten rinkelden. Het tweede schip ging ten onder in een gloeiende wolk.
De andere aanvallers verdubbelden daarna hun vuurkracht.
Weer gaf de CMP-21 een salvo.
Het derde schip verbrandde. Er waren nog maar negen van de voorheen twaalf aanvallende schepen over; daarvan vlogen er vijf aan deze kant van de planeet, vier waren onzichtbaar. Cascal liet nu dekkingsvuur geven. Tussen hem en de andere schepen ontploften transformatiebommen en deze vulden de hemel tussen Vavschenic en zijn zon met een flitsende witte gloed en een gelig opgloeien.
Twee van de resterende schepen schenen getroffen te zijn. Zij werden uit hun baan gesleurd en tuimelden door de ruimte. Het paratronscherm werd weer rustig, hield op met oplichten en de lichtmeters kwamen tot rust. Het blauwe licht rondom het schip nam af en verdween tenslotte. Met tussenpozen van tien seconden vuurden de drie geschutsstukken verder en legden een vuur rondom de kruiser.
Na een paar minuten zei Cascal:
'Het vuren voorlopig staken.'
Hij bekeek de beeldschermen en zag de massa van de planeet en de overblijvende aanvallers die zich hadden teruggetrokken en waren opgehouden met vuren. Toen besloot hij deze verkenningspoging af te breken, ofschoon het raadsel Vavschenic hem nog evenzeer interesseerde.
Lavis Encester had van Cascal opdracht gekregen Rhodan persoonlijk van het gebeurde op de hoogte te stellen. Dit was uit voorzorg, daar de hyperradioboodschap in morse misschien niet was doorgekomen.
Nu wilde Cascal de poging staken.
'Luitenant-kolonel Manishe,' zei Cascal, 'ik geef je het dienstbevel ons uit de gevarenzone te brengen. Ik weet wanneer een opdracht zinloos is geworden.'
Manishe zei zacht:
'Maar ik ben het niet, helemaal niet, met je mening...'
'... daar ging ik al van uit, ja!'
'... maar jij bent het die hier de bevelen geeft. Akkoord. Ik haal het schip eruit. Bemoei jij je met het geschut?'
Cascal knikte.
'Graag.'
Cascal gaf de geschutscentrale opdracht om voor het schip een explosief beschermingsschild te leggen. Achter deze bijna ronde vuurmuur wilde Cascal de versperring doorbreken en terugvliegen naar de MARCO POLO.
'Nu!'
Het schip versnelde zijn vaart met een schok, vloog steeds sneller en ging met een scherpe bocht uit zijn omloopbaan.
Toen begon het geschut te vuren.
Honderdduizend kilometer voor het schip vormde zich een halve bol van vurige ballen. Halfverblind staarden de mannen naar de schermen, terwijl het schip in een onregelmatige spiraal begon te vliegen.
Maar halverwege de eerste manoeuvre gebeurde er iets wat hen allen verlamde. De troosteloze planeet kwam tot leven.
Penka liet de besturing in de steek, draaide zich om in zijn gelede stoel en keek hoofdschuddend naar het panoramascherm.
Vanaf verscheidene punten van de radioactief besmette woestenij schoten felle lichtflitsen naar boven, vlak voorbij de kruiser. Zij troffen geluidloos de schepen die boven de CMP-21 vlogen. De negen schepen - want de felle lichten achter de kromming van de planeet bewezen dat ook de andere aanvallers vernietigd werden - verpulverden met ronde op zonnen lijkende explosies.
Cascal gaf een order aan de bemanning van het geschut.
De peilcentrale meldde zich ongevraagd en deelde vier seconde na de eerste explosie mee dat de zojuist waargenomen wapens initiaalkanonnen waren, of beter gezegd een hoger ontwikkeld soort ervan. Het effect was dubbel zo groot, wat tot de voorlopige benaming van initiaaldubbelkanonnen leidde.
Cascal fluisterde:
'Die stralen zouden ons vernietigen. Maar we zijn niet getroffen. Het planetaire geschut heeft ons op een haar na gemist. Ik zie dat als een uitnodiging om niet te vluchten. Staak de manoeuvre, Penka.'
Manishe knikte en zei:
'Deze keer ben ik het met je eens, Cascal.'
'Zeer vereerd.'
De volgende twintig minuten was de lichte kruiser bezig om terug te keren naar zijn vroegere omloopbaan.
De situatie was fundamenteel veranderd. De planeet leefde.
'Ook als het je verdriet doet,' zei Cascal grinnikend. 'We zullen wachten tot men contact met ons opneemt.'
Zonder iets te zeggen liet Manishe zijn hoofd zakken.
Terwijl de gloeiende resten van de twaalf schepen versnipperden en het oplichten in het heelal afnam en verdween, cirkelde de kruiser een half uur lang om de planeet, in een baan op vijfhonderd kilometer hoogte.
Plotseling lichtte het signaalscherm voor Cascal en Manishe op.
De hoofden van de andere mannen in de centrale draaiden zich om en achttien paar ogen richtten zich op het scherm. Iemand had de tegenwoordigheid van geest om het beeld met een knop aan te sluiten op de scheepsintercom.
Er was een vreemdeling te zien.
Zijn blik was precies op de bemanning gericht, dus hij keek recht in de lens van het toestel aan de andere kant. Tijdens het laatste radioverkeer hadden de merkwaardige bewoners van de planeet gemakkelijk de gebruikte frequenties kunnen vaststellen.
Hij sprak het idioom, dat de meesten van hen intussen met hypnoscholing geleerd hadden, de lingua franca van deze galaxis.
'Ik ben Valtenosch,' zei de vreemdeling.
Cascal stoorde zich aan de arrogante manieren van deze man, die volgens hem alleen maar zijn rechtvaardiging vonden in de kracht van de dubbelkanonnen. Hij hief zijn hand op en antwoordde hardop:
'Zeer aangenaam, ouwe heer. Wat kunnen we voor u doen?'
Valtenosch ging hier niet op in maar keek Cascal aan met een bestraffende blik, waar deze zich niet veel van aantrok.
'Ik vraag niet, maar ik beveel,' zei Valtenosch.
'Dat maakt u meteen veel sympathieker,' pareerde Cascal. 'Wat vraagt u dan aan mij?'
'Ik geef u de opdracht uw schip meteen te laten landen. U bent vreemden. Als u niet ogenblikkelijk landt zullen wij niet aarzelen uw schip te vernietigen zoals we dat met de andere vloot gedaan hebben.'
Cascal had enige tijd nodig om na te denken. Hij haalde een pakje sigaretten uit zijn borstzak en stak er nadrukkelijk langzaam een op. De borstelige wenkbrauwen in het gezicht van de bijna levensgrote man tegenover hem gingen verbaasd omhoog.
Het was een grote slanke man met ongewoon schrandere ogen. Hij droeg iets wat het midden hield tussen een Terraans uitgaanskostuum en een ruimtepak, nauwsluitend maar luchtig van snit en buitengewoon gemakkelijk. Valtenosch had halflang wit haar.
'We komen u graag opzoeken,' zei Cascal. 'Omdat wij daarvoor nu eenmaal naar dit stelsel zijn gekomen. Waar kunnen we landen?'
Langzaam antwoordde Valtenosch:
'We zullen u een peilstraal sturen. U landt boven een laagvlakte. Daar praten we verder.'
'Begrepen.'
Binnen een paar minuten was het peilteken opgevangen en Penka Manishe stuurde het schip uit de omloopbaan naar beneden naar de oppervlakte van de planeet. De kruiser vloog door de wervelende radioactieve smerigheid in het luchtruim, raakte in een tornado en zag tenslotte het doel.
Cascal zei geschokt:
'Zo ziet dus een planeet eruit, die een paar oorlogen met atoomwapens achter de rug heeft. Of soortgelijke acties.'
Onder hen strekte zich een troosteloze woestenij uit. Deze lag in het licht van de namiddagzon die hier en daar tussen de grijsbruine wolken heen scheen.
'Het is verschrikkelijk,' zei Manishe.
Het schip zette het landingsgestel uit en kwam steeds dichter bij de grond van de planeet. Overal strekte zich een verwoest landschap uit. Verglaasde rotsen, die glinsterden in alle kleuren, een asvlakte, waaronder enige verhogingen lagen, een paar spleten in de bodem en aan de voet van een tafelgebergte met zwarte flanken, een laagvlakte, die gevuld scheen te zijn met een gloed. Er was zelfs geen spoor van mos te zien. Alles was verbrand, lichtte hier en daar als fosfor op en was hoog radioactief.
Het schip landde.
'Hopelijk verlangen ze niet van ons dat wij een lange voettocht maken,' zei Cascal huiverend. 'Dat zou voor ons allemaal de dood betekenen.'
'Dat zullen de bewoners van Vavschenic wel weten,' antwoordde een man in de centrale.
'Dat hoop ik.'
De lenzen van de camera's richtten zich op de verwoeste natuur. Filmcamera's begonnen te snorren. Een paar seconden nadat het schip op de grond stond begon de oppervlakte van het tafelgebergte te bewegen.
