De zoon van Perry Rhodan - de meeste Terranen alleen bekend onder het pseudoniem van Roi Danton, koning der interstellaire vrije handelaars - laat zich niet tegenhouden. Op 16 december van het vorig jaar is hij met zijn speciale ruimteschip Francis Drake via een omweg naar de Kleine Wolk van Magelhaen vertrokken. Roi, die wist, dat in de KWM al acht ruimteschepen van de solaire Explorervloot spoorloos zijn verdwenen, is zo voorzichtig mogelijk bij het naderen van de kleine Galaxis. Toch kon het vrije handelaarschip, de Francis Drake, niet ontkomen aan de valstrik, die de onbekenden hadden opgesteld. Roi Danton en zijn metgezellen werden op Prison II, de gevangenisplaneet, gedropt en aan hun lot overgelaten. De dood werd hun voortdurende metgezel en ze voerden een wanhopige strijd om het naakte bestaan. Maar de mannen, die deze strijd overleven, staan nog ergere dingen te wachten. De vreemdelingen willen dat ook DE LAATSTEN VAN DE FRANCIS DRAKE hun menselijkheid verliezen!
HOOFDPERSONEN VAN DEZE ROMAN:
Perry Rhodan -De opperregent neemt het zekere voor het onzekere.
Burdsal Kurohara -Een ongeduldige Ertrusiër.
Roi Danton -Koning der vrije handelaars en zoon van Perry Rhodan.
Ontioch Anaheim, Barstow Hinshaw, Rasto Hims en Ereget Hamory -Paraplanten van de Francis Drake.
Ith, Reaucouer en Manton -Drie mensen, die in vreemdelingen veranderen.
Gucky -De muisbever opereert als gedachtenspion.
Hij voelde zich de leider van een groep halfdode wezens, die niets anders meer te verwachten hadden dan een zeer pijnlijk einde.
'Honderd en twee...' mompelde hij. Zijn ogen begonnen te branden.
Draaide hij zijn hoofd om, dan zag hij op het onregelmatig functionerende scherm het opper-vlak van de binnenzee en het kiezelstrand waar het wrak zijn laatste landing had uitgevoerd. Door de dunne luchtlagen, die lichtelijk beneveld waren, zag hij de met stenen bezaaide strook, die een halve kilometer diep en ontelbare kilometers breed was, daarna steil naar beneden liep en overging in de rotshelling, waar de trage golven van de verlaten zee tegen braken. Boven dit troosteloze tafereel lag de staalblauwe hemel van de planeet Prison II als een stalen deksel, die iedere seconde naar beneden kon vallen en de honderdtwee mensen verpletteren.
De afgelopen tijd was gekenmerkt door een keten van mislukkingen, teleurstelling en vernieling. En door de dood. De kille, cynische stem zei:
'Weet je, Roi, dat er nog maar honderdtwee overlevenden aan boord van ons trotse schip zijn?'
Roi keek de man, die voor hem zat en hem met koele, groene ogen aankeek, even aan.
'Ik weet het,' zei hij zachtjes. De intonatie was hopeloos.
Hij draaide zijn hoofd de andere kant op. Het scherm begon te flikkeren, er verscheen een vaag beeld op, werd donker en gaf dan weer een natuurgetrouwe afbeelding van de noordelijke oeverstrook. Daar woekerde de jungle, een groene, levende muur, die het schip van de rest van de planeet afsloot en kennelijk behalve dieren van allerlei formaat en vorm ook geheimen verborg, die de laatste mannen nog konden doden.
Roi Danton stond langzaam op en leunde tegen de stoel. Het zware meubelstuk was, zoals bijna alles aan boord, half kapot, had ook te lijden gehad van de gebeurtenissen.
De twee mannen keken elkaar zwijgend aan.
'Wat denk jij van de situatie, Hamory?' vroeg Roi toonloos.
'We zijn zo'n beetje aan het einde, Roi,' antwoordde Hamory.
De twee mannen bevonden zich alleen in de commandocentrale van de Francis Drake, die nu niets anders dan een wrak was. Het schip was tussen het kiezel en het oerwoud aan de binnenzee van deze troosteloze, marsachtige planeet geland en de mannen waren gestorven. De een na de ander. En de man, die nu tegenover Roi Danton zat, had daarbij toegekeken, want hij was de scheepsarts. Vroeger een Plophosische chef arts. Doktor in de medicijnen Ereget Hamory.
'Dat is,' zei Danton met dezelfde intonatie, 'een tamelijk beangstigend vooruitzicht. Ik moet me verzetten tegen het accepteren van de situatie zoals u hem voorstelt - anders zou ik moedeloos worden. De moed verliezen... dat kan ik me niet permitteren... Nu niet, Ereget!'
Hamory grijnsde kil.
'Laten we de dingen onder ogen zien, Roi,' antwoordde hij. 'Onder de overlevenden bevinden zich samen met Oro Masut, die ook vervangend bloed heeft gekregen, vijf milieuaangepasten. Die zijn intussen allemaal in een paraplant veranderd. Maar dat is nu juist het probleem, Danton,'
Dr. Ereget Hamory was een slanke, lange man, wiens rode haar er nu doffer uitzag, dan in het intense zonlicht. In het volle licht kreeg zijn haar altijd een stralende glans. Hamory's gezicht was smal en gedecoreerd met een aantal littekens; een zeer mannelijk gezicht. De scheepsarts was vijfenvijftig jaar oud en als je zijn naaste medewerkers mocht geloven, een fatalistisch ingestelde haantje de voorste. Er bevonden zich aan boord van dit schip alleen maar mannen, die zich in geen enkel schema lieten passen en het cynisme van Hamory paste wel bij ze.
'Ik moet je waarschuwen, Roi,' zei hij. 'Mijn diagnose mag sarcastisch en vreemd klinken, maar heeft het unieke voordeel dat hij geen illusies schept en waar is.'
'Zeg op!'
Danton wist: Dr. Hamory was moedig als geen ander, maar hij was ook niet bang om gewaag-de, wetenschappelijke experimenten uit te voeren, waarvan de gevolgen nog niet duidelijk waren. Hij riskeerde alles - of hij deed niets. Hij werkte met methodes, die halsbrekend waren en alles behalve conservatief, maar tot nu toe had hij succes gehad. En geluk...
'We hebben een handjevol toeval nodig, twee middelgrote wonderen en een redder, die uit het niets opduikt. Dat zou de situatie wel verbeteren,' bromde Hamory en ging met de dunne vingers van zijn rechterhand, die met de messen even handig wisten om te gaan als met een superzware desintegrator, over zijn kortgeknipte haar. Zijn baard was het resultaat van de dagen, waarin hij tot uiterst toe had gewerkt; hij tierde welig, maar dat kon Hamory niets schelen. Iedere keer als hij zijn hoofd omdraaide, krasten de haren van zijn baard over de kraag van zijn jasje.
'Overdrijft u of bent u een bijzonder gevoel voor humor aan het ontwikkelen, doc?' informeerde Roi.
'Beide niet. Ik beschrijf feiten. De paraplanten hebben vooral vers voedsel nodig. Het spul, wat we hier te knabbelen hebben, zal ons net zo vermoorden als die bloederziekte. Maar dat is nog niet alles. We zitten in een situatie, die zo hopeloos is, dat ik me best erin zou willen schikken.'
De mannen stonden tegenover elkaar als getergde wolven. De stemming in het wrak was ergens ver beneden het nulpunt beland, omdat er geen enkel vooruitzicht op hoop bestond. Daar kwamen nog bij het troosteloze beeld van de omgeving van het schip, de bijna kosmische eenzaamheid van de planeet en het woud, dat berstensvol gevaren scheen te zijn.
Danton liet zijn vlakke hand op de tafel neerkomen, veegde een paar papieren weg en wees toen naar Hamory.
'Luister eens, kerel!' zei hij zachtjes, maar zeer indringend. 'Geen enkele situatie is zo hopeloos, dat ieder spoortje van hoop ontbreekt. Goed, ik zie er nu ook geen gat in. Maar we zullen nu proberen, de dingen exact op een rijtje te zetten. En als je hem knijpt, zal ik je persoonlijk terugtrekken. Dus: probleem een - wat weten we van Burdsal Kurohara?'
Hamory stak de kleine luidspreker van de positronische stethoscoop in zijn oor en klopte met de nagels van zijn vingers ritmisch tegen de brede microfoon.
Pong... pong... pong.
'Wij weten niets. Hij kan dood zijn, op weg naar de aarde of in een penibele situatie zitten, net als wij.'
'Penibel! is toch niet teveel gezegd. Kijk eens naar buiten! Daar zie je onze kansen. Wat zie je?'
Danton kende het landschap uit zijn hoofd; hij had het na kunnen tekenen.
Een planeet, iets groter dan Mars. Zwaartekracht tweëentachtighonderdste van de normale Terraanse en de ademlucht was die van een vierduizend meter hoge berg. Iedere spanning veroorzaakte gebrek aan zuurstof. Daarbij lag de gemiddelde temperatuur rondom de achtenveertig graden celsius - een helse combinatie. De planeet draaide zich razendsnel in achttien uren en hooguit twintig minuten rond zijn eigen as en tegenwoordig duurde datgene, wat men hier als dag kon identificeren, tien uren. Een planetaire woestijn, die ronddraaide onder een zon, die pas tegen de avond in staat was om de voortdurende nevel te verdrijven, met oerwouden rondom de weinige binnenzeeën en vol dood, eenzaamheid en verstarring.
Prison II.
'Ik zie, dat ik jouw steun ook aan het verliezen ben.' zei Danton bitter. 'Wat moeten we doen? Gaan liggen en proberen waardig te sterven? Na alles wat we gedaan hebben?'
Opnieuw liet Hamory zijn kille grijns zien, die zo onecht was als de glimlach van een roofdier.
'Iets wat ons een heleboel werk en verdere teleurstellingen zal besparen.'
Danton was net zo geprikkeld als Hamory. De mannen hadden de afgelopen dagen de dood en het sterven van bemanningsleden meegemaakt, hun zintuigen waren afgestompt en de lethargie greep om zich heen. Er was maar een kleine aanleiding voor nodig: of de mannen lieten zich in volkomen wanhoop gewoon omvallen, of ze zouden met de taaiheid van dieren het laatste restje leven proberen te behouden.
Ze zwegen.
Dit zwijgen duurde ongeveer tien minuten, toen keek Hamory op.
'Ik voel me een wegwerpartikel, Roi,' zei hij. 'Wat moeten we doen?'
Roi draaide zich snel om en kreeg ogenblikkelijk last van een lichte aanval van duizeligheid. Hij leunde tegen de tafel en zei hard:
'Handelen!'
'Hoe?' vroeg de arts.
'Snel en bezonnen. Het wrak is nog lang niet vergaan en we leven nog. Waar leven is, zullen we het behouden. We gaan vechten. Ik begin hier en nu.'
Zijn ogen boorden zich in die van de arts.
'Ereget!' fluisterde Roi. 'We hebben alles, wat nodig hebben. Lucht, water, planten en dieren daar, in het oerwoud. En we hebben nog wapens. En we kunnen nog helder denken. Kom, we gaan aan het werk. Wat is volgens jou het eerste probleem?'
Hamory liet de lucht fluitend uit zijn longen stromen, daarna veegde hij over zijn voorhoofd. Hij liet een breed, vuil spoor achter.
'Thema: Paraplanten. Ik behoorde tot de staf van het Plophos-team dat voor de eerste keer het experiment uitvoerde met het bloed vervangen van de zogenaamde vetplanten. Ik weet, dat er complicaties zullen zijn. We hadden nog geen exacte statistische berekeningen uitgevoerd, maar ik weet, dat normaal geboren mensen verschillend reageren op het symbioplast.'
Danton schrok.
'Wat wil dat zeggen, doc?' vroeg hij hees.
'Velen zullen het kunnen verdragen, anderen zullen eraan sterven.'
Hamory trok deze conclusie met de bijna onverstoorbare rust van een man, die dagenlang stervende mensen om zich heen had verpleegd. Hij was een koele denker, die zijn gevoeligheid probeerde af te reageren door zeer spitse formuleringen en om die reden cynisch was als anderen schrokken en zwegen.
'Hoeveel?' vroeg Roi hard.
'Een behoorlijk deel zal sterven,' verzekerde Hamory hem kalm. 'De glansrol van de Francis Drake is uitgespeeld. Met doden kun je slecht vliegen.'
'Verklaar je iets nader,' zei Roi. 'En iets minder gelaten.'
Hamory spreidde zijn vingers en balde zijn handen tot vuisten, in een schijnbaar zinloze herhaling.
'De incubatietijd na een plasmatransfusie bedraagt volgens onze laboratoriumervaringen gemiddeld vijftien dagen. Sinds het verwisselen van het bloed zijn er dan intussen dertien dagen verstreken. De situatie, mijn koning, wordt kritisch als een atoomreactor.'
Danton knikte.
'De situatie wordt bemoeilijkt door het feit, dat paraplanten niet kunnen leven met geconser-veerde voedingsmiddelen en chemische stoffen. Ze hebben verse, ongeconserveerde, niet ingedroogde en vitaminerijke voedingsmiddelen nodig. Met het geconcentreerde voedsel alleen zou de bemanning zich jarenlang kunnen voeden. Maar ze zouden er niets aan hebben. Zoals je zelf al kunt vaststellen, beginnen er ernstige stofwisselingsstoornissen op te treden.'
Danton begreep langzaam wat voor rampen nog verder op ze lagen te wachten.
'Wat stel je voor als oplossing?' vroeg hij.
'Een jachtpatrouille,' zei de arts. 'En zo snel mogelijk. Bovendien nog enkele maatregelen, die iets genuanceerder zijn.'
Het bloedsymbiont, dat zo goed als onkwetsbaar was en de paraplanten veranderde in ware biologische verrassingen, kon de algemene weerstand van de stofwisseling ten opzichte van de voedingsmiddelen uit de scheepsvoorraad niet overbruggen. Vooral de volkomen wa-terloze vleesconserven, die keihard geworden waren en met water zacht gemaakt moesten worden, werden zeer slecht verdragen. De honderdtwee mannen zouden eventueel verhongeren, terwijl de meeste voorraadkamers van het schip gevuld zouden blijven.
'Hoe luidt de exacte diagnose van een arts?' informeerde Danton en keek naar het oerwoud, dat mysterieus en afschrikwekkend een duidelijke grens vormde.
'We zullen allemaal last krijgen van de meest gemene storingen in de stofwisseling, als we die niet al tenminste hebben. Samen met de levensvoorwaarden op deze planeet zal ons dat binnen enkele dagen naar het graf slepen.'
Langzaam werd het beeld duidelijker.
'Goed,' zei Roi langzaam. 'Vermoedelijk zullen de milieuaangepasten en wij beiden, die... tenminste jij, omdat je een Plophosische erfenis hebt, niet zo in gevaar zijn, of koester ik hier valse hoop?'
Ereget Hamory schudde vertwijfeld zijn hoofd.
'Misschien. Ik weet het niet. Heb jij misschien ook Plophosische ouders, Roi?'
Roi grijnsde en antwoordde:
'Dat zeggen ze, ja. Ik weet het niet zo precies.'
Hij zag het twijfelende gezicht van de arts en knipoogde, toen rechtte hij zijn rug.
'Genoeg gepraat,' besloot hij. 'Laten we handelen. Ik stel vier commando's samen en jij zorgt voor de rest van het werk. En terwijl de jagers proberen om daar in de jungle iets voedzaams te vinden, slaap je een paar uur.'
'Nee,' zei Hamory hard. 'Ik zal een paar experimenten uitvoeren, om exacte toxicologische onderzoekingen te kunnen uitvoeren. Per slot van rekening is deze planeet, voor zover wij weten, voorzien van voldoende dodelijke kiemen om een heel imperium te kunnen vernietigen.'
'Ja, doe dat, dokter!'
De twee mannen gaven elkaar een hand, daarna verliet Hamory het vertrek. De meeste installaties van het schip functioneerden nog, maar in een wrak bewoog je je onzeker voort. De arts gebruikte niet de antizwaartekrachtkoker, maar de trappen en de gangen.
Ze hadden het wrak zo goed en zo kwaad als dat ging afgesloten.
Wie aan boord wilde komen, moest een barrière passeren. Een paar wachtposten controleer-den de ingang van de poolsluis en Danton ging langzaam lager en lager. Hij had de meeste mannen bij elkaar gelegd, zodat het overzicht niet verloren ging, maar sommige patrouilles zochten nog wapens, probeerden moeizaam en met middelen, die ze aan boord nog hadden, kapotte plekken in het energienet te repareren. Roi verzocht op zijn lange, langzame tocht door het schip in totaal tweeëndertig mannen bij zich te komen in een van de leegstaande magazijnen en na een half uur stond hij voor de mannen.
Met een paar woorden legde hij uit hoe dringend het probleem was.
'Ja, Oro, neem de leiding van een jachtpatrouille op je. Omdat ieder van jullie het voedsel van vijf van je kameraden kan meeslepen, verzoek ik jullie om niet meteen reuzensauriërs mee te brengen. Ik hoop dat jullie weten wat dat betekent.'
Oro Masut, zijn lijfwacht, was in een zeer efficiënt en niet meer helemaal schoon scheepsuni-form gekleed. Hij controleerde zijn wapens en knikte.
'Doen we, koning,' zei hij. 'Hoelang moeten of mogen we blijven?'
Roi dacht even na.
'Dat geldt ook voor de andere drie groepen: Nu is het sinds een uur licht. Maar kom nog voor de laatste lichtstralen terug, want we willen het schip gesloten houden. Schiet alsjeblieft verschillende soorten dieren. Alles duidelijk, nog vragen?'
De reusachtige Ertrusiër schudde zijn hoofd.
'Je kunt op ons rekenen,' zei hij. 'Kom, jongens!'
De vrije handelaars, die anders de meest ongedisciplineerde bende vormden, die ooit tussen de sterren door gevlogen was, wisten waar het om ging en handhaafden een vrijwel voorbeeldige discipline.
De eerste groep, acht man, verliet het schip. De wachtposten, die zich niet helemaal happy voelden, keken ze zwijgend na en ook de tweede groep, die zich een weg baande over de driehonderd meter tot aan de jungle door het kiezelsteen, de zandduinen en de manshoge rotsen. Zestien man, verdeeld over twee groepen, moesten proberen om vlees te brengen. Vers, vitaminerijk en calorierijk vlees voor de paraplanten.
Deze acht mannen belichaamden vijfentwintig procent van hun kans op redding.
'En jullie,' zei Danton en keek naar de mannen, die nog om hem heen stonden, 'jullie zullen de tuinlieden van Prison II zijn. Probeer vruchten en planten te vinden, die er voedzaam uitzien. We zullen testen of ze ook eetbaar zijn. Ik zie, dat jullie je netten al hebt meegenomen, kom alsjeblieft terug voor de nacht aanbreekt, en...' Hij zweeg even. 'Let goed op! Jullie weten waar we door bedreigd worden!'
'Goed, chef,' bromde een van de mannen. 'Komt voor elkaar.'
Danton wees naar de jungle.
'Ga! En als jullie in gevaar zijn, kom dan onmiddellijk terug!'
Ze beloofden het en verlieten het schip.
Roi Danton bleef in het half vernielde schip achter. Tussen de stalen wanden en platen heerste een zelden gekende rust. Het schip leek wel wat op een stalen lijkkist, een dodenschip. Eens had het een bemanning gehad van negenhonderd koppen - ongeveer eennegende van de mannen leefde nog.
Meer dan honderd mannen, die zich steeds ellendiger voelden worden, nooit verzadigd raakten, last hadden van aanvallen van zwakte en zich met behulp van medicijnen voortbewogen. Ze klaagden over pijn in hun leverstreek, kromden zich, als hun milt begon te tieren en hadden moordende aanvallen van pijn, die uit een niet nader te lokaliseren plek in hun ingewanden kwam. Aanvallen van duizeligheid en storingen aan het gezichtsvermogen kwamen er bij en Roi wist, dat het leven van hen allen werkelijk aan een zijden draadje hing.
Tien minuten later was hij in het laboratorium van Dr. Hamory.
'Hoe gaat het?' vroeg hij droog.
Hamory wees op de opstelling van de instrumenten en testapparaten.
'Ik ben bijna klaar,' zei hij. 'Ik heb natuurlijk wat tijd nodig om een en ander in te stellen. Waar is het vlees? Waar zijn de Prison II-peren?'
Danton tikte tegen zijn voorhoofd.
'Ongeveer een half uur geleden zijn tweeëndertig mannen naar buiten gegaan en ik weet niet hoeveel er terug komen. En ik kan werkelijk niet zeggen, wanneer ze, met hoeveel buit terug komen. Ik hoop nog voor zonsondergang.'
Hamory streek met zijn antiseptische gummihandschoenen over zijn kin. Dat gaf een geluid alsof er een mes over een slijpsteen werd gehaald.
'Ik schijn werkelijk nog tot slapen te kunnen komen. Op dit moment is er in het schip een gevaarlijke rust ingetreden.'
'Hoe bedoel je dat?'
'Nou niets opwindends. Situatie met de zieken onveranderd, geen rechtstreeks gevaar en geen verandering in de toestand. Mijn afdeling, moet ik zeggen, is door de Gurrads het minst geteisterd. Alles functioneert vlekkeloos.'
