Perry Rhodan 0444 - Werelden in angst.jpg

Afbeelding2

 

Perry Rhodan heeft samen met zijn commando-eenheid, waartoe nu ook de Cappins Ovaron en Merceile behoren, de sabotageactie op de planeet Zeut met succes afgesloten.

De Nultijddeformator bracht het team, onder leiding van Perry Rho­dan en lordadmiraal Atlan, wel behouden in de 35e eeuw terug.

Hier moet nu de beslissing vallen - en men wordt geconfronteerd met de vraag of de tweehonderdduizend jaar oude, door Ovaron geïnstal­leerde sextadimtijdbom tot ontploffing kan worden gebracht of niet. De bom zit verwerkt in het buizensysteem van de klimatologische installatie van de doodssatelliet.

Als de bom niet ontploft, dan moet het zonnesysteem binnen korte tijd worden ontruimd en de solaire mensheid worden geëvacueerd. Op deze manier hoopt men aan de nova, die door de doodssatelliet ver­oorzaakt zal worden, te ontkomen.

De Cappin Ovaron is vol zelfvertrouwen. Hij, de nieuwe vriend van de mensheid, gelooft dat hij in staat is om de doodssatelliet tot ontplof­fing te kunnen brengen zonder dat hierdoor gevaar ontstaat voor het solsysteem of de bewoners. Maar er is geen absolute zekerheid over het vlekkeloze verloop van dit plan. Een allesomvattend alarm wordt geslagen - en WERELDEN leven IN ANGST.

 


HOOFDPERSONEN IN DEZE ROMAN:

Perry Rhodan- De opperregent laat stemmen.

Ovaron- De Cappin moet de in de doodssatelliet verstopte bom laten ontplof­fen.

Merceile- Een meisje, dat moeite heeft met de uiteindelijke beslissing.

Joaquin 'Joak' Cascal- De kolonel krijgt onaangekondigd bezoek.

Galbraith Deighton- Zonnemaarschalk en chef van de solaire veiligheids­dienst.

Dr. Claudia Chabrol- Arts van het tijdreisteam.

Bogonta- Een gevangene van de doodssatelliet.



 

1.

 

Vijf juli, 3434, 's morgens negen uur dertig.

Joaquin Manuel Cascal stapte in zijn witte wollen ochtendjas de douchecel uit. In de afgelopen dertig minuten had hij zich gedoucht om zich vervol­gens te laten scheren. Een gecompli­ceerde massage had het ritueel afge­sloten - nu voelde Cascal zich na de lange dagen van de reis naar het verle­den pas volkomen uitgerust. De buil op zijn achterhoofd, waar de prehisto­rische jager hem had getroffen, was door de medicinale hulp van robots en de arts dr. Claudia Chabrol volledig verdwenen.

Cascal nam een slok van de jus d 'orange, die van de beste aardse vruchten was gemaakt, waarna hij peinzend een sigaret opstak.

'Ik verwacht,' murmelde de slanke man met de brede schouders, 'dat het een lange dag zal worden.'

Langzaam liep hij naar het speciale apparaat en hij bestudeerde de menu­kaart, toen tikte hij zijn wensen op het minuscule toetsenbord van de hotelcomputer. Nadat hij de toets bestel­ling had ingedrukt, schakelde Cascal het visafoonscherm in en hij wachtte op het ochtendnieuws.

Het raam veranderde van lichtstructuur, toen Cascal er met de hand over­heen streek.

Hij zag nu bijna ongehinderd over de balustrade neer op een gedeelte van de immens grote ruimtehaven. Mid­den in het nieuws klonk ineens de stem van de robotbediende.

'Goedemorgen, sir. Het Terrania City Spaceport Hotel wenst u een smake­lijk ontbijt toe.'

De robotbediende, op wiens rug de door Cascal bestelde gerechten ston­den, reed op brede rupsbanden door de kamer heen en schoof exact in een nis, die als tafel was bedoeld, voor het raam.

'Bedankt,' murmelde Cascal, hetgeen voor de robot het signaal was om zich­zelf uit te schakelen.

Hij ging zitten, nadat hij het grote raam had geopend en begon aan het ontbijt.

Het nieuws ...

Men vertelde, inmiddels zeker voor de twintigste keer en nu kort samenge­vat, een overzicht van de reis van het team, dat naar het verleden was ge­weest. De belevenissen van Perry Rhodan en zijn team werden kort toegelicht, waarna men andere ge­beurtenissen kort toelichtte.

De nieuwslezer beëindigde met:

'Aansluitend de exacte plannen van de weercontrole. Voor Terrania City is voor vandaag en morgen sterke zon gepland, tegen middernacht zware re­gen en harde windvlagen. U heeft het nieuws van ...'

Cascal schakelde het toestel uit.

Terwijl hij langzaam at en zich reali­seerde, dat het heden waaruit hij voortkwam en waarvan hij de basisstructuur kende, voor hem een plaatsbepalende factor was geworden, dacht hij na. De laatste dagen waren behoor­lijk druk en vol met belevenissen geweest. De sextadimbom - een nogal omvattende benaming voor een bom, die tweehonderdduizend jaar zou moet kunnen doorstaan - was door Ovaron in het buizensysteem van de doodssatelliet geïnstalleerd.

In de komende dagen zou het laatste deel van dit langdurige en kostbaar spel ten uitvoer worden gebracht.

Het wapen uit het verleden zou wor­den uitgeprobeerd.

'Ik vraag mezelf maar een ding af,' mompelde Cascal zacht. 'Namelijk: of de bom inderdaad deze lange tijd heeft kunnen doorstaan. Maar we zul­len het spoedig weten - ook al is het gevaarlijk.'

Acht personen zouden besluiten, wan­neer en onder welke omstandigheden de satelliet zou worden opgeblazen.

Acht personen, de top van een piramide.

Deze mannen - er waséén meisje bij - voerden de wil van de mensen, die in het ghostsysteem leefden, uit. Voor dit doel zou morgen een bliksemenquête worden gehouden, waarover vandaag in het nieuws al werd ge­praat. Het plan was op zich erg simpel, maar bijzonder werkzaam.

Manuel Cascal at langzaam en rustig, dronk de hete koffie, die op zijn verzoek twee keer zo sterk als de normale hotelkoffie was gemaakt.

Na het eten stond Cascal op en hij liep naar het raam toe. Hij hoefde niet te zoeken; het immens grote schip stond aan de rand van de ruimtehaven op de speciaal versterkte fundamenten.

De Intersolar.

Zij zou het basisschip zijn. Momenteel werden de laatste controlewerkzaam­heden uitgevoerd. Het testpersoneel leek van hieruit op stofkorrels, die tegen een gladgeslepen bergwand wa­ren geplakt. Cascals hand lag op de balustrade, die de hotelbezoeker van de ruimtehaven moest afschermen. De kamer van Cascal, hier op de honderdenelfde verdieping, bood een fabelachtig uitzicht op de reusachtige cirkelvormige ruimtehaven, waarvan de andere kant door een keten van stalen parels aan het oog werd ont­trokken.

Over een paar uur moest Cascal daar in een schip staan en samen met de andere leden van het team werken, denken, reageren en als het nodig mocht zijn, bliksemsnel ingrijpen. Atlan had hem verzocht om aan deze actie deel te nemen. Bovendien was er tussen de vier mannen een soort losse vriendschapsband ontstaan; Rhodan, de Arkonide, de vreemde uit het verle­den en Cascal.

'Goed,' zei de kolonel van de solaire veiligheidsdienst. 'Maar wel eerst nog wat vertier en dan de sociale contacten, die van nut kunnen zijn.'

Hij zocht uit de stapel cassettes, die in kleine gekleurde doosjes rond de mu­ziekinstallatie lagen, zijn lievelings­muziek op en legde de cassette in de frontlader. Er werden twee toetsen ingedrukt, toen reguleerde Cascal de zware verborgen stereoluidsprekers.

'Om wakker te worden... de bard!' murmelde hij vergenoegd.

De bard zong.

Zodiak Goradon, de roodharige baarddragende sterrenbard met de twaalf vingers en zijn gitaar met zestig snaren, de beroemde gamespin. Hij bracht een lied van de sterren, over de verre witte nevels in de kosmos, de dromen van de ruimtevaarders en over verafgelegen sterrenstelsels. Van planeten en manen, van ruimtevaar­ders en ruimtereizen - en van de aantrekkingskracht van de ruimte.

Cascal neuriede, terwijl hij zijn kle­ding uit de inbouwkast zocht, zacht het refrein mee.

'het verlangen geldt echter de blauwe planeet...'

Cascal doordacht nog eens alle mogelijkheden van de actie en trok lichte laarzen, een strak zittende dure broek en een pulloverachtig hemd met een hoge kraag en magneetknopen aan.

Daarna zocht hij een halflang jack van huiddun wit imitatieleer, waarin veel zakken zaten uit, pakte zijn wapen uit het afgesloten veiligheidscompartiment en deed het schouderholster om. Toen ging hij zitten, luisterde naar het eind van het lied en tilde zijn voeten op totdat de enkels op de rugleuning van de andere stoel lagen. In deze houding toetste hij een lang telefoon­nummer in op het toetsenbord van de visafoon.

Na een  paar seconden meldde  de opgeroepen persoon zich.

'Jij?' vroeg de jonge vrouw verwon­derd.

'Ik,' bevestigde Cascal met diepe stem.

'Ik ben natuurlijk geheel volgens plan van mijn stuk gebracht,' zei Claudia Chabrol, 'door jouw lieve telefoontje, maar ik vraag me desondanks af, wat je wil?'

Cascal knipte met de vingers.

'Drie dingen,' zei hij. 'Op de eerste plaats: heb je mijn bloemen ontvan­gen?'

Claudia Chabrol keek hem verbaasd aan. Ze had het haar niet opgestoken, hetgeen kennelijk aan het vroege tijd­stip lag. Het zag er opvallend aantrek­kelijk uit.

'Die bloemen waren dus van jou ... ik had het kunnen weten,' zei ze. 'Heel erg bedankt, hoor. Waar verdien ik het aan?'

Cascal wierp de armen op en hij tilde zijn voeten van de stoel. 'Ik ben per slot van rekening meer dan alleen een dankbare patiënt,' zei hij.

'Ik herinner me nog je zachte strelen­de hand, toen ik in de Nultijddeformator in de ziekenboeg met een zware shock lag.'

Ze glimlachte ironisch.

'Dat maakte een blijvende indruk?' vroeg ze.

'Inderdaad,' zei Joak. 'Zeer blijvend. Bevalt de bos bloemen?'

'Ze ruiken uitstekend, zien er fantas­tisch uit,' antwoordde Claudia. 'En alle medewerkers hier op het instituut vragen me, wie nu eigenlijk de gulle afzender is.'

Cascal was tevreden en hij liet het ook blijken.

'Beschouw mij alsjeblieft niet als op­dringerig,' zei hij, 'maar ik ben zo blij, dat ik weer in Terrania City en geluk­kig weer in deze tijd ben, dat ik je voor een etentje wil uitnodigen.'

Claudia fronste haar wenkbrauwen.

'Dat was zeker de tweede vraag?'

'Ja.'

'Ik ben bang,' zei ze toen snel, 'dat ik vandaag geen tijd meer zal hebben, Joaquin Manuel.'

Hij grijnsde.

'Ik heb vanavond ook geen tijd,' merk­te hij op. 'Daarom wilde ik eigenlijk de rekening. Akkoord?'

'Vooruit dan maar,' zei de arts. 'Dan heb ik exact twintig minuten tijd voor je.'

Cascal grijnsde; hij had de stille wenk begrepen. Hij boog zich iets voorover, keek de jonge vrouw geheimzinnig aan en fluisterde:

'Ik heb nog een derde vraag.'

'Ik luister!'

'Wil je die blauwe japon aantrek­ken ... of nog beter: het witte broekpak. Zou je dit voor me willen doen?'

Ze knipperde verward met haar ogen.

'Hoe weet jij, dat ik een wit broekpak heb?' vroeg ze zacht. 'Je hebt me tot nu toe enkel maar in dienstuniform gezien.'

'Elke vrouw in het ghostsysteem heeft een wit broekpak! Jij hebt er ook een. En als je geen wit broekpak hebt, koop er dan maar een voor de achtste. Goed? Om mij een plezier te doen.'

Ze schudde verwonderd het hoofd.

'Ik trap er ook elke keer maar weer in! Soms nog andere wensen?'

Cascal hield op met het gegrijns.

'Nee,' zei hij vastberaden. Ineens klonk zijn stem niet meer ironisch. 'Ik zou het gewoon erg fijn vinden als we met zijn tweeën zullen kunnen gaan dineren. Want als we dat doen - dan houdt dat in, dat het zonnesysteem is gered. Als ik om de een of andere reden later mocht komen, licht dan maar alvast mijn erfgenamen in.'

Ze leunde achterover in haar stoel.

'Hoor je soms tot het commandoteam, dat de satelliet tot explosie moet bren­gen?' vroeg ze bezorgd.

'Ja,' zei Cascal, schonk haar een laat­ste glimlach en schakelde toen het toestel uit. Even bleef hij peinzend naast het apparaat staan, streek een aantal keren met duim en wijsvinger over  zijn  kin  heen  en vroeg zich telkens weer af, hoe groot zijn overle­vingskansen waren.

'Niet erg groot, Joak,' mompelde hij tegen zichzelf, terwijl duistere ver­moedens hem kwelden. 'Je zou best wel eens in een kist teruggebracht kunnen worden.'

Hij activeerde de robot opnieuw, sloot de kamer af en steeg in de hotellift, die hem naar beneden bracht. Tijdens de meer dan driehonderddertig meter moest hij een aantal keren slikken om van de druk op zijn trommelvliezen af te komen.

Hij bleef bij de receptie van het TCSH staan.

'Post voor mij gekomen?'

Binnen een fractie van een seconde had de robot hem geïdentificeerd door de sleutel, die hij op de balie had gelegd.

'Jawel, sir. Een stadstelegram.'

Uit een spleet viel een strook gevou­wen kunstfolie. Cascal opende de en­velop en hij las het telegram.

Kom meteen naar mij toe. We hebben je nodig. Uiterlijk in de namiddag aan boord zijn. Atlan.

'Komt voor elkaar,' murmelde Cascal en hij wierp het telegram in de dichtstbijzijnde afvalvernietiger.

Toen verliet hij het hotel, wenkte een taxizwever naar zich toe en boog voor­over naar de chauffeur. De koepel van de zwever was in het apparaat verdwe­nen, zodat hij gemakkelijk kon instap­pen.

'Vrij, Mac?' vroeg hij.

'Natuurlijk. Waarheen?'

'Naar de ruimtehaven,' zei Cascal en met een sprong zat hij op de stoel naast de chauffeur. Een hotelboy bleef verbaasd naar hem staan kijken. 'Naar ingang K en dan het vliegveld oprijden.'

De zwever vloog weg.

'Maar ik heb geen toestemming om mij op het vliegveld te begeven,' zei de chauffeur verontschuldigend, terwijl hij zich in de verkeersstroom meng­de.

'Ik heb er wel de toestemming voor, Mac,' merkte Cascal gelaten op.

'Uitstekend.'

De zwever raasde de haarspeldboch­ten van de Saturnusheuvel af, schoot toen een tunnel in en raasde door de kille duisternis. De langgerekte licht­flitsen weerspiegelden in de lak van de motorkap. Ze reden onder een sikkelvormige muur door en bereikten een van de talrijke poorten. Cascal haalde zijn identiteitskaart tevoorschijn. De wachtpost zag de kaart, staarde Cas­cal aan en toen salueerde hij.

'Doorgang vrij, kolonel!' zei hij.

Cascal grijnsde.

'Maak je maar niet druk,' zei hij. De zwever vloog rechtuit en stopte naast de oprit, die toegang verstrekte tot de Intersolar. Onder de metalen gigant lag nog het vocht van de morgendauw op het beton. De chauffeur rilde on­willekeurig.

Cascal betaalde en hij gaf de man een royale tip.

Terwijl de taxichauffeur zich haastte om tussen een van de landingspoten weg te komen, liep Cascal langzaam de zwarte oprit op. De wachtpost zag hem komen, salueerde kort en knikte hem toe.

'U wordt verwacht, kolonel, ' zei hij toen. 'Boven, in hangar B naast de sluis.'

'Bedankt,' zei Cascal en hij liep recht­door tot hij bij de hoofdschacht kwam, die van de onder-kant naar de boven­kant door het schip liep. Hij liet zich naar boven zweven, hield zichzelf te­gen en verliet de antizwaartekrachtschacht. Op de weg naar hangar B vroeg hij zich geconcen-treerd en pein­zend af hoe de zaken er voor stonden. Hij mocht geen beoordelingsfouten maken.

De situatie was riskant geworden. Een sterk en heel begrijpelijk gevoel van onrust had zich meester gemaakt van de vooraanstaande personen. Galbraith Deighton en zijn medewerkers hadden er het bewijs voor, dat de zonnesatelliet weer operationeel was en experimenteerde.

Hoe kon de satelliet 'experimente­ren'?

Ze was op een aantal plaatsen vernie­tigd, maar de reparatie-eenheden schenen koortsachtig aan het volledi­ge herstel van de satelliet te werken. Het vernietigingsgevecht tussen de onge-veer achtduizend Cappins en de robotbemanning van het dodelijke buitenaardse ruimteschip had een aantal vitale schakelelementen be­schadigd en vernietigd. Het was na­tuurlijk maar de vraag of de controleapparatuur inmiddels ook de sextadimbom niet had ontdekt.

Cascal drukte op een schakelaar, waarna hij een ruimte betrad. Er ston­den twee gewapende wachtposten voor de deur.

'Lordadmiraal Atlan en Galbraith Deighton verwachten u, kolonel,' zei een van hen.

Cascal duwde de verbindingsdeur open.

'Bedankt.'

Hij bleef voor de deur, die zacht en langzaam achter hem dicht gleed, staan. Zes personen, een meisje en vijf mannen, zaten om een grote ronde tafel, waarvan het onderstuk in de bodem was verankerd, heen. Voor elke stoel zat een donkerrood monitorscherm. Op de tafel lagen plannen, tekeningen en een schaalmodel van de doodssatelliet, die men uit elkaar had gehaald.

'Goede morgen,' zei Cascal en hij schudde het Cappinmeisje Merceile de hand.

Toen begroette hij de anderen.

'Heb je mijn telegram ontvangen, Joak?' vroeg Atlan.

'Het lag bij de receptie,' antwoordde Cascal. 'Ik ben meteen hierheen geko­men.'

Hij volgde met de ogen de uitgestrekte hand van de opperregent en ging zwij­gend in de zevende stoel zitten. Hij strekte de benen, stak een sigaret op en wachtte op het moment, dat ie­mand het woord zou nemen.

'Cascal,' vroeg Deighton, 'weet je waarom we hier zitten en waarop we wachten?'

Cascal knikte, liet de as van zijn siga­ret in de asbak vallen en bestudeerde het model van de doodssatelliet.

'Ik weet het,' zei ik. 'Ik vermoedde het al zeker sinds een dag of vijf.'

Vijf dagen geleden was het team met de Nultijddeformator uit het verleden teruggekeerd. Nu werd de volgende actie vanuit Terrania City, de hoofd­stad van de Aarde, voorbereid.

'Goed. De opperregent wil twee ver­schillende plannen ten uitvoer bren­gen. Op de eerste plaats wil hij een bliksemstemming om er verzekerd van te zijn, dat alle mensen deze actie steunen. Dan kunnen we proberen om het gevaar uit de weg te ruimen. Bovendien heeft hij op grond van de laatste ontwikkelingen fiat gegeven voor de massa-evacuatie, die mis­schien zal moeten plaatsvinden. We zijn, om het zo maar te zeggen, klaar voor de start.'

Cascal keek de Cappin aan en hij bemerkte, dat Ovaron Terraanse kle­ding droeg. Op de een of andere manier zag de man er anders uit. Afge­zien van het mode-effect was Ovaron anders - Cascal vond hem er rijper uitzien. Maar de kolonel wist echter, dat Ovaron zelf nog geen idee had over zijn daadwerkelijke identiteit. Hij was hier een vreemde, net zoals hij bij zijn eigen ras een vreemde was geweest. Dat was iets, wat hen tijdens de laatste actie duidelijk was geworden.

'Hoe staat het met de evacuatie?' vroeg Cascal met gedempte stem.

'Project Icarus - zoals we dit plan hebben genoemd - is afgesloten,' ant­woordde Deighton me-teen. 'Duizen­den grote ruimteschepen en natuur­lijk elke vierkante meter vrije scheepsruimte, waarover het imperi­um beschikt, staan klaar voor de komende actie. Bovendien hebben we alle beschikbare containers in reserve gehouden. We zijn in staat om met enig pas- en meet-werk, behoudens mogelijke panne, in een keer alle vijf­entwintig miljard personen te evena­ren.'

Perry Rhodan knikte.

Hij leefde de laatste maanden onder een enorme spanning. Hij werd ge­dwongen om steeds opnieuw snelle besluiten te nemen.  Hij  had geen enkele kans om op een genomen be­sluit terug te komen. Hij maakte zich niet druk over de kleine politieke gebeurtenissen, maar hij hield zich voornamelijk bezig met het spectrum van de problematiek. Het ging om het voortbestaan van het in de toekomst verstopte zonnesysteem en om het leven van vijfentwintig miljard men­sen. Het risico, dat er door het ont­ploffen van de zonnesatelliet toch een nova zou ontstaan, was groot - de exacte waarschijnlijkheidsfactor had zelfs Nathan niet eens kunnen bereke­nen omdat de gegevens hiervan ont­braken. Deze stemming weerspiegelde zich in het verhoudingsgewijze kleine vertrek en de spanning stond op het gelaat van de aanwezigen te lezen.

'Dat klinkt uitstekend,' zei Atlan. 'We hebben het begin van deze actie op zes juli gepland. Om precies twaalf uur.'

'We moeten die verdomde satelliet buiten gevecht stellen,' knorde Rhodan woedend. 'Voor mijn part blijft dat ding eeuwig in de zonnecorona, maar de machines aan boord moeten volkomen worden verpulverd. Of de meerderheid van de mensheid dit risi­co wil nemen, zullen we binnenkort weten. Ik hoef niemand meer te ver­tellen, wat we van plan zijn. Het is niet zo dramatisch als onze expedities naar het verleden, maar alles hangt er van af of Ovaron geluk heeft.'

De Cappin keek van Atlan naar Cascal.

'Ik zie geen reden,' zei hij optimis­tisch, 'om daar aan te twijfelen, Rhodan.'

'Waar zit Takvorian eigenlijk?' vroeg Cascal, nadat hij om zich heen had gekeken.

'Hij heeft er zich van laten overtui­gen,' antwoordde Atlan, 'dat hij op dit moment niet nodig is. Maar hij blijft paraat. In de tussentijd probeert hij vertrouwd te raken met zijn nieuwe omgeving.'

'Ik begrijp het.'

Deighton legde een diagram op de tafel.

'Natuurlijk kunnen we niet in de satelliet kijken,' zei hij luid. 'Maar we hebben voortdurend metingen uitge­voerd en hebben aan de hand van onze observaties een aantal waarschijnlijke conclusies kunnen samenstellen - ik herhaal dit even voor kolonel Cascal.

We hebben vastgesteld, dat het reparatiewerk in de satelliet zelf zo goed als klaar is. Dat houdt niets anders in, dat dit vervloekte buitenaardse ruimteschip binnen afzienbare tijd weer zal kunnen functioneren.'

Cascal drukte de sigaret uit.

'Functioneren wil zeker ook zeggen het verhitten van de zon,' zei hij luid. 'Moeten we dan weer rekening hou­den met op nova lijkende verschijnse­len?'

'Dat heb je uitstekend en duidelijk onder woorden gebracht!' zei Reginald Bull, terwijl hij grijnzend naar Cascal keek.

'Mijn eerste stelregel is logische dui­delijkheid,' zei Cascal en glimlachte terug. Hij vond Bully een geschikte kerel.

Rhodan wees met een hand naar de plannen en op de onderdelen van het schaalmodel.

'Ik stel voor, dat we kolonel Cascal tot het begin van de actie de leiding geven. Hij zal met Ovaron en Merceile moeten samenwerken en aan de hand van de te verwachten of vermoede problemen de uitrusting samenstellen alsmede het vervoer. Mag ik op u reke­nen, kolonel?'