'We zinken!' constateerde een man.
'Een gigantische lift!' preciseerde Manishe.
Een platte rots van minstens honderd meter doorsnee zakte naar beneden. Toen hij honderd meter gedaald was stopte hij. Het schip werd van alle kanten benaderd door geweldige hydraulische armen en toen sproeiden duizenden grote drukdouches een vloeistof over de scheepsromp. Binnen vijf minuten spoelden ze bijna alle radio-actieve neerslag weg. Toen begon er een hogedruktoestel als een storm te gieren om het schip te drogen. De lift daalde verder.
Grinnikend zei Cascal:
'Een te gekke service, nietwaar?'
Manishe antwoordde knorrend:
'Puur zelfbehoud van de Ganjasen - of hoe die witharige schreeuwlelijken ook mogen heten.'
'Beledig onze gastheren niet voor het eerste honden schudden,' zei Cascal in gedachten verzonken.
Wat?'
'Sorry – handen schudden bedoelde ik,' zei de overste en lachte. Hij richtte zich tot Takvorian.
'Zal ik de snelheid waarmee we afdalen wat opvoeren?' vroeg de mutant.
'In geen geval! We houden graag nog wat achter de hand,' antwoordde de overste. 'Niet alle troeven meteen uitspelen!'
'Daar hebt u gelijk in.'
De lift daalde ongeveer duizend meter. Hij ging door een donkere schacht waarvan de wanden maar op een paar plaatsen verlicht waren. Maar deze verlichting liet zien dat de rots helemaal glad was gemaakt en daarna was bekleed. Na ongeveer een half uur ging er een lichte schok door het schip - zij bevonden zich in een reusachtige hangar.
'Een verdieping zoals we die op Aarde kennen,' zei Manishe. 'Speelgoed, kantine, bank van lening!'
Een bevrijdende lach klonk door de centrale.
Nu wisten ze allemaal, dat Ovarons geheugen hem niet in de steek had gelaten. Deze waardeloze planeet was, net als vroeger, een uitstekend verborgen schuilplaats. Maar was hij nog steeds dat wat Ovaron vermoed had? Tenslotte waren er tweehonderdduizend jaar voorbij gegaan.
Cascal maakte zijn gordel los en keek toe hoe alle machines van de kruiser uitgeschakeld of in vrije stand gezet werden. Het onbehaaglijke gevoel dat begonnen was toen ze naar dit stelsel toevlogen nam weer toe.
'Verdomme!' zei Cascal tegen Manishe. 'Welke verrassingen staan ons hier weer te wachten!'
Het gezicht van de flottieljecommandant stond zoals eerder zeer ernstig en stuurs. Hij had zich deze actie heel anders voorgesteld. Hoe, dat kon hij niet zeggen. In ieder geval niet met een gevangenschap als lot.
'Veel verrassingen. En vooral onaangename!' zei hij.
6.
Een van de interessantste maar tegelijk ook moeilijkste vragen is die naar het ontstaan en de ontwikkeling van de kosmos. Daarbij hoort ook de tijdelijke en ruimtelijke structuur van het heelal. Al deze samenhangende deelgebieden worden door het woord kosmologie onvolledig gedekt, maar tot nu toe is er geen nieuwe uitdrukking voor gevonden. Juist hier, meer dan op iedere andere plaats grijpen filosofische, religieuze en speculatieve overwegingen enerzijds en exact natuurwetenschappelijk onderzoek en zijn resultaten anderzijds in elkaar.
Maar de waarnemingen, die sinds het begin van deze wetenschappelijke discipline - dus ongeveer tienduizend jaar - gedaan zijn, blijven nog steeds een momentopname van de schepping, van waaruit tegelijkertijd een band met het verleden en de toekomst gezocht moet worden. Zelfs de verre tochten in de kosmos vallen onder deze beperking - en zelfs een tijdspanne van tweehonderdduizend jaar is ten opzichte van de miljarden jaren, waarop men de leeftijd van de kosmos schat, een ronduit belachelijk kleine periode.
Natuurlijk wijst ons de speculatie, die aan de basis van wetenschappelijke theorieën liggen, enige uitwegen in deze problematiek.
Wij memoriseren hier de wetenschappelijke sensatie die de eerste vlucht en de daarop volgende onderzoekingen van de dubbelster BD8°4352 bracht. Ook hier betreft het een object dat tientallen jaren lang onderwerp van onderzoek en speculatie was. Zeer snel bleek dat de geldige maatstaven niet altijd gelden, ofschoon geen enkele conservatieve theorie omver geworpen hoefde te worden
Overgenomen uit: Inleiding tot de Astronomie, deel I. Handboek voor astrogatoren, cartografen en ruimtereizigers. Terra, 3418.
'Hier staan we dan in een diepe berg, als gasten of gevangenen?' vroeg Penka Manishe. De mannen in de centrale waren uit hun stoelen gekomen, hielden een beker koffie in de hand en rookten. Cascal, Penka en twee andere officieren stonden naast de paardmutant in een klein groepje bij elkaar en Cascal gluurde steeds onrustig naar het beeldscherm, waarop een tijdje geleden Valtenosch als een figuur uit oude sagen was verschenen.
'Vermoedelijk iets daar tussen in met de nadruk op gevangenschap,' zei Cascal en kwam in de verleiding zijn beker tegen het beeldscherm te smijten.
'Nerveus?' vroeg Takvorian.
'En niet zo'n beetje!' bevestigde Cascal woedend. 'Tot nu toe waren wij vooral passief. We werden gemanipuleerd en konden zelf niets doen. Alles wat wij deden was reactie en geen actie.'
'In ieder geval spaart het de zenuwen,' zei Manishe.
'We zullen hier binnenkort onze zenuwen erg goed kunnen gebruiken,' verzekerde Cascal hem opgewonden.
Ze hoefden niet lang te wachten.
Nog voor ze een eerste beker koffie hadden opgedronken, en nog voor de scheepsarts Claudia Chabrol zich naar overste Cascal had geworsteld, kraakten de luidsprekers en verscheen er weer iemand op het beeldscherm.
'Welkom aan boord Valtenosch!' zei Cascal en liep langzaam naar het scherm. Claudia bleef naast hem.
'U moet nu uitstappen,' zei de planeetbewoner. 'De hangar is vrij van straling en de kleine reststraling wordt afgeschermd. Wij willen met u spreken. Alle bemanningsleden moeten het schip meteen verlaten.'
Cascal hief zijn hand op tot op borsthoogte.
'Kijkt u goed,' nodigde hij Valtenosch uit. 'Ik beweeg een paar handles en druk viermaal op een knop.'
'Dat zie ik. Wat heeft dat te betekenen?'
'Dat,' verklaarde Cascal met een brede zelfverzekerde grijns, 'is de veiligheidsautomaat die wij op ieder schip hebben ingebouwd. Dit belet iedere vreemdeling ons schip binnen te gaan.'
'Zo?'
'Ja. Als iemand van u zou proberen dit schip te betreden, zouden alle aggregaten die op kernenergie werken en ook onze krachtige bommen meteen ontploffen. Bent u er wel zeker van dat u dat hier beneden kunt gebruiken?'
Peinzend zei Valtenosch:
'U lijkt me zeer voorzichtig.'
Cascal glimlachte verlegen en spreidde zijn armen uit.
'Zou u in mijn plaats iets anders doen, Valtenosch? Denk eens na, heb ik andere mogelijkheden?'
'Weinig. En kom nu alstublieft naar de hangar. U gaat snel door de gang die wij hebben gemaakt. Aan het einde daarvan wacht ik u op.'
Cascal knikte.
'Begrepen. Over een paar seconden.'
Toen pakte hij de microfoon, schakelde op interne communicatie en zei:
'Cascal hier. Ik spreek tot alle bemanningsleden. Ik verzoek u aan de uitnodiging van onze grootmoedige gastheer gevolg te geven en het schip te verlaten. Ik zal als laatste naar buiten gaan. Alstublieft geen stommiteiten - als ze ons hadden willen doden was de gelegenheid buiten veel gunstiger geweest. Ik wil dat alle zestig personen over een paar minuten buiten het schip zijn.'
'Begrepen.'
Een koor uit alle afdelingen van de kruiser was het antwoord.
'Geldt dit ook voor mij?'
Cascal draaide zich om en keek naar de paardmutant.
'Zeer zeker, mijn vriend. Galoppeer naar buiten!'
Langzaam liep het schip leeg. De Terranen hadden hun boordwapens niet afgelegd, maar ze hadden geen zwaardere wapens meegenomen. Ze verlieten de bodemsluis en liepen door een brede verlichte gang van een halve kilometer lang tot ze bij een aangenaam warme, tamelijk lege ruimte kwamen. Tegen de muren stonden lange Cappins die waakzaam naar de vrouwen en mannen keken, hun handen aan de kolf van hun wapens.
Cascal liep naast Claudia naar het einde van het onregelmatig gevormde vertrek. Ze praatten zacht en Claudia zei:
'Je bent heel erg geïnteresseerd in het leven op deze derde planeet, nietwaar?'