Hij wees naar de royale installaties van de grote laboratoria in de Francis Drake. Toen knikte hij.
'Goed. Ik ga even slapen. We zien verder en weten meer, als de patrouilles terugkomen. Wat doe jij, Roi?'
In ieder geval iets, wat ik heel goed weet, dacht Roi.
'Ik doorkruis met een groepje van tien technici het hele schip en probeer te vinden, wat we misschien kunnen gebruiken. We zullen systematisch te werk gaan en beginnen in de bovenste koepel.'
'Ben je niet moe?' vroeg de arts.
'Nou en of,' antwoordde Danton. 'Maar deze klus is belangrijker dan slaap.'
Hij stak zijn hand omhoog en verliet het laboratorium, dat naast de grote ziekenboeg van het wrak lag.
Oro Masut en zijn zeven partners baanden zich een weg tussen de slingerplanten door. Natuurlijk waren er vanuit het schip al de eerste dagen van het gedwongen verblijf een paar marsen ondernomen; twee paden waren nog zichtbaar. Men had een verrassend groot aantal dieren gevonden, van sauriërs tot kleine diertjes, zoiets als de Terraanse konijnen. Plantene-ters en roofdieren, die hier de jungle rondom de binnenzee bevolkten. 's Nachts hoorden de apathische overlevenden de kreten van grote dieren en het gekraak van het struikgewas tot in het schip.
Masut stak zijn hand op, greep een terugverende tak en bukte zich.
'Halt!' zei hij zachtjes.
Hij draaide zich om en keek naar de gezichten van de uitgemergelde, uitgeputte en half zieke mannen.
Ze liepen naar hem toe en vormden een halve cirkel.
'We hebben hier in de jungle tot nu toe geen echte intelligentie of halfintellegentie kunnen vinden,' zei de Ertrusiër. 'Van de andere kant hebben we een duidelijk omschreven opdracht: We moeten zoveel mogelijk buit mee terugnemen. Schiet alsjeblieft alleen op dieren, die we niet ver hoeven te achtervolgen, want dat redden we niet meer. En leg ook alleen zulke dieren neer, die een van ons kan dragen. Dus maximumgrens een kilo of vijftig.'
'Duidelijk,' zei een boer.
Voor ze, aan het oog onttrokken door een groene wand, die verder bestond uit rottende boomstammen en grillige lianen, klonk een afgrijselijk geluid. Geschreeuw, dat klonk als het getrompetter van vele olifanten, een gebrul, dat aan startende schepen deed denken en daar tussendoor het gekraak van droog hout.
Grijnzend zei de Ertrusiër:
'Vermoedelijk zijn deze types een beetje te groot voor ons. Let er ook op, dat we niet van achteren aangevallen worden.'
De achterste man knikte.
'Kom op, voorwaarts!'
Masut stak zijn hand op en de karavaan bewoog zich verder, deze keer zwijgend en met schietklare stralers. Het eerste schot, na nauwelijks vijf minuten afgevuurd, haalde een aapachtig dier met een groen vel en met blauwe wilde manen uit een boom. Het viel vlak voor Masuts voeten neer en de reus gooide de buit over zijn rug. Van dit type kon hij er nog wel een paar meeslepen. Toen hoorde hij aan het eind van de patrouille iemand snel achter elkaar twee schoten afvuren. Een boom begon te roken en een reusachtige schildpad, meer dan mansgroot, draaide om en vloog met zijn gehavende schild door het struikgewas. Hij liet een open ruimte achter, alsof er een Shift door het struikgewas was geraasd.
'Ook te groot,' mompelde de schutter.
Masut oriënteerde zich op de zon en sloeg af. Hij was van plan om de patrouille in een grote boog, ongeveer een kilometer lang terug te brengen naar de rand van de kiezelzone en zo dus weer in de buurt van het schip. Op die weg zouden ze voldoende wild neerleggen. Het geluid van een titanenstrijd schuin opzij van de patrouille werd zwakker en uit het ge rochel bleek, dat een reusachtig roofdier een even groot slachtoffer had gevonden.
De mannen schoten om en om, lieten zich rugdekking geven en drongen het dichte struikge-was binnen, om de buit op te halen. De rijkdom aan dieren was zeer groot; het wemelde letterlijk van kleine en superkleine dieren die kennelijk als zoogdieren gebouwd waren maar dat zou pas blijken uit latere onderzoeken.
De hoge temperatuur, het verdampende water en de dunne lucht waren de metgezellen van deze vreemde safari. De acht mannen - en ook de vierentwintig mannen van de andere drie patrouilles - zweetten, vloekten en vochten zich stap voor stap een weg door de jungle.
Kleine diertjes kropen in hun scheepspakken, staken en zwermden rond hun hoofden.
Ze werden overspoeld door water uit omkiepende bladeren.
Steeds opnieuw viel er weer een dier uit de takken of zakte in elkaar op een van de kleine, open plekken.
'Hé, Masut!' riep er tenslotte iemand.
De Ertrusiër draaide zich om.
'Wat is er?'
'Je weet, dat er achter deze bosrand een savanneachtige woestijn begint. Gaan we daar ook nog heen?'
Masut schudde snel zijn hoofd.
'Nee,' zei hij langzaam en telde langzaam de buit. Alle mannen hadden minstens twee dieren; tenslotte stelde de Ertrusiër vast, dat het vijftien verschillende soorten waren.
'Nee, dat zou op de eerste plaats te gevaarlijk zijn en op de tweede plaats te lang duren. We zijn over ongeveer een uur weer aan de rand van de jungle.'
'In orde, boss!'
Zwijgend stapten ze verder.
Dertig minuten verstreken. Vier dieren, onder andere een groot gazelleachtig creatuur, met een soort schopvormige gewei werd neergeschoten. Een dierenpad voerde de mannen zigzag door het struikgewas. Ze zweetten en vloekten, haalden insecten uit mouwen, uit de opening van hun hals en uit de zomen van hun pakken. En tenslotte stopte de Ertrusiër.
'Verduiveld!' bromde hij en bukte zich.
Hij betastte met zijn vingers de omtrekken van een spoor. Dat kon eventueel afkomstig zijn van een hagedis, die niet groter was dan een aardse reuzenschildpad. Het vreemde was de diepte en de scherpte van de achtergelaten sporen. Klauwen en tenen waren twintig centimeter diep in de leemachtige bodem van de jungle geperst, alsof het een machine was. Het feit, dat de bodem van het spoor droog was, bewees dat het dier pas verbazend korte tijd geleden langs gelopen was. Was het voor de mannen gevlucht?
De reusachtige Ertrusiër haalde tenslotte zijn schouders op en kwam weer overeind. Voor het ogenblik was deze observatie niet belangrijk; misschien kreeg hij later een bepaalde betekenis.
'Goed!' zei hij luid. 'We gaan terug naar het schip!'
De bemanning baande zich een weg door de rand van de jungle, over de stenen en het kiezel, tussen de reusachtige rotsblokken door naar de enorme bol toe, die vlakbij het water stond. Overal zag je sporen van de vernieling, die veroorzaakt was door de Gurrads.
Uitgeput bereikten de acht mannen het schip.
2.
Hamory had in zijn laboratorium uit de mogelijkheden op technisch en bio-natuurkundig gebied, die hem ter beschikking stonden, een experimentele installatie gecreëerd, die effectief beloofde te zijn. Vlees uit verschillende parten van het dier lagen klaar het eerste experiment was al gaande. Naast de arts stond Roi Danton en bekeek de gebeurtenissen zwijgend en peinzend.
Hamory keek even op.
'Denk nou niet,' zei hij waarschuwend, 'dat deze onderzoekingen ten eerste snel zullen verlopen en ten tweede, dat we hiermee alles definitief zullen kunnen ophelderen.'
Danton knikte zwijgend.
In een sleuf van de scheepscomputer werden de gegevens gestopt, die betrekking hadden op het menselijke metabolisme. De testpreparaten passeerden een reeks experimentele installa-ties, waarin het water eraan werd onttrokken - men onderzocht de vloeistof van spierweefsel, van celstructuren en van zenuwsubstantie van de neergeschoten dieren. Al deze onderzoeks-procedures leverden een handvol informatie op, die via de aangesloten codeerapparatuur in de computer terecht kwamen. Daar werd alles geëvalueerd. Dat was een langdurig en tijdrovend proces.
'Hoever zijn je helpers?' vroeg Danton kortaf.
Van de experimenten en van de vergelijkende analyse hing het leven af, het leven van meer dan honderd mensen aan boord van dit wrak. De vier groepen waren intussen teruggekeerd en de mannen beladen met geschoten dieren of vruchten, waren bij hun binnenkomst in het schip onderworpen aan de gebruikelijke tests.
Een van de assistenten, half verborgen achter de buizen en leidingen van de experimentele installaties op de tafel, gaf snel antwoord in plaats van de arts.
'Alle negenendertig geschoten dieren zijn doorgenomen. We hebben ze als normaal wild behandeld en geprepareerd. Na de experimenten kan wat mij betreft een gelag plaatsvinden.'
Hij lachte bitter.
'Goed,' zei Roi. 'We hebben overigens helemaal boven in het schip een paar dingen gevonden, die eigenlijk vernield hadden moeten zijn. Merkwaardig. Een paar patrouilles zoeken verder. '
Kleine vlammetjes brachten oplossing aan het koken. Een centrifuge draaide zoemend rond en een ander apparaat produceerde tikkende geluiden. Ergens kletterde iemand met stalen instru-menten tegen een porseleinen kolf en uit glazen Erlenmeyers stegen verschillende kleurige dampen op. Het rook onaangenaam, bitter en vreemd.
Langzaam verstreken de minuten en steeds meer informatie werd aan de computer doorgege-ven. Tenslotte spuwde een schrijfelement een lange plastic strook uit. Hamory en Danton sprongen op, stormden op het toestel af en lazen de waarden af.
'Wat wil dat zeggen?' vroeg Danton en begon bang te worden voor een van de mogelijke antwoorden.
'Het betekent niets anders dan dat er in het vlees van preparaten maar een spoor van gifstoffen aanwezig is, die het wel niet oneetbaar maken, maar wel tot een gevaar voor ons. We zouden eraan sterven, ook al zouden we het met smaak opeten.'
'Ik begrijp het. Alle dieren van dit type zijn gevaarlijk!'
Hamory verbeterde de koning der vrije handelaars.
'Niet gevaarlijk, Roi - dodelijk!'
De andere assistent stond op en verdween in het belendende vertrek. Toen de deur achter hem dicht viel, waaide er een ijzige wind door het laboratorium, die de beide mannen deed huiveren.
'Dus alle dieren van dit type worden vernietigd,' concludeerde Danton.
'Ja, precies.'
Een van de schuifdeuren, die toegang gaf tot het laboratorium, rolde snel terug. In de donkere opening zag men de donkere gezichten van drie mannen en de drie gestaltes stapten in de lichtcirkel van de lamp. Danton hoefde maar een keer te kijken. Hij wist wat het betekende.
'Het begint, Danton,' zei een van de mannen.
Twee van hen, uitgeput en mager, droegen een derde, wiens armen over hun schouders lagen. De man kronkelde geluidloos van pijn. Zijn ogen stonden wijd open en zijn gezicht was met zweet bedekt. Uit zijn lippen sijpelde een smal bloedstroompje; de man had zijn tanden in zijn lippen geboord.
'Snel,' zei Ereget Hamory en wees naar links. 'Daarin.'
Hij rende om de tafel heen en deed een deur open. Zijn arm schoot naar links en in de ruimte daar achter floepten de lichten aan. Danton zag een gedeelte van de ziekenboeg en het steriele wit van bedden en instrumentenkasten.
De twee helpers sleepten de zieke de ruimte in en legden hem voorzichtig op een bed. Nu begon de man te kreunen, trok langzaam zijn benen in en vouwde zich op. Hamory rende naar een van de kasten, zocht met koortsachtige vingers een medicijn en een injectienaald, plaatste de ampul op de naald en liep naar de zieke toe. Hij hield hem vast, plaatste de injectienaald op zijn lichaam en drukte op de knop. Het snelle medicijn werd door de huid van zijn elleboog in zijn bloedsomloop gejaagd en verspreidde zich binnen anderhalve seconde.
Danton bleef tussen het laboratorium en de ziekenboeg instaan en voelde zich meer dan onzeker en overbodig. Hij kon een heleboel dingen, maar op deze plaats scheen hij gedegradeerd te worden tot passief toeschouwer.
'Ga je door?' vroeg hij zachtjes, toen de assistent met een nieuw aantal weefselproeven het laboratorium in stapte.
'Ja,' zei de man. 'Hamory heeft alles zo geregeld, dat de toxicologische tests zonder oponthoud en bijna automatisch plaatsvinden. We hebben net vier van de geschoten dieren afgezonderd - onbruikbaar.'
'Dat heb ik gemerkt. En kennelijk komt nu ook de tweede catastrofe op ons af. Mannen zullen sterven, als we niets kunnen doen,' zei Danton. 'Ik verzoek u zo snel mogelijk te werken. U weet wat er op het spel staat!'
De assistent wees ergens heen en antwoordde:
'Het verzamelde fruit en de groenten worden al gecatalogiseerd. De preparaten zijn net klaar gemaakt. Over tien uur hebben we alle resultaten.'
Ook de stem van deze man bespiegelde de algemene stemming aan boord.
'Goed. Ik ga naar Ereget,' besloot Danton. Hij had zich sinds dagen niet meer zo ellendig gevoeld. Het besef van volkomen hopeloosheid verlamde hem letterlijk.
Honderdtwee mannen...
Ze waren hier in de buurt van het manschappendek verzameld. De meesten van hen zouden de komende uren en dagen instorten, net als de boer, die ze net hadden gebracht. En velen, vermoedelijk allen, zouden sterven. Misschien bleven er maar drie of vier mannen van de Francis Drake over. Danton zou, mocht hij een van de weinige overlevenden zijn, zijn levenlang deze dag niet kunnen vergeten. Dat was nog een bitter besef dat hem schokte. Als alle toxicologische tests zo eindigden als de eerste reeks, dan... hij maakte geen eind aan die gedachte.
Hij bleef naast het bed staan.
'Waar komen deze mannen vandaan?' vroeg hij aan Hamory, die aan het hoofdeind van het bed stond, en ongeduldig wachtte totdat de man volkomen ontkleed was.
Hamory zei, zonder zijn hoofd om te draaien:
'Ik kon voorspellen, wanneer de eerste symptomen van de gebreksziekten zouden optreden. Om die reden heb ik een groep van artsen en medisch geschoolde mannen gevormd, die groot genoeg is om tweemaal twaalf uur te werken. Technisch gezien kunnen we alleen nog maar verrast worden door de omvang van de catastrofe. Mij verbaast niets meer.'
Danton leunde tegen een medicijnkast en betastte met stijve vingers zijn lichaam.
Hij voelde geen pijn, ook geen opvallende veranderingen van de lever onder de gladde stof van zijn scheepsuniform. Hij vermoedde, dat Hamory en hij, net als de vijf milieuaangepas-ten, tot de overlevenden zouden behoren. Het bloedsymbiont kon de lichamelijke chemie van de menselijke ruimtevaarders niet verwerken - en iedere minuut kon een van de andere mannen binnengebracht worden.
Ereget Hamory zette zijn speciale stethoscoop aan en boog zich over de half bewusteloze zieke. Hij betastte de leverstreek, gaf een teken en maakte een paar opnames met een scherp beeldapparaat. Daarna, na een langdurig en geruisloos onderzoek, dat alleen werd onderbroken door het doffe gekreun van de zieke, richtte de arts zich weer op.
Hij knikte langzaam en zei:
'Het is, waar ik al bang voor was. De leverfunctie is gestoord en de alvleesklier functioneert niet normaal meer. Bovendien is de milt groter geworden. Ik heb deze symptomen onder de paraplanten al gevreesd, Danton.'
Roi staarde Hamory aan en vroeg snel:
'Wat kunnen we doen? Hoe kunnen we helpen?'
Hamory wreef over zijn ogen en streek over zijn korte haar, daarna haalde hij zijn schouders weer op.
'Een deel van de mannen zal gered worden door levend, vitaminerijk en sporenrijk voedsel. Een deel slechts. Jij en ik en de vijf milieuaangepasten zullen vermoedelijk niet ziek worden. Maar die mannen, die in allerijl met het bloed van de vetplanten zijn voorzien, zullen reageren. Die reactie betekent een kwellende dood. Ik heb deze man volgepompt met zo'n grote dosis antipijnmiddelen, dat de kritieke waarde is bereikt. Ik heb tijd nodig om na te denken - en alles, wat we doen, zal een soort wedren worden.
Hamory zocht een reeks medicijnen op, waarmee hij de injectienaald vulde en overwoog:
In korte tijd liep de incubatietijd van de paraplanten definitief af.
Omdat de bloedsymbionten niet in staat waren om het voedsel in contact met het menselijk lichaam op de juiste manier te verteren, kon je ze in bescheiden omvang door bewuste injecties van speciale medicijnen ondersteunen. Of dat hielp, was niet zeker. Hamory zou doen wat hij kon.
Hij plaatste de injectienaald op het lichaam en joeg de inhoud door de bloedsomloop. De zieke verroerde zich zelfs niet en toen draaide Hamory zich om naar zijn helpers.
'Jongens,' zei hij en zijn stem klonk heel anders dan cynisch, 'Jullie zullen nu moeten begin-nen om jullie laatste kennis te mobiliseren. Vijfennegentig mannen zijn in gevaar. Ik verzoek jullie om in twee ploegen te gaan werken. Haal ogenblikkelijk iedere zieke hierheen; we hebben voldoende plaats. Ik zal me tot aan de instorting moeten wijden aan het onderzoek.'
'Welke therapie, Hamory?' vroeg een assistent-arts, een jonge man met borstelige wenkbrauwen.
'Eerst laten uithoren. Dan intraveneuze voeding met simpele elementen. Infusies van druivensuiker, zoutoplossingen, enzovoorts. Misschien hebben we een kans.'
'Goed. We zullen erop letten.'
'Als jullie me nodig hebben,' zei Hamory, 'kunnen jullie me hier vinden. Ik ga in een van de noodbedden liggen wachten. En nu: Terug naar het toxicologische onderzoek.'
Hij nam afscheid van de tien mannen, die rond het ziekbed stonden en liep naast Roi langzaam terug naar het laboratorium. Daar werden ze opgewacht door een atmosfeer van rook en geuren, rook en walm, geluiden en paniek.
'Chef!'
De assistent trok een gezicht, dat het ergste deed vermoeden...
'Ja, weer negatief?'
'Ja. Ook de tweede test is negatief. We zullen het niet kunnen verwerken. Er zit een nog onbekend stofwisselingsafvalproduct in de celvloeistof, dat het vlees letterlijk vergiftigt.'
Hamory en Danton staarden elkaar zwijgend aan. Iedere seconde van deze waanzinnige dag scheen een nieuwe teloorgegane hoop te betekenen.
'Hoeveel dieren?' vroeg de arts.
'Vier,' antwoordde zijn assistent.
'We gaan verder. Tot er geen draad vlees meer over is. Ik durf er vergif op in te nemen, dat het laatste exemplaar of het voorlaatste voor ons voedzaam en gezond is.'
De arts grijnsde en ging weer aan het werk.
'Kan ik iets doen?' vroeg Danton hard, hoewel hij bijna van het tegendeel overtuigd was.
'Nee,' antwoordde Hamory kil. 'Ga het schip uit en kijk of ze een Jet of een of ander voertuig klaar kunnen zetten. Deze planeet vermoordt ons zeker en we moeten gebruik maken van de kans om hem te verlaten...'
De assistent ging verder:...
'... en hoe klein hij ook is!'
'Juist. Deze kans is meer waard, dan alle andere pogingen. Probeer het, Roi, probeer het. Het zal jou en de anderen ook wat afleiding geven.'
Roi knikte en verliet de ruimte.
Achter hem ging het onderzoek door. De drie mannen in het laboratorium probeerden, om onder een aantal vleesmonsters een enkele of misschien twee te ontdekken, die voor het gecompliceerde metabolisme van het vervangende bloed, dat in werkelijkheid een symbiont was, toereikend zou zijn. Daarbij kwamen nog de ongeveer veertig verschillende planten en vruchten die door de twee andere patrouilles verzameld waren. Ook die waren intussen exact gecatalogiseerd, genummerd en gedeeltelijk gesplitst in monsters van verschillende grootte.
De tien uren daarna brachten drie verschillende, ook al waren het hele verschillende gebeurtenissen.
Alle drie de gebeurtenissen zagen er als toevalligheden uit.
Roi Danton liep langzaam door het schip, dat wil zeggen, hij probeerde het.
Af en toe bleven de transportbanden in gebreke: de man, gewapend en met een zware schijn-werper in zijn hand, moest lopen. De antizwaartekrachtkokers functioneerden ook slechts af en toe en de opsporingscommando's, die hun vondsten aan de computer meldden en daar een functioneel beeld opbouwden, versperden de bijbehorende buizen en gangen. Eindelijk, na een uur, was Roi in de hangar, waar hij moest zijn. De intercominstallatie deed het nog het beste. Hij verplaatste zich voorzichtig door de personensluis en stond toen tegenover zijn vijftien mannen. Het waren allemaal technici.