'Uiteraard, sir,' antwoordde Cascal met een verwijtende klank in zijn stem.

'Keurig. Bully, Atlan en ik gaan nu van boord en zullen de volksstemming voorbereiden. Om eerlijk te zijn, ver­wacht ik een grote meerderheid van stemmen voor ons plan. Ik ben er van overtuigd, dat de bevolking van het zonnesysteem nu eindelijk van dit latente gevaar wil worden bevrijd.'

'En aangezien we met hun belasting­geld niet bepaald zuinig zijn omge­gaan,' bracht Atlan in herinnering, 'waarbij ik bijvoorbeeld alleen al denk aan de immense kosten om de Nultijdde-formator te bouwen en onze expeditiekosten... en aangezien zij er de belasting voor moeten opbrengen, lijkt me dat de Terranen er meer dan recht op hebben te weten, wat we van plan zijn.'

'Hij praat net als Homer Adams!' murmelde Billy.

Atlan knikte.

'Als het om materiaal en geld gaat, dan denk ik net als Homer, Bully!' antwoordde hij.

De drie mannen stonden op en namen afscheid van de anderen. Cascal, Mer­ceile en Ovaron bleven zitten, terwijl Deighton onrustig tussen de tafel en de muur heen en weer begon te lopen.

'Wat vind je van ons plan?' vroeg hij aan Cascal.

'Alleen de positieve kant, Deighton!' antwoordde de Cappin in plaats van de kolonel. 'Ik heb als tweedenker met behulp van mijn tryzomlichaampje het gegeven van twee kanten bena­derd. Als de bom niet is vernietigd of door de satelliet is ontdekt, dan moet het lukken.'

Cascal bestudeerde het model, dat men aan de hand van foto's had gebouwd. De foto's had men tijdens de tijd, die Ovaron nodig had om de bom te installeren in de satelliet, gemaakt.

'Zelfs al heeft men de bom ontdekt, dan houdt dat nog niet in, dat men de functie ervan zal hebben doorzien. Vermoedelijk bevindt de bom zich dan nog aan boord van de satelliet.'

'Ik ben er van overtuigd,' zei Merceile, 'dat we een enorme explosie zullen meemaken.'

Cascal stond op.

'Laten we beginnen om de uitrusting samen te stellen,' zei hij vastberaden. 'Daarna kunnen we een route uitstippelen en een ruimteschip uitzoeken. Ik ben er voor, dat we eerst alles uitvoerig testen. En we hebben helaas maar vierentwintig uur de tijd.'

Hij keek op de chronometer.

Over vierentwintig uur zou de beslis­sing voor het ghostsysteem vallen.

Hij voelde zich nerveus worden, toen hij er aan dacht. Anders zou onder meer zijn etentje met de betoverende Claudia Chabrol uitvallen.

En hij had nu eenmaal een voorliefde voor vrouwelijke artsen.


 

2.

 

5 juni, 's avonds zes uur, aan boord van de Intersolar.

Galbraith Deighton keek op, toen Cascal hem op de schouder tikte. De twee mannen controleerden in de drukkamer van de kleine hangarsluis de beide zware gevechtspakken.

'Ja?' vroeg de chef van de solaire veiligheidsdienst.

'We willen kort na de volksstemming, die morgenvroeg plaatsvindt, het schip laten vertrekken om de satelliet te vernietigen,' zei Cascal. 'Weet je overigens, waar het woord satelliet vandaan komt?'

Deighton realiseerde zich, dat Mercei­le en Ovaron alleen deze fase van het plan zouden moeten uitvoeren. Hij mompelde verstrooid voor zich uit.

'Nee. Jij soms wel?'

'Natuurlijk,' antwoordde Cascal. 'Het woord komt uit het franse oud-Terraans. Het oorspron-kelijke woord komt echter uit het latijn, die men ook wel als de taal der geleerden omschrijft. Het woord is sateles, met als derde naamvalsvorm satellitis, hetgeen "lijfwacht" of "trawant" be­tekent. In het meervoud betekent het echter "gevolg". Oorspronkelijk komt het woord in deze betekenis uit de taal der Etrusken. Behoorlijk oud, niet­waar?'

Deighton knikte.

'Behoorlijk bijdehand, hoor!' zei hij. 'Zeker ergens gelezen?'

'Ja,' antwoordde Cascal. 'Van lezen kan men een hoop leren. Van reizen ook, maar lezen is goedkoper. Maar nu heb ik - om ter zake te komen - een paar inlichtingen van je nodig.'

Ze tekenden de laatste punten van de checklist af.

Rondom de twee gevechtspakken, waarvan de complete installatie was getest en goed was bevonden, lag de rest van de uitrusting. Dit was een tweede voorzorgsmaatregel. Voor het geval de bom niet zou ontploffen, had Ovaron vrijwillig voorgesteld om aan boord van de satelliet te gaan.

'Ik luis­ter,' zei Deighton en hij schakelde de intercom in.

'Hoe gaan die pedotransformers ei­genlijk te werk?' vroeg Cascal. 'Ik heb er weliswaar iets over gehoord, maar het is me nog niet helemaal duide­lijk.'

Deighton formuleerde zijn verklaring bedachtzaam.

'Een pedotransformer is in staat om zijn ik bewustzijn in het leven van een andere levend wezen te verplaatsen.'

Cascal telde de minuscule apparaten, die tot de uitrusting behoorden en controleerde voor zo ver dit mogelijk was de apparatuur. Van elk apparaat lagen twee stuks op de grond - een voor Ovaron en een reserveapparaat voor Merceile.

'Dat weet ik inmiddels ook,' merkte Cascal op. 'Daar heb ik al met Alaska over gesproken.'

'Pedotransformers met de rang van Ovaron laten hun lichaam als een kwalachtig gevormde massa achter. Dat gebeurt alleen maar als ze een ander organisme in bezit hebben ge­kregen.'

Cascal keek Deighton aan. De chef van de solaire veiligheidsdienst maak­te een nerveuze indruk.

'Maar dat gebeurt echter niet bij deze satelliet,' ging Deighton verder en hij hief een hand op. 'De doodssatelliet is, zoals iedereen nu wel weet, een pedopeiler. Bij pedopeilers is het niet noodzakelijk om het lichaam achter te laten. Dat wisten de ongeveer acht­duizend Cappins ook, die naar de satelliet sprongen.'

'Dus als er een geschikt ontvangsta­tion op het sextadimhalfspoor be­staat, dan kan een Cappin met zijn gehele lichaam en verstand of geest naar de pedopeiler transformeren?' vroeg de kolonel van de veiligheids­dienst.

Ze hadden hun werkzaamheden afge­sloten en meldden zich nu bij de boordcomputer. Het vertrek werd achter hen afgesloten en verzegeld.

'Inderdaad, als men maar de techniek van de pedotransformatie beheerst,' antwoordde Deighton, terwijl hij naast Cascal naar de commandocentrale van het schip liep.

'Hij zou dus eigenlijk ook zijn gehele uitrusting mee kunnen nemen - ter­wijl afstanden op zich onbeduidend zijn?'

'Inderdaad,' zei Deighton.

Nu begreep Cascal het: voor het in bezit nemen van een organisme lieten de Cappins hun eigen lichaam als een kwalvormige massa ergens achter, ter­wijl ze bij een transfersprong naar een mechanisch peilapparaat, dat op de juiste uitstraling was ingesteld, alles mee konden nemen. Lichaam, uitrus­ting, bekleding en extra bepakking. Dat was een belangrijk onderdeel, waar men in de geplande actie vanuit was gegaan.

Toen hij aan het einde van de lange gang het meisje Merceile en Ovaron ontdekte, stelde hij nog een laatste vraag.

'Denk je, chef, dat Ovaron van zijn tryzomding voordeel heeft?'

'Ongetwijfeld,' antwoordde Deighton. 'Hij is in staat om twee problemen gelijktijdig te bestu-deren. Hij kan er natuurlijk maar een tegelijk ten uit­voer brengen - maar hij is in staat om sneller een besluit te nemen en mis­schien ook wel betere gefundeerde argumenten te gebrui-ken dan een mens.'

Toen sprongen ze van de rolband af en ze bleven voor de beide Cappins staan.

'We hebben voor morgenvroeg alles klaargemaakt, Ovaron,' zei Deighton. 'De uitrusting is compleet en functioneert perfect. En je kunt morgen, nadat het schip op de baan van Mercurius staat, het vernietigingsbevel geven.'

De Cappin bestudeerde Cascal en Deighton.

Deighton was voor hem nog een vreemde, met de kolonel had hij een betere en oudere verstandhou­ding.

'Uitstekend,' zei Ovaron. 'Ik wil echter over een ding nog zekerheid hebben, Deighton. Ik hoorde Rhodan tegen iemand zeggen, dat het achtduizend Cappins was gelukt om de doodssatel­liet als pedopeiler te gebruiken?'

Deighton, die zich alles nog exact wist te herinneren, gaf onmiddellijk het antwoord.

'Dat klopt. Deze gegevens berustten op de laatste gebeurtenissen rond de satelliet.'

Ovaron en Merceile lieten zich door Deighton naar een nevenvertrek van de hoofdcentrale brengen. Daar gin­gen de vier personen rond de tafel zitten.

'Wat is er gebeurd?' vroeg Merceile.

'Het gelukte ongeveer achtduizend Cappins van een ons onbekend in de tijdstroom verloren geraakt experi­menteel station zonder problemen de solaire pedopeiler te bereiken. De we­zens werden echter door een hoger gelegen sextabetrekkingsfrequentiestraling vernietigd.'

Ovaron en Merceile leken ontsteld te zijn.

'Zijn jullie soms verwonderd?' vroeg Deighton.

'Ja,' antwoordde Merceile zacht. 'In onze tijd, dus van nu uit gerekend tweehonderdduizend jaar geleden, was het enkel voor hooggeplaatste personen, die een aantal keren werden getest, mogelijk om door middel van een speciale cursus en een speciale behandeling de kunst van de pedo­transformatie onder de knie te krij­gen. Ovaron en ik hebben deze behan­deling ondergaan. De mogelijkheid van een pedotransformatie werd aan de oppervlakte van ons bewuste den­ken gebracht.'

Deighton fronste verbaasd de wenk­brauwen.

'Houdt dat soms in, dat gedurende de afgelopen tweehonderdduizend jaar deze gave of kunst dermate werd ver­breid, dat nu in onze tijd elke Cappin een pedotransformatie zou kunnen maken?' vroeg hij verbluft.

Merceile kromp ineen en ze wierp het lange haar achterover.

'Ja. Het schijnt tegenwoordig gewoon te zijn, dat elk lid van ons ras deze kunst beheerst. Wat weten jullie nog meer over de achtduizend Cappins in de pedopeiler?'

Er leken twee dingen te zijn, die Ovaron steeds meer verontrusten: het feit, dat hij niet meer behoorde tot de elite, die in staat was om pedotransformaties kon maken omdat iedereen dit nu kon doen en het bewustzijn, nog steeds niet te weten, waar hij eigenlijk vandaan kwam. Iets, dat nog in hem­zelf lag verborgen.

Deighton gaf antwoord op de vraag van het meisje.

'Het gelukte de achtduizend Cappins om probleemloos en zonder achterla­ting van hun lichaamssubstantie in de doodssatelliet te komen. Ze kwamen uit een vreemde melkweg, hetgeen ons door twee overlevenden werd verteld. We weten niet, waar deze melkweg ligt.'

'Is dat alles?'

'Ja,' zei Deighton. 'Dat is alles.'

Cascal keek op de chronometer.

'Omdat we morgens na de volksstem­ming starten,' zei hij, 'geloof ik, dat ik mijn taak aan boord van de Intersolar voor vandaag kan beëindigen. Akkoord, chef?'

'Natuurlijk,' antwoordde Deighton. 'Ik verzoek je alleen maar om morgen op tijd hier te zijn. Ben je iets bijzon­ders van plan, Joak?'

Cascal stond op en hij nam afscheid van Ovaron, Merceile en Deighton.

'Eigenlijk niet,' zei hij. 'Ik denk, dat ik een poos ga wandelen in Atlan Village.'

Hij liep langs de vele dubbele wacht­posten door het schip heen, verliet het en wachtte op een zwever, die hem naar de rand van de ruimtehaven bracht. Toen wenkte hij een van de talloze taxizwevers naar zich toe, ging zitten en noemde het reisdoel.

De chauffeur herhaalde het doel:

'Naar Atlan Village, Mac. Begrepen.'

De zwever raasde over de brede witte autowegen van de immense hoofdstad naar de andere ruimtehaven.

 

De beide studenten, die aan de tafel naast Cascal zaten, keken naar de ruimtehaven, die in het oostelijke ge­deelte van de stad lag.

'Luister eens,' zei de blonde jonge­man, kennelijk een Martiaan. 'Daar, dat handelsschip, dat is voor ons be­stemd.'

Cascal keek voor zich uit en luisterde naar het gesprek.

'Bedoel je, morgenavond tot midder­nacht van zeven juni?'

Aan de buitenrand van de ruimteha­ven stonden ongeveer dertig handelsschepen van verschil-lende grootten. Het was een onderdeel uit het plan, dat de codenaam Icarus droeg. Elk schip had een nummer en een paar hadden zelfs een naam gekregen. Deze schepen waren bestemd voor de eva­cuatie van de universiteit van Terrania. Bij een alarm, zouden de studen­ten zich verzamelen en het schip zou hen veilig wegbrengen. Cascal pro­beerde zich voor te stellen, hoe het er uit zou zien, wanneer alleen maar de planeet Aarde zou worden geëva­cueerd - een gigantische chaos on­danks alle precies voorbereide plan­nen zou er ontstaan.

De student met het donkere haar keekeen jong meisje na, floot goedkeurend en keek toen zijn vriend aan.

'Hoe ga jij stemmen? Voor het plan van Rhodan of tegen hem?'

Zijn vriend staarde hem stomver­baasd aan en schudde toen proteste­rend het hoofd.

'Jij maakt het helemaal, hoor!' zei hij verwijtend. 'Natuurlijk stem ik voor het plan van Rhodan.'

Cascal voelde zich verbaasd om de vraagstelling van de student.

'Heb jij eigenlijk wel eens over de consequenties nagedacht?'

Het was even stil.

'Ik heb er over nagedacht,' antwoord­de de aangesprokene. 'Ik vind de satelliet in de zonneco-rona een ge­vaar, waarmee het bewustzijn van vijf­entwintig miljard mensen wordt geconfron-teerd. Als de satelliet wordt vernietigd, dan verdwijnt ook het ge­vaar.'

Zijn vriend had kennelijk iets anders overwogen.

'Als de satelliet wordt vernietigd, kan de zon desondanks nog een nova wor­den.'

Cascal grijnsde, toen hij deze logische redenatie hoorde. De andere student, die naast zijn koffie een stapeltje met wetenschappelijke boeken had liggen, zette zijn pleidooi voort: 'Als de satel­liet niet tot ontploffing wordt ge­bracht, dan veroorzaakt hij een ge­plande nova. Als hij tot ontploffing wordt gebracht, dan kan hij nog steeds een nova veroorzaken, alhoewel ieder­een, die ook maar het geringste van zonnenatuurkunde afweet, deze kans als uiterst gering zal omschrijven. Wat is nu het minste kwaad van de twee mogelijkheden?'

De studenten keken zwijgend voor zich uit en ze bestudeerden de bedrij­vigheid op de ruimte-haven. Ze zaten op het terras van een restaurant, dat naast het hoofdgebouw was gebouwd. Het enige, dat Cascal aan dit ver­trouwde beeld miste, was de met ster­ren bezaaide hemel. Die was niet te zien.

'Het is overigens een geraffineerde truc, zoals deze bliksem volksstem­ming wordt georganiseerd,' zei de blonde student.

'Ja, zeg dat wel. Daar heeft een tech­nisch begaafd persoon zich goed op kunnen uitleven. Anderzijds bezitten wij alle mogelijkheden van de tech­niek en we kunnen die dienovereen­komstig gebruiken. Wat is dat trou­wens voor een vreemde kerel, die Rho­dan uit het verleden heeft meege­bracht?'

'Een Cappin,' zei de ander.

'Dat weet ik ook,' was het antwoord.

Cascal draaide zich om en hij keek de twee jongemannen aan.

'Excuseer,' zei hij. 'Ik meng me liever niet in gesprekken van anderen, maar misschien ben ik in staat om het kennelijk verkeerde beeld, dat jullie er op na houden, iets te corrigeren. Mag ik bij jullie komen zitten?'

'Natuurlijk, oudste,' zei een van de twee studenten. 'Neem gerust plaats.'

Cascal grijnsde en knikte.

'Hoe is de stemming onder jullie me­destudenten?' vroeg hij toen. 'Goed of slecht?'

'Waarom interesseert u zich daar­voor?'

Cascal gaf gelaten een antwoord op deze vraag.

'Omdat ik morgen, om het zo maar te zeggen, als de satelliet tot ontploffing wordt gebracht er min of meer "naast" zal staan. Als ik mag corrigeren: we zullen proberen om het ding, dat zich in de zonnecorona bevindt, tot ont­ploffing te brengen.'

De twee studenten keken hem verrast aan. Toen vroeg de student met het donkere haar:

'Hoort u bij de bemanning van de Intersolar?'

'Ja. Ik hoor ook bij de bemanning van de Nultijddeformator,' zei Cascal. 'En de Cappin, die we hebben meege­bracht, is helemaal niet zo vreemd als hij er misschien uitziet. Hij heeft dui­delijk bewezen, dat hij een goede vriend van iedereen is. Hij zal morgen de impuls geven, waardoor onze ver­borgen bom zal ontploffen - dat hopen we tenminste.'

Hij oogstte een blik van bewonde­ring.

'Ik interesseer mij voor de stemming onder de bevolking, omdat ik er zelf niet helemaal in geloof, dat voor het geval van de evacuatie plaats moet vinden deze probleemloos zal verlo­pen. Hoe staan onze kansen, vrien­den?'

'Ik geloof,' antwoordde een van de twee studenten langzaam, 'dat het op de eerste plaats tot een gunstig resul­taat tijdens de volksstemming voor jullie plan zal komen. Bovendien ge­loof ik, dat de evacuatie weliswaar relatief gedisciplineerd zal kunnen worden uitgevoerd, maar dat er des­ondanks een chaos zal ontstaan - vijf­entwintig miljard mensen ... alleen het gewicht van de tandenborstels, die ze meenemen, is hier van belang.'

Cascal kon er niet om lachen. Met dit punt had men, net als met vele andere problemen, rekening gehouden.

'Wanneer moet de ontploffing plaatsvinden?' vroeg de student.

Cascal keek op de chronometer.

'Zes juni, zeventien uur,' antwoordde hij.

'En daarvoor nog de volksstemming?'

'Ja,' antwoordde de kolonel.

Hij wist, dat exacte plannen voor elk gebouw op alle planeten waren uitge­werkt. Die plannen stamden uit de tijd van de eerste confrontatie met de doodssatelliet. Eerst zou de eerste fase van het plan Icarus in werking treden - men zou alle ter beschikking staande reserves aanspreken van de verschil­lende planeten. Terwijl dit gebeurde, zouden Mercurius, Venus, de Aarde en Mars in ontvolkte planeten veran­deren - de bewoners zouden zich elders verbergen.

'Soms nog vragen?' vroeg Cascal aan de studenten.

'Ja,' zei de blonde student. 'We had­den eigenlijk iets meer willen weten over die Ovaron. Afgezien van de gedupliceerde rapporten en de films van uw expeditie, die in ons archief zijn opgeslagen, duurt het nog een paar weken, voordat we er iets meer over zullen horen.'

Cascal stak een sigaret op en vertelde hen alles, wat hij wist. Toen zijn stem bijna hees werd en zijn keel droog begon te worden, nam hij afscheid. In de stad dronk hij nog snel een borrel, waarna hij naar het hotel terugkeer­de.

 

Deighton en Rhodan zaten in het grote bureau van Rhodan, dat op de bovenste etage van het regeringsge­bouw lag.

Het was nacht.

Hier had men de registratieapparatuur opgesteld. Talrijke kabels liepen over de vloer, overal stonden uitge­schakelde monitors opgesteld. De mannen zaten vermoeid en ontspan­nen in de grote zetels.

'Ik moet bekennen,' zei Rhodan, ter­wijl hij zijn cellenactiveerder beetpakte, 'dat ik eigenlijk meer dan alleen maar ongerust ben.'

Deighton keek verrast op. Hij bestu­deerde het gelaat van Rhodan en vond, dat de opperregent inderdaad, ondanks de hulp van de cellenacti­veerder, een overspannen indruk maakte.

'Dat heeft ongetwijfeld een reden,' zei hij. 'Maar de gevaren, die ons in het vooruitzicht zijn gesteld, zijn relatief ongevaarlijk. Ik wil daarmee niet zeg­gen, dat het lot van onze zon mij niet interesseert: dat is niet wat ik bedoel. Nee, u heeft eigenlijk al voor moeilij­kere problemen gestaan. Ik ben opti­mistisch, sir.'

Rhodan glimlachte flauw.

'Jij bent optimistisch. Ik niet. Het is gewoon te mooi om waar te zijn, dat het probleem snel en zonder enig gevaar zou kunnen worden opgelost. Ik geloof niet, dat we zo veel geluk zullen hebben. Galbraith!'

'In ieder geval is plan Icarus tot in de finesses voorbereid. Elke bewoner van de planeten weet exact, wat er gedaan moet worden. Er zal geen paniek ont­staan, maar er zullen gegarandeerd materiële problemen ontstaan. We hebben gedurende de laatste vier da­gen voortdurend aanwijzingen, fol­ders en verzoeken laten verzenden. In elke uitzending van het nieuws werd op de afzonderlijke fases van het evacuatieplan gewezen.'

Rhodan knikte. Peinzend keek hij naar de geprojecteerde melkweg, diein een driedimensio-naal vlak en met twaalf verschillende kleuren, die elk een machtsballing en een politieke situatie in de melkweg aanduiden, in een hoek van het vertrek zweefde.

'Goed, goed,' zei de opperregent. 'Ik heb mijn toespraak inmiddels voorbe­reid. Ik verwacht eigenlijk geen grote problemen voor wat betreft de volks­stemming. Hoe gaat het met Merceile en Ovaron?'

'Gezien de omstandigheden gaat het redelijk met hen, alhoewel men merkt, dat ze ietwat ner-veus zijn. Ovaron heeft nog steeds problemen met zijn beperkt vermogen om zich het verle­den te kunnen herinneren. Dat is voor hem een echt probleem. Bovendien lijkt hij ontsteld te zijn over het feit, dat tegenwoordig elke Cappin de ultieme mogelijkheid beheerst om over grote afstanden te reizen.'

'En Merceile?'

Er lag een ironische grijns op het gelaat van Deighton, toen hij Rhodan antwoordde:

'Ze wankelt.'

Rhodan fronste de wenkbrauwen.

'Is ze aan de drank?' murmelde hij.

Deighton schoot in de lach.

'Ze wankelt voor wat betreft haar voorkeur in de liefde, sir,' zei hij. 'Namelijk tussen u en Ovaron. Terwijl hij haar grote broer lijkt te zijn, bent u toch de oude geheimzinnige uit de geschiedenis: oeroud, ervaren en toch charmant.'

'Het is niet te geloven,' zei Rhodan bits. 'Terwijl we hier door de zorgen en de zon worden gekweld, heeft dat meisje dit soort problemen.'

'Zon of geen zon - Merceiles liefde wankelt desondanks tussen u en Ova­ron,' dichtte Galbraith Deighton met een spottende klank in zijn stem.

'Had ze niet iemand anders kunnen uitkiezen?' kreunde Rhodan. 'Bij­voorbeeld die...'

'... Cascal!' hielp Deighton hem. 'Inderdaad. Hij bewondert exotische schoonheden maar al te graag.'

Deighton stond op en hij schudde Rhodan de hand.

'U weet toch maar al te goed, sir,' zei hij op het moment, dat hij de deur liet open glijden, 'dat Cascal naast u als sneeuw voor de zon wegsmelt. U kunt beter van een goede nachtrust gaan genieten. Indien mogelijk een diepe droomloze slaap, sir!'

Rhodan knikte. Hij bleef alleen in het vertrek achter.

 

Ongeveer acht uur later waren alle visafoonapparaten in het zonnesysteem ingeschakeld.