Cascal deed een paar trekken aan zijn sigaret en antwoordde toen zacht:
'Bijna evenzeer als in jou, schoonheid. Ik zal proberen het beste van deze halve gevangen-schap te maken.'
'Veel succes bij beide plannen,' zei de vrouwelijke arts glimlachend.
'Dank je.'
De Terranen werden in zes groepen van tien of negen personen verdeeld, die naar verschillen-de richtingen werden weggeleid. Een paar bewakers en vijf Cappins onder wie Valtenosch bleven voor een brede gang staan. Naast Cascal en Claudia stonden ook Takvorian, Manishe en twee hoofden van de cybernetische dienst en de peilcentrale op een klein pleintje.
Cascal strekte zijn hand uit naar Valtenosch en de oude witharige man pakte die.
'Mijn naam is Joaquin Manuel Cascal,' zei de overste. 'En dit hier zijn...,' hij stelde hen voor en ging toen verder:
'Ons ras noemt zich de Terranen, Onze planeet bevindt zich... maar dat komt later wel. Dus u bent Valtenosch?'
Halfluid, met een aangename donkere stem zei de witharige:
'Wij zijn de Wesakenos.'
Cascal stokte even en hij herhaalde langzaam:
'Wesakenos?'
'Precies. We noemen onszelf ook wel "handhavers van de gerechtigheid".'
Cascal zei:
'Dat is nogal pretentieus. Ik neem aan dat u iets over ons wilt horen? In elk geval zou het mij zeer interesseren te weten wiens gasten wij zijn.'
Valtenosch zei met een niet mis te verstane scherpte in zijn stem:
'Beschouwt u het volgende gesprek min of meer als een verhoor. Wij zijn hier niet de vreemdelingen.'
'Nee,' zei Claudia. 'Wij zijn de vreemdelingen. Maar vreemdelingen kunnen gasten en gasten kunnen vrienden worden.'
Een andere Cappin voegde hieraan toe:
'Dat klinkt goed. De wachtersraad van de Wesakenos zal bekijken hoe groot de waarschijnlijkheid ervan is.'
Een tiental wezens, die behalve Takvorian, allen mensen hadden kunnen zijn, liepen zwijgend door de gang naar een zwaar beveiligde kamer die blijkbaar als vergaderzaal diende.
'Gaat u alstublieft zitten,' zei Valtenosch. 'Het lijkt me het beste als ik u even in het kort vertel met wie u eigenlijk te doen hebt. Waarom spreekt u onze taal?'
Cascal lachte kort.
'Die hebben we geleerd,' zei hij.
'Waar? Van wie?'
Hij glimlachte listig en aarzelde een ogenblik voordat hij zei:
'Wij Terranen gaan nergens onvoorbereid heen. Wij hebben hier een paar vrienden die ons de taal geleerd hebben. Bent u tevreden over het accent?'
Het leek onmogelijk de Cappin een glimlachje te ontlokken. De zeven Cappins en de Terranen gingen zitten, Takvorian bleef naast de tafel staan.
Valtenosch begon:
'Ik zei al dat we de Wesakenos zijn. Wij zijn wetenschapsmensen en hebben ons terug getrokken uit de schermutselingen in deze melkweg.'
Takvorian onderbrak hem:
'Ja, zeer nadrukkelijk en op een merkwaardige manier. Juist het feit dat u zo teruggetrokken leeft heeft onze aandacht op u gevestigd.'
Cascal hief zijn hand op en bestudeerde de gezichten van de personen die tegenover hem zaten.
'Later, Takkie,' zei hij.
'Zeer lang geleden kolonialiseerden wij planeten die nog onontdekt waren of voor ons ras geen enkele levensmogelijkheid bood. Vanaf het moment dat wij in de diepte van de planeet verdwenen, zorgden wij er voor dat hij onbewoonbaar bleef, zodat wij niet gestoord zouden worden. In de meeste gevallen is daartegen geen beter middel dan hoge radioactiviteit.'
Cascal vulde aan:
'En als de radioactiviteit boven een paar gebieden minder wordt, zorgt u er steeds voor dat hij weer toeneemt. Door bommen uit te werpen.'
Penka Manishe zei:
'Dat hebben wij gezien toen wij hierheen vlogen. U had nauwelijks iets opvallenders kunnen doen, Valtenosch!'
Nu glimlachte de Cappin.
'Kent u een beter middel, Terraan?'
'Nog niet. Maar als ik lang zou nadenken ...,' begon Manishe. 'Maar kom, laten we geen ruzie maken.'
Hij leunde achterover en luisterde weer.
'Alle toevallige of niet toevallige bezoekers spiegelen wij voor dat onze verborgen planeten dode woestenijen zijn. De planeten wekken de indruk een radio-actieve hel te zijn. Als de straling vermindert, worden de betreffende landstreken opnieuw besmet.
De vijf personen die tegenover u zitten vormen de "wachtersraad der Wesakenos". Ik ben het hoofd van deze raad. Wij zijn de handhavers van de gerechtigheid.'
Cascal schraapte zijn keel en zei:
'Ik ben geïnteresseerd in een definitie van het begrip gerechtigheid, Valtenosch. Kunt u daar iets over vertellen?'
Valtenosch observeerde de Terranen. Zijn gezicht was onbewogen en je kon niet zien wat hij voelde.
Toen zei hij:
'Wij grijpen overal in waar duidelijk onrecht geschiedt. Wij hebben talloze agenten in alle delen van de melkweg. Wij zijn vredelievend en wij stellen ons op tegen ieder individu en iedere gemeenschap die de vrede bedreigt. Soms worden wij daarin tamelijk nadrukkelijk.'
Cascal en Penka probeerden te bepalen wat waar was van wat de witharige Cappin hen vertelde. Dat was moeilijk omdat vergelijkingsnormen ontbraken en bovendien was niet te zien of Valtenosch toneel speelde of niet. Wat hij zei klonk tamelijk waarachtig. Claudia was vooral gefascineerd door zijn ogen - zij voelde zonder dat ze kon zeggen waarom, dat deze man de waarheid sprak.
'Wij helpen waar we kunnen,' ging Valtenosch verder. 'Wij helpen in moeilijke situaties en eventueel helpen wij met wapengeweld alle levende wezens die zich niet kunnen verweren tegen de overmacht van de Takerer.'
'Weer de Takerer!' zei Penka Manishe.
'Het waren en zijn steeds weer de Takerer,' bevestigde een van de leden van de wachtersraad.
'Dat is alles wat wij u kunnen vertellen zonder onze geheimen prijs te geven,' besloot Valtenosch. 'Nu is het uw beurt. Waar komt u vandaan?'
Cascal vroeg: 'Kent u de eenheid van het lichtjaar?'
'Ja. Die maat kunnen wij technisch definiëren. Negen komma eenenzestig maal tien tot de macht dertien eenheidsmaten.'
Cascal rekende het na en kwam tot de conclusie dat beide waarden, Terraans en Cappins lichtjaar, ongeveer even groot waren.
'We komen uit een andere galaxis, een andere melkweg. Die is bijna zesendertig miljoen lichtjaar van hier verwijderd.'
Valtenosch schudde zijn hoofd en zei:
'Ik geloof er geen woord van, Terraan.'
Cascal zei glimlachend:
'Het wordt nog gekker, Wesakeno!'
Cascal schilderde in grote trekken waar ze vandaan kwamen. Hij vertelde de wachtersraad hoe Ovaron hen had ontmoet. Hij beschreef in het kort, zonder belangrijke gegevens prijs te geven, het moederschip MARCO POLO en vertelde over Perry Rhodan. Hij gaf belangrijke indrukken over de lange vlucht tussen de beide melkwegen.
'Ik ben niet overtuigd, hoewel het overtuigend klinkt,' zei Valtenosch.
Cascal stond op.
'Ik heb er vanaf het begin de nadruk op gelegd dat alles ons interesseert, behalve het gebruik van wapens. Laten we een poging doen! Drie van ons gaan met drie van u ons schip binnen. U zult onmiddellijk zien hoe verschillend onze beide technologieën zijn.'
Valtenosch hield een kort overleg met zijn vrienden.
'Akkoord,' zei hij toen. 'Wij gaan alleen uw schip binnen.'
Cascal schudde nadrukkelijk zijn hoofd en stond op.
'U komt alleen ons schip niet binnen zonder het apparaat te vernietigen - en daarmee ons allemaal. Wij gaan met u mee Valtenosch. Ik herhaal: wij willen als dat mogelijk is uw vrienden worden, niets anders.'
Weer een kort beraad.
'Akkoord.'
Enige minuten later liepen zij langzaam door de gang terug.
Cascal, Manishe en een officier liepen naast de drie leden van de bewakingsraad, ze hielden de handen aan de kolf van hun wapen. Niemand sprak. Plotseling draaide Valtenosch zijn hoofd om en keek Cascal recht aan.
'Wij zijn geneigd bijna alles te geloven wat u zegt, Terraan. Behalve een ding. We geloven niet dat u uit een andere galaxis naar hier kwam om te onderzoeken of de Cappins een invasie gepland hebben of niet.'