'Hier ben ik,' zei hij moe en ging zitten in een stoel, die zomaar zonder reden in de hangar stond. 'Wat is er aan de hand?'
Een boer, tegelijkertijd energietechnicus ging voor hem staan en zei hard:
'Als je dat hoort, sta je versteld!'
'Kan haast niet,' zei Roi. 'Ik kan niet meer versteld staan. Hoogstens door het opdoemen van een vloot hier op deze planeet.'
'Ik durf er het een en ander onder te verwedden,' zei de technicus. 'Wil je het mondeling hebben of moeten we het je laten zien?'
Roi keek hem lange tijd aan, daarna schudde hij zijn hoofd.
'Vertel maar op,' zei hij. 'Wat is er aan de hand?'
'We hebben meer dan verrassende ontdekkingen gedaan.'
'Ja? Wat?' vroeg Danton.
Hij zag en hoorde alles als door een dichte nevel. Het was vreemd: Hij, een van de snelste vechters was in de laatste dagen steeds meer geteisterd door halve bewusteloosheid. Hij was teleurgesteld en de hopeloze situatie waarin hij zich bevond was alleen maar door een geweldige schok weg te vagen.
'We zijn er door de schokkende en levensgevaarlijke gebeurtenissen tijdens de landing natuur-lijk niet op gestuit. Bovendien missen we alle mannen die intussen gestorven en begraven zijn. We konden dus niet iedere afzonderlijke kamer, iedere zaal, iedere sluis en ieder maga-zijn controleren. Intussen hebben we de meeste ruimtes in het schip bekeken, zoals je weet.'
Langzaam vormde zich een cirkel rond Danton en de technicus.
'Wat heb je gevonden?'
De man grijnsde enthousiast.
'We hebben gevonden, dat we binnen tien dagen kunnen starten. Is dat niet een goed bericht?'
Roi sprong op. De nevel voor zijn ogen en zijn gedachten was abrupt verdwenen.
'Wat?' vroeg hij traag.
Je hebt het goed gehoord, koning. Vreemd genoeg is gebleken, dat verschillende, op zich uitstekende voorziene reserveonderdeelmagazijnen door de pseudo-Gurrads helemaal over het hoofd zijn gezien.'
Danton zette zijn vuisten in zijn zij en fronste ongelovig zijn voorhoofd.
'Ga door!' zei hij opgewonden.
'Onze lieve vrienden moeten ze over het hoofd hebben gezien, hoewel we daaraan twijfelen. Het schijnt, gezien de systematiek waarmee alles hier vernield is, de vraag of er niet boze opzet achter zit. We hebben ons natuurlijk eerst op de ruimteboten geconcentreerd. Van de zeven wrakken, die wij ooit korvetten noemden, zijn er vier alleen uiterlijk vernield. Deze hier, in deze hangar, is het minst beschadigd.'
Danton sloeg de technicus zachtjes op zijn schouder en zei zachtjes:
'Is dat waar, kerel?'
De gezichten van de anderen bewezen dat zijn verhaal juist was.
Een van de andere technici, een breedgeschouderde reus, deed ook een duit in het zakje.
'Natuurlijk moeten we rekening houden met het volgende:
Veertig of vijftig mannen kunnen in die korte tijd niet iedere kist openen en de inhoud testen. Wij moeten deze conclusies enigszins beperkt opvatten. We hebben lange tijd gerekend, maar in tien dagen kunnen we, als er niets tussen komt, dit korvet volkomen vliegwaardig maken en met hem vertrekken.'
'Dat moet ik zien!' zei Danton. 'Waar zijn de typerende kenmerken van uw theorie te zien?'
De ander wees naar de machinekamer, die in het licht van schijnwerpers en dieptestralers gedompeld lag.
'Daar!' zei hij.
Het klonk meer dan ongeloofwaardig en Roi Danton begon argwaan te krijgen. Hij liep naast de technici het korvet in en bleef in de poolsluis staan. Een paar beschadigingen waren nog duidelijk te zien, maar even duidelijk was ook, dat er intussen snelle en definitieve verbeterin-gen waren uitgevoerd. De sluis was fel verlicht.
'Wat is er vastgesteld? Exact?' vroeg Roi aan de technici.
'We hebben de functies van de betreffende vier korvetten getest, voor zover dat kon met de verstoorde contacten. Soms moesten we werken met radiocontact of met haastig aangelegde reserveleidingen. Hier, in deze sloep zijn de vier normale impulsmotoren aanwezig, maar ook is de kalupcompensatieconverter slechts schijnbaar vernield.'
Roi schudde zijn hoofd.
'Ik geloof jullie best,' mompelde hij, 'maar het klinkt zeer ongeloofwaardig en zo fantastisch, dat moeten jullie toegeven.'
De ander glimlachte nog steeds.
'Hoe het klinkt, koning, dat is toch niet belangrijk! Hoofdzaak is, dat we het korvet binnen afzienbare tijd startklaar krijgen.'
De Gurrads hadden daar, waar ze motoren en computers hadden vernield hun uiterste best gedaan: De apparatuur en machines waren voor eeuwig en altijd onbruikbaar. Nu bleek, dat veel vernielingen slechts de schijn van eeuwigheid hadden en makkelijk op te heffen waren. Dat klopte niet en Dantons argwaan werd heviger.
'Jammer,' zei hij. 'Jammer, dat we deze observaties niet kunnen voeren aan een van de scheepscomputers. We zouden een superberekening of een voorlopige analyse kunnen uitvoeren. Het kleine blok, dat nog functioneert, daar hebben we niets aan. Met zijn capaciteit is hij net voldoende voor de toxicologische onderzoekingen.'
Toen kreeg hij een idee.
'Mannen,' zei hij luid. 'Wie van jullie heeft pijn. Pijn in zijn lever of in de omgeving van zijn milt?'
Aarzelend staken drie mannen hun arm omhoog.
'Jullie gaan dadelijk naar beneden naar Hamory en zeg hem wat er aan de hand is. Hij zal jullie verzorgen. De rest onderzoekt de scheepscomputer. Als dat gebeurd is, vraag ik jullie rapport uit te brengen. We zullen eerst de computer repareren, voor het geval dat het mogelijk blijkt daarna dit korvet startklaar te maken. Akkoord?'
De drie mannen, die de pijn van de komende aanvallen al voelden, verlieten de poolsluis en liepen langzaam in de richting van een van de functionerende antizwaartekrachtkokers. Roi bleef met de anderen achter.
'Ik zal de rest van de mannen hierheen sturen,' zei hij. 'ik roep ze bij elkaar. Ze moeten beginnen met het systematisch weer in elkaar zetten van dit korvet.'
Een van de technici knikte instemmend.
'Goed. We melden ons binnen twee uur weer. Waar ben je later te bereiken?'
Roi dacht even na.
'Beneden in het laboratorium of in de ziekenboeg, bij Ereget Hamory. Zet hem op en succes bij de speurtocht naar fouten, die geen fouten zijn.'
Daarna ging hij naar boven en zweefde door de antizwaartekrachtkoker van het korvet en bleef naast de compensatieconverters staan. Het licht uit het noodaggregaat was fel; kennelijk functioneerde er hier meer dan ze ooit hadden gehoopt. De Gurrads, die hier rond gewoed hadden, waren perfecte toneelspelers geweest. Ze hadden de vernielingen zo uitgevoerd, dat je schrok. Tilde je echter platen op, isolatielagen en bonte kabelkluwen, dan zag je dat met enkele handgrepen en een minimale technische inzet binnen enkele uren veel, zo niet alles weer gerepareerd kon worden. Het werd een steeds groter raadsel.
'Waarom hebben de pseudo-Gurrads deze vernielingen gesimuleerd?' vroeg hij zich zachtjes af, 'Dit is toch opvallend inconsequent!'
Hij besloot deze vraag open te laten; misschien ontdekten zijn mannen, dat de computer, of in ieder geval een groot genoeg gedeelte van de aggregaten functioneerde, want in dat geval kon je deze vraag volgens streng logische gezichtspunten evalueren.
Het was camouflage.
Het voorspiegelen van feiten, die de rest van de bemanning met het wrak op deze planeet, Prison II verankerde. Veranderde men de ideeënstructuur, dan veranderde men de mogelijkhe-den. De Gurrads rekenden er dus op, dat de overlevenden, zelfs als het er nog maar een paar waren, op een gegeven moment de pseudovernielingen zouden ontdekken, de apparaten weer herstelden en vluchtten.
Waarom?
Dat was de eerste verrassing, die eruit zag als een toevalligheid.
Danton zweefde naar de commandocentrale en moest ook hier toegeven, dat een deel van de vernielingen al uit de weg geruimd was. Op een van de instrumentenborden, het hoorde bij de energiecontrole, zag hij een reeks roodgloeiende rechthoeken. Hij keek eens beter en zag dat de transformatoren van het korvet gestart waren en bedrijfsspanning opleverden. Hier in het schip was het warm, de ventilatie deed het en vermoedelijk ook andere dingen zoals communicatie-apparatuur of servomotoren.
Hij voelde de hoop terugkeren.
'Goed,' zei hij luid en zijn stem werd weerkaatst tussen de apparaten, stoelen en instrumenten van de centrale. 'Laten we het maar weer eens proberen. Deze keer zal het moeilijk zijn, maar we redden het wel.'
Hij verliet de ruimte.
In de sluishangar, vlak naast de kleine poolsluis, tussen de binnenruimte van het schip en de hangar, drukte hij op de knop van de intercom. Hij koos het nummer van de laboratoriumsec-tie en zag het scherm licht worden.
'Hier Danton. Is Hamory in de buurt?'
De assistent knikte en gaf een teken naar rechts.
'Hamory, wat is er?'
'Dokter,' openbaarde Roi hem, 'wees blij met mij. De technici hebben net ontdekt, dat we eventueel over ongeveer tien dagen met een vliegwaardig korvet de planeet kunnen verlaten.'
Het gezicht van de arts veranderde niet.
'Dat is mooi,' zei hij. 'Dan hebben we een vliegtuig voor lijkenvervoer. De kritieke minuut is bereikt. Tot nu toe zijn er dertig ziekmeldingen.'
'Dertig!' fluisterde Roi verslagen.
'Juist: Dertig. Maar onze tests hebben succes gehad. Dit gazelleachtige dier is gaaf. Eetbaar en heeft een behoorlijke voedingswaarde. We hebben de vier exemplaren, die door twee groepen werden neergeschoten, goed onderzocht en vrijgegeven. Je kunt in de keuken biefstuk halen. Intussen zijn de eerste experimenten met de planten al gaande - misschien is er dus sla of kompotbij.'
Hamory deed alsof hij het over een videofilm had of een vreselijk spannend boek.
'wat gebeurt er met die dertig mannen?' vroeg Roi Danton.
'Ik heb ze eerst in hun bedden laten leggen, ze verdovende middelen geïnjecteerd en ze laten uithongeren. Tot nu toe is alles kalm.'
'Ik kom zo naar je toe,' zei Danton. 'Eerst eet ik nog iets.'
Dat waren de twee andere 'verrassingen', die voor de ene helft goed en voor de andere helft moordend waren.
De mannen, dertig tot nu toe, stortten in. Het bloedsymbiont kon gebrek aan vers voedsel niet compenseren, maar dat was nog niet alles. Iets in deze lichamen verzette zich tegen de symbi-ont. Niemand wist, hoe deze moeilijkheden opgeheven moesten worden, ook al beloofden vasten en vers eten iets te helpen.
Langzaam en vermoeid, maar toch vol hoop, ging Danton naar de mess. Hij trof daar onge-veer vijftig mannen, die de kok belegerden. Een onmiskenbare lucht van vers gebraden vlees hing in de mess en de wolken, die uit de keuken kwamen hadden wat weg van een rooksignaal.
Roi strekte zijn pijnlijke benen, bestelde sterke koffie, een steak en een reusachtige bel jenever. Hij at en dronk langzaam en zwijgend, daarna stortte hij de inhoud van het glas naar binnen en voelde hoe de warmte zich door zijn hele lichaam verspreidde.
Hij stond op, haalde diep adem en voelde zich als een man voor zijn laatste gevecht.
Daarna liep hij naar het laboratorium, naar Hamory.
Terwijl de uren verstreken, probeerde Roi een plan op te stellen. Dit plan moest zaken bevatten, die volgens belangrijkheid geordend waren en bestond dan ook uit meerdere delen.
Voedingsmiddelen.
'Dat is belangrijk,' mompelde Danton en keek, terwijl hij langzaam naar het grote communi-catiescherm van de ruimte naast het laboratorium liep, naar het laatste experiment. Van de vruchten, bladplanten en lianen, die zestien mannen hadden verzameld, die hier geprepareerd en opgeslagen waren, waren exact zes verschillende gewassen eetbaar.
Roi koos een nummer.
'Ja. Wat is er chef?' vroeg Oro Ma-sut, die naar het scherm was gelopen.
'De vijf milieuaangepasten krijgen een speciale opdracht,' zei Roi. 'Kan iedereen zich herinneren hoe dit antiloopachtige dier eruit zag?'
'Natuurlijk!'
De enorme schedel van de Ertrusiër bewoog zich.
'Dan moeten jullie nu jullie wapens pakken, je aan de rand van het woud opstellen en nog een paar van die dieren neerschieten. Liefst niet de taaiste bokken, Oro!'
Masut grijnsde.
'Bokken zijn er intussen genoeg geschoten. Ik begrijp het. We slepen de dieren naar het schip en slaan ze op in de diepvriesruimte. Juist?'
'Precies.'
Danton keek op zijn horloge.
'Jullie kunnen nog een paar uur wachten, want dan wordt het licht. Kom alsjeblieft gauw weer terug en let op dingen die jullie opvallen enzovoorts - jullie zijn hopelijk argwanend genoeg.'
'Op mij kunt u bouwen, chef!' zei Oro Masut en verbrak de verbinding.
Dat was voor elkaar, dacht Danton. 'De planten.'
'Rasto Hims!' zei hij peinzend.
Een paar seconden later stond de man voor de kamera.
'Haal de gezonde mannen van je afdeling, Rasto,' verklaarde Danton, 'en ga weer terug naar de jungle, blijf daarbij in de buurt van Oro Masut en zijn groep. Ik stuur je nu een man, die je precies laat zien, welke vruchten en bladeren aan boord van het schip gebruikt kunnen worden. Let goed pp de vindplaats en kom met voldoende eetwaar terug. Wil je Randta meenemen?'
Er hoefden niet veel woorden gewisseld te worden; iedereen aan boord kende de problemen en de betekenis ervan.
'Goed. We gaan naar buiten, zodra het licht wordt. Verder nog instructies?'
Danton schudde zijn hoofd.
'Niets!' zei hij. 'Kom gezond terug!'
'Doen we, koning,' besloot Hims.
Zonder dat Danton het had gemerkt, was Ereget Hamory naast hem komen staan en had zijn laatste woorden gehoord.
'In orde,' zei hij. 'Ik zie dat het directe foerageprobleem opgelost is. Wat niet opgelost is... kom je even mee?'
Danton stond op.
'Waar naartoe?'
'Naar de operatiezaal.'
'Wat is daar te zien?' vroeg de koning van de vrije handelaars.
'De eerste patiënt, wiens toestand zo kritiek is geworden, dat we een ingreep moeten riskeren. Zijn milt is zo gezwollen, dat we bang zijn dat hij uit elkaar spat. We proberen een methode, die ik ontwikkeld heb.'
Danton kneep zijn ogen dicht en voelde weer de angst, die hen allen als een spook bedreigde.
'Heeft de man overlevingskansen?' vroeg hij ongerust.
Hamory grijnsde zelfs niet meer, toen hij antwoordde:
'Natuurlijk, Roi!'
'Hoeveel?'
'Vijf tot vijfennegentig. Hij is praktisch al dood. Wat we doen, is het gevolg van onze desperate toestand. We werken met de vastbeslotenheid van een wanhopig iemand.'
De eerste man, die men met de sporen van de ziekte hierheen had gesleept, lag in de operatie-zaal. Achter Danton en Hamory gingen de deuren van de antiseptische sluis dicht. De twee mannen lieten zich door een nog intacte robot de felgroene mantels aantrekken, deden mas-kers voor hun gezichten en werden tijdens deze procedure gebaad in douches van koude, hete, met antibacteriële straling bezwangerde lucht. Daarna deden ze de vliesdunne gummihandschoenen aan.
Hamory drukte met zijn elleboog op een contactplaat.
De twee mannen stapten in de tweede bacteriënsluis en kwamen tenslotte in de operatiezaal. Reusachtige schijnwerpers brandden en de man, die naakt op de operatietafel lag was gedeeltelijk afgedekt met witte doeken. De operatiesector was door cirkels met vetkrijt gemarkeerd.
Buikstreek...
Lever...
Milt...
Naast de operatietafel stonden kleine apparaten, die door kabels en doorzichtige slangen met elkaar verbonden waren. Tafels met messen, een sterilisator, plasmaflessen en een volledig positronisch narcoseapparaat. Vijf artsen stonden om de tafel heen. De man lag erbij alsof hij al gestorven was.
'Wat opereer je, Hamory?' mompelde Danton achter zijn masker.
'Eerst proberen we de gevaarlijk uitziende milt te opereren. We hebben hele systemen aan kunstmatige organen aan boord, die we eerst aansluiten en daarna proberen in te bedden. Ik ben van plan om deze bedreigde organen aan te sluiten aan machines om zijn leven veilig te stellen. Misschien helpt er iets.'
De volgende uren leerde Danton een andere dimensie van het leven kennen, die hij maar gedeeltelijk begreep.
De patiënt werd zo'n beetje in een half cybernetisch systeem veranderd.
De bedrijvigheid van een operatie, waar zes mannen aan deel namen, omringde Danton. Hij zag de lever, die opgeblazen was als een bal en verkleurd was. Hij zag de draden, waarmee de leidingen bevestigd werden, zag de verbindingen van plastic die door het lichaam niet afge-stoten werden, zag de vloeistof van het bloedsymbiont, hoorde de verschillende soorten gelui-den van de operatie, zag het zweet op de voorhoofden van de mannen, hoorde de ventilatoren, die continu doordraaiden.
Een uur verstreek.
Het systeem van de lever was vervangen door een blok, dat de leverfuncties kon overnemen. De artsen gingen nu de aansluitingen dicht naaien en daar bioplast overheen sproeien, dat binnen enkele minuten een werd met de huid en bloedingen voorkwam.
De alvleesklier werd blootgelegd.
Onder de vingers van de artsen veranderde een levend wezen in een biologisch stelsel, waarvan delen door andere delen vervangen moesten worden. Roi keek lichtelijk huiverend toe. Hij was bijna opgelucht, toen na vier uur de intercom zoemde. Hamory gaf een teken met zijn hoofd en keek door het met zweet bedekte masker naar Danton.
'Ik ga naar het apparaat,' mompelde Roi en drukte op de antwoordknop.
'Hier technicus Mannering,' zei een van de mannen, die met de computer bezig waren. 'Wat ziet u er raar uit, chef?'
'Dat is onbelangrijk,' riposteerde Danton. 'Wat heb je te melden?'
'Onze scheepscomputer zal over een paar minuten weer functioneren. We hebben de ruimte open geblazen, de belangrijkste leidingen weer hersteld en voeren op dit moment een testpro-gramma uit. We hopen ongeveer achttiende van de installatie in bedrijf te kunnen nemen.'
Danton keek om, naar de artsen die zich bezig hielden met de roerloze patiënt. Een paar van de kunstsystemen zoemden betrouwbaar.
'Als je me nodig hebt, Hamory, dan blijf ik hier. Indien niet, schudt dan gewoon met je hoofd.'
Danton had tamelijk hard gesproken.
Hamory schudde een paar keer met zijn hoofd en ging toen geconcentreerd met zijn werk verder.
'Ik kom naar jullie toe,' zei Roi. 'Hebben de jagers en verzamelaars zich al gemeld?'
De man op het scherm vroeg zachtjes iets, daarna waarschuwde hij:
'We hebben maar een keer radiocontact met ze gehad. Ze zitten midden in een jachtgebied.'
'Akkoord. Over tien minuten ben ik bij de computer.'
Danton schakelde het scherm uit, verliet zachtjes de operatiezaal en rukte de groene flarden van zijn lichaam. Hij zweette en friste op van de verkoelende luchtstroom. Eindelijk, nadat hij de handschoenen, het masker en de jas in de reinigingsautomaat had gegooid, de veelvuldig beveiligde sluizen en deuren had gepasseerd en de laatste controle over zich heen had laten gaan, was hij weer in de rechthoekige ruimte voor de operatiezaal. Van links hoorde hij het geklaag van de zieken. Hij zag ook de gegevens: Eenendertig zieken!
Hij voelde het gebrek aan slaap en liep snel in de richting van een van de loodrechte kokers en liet zich in de opwaarts gaande stroom vallen. Enkele minuten later was hij in de ruimte van het schip, waar de blokken van de computer waren ondergebracht. Samen met de verdeler-installtie, waar alle leidingen van het schip in samenkwamen. Mannen liepen rond, stemmen waren te horen en het gekletter van instrumenten vormde een scherp contrast met het gebrom van andere machines.
'Hé! Hier ben ik!' schreeuwde Danton en moest hoesten.
Een van de technici kwam eraan, leunde tegen een groot element en glimlachte vaag.
'Kom mee - daarheen!' zei hij.
Danton volgde hem.