De camera's van het opnameteam, die met een zendstation in verbinding stonden, zoemden. Een aantal schijn­werpers veroorzaakten een enorme hitte en een zee van licht. In het bureau van Rhodan stonden de venti­latoren op maximum vermogen ge­schakeld.

Afgezien van de weinige mensen, die op dit moment aan het werk waren, zat elke bewoner van het zonnesysteem nu voor de monitor.

Ongeveer vijfentwintig miljard kij­kers.

Ook in de bedrijven en bureaus, op werven en in laboratoria, in de scha­kelcentra, ruimtesche-pen en in de hal­len van de ruimtehavens - overal had men extra visafoonapparatuur ge­plaatst. De kijkers keken nerveus naar de chronometers.

Een gedeelte van het vertrek had men ontruimd.

Daar stond een tafel met vijf stoelen. Een kleurig beweeglijk beeld achter de tafel toonde een grafische, onge­veer in de juiste verhoudingen, weer­gave van de negen planeten en de asteroïdengordel van het zonnesysteem. Daarnaast was een grafisch diagram van de zon.

'Nog drie minuten, heren,' zei de chef-cameraman.

Naast hem stond de regisseur, die verantwoordelijk was voor het exacte verloop van het programma. De tech­nici legden de laatste hand aan de schakelingen.

'De verbinding is gemaakt, chef!' zei een van de technici met hese stem.

'Goed. Verder in de gaten houden - ik hoef niet te zeggen, hoe belangrijk dit alles wel niet is. Voor ons allemaal.'

'Okay!'

Rhodan ging in het midden zitten, naast hem namen Atlan en Reginald Bull plaats. Op de twee buitenste stoe­len gingen Ovaron en Deighton zit­ten.

Op verzoek van Rhodan, die deze toespraak tot het volk wilde houden, zou de uitzending over een paar minu­ten beginnen. Alhoewel het resultaat te voorspellen was, wilde hij in elk geval op een democratische manier laten stemmen.

De regisseur zette een koptelefoon op, waardoor hij het geluid van de uitzen­ding kon controleren. Het geluid werd verzorgd door de studio's van Terra Vision, die vandaag op alle kanalen uitzond.

De omroepster, die nu op alle moni­tors zichtbaar werd, kondigde de uit­zending aan.

'Dames en heren, Terranen!

Zoals wij in de laatste dagen meerdere keren hebben aangekondigd, onder­breken wij nu ons normale program­ma voor een belangrijke mededeling. Iedereen weet, dat onze toestand kri­tiek is. Over een paar minuten zullen wij overschakelen naar het regerings­gebouw in Terrania City. Hier zal Perry Rhodan, de opperregent, het woord tot u richten. Hij zal de volks­stemming nader toelichten. Ik ver­zoek studio A zich nu te melden.'

De regisseur hief een hand op.

Naast de lenzen van de zwevende, door antizwaartekrachtprojectoren op een plaats gehouden, studiocamera flitste een irriterende rode lamp aan. 'Zenden!'

De camera zoemde in op het geprojecteerde beeld van de melkweg, zocht het zonnestelsel op en toonde vervol­gens de blauwe planeet Aarde. De Aarde werd uitvergroot en vaagde ten­slotte weg om voor het gezicht van Rhodan plaats te maken.

De regisseur gaf een nieuw teken.

Rhodan stond op, de camera gaf hem nu helemaal weer tegen de geprojecteerde achtergrond. De hitte nam toe en op het voorhoofd van de mannen verschenen de eerste zweetdruppels. Rhodan keek recht in de lens, toen hij begon te spreken.

'Terranen!' zei hij.

'We worden, zoals vaker is gebeurd, geconfronteerd met een crisis. Nie­mand van ons heeft deze crisis opzet­telijk veroorzaakt, laat staan er naar uitgekeken. Maar we weten, dat ons zonnesysteem sinds enige tijd door een satelliet in de zonnecorona wordt bedreigd. Omdat we er van overtuigd zijn, dat we een wapen tegen deze satelliet bezitten, willen wij van dit wapen gebruik gaan maken. Iedereen heeft in de laatste dagen over de nieuwsmedia kunnen horen, hoe wij in het bezit van dit wapen zijn gekomen. Door onze sprong door de tijd, is dit wapen nu tweehonderdduizend jaar oud - maar we hopen, dat de werking er niet onder heeft geleden. Wij heb­ben een democratische regerings­vorm. Dat is iets, waarvoor we zelf hebben gekozen. Om deze democratie nog eens duidelijk te onderstrepen, heb ik deze volksstemming voorge­steld. De chef van de solaire veilig­heidsdienst zal nu de details van de volksstemming aan u mededelen. Gaat uw gang, Galbraith.'

Het beeld wisselde. Rhodan ging zit­ten, toen zoemden de lenzen in op het gelaat van de chef van de veiligheids­dienst.

Hij glimlachte even en begon meteen met zijn verhaal.


 

3.

 

Zes juni, 's morgens zeven uur. Plaats van handeling: het solaire regerings­gebouw, bureau van Perry Rhodan.

'De stemming moet na het einde van deze uitzending plaatsvinden,' zei Galbraith Deighton in de microfoon. 'Voor de stemming willen we van een bliksemmethode gebruik maken. Elk visafoonapparaat, dat is ingeschakeld en waarmee u deze uitzending volgt, gebruikt eenhonderd Watt, een tiende kilowatt.

Elk apparaat, dat dus na deze uitzen­ding wordt uitgeschakeld, is een ver­mindering op het energievermogen van de elektriciteitscentrale. In deze centrales staan computers klaar. Om het totaal van energieverbruik van elk huis en ieder visafoonapparaat te berekenen, heeft de computer ongeveer een uur nodig. Daarom werkt de stem­ming als volgt: wij verzoeken u om, als u het met onze plannen eens bent, na deze uitzending uw visafoon geduren­de exact vijf minuten uit te schakelen. In deze vijf minuten mag u geen enkel ander apparaat inschakelen. U moet dit zelf in de hand houden, omdat anders de uitkomst van de stemming wordt beïnvloed. Aan de hand van de daling in het verbruik aan energie kunnen wij met de computer bereke­nen, hoe uw gedachten zijn. En ... wij zullen ons aan de uitkomst van de stemming houden. Maar eerst zal opperregent Perry Rhodan aan u vertel­len, tot welke conclusies wij zijn geko­men.'

Het beeld wisselde weer.

'We hebben in het verleden,' zei Rho­dan, 'dus tweehonderdduizend jaar geleden in de doods-satelliet een bom geïnstalleerd. Wij willen deze bom vandaag om zeventien uur laten ont­ploffen. Als er inderdaad een ontplof­fing volgt, dan zal het interieur van de satelliet dermate worden vernietigd, dat zelfs de reparatie-eenheden van de doodssatelliet dit niet meer kunnen verhelpen - daardoor zou het gevaar in de zon zijn vermeden.

De bom is niet te vergelijken met een van onze gebruikelijke wapens.

Ze werkt op een voornamelijk zesdi­mensionaal niveau, hetgeen boven de andere dimensies ligt.

Als de explosie tot stand komt, dan kan dit op de zon tot ongekende gasexplosies leiden. Deze explosies zouden eventueel de planeet Mercurius kun­nen verwoesten.

Venus en de Aarde zouden zwaar beschadigd kunnen worden.

En tenslotte wordt waarschijnlijk de oppervlakte van de planeet Mars weg­gevaagd.

Het spreekt voor zich, dat wij tijdens de explosie alles zullen activeren, wat wij aan bescher-mingsfaciliteiten kun­nen opbrengen. Zo zullen onder ande­re alle paratronschermen rond de pla­neten worden opgebouwd - het nut hiervan is al eens eerder gebleken.

Onze vraag aan u is echter:

Moeten wij onder de gegeven omstan­digheden doorgaan met onze poging de satelliet te vernietigen?

Wacht even, schakelt u het toestel nog niet uit!

Voor het geval, dat u uw toestemming geeft, hebben wij het plan Icarus uitgewerkt. Zonnemaarschalk Reginald Bull en lordadmiraal Atlan zul­len in het kort uiteenzetten, wat wij hebben gedaan om het gevaar zo klein mogelijk te maken.'

Terwijl de camera afwisselend Atlan en Bully in beeld bracht, vertelden de twee mannen het plan en deelden zij het tijdstip van de alarmfase mee. Ze noemden de veilige atoomschuil­kelders.

Ook beschreven ze in het kort de functie van de beschermingsvelden.

Tenslotte wees Atlan op Ovaron, stel­de hem kort voor en zette uiteen, welke taak die nieuwe vriend van de mensheid op zich wilde nemen. Perry Rhodan nam het slotwoord voor zijn rekening.

'Deze korte uitzending nadert nu het einde. Op het moment, dat u het symbool van de regering op uw moni­tor ziet verschijn, verzoeken wij u het toestel, als u tenminste uw goedkeu­ring hecht aan onze plannen, uit te schakelen. Bent u het niet met ons eens, dan laat u de monitor gewoon aanstaan. In de tussentijd van drie­honderd  seconden,  hoort u  in  elk geval muziek. Een stuk van Johan Sebastian Bach.

Ik dank u voor uw aandacht.'

Rhodan ging weer zitten. De camera wisselde van beeld en de lens zoemde in op het symbool van de regering. De chronometers werden ge­start en op de ingeschakelde monitors van de computers, die in de elektriciteitcentrales op de verschillende pla­neten stonden, verscheen in de vorm van een diagram het verbruik aan stroom in kilowatts.

De chef van het camerateam zwaaide naar Bully en hij wees op zichzelf en zijn team.

'Tel er voor ons ook maar een half kilowatt bij.'

'Bedankt,' zei Deighton in plaats van Bull en hij schreef het getal op. Toen begon het zenuwslopende wachten.

Na driehonderd seconden steeg op alle monitors de curve, waarmee het energieverbruik werd aangegeven; vele apparaten werden weer ingescha­keld; ook andere apparatuur, dus geen visafoons. De computers begonnen aan hun taak, uit talloze kanalen stroomden gegevens de geheugencen­tra in. Uiteindelijk werd het resultaat bekend gemaakt.

Van de vijfentwintig miljard mensen in het zonnesysteem hadden meer dan twintig miljard bewust en duidelijk voor de ontploffing van de zonnesatelliet gekozen.

Deighton schudde Rhodan de hand, terwijl de camera's weer werden inge­schakeld.

Rhodan maakte kort de uitslag van de stemming bekend, bedankte de deelnemers en wees op de controlemoge­lijkheden, waarmee men het resultaat kon onderzoeken - computers liegen niet. De gegevens waren voor altijd opgeslagen. En talrijke bewakingsele­menten hadden er voor gezorgd dat niemand op het moment van de stem­ming een apparaat zou hebben kun­nen inschakelen, dat dezelfde hoe­veelheid energie verbruiken kon als de visafoons.

Rhodan haalde opgelucht adem.

'Dat was het!' zei hij. 'Ons voorgevoel was dus niet verkeerd. Een overweldi­gende meerder-heid van het volk heeft voor onze plannen gekozen.'

Het camerateam begon met het de­monteren van de apparatuur, waarna ze het vertrek verlieten.

'Tijdens de actie hoef ik zeker niet aan boord van de Intersolar te zijn,' zei Deighton uiteindelijk. 'Ik heb nog heel wat werk te verzetten in mijn bu­reau.'

Rhodan keek op de chronometer.

Het was acht uur 's ochtends.

'Iedereen zorgt er voor, dat hij of zij exact om twaalf uur aan boord van het schip is,' zei hij. 'We zullen om vijf uur met de actie starten. Ovaron?'

De Cappin knikte glimlachend.

'Ik zal op mijn plaats zijn,' verzekerde de Cappin.

De vijf mannen verlieten het vertrek en gingen naar hun eigen werk toe. Elk van de vijf mannen had tot het vertrek van het schip nog heel wat te doen. De beslissing was nu gevallen. Het lot van de zon, de planeten en daarmee van miljarden mensen hing nu aan een flinterdunne draad.

Had de bom de onvoorstelbaar lange tijd doorstaan?

 

Uit de verte gezien, leek het net alsof een kogel opsteeg van een ronde plaat.

De Intersolar startte.

Het vlaggeschip van Rhodan steeg langzaam en zonder enig noemens­waardig lawaai op van de ruimtehaven. Antizwaartekrachtvelden stuw­den het omhoog, omdat het gebruik van de motoren een tornado over de stad zou hebben veroorzaakt. Alleen huilde af en toe een motor op, waar­mee men koerscorrecties uitvoerde, hetgeen na luttele seconden weer ver­stomde.

Het team was aan boord.

Ovaron, Merceile, Atlan, Rhodan, Cascal...

Het schip hing nu als een geweldige kunstmaan boven de witte stad, steeg verder, steeds hoger en hoger, scha­kelde op vierduizend meter hoogte de motoren in en toen de atmosfeer zo dun was, dat er geen geluidsgolven meer konden worden veroorzaakt, werd de motor volledig opengezet.

Met een elegante curve schoot de Intersolar de ruimte in tussen de Aar­de en de maan, waarna het recht­streeks koers nam op de zon.

Nadat de zilveren punt uit het oog van de stadbewoners was verdwenen, be­gonnen de voorbereidingen voor fase A van het project Icarus.

Verbluffend snel na het vertrek - na een korte lineairmanoeuvre - stabili­seerde de comman-dant van het schip de metalen kolos op de baan van Mercurius.

De Intersolar stond ongeveer 58 mil­joen kilometer van de zon af.

Over alle lenzen, die op de zonzijde van het schip de ruimte afzochten, gleed een speciaal dubbel filter.

Rhodan verliet de commandocentrale, liep door de gangen, de schachten en loopbruggen naar de kleine hangarsluis, die men had geprepareerd.

Daar stonden de anderen op hem te wachten.

Atlan begroette zijn vriend met een korte hoofdknik.

'Je ziet er uit, als iemand die moet gaan trouwen,' fluisterde de Arkonide. 'Waarom zo pessimistisch?'

Rhodan wees op een vier vierkante meter groot projectiescherm, dat bij­na een hele muur van het kleine vertrek in beslag nam, waardoor er nog maar net plaats was overgebleven voor de verfijnde gecompliceerde afstemapparatuur.

'Daarom!' zei hij.

Hij keek in de zon.

Ovaron trok een licht ruimtepak aan, maar liet de helm voorlopig nog even op de tafel staan. Daar lag ook de zorg­vuldig geteste zender. Met deze zen­der wilde Ovaron zijn pedo-impuls versterken om er zeker van te zijn, dat de explosie ook onder moeilijke om­standigheden zou kunnen plaatsvin­den.

De zon!

Op het scherm werd de ruimte diep­ en donkerbruin weergegeven. In dit bijna zwarte vlak stond een enorme vlek, de zon van dit stelsel. Het licht was dermate gefiltreerd, dat men in de zon kon kijken. Het was een kleur, die tussen heloranje en helbruin lag, met karakteristieke kentekenen van een fakkel en zonnevlekken zoals men die tegenwoordig nog maar zelden zag.

De zon!

Haar massa bedroeg driehonderddui­zend keer die van de Aarde. De kogel op het projecti-escherm had een doorsnede van een miljoen driehonderdennegentigduizend kilometer. Een gi­gantische atomaire oven, witgloeiend en alles vernietigend. In de werkelijk­heid gloeide de buitenste rand van de atmosfeer van de zon op met een groenwitte kleur, terwijl het licht van de ster door de sterk verdunde gassen, in het bijzonder ijzer en nikkel, werd gereflecteerd. De gasmassa had een temperatuur van enkele miljoenen graden celsius.

'Een tafereel, waarvan men het elke keer weer koud krijgt,' zei de Cappin zacht. Hij kon zijn blik niet van het scherm losmaken.

'Een zon, waarvan in de corona ergens de dood op ons loert,' merkte de Arkonide op.

Rhodan en Cascal zwegen.

De oppervlaktetemperatuur van de uit verhitte gassen bestaande bal, be­droeg 5750 graden Kelvin, een tempe­ratuur, die vanuit het absolute nul­punt, dus 273 graden celsius onder nul werd berekend. De dichtheid van de brandende gloeiende massa was bijna anderhalf keer zo groot als die van water. Zwaartekracht en gasdruk hiel­den elkaar in evenwicht en hadden het proces in de gloeiende bal gedurende miljarden jaren aan de gang gehouden - onophoudelijk, vastberaden en heet.

De op magnetische basis functionerende apparatuur aan boord van het schip werd gestoord.

Zonnevlekken, die door hete gasexplosies werden begeleid, stonden aan de geweldige rand van de ster.

Protuberansen werden omhoog geslingerd, schenen naar het eenzame schip te grijpen, dat als een zandkorrel tegen deze geweldige massa zweefde.

'Kun jij de satelliet zien, Ovaron?' vroeg Rhodan.

Terwijl Cascal het meisje Merceile in haar ruimtepak hielp, keek hij haar nauwgezet aan. Hij moest natuurlijk bemerken, dat Merceile telkens Ova­ron en Rhodan in de gaten hield en de twee mannen met elkaar scheen te vergelijken. Ze verkeerde duidelijk in een conflict met haar eigen gevoelsle­ven. Cascal, die al te oud was om nog romantische illusies te koesteren, sloot voor zichzelf een weddenschap af tussen Rhodan en Ovaron...

Een stem liet hem opschrikken uit zijn abstracte gedachten.

'Volgens mijn berekeningen, begint nu de eerste fase van het project Icarus,' zei Atlan.

Merceile keek op de chronometer en knikte.

'Ja, dat is zo.'

Ze trok het laatste stuk van de rits van het ruimtepak dicht, waarna ze naast Ovaron ging staan. De man keek op een kleine monitor naar de klos van de doodssatelliet. De peilappara-tuur had het object gevonden en daarna door middel van gecompliceerde filterprocessen duidelijk zichtbaar op het scherm geprojecteerd.

Cascal keek Rhodan aan.

'U moet u eigenlijk vergewissen, sir, of het project Icarus inderdaad goed ver­loopt,' zei hij fluisterend.

'Inderdaad, kolonel,' zei Rhodan en hij liet een verbinding tot stand bren­gen met Deighton, die in het rege­ringsgebouw zat.

Het plan verliep uitstekend.

Het was opvallend, dat het project snel en met de vertrouwde perfectie was gestart.

Op de vier planeten van het zonnesysteem werd groot alarm geslagen.

Met een hoge graad aan discipline volgden de gebeurtenissen elkaar op. Het uur X had men op zestien uur dertig gepland - op dat moment zou­den volgens plan alle veiligheidsmaat­regelen volledig zijn uitgevoerd.

Alle mensen - het grootste gedeelte van de vijfentwintig miljard wezens - die niet in het pro-ductieproces waren betrokken, trokken zich in de atoom­vrije schuilkelders terug. Tot een paar minuten voor het uur X bleef het werk op de werven, in alle fabrieken en in alle verzorgende toeleveringsbedrij­ven gewoon doorgaan. Eenheden van de solaire vloot namen het werk over en toen de machtige paratronschermen werden opgebouwd, waren de straten in de steden leeg.

De planeten leken te zijn uitgestor­ven, maar dat was alleen maar een illusie.

Het leven speelde zich nu verder af achter de meervoudige veiligheidsschermen.

De restaurants waren leeg, de schepen op de ruimtehaven sloten hun luiken, terwijl de aanlegsteigers werden weg­getrokken.

Het systeem had alles in staat van paraatheid gebracht. Alles wat het bezat. Tegen de eigen zon.

Als de ster zou exploderen, dan kon binnen een paar uur de gehele bevol­king worden geëvacueerd.

Het werd stil op de planeten.

 

De personen, die nu in de kleine sluis van een hangar stonden, spraken te­gen elkaar door middel van de helmra­dio's. Op de plaats van de sluisdeur had men een doorzichtige, maar sterk filter aangebracht.

Voor de veiligheid droegen de vijf mensen ruimtepakken, alhoewel de sluis met zuurstof was gevuld.

'Perry,' zei lordadmiraal Atlan, 'we hebben nog twee minuten. Nog een paar keer diep adem halen en dan valt de beslissing.'

Op dat moment vervaagden ook de laatste beveiligingsvelden van het schip. Nadat het paratronscherm ook was uitgeschakeld, had Ovaron een gunstig uitgangspunt voor zijn actie gekregen.

De Intersolar stond nu iets voorbij de baan van Mercurius, direct voor het schip lag de geweldig laaiende zon met de voor het menselijk oog niet zichtba­re satelliet.

'Ik ben klaar,' zei Ovaron.

Hij had in de afgelopen uren twee verschillende gedachten geformu­leerd en ze gelijktijdig bestudeerd. Volgens hem kon er geen fout in zijn gedachtengang zitten. De ontploffing van de satelliet was slechts een kwes­tie van een paar minuten.

Ovaron ging zitten en hij sloot de ogen.

Hij probeerde de structuur van de sextadimhalfspoorimpulsen te her­kennen - de energie-stroom, die langs de onbegrijpelijke en nauwelijks te berekenen tussenzone trok; ergens tussen de vijfde en de zesde dimen­sie.

Ovaron probeerde langs deze onzicht­bare weg, die op een in zes dimensies ineen gekluwde laserstraal leek, zijn pedo-impuls af te stralen. De impuls was voor de bom bestemd en moest het tijdmechanisme in werking stel­len.

Er verstreken zestig seconden...

Ze durfden geen adem te halen. Voor hen zweefde op het speciale scherm de satelliet, doodgevaarlijk en onbereik­baar. Het schip lag nu onbeschermd midden in het energie bombardement van de zon.

De tweede minuut verstreek...

Nog steeds lag Ovaron doodstil in zijn stoel met voor zich het venster, waar­achter de zon laaiend te keer ging.

De zon!

Ze bezat eigenlijk vijfdimensionale energie-eenheden. Maar ze was niet in staat om de impulsen op het halfspoor tussen de dimensies te absorberen of te storen. Ook de enorme massa vrij­komende maar gebonden energie was hier niet toe in staat. Zelfs als het moeilijk was, om de onderlinge sa­menhang te begrijpen - het was nu eenmaal zo.

Na de derde minuut verbrak Rhodan fluisterend de stilte.

'Het staat vast, dat de impuls op het sextadimhalfspoor ongehinderd en ongetwijfeld door de ontvanger van de bom moet kunnen aankomen. Hoe staat het er mee, Ovaron? Heb je het al geprobeerd?'

Ovaron draaide het hoofd om, opende de ogen en keek Rhodan verward aan.

'Ik heb het geprobeerd. Zelfs met mijn versterker. Niets - je kunt het zelf zien. Of beter gezegd, je ziet niets. Ik ben eigenlijk radeloos.'

'Hier zien we, dat er niets te zien is,' murmelde Cascal toonloos. 'Dat zien we dadelijk dan nog wel.'

Atlan keek hem vermanend aan. De ontzettende spanning van de mannen stond op hun gelaat te lezen. Merceile leunde zwijgend en in een diep gepeins verzonken tegen de achterwand van het vertrek, tegenover de transparan­te schijf. Ze schudde, toen Rhodan haar vragend aankeek.

'Ovaron?' vroeg de lordadmiraal.

'Ja?'

'Probeer het nog eens. Of nog een aantal keren. Net zo lang totdat het verdomde ding daar uit elkaar spat.'

Hij had luider gesproken, dan de bedoeling was geweest.

In de daaropvolgende dertig minuten probeerde de Cappin Ovaron meer dan twintig keer de bom te laten ontploffen.

Er gebeurde niets.

Hij probeerde zich het zweet van het voorhoofd af te wissen en sloeg met de gehandschoende rechterhand tegen het vizier van zijn helm aan. Daarna stond Ovaron op.

'Ik kan niet meer,' zei hij. 'Ik word er duizelig van.'

'Hoe vaak heb je het geprobeerd?' vroeg Cascal.

'Minstens vijfentwintig keer,' zei Ova­ron mat. 'Zinloos. Ik garandeer jullie, dat ik mijn gave tot aan de grens van mijn vermogen heb ingezet. Het heeft geen succes mogen hebben.'

'Dat verdraaide mechanisme heeft de bom ontdekt en uitgeschakeld,' merk­te Atlan op. 'En daarna naar buiten gesmeten, want als het apparaat nog aan boord was geweest, dan had de doodssatelliet nu niet meer bestaan. Laten we ons iets terugtrekken en daar op kracht proberen te komen.'