Cascal zei ernstig:
'Wacht u maar af. U zult een volledig andere technologie zien.'
Enige minuten later gingen ze het schip binnen.
In de onderste sluis, nog voor ze de opwaartse antizwaartekrachtkoker waren binnengegaan, trokken de drie Terranen hun wapens en lieten die met de loop naar beneden in hun handen hangen. De wapens waren ontgrendeld.
'U schijnt geen ongelijk te hebben,' gaf de witharige Cappin toe.
'Dat zei ik toch al,' antwoordde de overste koel.
Met behulp van de Terranen kwamen ze in de lege helder verlichte hoofdcentrale van de lichte kruiser. Ze zagen de voor hen verwarrende, maar logische en duidelijke techniek van de schakel en regelmechanismen en de vele beeldschermen. De handig gevormde stoelleuningen, de kleuren en vormen, de duizend knoppen en klokken - het was voor hen nieuw en vreemd.
Een paar minuten liepen de Cappins langzaam van paneel tot paneel, bekeken de inrichting en voelden met hun vingers aan het glas dat de meters afdekten.
De drie Terranen leunden met getrokken wapens in de hand tegen het staal van de centrale lift en keken naar de handhavers der gerechtigheid. Eindelijk draaide Valtenosch zich om.
'U schijnt gelijk te hebben, Terranen,' bevestigde hij opnieuw.
Penka Manishe hoestte twee keer en zei toen ruw:
'Wij hebben alleen daarom al gelijk, omdat wij de waarheid vertellen. Wij hebben besloten de waarheid te zeggen. Daar komen wij het verste mee.'
De geleerden die misschien al sinds tweehonderdduizend jaar in het binnenste van de planeet leefden, zagen in dat zij te doen hadden met een heel andere techniek. Ieder apart onderdeel was zeer verschillend van wat zij kenden. Het meest verraste hen het gebruik van kleuren als informatieverstrekkers.
Cascal leidde de bewakers naar andere ruimtes. Naar de peilcentrale, de laadruimten en tenslotte naar zijn kleine hut. Toen zei hij:
'Valtenosch?'
De witharige Cappingeleerde draaide zich om.
'Ja?'
'U moet ons vrijlaten!'
Valtenosch schudde op Terraanse manier zijn hoofd.
'Dat gaat helaas niet. Het is onmogelijk!' zei hij halfluid.
Cascal vroeg:
'Reden?'
De oude man glimlachte.
'U weet allemaal al zoveel over deze geheime wereld dat het voor ons een te groot risico zou zijn u vrij te laten. Deze wereld is geheim en zeer belangrijk, zoals vele andere. Wij zullen u allemaal heel vriendelijk behandelen.'
Manishe sloeg met zijn vuist met het wapen erin een paar maal snel achter elkaar op de handpalm van zijn linkerhand.
'Dat is te weinig,' zei hij. 'Een vriendelijke behandeling is geen vervanging voor vrijheid. Wij zijn onderdeel van een grote armada die zich bezig houdt met een invasie. Wij hebben geen andere taak dan terug te keren en onze Cappinse vriend Ovaron te vertellen dat hij gelijk had.'
Secondenlang was het stil.
De twee groepen bekeken elkaar en toen fluisterde een van de wachters iets in een onbekende taal.
'Wij verzoeken u,' zei de oude Cappin toen, 'bij ons te blijven. Deze gevangenschap, zoals u het noemt, is zeer eervol voor u. Wij zouden veel van u kunnen leren en u zou iets te weten komen over onze techniek.
Blijft u bij ons.
U moet dit namelijk omdat er geen andere oplossing is. Wij zullen niet proberen in uw schip binnen te dringen en u blijft bij ons. Wij betreuren deze ontwikkeling, maar die heeft u zelf op gang gezet toen u ons planeten-stelsel binnenkwam.'
Cascals glimlach had iets gevaarlijks.
'Ziet u,' zei hij. 'Nee ... Laten we eerst maar eens naar de peilafdeling gaan.'
Zij gingen naar beneden.
De peilapparatuur had een onwaarschijnlijk groot vermogen. Zelfs een kilometer gesteente, onderbroken door een kaarsrechte brede schacht had het signaal dat de drie Terranen zojuist gehoord hadden, niet kunnen dempen of absorberen.
'Scheepscontact!' zei Penka. 'De chef?'
Cascal keek naar de digitale klok.
'Ongetwijfeld.'
Terwijl twee Terranen de bewegingen van de drie Cappins in de gaten hielden en zeer op hun hoede waren, ging Cascal naar de communicatie-apparatuur en zette achtereenvolgens een zestal beeldschermen aan. Tenslotte schakelde hij de zendapparatuur aan en draaide de regelaar helemaal open.
'Hier Cascal aan boord van de CMP-21,' zei hij scherp. 'Spreekt u maar.'
Binnen een paar seconden verschenen er verscheidene beelden op de schermen.
Een schip zweefde vlak boven de oppervlakte van de planeet. De apparatuur gaf door wat de optiek van dit schip opnam.
'De schaduw! Reusachtig groot!' fluisterde Valtenosch.
Manishe corrigeerde hem en verzekerde:
'Deze schaduw is ongeveer tweeëneenhalve kilometer groot. Het schip waarmee we hier kwamen zweeft boven uw geheimzinnige planeet.'
Een paar seconden later verscheen er een dubbel beeld op de schermen. De impulsen waren niet erg sterk, en daardoor was de driedimensionale weergave niet erg scherp, maar Rhodan en Ovaron waren duidelijk te zien.
Ovaron glimlachte naar Rhodan, keek naar de drie Cappins en begon toen met hen in de oude taal van hun melkweg te spreken.
Dat duurde enige minuten.
Cascal begreep maar een paar brokstukken van het gesprek.
Hij kon niet erg goed wijs worden uit de vragen en antwoorden - tussen de drie bewakers en Ovaron ontspon zich een snelle dialoog, die op de een of andere manier een vreemd effect had - omdat op de eerste plaats de snelheid toenam en het er op de tweede plaats emotioneel aan toeging.
Het ging over de waarheid.
Zonder ophouden stelde Valtenosch vragen.
In de oude taal bevestigde Ovaron over de radio ieder woord van Cascal en de anderen.
Omdat de MARCO POLO vlak boven de planeet zweefde en zonder het te weten steeds meer de gigantische lift naderde werd de ontvangst duidelijker en het beeld, in kleur en driedimensionaal won ook aan overtuigingskracht.
Tenslotte hoorde Cascal dat Valtenosch zei:
'Neemt u alstublieft een van die kleinere schepen en landt op een punt dat wij u aanwijzen. U komt dan bij een lift.'
Dat betekende voor Cascal dat hij de CMP-21 een eindje opzij moest vliegen. Hij grendelde zijn wapen weer, schoof het terug in de holster en zei toen tegen Penka Manishe:
'Ik geloof dat we een heel stuk verder zijn gekomen. Zet alsjeblieft de machines aan en verplaats het schip tweehonderd meter. De lift moet vrij zijn als de chef en Ovaron landen.'
Het oudste lid van de wachtersraad draaide zich weer om, lachte nu en zei:
'Nu geloof ik ieder woord van u, Terranen.'
Cascal grinnikte ingehouden en antwoordde:
'Dus vanaf nu af kan ik zo liegen dat de peilers van uw beroemde hangar hier ervan buigen. Bedankt voor de tip.'
Er leek wel veel opgehelderd te zijn, maar nog lang niet alles. De grote discussie zou nu pas beginnen.
Joaquin Manuel Cascal kende de eindeloze moeilijkheden.
7.
Zoals natuurlijk pas aan het begin van de interstellaire ruimtevaart kon blijken, zijn voor iedere ruimtevaarder de sterren die hij kent belangrijker dan al het andere. Nieuwe en bekende zonnen worden met behulp van spectraalanalyse gecategoriseerd. Daaronder verstaat men een verdeling van zonnen of sterren aan de hand van hun spectrum.
Een tweedimensionale classificatie is eenvoudig en toch voldoende om de wezenlijke eigenschappen van de ster weer te geven. Het wordt een Hertz-sprung-Russel-diagram genoemd. Na de uitvinding van driedimensionale zichzelf aanpassende beelden is de herkenbaarheid verder gestegen; De observatieapparatuur van nu heeft een zeer grote precisie. Terwijl in de Henry-Draper-catalogus meer dan een kwart miljoen individuele sterren staan vermeld, zijn door Terraans onderzoek nu zeer precieze gegevens bekend over ongeveer vier miljard sterren, waarvan een miljard 'belangrijk' is. Intussen worden de gegevens opgeslagen op microfilm en de scheepscomputers hebben terminals die dit kunnen lezen.
Bij de classificatie van sterren worden de oude benamingen aangehouden: (Harvard-classificatie). De spectra worden geclassificeerd en gekenmerkt door de letters O-B-A-F-G-K-M-R-N/S...'
Overgenomen uit: Inleiding tot de Astronomie, Deel I. Handboek voor astrogatoren, cartografen en ruimtereizigers. Terra, 3418.