Ze kwamen bij het instrumentenbord, waar de programmering, afgezien van de contactpunten in de peilsector, de vuurleidingcentrale, de commandocentrale en andere posten, moest plaats-vinden. Hier waren de meeste technici verzameld. Danton zag Lysser, de chefcyberneticus van het schip.
'Vertel maar,' zei Danton en sloeg Lysser zachtjes op zijn schouder.
'In principe hebben de Gurrads twee dingen vernield,' zei Lysser zachtjes. 'Ze hebben de temperatuurregeling van deze ruimte verstoord en we hebben hem eerst moeten instellen en opjagen. De elementen worden nu al weer bedrijfsklaar gemaakt. Dat wil zeggen, op temperatuur gebracht.'
Terwijl Lysser verslag uitbracht, bestudeerde Danton de optische signalen van de startende machine.
'Op de tweede plaats hebben de Gurrads eenvoudig een aantal belangrijke, maar ongecompli-ceerde verbindingen doorgesneden. We hebben deze aansluitingen hersteld, maar toch is ongeveer twee tiende van de installatie definitief vernield.'
Danton knikte en keek hoe de brede strook uit een sleuf kwam en opgewonden werd.
'Vier vijfde van de capaciteit zal voldoende zijn,' zei hij. 'Is er contact met de commandocentrale?'
Lysser zei:
'Die functioneert vlekkeloos. Je kunt als je wilt daar vandaan zonder problemen iets formuleren en laten narekenen.'
'Geweldig,' antwoordde Danton. 'Het eerste probleem is, dat ik wil weten om welke reden de Gurrads korvetten intact hebben gelaten en meer technische mogelijkheden dan wij dachten.'
De computer, dat was intussen duidelijk geworden, functioneerde onberispelijk - voor tachtig procent.
'Zie erop toe, Lysser,' zei Danton kortaf, 'dat alles hier blijft functioneren, ga daarna met je mannen naar het korvet en help de anderen. Misschien kunnen we over tien dagen inderdaad vertrekken.'
Lysser antwoordde:
'U zegt, koning, wat wij dachten. Dat waren we nu net van plan.'
Roi Dantons hoop was dus niet ongegrond geweest. Ze beschikten nu over een capabele scheepscomputer en een redelijk goed functionerende, bedrijfsklare ruimtesloep. De situatie was niet helemaal hopeloos meer. Zorgen maakte Roi zich alleen nog maar over de problemen, die samenhingen met de falende bloedsymbionten.
'Dat is dat,' mompelde hij. 'Kom op! Naar het korvet!'
Terwijl hij dat zei, begon de intercom te zoemen. Roi draaide zich snel om, drukte op de knop en zag het gezicht van Ereget Hamory op het scherm.
'Doktor?' vroeg hij zenuwachtig.
'Ja. Mijn prognose was juist. Exitus, Roi!'
De mannen keken elkaar ernstig aan.
'De patiënt is dus gestorven,' mompelde Roi. 'Waaraan?'
Hamory haalde zijn schouders op.
'Klassiek geval. Hartstilstand, falen van bloedsomloop, algehele slechte toestand en post-operatieve schok. Het kwam allemaal tegelijk. We deden wat we konden, maar iedere vorm van hulp was zinloos. Hij is de eerste van een nieuwe golf.'
Roi's korte fase van hoop werd onderbroken. Hij huiverde, sloeg zijn armen over elkaar en slikte even.
'Het is aannemelijk, dat van de dertig andere mannen ook een paar moeten sterven,' zei hij zachtjes.
'Vermoedelijk een hoog percentage,' zei Hamory. 'We zullen de komende uren een ware slag moeten leveren. Er zit iets in het metabolisme van deze mannen, dat ze vermoordt. De symbiont kan daar niets tegen doen en we weten niet, wat de mannen doodt.'
Hamory's teleurstelling was aanstekelijk.
'Kan ik je helpen?' vroeg Roi en merkte het zwijgen van de mannen rondom hem op.
'Nee, Danton!' zei de medicus hard. 'Je kunt me niet helpen. Mij niet. Probeer de technische mogelijkheden van onze failliete boedel definitief te verbeteren. We doen hier in de operatiekamer wat we kunnen. Veel is het niet.'
'Ja,' antwoordde Roi verstrooid, 'ik zal doen wat ik kan.'
Afgezien van twee mannen, die bezig bleven met het dichten, de temperatuurregelaar en de overblijvende reparaties aan de verbindingsrelais, verliet het team van technici de ruimte. Zwijgend en langzaam liepen ze naar het korvet, wat betrekkelijk onbeschadigd, alleen met enkele zware brandsporen en littekens van straalsalvo's in de hangar stond. Roi Danton wist, dat hij moest slapen, want hij had zich nog nooit zo moe gevoeld. Hij was niet in staat om een heldere gedachte te denken.
Ergens in de buurt van de korvetsluis viel hij in een stoel, kieperde hem achterover en sliep onmiddellijk in.
Tien uren verstreken.
Tien uren vol verderf en dood, aan de andere kant vol hoop en koortsachtige, door succes bekroonde arbeid.
Vlak voor het einde van de achttiende maart 2437 ontwaakte Roi Danton weer.
Hij oriënteerde zich met dichtgeplakte ogen en wist opeens weer waar hij was. Hij kwam overeind, liet daarna met het servomechanisme de stoel naar voren schieten en zette zijn voeten op de grond. Hij schudde zijn hoofd, wreef in zijn ogen en stond tenslotte op.
Overal hoorde hij geluiden.
Hij sprong in de op-koker en kwam op het dek, waar de bemanningsverblijven van de korvetten lagen. Hij wist dat de sloepen van de Francis Drake vol proviand en compleet uitgerust waren. Roi Danton ging een badhut in en liet zich wakker maken door de douche met heet en koud water. Tien minuten later was hij in de kombuis en ontbeet uitvoerig.
Het ene bange vermoeden na het andere kwam intussen bij hem op. Hij dwong zichzelf om langzaam te eten en te drinken; hij wist dat niemand iets had aan het instorten van de commandant en de verantwoordelijke figuren. Daarna gaf hij de kok een teken en liep langzaam naar hem toe.
'We hebben, dankzij de activiteiten van de beide patrouilles voor vijftien dagen vers vlees en voldoende groenvoer en vreemd fruit in de koelvakken,' zei de kleine, dikke boer. 'Bent u blij, als ik dat vertel? Bovendien voel ik me nog steeds goed. Geen spoor van ziekte.'
Roi glimlachte naar de kok en antwoordde:
'Dat doet me plezier. Houwen zo!'
Hij verliet de mess, ging door het schip naar de verblijven van de bemanning. Hier was niemand te zien. De mannen sliepen of ze waren als bezetenen aan het werk aan het korvet. Danton liep verder, opende de deur van het laboratorium en kwam tenslotte bij het luik van de kleine cel, die als wachtruimte diende. Daar vond hij Hamory, die met een met bloed bevlekte jas aan een tafeltje zat en koffie naar binnen goot, vermengd met krachtige alcohol.
Hamory staarde Danton verstrooid aan; de lijnen van uitputting op zijn gezicht waren niet over het hoofd te zien.
'Wat hebt u, dokter?' vroeg Roi.
'Niets,' zei Hamory afwerend. 'Alleen. ..'
'Nog meer slachtoffers?'
Hamory knikte. Hij was aan het eind van zijn latijn. Hij had in de uren, waarin Roi had geslapen onophoudelijk, tot uitputting toe gewerkt en geprobeerd levens te redden. Maar alles was vruchteloos geweest.
'Doden?' vroeg Roi toonloos.
'Ja,' zei Hamory. 'Eenendertig doden. Daarvan zijn er alleen al twintig onder mijn handen gestorven.'
Ze zwegen.
Hamory kuchte even, gooide het plastic bekertje in een hoek en richtte zich een stukje op.
'Dat is nog niet alles, koning Danton,' zei hij zachtjes. 'Als ik het goed heb geanalyseerd, verdragen in totaal achttien mannen de bloedsymbiont goed. Wij tweeën, verder de vijf milieuaangepasten en nog meer leden van de bemanning. Dus moeten we erop rekenen dat de komende uren nog drieënvijftig man sterven, net als de andere eenendertig. Deze vervloekte planeet!'
Ze zwegen.
'Ik heb een plan,' zei Danton plotseling. 'Het is zeker niet het beste, maar we zullen weinig keuze hebben in deze situatie.'
Hamory's grijns was een uitdrukking van zijn wanhopige situatie.
'Jouw plannen hebben verschillende mensen de laatste tijd angst geleerd,' zei hij. 'Wat is er nu weer?'
'Hoelang duurt het, voordat je helemaal bent uitgeslapen en weer heer en meester bent van je vakkennis, Ereget?'
De arts haalde zijn schouders op en keek op zijn horloge.
'Onder de twintig uur haal ik het niet, ben ik bang. Ik zal de komende seconden vermoedelijk instorten.'
'Slaap dan uit, dan praten we later verder.'
'Nee,' protesteerde Hamory. 'Ik kan nog helder denken. We hebben het er nu over. Wat heb je voor plan?'
'Hoeveel geconserveerd bloed hebben we nog aan boord?'
Hamory lachte kort en stotend en maakte een vage beweging.
'Daarmee kunnen we deze binnenzee felrood kleuren,' zei hij.
'Er is dus voldoende bloed aanwezig. .. ?'
'Ja,' antwoordde de arts. 'De Gurrads hebben dit soort voorraden zelfs niet aangeraakt.'
'Zou het helpen, als we de drieënvijftig mannen met dit bloed volpompten? Ik stel voor om een complete verwisseling van lichaamsvloeistof uit te voeren.'
Hamory dacht een paar seconden na, daarna zei hij hijgend:
'Dat is vermoedelijk het beste idee, wat je sinds geruime tijd hebt gehad. Het is onherroepelijk de laatste kans die we hebben.'
Danton knikte en wees naar de borst van de arts.
'En nu ga je ogenblikkelijk slapen. Ik zorg voor het vervoer van de lijken en samen met de artsen zal ik proberen om de voorbereidselen te treffen voor het omwisselen van de lichaamsvloeistof. Ben je het als verantwoordelijke persoon daarmee eens?'
'Ja.'
'Ik zal je over negentien uur weer laten wekken,' zei Danton. 'Dan proberen we de mannen te redden. Want over enkele uren is de incubatietijd voor de nieuwe paraplanten volkomen ten einde. Duidelijk?'
'Duidelijk. Ik ben in de kamer hiernaast te vinden.'
Hij draaide zich om en deed de rits van zijn bebloede jas open. De jas viel op de grond, de deur siste in zijn lagers en in de kleine kamer achter de medicijnenkast en de instrumenten-vakken viel Hamory, zodra hij zijn schoenen had uitgeschopt, in een slaap, die veel weg had van bewusteloosheid. Danton ging zachtjes de deur uit.
Terwijl Ereget Hamory sliep, zorgde Danton voor het schip.
In alle hoeken en gaten waren er atomaire branden uitgebroken en slechts enkele sectoren van de Francis Drake waren gespaard gebleven. Dat waren hoofdzakelijk de manschaphutten, een paar hangars, de meeste magazijnen en enkele centrales.
Onder de drieënvijftig mannen, die niet immuun waren, verspreidde de ziekte zich langzaam; nog steeds waren de sporen gering. De mannen haalden de lijken uit de koelcellen en deden ze in wapenkisten en brachten deze kisten naar beneden naar de energiecentrale.
Roi had ook de artsen en de medisch geschoolde assistenten met een paar scherpe bevelen naar bed gestuurd. De computer deed het betrouwbaar, het kleine ruimteschip werd gerepareerd, de keuken draaide op volle toeren en langzaam begonnen de eenenzeventig overlevenden wat hoop te krijgen.
Op een gegeven moment stond Danton voor een van de communicatieschermen. Hij had een klein team op pad gestuurd, dat in koortsachtige haast de verbroken verbinding tussen het korvet, de hangar en de centrale had hersteld. Roi Danton koos de positronische aansluiting met het korvet en zei:
'Bericht voor allen!' en wachtte een paar seconden.
'Hier Danton,' zei hij daarna hard en met nadruk.
'Ik verzoek allen, die dit bericht kunnen horen naar machinehal vier te komen in het wrak van de Francis Drake. We zullen onze gestorven kameraden in het vuur werpen.'
Hij wachtte even.
'We hebben ook een paar dingen met elkaar te bespreken, die in deze vorm alleen mondeling ter sprake gebracht kunnen worden. Over een half uur in de machinekamer vier. Sluiten.'
Van de eenenzeventig mannen, die nog in het schip in leven waren, sliepen er in totaal eenentwintig. Roi liet een telling houden, nadat hij de hal was ingegaan en de provisorische lijkkisten had gezien. Zijn bericht was opgevangen - negenenveertig mannen in alle stadia van verwaarlozing, van vermoeidheid en onverzorgdheid verzamelden zich rond de reusachtige vrachtkisten, waar Danton nu op zat.
Danton keek iedereen stuk voor stuk aan.
'Vrienden,' zei hij luid, 'we hebben de laatste weken een keten van catastrofes over ons heen moeten laten gaan. Vele goede mannen zijn gestorven, gedeeltelijk met afgrijselijke kwellin-gen. De explosieve bloederpest is op ons neergedaald, we werden geconfronteerd met deze planeet en met gevechten. Het lijkt wel alsof we aan het eind van ons latijn zijn. Als jullie je omdraaien zien jullie eenendertig lijkkisten. Deze kisten bevatten lijken van mannen, die helaas de bloedsymbiont niet konden verdragen. .. of hij het metabolisme van de mannen niet. We zullen nu deze eenendertig kisten in atomaire as veranderen en daarmee de sterfelijke resten van onze kameraden.'
Snel en zonder dat iemand iets hoefde te zeggen werd er een ketting gevormd.
Danton stond roerloos op de kist en keek toe hoe de eenendertig lijkkisten in as veranderd werden.
Toen het zwijgen te beklemmend begon te worden, sprak Danton verder.
Ze hadden gemerkt, dat er verrassend veel soorten dieren waren.
'Dokter Hamory heeft besloten om nog een experiment uit te voeren. Ik heb hem dat geadviseerd, hoewel de kansen niet erg groot zijn. Maar zelfs een kans van een op negenennegentig is beter dan geen kans. En we hebben als alternatief alleen een langzame, tergende dood, die deze, onze kameraden, al gestorven zijn. Er is aan boord genoeg ingevroren bloed.
Hamory en zijn helpers, die op dit moment aan het slapen zijn, zullen over ongeveer twintig uur beginnen met het experiment. De mensen, die wij in paraplanten hebben veranderd, zullen weer veranderd worden in hun oorspronkelijke staat. In normale mensen, zonder de bescher-ming van deze bloedsymbiont. Dat is, denken wij, de enige mogelijkheid om te overleven. Achttien mannen, dat is intussen duidelijk geworden, doorstaan alles, zonder speciale bescherming: Zij zijn definitief immuun geworden.
Drieënvijftig mannen zijn nog over.
Die zullen, als ze tenminste de komende uren niet instorten, volgepompt worden met het geconserveerde bloed. Tegelijkertijd verlaten de bloedsymbionten hun lichaam. Ik weet, dat de meesten van jullie al sporen vertonen van de komende zware aanvallen. Over een paar uur zijn we klaar.
Ik zal, als de artsen klaar zijn, een instructie geven.
In dat geval laten jullie allemaal je werk liggen en rent, zo snel als je kunt naar de medische afdeling. Geen commentaar - het is noodzakelijk. Drieënvijftig man, onder hen enkele artsen, kunnen in de ziekenkamers terecht. Er wordt met behulp van de machines en enkele medo-robots zo snel gewerkt, dat we zo klaar zijn. De overgebleven mannen zullen aan het korvet gaan meehelpen en een programma uitwerken, dat we voorleggen aan de computer. We willen per slot van rekening weten, waarom de Gurrads zulke gekke dingen deden en ons een hele hoop kansen op overleven hebben gelaten.
Dat wilde ik zeggen.
Nog eens:
Allemaal spijt het ons, dat dit moest gebeuren. Het is niet meer te veranderen en we kunnen alleen nog proberen, wat in onze macht ligt. Uit alles wat gebeurd is, is een les getrokken. Ik heb niets meer te zeggen. We blijven nu nog een minuut zwijgend staan ter nagedachtenis aan onze gestorven kameraden.'
Ze zwegen zestig seconden.
Daarna verspreidden ze zich weer, maar overal in het schip en in het korvet bleven de intercoms ingeschakeld staan.
De mannen begonnen te discussiëren.
Langzaam begon zich een enorme spanning te verspreiden. Het ging direct om eenenvijftig bemanningsleden van de Francis Drake en de mannen waren zo goed op de hoogte, dat ze het waagstuk ongeveer konden taxeren. Men zou vloeistof aan hen onttrekken, die gevormd werd door de bloedsymbiont en vervangen door normaal bloed. Dat was geen geweldige operatie - er ontstonden weinig wonden, de genezing bracht geen complicaties met zich mee en het risico van de technische procedure was zeer gering. Het risico, dat opgesloten lag in het hele idee, was stukken hoger, en het was onherroepelijk hun laatste kans.
Danton verliet de machinekamer om zich in de laboratoria en de operatiezalen bezig te houden met de noodzakelijke voorbereidselen.
Hij kreeg steeds meer helpers; het waren soms medici, die wakker waren geworden, assisten-ten, soms ook de eerste slachtoffers, die zich ellendig voelden en al naar de ziekenboeg kwamen.
Injectienaalden werden uitgedeeld.
Bedden vulden zich. Lichten gingen aan en de medorobots liepen zoemend rond en hielpen. Een grote drukte ontstond en Danton keek maar niet in de ogen van de mannen, als ze hun eerste aanvallen kregen.
Tenslotte werd Hamory wakker en dook midden tussen ze op.
Weer was er een dag verstreken.
3.
Een eenvoudige procedure werd drieënvijftig keer herhaald:
Een man werd vastgesnoerd op de operatietafel. Men had hem in schone kleding gestoken en hem eerst gebaad. Lokale narcose en een licht narcoticum, waardoor hij slaap kreeg. Aan zijn bloedvaten werden slangen aangesloten, die kwamen aan de andere kant uit in een machine, die met een exact afgemeten ritme de vloeistof van het symbiont uit het lichaam weg pompte.
Eerst waren de bloedgroepen, de resusfactor en de bijzondere details vastgesteld. De bijbehorende blikken gedroogd bloed waren klaargezet. Daarna startte ook de tweede machine.
Op dezelfde manier, waarop de symbionten-vloeistof aan de bloedsomloop werd onttrokken, bracht men het normale bloed naar binnen. De machines, gecontroleerd door een bepaalde sector van de scheepscomputer en de opmerkzame blikken van de artsen, zorgden voor de definitieve uitwisseling. Na de vijftiende man was er nog steeds geen panne opgetreden en de helpers brachten hem naar een van de schone bedden.
Bloedvormende voeding. Ultraviolet licht. Veel slaap. Uiterste rust, veroorzaakt door medicij-nen. Kleine pleisters op dijen en ellebogen. Langzaam liepen de ziekenzalen vol met mannen, die in slaap vielen. Danton hoopte, dat ze hun definitieve genezing tegemoet sliepen.
Tenslotte waren er nog maar achttien mannen aan boord van het wrak, die niet sliepen. Ze werden door de spanning van hun getergde zenuwen bijna opgevreten, toen de actie beëindigd was. Die had in totaal tien uur geduurd.
De laatste slapende werd door twee medorobots op een antizwaartekrachtbrancard uit de operatiekamer gebracht. Hamory draaide een grote knop om. De bundel lampen boven de operatietafel ging uit en de ogen van de mannen deden niet zo'n pijn meer.
'Zo,' zei dokter Ereget Hamory met nadruk.
Van de achttien mannen op de Francis Drake, die er waren, stonden er veertien in deze ruimte.
'Was het geconserveerde bloed voldoende?' vroeg edelman Rasto Hims, de verwilderd uitziende plaatsvervangend commandant.
'Ja. We hebben nog genoeg voorraad in alle groepen,' antwoordde Hamory.
Toen scheen hij zich te bedenken.
'We zullen de drieënvijftig mannen drie dagen lang laten slapen. We zullen ze voedsel geven, dat de bloedvorming bevordert. Bovendien volgen daarna gelokaliseerde bestraling en rust en nog eens rust. Dus heb ik nog een paar helpers nodig. Dat zijn jullie.' Hij wees vijf mannen aan. 'De rest kan doen, wat nodig is.'
'Heeft u er een hoge dunk van, dokter?' vroeg Danton somber.
'Ik heb een betere dunk dan bij de eenendertig mannen van de eerste ziektegolf. Maar dat zullen we pas na drie dagen weten. Ik moet toegeven dat ik geen betere oplossing geweten zou hebben, zelfs geen andere.'
'We kunnen dus niets anders doen dan hopen,' zei Rasto Hims.
'Ja. Hopen en wachten. Zeventig uren lang.'
De twee groepen namen afscheid van elkaar en de mannen rondom Danton verlieten de ziekensector van het wrak. Danton bleef midden in een karig verlichte gang staan en richtte zich tot de mannen.
'We zijn met te weinig mannen om verder te knutselen aan het korvet - dat zou zinloos zijn. Om niet werkeloos te hoeven zijn, doe ik nu een voorstel.'