Ze verlieten het speciaal ingerichte observatievertrek en kwamen met ge­opende ruimtepakken terecht op de plaats, waar ze vierentwintig uur daarvoor hadden zitten discussiëren.

'Jullie hebben het zelf gezien,' zei Ovaron, die zich schuldig voelde. 'Hetis mij niet gelukt om de sextadimtijdbom te laten ontploffen. Ik ben een mislukkeling.'

'In geen geval, Ovaron,' zei Cascal energiek. 'Iedereen hier had gewoon te hoge verwachtin-gen van onze tech­niek. We wisten echter allemaal van te voren, dat het een riskante actie zou worden. Je bent niet verantwoordelijk voor een fout in de productie van de bom, laat staan voor een of andere reactie van het cybernetische bewa­kingssysteem. Je hebt gedaan, wat je kon doen, maar het heeft geen nut gehad.'

'Inderdaad. Het heeft geen nut ge­had,' antwoordde Ovaron en hij dronk gulzig een glas vruchtensap met druivensuiker op.

'Even ter zake, Perry - zal ik het sein alles veilig geven?' vroeg Atlan. 'De schermen zijn inmiddels al weer geactiveerd op mijn commando.'

'Nog niet. We hebben nog een kans!' zei Merceile ineens.

Vier paar ogen staarden haar aan.

'Er moet een fout in de afgelopen tweehonderdduizend jaar zijn ont­staan,' legde Merceile uit. 'Aangezien Ovaron geen raad meer weet, probeer ik het probleem nu op mijn manier op te lossen. Zoals jullie weten, ben ik een biotransfercorrectrice. Het zou te ver gaan om jullie uit te leggen, wat dit begrip inhoudt - bovendien heeft het met ons probleem nauwelijks iets te maken.'

Kennelijk zag Merceile haar plan dui­delijk voor zich.

'Wat ben je van plan?' vroeg de opperregent.

'Ovaron moet het nog een keer probe­ren,' stelde het meisje voor, terwijl ze wat haar voor de ogen wegstreek. 'Als de ontsteking weer mislukt, dan ma­ken we gewoon gebruik van onze gave als pedotransformers.'

Dit was de reden, waarom de uitrus­ting door de solaire veiligheidsdienst aan boord van het schip was gebracht en men deze uitrusting zo zorgvuldig had getest. Ze had met deze mogelijk­heid rekening gehouden.

'Goed,' zei Rhodan. 'Ben je al weer wat op kracht gekomen, Ovaron?'

'Ja, redelijk,' antwoordde de Cappin.

Merceile en hij hadden gedurende de laatste dagen door middel van een hypnoscholing en met behulp van re­corders Terraans geleerd, zodat men vloeiend met elkaar in twee talen kon communiceren.

De spanning putte de mannen uit.

Rhodan en Ovaron verlieten, nadat ze hun ruimtepak hadden gesloten, het vertrek en keerden naar de sluis te­rug.

Ovaron ging weer zitten en hij bleef het proberen tot de uitputting hem bijna te veel werd.

Er gebeurde niets.

Onbeschadigd hing de satelliet in de zonnecorona alsof alle pogingen om hem buiten gevecht te stellen vanaf het begin zinloos waren geweest.

Tijdens de pogingen, die Ovaron on­dernam, stond Rhodan naast de zetel en hij bestudeerde de Cappin.

Hij kon zich precies voorstellen, wat er door de volwassen man heenging toen deze opkeek en langzaam het hoofd onder de doorzichtige helm schudde. Fluisterend, alsof hij zich schaamde, sprak hij tegen Rhodan.

'Ik kan het niet. Je kunt het zelf zien. Hopelijk denk je niet, dat ik lieg!'

'Natuurlijk denk ik dat niet,' ant­woordde Rhodan sarcastisch.  'Laat die domme gedachte maar meteen varen.'

Samen gingen ze terug.

Na een stilte, die een paar minuten duurde, nam de Arkonide het woord.

'Ik wil geen paniek veroorzaken en ik ben ook niet van plan om keer op keer alarm te slaan. Laten we het in het komende uur gewoon nog een paar keer proberen en we laten de Icarus afscherming gewoon voortbestaan.'

Hij schatte, dat ze nog ongeveer twee uur de tijd hadden, waarin ze de alarmtoestand zonder grote proble­men zouden kunnen laten voortdu­ren.

'Ik ga ermee akkoord,' zei de opperregent.

De schermen werden rondom het schip opgebouwd. Er verstreken een paar minuten. Toen de mannen weer in de sluis terugkeerden, werden ze begeleid door twee personen in gevechts-pak.

De uitrusting van Deighton werd dus toch nog gebruikt.

 

De beide Cappins, Merceile net zo goed als Ovaron, waren zonder meer in staat om de doods-satelliet als pedopeiler te benutten... maar dat had men eigenlijk tot nu toe willen vermij­den. Ze zouden nu hun gehele li­chaamsmassa en de omvangrijke uit­rusting en de bewapening met zich meenemen. Met deze spullen zouden ze aan boord van de satelliet rematerialiseren. Het was dus eigenlijk alleen maar een puur mechanische pedotransformatie, waarbij het lichaam niet als een kwalvormige massa op de bodem achterbleef.

Cascal trok de schouders op en hij keek vertwijfeld.

'Je lijkt sceptisch te zijn, Joak,' merk­te Atlan op.

'Zeg dat wel,' antwoordde Cascal zacht. 'Maar aangezien ik de keuze heb tussen een lichte vorm van majes­teitsschennis en het verwijt, dat ik weer op het verkeerde tijdstip sarcas­me ten toon spreid, waag ik het niet om een bepaalde vraag te stellen.'

Rhodan keek hem peinzend aan en hij fronste de wenkbrauwen.

'Je mag best wel wat vragen, Joak. Ik zal je niet degraderen!'

'Waarom eigenlijk deze omweg?' knikte Cascal, toen hij de vraag stelde. 'We hadden ons heel wat opwinding bij het installeren van die verrekte bom kunnen besparen, als we vanaf het begin met een ander plan hadden gewerkt.'

Atlan werd nieuwsgierig.

'Welk plan?' vroeg hij.

Afbeelding3 'We hadden na onze terugkeer een alleraardigste bom in elkaar kunnen zetten - bijvoorbeeld na het avontuur met die aapmens. Die bom had Ova­ron met een tijdonsteker mee kunnen nemen - en dan was de bom ongetwij­feld ontploft. Ik wil er zelfs om wed­den.'

Rhodan en Atlan keken elkaar ver­bluft aan.

'Op dit idee is niemand gekomen,' zei Atlan.

'Inderdaad,' bevestigde Cascal. 'We hebben alleen maar belastinggeld ver­spild en ons druk gemaakt. Maar aan­gezien nu toch alles voor niets is geweest, gaan we gewoon verder. We hebben geen andere keus.'

De goede stemming van Rhodan en Atlan was voor de komende paar uur volkomen geruïneerd.

Toch plaatste Rhodan na een poos eenopmerking.

'Je moest er eigenlijk maar niet naar­toe springen, Ovaron. Het is voor jou te gevaarlijk - blijf toch hier. We vinden wel een andere oplossing!'

Ook Atlan, die gewend was om proble­men met snelle en doordachte metho­den te lijf te gaan, twijfelde.

Ovaron schudde het hoofd.

'Ik blijf bij mijn besluit,' zei hij vastbe­raden.

'Het blijft gevaarlijk!' zei Rhodan.

De stem van Ovaron klonk luider.

'Ik moet ontdekken waarom de bom niet functioneerde. Die is door jullie onder enorme kosten en met de groot­ste precisie vervaardigd. Met evenveel moeite heb ik die bom geïnstalleerd.

Nu wil ik de reden ontdekken, waar­om die satelliet daar nog steeds zweeft en het leven van vijfentwintig miljard mensen bedreigd. Laat mij gaan, Rho­dan. En als je me niet laat gaan, dan probeer ik het zonder jouw toestem­ming.'

'Ga, Ovaron,' fluisterde Rhodan. 'En kom behouden terug - met Merceile. De rest is bijzaak.'

Atlan en Cascal keken elkaar aan en ze zwegen.

Ze wisten precies, wat de Cappins nu wilden riskeren. Het maakte een ver­schil of een bom ter plaatse dan wel vanuit een relatief veilige plaats tot ontploffing wordt gebracht.

'Ga,' herhaalde Rhodan mat. Hij voel­de zich hondsmoe.

 

4.

 

Op de baan van Mercurius in de Intersolar, zes juni, achttien uur en twee minuten.

De beide Cappins waren klaar voor het vertrek.

Ze droegen de modernste gevechtspakken, waarover de technische afde­ling van de solaire vloot en de solaire veiligheidsdienst beschikte - het wa­ren op zich kleine ruimteschepen met een sterke bewapening, voldoende verzorgings- en levensmiddelenele­menten alsmede een gedegen defen­sieve inrichting.

Wapens, die tot nu toe nauwelijks door de veiligheidsdienst waren ge­bruikt, zaten in de zakken en hingen aan de brede gordel, die met schake­laars, knoppen en kleine meters was bezaaid.

Men verwachtte, dat de Ubsef-constante meteen zou reageren.

Dit had achtduizend Cappins om het leven gebracht - hoe zou het reageren op het verschijnen van twee met der­gelijke wapens bezaaide Cappins in een uitrusting, die de cybernetische veiligheidssystemen in de satelliet meteen zou opvallen?

Ovaron en Merceile wilden de gok wagen.

'We zijn klaar,' zei het meisje.

Ovaron wees met de zwarte hand­schoen naar de chronometer, die bo­ven zijn hoofd hing.

'Nog zestig seconden. We springen gelijktijdig als de minuut is verstre­ken.'

'Begrepen, Ovaron!'

Er werd geen woord meer gesproken. In de precisieapparatuur van de hel­men hoorde men alleen de kuchende ademhaling van vijf verschillende we­zens.

Na dertig seconden murmelde de Cappin:

'Het is zo belangrijk, dat deze dreiging uit de zon wordt verwijderd!'

Twintig seconden ...

Tien seconden ...

Cascal, Atlan en Rhodan staarden naar Merceile en Ovaron, die zelfver­zekerd naar de satelliet stonden te kijken. Men had de beschermingsvelden rondom het schip weg laten val­len, zodat de beide Cappins ongehin­derd ...

... ze verdwenen toen de secondeteller op nul sprong.

Net als teleporteurs...

'Nu zitten ze in de zon,' murmelde de opperregent. 'Zullen we ze ooit nog eens terugzien?'

Atlan probeerde zich voor te stellen, hoe Merceile en Ovaron in de satelliet zouden aankomen. Er liep een koude rilling over zijn rug heen.

'Ovaron is snel en handig,' zei de lordadmiraal. 'Hij zal op het juiste moment goed en nauwgezet reageren. Laten we dus geen voorbarige conclu­sies trekken, vrienden.'

Cascal opende het schot, dat toegang gaf tot het schip.

'Wij kunnen alleen nog maar wach­ten,' zei hij.

Ze wisten niet, wat er in de satelliet gebeurde. De Cappins konden nu al dood zijn, terechtgesteld door de moordlustige veiligheidscomputer, de zogenaamde Ubsef-constante.

 

De Cappins, die in een niet meer meetbare tijdspanne de afstand tus­sen de baan van Mercurius en de doodssatelliet overbrugden, hadden een enkel tastbaar voordeel.

Uit de periode, waarin ze de bom hadden geïnstalleerd, konden ze zich precies herinneren, hoe de satelliet er van binnen uitzag.

Toen hun ogen aan het nieuwe licht waren gewend, keken ze om zich heen.

'Een merkwaardig gevoel,' zei Ovaron snel, 'om midden in een ster te staan, nietwaar?'

'Ja. Ik begrijp, wat je bedoelt.'

Ze deden een paar stappen vooruit en kwamen tot de conclusie, dat ze in de hoofdschakelcen-trale terecht waren gekomen. Of anders een plaats, die daar vlakbij in de buurt moest liggen. Naast hen gloeiden de energiebalken van de sextadimontvanger. De over­eenkomst met een Terraanse boogoverbrenger was duidelijk zichtbaar.

'Robots!' siste Merceile ineens.

Ze sloeg haar ogen neer en stelde vast, dat ze zich in een met zuurstof gevulde atmosfeer bevonden. De atmosfeer kwam overeen met die van de derde planeet van de bedreigde systeem.

'Niet druk om maken!' siste Ovaron terug.

Tot nu toe had de veiligheidsautomatiek nog niet gereageerd. Hun kansen stegen met de seconden.

De robots kwamen van alle kanten in een soort feestelijke processie naar binnen gestroomd en ze bleven uitein­delijk in twee dikke dubbele rijen staan. Als ze zich niet vergisten, dan was dit een begroeting.

Ovaron klapte het vizier van zijn helm op, schakelde de zend- en ontvangapparatuur uit, waarna hij met luide stem zei:

'Ik ben Ovaron, een Cappin van de hoogste rang. Ik verlang ogenblikke­lijk het bevel over deze pedopeiler!'

De stalen wanden, die met verbin­dingselementen, isolatiemateriaal, schakelkasten waren bedekt en met verschillende kleuren waren bestre­ken, weerkaatsten zijn woorden.

'Ga naar het verdeelstation!' zei eenluidsprekerstem.

De robots bewogen. Ze vormden een keten tot een open poort, waarachter Ovaron en Merceile al na hun aan­komst het interieur van de hoofdschakelcentrale hadden gezien.

'Rechtuit,' zei het meisje zacht tegen Ovaron. 'Naar de centrale.'

Hij knikte zwijgend.

Naast elkaar liepen ze tussen de ro­bots door. De rechterhand lag op de kolf van het wapen, de linker op de schakelaar van het Ho-schermveld, waardoor ze de hoogst mogelijke bescher-ming zouden mogen verwachten. Ze hadden het nog niet nodig gehad.

De robots bleven staan - het was een feestelijke begroeting geweest.

Hadden ze gewonnen?

In de schakelcentrale bleef Ovaron voor het programmapaneel van de machtige computer staan.

'Vanaf dit moment staat alle appara­tuur onder ons bevel,' zei hij met luide stem. 'Je hebt ons geïdentificeerd. We nemen het commando van het station over. Bevestigen.'

Na enige seconden, waarin het brein intensief rekende, kwam het ant­woord.

'De bevestiging wordt gegeven.'

'Begrepen,' zei Ovaron luid en hij keek Merceile aan. 'We gaan nu naar het klimaatstation. Geen tijdrovend en on­nodig oponthoud.'

'Ik begrijp uw aanwijzingen.'

Ze kenden de weg en ze liepen zo snel als mogelijk was door het materiaal van de gevechts-pakken. Eerst mar­cheerden ze over een spiraalvormige balustrade de schakelcentrale uit, wachtten even tot het schot werd geopend en gingen vervolgens door een naar verhouding nauwe schacht, die zeshoekig als een wafel was ge­vormd, verder. Overal werd licht voor hen aangedaan, elk gedeelte van de satelliet werd met voorverwarmde zuurstof voorzien, voordat de nieuwe commandanten van de satelliet het vertrek binnen konden gaan.

Na een paar minuten bereikten ze een groter schot. Terwijl ze wachtten, klonk er een tik in de luidspreker en het controlelampje flakkerde.

Het computercentrum richtte zich op­nieuw rechtstreeks tot hen.

'Ik heb een belangrijke mededeling voor u,' zei de computer.

'Ik luister,' zei Ovaron gelaten.

De immense computer had de mede­deling reeds geformuleerd, maar nu zette een kunstmatige stem de impul­sen in geluidstrillingen om.

'U bent niet de enige beide comman­danten hier in het station, Ovaron,'hoorden Merceile en Ovaron.

'Spreek verder! Wat is er aan de hand?' riep Merceile.

'Er is hier een derde Cappin, die door robots wordt bewaakt.'

'Verklaren, snel!' beval Ovaron en hij keek het meisje peinzend aan.

'Hij is volgens de in mijn positroniek opgeslagen informaties en richtlijnen een verrader. Hij staat onder strenge bewaking. Wilt u zich met hem be­moeien?'

'Uiteraard,' zei Ovaron op een harde bevelende toon. 'Per slot van rekening draag ik de verantwoording over alles, wat in het station gebeurt.'

'Ik zal u naar de gevangene leiden,' zei de computer. 'Wilt u de openstaande schotten volgen!'

'We hebben haast,' merkte Merceile op. 'Sneller schakelen!'

De twee Cappins keken elkaar aan; dat was een onverwachtse gebeurte­nis. Tegelijkertijd kon het hen mis­schien helpen om een aantal raadsels op te lossen. In ieder geval mochten ze hier niet te lang blijven - het gehele zonnesysteem ging, terwijl zij hier door de gangen liepen, onder een soort doodsangst gebukt.

Het zware pantserschot gleed voor hen opzij.

'Vooruit!' murmelde Merceile.

 

Ze bevonden zich in de buitenste rand van de zon.

Ver boven de daadwerkelijke opper­vlakte van de ster schoot een protuberans; een reusachtige materiebunde­ling, een zogeheten eruptie protuberans, de ruimte in. Ze steeg op langs een half kogelvormig magnetisch veld en scheen naar de satelliet te grijpen. Met iets minder dan zevenhonderd kilometer per seconde raasde de protuberans naar de satelliet toe, greep er naar en werd vervolgens druppelsge­wijs afgestoten, waarna ze terugsloeg naar de chromosfeer.

De dodelijke straling sloeg tegen de wanden van de satelliet, maar werd door de zesdimensio-nale schermen ge­absorbeerd. Om de satelliet heen heerste een stralende hel, een verzen­gende gloed - men merkte er niets van in de satelliet. De radiostraling om­hulde het vreemde lichaam, maar ook deze straling werd geabsorbeerd en afgeleid.

Bewegingsloos hing de houder des doods in de buitenste rand van de ster.

De zwaartekracht van de zon hield het lichaam stevig vast. Al meer dan twee­honderdduizend jaar lang.

Vergeleken met de onvoorstelbare natuurkundige krachten en onmeetbare dimensies waren de twee indringers niet eens meer dan een stofje.

Ze waren nog minder dan een atoom­deeltje.

 

De robots lieten Merceile en Ovaron door.

De machines hadden de gevangen Cappin een oppervlakte toegewezen, die weliswaar relatief gezien groot was, maar eigenlijk niets anders om­vatte dan een aantal leegstaande slaapver-trekken, een robotkeuken en een klein magazijn. Ovaron en Mercei­le ontdekten de man in een wachtka­mer, die leeg stond. De man ging verloren in de ruimte.

'Hier vindt u Bogonta,' zei de compu­terstem. 'Hij mag dit gedeelte van het schip niet verlaten. Deze maatregel heeft natuurlijk geen betrekking op u beiden.'

Toen de twee Cappins binnenkwa­men, sprong Bogonta op. Hij had het ook gehoord en begrepen.

Hij rende naar de twee Cappins toe en bleef hijgend voor hen staan.

'Wie zijn jullie?' fluisterde hij.

Ovaron wees naar Merceile en toen naar zichzelf.

'Dat is mijn begeleidster Merceile en ik ben Ovaron. Wij zijn de nieuwe commandanten van dit station - al­hoewel dit onder ongebruikelijke nor­men gebeurt.'

'Ik heet Bogonta,' fluisterde de Cap­pin. 'Ik ben officier en geleerde... halfspoorspeurder... moet u weten. De computer heeft me hier opgeslo­ten, omdat het mij uit onbegrijpelijke reden als een verrader beschouwt.'

Ovaron bestudeerde de gelaatstrek­ken van de man, terwijl ze het vertrek inliepen. Bogonta kon zijn opwinding niet onderdrukken.

'Een vraag, Bogonta, zei Merceile vastberaden.

'Ja, natuurlijk?'

Hij zou hen alles, maar dan ook alles zeggen, wat hij wist. Hij was blij einde­lijk weer eens met een echt levend wezen te praten en het thema was voor hem van ondergeschikt belang. Hij vermoedde natuurlijk, dat het erg be­langrijk zou kunnen worden.

Bogonta was groot en gespierd, een massieve, zware man met een zachtbruine huidskleur. Hij had een breed gelaat met zwarte ogen. Zijn haar had dezelfde kleur als dat van Merceile -koperkleurig.

'Wie ben je?' vroeg Merceile.

Met een paar regels schetste Bogonta, wat ze al van Rhodan en zijn mede­werkers hadden gehoord. Hij was de enige overlevende van de uitbraakpoging van de achtduizend Cappins, die toen hierheen waren gesprongen. Hij had moeten aanzien, hoe zijn kamera­den door de veiligheidscomputer wer­den gedood.

'Nu begrijp ik er meer van,' zei Ovaron woedend, toen Bogonta zijn korte uit­eenzetting had afgesloten.

'Zorgt u er in elk geval voor, dat die verdomde robots mij vrijlaten,' ver­zocht Bogonta.

Ovaron dacht na.

'Dat zouden we kunnen proberen, Bo­gonta,' zei hij zacht.

Hij liep naar een extern communica­tie-element van de computer en druk­te op een contactknop.

Ogenblikkelijk reageerde de machi­ne.

'Wilt u alstublieft uw wens formule­ren!'

'Waarom wordt Bogonta hier gevan­gen gehouden? Waarom is zijn beweegruimte zinloos gelimiteerd?'

De machine had niet veel tijd nodig om de gegevens in het geheugen te zoeken.

'Bogonta is de laatste overlevende van achtduizend verraders. Ik wacht al­leen nog maar op een direct bevel om hem uit te schakelen.'

'Verandering van gegevens, op grond van prioriteit van de commandant - ik geef nu het bevel Bogonta vrij te laten,' zei Ovaron streng.

'De reden?' vroeg de machine.

Ovaron hoefde niet na te denken; hij had zijn argumenten al doordacht, zodat hij meteen luid kon antwoor­den.

'Drie redenen. Ten eerste hebben wij Bogonta nodig voor diverse controle- en inspectiewerk-zaamheden. Op de tweede plaats is het limiteren van het leefgebied van een wezen zinloos, om­dat hij de schakelelementen van de computer, die voor de bewaking die­nen, niet kan veranderen of verwijde­ren. Ten derde - ik neem de verant­woording over Bogonta van de compu­ter over. Is dit voldoende?'

De machine twijfelde, toen klonk de metaalachtige stem opnieuw.

'Redenatie is voldoende. Maar ik moet de laatste beslissing uitstellen tot het resultaat van de nieuwe risico­berekening bekend is.'

Ovaron reageerde zeer snel.

'Er bestaat geen enkel risico. Bij een vluchtpoging zal ik Bogonta neer­schieten en na het beëindigen van mijn inspectie zal de gevangene weer terugkeren naar zijn door de robots bewaakte gevangenis.'

'Verklaring geaccepteerd. Voorbehoudberekening wordt uitgevoerd.'

Ovaron schakelde het apparaat uit, draaide zich om naar Merceile en Bogonta en hij zei fluisterend:

'De computeridioot is wantrouwig ge­worden. En terecht. Help je ons, Bo­gonta?'

De geleerde knikte enthousiast.

'Bij alles, wat jullie van plan zijn. Wat wilt u gaan doen?'

Ovaron vergewiste zich van het feit, dat er geen microfoons of observatielenzen in de buurt waren.

'We willen de satelliet opblazen,' zei hij toen fluisterend.

Bogonta veerde verrast op.

'Wat?'

'Je hebt het goed verstaan,' zei Mer­ceile. 'Ik moet je echter nog wel de voorgeschiedenis vertellen. Maar eerst een vraag - beheers jij de pedotransformatie dankzij een speciale en lange opleiding?'

Bogonta schudde verwonderd het hoofd.

'Nee. Tegenwoordig beschikt elke Cappin over deze mogelijkheden. Vroeger, dat heb ik tenminste ge­hoord, is dat anders geweest. Maar dat moet in het grijze verleden zijn ge­weest.'

Ovaron was geschokt, Merceile was ontzet.

Ze kenden beiden de gevaren van deze op parapsychische en sextadimhalfspoor berustende gave.

'Luister,' zei Merceile. 'Wij komen van een ruimteschip, dat van de derde planeet van dit systeem is gestart. De satelliet, waarin wij ons bevinden, be­dreigt het gehele systeem ... een ver­derfelijke erfenis van onze voorvade­ren en van onze tijdgenoten. Wij komen uit het jaar...'