Een half uur later was de situatie veranderd.
Terranen en Wesakenos hadden het schip verlaten. De hal liep vol, nadat Manishe de lichte kruiser tweehonderd meter van zijn oorspronkelijke plaats had neergezet. Het liftplateau was naar boven verdwenen.
Nu wachtten ze weer.
Manishe, Claudia Chabrol en Cascal stonden naast de uitgang van de hangar die naar de onderaardse gebouwen leidde. Zacht zei de commandant van de CMP-21:
'Als ik de chef goed ken zal hij alleen komen, of hoogstens met Ovaron.'
Cascal bewoog onrustig zijn hoofd. Er was iets afwachtends en gespannens in zijn houding.
'Ik vermoed dat ze met een korvet en een paar mannen landen,' zei hij.
De hal was vol gewapende Cappins.
De Wesakenos stonden voor de Terranen die alle zestig aanwezig waren. Ze vormden een viervoudige ring om de plaats waar het liftplatform zich had bevonden. Niemand sprak hardop. Er was een geluid als van zoemende bezige bijen. Penka Manishe bekeek bewonderend de draagconstructie van de hangar.
Hij draaide zich om naar Cascal die op zijn horloge keek.
'Kijk eens naar boven. Zo'n techniek van ondergronds bouwen heb ik nog nergens gezien.'
Cascal zag dat de kleine geigerteller in zijn horloge zich niet bewoog. Hier was geen straling die uitging boven de norm op het planetaire oppervlak - op deze waarden was het apparaatje afgesteld. Hij richtte zijn hoofd op en zag wat Manishe bedoelde.
De pijlers, voor het grootste gedeelte stalen buizen van vijfentwintig meter lang, waren verbonden met de rotsen. Het zag er uit alsof men het gesteente in een vloeibare glasachtige massa had veranderd en er toen de stalen buizen had ingezet. Op de een of andere manier zagen ze eruit als gotische pijlers, die door weer en wind van hun oppervlaktestructuur ontdaan waren en op deze manier gladgeslepen. De schuine dwarsbalken liepen omhoog naar een overkapping die op een gewelf leek, maar dan was alles gladder, lichter - en vreemder.
'Dit is de bouwstijl van een andere galaxis,' zei Cascal. 'Ik wist niet hoe het er zou uitzien, maar ik heb nooit verwacht hier het duplicaat van een Terraanse hangar te vinden.'
Zij zwegen en keken verder.
Langzaam overdacht hij de gebeurtenissen van de laatste twee uren.
Ovaron had een verandering teweeggebracht.
Hij sprak de taal die Cascal en zijn zestig mensen nog onvolkomen beheerste, natuurlijk vloeiend. En hij sprak ook de oude taal, die niet de interstellaire omgangstaal van de galaxis was. Daarmee had hij de juistheid van Cascals uitspraken wel bevestigd maar hij had tegelijkertijd een sterk wantrouwen opgeroepen.
Wat Ovaron verteld had was enerzijds bevestigd, van de andere kant moest het wel wantrouwen oproepen.
Penka Manishe constateerde:
'De chef heeft juist gehandeld. Ofschoon hij met de MARCO POLO is gekomen heeft hij geen ultimatum gesteld.'
Claudia antwoordde:
'Vermoedelijk heeft hij er rekening mee gehouden dat Cascal ons met zijn kozakkencharme zou bevrijden. Of zou hij een andere reden hebben gehad?'
Cascal glimlachte boosaardig.
'Natuurlijk had Perry Rhodan andere redenen. Niet iedereen kan op een ongelegen tijdstip zo ironisch zijn, dokter!'
'Welke redenen?' vroeg Manishe. 'Voorzichtigheid?'
'Nee. Kennis. Hij heeft vermoedelijk bevestigd gezien wat wij weten, zonder dat ons te vertellen. De bewoners van deze planeet zijn zeer eerzaam. Zij bedoelen het goed maar daar hoeven wij ons op het ogenblik niet mee bezig te houden. Ze willen ons vasthouden vanwege een begrijpelijke behoefte aan veiligheid.'
Manishe wees naar boven.
'Daar zie ik iets. Ze komen er aan.'
De onrust bij de ongeveer duizend personen werd sterker. Hier en daar klonk een hard metalig geluid, wapens werden ontgrendeld. Takvorian, de paardmutant, schoof langzaam door de mensenmassa en bleef voor Cascal en de anderen staan. Ook hij was onrustig, tilde zijn voorbenen op en sprong op de verhoging waarop Joak stond.
Zoemen.
Langzaam zweefde het platform naar beneden, de zware machineblokken langs de rails remden nu af en verzonken in uithollingen in de bodem van de hangar. Op het cirkelvormige vlakke stuk waarvan het bovenste gedeelte een stalen imitatie van rots was, stond in het licht van schijnwerpers een space-jet.
Hij glansde zilver metalig, ook hij was gewassen.
'Een jet!' zei een officier verbaasd. 'Niet meer dan tien man!'
Deze keer werd ervan afgezien een beschermende tunnel te vormen. De Wesakenos en vooral de Terranen drongen zich naar voren. De kring werd nauwer. De middelste sluis van de jet ging open en een trap klapte naar buiten.
'Vermoedelijk maar twee man!' zei Cascal. 'De chef en Ovaron.'
Een paar korte scherpe woorden in de vreemde taal klonken en tussen het liftplatform en de uitgang van de hangar vormde zich een brede doorgang. Valtenosch wenkte Cascal en langzaam gingen de vijf wachters, de drie Terranen en Takvorian naar de jet. Ze zagen dat Rhodan als eerste het platform betrad en toen even wachtte. Tenslotte stond ook Ovaron naast hem. Zij gingen door de gang naar de andere groep toe.
Er hing een gespannen stilte.
'Als ook maar een Wesakeno het op zijn zenuwen krijgt en schiet, breekt de hel hier los,' zei Manishe hard.
Valtenosch draaide zich half om en zei bezwerend:
'Niemand zal schieten, tenminste niet zonder goede redenen.'
Sceptisch zei Cascal:
'Laten wij het hopen!'
De afstand tussen de twee groepen was nu nog maar honderd meter. Aan beide kanten van de brede gang verdrongen zich Wesakenos, ze botsten en duwden. Iedereen wilde de raadselachtige vreemdelingen uit het gigantische schip zien. Vijf of zes meter achter Takvorian klonk een onderdrukte roep, en een Wesakeno sprong uit de mensenmuur en viel met een smak op de grond.
Cascal en Manishe draaiden zich tegelijkertijd snel om, de handen aan hun wapen.
De Cappin stond weer op, trok zijn wapen en vloekte hard.
Cascal wierp zich vooruit. Plotseling voelde hij dat hij de man niet meer kon bereiken voor deze een schot had gelost. Het was niet te overzien wat er dan zou gebeuren - ze waren allemaal in gevaar.
Iemand botste hard tegen hem op. Hij sprong nog sneller vooruit en leek tegen een standbeeld te smakken.
Alle geluid verstomde, in zijn oren klonk een laag brommen - maar dat merkte hij pas toen alles al voorbij was.
De loop van het wapen ging verbazingwekkend langzaam omhoog.
Cascal hield zijn vaart in, draaide zich half om en rukte met een enkele zwaaiende beweging van zijn arm het wapen uit de hand van de Wesakeno. Voor de tweede keer voelde hij die merkwaardige beïnvloeding.
Het leek of hij op een berg van onzichtbare kussens viel.
Toen werd zijn lichaamsritme weer normaal.
'Verdomme!' zei hij. 'Dat was op het randje af!'
Hij keek de Wesakeno hoofdschuddend aan. Een man schuifelde verlegen naar Cascal toe en zei:
'Sorry, maar die man hier trapte zo hard op mijn voet dat de tranen in mijn ogen schoten. Ik heb hem naar voren geduwd. En toen, toen ... struikelde hij.'
'Het is al goed!' zei Joaquin.
Hij gaf de Wesakeno zijn wapen terug, klopte hem bemoedigend op de schouder en draaide zich toen om. De groep wachters was verder gelopen en stond nu vlak voor Ovaron en Rhodan. Daarnaast liep Takvorian, die ad rem het bewegingsverloop van Cascal versneld en die van de Wesakeno vertraagd had.
'Bedankt, Takkie, je hebt de zaak gered!' zei Cascal en klopte de mutant lichtjes op de schouder. Omstandig duwde Penka Manishe zijn wapen weer in zijn holster.
'We stonden vlak voor een catastrofe,' zei hij. 'Bijna had ik hem met mijn shockstraler neergehaald.'
Cascal wiste het zweet van zijn voorhoofd en grinnikte.
'En dat alles voor de intergalactische verstandhouding ... Kijk, het begint.'
Tussen Manishe en Takvorian liep hij naar de twee groepen, die nu bij elkaar aangekomen waren. In de geweldige ruimte klonk een gegons van vele gesprekken. Rhodan, Ovaron en de wachtersraad schudden elkaar juist de hand. Dit gebaar scheen interstellair te zijn.