'Laat maar horen,' zei Hims.
'We proberen waarschijnlijkheden te berekenen. Onze computer doet het voortreffelijk en ik zou wel eens willen weten waarvoor dat hele gedoe van de Gurrads nodig was. Doen jullie mee?'
'Graag.' Ze liepen snel naar de anti-zwaartekrachtkoker en zweefden omhoog.
Hoewel ze bang moesten zijn voor het leven van drieënvijftig mannen, hadden ze een merkwaardig gevoel, wat de kansen op overleven betrof. Hamory had een optimistische mening laten horen, maar pas na drie dagen zouden ze echt zeker zijn.
Met Danton waren er acht mannen verzameld rondom het toestel in de commandocentrale. Gedurende de koortsachtige, van paniek vervulde laatste dagen hadden de opsporingscom-mando's een grote atomaire energiecentrale ontdekt, die door een belachelijke vernieling uitgevallen was; de Gurrads hadden alleen maar een leiding doorgeknipt en dus de reactor buiten werking gesteld. Een reparatie door vier mannen, die negentig minuten duurde, was voldoende geweest om enkele sectoren van het wrak van nieuwe energie te voorzien. Daardoor was het in de centrale aangenaam warm, deden de ventilatoren het en de schijnwerpers boven de uitnodigende programmatafel van de computer.
'We hoeven ons niet te laten beïnvloeden door onze argwaan,' waarschuwde Danton en draaide zijn stoel zo, dat hij de mannen kon aankijken. 'We programmeren eerst de ondubbelzinnige feiten. We beginnen met de techniek, gaan verder met onze observaties gedurende en na de landing en sluiten af met de dodelijke ziekte en onze kennis over de capaciteiten van de bloedsymbionten.'
'We beginnen!'
Hij werd overmeesterd door dit vreselijk zware beest.
De mannen gingen aan het werk. In het wrak heerste een stilte, die alleen werd onderbroken door geluiden van een enkele machine, die verlammend neerstreken op de gedachten van de enkele mannen. Ieder van hen identificeerde deze stilte met iets anders. Voor Roi Danton, de verantwoordelijke figuur voor deze mislukte expeditie, betekende deze stilte een kleine hoop. De hoop, dat het uitwisselen van bloed het leven van meer dan vijftig mannen zou redden. Tegelijkertijd bekropen hem ernstige twijfels. De hoge intelligentie van de zogenaamde Gurrads maakte het vrijwel onmogelijk, dat bij de vernieling van het zwaar beschadigde schip niet met opzet zulke fouten ontstaan waren. Als de Gurrads hun gevangenen voorgoed op Prison II hadden willen laten wonen, dan waren ze anders en consequenter te werk gegaan.
Maar... dit voorgoed vasthouden zou betekend hebben, dat iedere machine aan boord voorgoed vernietigd zou zijn, dus niet meer te repareren was.
Maar dat was niet het geval.
Wat waren de Gurrads met het wrak van plan, met de overlevenden, met Roi Danton... ?
Hij stopte en bestudeerde de gezichten van zijn mannen.
Ze waren verwilderd, gebrek aan slaap, overmatige inspanningen en het steriele voedsel hadden hun gezichten getekend. Een paar nachten slaap, meer van het gezonde en verse eten en een paar uur douchen en dan nog schone kleren zou betekenen, dat men deze mannen niet meer zou herkennen. Maar dat moest nog even uitgesteld worden. Eerst moesten de problemen worden opgelost, moest het korvet klaar zijn.
Het werk aan de programmeertafel ging verder. Stuk voor stuk voerden de mannen de gegevens in de machine. De spanning nam toe, hoe geringer het aantal datacomplexen werd. Toen had de machtige machine ook de laatste informatie opgeslokt. Die had betrekking op het verwisselen van het bloed en het verdere gebruik van vers voedsel uit de jungle aan de andere kant van de kiezelwoestenij. De lampjes staakten hun bonte spel en een ver gezoem drong tot de mannen door.
'In orde,' mompelde Danton. 'Laten we op de analyseknop drukken.'
De computer begon met de evaluatie.
Men had hem bevolen om waarschijnlijkheid of zinloosheid te berekenen. De waarschijnlijk-heid, dat er achter al deze observaties een exact concept van de kant van de vijand schuil ging. Natuurlijk hadden de scheepsgeleerden over bepaalde dingen zeer preciese meningen, natuurlijk hadden ze vermoedens. Maar ze wisten, dat de machinale logica, niet belast met welke emotie dan ook, ze kon helpen.
Tenslotte schreef de machine de resultaten neer.
'Dat dacht ik al,' zei edelman Hims half hardop.
Ze lazen de tekst, zwijgend en nadenkend.
'De pseudo-Gurrads of hun helpers, hebben er grote waarde aan gehecht, om een zeer intense, maar voorbijgaande paniek op te wekken. Dit is ze, zoals blijkt uit de resultaten van blok een, uitstekend gelukt. Uit de evaluatie op grond van strikt logische gezichtspunten blijkt de volgende waarschijnlijkheid:
Het feitelijke doel van het aanwenden van geweld bestaat hierin, dat de bemanning van het schip de Francis Drake ervan overtuigd moet worden, dat schip of een sloep van dit schip, nooit meer zou kunnen starten. Dat vluchten dus onmogelijk is. Natuurlijk waren de Gurrads het er over eens, dat de bemanning van het schip, nadat de paniek weggeëbd was, de gesimuleerde vernietiging zou ontdekken. Dat was onbelangrijk en in de geest van het plan.
Definitieve evaluatie:
De Francis Drake werd op de grond gezet. Men vernielde kennelijk ieder apparaat, dat een nieuwe start onmogelijk moest maken. Men wist in dit stadium al, dat de overlevenden een van de vliegwaardige sloepen zouden ontdekken. Dus was een tweede start ook gepland.'
'Zoiets dachten we al.' bromde Hims. 'Wij hebben ons dus bij wijze van uitzondering niet vergist of laten misleiden. Laten we de computer vragen om de motivatie van dit optreden.'
Danton drukte op de motivatieknop.
Ogenblikkelijk schreef de machine de tekst neer.
Op een zwart, lang scherm, verschenen vlug achter elkaar de letters, die zich zoemend en klikkend tot woorden en zinnen formeerden. De supergespecialiseerde schrijfapparatuur van de computer kon de impulsen uitstekend articuleren, zodat decoderen van banden in dit geval volkomen overbodig was.
Motivatie:
De Gurrads namen de ontdekking van het nog functionerende korvet daarom op de koop toe, omdat dat a) deel van het hele plan was en ze b) wisten dat het bio-experiment met de scheepsbemanning al gestart was. Het speelde voor de vijand geen rol, of de weinige eventuele overlevenden van de explosieve bloederpest de ware feiten zouden inzien of niet.
Dus:
Er moeten boven de planeet of zelfs in de buurt van het schip bewakers, schepen of observatie-instrumenten zijn. Die zouden moeten voorkomen, dat overlevenden van de explosieve bloederpest een korvet zouden repareren en daarmee vertrekken, wat gelijk zou staan met een geslaagde vlucht. De zin van deze bewaking is met grote waarschijnlijkheid, dat men het succes of mislukken van de bio-experimenten wil afwachten.
Hypothese:
Vermoedelijk hopen de Gurrads dat een paar Terranen, die besmet zijn door de bloederpest, dit overleven. Deze overlevenden vormen met een zeer hoog waarschijnlijkheidsgraad ook een deel van de planningspsychologie; welke rol ze spelen is nog niet duidelijk. De intacte sloepen waren en zijn in ieder geval bestemd voor de overlevenden. De vraag of de overlevenden later opnieuw gevangen worden door de Gurrads is op het ogenblik niet helemaal te beantwoorden... toch is de waarschijnlijkheid, dat er een tweede gevangenneming volgt, zeer hoog. Dit zijn de resultaten van de blokken twee en drie.
Samenvatting:
De computer stelt het vermoeden op, dat de pseu-Gurrads wel eens zouden kunnen proberen om in het stoffelijk omhulsel van deze overlevende Terranen met een van de intacte sloepen te vertrekken en op deze betrekkelijk veilige manier onopvallend onder het masker van galactische vrije handelaars terug te keren in de gelederen van de Terraanse vloot. Men moet dus de grootste aandacht hebben voor alle komende acties, die niet te wijten zijn aan natuurlijke effecten.
Ik herhaal: Deze theorie is ontstaan op grond van weinig bewijzen en door zeer gecompliceerde superberekeningen.
De waarschijnlijkheid is negen procent.
Sluiten.'
De letters bleven op het scherm staan en de mannen bleven er naar turen. Tenslotte draaide Roi Danton zich half om, keek zijn mannen aan en zei daarna droogjes:
'De computer heeft gesproken en ik vind dat hij wijs heeft gesproken.'
Er klonk gelach.
'Dit is natuurlijk een zeer gewaagde theorie,' zei Masut grommend. 'Maar er is iets voor te zeggen.'
'Dat betekent voor ons, dat we zeer heimelijk te werk moeten gaan. Als we werkelijk waarnemers rondom ons of boven ons hebben, zullen die iedere beweging goed in de gaten houden.'
'Juist.'
De mannen verbraken de verbindingen, nadat ze de tekst goed hadden bestudeerd en daarna hadden uitgewist. Nu zweeg de machine.
'Verdomme!' mompelde Danton. 'We zijn maar met een handjevol mannen. We wachten op het genezen van onze kameraden, die drie dagen lang uitvallen. We kunnen bijna niets doen, omdat we maar met zo weinigen zijn. En bovendien zijn we vermoedelijk omgeven door de vijanden of hun waarnemers.'
Rasto Hims deed ook een duit in het zakje.
'Dat betekent, dat ook een snellere start van het korvet eventueel zinloos zou zijn.'
Roi knikte.
'We proberen het toch maar. Per slot van rekening is een volkomen intact korvet geen speelgoed. Ik geloof, dat we met het tweede korvet, dat een langeafstandsbediening heeft, een mogelijke vijand een poosje kunnen afleiden tot we in de lineairruimte zijn. Dat is een mogelijkheid, die nog over blijft.'
Een van de technici knikte en antwoordde:
'Dat is een verdere uitwerking waard. Mijn vraag luidt: Wat doen we nu?'
Danton haalde zijn schouders op.
'Natuurlijk gaan we door. We gaan het korvet in en testen de communicatie - of wat ons op dat moment zinvol lijkt. Ledigheid kunnen we ons niet permitteren. Daarna moeten we praten met Dr. Hamory.'
De kleine groep, in hun vuile overalls, verliet de commandocentrale van het wrak. De klimaatregelaar van het schip vocht met de lucht buiten en in de gangen hingen verschillende, meest onaangename geuren.
Ze hadden gewerkt als bezetenen, maar na de uitspraken van de machine leek alles voor niets te zijn geweest.
Opnieuw werd Roi Danton bekropen door twijfel en een gevoel van wanhoop.
Vijftien uren later - Terraanse normale tijd - zaten achttien man in een hoek van de mess te eten.
Je kende ze nauwelijks terug.
Ze zagen er gezond uit. Ze hadden gedoucht, nieuwe pakken aangetrokken, omdat er aan boord voldoende voorraad was. Ze hadden hun baarden verwijderd en nu aten en dronken de mannen. De achttien mannen waren verrassend levendig geworden. Dat was een uitdrukking van hun optimisme en de herwonnen levenskracht. De steaks, de sla en de andere hapjes uit hun eigen voorraden, vormden samen een gezonde, voedzame maaltijd. Dr. Ereget Hamory schoof zijn bord naar voren en dronk zijn kop sterke koffie leeg. Toen zei de arts hardop, zodat iedereen het kon horen:
'Ik heb er fiducie in, Danton!'
Alle hoofden draaiden zich om. Hamory grijnsde en streek verlegen over zijn pas geschoren kin. Hij rook intens naar aftershave.
'Mooi zo,' antwoordde Roi droogjes. 'Wat is de reden van deze mentaliteit?'
Hamory strekte zijn benen uit, vouwde zijn armen over elkaar en zei daarna:
'Ik zou niet graag wilde speculaties willen loslaten, maar we hebben onze drieënvijftig patiënten onderzocht.'
Ogenblikkelijk ontstond er een ademloze stilte.
'Wat hebt u ontdekt, dokter?' vroeg Danton fluisterend.
Hamory strekte zijn armen uit en keerde de palmen van zijn handen naar buiten.
'We hebben reden om te geloven, dat al de drieënvijftig mannen het redden. Alles wijst in die richting. Het zal nog iets langer dan vijftig uren duren, maar dan hebben we zekerheid. Ik ben bij wijze van uitzondering optimistisch.'
Danton boog het hoofd.
Hij was blij, maar wist op hetzelfde moment, dat die blijdschap bedrieglijk kon zijn. Nog waren de patiënten niet echt gezond en in een periode van vijftig uur kon er eindeloos veel gebeuren. En er konden nieuwe gevaren opdoemen.
'Je hebt gehoord,' zei hij, 'wat de logische evaluatie van de computer heeft opgeleverd?'
'Ja,' zei de arts en maakte met een tandenstoker de nagel van zijn duim schoon. 'Ik ben niet erg verrast. Ik kan me goed voorstellen dat er daar in de jungle, die ons zo royaal voorzien heeft van vers vlees en lekker groenvoer, waarnemers zijn. Dingen of wezens, die we gewoon over het hoofd zouden zien, als we ze zagen.'
'Natuurlijk heeft niemand van ons er een preciese voorstelling van,' zei de edelman met het zwarte haar. 'Het kunnen net zo goed rotsen zijn als bomen, dieren of machines. We hebben geen mogelijkheid om daar achter te komen - of ze moeten aanvallen. '
'Helaas schijn je gelijk te hebben, Hims,' antwoordde Danton. Hij richtte zich weer tot de arts.
'Nog een vraag, doc!'
'Graag.'
'Denk je dat het waarschijnlijk is, dat de onbekende vreemdelingen - ik herinner je aan het geval van de pseudo-Hobnob Canoga - ons kunnen overmeesteren? Met 'ons ' bedoel ik de overlevenden, dus diegenen, die het bio-experiment van onze tegenstander hebben overleefd.'
Dr. Ereget Hamory knikte zonder enig sarcasme.
'Het zal gek klinken,' zei hij, 'Maar ik ben bijna overtuigd van de theorie, dat de vreemdelin-gen alleen de Terranen kunnen overmeesteren, die immuun blijken te zijn tegen de explosieve bloederpest.'
Danton fronste zijn voorhoofd.
'Dat klinkt onwaarschijnlijk en een beetje fantastisch,' zei hij. 'Zonder aan je kennis te willen twijfelen: Heb je daar bewijzen voor?'
Bedaard antwoordde de arts:
'Je bedoelt de Hobnob, niet?'
'Ja,' antwoordde Danton.
In krasse tegenstelling tot de zoëven door Hamory ontwikkelde theorie, namelijk dat alleen immune wezens met succes konden worden overmeesterd, stond de afgrijselijke waarneming die men had gedaan. De valse Hobnob had een man overmeesterd, die besmet was door de explosieve bloederziekte. Het moest een wanhoopspoging zijn geweest.
'Ik heb geen bewijzen, anders zou ik datgene, wat ik zoëven vertelde, niet als theorie betiteld hebben,' zei de arts rustig. 'Maar ik permitteer mezelf de luxe om een intuïtieve reactie te tonen. Ik geloof er heilig in, dat alleen immune wezens kunnen worden overmeesterd door de vreemdelingen.
Dit is een belangrijke theorie - probeer je hem later te herinneren, alsjeblieft!'
'Canoga had een probleem dat hem dwong tot een wanhoopspoging. Hij moest snel ontsnap-pen uit een zwaar bewaakt ruimteschip. Vermoedelijk zou hij bliksemsnel zijn normale vorm weer aangenomen hebben, zodra de vlucht gelukt was. Dit ene voorval zou wel eens de beroemde uitzondering op de regel kunnen zijn, mijne heren.'
Rasto Hims antwoordde:
'Laten we eens aannemen, dat het zo was. Wat heeft dat voor ons te betekenen? Gevaar?'
Danton wilde hem niet tegenspreken en verklaarde:
'Ongetwijfeld. We zitten hier en zijn min of meer veroordeeld tot passief gedrag. Weliswaar functioneert de totale communicatie van het betreffende korvet intussen en zijn ook de meest essentiële delen van het sluismechanisme weer in orde, maar starten kunnen we nog steeds niet.'
Dagenlang hadden ze gewerkt, nagedacht over wegen en mogelijkheden, hun hersens suf gepeinsd, maar het leek er niet op, dat ze nu een weg gevonden hadden, weg uit deze ellende. De enige dingen, die positief waren, schenen het intacte korvet en de kansen van de drieën-vijftig mannen te zijn.
'Als ik eens goed nadenk,' zei Oro Masut, 'dan zitten we de komende vijftig uur vast. Hebt u bevelen, chef?'
Danton zweeg even, daarna zei hij:
'Ja. We stellen weer een groep jagers samen en een groep, die vers groenvoer naar het schip brengt. Deze keer beter gewapend en met de secundaire opdracht om te letten op mogelijke tegenstanders, die zich schuilhouden en ons gadeslaan.'
Masut moest denken aan de diepe schildpadsporen, maar hij gaf er de voorkeur aan om geen blinde paniek te zaaien.
'Ik neem de leiding van de groep jagers op me,' zei hij. 'Hoeveel man?'
Danton keek om zich heen.
'Vijf,' antwoordde hij na korte tijd. 'En vijf voor de planten. Omdat het buiten alweer donker is, wachten we nog even. Laten we verder gaan met het sluismechanisme. Hoe staat het met de ingangen van het schip, Oro?'
Masut kon hem geruststellen.
'We hebben bijna alle gaten, tot in de machinekamer - of de resten van onze motoren - gestopt. Als het gat in de romp te groot was, hebben we de luiken gesloten en dichtgelast. De grondsluis is nog steeds afgegrendeld, zolang we in het schip zijn.'
'Goed. Twee man assisteren onze kranige chef-arts, de anderen gaan met mij mee en proberen ons korvet verder te repareren. Er is nog genoeg te doen.'
Weer splitsten de groepen zich.
Op een of andere manier werden de mannen overvallen door een vreemd soort angst, hoewel er niets te vrezen viel. Het verlaten schip, waarvan de meest gebruikte verkeerswegen fel ver-licht waren, de lucht, die uit kokers en gangen kwam, de geluiden, die af en toe doordrongen door de ventilatiekleppen en het zich geringe aantal verplaatsende mensen, waren reële factoren, die deze angst stimuleerden. De groepen bleven dicht bij elkaar en liepen terug naar de ziekenboeg, resp. de hangar, waarin het korvet op zijn uitgeschoven landingsgestel stond.
4.
Achter ze stond als een metalen berg het wrak van de Francis Drake. Het projecteerde een enorme schaduw en de zon werd in talloze reflexen weerkaatst door de glanzende plekken op de romp. Overal was het metaal gebarsten, als een open gezwel, met rafelige randen en uitgedoofde splinters - een gevolg van de talloze atomaire kleine brandjes. Onder het schip liep een weg naar het noorden, vanaf de vuile en met zand bedekte loopbrug. De lucht was nog steeds dun en heet en je kon door de nevel heen nog net het dreigende woud zien. Voorop liep Oro Masut, de sterke Ertrusiër. Hij was ongebruikelijk waakzaam sinds het moment, waarop het zware gepantserde luik van de Francis Drake achter hem dichtgevallen was. Achter dat luik lag een batterij zware wapens klaar en enkele gevechtsrobots, die door de Gurrads ook over het hoofd waren gezien, patrouilleerden over de gescheurde bodem. Oro bleef staan, veegde met zijn hand over zijn brede voorhoofd en stak even zijn arm omhoog. Iedere overbodige beweging veroorzaakte stromen zweet.
'Halt,' zei hij, niet al te hard, en leunde tegen een van de rotsen, waar de vloeistof in dikke druppels langs naar beneden liep.
De vier mannen kwamen naar hem toe en bleven voor hem staan.
'Bij wijze van uitzondering hebben we minicoms bij ons, die ingesteld zijn op de korvetont-vanger. Danton zit aan de andere kant,' zei Oro zachtjes, want ook dit stuk steen kon appara-ten bevatten, die observeerden of afluisterden. 'We zullen deze apparaten alleen dan inschakelen, als we in uiterste nood zijn. Klaar, vrienden!'
De mannen knikten.
'We zullen verder zo dichtbij mogelijk in de buurt van het schip blijven. Ieder van ons kan zich nog precies de plekken herinneren, waar we die antiloopachtige dieren hebben neergeschoten. We maken nu alleen maar jacht op deze dieren en ik zou graag zien, dat ieder van ons drie stuks mee terugneemt.'
Hij wees in de richting van de enorme bol, die eruit zag alsof hij ieder moment kon omvallen en alles onder zich zou begraven. De platen onder de landingspoten waren intussen diep doorgezakt en het kiezel en het zand hadden de gaten opgevuld.
'Begrepen,' zei een van de edellieden, een hypertechnicus en zeer bruikbaar amateurbioloog.
'En we letten heel goed op sporen van observatie. Het gaat per slot van rekening om het leven van eenenzeventig mannen, die overgebleven zijn van de bemanning van negenhonderd koppen.'
'Hoeveel tijd hebben we?' vroeg een van de mannen.