Ze vertelde kort en bondig, wat er in de laatste weken was gebeurd.

Bogonta begreep het.

Nadat ze hem alles hadden verteld, verzekerde hij hen door middel van een stevige handdruk aan de gehele actie mee te zullen werken.

Misschien, dat hoopte hij tenminste, was dit een kans om zich te redden, een pedosprong naar de derde planeet van het systeem.

Ovaron keek op de chronometer, die hij door een doorzichtige schijf op de arm van zijn ruimtepak kon zien.

'We zullen vlot moeten werken,' zei hij.

Merceile stak de in aanslag gebrachte straler weer in het holster terug.

'Laten we maar beginnen,' zei hij vast­beraden.

Ze liepen twintig minuten lang door de satelliet heen. Tijdens deze snelle stille rondgang kregen ze een eigen­aardig gevoel.

Een systeem, bestaande uit leegstaan­de ruimtes, iets, dat leek op een groot, leegstaand hotel vol kamers, liften, hallen, magazijnen en een fabriek, die computergestuurd en volledig geauto­matiseerd functioneerde - eveneens leeg, hol van klank en vol licht.

Naast elkaar gingen de drie Cappins naar het klimatologische station.

Afbeelding4 Ovaron en Merceile bevonden zich nu al vijfendertig minuten aan boord van de doodssatel-liet. Aan boord van de Intersolar wachtte men op een teken, ook al was het maar de terugkeer van de twee Cappins. En vijfentwintig miljard mensen op alle negen plane­ten en de talrijke manen wachtten eveneens.

Ovaron hief zijn kin op.

'We zijn er,' murmelde hij.

Nadat het schot was weggegleden, klonk de stem van de robotcomputer.

'Ik moet dit voorval noteren en in mijn geheugen opslaan. Wat is het nut van uw inspectie?'

Ze konden er niet onderuit: de machi­ne geloofde niet helemaal aan de ver­klaring van Ovaron en de oprechtheid van zijn opdracht. Op een voor een machine typerende manier bleef de computer wantrouwig. Maar omdat ze geen onafhankelijk functionerende fantasie-element bezat, kon de machi­ne niet vermoeden welk doel de drie Cappins daadwerkelijk nastreefden.

'Ik controleer bepaalde filters van het buizensysteem,' zei Ovaron.

'Volgens mijn controlegegevens zijn alle filters intact,' merkte de robotstem van de immense computer op.

'En dat wil ik juist zelf bevestigd zien,' antwoordde Ovaron.

Inmiddels had Merceile zich georiën­teerd. Ze stond exact onder de plaats, waar Ovaron een stuk van een buis had weggebrand om er een cilindervormige bom voor in de plaats te installeren.

'Ovaron?' vroeg ze.

De Cappin stond met een paar stap­pen naast haar.

'Wat is er?' vroeg hij verontrust.

'Je moet in elk geval de programme­ring controleren. Misschien is ons stuk tijdens een routinecontrole ver­wijderd.'

Ovaron gaf een antwoord, terwijl hij naar het externe communicatie appa­raat toeliep.

'Momentje, Merceile.'

Hij had alle gegevens, die hij nodig had, onthouden. Hij vroeg om infor­maties bij de verantwoordelijke on­derhoudscomputer en kreeg een antwoord. In de afgelopen tweehonderd­duizend jaar was dit 'filter ' niet ver­wisseld. Tegen alle verwachtingen in, was het programma perfect geweest - de tijdbom was sinds de dag, dat hij hem had geïnstalleerd, niet verwij­derd.

Omdat de voorgenoemde filter, zoals de bom in het archief van de computer stond geboekt, nooit was uitgevallen, was er ook geen enkele reden geweest om het te verwisselen.

De bom was niet ontdekt.

'Moeten we de computer nog een motief geven?' fluisterde Merceile.

Ovaron haalde twee van de gecompli­ceerde kleine instrumenten los uit de gordeltas.

'Nee,' fluisterde hij. 'Laten we maar beginnen.'

Ze knikten naar Bogonta, die zich probeerde te oriënteren in het klimaatstation. Toen gingen ze aan het werk. Ze kenden elke beweging uit het hoofd - en voerden het werk in de omgekeer­de volgorde uit. Een paar dagen gele­den hadden ze de bom geïnstalleerd, nu werd de bom gedemonteerd.

Het werk nam een half uur in beslag.

Toen Ovaron de bom met behulp van een kleine indicatiemeter onderzocht, zag hij een van de kleine wijzers uitslaan.

Ovaron wist nu, waarom de bom niet was ontploft.


 

5.

 

Aan boord van de zonnesatelliet, zes juni, 's avonds negentien uur.

Tussen Merceile en Ovaron lag een cilindervormig dik stuk metaal, dat er uitzag als een buis. Het was de ver­meende filter. Met een schroeven­draaier draaide de Cappin door de laklaag heen een schroef los, waarna hij een miniatuur schakelcircuit naar buiten trok. De meeste draden en knooppunten waren met een door­zichtige laag kunststof overgoten.

'Hier!' fluisterde Ovaron en hij wees op het plaatje, waarop in het middel van de geïntegreerde schakelelemen­ten een halve kogel zat.

'De modificator?' vroeg Merceile.

Bogonta keek verbaasd toe.

'Ja,' zei de Cappin. 'Het is de sexta-compact-modificator; een van de door Waringer gebruikte woorden, om het voor leken begrijpbaar te maken.'

Hij schakelde het kleine controleap­paraat weer in en bestudeerde de gegevens en de wijzers, die reageer­den.

Er was door het enorme tijdsverschil een materiaalfout ontstaan.

Het apparaat, dat hij uit de cilinderbom had verwijderd, was een door­zichtig schakelelement van enkele millimeters. Op deze glazen opper­vlakte, die twee vierkante centimeter bedroeg, had men ongeveer elfdui­zend schakeleenheden gemonteerd.

Onder het licht van de lampen fonkel­de de minuscule schakeleenheid als een diamant. Maar ze was een behoor­lijk stuk duurder - en volkomen nutte­loos geworden.

Het belangrijkste element van dit mi­nuscule plaatje was de halve kogeluit­was in het midden.

Het was een gram sextagonium.

Dat hadden ze met de medewerking van Ribald Corello in het grote labora­torium van Waringer op de planeet Last Hope vervaardigd.

'Het sextagonium reageert niet meer, Ovaron!' fluisterde Merceile stomver­baasd.

Hij knikte.

'Het heeft de tweehonderdduizend jaar niet doorstaan,' antwoordde hij. 'Vermoedelijk is het door een soort halveringstijd uiteen gevallen en tot stof vergaan. Dat is de enige fout, die ik heb kunnen lokaliseren. En ik heb het volste vertrouwen in de technolo­gie van de derde planeet!'

'Wat doen we nu?'

Ovaron stopte de instrumenten terug in de gordeltas, trok het schakelele­ment uit de bom en stak het in zijn zak.

'Nu weten we, waarom de bom nog niet is ontploft,' zei hij.

'We hebben voldoende vervangings­materiaal bij ons,' herinnerde Mercei­le hem.

Hij knikte.

Daarna maakte hij de helft van een doosvormige microbom van zijn gor­del los. Merceile gaf hem het aanvul­lende gedeelte, waarna hij het appa­raat met een paar bewegingen in elkaar zette en de bom op scherp stel­de.

Als hij op een knop, die in zijn gordel zat verwerkt, drukte, dan zou het ontstekingsmechanis-me in werking worden gesteld. Na tien minuten zou de bom exploderen met een kracht, die eigenlijk niet in verhouding stond met haar afmetingen. De drukgolf zou de satelliet uit elkaar laten spatten.

'We zijn klaar,' zei Ovaron.

Bogonta kwam naar hen toe, nadat Ovaron hem een wenk had gegeven.

'Ja?'

'Onze taak is volbracht. Wij verlaten de pedopeiler.'

'Op welke manier, Ovaron?' vroeg Bo­gonta.

De Cappin wees in de richting van deschakelcentrale.

'In een van de hangars staat een klein ruimtevaartuig, waarvan de beveiligingsschermen op een hoger gelegen dimensieniveau functioneren. Daar­mee verlaten we de satelliet... geen angst, we hebben aan alles gedacht.'

Merceile gaf Bogonta voor de zeker­heid een conventioneel functionerend raketwapen uit het foedraal, dat om haar been zat gesnoerd.

'Hier,' zei ze, 'misschien geeft dit een geruststellend gevoel.'

Ze verlieten de klimaatcentrale langs de hen goed bekende weg. Langzaam na­derden ze de schakelcentrale, het technische centrum van de doodssatelliet.

Ze waren op weg en tegelijkertijd bekeek Ovaron het probleem van twee kanten met behulp van zijn twee gescheiden functionerende hersen­helften.

Ze konden niet door middel van een pedosprong ontkomen, omdat de Intersolar geen pedopeiler was.

Ze moesten van het kleine ruimte­schip gebruik maken.

Dat hield een verhoogd risico in.

'Waar liggen die hangars?' fluisterde Bogonta, toen een schot wegschoof.

Ovaron meende te zien, dat dit schot langzamer dan de voorgaande hinder­nissen werd weggeschoven. Had de computer soms op een voor hen scha­delijke manier gereageerd?

'Nog een kleine tien minuten,' zei hij. Ze bevonden zich nu in het smalste gedeelte van de twee kloshelften van de satelliet en liepen gehaast naar het stompe staartvlak toe. Voor hen ging het licht in de smalle gangen aan, openden en sloten veiligheidsschoten zich.

Onwillekeurig gingen ze  sneller  lopen.

Ovaron en Merceile schenen iets te bespeuren... de stilte voorspelde weinig goeds. In het door mensen verlaten station hing een koude, ma­chineatmosfeer.

Maar dat was ongetwijfeld verbeel­ding.

Toch bleven ze hun pas versnellen, liepen rechtuit, gingen om hoeken en langs leidingen, buizen, kabels en contactapparatuur van de computer.

'Wat doen we als de computer ons aanvalt?' vroeg Merceile.

Het lopen in de zware pakken was vermoeiend. Er steeg een vorm van paniek in de drie Cappins op. Uitein­delijk kwamen ze op een brede gang uit, die ongeveer drie meter hoog was en waarin een groot aantal nissen zaten. Deze nissen waren de zware sluisdeuren.

'Daar,' zei Ovaron luid. 'De derde deur - daarachter staat het schip.'

Ze renden er naartoe.

En op het moment, dat de sluisdeur in de grond wegzakte en de contouren van een druppel-vormig schip zicht­baar werden, reageerde de veiligheidscomputer.

'Alarm!' schreeuwde Bogonta.

Van drie kanten tegelijk vielen de robots aan.

Merceile en Ovaron openden meteen het vuur, ze wisten, dat ze verloren zouden zijn als ze er niet in zouden slagen om de robots op te houden en deze buiten gevecht te stellen. Het krakende sissende geluid van energiestralen weerklonk aan alle kanten. De robots stopten en openden het vuur.

'De sluis in!' schreeuwde Ovaron en hij duwde Merceile naar rechts.

Zijn zware wapen spuwde onophoude­lijk stralen en flitsen uit. De eerste drie rijen robots stopten, explodeer­den en vergingen tot stof. Rook bene­velde het schootsveld en langzaam trokken Ovaron en Bogonta zich te­rug.

De satelliet bevond zich in de zonnecorona en alleen de sterke afweervelden van de sloep waren in staat om de drie personen een veilige vluchtweg te verschaffen - als ze er tenminste in zouden slagen om met de sloep te kunnen vluchten.

'De bom!' riep Merceile.

'Bedankt!' schreeuwde Ovaron.

Terwijl hij onophoudelijk bleef schie­ten, drukte hij op een knop, die in zijn gordel was ver-werkt. Een minuscule zender werd geactiveerd en de impuls werd naar de bom uitgezonden. Toen Ovaron niets meer kon zien en de rookwolk te dicht werd, trok hij een van de kleine bommen uit een tas en slingerde de bom met alle kracht van zich af.

Een doffe explosie reet de gang uit elkaar en de wanden werden naar buiten gedrukt. Ovaron en Merceile klapten het vizier van hun helmen dicht en ze schakelden de beveiligingsscher-men in.

Ovaron wees naar de sloep.

'Klaarmaken voor de start, Merceile!' zei hij.

Terwijl het meisje, nog steeds schie­tend, zich terugtrok in de beschutting van de hangar, be-merkte Ovaron, dat de uitwerking van zijn wapen minder werd. Hij begreep meteen de reden: de stuurcomputer van de satelliet had een hoger gelegen dimensionaal krachtveld ingescha-keld, dat alle energiewapens, ja, zelfs alle energie­ontwikkeling, die op straling berustte, bij het ontvouwen van de functionele werking hinderde.

De gevolgen zouden voor de drie Cap­pins dodelijk kunnen zijn.

De beschermingsvelden van de gevechtspakken vielen uit.

'Verdomme!'

Ovaron wierp zijn straalwapen weg, bukte zich en trok bliksemsnel zijn raketwerper uit het holster. Tegelij­kertijd bemerkte hij, dat ook de microbom, die hij net door middel van een radio-impuls had ontstoken, niet zou ontploffen.

Alle energiewapens vielen uit.

Maar ook de robots konden niet meer met hun straalwapens schieten.

Ovaron en Bogonta gaven gericht vuur af. De raketten gierden huilend en met een witte rookpluim achter zich aan door de donkere rookwolk heen. Elk schot was raak. Telkens explodeerde er een robot.

'Bogonta!' schreeuwde Ovaron en hij bemerkte, dat de andere man hem niet kon horen.

Hij haalde een van de reservemagazij­nen tevoorschijn en sprintte door de vlammen en de rook naar de andere Cappin toe. De man leunde met zijn rug tegen een deur, trok het leegge­schoten magazijn uit de kolf van het Terraanse wapen en liet het op de grond vallen.

Ovaron drukte hem het volle magazijn in de handen.

Bogonta begreep, wat er van hem werd gevraagd. Hij plaatste het maga­zijn en opende opnieuw het vuur.

Er drongen steeds meer robots door de rookwolken heen en ze kwamen steeds dichterbij. Er kwamen meer machines, dan de Cappins konden uitscha­kelen. De robots openden nu ook het vuur met een wapen, waaruit een soort raketten kwamen.

De gang kwam van links en van rechts. Van twee kanten kwamen de robots, die door de Ubsef-constante waren gealarmeerd.

In de rug hadden de twee mannen een massieve sluisdeur.

Achter dit schot lag een korte gang, die werd verlicht door een plafondstraler.

Tussen deze gang en de eigenlijke hangar bevond zich nog een afgesloten schot. Deze doorgang bestond uit een doorzichtig soort materiaal, hetgeen kennelijk in verschillende fasen moest worden geopend. Merceile had de doorzichtige wand weg laten zinken en ze maakte de sloep klaar voor het vertrek.

Maar achter het meisje was de door­zichtige wand weer omhooggegaan.

Meteen na deze doorgang bevond zich de hangar, een vierkant, bijna zeshoe­kig vertrek. Daar stond op twee magneetrailzen het druppelvormige ruim­teschip. Een ladder met brede treden stond tegen het toegangsluik, dat wijd open stond.

Ovaron gaf Bogonta een teken.

'Terug!' kuchte hij.

Ze bleven gericht vuren, maar liepen stap voor stap achteruit in het vertwij­felde defensieve gevecht.

Uiteindelijk bereikte Bogonta de hef­boom, die als extra veiligheid dienst deed. Deze moest worden uitgetrok­ken en vervolgens worden omgegooid, waarna een servoapparaat, dat niet op energetische basis functioneerde, de sluis zou sluiten - dat was belangrijk voor het voortbestaan van de satelliet.

De mannen bleven, zolang zij konden, vuren terwijl voor hen een dikke bar­rière uit de bodem oprees.

Toen raakte de bovenkant van de dubbele stalen plaat het plafond van de gang. De rook, de vlammen, het lawaai en de schoten bleven aan de andere kant.

Ovaron opende het vizier.

'Ben je gewond?' vroeg hij.

De andere Cappin stak het raketwapen in de gordel en hij greep zijn rech­ter bovenarm beet. Langs de vuil geworden vingers stroomde donker bloed uit de wond.

'Snel de sloep in,' zei Ovaron. 'Het is allemaal voorbij, zodra we zijn gestart. Maar we zullen alles met de hand moeten bedienen.'

De computer beheerste en controleer­de alle normale machines en servo-aggregaten.

'Vooruit!' zei Ovaron.

Het vertrek, waarin ze zich bevonden, bleef donker. Ze bevonden zich tussen de stalen en de doorzichtige wand in.

Snel liepen ze naar de transparante scheidingsmuur toe.

Links en rechts van hen lagen kleine nissen. Ovaron rukte een van de toe­gangsdeuren open en hij ontdekte, dat het gewone magazijnen waren. Hij liep verder. Nog vijf meter. Zijn longen leken op een blaasbalg, het klopte in zijn polsen en er vlamde een stekende pijn op in zijn borst.

'De hefboom!'

Met een van pijn verwrongen gelaat en bloedige vingers wees Bogonta naar een hefboom, die rechts aan een scha­kelelement was gemonteerd vlak on­der de gedoofde lamp van energie­schakelaar van de sluisdeur.

Ovaron trok de hefboom naar zich toe en duwde de schakelaar vervolgens naar boven toe.

Langzaam, veel te langzaam, zonk de doorzichtige wand weg in de bodem. Toen de bovenkant bijna in de bodem was verzonken, sprong Ovaron er overheen.

Hij sprong de hel in.

Plotseling schoten stralen kris kras door de hangar heen. Elke keer rake­lings langs de sloep heen. Kennelijk zag de computer een mogelijkheid om op die plaats de stralingsbeveiligings-versperring op te heffen.

En er verschenen robots.

Ze kropen uit twee kleine openingen, die links en rechts uit de andere hangars konden komen.

Ovaron presteerde het onmogelijke.

Hij gaf gericht vuur op de muren, exact op de plaatsen, waar de stralen vandaan kwamen. Onder een donde­rend geweld explodeerde de wapensystemen en het aantal stralen werd steeds minder.

Bogonta kreunde en zijn vuur werd minder. Hij tuimelde tegen de muur, vlak naast hem stond het afvuurmechanisme voor de zelfstandige uitwer­ping van de sloep.

'Kun je nog... hierheen!' brulde Ova­ron en hij schoot twee, drie robots, die voor hem stonden, kapot.

'Achter je!' kraste Bogonta.

Ovaron draaide zich bliksemsnel om, terwijl hij bleef schieten. Een robot spatte met een daverende knal uit elkaar en de brokstukken vlogen om hem heen. Langzaam ging Ovaron naar het openstaande luik van de sloep toe.

'Starten! Ga naar binnen! Vlucht!' gil­de Bogonta met overslaande stem.

Ovaron sprong op de derde trede van de ladder en draaide zich toen om. Hij had nu de rug vrij. De robots vielen de sloep niet aan, daarvoor waren ze niet geprogrammeerd. Van links naar rechts schoot Ovaron de ene na de andere robot neer. Toen hij het op een kast lijkende mechanisme, dat op Bo­gonta afzweefde, neerschoot, zag hij, dat zijn magazijn leeg was.

Hij trok het lege magazijn uit het wapen, schoof er een vol magazijn in, maar toen had een robot de andere Cappin al tegen de grond gesmeten om vervolgens op Ovaron af te zwe­ven.

'Bogonta!' schreeuwde Ovaron en hij opende het vuur op de robot.

Ze kwam rokend en stinkend op een meter af van hem tot stilstand en veroorzaakte daar een vonkenregen.

Bogonta richtte zich op en greep naar de hefboom.

Tegelijkertijd opende hij met zijn laatste krachten het vuur. Zijn borst was een grote verbrande vlek. Lang­zaam, als een standbeeld, dat draaiend omvalt, vuurde Bogonta een wijd verspreid salvo uit. Hij sperde zijn ogen open. Ovaron keek toe, ver­stard en gedurende een paar seconden niet in staat om iets te doen. De wijs­vingers van Bogonta verkrampte om de hefboom en de startknop.

Een salvo van vijftien zwaar explosie­ve raketten schoot uit de schokkende loop van het wapen en sloegen op de tegenoverliggende wand in.

Een groot stuk metaal kwam dende­rend naar beneden toe. Er kwam een frontstuk van een computer vrij te liggen.

Een tweede salvo raketten boorde zich in het computerbrein.

Nu schoot Ovaron iets te binnen – toen hij de computer met de valse gegevens voedde over de 'filter', had hij iets over een bewakingscomputer gelezen, dat verborgen en op autarke energie-basis afgelegen was ingebouwd. Het was een substation van de grote centrale com­puter.

Donderend stortte het front in elkaar. Rook en vlammen schoten uit de gaten, die waren ontstaan door de weggespatte controlelampen en af­zonderlijke schakeleenheden. Een de­fensieve afweerstraal schoot uit het binnenste van de computer en trof uiteindelijk de stervende Cappin.

In de dood gooide Bogonta de hef­boom om.

'Verdomme, ik...'

Nu maakte Ovaron zich los uit zijn verstarring. Tegelijkertijd wierp hij zich in de sluis van de kleine sloep en sloeg hij het vizier dicht.

Daarna, toen hij het luik sloot, werd hij door een krachtige stoot getrof­fen.

Samen met de wegstromende lucht in de sluis van de hangar werd de sloep uit de startbeugels naar voren getrok­ken.

Toen werden de schermen geacti­veerd, terwijl de sloep in de zon weg­gleed.

'Ovaron!'

De schreeuw kwam uit de kleine cabi­ne, die voorin lag.

'Hier!'

Ovaron strompelde naar voren toe. Merceile zat in de stoel van de piloot en ze bediende talrijke hefbomen, schakelaars en panelen.

'Ik ben bang,' zei ze iets rustiger, toen ze de Cappin achter zich ontwaarde.

'We zijn ternauwernood ontsnapt,' zei hij. 'Bogonta is dood. Stervend heeft hij ons naar buiten laten schieten.'

Naast hen rees een witgloeiende wand op.

De zon.

Haar sterke aantrekkingskracht trok en rukte aan de minuscule sloep.

Voor de ramen schoof het ene filter over het andere heen. Nu werd de stralende wand een honinggeel veld, waaruit een protuberans naar de sloep schoot - het was een angstaanjagend majestueus beeld.

Het grote ruimteschip was nergens te zien.

'Hij kon niet met ons mee,' zei Ovaron gebroken en hij liet zich in de tweede stoel vallen, waarna hij systematisch en met vermoeide bewegingen alle aggregaten van zijn veiligheids-pak aanzette. Daarna trok hij een paar sluitstukken open.

'Hoe?' vroeg Merceile.

'Hij trof met zijn laatste schoten de bewakingscomputer, waardoor hij ons kon bevrijden. Een schot uit het afweermechanisme van het frontstuk doodde hem, alhoewel het de vraag is, of hij het er ooit levend zou hebben afgebracht. Hij was zo goed als dood op het moment, dat we de sluis ingin­gen,' fluisterde Ovaron zo zacht, dathet leek alsof hij tegen zichzelf praat­te.

Een bombardement van licht en in­tensieve zonnestraling hamerde tegen de sextadimschermen van de kleine sloep. Merceile controleerde zorgvul­dig alle apparatuur en versnelde het schip om uit de aantrekkingskracht van de zon vrij te komen. Meter na meter, kilometer na kilometer ... en tenslotte lag de duisternis van de ruimte voor de boeg van het kleine schip.

'Probeer het eens met een eenvoudige radarscan!' zei Ovaron na een poos.

'Zou het schip ons kunnen zien?' vroeg Merceile.

'Dat is mogelijk, maar ik betwijfel het,' antwoordde Ovaron. 'Zij moeten vanuit de duisternis in het helste licht, wat er is, kijken. Bovendien worden alle instrumenten gestoord.'

'Ik begrijp het, Ovaron.'

Zij keken echter, net zoals het meren­deel van hun apparatuur, met het licht in de rug in de duisternis van het heelal.

'Waar stond het schip?' vroeg Mercei­le even later. 'Hoe ver stond het van ons af?'

'Op de baan van Mercurius, Merceile,' antwoordde Ovaron zacht.

De laatste minuten in de doodssatelliet bleven voortdurend door zijn hoofd heengaan.

'Dat zegt mij niets,' antwoordde het meisje en ze trok, terwijl ze stuurde, de handschoenen van het gevechtspak uit.