'Zo!' zei Manishe tevreden.
Claudia draaide zich glimlachend om.
'Ze zijn al bij het handjes geven,' zei ze en stootte Cascal aan. 'Zo zou jij dat tenminste zeggen!'
Cascal grinnikte en fluisterde:
'Heb je er intussen over nagedacht of je ingaat op mijn warme voorstel?'
'Dat heb ik,' zei ze.
'Wanneer?'
'In Terrania-city!'
Cascal richtte zijn ogen op het gewelf en zuchtte.
'Dus voorlopig zal ik moeten lijden!'
'Ik vrees van wel!'
Toen hoorden ze dat Valtenosch tegen Rhodan en Ovaron zei:
'Komt u alstublieft naar onze kleine vergaderzaal. Het past niet hier staande te praten. Ondanks onze wederzijdse terughoudendheid is dit een historisch ogenblik.'
'Ik ga graag in op uw verzoek, Sir,' zei de opperregent.
De twee groepen liepen terug naar de plaats waar de wachtersraad vandaan was gekomen. Een half uur later zaten de vijf Cappins tegenover een groep van vijf Terranen en een Cappin, die na tweehonderdduizend jaar naar deze galaxis was teruggekeerd.
Terwijl hij zijn stoel bekeek, schoof Perry Rhodan Whisper in zijn borstzak. Deze had tot nu toe in de vorm van een doek over Rhodans schouder gehangen, maar nu rolde hij zich op tot de grootte van een tennisbal. Rhodan merkte op dat ook de stoelen heel anders van vorm waren dan de Terraanse. Ofschoon ze buitengewoon gemakkelijk leken, zagen ze er uit alsof ze uit een materiaal bestonden, dat voortdurend veranderde, zoiets als schuim.
'Wel...,' zei hij en ging aarzelend zitten.
Cascal bekeek hem nauwlettend en ook Ovaron zag met een glimlachje hoe Rhodan zich ontspande. De stoel was gemakkelijk.
'Dank u,' zei Rhodan en legde zijn onderarm op de tafel, 'dat u ons de gelegenheid geeft voor dit gesprek.'
De oude Cappin keek Rhodan met zijn donkere verstandige ogen aan en knikte langzaam.
'Dit gesprek is ook in ons belang. U komt dus uit een andere melkweg.'
'Dat is zo,' antwoordde Ovaron met veel autoriteit. 'En wij verzoeken u dringend ons allen zeer snel vrij te laten want u hebt geen reden om meer dan zestig Terranen vast te houden.'
Valtenosch sprak dat tegen.
'Er is wel een reden.'
Rhodan wees op Ovaron en zei:
'Deze man hier, een Cappin als u, heeft ons de weg naar deze planeet gewezen. Hij kende die al voor het ras van de Wesakenos - of om preciezer te zijn, de volksstam - zich had afgescheiden van de Cappins. Precies tweehonderdduizend jaar geleden. Waarom hebt u eigenlijk de andere schepen vernietigd?'
Na lang gezwegen te hebben verklaarde Valtenosch:
'Dat waren Takerer. Op de eerste plaats wilden zij uw mensen doden en op de tweede plaats hadden zij nieuwe bomexplosies op Vavschenic ontdekt. Als wij ze weer hadden laten wegvliegen zou het gevaar te groot geweest zijn.'
'Dat begrijp ik. Ziet u - voor u blijft het hetzelfde of u de zestig personen van de kruiser wel of niet vrijlaat.'
Plotseling waren er in het gezicht van de oude Wesakeno veel plooien te zien. Hij ondersteunde zijn kin met zijn hand en zei aarzelend:
'Hoe kunt u dat zo zeggen?'
Ovaron antwoordde:
'Wij allen, de gehele bemanning van het grote schip weten al wat er op deze geheime planeet gebeurt. Wij weten alles. U moet niet vergeten dat ik als Ganjo van de Ganjasen al deze geheime werelden ken. Misschien zijn er na mijn tijd nog een paar bij gekomen, maar dat is niet van belang. Wij zijn op de hoogte van de verborgen geleerden. En bovendien zijn wij uw vrienden.'
Hij keek de vijf Cappins een voor een aan en zag hoe zij langzaam tot de overtuiging kwamen dat hij, Ovaron, gelijk had.
Rhodan loste Ovaron af.
'Wij hebben nu alles verteld. U weet nu de waarheid. En wij houden ons woord. Niemand zal van ons horen of er een planeet Vavschenic is of niet.'
Een van de Cappins zei:
'Dat is een van de condities om op uw verzoek in te kunnen gaan. Ook wij zijn tegenstanders van oorlog.'
Cascal vroeg:
'Hebt u nu begrepen dat u evenals wij te doen hebt met respectabele levende wezens? Natuurlijk heeft ieder van ons een paar fouten, ik bijvoorbeeld ... maar dat doet nu niet ter zake. Wij hebben bovendien het niet te ontkennen voordeel dat we ook nog vredelievend zijn. We zouden een vriendschapspact willen sluiten. Een begin maken met culturele uitwisseling...'
Penka Manishe raakte Cascals arm aan.
'Ik geloof,' zei hij zacht en aarzelend, 'dat je nu wel wat ver op de zaken vooruit loopt. Laten we ons aan de feiten houden.'
Valtenosch zei:
'Wij willen enige garanties van u, Perry Rhodan.'
Rhodan glimlachte terughoudend.
'Als het niet iets onmogelijks is; u hebt al veel garanties.'
'U moet op uw erewoord beloven nooit en tegen niemand in deze melkweg te praten over wat u hier gezien hebt.'
Ovaron en Rhodan staken tegelijkertijd hun hand op.
'Dat beloven wij u!' zei de opperregent.
Twee wachters fluisterden met elkaar, glimlachten toen en tenslotte richtte een van hen zich in de oude taal tot Ovaron.
'En wij zullen alle verborgen broeders van ons volk over uw schip en uw wens vertellen. We krijgen van u informatie en zullen in het geheim verder gaan. Een zeer grote kring van talrijke geheime agenten in de galaxis Gruelfin zal ingelicht worden nadat u ons verlaten hebt.'
Penka Manishe veegde een haarlok uit zijn gezicht en vroeg:
'Waarover worden de agenten geïnformeerd?'
Valtenosch glimlachte geheimzinnig.
Pathetisch verklaarde hij:
'Overal waar onze vrienden zich bevinden zult u bekend zijn voor men u gezien heeft. Een uitspraak zal u vergezellen op uw verdere weg door de galaxis Gruelfin.'
'Het interesseert mij zeer wat die behelst,' zei Cascal.
'Gek,' zei Rhodan schertsend. 'Mij ook.'
Valtenosch hief zijn beide armen op en zei luid, bijna zingend:
'De vreemdelingen die gekomen zijn met hun bolvormige schepen zijn onaantastbaar. Hen moet iedere hulp gegeven worden zonder dat men zijn anonimiteit prijsgeeft.'
'Bravo!' zei Claudia.
Rhodan schudde Valtenosch' hand en zei:
'Daarvoor bedanken wij u hartelijk. Ik zie dat we echte vrienden gevonden hebben. Maar we zoeken nog wat anders. Ovaron?'
De slanke Cappin was steeds nerveuzer geworden.
Hij stond nu op, liep onrustig achter zijn stoel heen en weer en bleef tenslotte staan met zijn handen op de stoelleuning. Ongeduldig vroeg hij:
'Ganjasen! Wat weet u over het volk van de Ganjasen, Valtenosch?'
Valtenosch spreidde zijn handen uit.
'Niets,' zei hij. 'Behalve een paar sagen waarvan wij het waarheidsgehalte niet kunnen controleren.'
Ovaron vertelde wie hij was en waarom hij hier was en hij stuitte op onbegrip. Hij kon hier over het lot van het volk waarvan hij stamde, niets te weten komen. Wel wisten de geleerden dat zij zeer lang geleden uit een ander ras ontstaan waren en dat het principe van de uitgeholde werelden niet van hen kwam, hoewel ze het verder ontwikkeld en tot perfectie gebracht hadden.
Maar ze hadden er geen vermoeden van dat ze zich in werkelijkheid onder de oppervlakte van een geheime wereld bevonden die meer dan tweehonderdduizend jaar oud was. Zij wisten niet dat Vavschenic door de toenmalige Ganjasische regering ingericht was als een geheim research- en productiecentrum.
Zij wisten dus - niets.
'Weer tevergeefs,' zei Ovaron. 'Tevergeefs wat betreft het zoeken naar mijn verloren volk. Een grote winst als wij bedenken dat wij vrienden gevonden hebben. Hoe gaan we nu verder te werk?'
Valtenosch zei:
'We zullen afbeeldingen van u allen laten maken zodat onze vrienden weten met wie ze te maken hebben. En we zijn van plan u een deel van onze ondergrondse complexen te laten zien. Bovendien zult u wel een grote interesse voor sterrenkaarten hebben.'
Cascal sloeg met zijn vlakke hand op de tafel.