Oro Masut tuurde naar de sluis, die net langzaam openging en waar de tweede groep uitkwam. De mannen knipperden tegen het felle licht en strompelden onzeker langs de loopbrug naar beneden.
'We wachten eerst tot onze kameraden hier zijn, daarna proberen we ze te blijven zien. Ik reken erop dat we over drie uur weer in het schip kunnen zijn.'
'Akkoord.'
Ze hadden de schietklare thermostralers in beide handen. Op de ruggen van de mannen hingen de kunststofnetten en de touwen voor de verwachte buit. De vijf man van de tweede groep kwamen dichterbij, zwaaiden even en sloegen toen een paar meter voor de rotsen naar rechts af.
'Voorwaarts,' zei Masut zachtjes. 'En - opgelet!'
Ze liepen achter elkaar naar de rand van het bos op een afstand van dertig meter van de mannen, die als opdracht hadden om verschillende vruchten te vinden en te verzamelen, een bepaald soort lianen af te snijden en de fijne, zachte blaadjes van een plant, die onschuldig was en zeer veel sporenelementen bevatte, te verzamelen. Alles ging volgens een schema, dat Oro Masut had ontworpen: De eerste van de mannen gaf dekking naar voren toe, de tweede naar rechts, de derde in tegenover gestelde richting, de vierde hield de andere groep in het oog, en de laatste zou voorkomen, dat ze van achteren verrast werden. Langzaam, om energie te sparen, baanden de tien mannen zich een weg door drijfzand, geel kiezelsteen en brokken steen, liepen om rotsblokken heen, kwamen onder uitsteeksels weer tevoorschijn en naderden steeds meer de rand van het woud.
De gevaren, die hier onzichtbaar schuil moesten gaan, hadden het zelfs klaar gespeeld om het spreekwoordelijke individualisme van de galactische vrije handelaars volkomen te doen verdwijnen. De mannen, die normaal als een hoop ongedisciplineerde wilden gekleed waren, droegen hun scheepsuniformen, die veel weg hadden van dunne en strakke overalls, daarover hun zware wapenriemen en de magazijnen. Boven de geopende kragen zag men rode, verhitte gezichten.
Tien mannen.
Edellieden, boeren... achter die namen gingen begrippen schuil als technici, biologen, mineralogen; alle vakgebieden waren vertegenwoordigd. Af en toe maakte iemand de tragisch te noemen vergissing om de vrije handelaar als koopman te beschouwen, die alleen van handel iets begreep. Vele goede lieden hadden zich intussen al vergist. Intussen kende men zelfs op de vloot de slagkracht van een van de 'handelsschepen' en dus was men navenant verbluft.
Tien mannen.
Ongeveer een procent van de voormalige bemanning.
Eindelijk bereikten ze de uitlopers van het woud.
Een koepelvormig voorwerp lag of stond links van hen; ongeveer een meter hoog en donkerbruin. Het was volkomen symmetrisch gevormd, halfrond als een ingegraven bol. De derde man fluisterde plotseling:
'Opgelet! Links van ons, dertig meter!'
De vierde gaf de anderen een teken en zwaaide naar het andere groepje.
'Wat is er?' mompelde Masut geërgerd.
Ze durfden nauwelijks geluiden te maken, want het wemelde hier van het wild, dat ze daardoor op de vlucht konden jagen. De man, die het koepelvormige voorwerp had ontdekt, gaf zijn waarnemingen fluisterend door.
'Daar. Het ziet er zo regelmatig uit, dat we er niet zomaar aan voorbij gaan. Zullen we gaan kijken?'
Masut spreidde zijn vingers uit.
'Voorzichtig, van verschillende kanten en met schietklare desintegrators.'
Ze wisten, wat hen te doen stond; de enige mogelijkheid om discipline en orde aan te brengen in een groep vrije handelaars, was een gevaar. De mannen gingen in een wijd uitwaaierende linie op het halfronde ding af, met een afstand van meer dan vijf meter onderling. Enkele minuten later stonden ze in een halve cirkel om de heuvel heen.
'Alleen maar kleine gaatjes!' fluisterde iemand.
'Duizenden gaatjes. Is dit een Prison II-mierenhoop?'
Masut haalde zijn machtige schouders op.
'Ik weet het niet.'
Hij nam het risico. Hij keek naar de punt van zijn laars, die bestond uit een zeer dure en taaie kunststof, haalde uit en gaf een trap. Daarna perste hij zijn kaken zo hard op elkaar, dat zijn buurman schrok van het knarsende geluid. Het oppervlak van de heuvel was staalhard.
'Beton,' mompelde Masut. De pijn joeg tranen in zijn ogen.
Plotseling scheen de heuvel tot leven te komen.
Uit de gaten stegen dunne sluiers van een onbekend gas op, dat snel ontbrandde en een blauwe flikkerende vlam produceerde. De hele heuvel was een grote vlammenzee, die een minuut bleef branden en toen plotseling doofde. Uit de gaten kwamen kleine, sneeuwwitte kopjes en aan de bovenkant zaten grote ogen, die eruit zagen als de facetten van een geslepen diamant. Het leek wel alsof het hele personeel van de vesting zich opeens op de muren vertoonde.
De koppen schenen de vijf mannen intensief te bestuderen en daarna trokken ze zich weer terug. Er verstreken enkele seconden, tot het volgende effect optrad.
Het stonk.
Het stonk zo, dat de mannen achterover vielen. Het rook ongeveer als zwavelwaterstof, dat bij bepaalde eiwitsoorten ontstaat, die zich langzaam omzetten.
'Dit is zeker geen heimelijke spion,' zei Masut, terwijl hij voor zijn groepje uit op de reddende bosrand af rende. Nog steeds met wijd opengesperde mond ademend en de neus dichthou-dend. 'Dit is het natuurlijke wapen van de Prison II-diertjes tegen hun grotere vijanden. Kleine stinkdiertjes!'
De mannen van het groepje, die al bij een kleine boom aan het plukken waren, waren gerustgesteld, toen ze zagen dat Masut zonder gevecht terugkwam en met zijn hand een bemoedigend teken maakte.
'Doorgaan!' zei hij. 'Naar die grote open plek.'
Ze wisten, wat hij bedoelde. Ze waren er op de laatste jachtpatrouille ook al geweest, en hadden de open plek leren kennen; een soort savanne met een doorsnede van vijfhonderd meter, die eruit zag als een corral, ingesloten door doornen struiken en door de blauwzwarte stammen van de jungle.
Opnieuw stopte Masut.
'Jullie tweeën gaan snel en geruisloos naar het groepje van drie bomen, waar die lianen aan hangen. Als ik een schot afvuur, maken jullie voldoende lawaai.'
'Begrepen.'
De twee mannen verdwenen over een leemachtig dierenpad. Glibberden in het donker tussen de bomen door. Een paar centimeter opzij van het pad was het woud bijna ondoordringbaar voor grote dieren of mensen - of voor dingen die hun omvang en gewicht hadden.
Drie mannen bleven achter.
'Naar boven,' zei er een. 'Wij stellen ons hier op en als de kudde onze kant op komt, schieten we. Je kan vanaf de hoogte de beste treffers boeken.'
Oro Masut knikte en klom ongeveer vijf meter naar boven, tot hij bijna op een bijna horizontale, dikke tak zat. Hij leunde tegen de dikke, knoestige stam en tuurde naar de open plek, die onder hem lag. In zalige rust graasde daar de kudde antiloopachtige dieren, ongeveer dertig stuks.
Behalve het hoge gras, de bladeren aan de enkele struiken, bewoog zich niets op deze bijna ronde vlakte. Onbarmhartig heerste hier de hitte van de vroege ochtend; en over dit alles lag de blauwe nevelsluier van de hemel. De mannen waren binnen vijf minuten op hun post. Oro Masut pakte zijn straler en tuurde naar de drie bomen. Daar bewoog iets.
Oro Masut stak zijn hand met het wapen omhoog en vuurde een kort schot af.
Plotseling was het gedaan met de rust op de open plek. De dieren keken op, jammerden en begonnen zich in beweging te zetten. Eerst langzaam, daarna steeds sneller. Tenslotte stormden ze met grote sprongen in de richting van Oro Masut en zijn twee schutters.
Het was zinloos, dacht hij, om nu al te schieten; ze hadden te lang moeten lopen om de buit te verzamelen.
Oro wachtte enkele seconden, tot het roedel in de buurt was, daarna gaf hij nog een teken. Tegenover hem, aan de andere kant van de open plek, schoten de mannen zomaar in de lucht en dreven de dieren naar de andere drie mannen toe. Oro mikte met zijn korte loop, keek nog eens goed en schoot toen. De eerste gazelle scheen midden in een reuzensprong in de lucht te stoppen, zakte in elkaar en sloeg over de kop. Hij bleef naast een struikje liggen, sloeg een paar keer met zijn slanke benen tegen de grond en bleef toen roerloos liggen.
Links van hem zwiepten twee schoten door de lucht.
Nog twee dieren vielen. Het roedel stopte, sprong en raasde door elkaar heen en vluchtte toen naar rechts, passeerde dus de ideale weg voor Oro Masut. Met drie snelle schoten legde hij nog drie gazelles neer. De naalddunne thermostralen doodden zeer snel en zeker.
Opnieuw maakte de kleine kudde in paniek rechtsomkeert, gierde tussen gras en struiken door naar links, weer langs Masut. Zijn kameraden schoten twee dieren aan de zijkant van het roedel weg, toen leunde Oro stevig tegen de stam en volgde met zijn vizier een bijzonder krachtige bok, die tamelijk jong scheen te zijn, dat was veel vlees. Hij wachtte totdat het dier goed zichtbaar was en gelegenheid gaf voor een flankschot, daarna drukte hij op de knop. De dunne straal, bijna onzichtbaar in het zonlicht, raasde op de gazelle af en was raak. Oro kon zijn ogen niet geloven - de thermostraal werd gebroken en veranderde in een regen van vonken.
'Verdomme!' schreeuwde Masut en begon continu vuur af te geven.
Het dier stoof zigzag door het gras, dat al op sommige plekken begon te glimmen. Oro mikte zorgvuldig en schoot nog een keer. Opnieuw botste de energiestraal tegen het dier aan, werd weerkaatst. Oro's handen vlogen open, maar zijn wapen viel niet, omdat het aan dunne, leren riemen hing. Oro greep zijn desintegrator, maakte hem met een druk op de knop schietklaar en brulde:
'De grote bok! Een waarnemer.'
Hij mikte even, vergat de jacht en schoot.
Brullend schoten de stralen uit zijn zware wapens, vernielden de gedraaide hoorns van de pseudo-gazelle. De twee andere mannen links onder hem waren nieuwsgierig geworden... Een schreeuwde:
'Wat is er?'
Terwijl hij zorgvuldiger mikte en opnieuw schoot, brulde Masut terug:
'Volle kracht op die grote gazelle, die nu... hij vlucht!'
Kennelijk bezat dit 'dier' een vlekkeloos functionerend afweerscherm. Nu brulden de drie wapens tegelijk en concentreerden hun continue vuur op het dier.
De gazelle stormde naar links, in de richting van de rand van het woud. Hij was bijna niet meer te zien, achter de muur van atomair vuur. Om hem heen verbrandde het gras, sloegen de vlammen terug van zijn beschermende veld. Het dier, dat in werkelijkheid een van de door de computer berekende waarnemers was, verdween. Hij werd letterlijk naar voren geslingerd door een prachtig schot, en schoot tussen de stammen van het woud door.
Het gebrul van de superenergiewapens stopte abrupt en Masut greep weer zijn thermowapen om een van de gewonde gazelles het genadeschot te geven.
'Wat was dat, Masut?' schreeuwde een van de mannen.
'In geen geval een antiloop of een gazelle!' brulde Masut terug. 'Hoeveel dieren hebben we geschoten?'
'Tot nu toe twaalf!'
'We houden op,' beval Masut en gaf nog een signaal naar de drie bomen. Uit de bewegingen van de twee mannen bleek, dat ze het begrepen hadden en via het dierenpad terug kwamen.
Hij klauterde voorzichtig en zwetend de boom uit en stapte naar de twee andere mannen toe. De lopen van de wapens zakten naar beneden en de twee schutters schenen op een verklaring van Masut te wachten.
'Alles ging zo vervloekt snel,' zei de ene. 'Wat was er aan de hand, Oro?'
'Die gazelle was alles, behalve een leverancier van vers vlees,' bromde Masut razend. 'Het was een van de waarnemers.'
'Zou dat toeval zijn?'
'Wat?' vroeg Masut grimmig terug, 'dat ik hem heb geraakt?'
'Nee. Dat die waarnemer net hier op dit moment opdook. En dat wij hem voor een dier hielden.'
Masut haalde zijn schouders op.
'Ik weet het niet,' zei hij zachtjes. 'Ik weet maar een ding zeker, of ik denk dat ik het weet.'
'Ja?'
Ze zweetten en waren opgewonden. Wel betekende voortdurende angst iets, waar ze intussen al aan gewend waren, maar ze vermoedden langzaam, dat deze jungle twee soorten leven bevatte. Een soort, die nauwelijks te onderscheiden was van het dierlijke en plantaardige leven van andere werelden en het tweede, die gecamoufleerd als fauna op de enkele overlevenden van de Francis Drake loerde en iets van plan scheen te zijn, wat men niet wist.
'Dat wij, zonder het te kunnen zien, omringd zijn door deze waarnemers. Vermoedelijk hebben zij zich zo goed gecamoufleerd, dat bijna ieder dier van deze jungle een van hen kan zijn. We wachten op onze partners, dan verzamelen we de twaalf dieren en slepen ze mee naar het wrak.'
'Begrepen.'
Drie minuten later doken de twee drijvers hijgend op, hevig zwetend en happend naar adem.
'Waarom hebben jullie zo'n vuurwerk weggegeven, kameraden?' zei er een. 'We dachten, dat jullie de jungle in de fik wilden zetten. Goed dat het gras nog zo vochtig was.'
Masut legde het in een paar woorden uit.
Daarna schudde de oudere technicus zijn hoofd en zei zorgelijk:
'Het is om wanhopig te worden. Hebben we net een beetje hoop, ontdekken we dat we midden in de nieuwe gevaren zitten. Hoe moet dat aflopen?'
Dat vroeg Masut zich ook af.
Ze maakten de kabel van hun ruggen los en begonnen de twaalf neergeschoten dieren te verzamelen.
Drie uur later waren de mannen een instorting nabij, met hun vracht boven aan de loopbrug. Ze waren niet meer geconfronteerd met een van de gecamoufleerde waarnemers en toen Masut het afgesproken signaal gaf, zag hij aan de bladeren, die daar lagen en een vertrapte vrucht, dat ook de tweede groep intussen teruggekeerd was. De sluis ging open en de controlemaatregelen waren nog zorgvuldiger dan anders. Het bleek echter dat de mannen normaal en niet overbelast waren.
Achter ze versperde de zware sluis het schip.
Danton liep naar Oro toe en zei zachtjes:
'Helaas was dit niet je laatste jacht, Oro. We moeten eraan denken, dat er in het korvet een minimale hoeveelheid proviand opgeslagen moet zijn, want, stel dat we kunnen starten en kunnen vluchten, dan weten we nog niet hoelang die vlucht duurt. Begrijp je dat?'
Oro vertrok zijn met littekens bedekte gezicht.
'Heel goed, Sir.'
Langzaam verstreek ook deze dag. De paar overlevenden, die niet hun genezing tegemoet sliepen, begonnen het korvet in te richten. Ze brachten alle dingen, die belangrijk voor ze waren, naar de bemanningsverblijven, testten opnieuw de machines en gebruikten de enkele, nog intacte robots om kisten met reserve-onderdelen, proviand, banden en spoelen, wapens en patronen naar de sloep te brengen. De FD-8 ademde een sfeer van leven.
Nog dertig uur voordat de drieënvijftig mannen ontwaakten.
Men had de juiste verbindingen tot stand gebracht en de schermen van de scheepscommuni-catie van de FD-8 projecteerden het beeld via de enkele onbeschadigde camera's van het wrak. Rondom het schip heerste de nacht. De binnenzee, de kiezelwoestijn, de jungle van Prison II, tekenden zich duidelijk af op het zichtscherm, dat aan het hoofdeind van de cabine gloeide. Er waren niet veel sterren te zien.
'Waarom zijn we hier, Sir?' vroeg een stem.
Die hoorde bij een man met een wild gezicht en een zwarte baard.
'Dat zal ik je zo kunnen vertellen, Rasto,' antwoordde Roi Danton. 'Na de actie van Oro Masut zijn er bepaalde verrassingen opgetreden, die ons dwingen iets te bedenken.'
'Voordat u daar aan begint,' zei Oro grommend, 'wil ik u zeggen, Sir, dat het werk lekker opschiet. We hebben bijna alle robots ingezet om het korvet te voorzien van de meest noodza-kelijke spullen. De laatste dagen kunnen wij ons helemaal aan de definitieve reparatie wijden.'
Danton knikte.
'Akkoord, Oro,' zei hij. 'Wat ik van plan ben, klinkt simpel, maar is niet minder moeilijk.'
'Wat dan?'
Oro Masut, de gigantisch gebouwde Ertrusiër, met de karakteristieke blauwrode littekens op zijn wangen, vermoedde, wat Danton wilde.
'Het heeft iets met die pseudogazelle te maken, hè, Sir?'
'Ja.'
'Wie zou daar iets van weten, behalve wij?' vroeg Rasto Hims.
Danton glimlachte even en antwoordde:
'Niemand.'
Hij haalde een bloknoot uit een van de lades en begon te tekenen. Sterk vereenvoudigd beeldde hij de poolsluis met de sluisdeur af, de aansluitingen met de uitschuifbare loopbrug en de afzonderlijke bodemplaten.
'Hier, op deze plaats, zullen we een bodemplaat openbranden. Daar onder installeren we vier, verende elementen met positronische aansluitingen. Dat betekent, dat iedereen, die deze sluis verlaat of er in komt, absoluut over die plaat heen moet.'
Danton keek naar het gezicht van Hims en wachtte op een begrijpende blik.
'En als iemand op die plaat staat, drukt hij hem met zijn gewicht naar beneden. Dan lezen we ergens zijn gewicht af.'
'Ik zie, dat ik begrepen word,' zei Danton. 'We weten precies, dat de ongeveer twee ton van deze vreemde wezens een onverbiddelijk teken zijn. Verder ontbreken ons de onopvallende mogelijkheden om een vrije handelaar te onderscheiden van een imitatie. De vreemdelingen hebben zo'n zware structuur en lichaamsmassa, dat ze hun natuurlijke gewicht bij iedere poging tot imitatie mee moeten slepen. Dus zal deze heimelijke weegschaal iedere imitatie ontmaskeren.'
'Dat is duidelijk,' zei Hims. 'Hoe stelt u het zich in details voor? Wat gebeurt er als we een imitatie ontdekken aan de hand van zijn gewicht?'
Danton zweeg een paar seconden, daarna antwoordde hij:
'Dan doden we hem.'
Oro Masut stak zijn hand op, en schudde energiek zijn zware schedel.
'Maar we weten ook, dat de vreemdelingen immuun zijn voor zulke belachelijke dingen als thermostralers en desintegrators, voor ultrageluidwapens en andere kleinigheden uit ons arsenaal en dat ze vrijwel onverwoestbaar zijn.'
Nu was het korte lachje van Danton echt.
'Gelukkig ben ik een van die mensen, die zelden iets weggooien, nadat ze het eenmaal hebben betaald. We beschikken, over de genoemde energiewapens over nog een paar andere dingen, waar je geen idee van hebt.'
'Ha!' zei Masut. 'Je bedoelt toch niet die rommel, die in de kleine ruimte naast de poolsluis opgeslagen ligt? Dat wilden we al een paar keer weggooien.'
'Precies, dat bedoel ik. Hebben we een paar reparatierobots, die ons kunnen helpen?'
Hims trok een zuur gezicht en knikte.
'Ja, twee. De andere zijn vrijwel onbruikbaar. Meer storingen dan praktisch nut.'
Danton stond op en gooide het schetsboek op de klaptafel.
'We beginnen meteen, want overdag zal ik weer twee jachtpatrouilles op pad sturen. Het korvet, waarin wij ons bevinden, moet nog beter uitgerust worden. Kom op!'
Ze gingen de sloep uit. Gangen, passages, ruimtes en magazijnen van de FD-8 waren warm, voorzien van uitstekende ademlucht en fel verlicht. Nog steeds sliepen de drieënvijftig mannen, en de laatste berichten van Ereget Hamory, die Danton een uur geleden opgeroepen had, klonken wel sceptisch, zoals altijd, maar hij had het niet meer over doodgaan.
Iemand van het reparatiecommando, dat voortdurend bezig was geweest, had de afzonderlijke wegen gemarkeerd en pijlen, nummers en korte woorden op de wanden geschreven. De letters met vetkrijt gaven de antizwaartekrachtkokers aan, die intact waren en waarschuwden voor de restanten van radioactieve neerslag, die tijdens de vernielpartij van de Gurrads ontstaan was. Tien minuten later stonden drie mannen en twee reparatierobots in de poolsluis van de Francis Drake.
'Waar beginnen we?'
Danton wees naar de gereedschapswagen, die door de robots meegenomen was.