'Dat punt is bijna achtenvijftigdui­zend miljoen kilometer van de zon verwijderd in de richting van de derde planeet, de Aarde.'

'Begrepen.'

De sloep schoot uit de zonnecorona, werd sneller en sneller en richtte de neus op de punt, dat Merceile als het vermoedelijke doel zag. Er verstreken een paar minuten. De Cappins hoor­den alleen hun eigen ademhaling en het kraken en klikken van verschillen­de instrumenten. Merceile verbrak de stilte.

'Onze actie is mislukt, nietwaar?'

Ovaron ondersteunde zijn hoofd met beide handen.

'Het ziet er wel naar uit,' murmelde hij verslagen en duf. 'Maar ik probeer om de kleine hoeveelheid impressies, die we hebben opgedaan, te verwerken tot bruikbare gegevens.'

'Desondanks zweeft de zonnesatelliet nog steeds in de corona van de ster achter ons,' merkte Merceile op.

Ze lieten de laatste sporen van het gas in de buitenste rand achter zich, waar­in de protuberan-sen en de hitte-uitbarstingen tot ongevaarlijke plasmare­gens vervaagden om vervolgens langs de magnetische polen weer in de zon terug te vallen.

Het sextadimscherm, een op een paratronscherm lijkend veld, dat kegelvor­mig het druppel-vaartuig omhulde, had de dodelijke straling en verzen­gende hitte van de buitenkant van de sloep geweerd.

'Ja. We hebben weliswaar een behoor­lijke schade aangericht, maar dat heeft nauwelijks iets om het lijf.'

'Misschien explodeert de door ons ontstoken bom op het moment, dat het energieveld wordt uitgeschakeld, waardoor de apparatuur in de satelliet weer normaal kan gaan functioneren!' fluisterde Merceile.

Ovaron schudde mistroostig het hoofd.

'Ik zou er maar niet op hopen, Mercei­le. Als de computer dit veld uitscha­kelt, dan mogen we er vanuit gaan, dat ze eerst elke vierkante centimeter van het schip heeft doorzocht. Als de bom wordt gevonden ...'

'... en ze wordt gevonden!'

'... dan laat een robot de bom door een afvalschacht in de ruimte verdwij­nen. Misschien bereikt die dan nog de atmosfeer van de zon, waarna ze hele­maal zal oplossen. We hebben geen enkel resultaat geboekt.'

Hij klopte tegen de borstzak.

'En dit sextagonium was de grootste teleurstelling. Het is gewoon uit el­kaar gevallen. Net als een delfstof met een korte halveringstijd.'

De sloep joeg nog steeds in de richting van de baan van Mercurius.

Nu had Merceile met haar poging om de Intersolar te peilen meer succes. Op een ronde moni-tor tekende zich in de verte een zwakke energie-echo af. Mis­schien was dit het reuzenschip.

'Hebben we al radiocontact?'

Ovaron ging naast haar zitten, vlak voor het instrumentenpaneel en hij zei teleurgesteld:

'Niet met deze apparatuur. En de frequentie, waarop ons volk het nor­male radioverkeer laat plaatsvinden, komt niet overeen met de door de Terranen gebruikte frequentie. We zullen het stilzwijgen moeten bewaren totdat we bij hun schip zijn.'

Merceile wees naar de zwakke echo op de monitor.

'Ongeveer veertig miljoen kilometer,' zei ze. 'Kan dat de Intersolar zijn?'

'Misschien.'

Ze vlogen verder.

Ze vluchtten weg van de zon, die lang­zaam ineen schrompelde achter de sloep en veranderde van de giganti­sche hel in de normale zon van een systeem, dat van het licht en de warm­te van deze zon afhankelijk was. En tegelijkertijd werd de satelliet kleiner en onzichtbaar, maar door deze opti­sche verkleining hield echter niet het minder worden van het gevaar in.

Integendeel zelfs.

De satelliet was gevaarlijk gebleven en ze kon op elk moment met haar vernietigingswerk beginnen.

Haar taak: de energiedood van de zon.

En de dood op de negen planeten en de tientallen bewoonde en bebouwde manen van deze planeten.

Waar was de Intersolar?


 

6.

 

Aan boord van de Intersolar, zes juni, middernacht.

Perry Rhodan, lordadmiraal Atlan en Joaquin Manuel Cascal zaten in de cabine van de opperregent en wacht­ten.

Ze werden door zorgen en kommer gekweld.

Atlan slaakte een diepe zucht.

'Ze zijn door, Perry!' zei hij.

Stom schudde Cascal het hoofd.

'Ik wil het gewoonweg niet geloven,' zei hij koppig. Hij nam een slokje koffie.

'Je gelooft het niet, kolonel, omdat je het niet wilt geloven,' zei Atlan. 'En de planeten verkeren nog in staat van alarm.'

Rhodan stond op.

'Als ze om stiptéén uur nog niet zijn verschenen, dan trek ik het alarm in,' zei hij vastberaden.

'Goed, vriend,' merkte de Arkonide op en hij ademde een keer diep in en uit. Toen liep hij naar het controleappa­raat van de luchtverversingsinstalla­tie, stelde een lagere kamertempera­tuur in en verhoogde tegelijkertijd het vermogen van de luchtturbines.

'In elk geval staat vast, dat het Ovaron en Merceile niet is gelukt om de satel­liet op te blazen,' zei de opperregent.

Naast hem bevond zich toevallig een grote intercommonitor.

Er klonk een zoemtoon - de mannen schrokken ervan. De monitor vlamde op en er verscheen een gezicht op hetscherm.

'Radiocentrale Intersolar  -  ik zoek contact met de opperregent.'

Rhodan stootte zich van de wand af en draaide zich naar het beeld toe, zodat hij in het bereik van de opnameappa­ratuur kwam.

'Ja?'

'Sir, er is een bericht binnengekomen van het regeringsgebouw van Reginald Bull. Zal ik hem met u doorver­binden?'

'Ja,' zei Rhodan moe en hij ging een paar meter achteruit, zodat ook de andere twee aanwezi-gen goed zicht­baar werden. 'U kunt het doorverbin­den.'

Een seconde later stond het grote grove gelaat van Bully voor hen op de monitor.

'Perry... een paar serieuze vragen,' zei Bully.

Rhodan beet op het kootje van zijn wijsvinger en knikte.

'Ja?'

Cascal en Atlan zwegen. Ze hielden zich bezig met de computerverwachtingen voor de komende uren en het programma, dat ze de computer zou­den moeten laten uitwerken, als mocht blijken, dat de actie geen suc­ces had opgeleverd. Cascal was zeer sceptisch; voor hem stond vast, dat dit gevecht reeds was verloren.

'Zoals je ongetwijfeld weet,' zei Bull, 'verkeert het systeem in een staat van alarm. Wat moet er verder ge­beuren?'

'Om exactéén uur kun je het alarm intrekken.'

Bully fronste verbaasd de wenkbrau­wen.

'Wat weten jullie?'

'We weten niets,' zei Rhodan verbitterd. 'Merceile en Ovaron zijn nog niet teruggekomen. En de doodssatelliet zweeft nog steeds onbeschadigd in de zonnecorona.'

Rhodan staarde Bully aan, zijn vriend keek ernstig en zweeg.

'Wanneer  landen jullie,'  vroeg  hij toen.

'Zodra we de twee Cappins weer aan boord hebben, komen we terug. Vol­gens plan moeten ze met een kleine sloep de satelliet verlaten. Zoals te verwachten was, hebben we proble­men met onze peil- en radarapparatuur omdat we in de richting van de zon moeten zoeken.'

'Begrepen,' antwoordde Bull.

'Nog iets,' zei Rhodan ter afsluiting. 'Ik wil morgenvroeg een bespreking houden. Laat Waringer, Deighton en alle andere belangrijke personen naar het regeringsgebouw komen. Tegen een uur of negen.'

'Komt voor elkaar,' zei Bully, gaf Atlan en Cascal een hoofdknik en schakelde de verbinding uit.

Maar de monitor bleef aanstaan.

Opnieuw meldde zich een lid van de bemanning.

'Radarcentrale, sir! We hebben ze te pakken! Een zwakke echo komt recht op ons af.'

Rhodan keek op en ontdekte de brede grijns van de Arkonide.

'Keurig,' zei hij. 'We vliegen hen tege­moet en nemen ze aan boord. Verbind mij door met de commandocentrale.'

'Een ogenblik, sir!'

Voor de derde keer verwisselde het beeld en Rhodan sprak nu met de mannen, die achter het commando­schakelpaneel zaten.

'Meteen starten, langzaam vliegen en alle voorbereidingen treffen voor het aan boord nemen van de sloep. Ik kom dadelijk naar jullie toe.'

'Begrepen, sir!'

Binnen een paar seconden ontwaakte het schip tot leven. De machtige ma­chines werden ingeschakeld en stuw­den het kogelvormige schip voor­waarts. De Intersolar nam een directe koers op de minuscule echo, terwijl de bemanning van de sluizen door de gangen heen rende en haar plaats innam.

Er werden bevelen geschreeuwd.

Aankondigingen, die door de luid­sprekers werden gemaakt, verbraken de stilte, die in het schip hing.

Nadat twee space-jets met maximaal vermogen waren gestart en de zwakke echo tegemoet vlogen, werd er een lege hangarsluis geopend. De bemanning, die deze sluis moest bedienen, verza­melde zich in lichte ruimtepakken. Het schip werd gedraaid, zodat de open sluis in de richting van de zon wees.

Na een paar minuten zwegen de machtige motoren korte tijd, daarna werden de motoren in de tegenoverge­stelde richting ingeschakeld.

De snelheid van het schip werd min­der.

Terwijl Atlan en Cascal in de controle­kamer van de sluis stonden en door de extra dikke pantserplasticramen naar buiten staarden, nadat ze hun donke­re hadden opgezet om enigszins tegen het felle licht van de zon beschermd te zijn, rende Rhodan naar de commandocentrale.

Hij hield de beweging van het ruimte­schip in de gaten.

Vergezeld door de jets, kwam het klei­ne schip, dat er als een slanke regen­druppel uitzag, op het reuzenschip af, terwijl het met maximum vermogen afremde. Een soortgelijke manoeuvre werd door de twee discusvormige schepen gemaakt.

'Ze komen er aan,' zei een van de offi­cieren.

'Ik ben ontstellend benieuwd naar hetgeen ze hebben ontdekt - ik en met mij vijfentwintig miljard mensen,' zei een andere officier en hij schraapte de keel.

Rhodan  draaide  zich om,  liet het observatiescherm even uit het oog en bromde:

'Ik ook!'

Langzaam zweefden de Intersolar en de sloep op elkaar af. Uit de luidspre­kers en de helmontvangers kwamen de bevelen. Het schip reageerde op de gedachten van de kapitein. Zo licht als een veer zweefde de sloep exact de lege sluis in, nadat het beveiligingsscherm van het schip was uitgescha­keld.

De jets werden in de reservehangars geparkeerd, waarna de stalen schot­ten werden dicht geschoven. Het scherm werd ingeschakeld. Rhodan haalde opgelucht adem.

'Koers naar de Aarde,' zei hij duide­lijk. 'Landen op dezelfde plek als voorheen op de vlootha-ven bij Terrania City!'

'Tot uw orders, sir.'

Rhodans hoop, dat tot een absoluut minimum was gedaald, steeg weer iets. Hij liep door de commandocentrale heen zonder iets te zeggen. Nie­mand kon aan hem zien, wat er werke­lijk door hem heenging. Daarna sprong hij met de souplesse van ie­mand van vijfentwintig in de lift­schacht om drie minuten later in de hangar aan te komen.

Men had er al lucht in gepompt.

Toen het luik weggleed, stonden Rho­dan, Atlan en Cascal voor het schip. Het sombere gelaat van Ovaron werd zichtbaar.

Zwijgend klom de Cappin de ladderaf.

'Welkom terug,' zei de Arkonide zacht. 'Ondanks alles.'

Ovaron keek hem lang en zwijgend aan.

Toen verscheen Merceile, die nog steeds het gevechtspak droeg, in de deuropening. Rhodan stak een arm uit en hielp haar de ladder af te klimmen. Tijdens het korte tijdsbestek, dat hij haar vasthield, leek haar zelfvertrou­wen af te nemen. Toen stond ze tussen de vier mannen op de bodem van de sluis. De bemanning van de hangar kwam om de sloep heen staan, waarna men over de sloep begon te discussië­ren.

'Wij zijn stumpers!' zei Ovaron.

'Op de eerste plaats zijn jullie uitge­put,' merkte Cascal op. 'Het staat op jullie gelaat te lezen. Kom mee, we verlaten de sluis... daarheen, naar rechts.'

Het leek op een treurprocessie zoals ze achter elkaar lopend de sluis verlie­ten. Daarna kwa-men ze in het beken­de nevenvertrek, waar de plannen en de tekeningen nog steeds op de grote ronde tafel lagen. De indirecte ver­lichting van het vertrek werd inge­schakeld.

'Ik heb jullie wel,' zei Cascal.

Ze kleedden zich langzaam uit, waar­na Cascal naar het schot ging om de zware gevechtspak-ken aan een maga­zijnmeester mee te geven met het bevel, dat deze grondig gecontroleerd moesten worden.

Daarna bracht iemand een dienblad met frisdrank. En terwijl de Intersolar door de ruimte raasde en in de rich­ting van de vertrouwde derde planeet vloog, kwamen de Cappins langzaam op verhaal. Cascal had al gezien, dat Ovaron uit een borstzak van het ge­vechtspak een klein bouwelement had gehaald om het in de borstzak van zijn hemd te stoppen.

Rhodan was de eerste, die de onbeha­gelijke stilte verbrak.

'Onafhankelijk van hetgeen, dat jullie hebben bereikt,' zei hij zacht, 'kan ik jullie verzekeren, dat we verheugd zijn jullie weer in ons midden te hebben.'

'Bedankt,' zei Merceile en ze zette haar glas neer. 'De robots hebben Bogonta neergeschoten.'

Rhodans gezicht werd een masker. Zijn ogen stonden hard.

'Wat?'

Ze vertelden gedurende een kwartier de gebeurtenissen aan boord van de satelliet vanaf het moment, dat de veiligheidscomputer had gereageerd. Ovaron stak twee vingers in zijn borst­zak en hij strekte vervolgens de hand uit, waarop het licht van de diepstraler viel.

'Dat is...,' murmelde de Arkonide.

Ovaron knikte veelzeggend.

'Dat is twee vierkante centimeter van onze bom, een basiselement. De don­kere halve kogel in het midden was een gram sextagonium.'

Cascal boog zich iets voorover.

'Was?'

'Ja, was howalgonium, daarna sexta­gonium om vervolgens door een soort halveringstijd te vervallen. Misschien kan je er nu staal mee poetsen, maar als onderdeel van een tijdbom is het volkomen onbruikbaar.'

Rhodan en Atlan keken elkaar lang aan.

'Dat was dus de reden.'

Merceile knikte.

'Dat was de reden waarom de bom niet explodeerde en waarom de satelliet onverminderd als een gevaar in de zon zweeft.'

'Hoe ver zijn de roboteenheden met de reparaties gevorderd?' vroeg Cascal.

Ovaron haalde de schouders op en hij streek met uiteen gespreide vingers door zijn haar heen.

'We hebben nergens wat gezien van reparatiewerkzaamheden,' zei hij luid. 'Kennelijk heeft men alle schade al gerepareerd.'

'Dat is fataal,' zei Rhodan.

Hij bekeek het schakelelement van alle kanten, maar kon er natuurlijk niets aan zien. De sextacompactmodificator was uitgevallen.

'Jullie microbommen?'

Atlan stelde deze vraag aan het meis­je.

'Die hebben door een eigenaardig energieveld niet kunnen functione-ren.'

Terwijl de Intersolar de aardse atmos­feer binnendrong en aan de remprocedure begon, vertelden Ovaron en Mer­ceile hoe de computer van de satelliet een of meerdere energievelden had geconstrueerd, waardoor alle energie-eenheden van de indringers buiten gevecht werden gesteld.

'Ik weet niet of er nog wel een middel bestaat om in deze vervloekte satelliet te komen,' merkte Atlan op.

Ovaron knikte bevestigend.

'Naarmate we meer bij dit gevecht betrokken raken, des te meer lijkt het daar op,' zei hij. 'Landen we nu?'

Cascal keek op de chronometer.

'Ja. Het is drie minuten over een. Op dit moment wordt de verhoogde staat van paraatheid, fase een van het plan Icarus, ingetrokken. Voor de rest heerst er in het zonnesysteem weer het normale verkeer. Of in ieder geval iets, dat wij als normaal beschouwen.'

Met behulp van de antizwaartekrachtprojectoren en met uitgestoken landingselementen daalde het grote schip, dat zo groot was als een kleine maan, naar beneden om op het beton van de ruimtehaven te landen. Het schip zakte even door de landingspoten heen. Daarna werden de motoren uitgeschakeld. Weer klonken er beve­len en opnieuw veranderde het leven­de technische mechanisme zich in een stationair aggregaat.

'Geland.'

Lordadmiraal Atlan knikte, terwijl hij achterover leunde.

'Hebben jullie een idee, hoe we deze satelliet zouden kunnen uitschake­len?' vroeg hij onzeker aan de beide Cappins.

'Nog niet,' antwoordde Ovaron.

Rhodan stond op.

'Ik stel voor,' zei hij vermoeid, 'dat we allemaal proberen om tot negen uur onze problemen te vergeten. Het lijkt me het beste, dat we ga slapen. Om negen uur zien we elkaar dan wel weer in het regeringsgebouw. Mijn kan­toor?'

Atlan stond eveneens op.

'Lijkt me een uitstekend idee,' zei hij. 'En ... bovendien kunnen we het pro­bleem morgen iets minder emotioneel benaderen.'

Ovaron stemde toe, maar hij merkte op, dat hij te moe was om vandaag nog na te kunnen denken. Hij nam af­scheid en toen ze gezamenlijk onder het schip in een gereedstaande zwever stegen, bleven Cascal en Merceile toe­vallig achter. Ze stonden naast el­kaar.

'Kolonel Cascal?' vroeg het Cappinmeisje zacht.

Cascal draaide zich om.

'Ja?'

'Hoe laat is het?'

Cascal keek verwonderd op de chro­nometer; twintig minuten over een.

Hij zei het tegen haar.

Merceile twijfelde even.

'Ik ben bang,' zei ze zacht, 'dat ik niet in slaap kan komen. Bovendien heb ik honger. En ook ken ik niemand in deze stad, afgezien van de mensen, met wie we samenwerken en van hen ken ik het adres geeneens. Ben je erg moe?'

Cascal schudde het hoofd.

'Niet zo moe, dat ik niet ergens met je zou willen gaan eten. Laten we maar naar Atlan Village toegaan.'

Er stond een zwever op hen te wach­ten. Een zwaar model van de ruimte­havendienst. Cascal wenkte het voer­tuig naar zich toe en hij ging naast Merceile op de achterbank zitten.

'Waarheen, kolonel?'

Cascal haalde een pakje sigaretten tevoorschijn uit zijn uniform.

'Atlan Village,' zei hij. 'Wil je mis­schien stoppen op een plaats, waar je de meeste mensen ziet?'

De chauffeur leek verbaasd over het verzoek.

'Natuurlijk,' antwoordde hij tenslot­te.

De zwever verliet de ruimtehaven, reed met een hoge snelheid over de Thora-Road, die de twee ruimtehavens met elkaar verbond en aan de immense campus van de universiteit van Terrania lag.

Inmiddels had het intrekken van het alarm zijn gevolgen.

 

Aanvankelijk had men om het binnen­komende reusachtige ruimteschip door te laten het paratronveiligheidsscherm van de Aarde uitgeschakeld.

Na elkaar volgden de andere planeten dit voorbeeld.

Het signaal voor het begin van een massale verplaatsing van mensen, die gelijk was aan de massa, die in bewe­ging kwam toen het alarm werd gesla­gen, was nu gegeven. De mensen keer­den terug naar hun huizen en waar dit nodig was, naar hun werk.

De huizen stroomden vol, het licht achter de ramen en op de straten brandde weer. De stad in de Gobi-woestijn werd weer een zee van licht, kleuren en bewegingen.

Ook op de andere planeten nam het leven zijn normale loop weer aan.

Vijfentwintig miljard mensen bewo­gen zich weer.

Maar de angst voor het verderf, waar­in de zonnesatelliet hen kon storten, was gebleven.

 

In de kleine bar waren ze zo goed als de enige gasten. Een zacht spelende onopdringerige muziek klonk uit de luidsprekers. De bar was een onder­deel van een geweldig bouwwerk, dat zich elegant met een brede boog als een brug over de straat spande. Er lag een plein onder, dat vol mensen, win­kels, lichtjes en bedrijvigheid was. Merceile en Cascal zaten voor een glazen wand, die tot op tafelhoogte was neergelaten.

Voor hen stonden glazen en flessen. De sigaret van Cascal lag rokend in de asbak.

'Voel je je nu wat beter?' vroeg hij voorzichtig.

Het meisje wilde iets van hem te weten komen. Wat het was, vermoed­de hij niet. Hij wist alleen maar, dat het niet lang meer kon duren voordat ze het hem zou vertellen. Hij moest haar niet tot spoed manen.

'Ja, natuurlijk. Dank je wel! Het eten was uitstekend,' zei Merceile en ze schonk hem een vluchtige glimlach.

Cascal knikte.

'Het doet me een plezier, dat mijn contract met de solaire veiligheids­dienst me ook de mogelijkheid biedt,' zei hij sarcastisch, 'om met exotische gasten uit te gaan.'

'Wat bedoel je daarmee?' vroeg het meisje.

'Precies dat, wat ik heb gezegd,' ant­woordde hij diplomatiek.

Onder hen vloeide het verkeer, bewo­gen ontelbare mensen zich voort. Het leek erop alsof de tijdens het alarm vergaarde energie hier volkomen tot uiting zou worden gebracht.

'Het interesseert me,' zei Merceile en ze speelde afwezig met haar koper­kleurig haar, 'wat jij van ons vindt.'

Cascal fronste de wenkbrauwen en pakte zijn sigaret van de asbak.

'Van wie? Van de Cappins?' vroeg hij zacht.

'Alleen van twee Cappins,' zei Mercei­le. 'Van Ovaron en mij.'

Cascal dacht een poos na.

'Tja, ik ben nog maar een paar dagen bij jullie geweest,' antwoordde hij toen peinzend. 'Maar dat wel onder be­hoorlijk moeilijke omstandigheden. Ik heb de indruk, dat jullie beide in staat zijn om goede vrienden van de... hm... Terranen te worden.'

Terwijl Merceile over zijn woorden nadacht, staarde ze naar de bonte mensenmassa op het plein.

'Voor jullie gevoel, hebben wij te kort geschoten, nietwaar?' vroeg ze toen iets luider.

Cascal schoot even in de lach.

'Als er iets te kort heeft geschoten, dan is het dat fameuze sextagonium van Geoffry Abel Waringer wel,' merkte hij op.

'Oh ja?'

'Ja, ik krijg nu nog de koude rillingen, als ik denk aan de manier, waarop we dat spul hebben moeten fabriceren.'

Ze nipte aan het door ijsblokjes ge­koelde drankje.

'Was het productieproces dan zo moeilijk?' vroeg ze verstrooid. Ze was in haar gedachten kennelijk met iets anders bezig. Dit was iets, vermoedde Cascal, dat een cellenactiveerder droeg en wat op haar een diepe indruk had gemaakt.

'Het proces was iets interessanter dan de man, waaraan je nu zit te denken,' zei hij glimlachend.

Ze staarde hem geïnteresseerd aan.

'Hoe weet jij dat...,' wilde ze hem vragen.

'Er zijn zo van die dingen, die zelfs een blinde op het radarscherm kan zien,' antwoordde Cascal.

'Ik voel me niet erg gelukkig over het feit, dat het je is opgevallen,' zei ze. 'Perry Rhodan is... een interessante man.'

Cascal blies de rook van zijn sigaret weg en hij bestudeerde het patroon van de brede band, die het haar van Merceile bijeenhield.

'En juist in de verwarring van het gevecht en de voortdurende strijd kan een impuls van verlichtende inter­menselijk contact zo oneindig waardevol zijn,' merkte hij sarcastisch op.

'Je schijnt je anders kostelijk over mijn onzekerheid te amuseren,' zei Merceile na een paar seconden, waar­in ze peinzend voor zich uit had zitten staren.