'Zeer zeker!' riep hij hard. 'Dat was een van de beste ideeën die u sinds jaren had, Valtenosch!'
Er werd een mondeling verdrag gesloten.
Beide partijen, niet ten onrechte overtuigd van de positieve bedoelingen van de andere partner, zouden zich aan dit verdrag en hun verplichtingen houden. Over Vavschenic zou niets bekend worden en de Terranen zouden door een reusachtig net van onbekende geheime agenten van de wachtersraad en de handhavers der gerechtigheid beschermd worden.
Een halve dag later:
'Tevreden, Sir?' vroeg Cascal toen zij naast elkaar naar de jet en de lichte kruiser liepen.
'Volledig,' zei Rhodan. 'Ook al komt me die eerlijkheid wat verdacht voor. Maar dat is niet van belang omdat ik, zoals iedereen weet, een wantrouwend mens ben.'
Cascal antwoordde hem troostend:
'Dat is de rijpheid van de hoge leeftijd; theoretisch gezien, Sir. Ik maak me zorgen over iets anders.'
Rhodan keek hem aan.
Zij stonden aan de rand van de grote schijf. De oppervlakte was bekleed met een soort staalplastic, die in structuur en kleur precies leek op dat deel van het landschap, waarop de kruiser geland was en waar de MARCO POLO boven gezweefd had.
'Wat voor zorgen heb je, overste?'
Cascal zei met nadruk:
'Ik ben verbaasd over de benaming "handhavers der gerechtigheid". Een volk of een groep die zo'n pretentieuze naam voor een op zich goede zaak kiest, heeft volgens mij neigingen tot fanatisme. Fanatisme is een schadelijke eigenschap. Dus geloof ik dat ze alles bij elkaar teveel goed doen. En ook dat is niet aangenaam. Heb ik gelijk?'
Rhodan was besluiteloos.
'Daar hebben we geen aanwijzingen voor, Cascal,' zei Rhodan en wachtte op Ovaron die juist afscheid nam van een van de Cappins. 'Laten we de eerste effecten van deze houding afwachten.'
Cascal keek naar de ronde wanden van de lichte kruiser waarin zich lichtkringen van de schijnwerper spiegelden.
'Dan zou het wel eens te laat kunnen zijn, Sir,' zei hij zacht.
Rhodan knikte.
'De CMP-22 is ontsnapt en onderweg aan boord genomen. Heb ik dat goed begrepen?' vroeg de overste.
'Ja. Encester heeft me verteld wat er is gebeurd en toen besloten wij snel in actie te komen. Daarom konden we hier zo gauw zijn en radiocontact opnemen.'
'Uitstekend,' zei Cascal. 'We zullen de CMP-21 precies boven uw jet hangen en dan gaan we weer de vrije ruimte in.'
Rhodan en Cascal liepen naar de open sluis.
'Ja, zo zal het gaan!' zei hij en groette toen hij de jet binnenging.
Joaquin Manuel Cascal ging als laatste Terraan de kruiser binnen. De zware stalen deuren sloten zich achter hem. Lucht onder hoge druk siste, sluitingen persten zich zuchtend tegen elkaar, waarschuwingslampjes gloeiden op en gingen weer uit.
'Ik denk niet,' zei Cascal bij zichzelf, 'dat dit avontuur met het vertrek van deze planeet afgelopen is. Ik heb het gevoel dat wij van deze wachters van de goede zaak nog het een en ander te zien en te beleven krijgen.'
Hij zweefde omhoog in de antizwaartekrachtkoker, verliet deze bij de centrale en toen hij de ronde ruimte betrad, merkte hij dat op hetzelfde ogenblik de motoren van het schip werden gestart.
'Commandant aan boord,' zei hij tegen Penka Manishe. 'Luitenant-kolonel, verbrandt onze opperregent niet.'
'Maak je geen zorgen,' zei de gezagvoerder lachend. 'Tenslotte word ik door hem betaald.'
'Dat is de juiste instelling,' zei Cascal. 'Ook jij bent een mens, zie ik.'
'Je moet me eens een keer meer vertellen over deze terminologie,' zei Manishe en startte het schip. Hij concentreerde zich sterk op de besturing. De kruiser steeg op met uitgestoken landingsgestel. De jet stond nu als een kuiken onder een kloek onder de middelste sluis.
'Graag.'
Manishe was sceptisch.
'Geloof je dat ik een goed lid van de clan van waakhonden zou zijn?' vroeg hij aarzelend.
Cascal ging lachend zitten en wachtte tot de CMP-21 de oppervlakte van de radioactief besmette wereld zou bereiken. Langzaam gleden de donkere rotswanden op de panoramabeeldschermen omlaag.
'Ik geloof het wel,' zei Cascal. 'Ook jij bent een hond, die niets te melden heeft.'
Manishe draaide zich om. Zijn grijns was zo breed en open als Cascal het tijdens deze vlucht nog niet gezien had.
'Ik meld me zeer gehoorzaam,' zei hij, 'en daarmee heb ik al iets te melden!'
8.
'... is kosmogonie daarentegen een gebied dat zich onder andere met het ontstaan van de wereld bezighoudt. Afgezien van enige varianten, zijn er twee theorieën die stellen, dat het ontstaan van de wereld en de expansie van het heelal in de tijd op elkaar betrokken zijn.
We onderscheiden de conservatieve theorie en de theorie van Jordan-Dirac. Volgens de conservatieve opvatting was alle materie van het heelal in een kleine ruimte samengeperst, explodeerde toen en dat noemen we de oerexplosie.
Deze opvatting is wel afgerond maar laat bijvoorbeeld waarnemingen van de ruimtestructuur buiten beschouwing.
Dirac en Jordan zeggen dat de materie zich pas tijdens de expansie vormde. De grootte van het universum zou langzamerhand toenemen. Zoals alle andere theorieën kan ook deze, zelfs na eeuwen interstellair onderzoek, noch bewezen, noch overtuigend weerlegd worden. ..'
Overgenomen uit: Inleiding tot de Astronomie, Deel I, Handboek voor astrogatoren, cartografen en ruimtereizigers. Terra, 3418.
Joaquin Manuel Cascal stond in zijn hut. Hij had zijn linkerhand in de linkerlaars gestoken en probeerde met een spray en een speciale doek het kunstleer weer hoogglanzend te krijgen. Het lukte hem met moeite, maar binnen een half uur blonk het materiaal alsof het uit een schoenpoetsmachine kwam.
'Zo. De schoonheid van het lichaam is weer hersteld,' zei Cascal en trok zijn laarzen aan. In zijn nauwe hut hing de bedwelmende geur van de spray.
Nadat de CMP-21 en de jet weer aan boord waren gekomen stormde de MARCO POLO door de lineaire ruimte terug naar de rode dubbelzon.
Cascal ging in de enige aanwezige stoel zitten, schonk zich een drankje in en leunde achterover.
Hij overdacht de gebeurtenissen van de laatste zeven dagen en probeerde na te gaan of hij iets over het hoofd had gezien.
Een paar dingen vielen hem op.
Toen de MARCO POLO weer in de lineaire ruimte was had hij een lang onderhoud met Perry Rhodan gehad.
Rhodan had gezegd:
'Je weet dat ik Whisper niet voor niets bij me draag. Het waren wel geen opwindende dingen die hij mij vertelde, maar er was toch wel iets interessants.'
Cascal en een groepje andere officieren luisterden aandachtig. Er waren nog acht schepen van het derde flottielje in hun vroegere doelgebied onderzoekingen aan het doen.
'Wat dan?'
Rhodan wees naar de ronde bobbel in zijn borstzak. Daar bevond zich het zeldzame telepathische wezen, zo groot als een tennisbal.
'De Wesakenos zijn absoluut eerlijk. Ze geloven zelf in wat ze doen en ze hebben ook tegenover ons geen bijgedachten. Ze zijn werkelijk onze vrienden.'
Cascal had zijn keel geschraapt en gevraagd:
'Wat zei die speciale schouderdoek over de gretigheid waarmee de Wesakenos negen van de twaalf Takerische schepen binnen een paar seconden vernietigden? Mijn verdediging was tenminste nog uit noodweer, maar wat de wachters deden leek meer op koelbloedige moord.'
Rhodan aarzelde en zei toen:
'Toen deze vragen aan de orde waren kon ik Whisper niet gebruiken.'
Ovaron probeerde te sussen.
'Voor hen was de mogelijkheid dat hun planeet ontdekt werd ook levensgevaarlijk. Stel je voor dat de Takerer waren geland en binnengedrongen!'
Cascal deed er maar liever het zwijgen toe.
Een luitenant-kolonel vroeg:
'Was de wetenschappelijke buit tenminste veelbelovend, Ovaron?'
De Cappin wees naar een hoek van het vertrek en zei:
'De gegevens worden net bestudeerd en doorgegeven aan de scheepscomputer. We hebben van Valtenosch zeer belangrijke gegevens gekregen. Ze hebben betrekking op de posities van belangrijke planeten, die in handen van de Takerer zijn. Het gaat om een reusachtig groot gedeelte van de galaxis Gruelfin.'