'Hier. Langs deze lijnen wordt de stalen plaat weggebrand. Er mogen geen kartels aanzitten. Wij trekken intussen de leidingen door.'
Hij wees met uitgestrekte arm omhoog, naar een van de kleine controlecabines. Deze was alleen te herkennen aan een brede plaat van gepantserd plastic.
'Daar installeren we de wijzers.'
Met de feilloze handgrepen van goed geprogrammeerde machines zetten de robots de lasappa-raten in elkaar en begonnen te werken. Ze haalden een plaat van vier vierkante meter uit de grond en boorden aansluitingen voor de vier veerelementen. Daarna rolde de Ertrusiër de lange kabel af. Vlammen sproeiden in het rond, het stonk en rookte, toen men de aansluitin-gen tot stand bracht en de positronische blokken vast laste. Die zouden het gewicht aanwijzen, dat zich op die plaat bevond. Het scala van het toestel, dat met een paar zuigelementen en metaallijm op het instrumentenbord van de sluisruimte werd vastgemaakt, had een capaciteit van hooguit twee ton. Een wijzer zou uitslaan en ze de laatste zekerheid verschaffen. De lange kabel werd aangesloten en onzichtbaar naar boven geleid en daarna opnieuw vastgeklemd.
Danton rende voortdurend heen en weer tussen de vloer van de sluis en de cabine en hield het werk in de gaten. Het duurde een uur, toen zoemde zijn minicom. Hij stond naast de twee robots en controleerde de kanten van het staal - je kon de weegschaal pas zien, als hij zich minimaal bewoog. Maar zelfs die beweging viel niet op, wanneer de mannen vermoeid uit de jungle kwamen.
'Ja?' meldde hij zich.
'Bent u de eerste, Sir?' vroeg Oro Masut. 'We zijn klaar.'
Zijn reusachtige gestalte doemde op achter de verlichte plaat.
'Ja. Graag.'
Danton ging midden op de plaat staan.
Seconden verstreken...
'Nu hebben we hem goed ingesteld,' zei Masut. 'Ik kan u verzekeren, dat uw gewicht overeen-komt met onze normen. U schijnt de laatste tijd iets afgevallen te zijn. Dat moet de ergernis geweest zijn.'
Danton knikte en gaf de twee robots een teken.
'Hier.'
De twee machines legden hun gereedschap neer en kwamen dichterbij. Met een paar gebaren dirigeerde Danton ze naar zich toe. Daarna bracht hij zijn arm naar zijn mond en sprak in het minicomapparaat:
'Gewichtstoename?'
Het antwoord van Rasto Hims volgde ogenblikkelijk.
'Jawel. Exacte waarden. We testen verder. Stuur alstublieft de robots een voor een van de plaat af.'
Stuk voor stuk verlieten de twee machines de plaat en de wijzer op het testapparaat viel abrupt naar rechts. Tenslotte bleef ook Danton naast de stalen plaat staan en keek aandachtig om zich heen: Hij zocht naar verdere mogelijkheden voor zijn plan.
De twee robots kregen een duidelijk bevel en lieten een van de gereedschapskarren staan, waarna ze zich weer uit de grote, ronde sluisruimte verwijderden. Danton bestudeerde de wanden, de buizen en de afdekplaten, de holsters van de wapens van de Gurrads en vond wat hij zocht. Langzaam klauterde hij weer omhoog langs de smalle trap naar de controlekamer.
'Wij tweeën, Rasto Hims, zullen iedere keer deze controle uitvoeren. Oro is een perfect jager op groot wild geworden, dus blijven wij over. Iedereen, die het schip in de toekomst binnen komt of verlaat, moet op de weegschaal. Maar nu komt het tweede deel. Wij hebben wapens, waarmee de vreemdelingen uitgeschakeld kunnen worden.'
Beide mannen keken hem vol verwachting aan.
'Daar beneden?'
Masut wees naar de grond.
'Ja. Daar beneden. We moeten ze alleen nog goed monteren en verstoppen.'
Ze wisten, dat behalve hen op dit moment iedereen aan boord bezig was en dat hun plan niet ontdekt zou worden. De plaat was zo goed aangebracht, dat alleen een zeer exacte controle de werkelijke betekenis zou kunnen bewijzen, en niemand zou daar zin in of tijd voor hebben, of eigenlijk aan denken.
Danton maakte het slot van het luik open en ging naar binnen. Hier deed het licht het vreemd genoeg en de kunststofkisten, die hier netjes opgestapeld stonden, waren onbeschadigd.
'Wat hier opgeslagen is,' zei Danton zeer tevreden, 'is in feite een anachronisme. Het zijn volkomen verouderde wapens, die vreemd genoeg nu een betekenis krijgen, die ongebruikelijk is.'
Oro stapte naar een van de kisten en las het opschrift.
RAKETWERPER/TWEEHANDEN WAPEN - type 63/2002, opgelet, chemische aandrijving
Hij knikte tevreden en rukte het deksel open.
Tien van de wapens waren schokvrij vastgeklemd in hun speciale voering. De brede patroonmagazijnen lagen in het onderste deel van de kist, in een zacht gevoerd vak, ruimte- en waterdicht verpakt. Oro Masut bukte zich, rukte de veiligheidsstrook los en pakte een wapen. Het was tamelijk zwaar, bestond in werkelijkheid uit een buis, met terugslagkanalen en veilig-heidsinstallaties en een vizier. In de zware handgreep was ruimte voor twaalf projectielen.
'Lekker stuk!' mompelde Masut.
Andere kisten werden opengemaakt.
Het waren wapens die volgens hetzelfde principe functioneerden. Drie verschillende groottes. Een wapen kon in een holster meegevoerd worden, het tweede type kwam overeen, qua omvang, met een desintegrator, die je met twee handen kon gebruiken en de derde was nog wel te vervoeren, maar zeer moeilijk en eiste een onderstel.
Danton wees naar de munitiekist.
'Er is voldoende munitie, om het schip in een rokende puinhoop te veranderen.'
'In ieder geval hebben we hier voldoende,' antwoordde Hims. 'Waar worden de wapens ingezet?'
Danton sloeg op zijn rechter heup.
'Ieder van ons neemt zelf een van de lichte modellen. Om reden van efficiëntie, verzoek ik om maar een reservemagazijn mee te nemen; die raketprojectielen zijn een beetje onberekenbaar.'
Hij verdeelde die van de wapens en de bijbehorende holsters. De mannen deden hun riemen los, maakten de holsters eraan vast en stopten de geladen wapens erin. Het gewicht van de zware constructies trok aan de riemen en ook de twee delen van het reservemagazijn in de borstzakken wogen zwaar.
Het waren projectielen, bijna een vinger lang en ongeveer een duim dik, die wat leken op geweerpatronen, die alleen nog werden gebruikt bij speciale acties.
Er waren normale projectielen van het chemische type, dan waren er ladingen met langzaam reagerend atoomgeschut en met spontaan reagerende kernladingen. Maar de afgrijselijkste ladingen bevatten zuren, die bij een botsing uit elkaar spatten en iedere bekende materie vernietigden en wegvaagden.
'De twee bewakingsrobots, die we nog hebben, worden ook met deze wapens uitgerust.'
Binnen enkele minuten waren de twee machines uitgerust met het middelzware type. De magazijnen bevatten ieder dertig schoten en Danton liet zich de kans niet ontglippen om een interessante collectie samen te stellen van de meest verschillende projectielen.
'Zo!'
Oro Masut lachte schaterend.
'Zou er inderdaad iemand van ons buiten overmeesterd worden, dan mag de observator komen! Die vreemdeling wordt geconfronteerd met minstens zestig projectielen, die stuk voor stuk raak zullen zijn en effect hebben.'
Rasto Hims sleepte een van de superzware modellen in allebei zijn armen mee en keek Danton vragend aan.
'Waar moet dat naartoe, chef?'
Danton en Masut sleepten twee munitiekisten uit de kleine, bijna verborgen ingebouwde magazijnhal in de sluisruimte naar buiten.
'Een zware raketwerper naar de controlekamer. We smelten een gat in de plaat, zodat degene, die de weegschaal in de gaten houdt, ook meteen kan schieten.'
'Begrepen.'
Een munitiekist werd opgetild en gedeeltelijk uitgepakt. Het reusachtige magazijn van het zware raketwapen bevatte een assortiment van snelwerkende atoomprojectielen en capsules met zuren. Het gat in de grote gepantserde, plastic plaat, was groot genoeg om de loop van een wapen heen en weer te bewegen. De driepoot van het wapen werd vastgemaakt, de schietrichting vastgesteld.
'Waar de tweede?'
'Daar.'
In een hoek van de ronde hal stond een Shift, waarvan het geschut niet meer functioneerde. Danton had, voordat de machines definitief het loodje legden, de vluchtende Amsin Kiritaka nog kunnen vernietigen, die 'overmeesterd' was geweest en tot de rand van het woud kon vluchten. Hier, in de hal, waren de meeste machines van de Shift tot stilstand gekomen. De drie mannen konden in de loop van een uur een tweede werper installeren en de gepantserde toren van de Shift was toereikend om het geschut voldoende dekking te geven. Ook hier werd een kist met verschillende munitie-eenheden gedropt.
'Het derde wapen komt daar.'
Danton wees naar een stapel kisten, waarin uitrustingsstukken zaten. De mannen stapelden de kisten zo op, dat iemand, die uit het wrak kwam, zich hier kon verschansen en de ruimte voor de sluis uitstekend kon zien. De opstelling zag er toevallig uit en niemand zou er in dit stadium van de ontwikkeling over piekeren om eens beter te gaan kijken.
Danton veegde zijn vingers schoon en keek van Hims naar Masut.
'Niemand kan mij nu het verwijt maken, dat ik niet voldoende argwanend en voorzichtig ben geweest. Het is vrijwel uitgesloten, dat iemand het schip binnendringt.'
Oro Masut keek op zijn horloge.
'Ik zal de resterende tijd vullen met het weg stouwen van mijn persoonlijke bezittingen in het korvet, het inrichten van de vrieskamers en het controleren van de voorraad voedsel. Daarna slaap ik een beetje en daarna ga ik op jacht.'
Danton verliet met Hims aan zijn linkerzijde de sluis en langzaam zweefden ze omhoog om terug te komen in de FD-8.
'Ik hoop niet dat je overvallen wordt door een sauriër, die in werkelijkheid een van onze superzware vrienden is,' zei hij met een vleugje humor.
Masut bromde:
'Ik hoop het ook, Rasto!'
Ze hadden zich opnieuw gedekt. Iedere man die zwaarder dan honderd a honderdtien kilo was, met enkele uitzonderingen natuurlijk, zou in een genadeloos vuurgevecht verwikkeld raken. Maar iedere man die zwaarder woog was ook geen man meer.
Hij was een vijand.
Een van die wezens, die buiten in de jungle op de overlevenden van de Francis Drake loerden.
Binnen enkele uren zouden ze weten, of de drieënvijftig mannen verder zouden leven of moesten sterven.
Roi Danton viel in zijn nieuwe hut in een stoel, trok zijn hemd uit en legde zijn voeten op een tafel. Daarna begon hij na te denken. Hij piekerde zich suf, maar kon niets bedenken wat hij verzuimd kon hebben, in verband met de veiligheid van de mannen. Er waren nog drie problemen.
Hoe reageerden de mannen op het vervangen van het bloed?
Zouden ook de laatste reparaties aan het korvet voldoende zijn?
Wat gebeurde er na de start van de FD-8?
Roi Danton keek op zijn horloge, toen drukte hij de knoppen van de intercom in. Hij vroeg om Dr. Hamory en moest enige tijd wachten.
'Hebt u naar mij gevraagd?' vroeg Hamory.
'Ja. Hoe gaat het met de drieënvijftig mannen?'
Ereget Hamory glimlachte triomfantelijk.
'Maakt u zich geen zorgen, Sir,' zei hij. 'Ik ben er nu echt van overtuigd, dat alle drieënvijftig mannen gered zijn. Alle waarden, die ik kan aflezen, zijn normaal. Het schijnt dat uw idee werkelijk het beste was. U kunt rustig gaan slapen.'
Roi bedankte hem.
'Dat was ik precies van plan,' zei hij en verbrak de verbinding.
Hij bleef in de stoel liggen. De deur van zijn hut stond open en uit de gang klonken af en toe geluiden. Een paar mannen probeerden continu en met een bewonderenswaardige energie het korvet startklaar te maken, de magazijnen te vullen en reparaties uit te voeren. Maar de meeste technici sliepen hun genezing tegemoet. Natuurlijk was het sluismechanisme goed te gebruiken. Van buitenaf zag de enorme bol van de Francis Drake er verlaten, vergeten en vernield uit. Roi Danton was ervan overtuigd dat duizenden ogen of camera's iedere verandering exact registreerden.
De vijand wachtte geruisloos.
5.
Doodse stilte...
Geen zuchtje wind te bespeuren, geen briesje, dat op de planetaire middag het zweet kon drogen. Overal was heet zand, heet grint, hete, gele rotsen. Oro Masut stapte uit de ronde schaduw, die zonder duidelijke grens over de woestijnstrook lag, kwam overeind uit zijn gebukte houding en legde zijn hand als een zonneklep boven zijn ogen.
'Verdomme!' mompelde hij.
Bijna een half uur geleden hadden zeven mannen bijna twintig gazelleachtige dieren neerge-schoten, ze zwetend en vloekend naar de loopbrug gesleept en daarna het schip in gebracht. De weegschaal had gefunctioneerd, maar geen van de mannen was duidelijk overmeesterd. Nu waren de vrieskasten van het korvet, naast de kombuis gelegen, niet helemaal leeg meer, maar de komende drie dagen zouden er nog een paar jachtpartijen moeten plaatsvinden. De mannen, die binnen enkele uren ontwaakten, zouden een moordende honger voelen en de betrekkelijk schaarse voorraad snel gedecimeerd hebben. Gelukkig bood de jungle met zijn talrijke open plekken voldoende wild van dit soort.
Oro Masut was weer naar buiten gegaan, omdat hij gedreven werd door een bepaalde onrust. Hij kon zelf niet verklaren waarom, maar Roi Danton had hem laten gaan. Zijn bevel had geluid, dat hij in ieder geval voor het vallen van de nacht moest terugkomen.
Oro had het beloofd en hij wist, dat hij eigenlijk alleen een rondje om het schip wilde maken. Hij zocht iets, maar wist niet hoe het eruit zag. Met het zware raketwapen, geladen met zuurcapsules, vormde deze eenmanspatrouille geen al te groot risico.
Oro sloeg rechtsaf.
Hij verplaatste zich tussen manhoge rotsblokken, tussen hopen kiezelstenen en daartussen liep een pad, naar de binnenzee toe. Op het kiezel lag geel zand, en Masut voelde de hitte door zijn zolen heen. Bijna geruisloos liep de Ertrusiër verder, leunde af en toe tegen een heet rotsblok en was blij, dat hij zijn handschoenen had aangetrokken.
Als een plak gesmolten lood lag de zee voor hem.
De oever van de andere kant was niet te zien; de afstand bedroeg hier driehonderd kilometer. Oro zag zelfs de horizon niet, want boven het water dreef de eeuwige nevel van deze planeet, die alleen 's avonds vervluchtigde en een blik op de sterren mogelijk maakte en op het licht van de Galaxis.
Oro Masut sloop verder.
Terwijl hij zwijgend de enkele struiken bestudeerde, die zich zover landinwaarts hadden gewaagd, dacht hij na over het tijdschema, dat hij samen met een paar andere mannen en Danton had opgesteld. Het zou nog zes dagen duren, voordat de FD-8 startte. In die zes dagen moesten alle reparaties aan de sloep klaar zijn.
Aan het tweede korvet en de sluishangar viel niet veel te repareren om alleen maar uit het wrak te kunnen vertrekken. Dat moest een eventuele vijand afleiden. Het was een klus van een dag, waaraan eenenzeventig mannen mee deden. De langeafstandsbediening was al gemonteerd in de stuurcentrale van de FD-8.
Zes dagen, Terraanse tijdrekening.
Masut bleef in de korte schaduw van een grillig rotsblok staan en keek naar beneden. Hier ging de steile oever over in een lichtelijk glooiende helling, die zo het water in liep. Kleine golfjes sloegen over de natte zandvlakte heen en sijpelden snel weer terug. Hooguit vijf meter boven het zand begon een groene gordel van kleine planten die zich deels voortzette tegen de steile rotshelling aan en voor Masut uitgestrekt lag, als een tapijt met grote gaten. De Ertrusiër kreeg opeens een idee.
'Een spoor?' mompelde hij en zette zich af tegen het gesteente.
Vlak voor hem, langs de steile helling en over de lichtelijk glooiende zandstrook, liep een soort karrenspoor. Op deze plaats waren de groene planten platgewalst of uitgerukt.
Met tien, vijftien stappen was Oro bij de dichtstbijzijnde begroeide plek.
Hij ging op zijn hurken zitten en stak zijn hand uit. Het draderige, lange mos, scheen onder zijn vingers te leven. Het zand, dat omgewoeld was door een tamelijk groot levend wezen, was nog een beetje vochtig, dus kon dit spoor pas heel kort geleden ontstaan zijn.
Masut volgde het spoor en verlengde in gedachten de lijn, die het beschreef.
'Het schip!' zei hij.
Als hij deze lijn voortzette, dan eindigde hij vlak onder het centrum van de bol.
Hij volgde het spoor verder. In zijn rechter hand had hij nu de schiet-klare raketwerper en hij draaide zijn hoofd naar links en naar rechts. Hij keek naar alle kanten en klauterde langs de helling omhoog. Langzaam schoof de bol van het schip over de rotswand en zag hij de lelijke brandmerken schitteren in de zon. Lange strepen van een gesmolten materiaal liepen loodrecht naar beneden en riepen een indruk op van vernieling en verval, die eindeloos lange tijd geleden plaatsgevonden moest hebben. Masut liep iets sneller en keek onder de bol door. Het spoor liep nu door kiezelsteen en zand en beschreef een flauwe bocht.
Masut bleef staan en bestudeerde het spoor goed, terwijl het zo door het zand liep, dat door zon, nevel en wind golvende patronen vertoonde.
'Een groot, maar langzaam dier,' zei hij hardop, alsof daardoor zijn argwaan overwonnen kon worden.
Daarna liep hij verder, voorzichtiger en langzamer.
Hij kwam in een brede kloof, tussen twee hoge rotsblokken, die hitte uitstraalden als gloeien-de ovens. Het spoor van vier poten met ronde klauwen liep precies tussen de rotsen door en was zeer scherp. Masut had het idee, dat het van de waarnemers kon zijn; voor een dier van deze omvang waren de sporen te diep. Hij keek even naar boven, naar de bleekblauwe hemel, die vol nevel was en volgde het spoor verder. Toen de kleine kloof ten einde was, boog het spoor voor een hoop kiezelsteen linksaf.
Oro Masut bleef staan, keek omhoog en zag niets.
Toen gebeurde bijna alles tegelijk.
Een steen viel krakend naast hem op het kiezelsteen, een hees geknor werd hoorbaar en met een harde klap werd het raketwapen uit zijn hand geslagen. Hij werd geraakt door een zware klauw en als een stuk hout weggeslingerd. Oro Masut sloeg over de kop en kwam in het zand neer. Bliksemsnel krabbelde hij overeind.
Hij zag zijn tegenstander.
Het dier moest bijna loodrecht van een rotsblok afgesprongen zijn. Kennelijk was het spoor een lokmiddel geweest en kennelijk was dit wezen met een grote bocht in zijn eigen spoor teruggekeerd, alleen tientallen meters hoger. Nu zat er een schildpadachtig iets voor hem, dat lange gehoornde klauwen had en de spieren van twee lange sprongbenen spande.
Oro's linker hand schoot naar beneden, pakte de thermostraler en wierp hem met een bliksemsnelle beweging naar zijn rechter hand. De naalddunne straal schoot weg en botste tegen de snuit van het wezen. De grote, zware ogen veranderden niet van uitdrukking, toen het monster zijn kaken opensperde en aan Masut twee rijen gele, spitse tanden liet zien.
Opnieuw schoot de Ertrusiër. Hij bukte zich en spreidde zijn benen.
Het dier gilde even, tegelijkertijd sprong het weg.
Het moest ontzettend sterke spieren hebben. Het schoot horizontaal als een afgevuurde pijl door de lucht, raakte met een voorpoot Masuts schouder, waar enkele dagen geleden een naaldstraal doorheen gegaan was. De reus kreunde van de pijn, maar hij sprong opzij en schoot opnieuw. Geen effect, de straal werd afgeleid en verstrooid. Tien meter bij Oro vandaan lag het raketwapen in het zand, schiet-klaar en met een berstensvol magazijn. Hij struikelde en liet zich naar voren vallen, terwijl het dier zich omdraaide en hem giftig aanstaarde. Uit zijn muil kwam een lange, zwarte tong, die gespleten was en twee gehoorde weerhaken droeg.
Een tweede sprong.
De reuzenpad zat nu vlakbij het raketwapen. Oro keek om zich heen, merkte, dat hij geen hulp had te verwachten en registreerde half in zijn onderbewustzijn dat hij zelfs het schip niet zag. Daarna botste de reuzenpad tegen zijn borst en werd hij omver geslingerd.