Cascal schonk haar een medelijdend lachje.

'Kindje,' zei hij en hij realiseerde zich, dat zij volgens de begrippen van de Cappins nog in de puberteit zat. 'Ik ben een man van over de veertig. Ik heb al heel wat doorstaan en mag zeggen, dat ik enige ervaring heb opgedaan in de loop der jaren.'

'Wat heeft dat met Rhodan te ma­ken?' vroeg ze teleurgesteld.

Hij schudde het hoofd.

'Helemaal niets,' antwoordde hij. 'Ab­soluut niets, kleine vriendin. Ik wilde je enkel maar laten zien, dat ik iets van intermenselijke relaties begrijp. Dacht je soms, dat je het eerste meisje was, dat op Rhodan verliefd is ge­raakt?'

Ze keek hem verrast aan en ontdekte toen zijn ernstige blik.

'Wat wil je daarmee zeggen?' vroeg ze.

Hij trok zijn wenkbrauwen op.

'De door ons allen zeer geachte heer opperregent, en dat bedoel ik deze keer nu eens niet ironisch, is, zoals je zelf al hebt kunnen vaststellen, een man met veelzijdige interesses en een delicate manier van leven.'

Ze knikte instemmend.

'Hij staat in het middelpunt der be­langstelling. Je hebt zelf wel kunnen vaststellen, hoe zeer dit het geval is. Hij kan zich dus geen flirt veroorlo­ven. Elke vrouw, waarmee men hem meer als twee keer privé heeft gezien, moet hij haast wel trouwen. En datwordt op den duur aardig lastig. Neem dat maar van mij aan. Het is net als in een dorp ... iedereen gaat er meteen over roddelen.'

Ze keek hem gedesillusioneerd aan.

'Iedereen praat over Rhodan,' mur­melde ze.

Cascal knikte.

'Wij ook!' zei hij. 'Bovendien heeft men hem door gebrek aan tijd nog niet privé met jou gezien. Er is dus nog hoop voor jou.'

Hij boog zich over de tafel heen en fluisterde haar toe:

'Mag ik je discreet en in vertrouwen een goede raad geven?'

'Ja, alsjeblieft!' fluisterde ze.

'Blijf maar bij Ovaron. Die past, ook gezien de leeftijd, beter bij jou!'

Ze zweeg en dacht lang na. Tenslotte keek ze hem dankbaar aan.

'Het doet soms pijn om een keuze te maken.'

'We hebben eigenlijk geen van allen een keuze. We reageren instinctief en op gevoel. Hier-door ontstaat voor ons de realiteit. Zo heeft bijvoorbeeld nie­mand van ons de zonnesatelliet ge­wenst - desondanks hebben vijfen­twintig miljard mensen er last van. Niemand heeft zelf een keuze kunnen maken. Ze hebben er nooit de kans voor gekregen, meisje.'

Hij strekte de hand uit.

'Nog een keer hetzelfde,' riep hij zacht. 'En dan... betalen we.'

Geruisloos zweefde een robotbedien­de op hen af.

Toen de glazen waren gevuld, werd Cascal weer amicaal en kwam hij met een voorstel.

'We drinken onze glazen leeg en dan gaan we nog een stukje wandelen door het winkelcen-trum, waarna we dit gedeelte van de stad zullen verlaten. Het wordt morgen een lange, moeilij­ke dag.'

'Goed,' zei het Cappinmeisje. Ze scheen niet erg gelukkig te zijn.

Toen Cascal twee uur later op de rand van zijn bed zat, begon hij zacht te vloeken.

Hij vermoedde al, wat er nog zou gaan gebeuren.


 

7.

 

Het bureau van Rhodan in het rege­ringsgebouw, zeven juni, 's morgens om negen uur veertig.

'En ik zeg jullie allemaal, dat dit iets was, wat niemand van ons had kunnen vermoeden,' zei Waringer.

Joaquin Manuel Cascal, die nauwe­lijks had geslapen en daardoor nog wat knorrig was, hief een hand op.

'Ja?' vroeg Professor Waringer.

'Excuseer mij, professor Waringer,' zei Cascal halfluid en geconcentreerd, 'ik ben niet van plan om u te beledigen of aan uw kennis te twijfelen. Maar men kent tegenwoordig toch de halve­ringstijd van alle elementen, ook van de transuraniums... is er dan nie­mand van het onderzoekingsteam, die op de gedachte is gekomen om de duur van de stabiliteit van sextagonium na te gaan of voor mijn part te bereke­nen?'

Waringer schudde het hoofd.

'Nee,' antwoordde hij gelaten.

Lordadmiraal Atlan staarde met rooddoorlopen ogen naar het twee vierkante centimeter grote basisele­ment, dat voor hen op tafel lag.

'Een duidelijk antwoord, dat niets te wensen overlaat,' zei hij. 'Hoe lang duurt het, voordat jullie een soortge­lijk element kunnen construeren?'

Waringer haalde een notitieboekje te­voorschijn en hij las de getallen op.

'Twintig dagen. Waarschijnlijk kan ik het zelfs sneller gedaan krijgen.'

Ineens sprak Ovaron luid en duide­lijk.

'Op deze manier lossen we het pro­bleem nooit op. Zelfs al zou professor Waringer het schakelelement binnen twintig minuten kunnen vervaardi­gen, dan zou het zinloos zijn. Men kan beter de moeite en de kosten bespa­ren.'

Er ontstond een stilte, terwijl iedereen de Cappin aanstaarde.

'Wat wil je daarmee zeggen?' vroeg de Arkonide en hij boog zich nieuwsgierig voorover. Hij haalde langzaam diep adem.

'Het is zinloos,' zei de Cappin grof, 'omdat het voor Merceile en mij niet meer mogelijk zal zijn om de zonnesatelliet nog een keer als pedopeiler te benutten.'

'Jullie kunnen er niet meer heen - of jullie willen er niet meer heen?' vroeg Perry Rhodan.

Merceile gaf in plaats van Ovaron antwoord.

'We willen er niet meer heen. Dat staat namelijk gelijk aan zelfmoord.'

'Zelfmoord?' fluisterde Deighton ont­zet. 'Dat moet je me toch eens verkla­ren, Ovaron.'

Ovaron knikte bereidwillig en iets minder grof zette hij het probleem uiteen.

'Het is ons onmogelijk gemaakt... nee, dat is niet helemaal correct. Onze individuele impulsen zijn momenteel opgeslagen in de computer. Ze heeft ons, en zeker niet op de laatste plaats door het gevecht, als verraders geclassificeerd. Op het moment, dat wij zouden proberen om de satelliet te betreden, komt de robot in actie en worden we in de pedomaterialisator vernietigd.'

Als een belastend bewijsstuk lag het schakelelement in het midden van de tafel. Telkens werden de dwalende blikken van de aanwezigen aangetrok­ken door het fonkelende iets.

Rhodan trok een conclusie uit de laat­ste opmerking.

'Dus, Waringer hoeft geen nieuw element te vervaardigen. Daardoor besparen we ons de moeite en het kostbare sextagonium.

Onze beide vrienden kunnen hun gave niet meer voor het uitschakelen van het gevaar inzetten - het zou hun dood zijn om de satelliet nog eens te betre­den.

Deze weg is dus ook voor ons ontoe­gankelijk geworden.

Ik moet toegeven - ik zie eigenlijk geen enkele oplossing. Geen enkele moge­lijkheid om het gevaar te bannen.'

Ovaron leek gedurende de laatste nacht een innerlijke verandering te hebben doorstaan. Zijn neerslachtig­heid van de voorgaande nacht was volkomen verdwenen. Hij was een toonbeeld van zelfverzekerdheid en vertrouwen.

'Jij ziet dus geen uitweg meer?' vroeg hij.

'Nee,' zei de opperregent. 'Ik heb wel­iswaar in de afgelopen nacht overwo­gen om Takvorian om hulp te vragen - hij zou bijvoorbeeld de reactietijd van de computer kunnen vertragen, zodat jij, Ovaron, niet gedood zou kunnen worden.'

'Dat is een idee,' murmelde Atlan. 'Maar het lijkt me in de realiteit te riskant, Perry.'

'Of hij zou de werking dermate kun­nen versnellen, dat de computer wordt vernietigd of buiten bedrijf wordt gesteld,' zei Rhodan.

Ovaron schudde het hoofd.

'Het zijn beide aanlokkelijke ideeën, maar te riskant. Daar doe ik niet aan mee.'

'Maar we moeten toch iets doen!' riep Rhodan.

Cascal viel hem bij.

'En het liefst zo snel mogelijk!' zei hij luid.

'Dat ligt niet alleen in mijn handen,' zei Ovaron. 'Een ding staat vast. Een nieuwe reis naar het verleden moet zonder meer worden ondernomen.'

Joaquin Manuel Cascal hapte ver­bluft naar adem.

'Hoor ik dat goed?'

Ovaron glimlachte nauwelijks waar­neembaar en hij leunde achterover in zijn stoel.

'Je hebt het goed gehoord.'

'Wanneer?' vroeg de kolonel.

'Zo snel mogelijk,' antwoordde de Cappin.

Lordadmiraal Atlan keek het meisje aan.

'Ik weet niet, wat Ovaron van plan is,' merkte Merceile op. Vandaag, dat meende Cascal tenminste op te ma­ken, zag ze beide mannen, Ovaron en Rhodan, anders.

Even was Ovaron heer en meester over de stemming. Hij keek de aanwezigen gelaten aan.

'Zoals jullie weten, bezit ik twee onaf­hankelijk van elkaar functionerende hersenhelften. Dat zogenaamde tryzomgeval, zoals onze spottende vriend Joaquin het meestal noemt.

Ik heb gedurende ons verblijf hier op de derde planeet en in de satelliet eengroot aantal dingen geobserveerd en in mijn geheugen opgeslagen. Uit deze hoeveelheid informatie heb ik nieuwe gegevens kunnen distilleren.'

De opperregent trok zijn stoel iets naar de tafel toe, terwijl hij de man nieuwsgierig aankeek.

'En hieruit is een nieuw plan ont­staan?'

'Ja,' antwoordde Ovaron. 'Een welis­waar nog niet uitgewerkt, maar functioneel plan. Daarvoor moeten we in elk geval naar het verleden terugke­ren. En indien mogelijk met het oude team - we zijn inmiddels uitstekend op elkaar ingespeeld.'

Rhodan dacht na.

Het leek een typisch plan voor een Cappin te zijn. Voor een man, wiens wetenschappelijk ter-rein zo gecompli­ceerd was, dat hij er hoogstens met Geoffry Abel Waringer over kon pra­ten.

Sextadimnavigator... een begrip, dat een wetenschappelijke leer om­vatte, die door geen enkele Terraan kon worden begrepen. Laat staan, dat ze het konden waarnemen.

Het bleef voor hen vooralsnog een raadsel.

Hoe ver moest de reis door de tijd teruggaan? Wat zou men daar ont­dekken?

Welke tijdspanne moest men nu over­bruggen?

Galbraith Deighton stond op, schoof zijn stoel weg en keek op de chronome­ter.

'Ik moet nog wat werk verrichten,' zei hij. 'Ik mag aannemen, dat ik tot negen juni hier niet meer nodig ben, nietwaar?'

Rhodan knikte zwak.

'Bovendien blijf ik voortdurend bereikbaar,' verzekerde de chef van de solaire veiligheids-dienst, waarna hij afscheid nam.

'Wij hebben met zijn tweeën nog het een en ander te bespreken,' zei Atlan tegen Rhodan. 'Wat ben je van plan te doen, Ovaron?'

Ovaron schudde het hoofd.

'Ik wil mijn idee verder uitwerken. Als ik voldoende bewijsmateriaal heb ver­zameld om mijn these aannemelijk te maken, dan zal ik jullie binnen een paar dagen met een  opzienbarend plan confronteren.'

Merceile stond op.

'Ik zal Ovaron helpen,' zei ze vastbera­den.

Cascal keek het Cappinmeisje aan. Ze ontdekte zijn vragende blik en werd verlegen.

Cascal grijnsde.

'Ik heb wel wat beters te doen,' zei hij. 'Ik moet de hoofdstad van deze pla­neet nog bezoeken. Met een alleraar­digste dame.'

'Goed,' zei Rhodan. 'Ik kan je in elk geval in het hotel bereiken.'

De mannen gaven elkaar een hand.

Maar de korte, opgeluchte stemming, die er heerste, was slechts schijn. Ondanks de moeizame bespreking had men niets bereikt.

 

Cascal stak een brede straat over en moest opzij springen voor een politiezwever, die laag over de grond voorbij suisde en een paar vogels opschrikte. Hij brulde het voertuig nog iets na, wat op 'maffe politie' leek maar liep eigenlijk tevreden door.

Hij bleef op de eenentwintigste trede staan en stak een sigaret op, waarna hij aan het eind van de lange trap op het terras naar een lege tafel zocht. Hij ging zitten en zette een bril met donkere glazen op.

Hier, in de omgeving van het rege­ringsgebouw, ging het er nog ouder­wets aan toe. Hier trof men tenminste nog menselijke kelners aan.

Cascal wachtte de voorgeschreven tijd, waarna hij een bestelling opgaf.

'Brunch,' zei hij.

'Pardon?'

'Breakfast en lunch bij elkaar,' zei hij en noemde stuk voor stuk de dingen, die hij wilde eten. De kelner noteerde de bestelling op een minuscuul elek­tronisch notitieblok, waarna hij weg­liep.

'Die hebben het nog eens gemakke­lijk,' zei Cascal tevreden, leunde ach­terover en liet de zon op zijn gelaat schijnen.

Na twintig minuten kwam de kelner terug en hij schoof een zwevend dien­blad met de warm gehouden etenswa­ren voor zich uit door de lucht.

'Bedankt,' zei Joaquin, terwijl hij toe­keek hoe de kelner het ontbijt serveer­de.

Daarna begon hij aan zijn maaltijd.

Een uur later betaalde hij een behoor­lijk hoge rekening, die hij echter op de onkostenrekening kon schrijven. Dit bedrag kon hij terugvorderen van het fonds, dat door de regering uit de belastingen voor het project, waar­door men door de tijd had kunnen reizen, ter beschikking was gesteld. Cascal had geen last van een slecht geweten: een klein druppeltje zou de emmer niet laten overlopen.

Hij stond op en slenterde een uur lang door de straten heen, keek naar de goeduitziende meisjes en de winkels. Toen voelde hij zich moe en wenkte hij een taxizwever naar zich toe.

'Waarheen, Mac?' vroeg de chauf­feur.

Cascal was uiteraard in burgerkledij. De kleding kwam overeen met zijn fijne smaak en zijn persoonlijke op­vattingen.

'Naar het TCSH,' zei Cascal.

'Natuurlijk. Mylord woont deftig?'

De taxi reed weg en gleed bijna geruis­loos over de drukke wegen heen.

'Mylord zal de fooi vergeten,' stelde Cascal voor, waarna de chauffeur zijn mond hield.

Toen hij het hoge glanzende gebouw voor zich zag, welde een onaangenaam gevoel in Cascal op.

Hij schudde het hoofd. Hij had niet de minste reden om ongerust over iets te zijn.

Toen de taxi uiteindelijk onder het wijd uitstekende dak van het hotel stopte, sprong Cascal uit het voertuig, waarna hij de chauffeur een royale tip gaf.

'Bedankt, Mac!' zei de chauffeur.

Cascal liep door de automatische deur naar de receptie, waar hij om zijn sleu­tel vroeg. De robot liet het bordje wachten a.u.b., persoonlijke bedie­ning komt aangaan. Cascal wachtte op de menselijke bediening.

'U wenst uw sleutel, sir?' vroeg de jongeman, terwijl hij naar de monitor van de computer keek.

'Dat was wel de bedoeling,' antwoord­de de kolonel.

Op de monitor verscheen een kort bericht, dat de jongeman voorlas.

'In uw kamer, mister Cascal, wacht een jongedame. Ze beweert, dat u haar verwacht.'

Cascal grijnsde breed en hij betreurde het, dat hij geen wapen bij zich droeg.

'Het is mijn getrouwde zus,' merktehij op. 'Voor de rest geen berichten?'

De jongeman schudde het hoofd.

'Nee, het spijt mij.'

Cascal liep naar de liftschacht toe, wurmde zich in de opwaarts gaande luchtstroom en liet zich naar boven zweven. Op de gewenste etage sprong hij uit de schacht op de dikke laag tapijt. Hij realiseerde zich ineens, dat er maar weinig plaatsen op de Aarde waren, die er zo verlaten uitzagen als een hotelgang in de middaguren. Langzaam liep hij naar zijn kamer toe.

Een stortvloed van gedachten schoot door zijn hoofd heen.

Hij opende de deur, stootte ze open en hoorde de doffe klik, waarmee ze in het magneetslot viel aan de rechter­kant. Niemand schoot op hem, nie­mand sloeg hem neer.

Hij was op alles voorbereid.

Hij keek naar links en naar rechts, zocht naar sporen in het vertrek maar zag niets. Toen ging hij naar binnen, maar liet de deur openstaan. Lang­zaam en voorzichtig liep hij door het grote vertrek heen, terwijl al zijn spie­ren aanzwelden om op het juiste mo­ment bliksemsnel en goed te kunnen reageren.

'De kamer schijnt leeg te zijn,' mur­melde hij.

Nadat hij alle kasten had opengetrok­ken en alle laden had doorzocht, liep hij achteruit naar de deur, die hij dichtdeed. Met de knop in de hand bleef hij staan.

Er bleven twee mogelijkheden over en hij twijfelde om deze aan een nader onderzoek te onderwerpen omdat dit voor hem een probleem zou kunnen worden.

'Wat maakt het eigenlijk uit - het resultaat blijft hetzelfde,' zei hij tegen zichzelf en hij opende de schuifdeur van de slaapkamer.

'Niemand!'

Toen zag hij de handtas.

Het was een langwerpige tas, niet veel groter dan een envelop, van echt wit leer en afgezet met een borduurwerk, waarin kunstmatige robijnen waren verwerkt. Zijn bezoekster behoorde dus in geen geval tot de klasse, die niets bezat, dacht hij bij zichzelf. Tegelijkertijd veranderde Cascal van een zorgeloze hotelbezoeker in een geslepen vrijhandelaar.

Het zou een val kunnen zijn, bedacht hij zich.

Langzaam liep hij naar de badkamer.

Daar zag hij het meisje.

Ze scheen daar uit de woonkamer heen gestrompeld te zijn om zich te verfrissen. De spoelbak stond vol wa­ter en uit de waterkraan stroomde een dunne straal, zodat het overtollige wa­ter uit het volle bekken door de over­loop moest worden afgevoerd.

Het meisje lag ineengekrompen tus­sen het ligbad en de inbouwkast op de grond.

'Maaltijd,' zei Cascal en hij bukte zich voorover.

Hij ontdekte geen bloed, rook geen verbrandingsgassen of sporen van een straalwapen.

Voorzichtig pakte hij het meisje beet. Hij draaide haar om. Hij voelde, dat de bewegingsloze spieren zich hierte­gen verzetten, maar het lichaam be­woog zich en viel achterover op het kleed van de badkamer.

Het meisje was niet dood.

Ze verkeerde in een diepe staat van bewusteloosheid en nu zag Cascal ook de reden hiervoor. In haar nek zat een kleine speldgrote wonde met een en­kele druppel geronnen bloed. Dat hield zonder meer in, dat iemand haar met een speciaal wapen een projectiel in de nek had geschoten. Het projectiel loste zich in het bloed op en het verdovende middel kon vervolgens het hele lichaam onder controle krij­gen.

'Over het algemeen,' murmelde Cas­cal, 'schiet men op deze manier met gif of verdovende middelen op mensen.'

Als men het meisje met een verdovend middel had geïnjecteerd, dan zou ze een gevaar voor hem kunnen vormen. En aangezien hij zelf volkomen onbe­langrijk was, betekende het bewuste­loze meisje een gevaar voor een be­langrijker groep personen. Misschien zou ze hem infecteren, en hij infecteerde Rhodan of een Cappin... zo had men het kunnen plannen.

Cascal kon niet helpen, dat hij wanho­pig naar een oplossing zocht. Wat moest hij doen?

Deighton oproepen?

'Nee. Ik wacht nog,' zei hij.

Hij liep naar de kast, haalde er een paar donkergrijze handschoenen uit en deed ze aan. Vervolgens ging hij naar de slaapkamer, pakte de handtas en legde die in het midden van de tafel. Zijn goede humeur was als sneeuw voor de zon verdwenen. Hij was helemaal in de ban van deze verrassende gebeurtenis.

Claudia?

Hij draaide zich om, zocht naar het nummer van de arts en drukte vervol­gens op de toetsen van de visafoon.

Twee seconden later keek hij in de grote ogen van de arts.

'Alweer? Ik had je oproep niet ver...'

Hij glimlachte grimmig.

'Ik maak bij wijze van uitzondering deze keer geen grap,' zei hij. 'In mijn badkamer ligt een uitgesproken knap meisje.'

Ze was ontzet.

'Je hebt totaal geen smaak!' zei ze. 'Wat interesseert mij dat soort ver­haaltjes?'

'Claudia - allerliefste expeditiearts,' zei hij smekend, 'laat mij eerst uit­spreken. Het meisje is niet alleen mooi, maar bovendien bewusteloos. Iemand heeft haar met een luchtdruk­pistool of een gasdrukwapen een projectiel in de hals geschoten. Kun je me helpen?'

'Ken je het meisje?' vroeg de arts.

'Hoe lang is ze daar?'

'Maximaal twee uur. Doe me een ple­zier en kom hierheen met een diagno­seapparaat en help me. Ik weet niet, wat hier allemaal gebeurt of wat het doel van deze aanslag was. Ik twijfel nog even om de veiligheidsdienst er in te betrekken.'

'Je lijkt me bij wijze van uitzondering deze keer zeer oprecht, Joak,' zei Claudia Chabrol twijfelend.

'Als het om mijn eigen huid gaat,' merkte hij met een verbitterde stem op, 'dan ben ik meestal zeer serieus. Kom alsjeblieft zo snel mogelijk. Ik ben bang, dat het een tamelijk moei­lijk geval wordt.'

'Goed,' zei ze. 'Terrania City Space-port Hotel?'

'Ja. Ik geef de receptie wel de nodige instructies.'

'Goed. Het duurt ongeveer een half uur. Ik kom,' zei ze.

'Bedankt, Claudia,' murmelde Cascal. 'Je hebt een kilo truffels verdiend.'

De verbinding werd verbroken.

Cascal bestudeerde peinzend de handtas. Als het een bom was geweest, dan had men het allang kunnen laten exploderen. Maar dat had allemaal veel gemakkelijker gekund, want hij mengde zich regelmatig onder de be­volking van de stad. Daar had men hem al diverse keren gemakkelijk kunnen vermoorden. Anderzijds be­vond hij zich nu niet in Trade City op de planeet Olymp.

Hij stak gelaten een sigaret op. Daar­na opende hij voorzichtig het slot van de handtas.

Er gebeurde niets.

Hij klapte de flap op, trok de tas open en draaide hem vervolgens om. De gebruikelijke onbelangrijke din­gen vielen er uit.

Lipstick, schminkset, een portemonnee met zestig solar, achtenzeventig soli en een paar kredietkaarten. Een klei­ne computersleutel voor een gewoon slot, zoals in gewone huisdeuren werd gebruikt. En een map die vol zat met papieren en identiteitsbewijzen. Cascal opende alles en onderzocht de spullen. Het waren allemaal normale dingen, zonder ingebouwde valstrik­ken, bommen of trucs.

Daarna legde hij de inhoud van de tas voor zich neer op de tafel en opende hij de knip met identiteitspapieren. Er vielen een paar solarbankbiljetten en een klein notitieboekje uit, waarin een aantal namen stonden, die hem niets zegden. Er stonden ook een aan­tal visafoonnummers in. Het waren letters in plaats van getallen, mis­schien een kenwoord en daarna weer een reeks getallen.

Toen bekeek hij de foto's.

'Hm,' mompelde hij, waarna hij de huistelefoon opnam en de receptie liet weten, dat hij een dame, die Claudia Chabrol heette, verwachtte. Men moest haar meteen naar hem toebren­gen.

'Bedankt,' zei hij volkomen overbodig, nadat hij de hoorn had neergelegd.