Rhodan verklaarde:
'We kunnen dus naar keuze handelen. We vliegen of een koers langs deze planeten, of we gaan er naar toe en dan weten we heel precies wat ons te wachten staat.'
Ovaron lachte.
'Wat we zullen aantreffen kunnen we misschien vermoeden. Maar wat ons te wachten staat weten we niet voor we er midden in zitten.'
'Ik hoor,' zei Cascal geïnteresseerd, 'dat u zich al uitvoerig hebt bezig gehouden met de Terraanse filosofie.'
'Dat hoor je goed,' antwoordde de Cappin.
Met voluit draaiende machines en brommende converters raasde de MARCO POLO door dat ongrijpbare tussenniveau van de wereldruimte, onzichtbaar en zelf bijna blind, afgezien van de weinige apparaten die in dit medium functioneerde. De bemanning van de kruiser had het schip een onderhoudsbeurt gegeven en had nu een lange rustpauze; de meeste van hen sliepen.
Plotseling vroeg een jonge luitenant:
'De MARCO POLO heeft het ontmoetingspunt voor alle eenheden die uit zijn gevlogen, verlaten. Als er nu een schip terugkomt weet niemand wat er gebeurd is.'
Rhodan klopte de jongen lichtjes op zijn schouder en speelde het klaar niet geruststellend en vaderlijk te lachen. Hij zei:
'Daaraan hebben we gedacht. We hebben een space-jet achter gelaten op een plaats waar hij niet gepeild kan worden. De mannen wachten daar en als er iemand terugkomt voor de MARCO POLO, wordt hij geïnformeerd.'
Het groepje ging uit elkaar.
Cascal wipte een beetje in zijn stoel en deed zijn ogen open. In de kruiser was het stil. Alleen de noodzakelijke apparaten stonden aan. Sommige ervan waren aangesloten aan de geweldige energiekringloop van het grote moederschip.
Cascal keek op zijn horloge.
Het was twaalf september van het jaar 3437.
'Vrouwen,' zei Cascal, 'spelen het steeds weer klaar om van de onwaarschijnlijkste dingen alles te maken.'
Claudia Chabrol glimlachte en antwoordde:
'Je bedoelt, het lukt zelfs mij jou wat charme en goede manieren bij te brengen?'
Het gezicht van Cascal bleef beheerst en onbewogen. Hij zei vriendelijk:
'Ik bedoelde eigenlijk meer dat jij in staat bent van een normaal scheepsuniform een avondjapon te maken. Die verrukkelijke kleine dingen. Een sjaaltje, wat make-up, hier wat en daar een beetje - en dan jij zelf nog. Ik voel me soms echt overweldigd.'
Ze zaten in een van de scheepscasino's.
Een grote platte ruimte, ingericht volgens de scheepsnormen maar niet ongezellig. Boven de rij stoelen hing een breed beeldscherm dat de ruimte buiten het moederschip liet zien. De ene helft van het beeld werd in beslag genomen door de zon, de andere door de sterren.
Claudia Chabrol wees naar het scherm.
'Dit beeld fascineert me altijd weer.'
Cascal wees op Claudia:
'Dit beeld daarentegen fascineert mij,' zei hij mokkend. 'Wat vind je eraan om naar die twee zonnen te kijken als ik met je aan tafel zit?'
Toegegeven - het beeld was van een wilde prachtige schoonheid. De twee donkerrode sterren draaiden als een kosmisch halster om elkaar. Ze vulden het heelal met een duistere glans, een licht waarvan Cascal niet hield.
'Het is een licht dat tot nadenken stemt,' zei hij met een daarbij passend gebaar.
'Jou?'
'Niet alleen mij,' antwoordde hij.
Het licht riep gedachten op van strijd en verwoesting, agressie en alle soorten geheimen. De Terranen stonden bij wijze van spreken op de drempel naar deze galaxis. Hun opdracht was allesbehalve gemakkelijk. Cascal dacht aan de eerste lange bespreking, precies twaalf dagen geleden, waarna honderd schepen zich naar alle richtingen verspreid hadden.
Hij was als eerste weer terug - met twee schepen.
Lordadmiraal Atlan was nog niet terug. Wat zou hij meemaken? Zouden alle uitgezonden schepen weer terugkeren? De kruisers en de korvetten?
Cascal en Claudia keken toe hoe het tafelblad geluidloos opzijschoof. Cascals hand schoot naar voren en hij griste nog juist de sigaretten van het blad voor deze konden vallen. Hij verdeelde het eten.
'Nu komen voor mij weer de dagen van nietsdoen,' zei hij. 'Soms wens ik dat ik op een aardige planeet zat waar ik me dagenlang door de jungle zou moeten worstelen. Dat eeuwige stilzitten maakt me ziek.'
Ze begonnen te eten en Claudia antwoordde onduidelijk:
'Je doet net of je gevoel hebt.'
Cascal legde zijn vork en mes neer, zette zijn handen in zijn zij en bekeek Claudia hoofdschuddend en vol verwijt. Zij beantwoordde zijn blik met een glimlach, die zelfs Cascal onbeschaamd vond.
'Vertel eens,' begon hij. 'Wie is hier aan boord eigenlijk verantwoordelijk voor sarcasme en ironie? Jij of ik?'
Ze prikte een stukje vlees aan haar vork en zei:
'Ik en jij. Ik ben namelijk geëmancipeerd.'
Cascal gaf maar geen antwoord. Hij wist wanneer hij verslagen was. Hij begon zich weer te voelen als een van die betreurenswaardige honden, die absoluut niets te melden hebben.
Ze hadden juist afgeruimd en een sigaret opgestoken toen er een zoemer klonk.
Cascal hief zijn hoofd met een ruk op en zag dat een serie kleine schepen uit het zwarte heelal naar hen toe raasden, groter werden en hoe de zilverkleurige omhulsels in rood metaal veranderden.
'Wie zijn dat?' vroeg Claudia.
'Ruimteschepen. Acht... negen ... tien stuks,' zei Cascal. 'Ik kan de nummers nog niet zien.'
Het waren tien kruisers. Ze werden steeds groter, ze joegen naar de MARCO POLO en remden toen met volle kracht. Cascal zag de lange vlammenbundels van de motoren en sloot een paar seconden verblind zijn ogen.
'CMP-41!' zei Cascal.
Claudia knikte en keek naar het scherm.
'Lordadmiraal Atlan met Gucky, de muisbever.'
Atlan loodste in alle rust zijn tien lichte kruisers naar binnen. Zijn vlaggeschip was de laatste rood oplichtende bol die in de dikke wand van de MARCO POLO verdween, en zich daarmee aan de blikken van de toeschouwers onttrok.
Cascal grinnikte.
'Als je aardig bent en goed oppast neem ik jou ook mee.'
'Waarheen? Naar de machinekamer?'
'Nee,' fluisterde Cascal. 'Naar die fascinerende oude Arkonide die nu in de hoofdcentrale Rhodan ontmoet. Hij gaat verslag uitbrengen.'
'Neem me alsjeblieft mee, Joaquin.'
Hij keek haar aan.
'Voor mijn part,' zei hij. 'Je gebruikt me alleen als je er voordeel van denkt te hebben. Maar het grootste voordeel durf je niet te zien.'
Ze gaf hem een arm toen ze de eetzaal verlieten en naar de centrale lift van het schip liepen.
'Ik weet niet wat je onder het grootste voordeel verstaat.'
Joaquin Manuel Cascal zweeg.
Rechtop liep hij door de gang en hij zag dat de andere officieren ook aanstalten maakten.
Lordadmiraal Atlan was met zijn tien schepen teruggekomen en Cascal had bij geen enkel schip beschadigingen kunnen constateren.
Tenslotte bereikte hij de vergaderzaal, die zich langzaam met mannen en vrouwen vulde.
Eindelijk kwam Atlan. Toen hij begon te spreken wisten Cascal en alle anderen dat het een lange en interessante geschiedenis zou worden. De Terranen stonden op de grens tussen de open wereldruimte en een vreemde galaxis.
Zij wachtten.
En terwijl ze wachtten probeerden zij in het ondoordringbare, bijna oneindige duister voor zich te kijken.
Het waren maar kleine doorsneden van de grote geordende werkelijkheid, die ze konden zien. Wat ze niet konden weten:
Zij wisten nog steeds niet of de Cappins een miljoeneninvasie van plan waren uit te voeren in ieder gebied waar als een duidelijk signaal een bodempeiler geëxplodeerd was. En zij wisten niet of de tocht van de achtduizend was opgemerkt.
Cascal observeerde Atlan aandachtig. De Lordadmiraal scheen veel beleefd te hebben ...
Terwijl overste Joaquin Manuel Cascal kennismaakt met de werken van de initiaal-dubbelkanonnen en Perry Rhodan en Ovaron daarna de zogenaamde 'handhavers der gerechtigheid' hebben leren kennen, beleven Atlan en de zijnen iets wat men op zijn minst ongewoon kan noemen.
De Lordadmiraal en muisbever Gucky ontmoeten de PLUNDERAARS DER STERREN…