Tien foto's, zo groot als een briefkaart. Kleur en driedimensionaal.

Hij bestudeerde ze goed, pakte ze daarna op en liep naar het raam om ze tegen het licht te bekijken.

Op drie foto's stond het meisje, dat nog steeds bewusteloos in zijn badka­mer lag.

Een keer met een uitdagende bikini aan de rand van een zwembad, een­maal in een wit broekpak - terwijl ze tegen een zware zwever leunde, en dan nog een keer in tenniskleding.

'Verdraaid apart type,' zei hij.

Ze had kort zwart haar.

'De volgende foto.'

De volgende twee foto's toonden een jongeman van ongeveer vijfentwintig, die er ook redelijk goed uitzag.

'Haar vriendje ...,' murmelde de ko­lonel.

Er volgden drie foto's, waarop een kleine jongen van ten hoogste vier jaar stond. Hij zat te midden van een groot aantal poppen, waaronder een bijzon­der lachwekkende Haloeter, een Blue en uitgerekend een met een fikse knaagtand uitgeruste Ilt, die kenne­lijk Gucky moest voorstellen.

'Nog twee foto's en misschien een stap verder,' zei Cascal.

Op de eerste foto stond Merceile, die voor hem zat - de opname kon nog maar een paar uur oud zijn en was gisternacht in Atlan Village gemaakt. Op de tweede foto stond Ovaron, die naast Cascal uit het ruimteschip kwam. Deze opname had men met behulp van een teleobjectief ge­maakt.

'Hmm!' bromde Cascal. 'Dat is nog eens interessant!'

Hij leunde achterover, vergeleek de foto's en kwam tot de conclusie, dat hij naast Merceile noch naast Ovaron een slechte indruk maakte.

Merceile, Ovaron en ... Cascal.

'Wat heeft dit te betekenen?' vroeg hij zichzelf af.

Hij werd uit zijn gedachten gerukt door de deurzoemer. Hij stond op, greep tijdens het lopen zijn wapen uit een kast en opende de deur. Claudia keek in de loop van de straler, waarna Cascal het wapen liet zakken.

'Ik deed dit uit voorzorg,' verzekerde hij haar. 'Momentje!'

Hij sloot de deur.

'Waar is het meisje?'

'Ze ligt lekker zacht op het tapijt van mijn badkamer,' zei Cascal. 'Geen be­groetingskusje, dr. Chabrol?'

Ze trok haar schouders op en liep naar de badkamer.

'Ik ben arts,' zei ze, 'en geen callgirl!' Ze had haar tas met spullen bij zich, zodat ze het meisje zou kunnen onder­zoeken. Cascal zag er geen heil meer in om verder te snuffelen in de handtas, zodat hij alle spullen terugdeed en de tas sloot. Hij had al onderzocht of er geheime vakjes in de handtas zaten, maar hij had niets kunnen ontdekken. Daarna haalde hij uit de bar een fles en twee grote ronde glazen, waarna hij er wat van de beste cognac, die er bestond, ingoot.

Met deze twee glazen in de hand liep hij naar de badkamer.

Toen Claudia naar hem opkeek, grijnsde hij.

'Wat medicinale alcohol, mevrouw dokter Chagall... pardon, ik wilde dit spelletje met het verwisselen van de naam niet meer spelen.'

Ze schudde het hoofd.

'Dit is erger, dan je had gedacht, Joak. Het meisje is bewusteloos. Dat is op zich niet zo erg... maar naar het schijnt, is ze geïnfecteerd met een dodelijk virus.'

Cascal goot de cognac in een keer naar binnen.

'Dat is net, wat we nodig hebben,' stel­de hij vast. 'Weet je al, wat het is?'

Ze schudde het hoofd.


 

8.

 

Een kamer in het Terrania City Spaceport Hotel, zeven juli, vijftien uur.

Na een intensief onderzoek, stond de arts op.

'Geef me dat glas eens, Cascal,' zei ze mat.

Ze dronk het glas leeg en hoestte, iets rood aangelopen op haar wangen. Toen kreeg ze zichzelf weer in de hand.

'Het meisje is bewusteloos. Zoals ik het nu zie, is het geen robot. De kristalspeld in haar nek bevatte een cap­sule draaggelatine - waarin een dode­lijk  virus was verwerkt. Dodelijk, maar niet voor mensen.'

Cascal dacht na.

'Niet voor mensen?' vroeg hij.

'Nee,' antwoordde ze. 'Wij zijn tegen alle besmettelijke ziekten ingeënt. De Aardse virussen kunnen ons geen kwaad doen.'

Cascal moest ineens aan de foto's, waarop hij en de Cappins stonden, denken. Hij schrok zichtbaar.

'Maar wezens uit een andere tijd of een ander gedeelte van het universum zouden eventueel door dit virus wel kunnen worden gedood?'

De arts knikte.

'Verdomme,' vloekte Cascal. 'Waarom is het meisje buiten bewust­zijn?'

'Daar zijn twee redenen voor te geven,' zei Claudia en keek naar de foto's, die Cascal haar liet zien. 'Op de eerste plaats heeft men haar opgejaagd, op de een of andere manier achterna gezeten... ze was dus opgewonden. De kristalnaald is door een knoeier afgeschoten. Daarbij komt, dat ze waarschijnlijk iets heeft geslikt om tot rust te komen. Dat middel heeft haar van haar stokje laten gaan.'

Langzaam trok Cascal de handschoe­nen uit, maar de arts weerhield hem door een handbeweging om dit te doen.

'Leg het meisje hier op de bank,' zei ze. 'En doe er dan wat aan!'

Cascal grijnsde grimmig.

'Natuurlijk. Je zult het zo horen,' merkte hij op.

Hij trok een van de handschoenen weer aan, liep naar de badkamer, tilde het meisje op en sleepte haar door de halve woonkamer heen naar een bank, legde haar neer en bekeek het meisje.

'Betoverend,' zei hij serieus.

'De mooiste vrouwen van Terrania City scharen zich om Joaquin,' merkte de arts niet geheel zonder sarcasme op. 'Heb je Merceile eigenlijk ook al versierd, sir?'

Cascal beet op zijn onderlip.

'Nee. Op de eerste plaats is het niet mijn type en op de tweede plaats weet ze zelf niet op wie ze zich moet storten: op onze grote man of haar kameraad Ovaron.'

'Interessant,' murmelde de arts. 'Jij ziet Merceile en Ovaron natuurlijk vaak. Ook buiten diensttijd, zoals ik zie.'

Ze bekeek nog eens de foto, waarop Cascal met het meisje in de bar zat.

'Ach, dat. Ik verklaarde het alleraar­digste jonge meisje het verschil tussen kunnen en willen. Ik neem aan, dat deze jongedame hier door iemand, die Merceile en Ovaron niet erg mag, tegen mij werd gebruikt. Ze moest mij als tussenstation voor het virus ge­bruiken.'

De arts met het donkere haar keek hem geïnteresseerd aan, waarna ze zwijgend knikte. Cascal ontvouwde zijn theorie, terwijl hij tussen de bank en de visafoon heen en weer sprong.

'En ik moest op mijn beurt de Cappin infecteren. Dat was het plan - en het virus had hen ongetwijfeld gedood. En wellicht ook gratis Takvorian daarbij. Wie van deze vijfentwintig miljard mensen komt in hemelsnaam op een dergelijk afschuwelijk plan?'

Claudia Chabrol haalde haar schou­ders op.

'Dit geval gaat mijn speurzin en moge­lijkheden te boven. Het spijt me zeer voor de jonge-dame, dat ze door de veiligheidsdienst onder handen geno­men zal gaan worden, maar... ik zie geen andere oplossing.'

Hij bleef voor de visafoon staan en koos een relatief kort nummer.

Het scherm vlamde op.

Cascal keek een zakelijk uitziende secretaresse in het gezicht, die een glin­sterende vulpen achter haar oor had zitten en hem verrast aankeek.

'Mijn naam is Joaquin Manuel Cascal. Kolonel in jullie dienst, schat. Ik moet, ik herhaal, moet Galbraith Deighton spreken. Het is belangrijk.'

'Heeft het iets met de gemeenschap­pelijke experimenten rond de satelliet te maken, kolonel?'

'Het zou al onze acties kunnen scha­den,' antwoordde Cascal serieus. 'Ik wacht op verbinding.'

Even later keken Deighton en Cascal elkaar aan.

Cascal vertelde met een paar woor­den, wat er was gebeurd.

'Ik heb eerst,' zei hij afsluitend, 'dr. Chabrol hierheen laten komen; je kent haar. Ze heeft haar werk laten liggen en is meteen hierheen gekomen. De verantwoordelijkheid voor de medi­sche analyse draagt zij.'

Deighton keek op zijn chronometer.

'Binnen vijftien minuten is een commando-eenheid bij jou. Laat niemand in de kamer komen, Joak. En breng Rhodan nog maar niet op de hoogte - hij heeft genoeg andere problemen.'

Cascal salueerde vluchtig.

'Uiteraard,' beloofde hij.

Joak zag, dat de arts haar instrumen­ten inpakte en de lege ampullen uit de injectiespuit wierp. Toen pakte hij de fles en schonk hij de glazen nog eens halfvol. Hij bleef voor het bewustelo-ze meisje staan en bestudeerde met een geveinsde wetenschappelijke interes­se het gelaat, daarna draaide hij zich om en zei:

'Ik heb dit meisje al eens eerder gezien. Niet echt bewust, maar er staat me iets voor de geest. Behoorlijk lang geleden ... en ook niet hier op de Aarde.'

Claudia keek hem peinzend aan. Op dergelijke momenten viel elke vorm van spot en ironie van Cascal af; hij reageerde snel en precies, als een ma­chine maar met meer gevoel voor intuïtie.

'Misschien was dat het plan wel,' zei ze zacht. 'Het meisje bezoekt je met eenof andere smoes, infecteert jou meteen onschuldig virus - onschuldig voor mensen.'

'Iemand moet de beide Cappins haten als de pest,' zei Cascal.

Nu wachtten ze op de groep experts van de solaire veiligheidsdienst, die het onderzoek zouden voortzetten.

'En jij zou bij de eerstvolgende gele­genheid, bijvoorbeeld bij het schud­den van een hand, Merceile en Ovaron infecteren.'

Cascal knikte.

Ze wachtten ongeveer een kwartier.

Het meisje bleef buiten bewustzijn, ademde regelmatig en terwijl ze in de hotelkamer wacht-ten, werkten Mer­ceile en Ovaron samen aan een plan, dat de satelliet zou vernietigen en de planeten moest redden. Ze vermoed­den niets van het gevaar, waarin ze verkeerden.

'Kan men ontdekken, waar dit virus vandaan komt, Claudia?' vroeg Cascal na een paar minuten.

'Theoretisch wel,' antwoordde ze. 'Of het in dit geval ook lukt, lijkt me twij­felachtig. We hebben een vakkundig laboratoriumonderzoek nodig.'

'Ik snap het.'

Toen Cascal ongerust de sigaret uit­drukte, klonk de deurzoemer. Hij liep, weer met het wapen in de rechter­hand, naar de deur, die hij opende. Er stonden zes personen voor de deur. Vier mannen en twee vrouwen. Ze waren in burger en niets wees erop, dat ze agenten van de solaire veilig­heidsdienst waren. Cascal kende ech­ter twee van de agenten persoonlijk.

'Cascal?' vroeg iemand.

Joaquin liet de groep binnenkomen.

'Cascal en gasten, genode en ongenode wel te verstaan.'

Heel snel en met professionele routine verdeelden de mannen zich over de kamer, terwijl ze naar het verhaal luis­terden. Ze onderzochten de slaapka­mer, haalden alles min of meer uit elkaar en inspecteerden zelfs het bad. Ze stelden veel vragen.

Toen kwam een van de twee vrouwen tot een conclusie.

'Als ik me niet vergis, dan kunnen we maar een ding doen,' zei de vrouw.

Cascal vermoedde het ergste.

'We nemen jullie en het meisje mee, waarna we de kamer verzegelen. Tot­dat we weten om welk virus het gaat, lopen we allemaal gevaar.'

'Goed,' zei Cascal.

Een half uur later was alles voorbij. Langzaam en nog steeds verwonderd, rolde Cascal de hemdsmouwen naar beneden en voelde hij op de plaats, waar de hogedrukspuit tegen de huid was geplaatst.

'Geraffineerd,' mompelde hij.

De arts, die hen allemaal had ingespo­ten, legde de spuit neer.

'We leven gelukkig niet meer in de twintigste eeuw,' zei hij zacht. 'We hebben betere methoden. Uw vermoe­den, of beter gezegd diagnose, was juist, collega.'

Claudia keek hem aan.

'U zegt het maar,' merkte ze op.

Men had het bewusteloze meisje op een brancard weggebracht en haar samen met alle ande-ren naar de dichtstbijzijnde kliniek gestuurd. Daar had men bij iedereen bloed afge­nomen. De computergestuurde dia­gnosemachines hadden hun werk ge­daan en vastgesteld, dat de kristal­naald een truc was.

Ze was onschuldig geweest en alleen maar een kleine wonde veroorzaakt.

Maar de huid van het meisje bleek geïnfecteerd te zijn.

'Wat heeft u vastgesteld, doc?' vroeg Cascal.

'Een gemodificeerde vorm van honds­dolheid met een incubatietijd van vijf­tien dagen. Pas na vijftien dagen had­den de Cappins last van ziektever­schijnselen gekregen.'

'Ik heb geen idee, wat hondsdolheid is,' zei Cascal, 'laat staan van een gemodificeerde vorm van deze ziekte. Kunt u dit misschien wat nader toe­lichten voor ons?'

De behandelend geneesheer knikte.

'U kunt een sigaret opsteken,' zei hij. 'Normaal wordt hondsdolheid ver­spreid, als een dolle hond een mens bijt. Het speeksel komt in de wonde, waardoor het virus zich door het bloed, dat door het lichaam stroomt, zich uitbreidt. Door het lymfestelsel komt het in het zenuwstel-sel van de mens en zou op een soortgelijke ma­nier ook gebeuren met de Cappins. Hun zenuwstelsel zou worden aange­tast. Wij zouden ze niet meer kunnen genezen.'

'Waarom?' vroeg een agent van de veiligheidsdienst ontzet.

'Het meisje fungeerde als drager. Dat wil in dit geval zeggen, dat haar gehele lichaam als virus gold. We hebben haar inmiddels dienovereenkomstig behandeld.

Een handdruk ... en Cascal zou het virus bij zich hebben gedragen en doorgegeven.

Onder andere ook aan de Cappins.

We hebben jullie allemaal ingeënt en behandeld. Jullie zijn nu geen drager van het virus meer. De minuscule bac­teriën, die zich in de huid en de zweetkanalen vasthechten, sterven na ze­ventig uur af.'

'Dat houdt natuurlijk in, dat ik drie dagen lang onder een brug zal moeten slapen,' bromde Cascal.

'Je kunt in deze toestand makkelijk een kou oplopen,' merkte Claudia snel op. 'Toevallig heb ik nog een luchtbed thuis.'

Cascal grijnsde en hij luisterde verder naar de arts.

'Na vijftien dagen zouden Merceile en Ovaron hoofdpijn hebben gekregen, waren ze onrustig geworden en erg gevoelig. Daarna breekt het zoge­naamde woedestadium aan - waarmee de onbekende aanvaller kennelijk heeft gerekend.

De spieren van de slokdarm, keel en ademhalingsorganen zouden kramp­achtig samentrekken, het drinken zou ondanks een brandende dorst onmo­gelijk zijn geworden. Het zien van iets drinkbaars zou ademhalingsstoornissen hebben veroorzaakt. Bij een der­gelijke stoornis zou Ovaron zijn ge­stikt. Als dat niet het geval zou zijn geweest, dan hadden verlammings­verschijnselen hem en zijn begeleid­ster om het leven gebracht. Jij en het meisje, Cascal, lopen geen gevaar meer ... tenzij je op je duim zuigt.'

'Dat nog niet,' antwoordde Cascal. 'Kunnen we gaan?'

'Ja.'

Een van de agenten stelde nog een vraag.

'Waarom is het meisje bewusteloos geraakt?'

De noodarts pakte het blad, dat de computer van de diagnose had ge­maakt, op.

'Het kalmerende middel, dat ze nam, was tamelijk sterk. De gedachte, dat ze door een viruskogel was geraakt, veroorzaakte paniek, een shock. De shock werd haar te veel. Ze heeft kennelijk een poos op u zitten wach­ten, Cascal, waarna ze naar de badka­mer ging om zich wat op te frissen. Daar is ze in elkaar gezakt.'

Cascal schudde het hoofd.

'Ik snap het niet,' zei hij. 'Twee dingen storen me. Waarom lopen wij als contactpersoon minder gevaar dan de Cappins?'

'Typisch een kolonel van de veilig­heidsdienst!' merkte Claudia op.

Cascal keek haar verbaasd aan.

'We zijn,' verklaarde ze hem, 'voor het vertrek van de eerste expeditie tegen bijna alle mogelij-ke ziekten en infec­ties ingeënt. Bovendien komen bij de vloot dagelijks routine-inentingen voor. Die zijn zelfs verplicht. Hetzelf­de geldt voor het instituut, waar ik werk. Daar komt onze weerstand van­daan.'

'Het gebeurt zo vaak,' murmelde de agent, die naast Cascal zat, 'dat we het automatisch vergeten. Maar ... Mer­ceile en Ovaron hebben geen weer­stand.'

'Vandaar,' sloot de arts af, 'dat we hen met een eerste tetanusinjectie niet hadden kunnen helpen. De infecties en het heilmiddel hadden tegenover elkaar gestaan. En ongetwijfeld had het virus gewonnen.'

Ze verlieten het vertrek.

'Nu begint voor ons het routinewerk,' hoorde Cascal een van de mannen zeggen. 'We moeten die waanzinnige zien te vinden.'

Een paar minuten later stonden Cas­cal en Claudia op straat. Langzaam liepen ze naar de instituutzwever van Dr. Chabrol.

'Een kort, maar zeer opwindend inter­mezzo,' bromde Cascal. 'Wie, bij alleplaneten, is zo waanzinnig om een dergelijke misdaad te bedenken.'

Claudia ging naast hem zitten. Hij bestuurde de zwever.

'Iemand, die de Cappins haat.'

'Waarom zou men de Cappins moeten haten?' vroeg Cascal.

Claudia trok de schouders op.

'Omdat ze hebben gefaald. Dat beeld leeft tenminste onder een groot ge­deelte van de bevolking. Ze hebben de satelliet niet kunnen vernietigen.'

De zwever voegde zich in de verkeers­stroom.

 

Acht juni, 's avonds negen uur, in de woonkamer van dr. Claudia Chabrol:

Ze zaten tegenover elkaar, de tafel hadden ze voor het geopende raam neergezet zodat ze op het park, waarin een wirwar aan bonte lampjes stond, konden kijken.

Tussen hen in stond een rijkelijk gedekte tafel.

'Op onze gezondheid,' zei Cascal en hij tilde het champagneglas op.

'Hetzelfde maar,' murmelde Claudia. In een koeltas zaten nog eens drie fles­sen. In een fles zat champagne, de andere aquavit en in de derde wodka. Het glas van Cascal was met een tien­de wodka en negentiende champagne gevuld. Op een grote schaal, die met halve eieren was afgewerkt, stond het geopende blik met het kostbare sevrugakaviaar.

'Daar gaat mijn soldij,' merkte Cascal op.

'En mijn werktijd,' zei Claudia en ze glimlachte.

Ze aten de geboterde toast, op het kaviaar lagen schijfjes citroen en Cas­cal voelde zich in een opperbeste stemming. Na het eten zouden ze nog een concert gaan bezoeken en aanslui­tend nog wat gaan wandelen. Boven­dien droeg Cascal nu een klein pistool onder de linker oksel bij zich.

Claudia dronk wat champagne.

'Men heeft het meisje vrijgelaten,' zei ze ineens. 'Ze kende jou van Olymp. Alhoewel ze behoort tot de klasse der best geïnformeerden, had ze contact met iemand, die alles over de Cappins wist.'

Cascal draaide aan de volumeknop van de muziekinstallatie. Zodiak Goradon met de twaalf vingers en de gitaar, waarop zestig snaren zaten, zong net In the Year 3535.

'Hoe weet je dat?' vroeg hij.

'Ik heb de veiligheidsdienst gebeld.'

Cascal knikte bewonderend. Iets dergeliijks had hij zich eerder op de avond al voorgesteld. Hij wees naar het blik kaviaar.

'Eigenaardig,' zei hij met een ernstig gezicht. 'Deze braambessenmarmelade smaakt vandaag weer verdacht veel naar vis!'

Claudia dacht, dat ze het niet goed had verstaan, maar toen ze de grijns op het gelaat van Joaquin zag, begreep ze, dat hij een grapje had gemaakt.

Tijdens het lied klonk de zoemer van de visafoon.

'Ga je gang,' zei Claudia en ze wees naar het apparaat.

Cascal drukte op de antwoordtoets. Tot zijn verwondering zag hij het gezicht van zijn directe comman­dant.

'Eet smakelijk,' zei Deighton. 'We zijn klaar. Het geval is opgelost.'

'Hoe?' vroeg Cascal. Deighton glimlachte, voordat hij het antwoord gaf.

'Snel en grondig.'

Cascal reageerde zoals de meeste iro­nische mensen op het sarcasme van de ander tamelijk onbeleefd.

'Naar ik aanneem met een portie vriendelijkheid van uw kant,' mom­pelde hij halfluid, 'zult u me dat onge­twijfeld wel wat nader willen verkla­ren, sir.'

'Het meisje van jouw buurvrouw in het appartement op Olymp,' ant­woordde Deighton. 'Herinner je je dat nog?'

Cascal knikte.

'Ze kwam naar het ghostsysteem om voor haar kleine broertje te zorgen. Van die foto, weet je nog wel?'

'Ja.'

'Een man, waarvan we de levensloop nog niet hebben onderzocht, was te­leurgesteld door de prestatie van de Cappins. Een toeval bracht deze twee mensen bij elkaar. Hij is de assistent van een arts en in de afgelopen dagen kwam een soort angstneurose bij hem op. Hij infecteerde het meisje met het virus en dwong haar om met jou contact op te nemen. De man wordt momenteel in een psychiatrische kli­niek onderzocht. Op zich dus eigenlijk een minder ernstig geval dan aangeno­men.'

Cascal ademde hoorbaar uit.

'En hoe gaat het met de beide Cappins?'

Deighton glimlachte opnieuw en hij gleed zijdelings uit het beeld.

'Goed,' zei Ovaron. 'We danken je, Cascal, voor de snelle reactie - hallo, dr. Chabrol.'

Cascal keek de Cappin aan over de rand van zijn glas.

'Dit is niet de plaats om charmant te gaan doen,' murmelde hij. 'Bovendien zouden jullie aan een plan werken, zodat we die satelliet eindelijk eens een keer kunnen vernietigen.'

Ovaron sloeg zijn handen boven het hoofd ineen.

'Cascal!' zei hij met dreunende stem. 'Je zult nog eens wat beleven! Binnen­kort vertrekken we opnieuw naar het verleden. Mijn plan is perfect - en gewaagder dan ooit een ander plan hiervoor!'

'Vooruit dan maar,' mompelde Cascal. 'Ga maar weer verder.'

Het beeld vervaagde.

Claudia hief haar glas op en glimlach­te tegen Cascal.

'Het verleden is heel mooi en interes­sant,' zei hij en schonk nog wat cham­pagne in, 'maar ik hou toch van het heden.'

Het werd toch nog een aangename avond.

 


Ook de moedige actie van Ovaron heeft niets opgeleverd. De doodssatelliet bestaat nog steeds en ze bedreigt nog altijd het voortbestaan van het zonnesysteem.

Er moet een nieuwe weg worden ingeslagen - en een nieuw plan om in de zonnevernieti-gingsmachine door te dringen.

De leidende personen van het zonne-imperium zijn in bespreking bij­een - en de Cappin Ovaron doet een riskant voorstel! Er moet een nieu­we tijdexpeditie worden ondernomen.

Wat hiermee wordt beoogd, beschrijft H.G. Ewers in het volgende nummer van Perry Rhodan. Het verhaal heet: HET COMMANDOBREIN.


 

Perry Rhodan 0444 - Werelden in angst
Perry Rhodan 0444 - Werelden in angst.htm