Hij rukte zijn armen los, beukte met de loop van de thermostraler op het monster in en wentelde zich op zijn zij. De twee voorpoten van het dier schoten naar hem uit, hij sloeg ze opzij en werd bijna onthoofd door de uitschietende tong. Toen was het dier bovenop hem. Oro Masut, een van de sterkste mannen van het schip en een wilde vechter, spande zijn spieren en begon zich met overleg te weren.
Hij sleurde een van de klauwen naar boven en ramde zijn schedel met een continu tempo tegen de keel van het dier. Toen voelde hij, dat een lidmaat meegaf en tegelijkertijd hoorde hij de gil. Het dier blies hete, stinkende adem in zijn gezicht.
Oro kwam half overeind en kreeg een klap, waardoor hij in het zand viel.
De twee wezens bleven vechten.
Deze eerste krachtproef werd een verbitterde strijd. Het dier verzette zich met drie poten en zijn klauwen, en de Ertrusiër probeerde te ontkomen aan de onophoudelijke aanvallen.
Minutenlang golfde de strijd op en neer, daarna sloeg de geelbruine reuzenpad de poten onder zijn lichaam vandaan en gooide zich met zijn volle gewicht bovenop hem. Fluitend ontsnapte de lucht uit zijn longen en hij voelde, dat het zwart werd voor zijn ogen.
Roerloos, als een reusachtige steenklomp, zat de pad op zijn borst en perste uit alle macht tegen zijn keel, met zijn ongedeerde voorpoot. Oro voelde hoe hij langzaam bewusteloos raakte. Hij zette zijn hakken tegen de grond en met inspanning van al zijn krachten, kreeg hij het voor elkaar om een stuk overeind te komen.
Daarna zakte hij langzaam weg in de bewusteloosheid, de beweging had hem de rest van zijn krachten gekost.
Maar... op het moment dat het bewustzijn hem ontfloot, besefte hij wat er nu gebeurde.
Hij sou overmeesterd worden door dit reusachtig zware dier!
Toen raakte hij bewusteloos.
Of het een seconde of een uur had geduurd, dat wist hij niet. Hij merkte alleen, dat het dier bovenop hem rusteloos begon te worden en daardoor de greep om zijn keel losser had gemaakt. Hij kreeg weer lucht, ademde een paar keer diep in en merkte, dat de versuffing verdwenen was. De pad werd onrustiger, bewoog zich en huiverde even, en tenslotte riskeerde de Ertrusiër het.
Hij liet tegelijkertijd beide bovenarmen naar boven schieten, trok zijn knieën op en trapte en sloeg toen tegelijk. Het dier vloog omhoog en kieperde achterover. Oro sprong overeind, keek wild om zich heen en zag zijn raketwapen. Hij kreeg het te pakken, door er met een enorme sprong op af te vliegen en nog terwijl hij viel, draaide hij zich razendsnel om.
Hij schoot.
Gillend verliet het eerste projectiel de loop, stormde voor een dunne rookwolk uit en sloeg door het lichaamsscherm van de pad heen. Oro Masut kende ongeveer het effect van deze projectielen en ging in dekking naast een rotsspleet, perste zich tegen het hete gesteente en schoot opnieuw.
Atoomprojectiel, zuurcapsule, chemische ontploffing...
Voor hem ontstond een klein inferno, rook kolkte naar boven en het dier - of pseudo-dier! - stootte een hoge, rochelende kreet uit. Het probeerde met een reusachtige sprong, loodrecht omhoog te springen en werd geraakt. Een witgloeiende, radioactieve bal ontstond vijftien meter voor Oro in de lucht en de Ertrusiër trok zich opnieuw een stuk terug.
Toen vluchtte de pad.
Oro mikte heel precies, volgde met de korrel van de loop het dier en schoot opnieuw.
Opnieuw siste een van de raketten door de lucht, raakte het dier en overlaadde het met een hagel van witgloeiende, radioactieve stukken straal. Een tweede gloeiende bol verzengde de huid van de pad. Weer een gil. Over het vertrokken, met zweet bedekte gezicht van de dikke man, gleed een vreemde grijns, die er door de littekens afstotelijk uitzag.
'Eindelijk...' bromde Masut.
Dertig meter. Een nieuw schot. Voltreffer.
Nu stormde de pad het open terrein op. Oro sprong overeind en rende om een rotsblok heen om niet midden in de radioactieve hagel terecht te komen. Hij bleef staan, mikte opnieuw en schoot. Hij raakte het dier in zijn rug en de afgrijselijke kreet galmde over het zand en werd weerkaatst door de onderkant van het schip. Het laatste schot, opnieuw een atomaire bol, bezegelde het lot van de vijand.
De pad scheen opgeblazen te worden, bleef ter plekke staan en ging toen op zijn rug liggen. Oro ledigde zijn magazijn en liep langzaam naar hem toe, terwijl hij de beide helften van het reservemagazijn in de kolf schoof.
De resten van het dier verbrandden in een gele gloed, in blauwe vlammen en met een verdacht krachtige rookontwikkeling. Masut, die zekerheid wilde hebben, schoot nog een normaal projectiel af, daarna nog een laatste atomaire bol, daarna blies hij de laatste gassen uit de loop van het wapen en schoof het weer terug. Toen hij zijn ogen weer opendeed, omdat hij anders verblind was door de atomaire bol, zag hij dat hij overwinnaar was gebleven.
Hij liet zijn schouders hangen en bleef staan.
'Dat was op het nippertje,' zei hij.
Nu wist hij het ook: Zijn positie als paraplant had hem gered. De vreemdelingen konden ieder mens overmeesteren - alleen de paraplanten niet. Dat was het geheim van de paraplanten.
Masut voelde zich plotseling uitgeput en liep wankelend naar de loopbrug van het schip, die hooguit een halve kilometer verderop lag. Hij leunde tegen het metaal, en merkte nu pas dat hij zijn linker handschoen had verloren en drukte op het signaal.
'Onmiddellijk, Masut!' zei de stem van Rasto Hims luid.
'Maar natuurlijk, edelman!' antwoordde Oro.
Toen gleed de sluis open.
Oro Masut liep langzaam over de scheidslijn en bleef midden op de rechthoekige stalen plaat staan. Hij voelde hem nauwelijks onder zijn voetzolen bewegen, maar hij zag dat de loop van het zware raketaggregaat uit de Shift en uit de controlekoepel op hem werden gericht.
Hims en Danton zaten achter de wapens.
Een seconde later zei de stem van Hims uit een van de luidsprekers:
'Oro Masut, je bent normaal.'
Achter hem schoof de gepantserde, zware stalen plaat dicht en de Ertrusiër deed een paar stappen in de fel verlichte sluisruimte.
'Daar ben ik ook van overtuigd. Maar ik heb iets meegenomen, mijn heren!'
Hims kwam uit het kleine luik en Danton perste zich uit de half vernielde pantserwagen. Ze bleven vlakbij hem staan en zagen de sporen van het gevecht.
'Wat was er aan de hand, Oro?' vroeg Danton haastig.
'Van alles, Sir. Een zeer gemene pad wilde mij overvallen. Dat wil zeggen, hij deed het ook. We voerden een mooi gladiatorenspel op en toen merkte ik plotseling, dat ik op het punt stond overmeesterd te worden.'
Hims' hand schoot uit naar zijn wapen.
'Laat maar zitten, partner,' zei Oro en schudde nonchalant zijn hoofd. 'De weegschaal heeft het bewezen. Ik ben niet voor niets een paraplant. Resultaat van dit uitstapje: Paraplanten kunnen niet overmeesterd worden.'
'Rapporteer,' zei Danton.
Zijn stem klonk hees van opwinding.
Oro Masut bracht uitvoerig verslag uit, terwijl ze het korvet ingingen, van wat er gebeurd was. Hij beschreef zijn uitstapje, dat bijna een verderfelijk einde had gekregen. Voordat ze in het korvet stapten, hield Danton de Ertrusiër bij zijn arm tegen en wees zwijgend naar een bepaalde plek op de bodem, vlak naast het eind van de uitgeschoven loopbrug. Hims' grijns zei meer dan een lange verklaring.
Zonder woorden begreep Masut, dat ook hier een weegschaal was opgesteld, zonder dat iemand dat wist, want men was natuurlijk nooit zeker of de overmeesterde mannen ook niet hun kennis meegaven aan hun nieuwe eigenaars.
'In orde,' zei Masut. 'Is het water al opgepompt?'
'Nee,' antwoordde Danton bijna boos. 'Er heeft geen druppel gevloeid, bovendien zijn de sloepen van mijn schip voor het vertrek voldoende uitgerust. Het korvet heeft voldoende water aan boord om in te verdrinken!'
Masut lachte.
'Zo duidelijk hoeft u uw verbondenheid met uw lijfwachten ook weer niet te documenteren, Sir,' mompelde hij. 'En...'
'Ja, ik weet wat je wilt vragen. Alle drieënvijftig mannen zijn gezond. Hamory heeft ze gered. Ze laten zich net voeden, wassen en aankleden.'
Masut ademde diep uit.
'Weten ze intussen, wat er aan de hand is?'
Danton knikte ernstig.
'Dat weten ze maar al te goed, Oro!' bevestigde hij.
'Dan voel ik me wat meer op mijn gemak!' zei de Ertrusiër.
'Niet alleen jij,' besloot Roi Danton. De drie mannen verdwenen in het korvet, waarin een koortsachtige bedrijvigheid heerste.
Een voor een kwamen de drieënvijftig overlevenden weer terug en begonnen aan hun reparatiewerk. Aan de andere kant van het schip werd een tamelijk gehavend korvet startklaar gemaakt - ook al kon hij maar honderd kilometer vliegen, dan loonde het nog de moeite.
Intussen waren bijna al de eenenzeventig mannen overgestapt op de FD-8.
Opnieuw heerste er spanning aan boord.
6.
'Over twee dagen vertrekken we. Om precies te zijn: Over vijftig uur op mijn horloge.'
Roi Danton stond tussen Masut en Hims in de buurt van de antizwaartekrachkoker, die naar beneden liep, naar de sluisruimte van de Francis Drake. De sluis was fel verlicht. Ergens klonk een brommend geluid, daarna een hol knakkend geluid. In het schip werd gewerkt om de start van de twee korvetten, voor te bereiden.
'En wat gebeurt er in die vijftig uur?' vroeg Masut.
'Ik hoop, dat er niet veel meer gebeurt. Want alles, wat tot nu toe gebeurde, was voor ons een nadeel of betekende dood. Nee, niet alles.'
'Nee, niet alles,' zei de Ertrusiër. 'Ook de overval op mij was in laatste instantie een positiefs iets.'
Rasto Hims fronste ongelovig zijn voorhoofd.
'Natuurlijk!' zei Roi instemmend.
'Dat begrijp ik niet goed,' antwoordde de eerste officier.
'De overval op Oro Masut heeft twee dingen heel duidelijk bewezen,' zei Roi en liep met de beide andere mannen langzaam naar de Shift toe. 'Ten eerste hebben onze onbekende vrienden geen vermoeden, wat een paraplant is en op de tweede plaats weten ze niet, wat zijn met instinct begiftigde bloedsymbiont allemaal kan.'
Hij ging op een deksel zitten en liet zijn benen heen en weer bungelen.
'We zouden moeten zwijgen over het mysterie van deze vreemde begaafdheid,' zei Danton. 'Ik zou niets aan de andere mannen vertellen. Per slot van rekening is het feit, dat wij door de vreemdelingen niet overmeesterd kunnen worden, net zo'n geruststelling als onze wapens. Ik hoop tenminste niet, dat we ze hoeven te gebruiken.'
'Vermoedelijk zijn de bewakers ook die mening toegedaan,' zei Masut en leunde naast Roi tegen de vliegende pantserwagen, waarvan het geschut vervangen was door de loop van de zware raketwerper. 'Namelijk, dat minstens een deel van de bemanning een geslaagd bio-experiment met de explosieve bloederpest achter de rug heeft. Ik herinner aan de prognose van de computer.'
'Vermoedelijk, ja!'
Hims wees naar de sluis en zei: 'Eigenlijk zouden ze nu ieder moment moeten komen. Laten we naar boven gaan, Oro!'
'Akkoord!'
Ze knikten naar Danton, die zich soepel als een kat de Shift in werkte en achter het vizier van het raketwapen ging zitten. Het geluid van het laden van het wapen galmde door de sluisruimte.
Hims rukte het luik open, liet Oro voorgaan en sloot het weer zeer zorgvuldig achter zich. Daarna beklommen ze de trap en bleven in de half donkere controlekamer staan. Vlak voor ze bevond zich de bewuste plaat.
'Hoeveel mannen?'
Hims antwoordde:
'Het was de laatste groep. Die brengt de bekende vruchten. Het zijn maar twee mannen, maar geen paraplanten. Dus... voorzichtig.'
Hij ging zo zitten, dat de wijzers van de weegschaal vlak voor zijn ogen stonden. Zijn vinger lag op de knop, die de sluis opende en sloot. Oro Masut mikte met zijn loop op de stalen plaat voor de sluis.
'En nu kunnen we wachten,' zei Roi Danton. Hij was door een ingeschakelde minicom met de controlekamer verbonden.
'Maar zeker niet al te lang, chef,' bromde Masut.
Wachten...
Er verstreken dertig minuten, daarna zoemde een signaal.
'Momentje,' zei Rasto Hims rustig en drukte op de knop.
De beide bewakingsrobots, die voorzien waren van de middelzware wapens, liepen langzaam rechts en links in de sluis naar de sluisdeur. Alle drie de mannen wachtten gespannen, tot de sluis open was. De twee mannen, beladen met netten, waarin groene vruchten en bladeren zaten, bleven vlak voor de sluisdeur staan, die aan het eind van zijn beweging gekomen, weer dicht gleed.
'Halt!' zei Hims scherp. 'Leg de netten rechts en links van jullie neer.'
Verbaasd gehoorzaamden de twee mannen.
'Doe achter elkaar een stap naar voren.'
De eerste van de twee mannen, stond nu midden op de plaat. De wijzer veerde naar links. Dat was meer dan twee ton!
'Bedankt,' zei Hims en verloor de wijzers niet uit het oog.
'Loop langzaam verder!'
De andere man stapte op de onzichtbare weegschaal en de wijzer sloeg nogmaals uit.
'Vuur!' zei Hims rustig tegen Oro Masut.
Danton luisterde mee, maar eerst had de edelman de luispreker uitgeschakeld, die in de sluis gemonteerd was. Oro Masut drukte op de knop en mikte intussen, terwijl het gillende geluid van de projectielen door de hal galmde. Hij overlaadde de eerste man met een hagel van allerlei soorten projectielen. Daarna zwaaide hij de buis naar links en nam de ander op de korrel. Tegelijkertijd joelden en gilden de projectielen uit de Shift en de twee machines schoten ook.
'Vervloekte monsters!' zei de Ertrusiër knarsend.
Opnieuw waren twee van de overlevenden gedood - maar hun dood hadden ze al buiten in de jungle gevonden. Wat hier van vier kanten onder zwaar vuur werd genomen, dat waren vreemdelingen.
Ze verzetten zich wanhopig en Oro zag, hoe het laatste projectiel de buis verliet en uit elkaar spatte als een felle atoombal. De robots schoten hun halfzware wapens leeg en Roi scheen af te wachten.
Twee van de nog functionerende turbines startten en zogen rook en stank de sluisruimte uit. Het gebrom was in het helse lawaai van de exploderende projectielen bijna niet te horen.
De atoomexplosies hadden de schermen doorboord en de zuren, waarmee de twee mannen overladen werden, vraten hun lichamen op. De netten met de vruchten losten zich op en brandden stinkend. Op de bodem van de sluis zakten langzaam twee vormeloze dingen in elkaar en smolten.
'Danton?' schreeuwde Hims.
'Hier,' antwoordde Roi.
'Ren naar de lift en zweef naar boven. Hamory moet ons onderzoeken. Wij volgen.'
Bedaard antwoordde Danton:
'Dat was ik al van plan. Niemand verlaat het schip voor de start. We sluiten de bijbehorende vacuümsluizen en luiken. Ik verbreek nu de verbinding en ren weg!'
Ze zagen Danton het luik van het schip uitrennen en met lange stappen door de sluisruimte stormen. Hij liet zich letterlijk in de antizwaartekrachtlift vallen en was verdwenen.
'We lopen voor ons leven,' zei Oro. 'Snel, kameraad!'
Ze zetten de apparaten uit, liepen de trap af en bleven voor het luik staan... Ze keken elkaar aan, terwijl de Ertrusiër het handwiel omdraaide. Daarna liet hij zich tegen het luik aan vallen, liet het open zwaaien en spurtte weg. Een meter achter hem rende Rasto Hims.
Ze zweefden naar boven.
Achter ze sloot de automatische apparatuur alle luiken, die bewogen konden worden. Het onderste schip was nu van het middelste afgesloten door gesloten stalen wanden.
In de sluis stonden twee geactiveerde bewakingsrobots.
Ze hadden hun leeggeschoten wapens laten zakken en schenen de restanten van zeer vreemde vreemdelingen te bestuderen. Hun ogen glommen dof. Uit de vormeloze hoop, die eruit zag als gesmolten was, steeg rook op die door de turbinestroom werd weggezogen.
Twee man minder.
Danton stond naast zijn twee vrienden in de poolsluis van de FD-8 en schudde zijn hoofd.
'We waren vreemd genoeg zeker van onze zaak, toen we naar beneden gingen om de verza-melaars te controleren. Weer twee mannen; we zijn nog maar met negenenzestig mannen.'
'Het is tragisch, maar lange rouw kunnen we ons niet permitteren.' stelde Rasto Hims bedaard vast. 'Nog een uitval, daar geloof ik niet meer in, Sir!'
'Als het aan mij lag, zou ik me daarvoor wel garant willen stellen,' zei Roi Danton zachtjes. 'Geen drama zonder les voor ons!' Hij wees naar de verborgen weegschaal voor het korvet.
'Wat voor les?'
'In ieder geval schijnen de onbekenden door het overmeesteren van twee neergeschoten bemanningsleden tot de conclusie gekomen te zijn, dat bij een groot deel van onze mannen hun vervloekte plan effect heeft gehad.
Het experiment met die bloederpest is voor hen kennelijk geslaagd.'
'Niet geslaagd is het overmeesteren van de paraplanten. Moeten de vreemdelingen soms geloven in een biologisch proces, dat hun plannen heeft verijdeld.'
'Ja, dat moeten ze.'
Een groepje uitgeputte mannen kwam door de hangarsluis. Ze hadden gereedschap bij zich en waren behoorlijk vuil. Een van hen, een technicus, bleef bij Danton staan en meldde:
'We garanderen een vlekkeloze start van het andere korvet. Ook het sluismechanisme zal het doen. Natuurlijk niet meer dan een keer.'
Danton probeerde een tevreden gezicht te trekken.
'We zijn dus boven klaar?'
'Ja.'
'Bedankt, mannen. Als jullie weer een beetje uitgerust zijn, ga dan hier verder alsjeblieft. De start moet over precies achtenveertig uur plaatsvinden. Ik hoop, dat we het redden binnen deze termijn.'
'We zullen ons best doen,' zei de leider van deze groep en sloot zich bij zijn mannen aan.
'Nog twee opgaven,' zei Danton.
'De checklist en een afsluitende weegschaalcontrole, niet?' vroeg Rasto Hims.
'Precies.' zei Roi.
De mannen verdwenen in het korvet.
Eindelijk was het zover.
Het bedienend personeel had plaatsgenomen in de zware stoelen in de commandocentrale. Volgens plan werden alle sectoren, machines, en de instrumenten van het korvet getest. Men liet de apparatuur enkele seconden proefdraaien, werkte samen met de kleinere scheepscom-puter, bezette het geschut en streepte steeds meer functionerende afdelingen weg. De overle-venden hadden zichzelf, ondanks ziekte en verliezen, overtroffen. Een uur later bleek, dat de FD-8 startklaar was.
Roi Danton zuchtte opgelucht en leunde achterover, toen zei hij zachtjes in het gespannen zwijgen, dat in de ruimte heerste:
'En nu komt het moeilijkste, Rasto! Oro!'
De twee mannen begrepen het meteen.
'In orde.'
Danton gaf een van de aanwezigen een wenk. Hij zette de intercominstallatie van het korvet op 'algemeen'.
Roi trok de microfoon naar zich toe en keek in de camera's boven het zichtscherm.
'Vrienden!' zei hij luid en duidelijk. 'We hebben een probleem en ik zal u de oplossing straks vertellen. Ik verzoek iedereen aan boord om zijn post onmiddellijk te verlaten, het korvet moet volkomen leeg zijn. We verzamelen ons in de hangar, vlak naast de sluis van het schip. Geen vragen, alsjeblieft.'
Hij stond op, stak zijn hand in een vakje onder de stoel en haalde een van de middelzware wapens tevoorschijn. Twee reservemagazijnen zaten verder in de zakken van zijn kleding.
Rasto Hims en Oro Masut hadden al raketwapens in hun handen. Ze zwaaiden naar de andere mannen aan de verschillende instrumentenborden en verlieten de sloep door de antizwaartekrachtkoker.
Zwijgend liepen ze via de loopbrug naar de hangar.
Uit alle afdelingen van het bolvormige schip stroomden de mensen tevoorschijn en verzamel-den zich op het afgesproken punt. Bijna niemand sprak, want het gezicht van de koning der vrije handelaars stond ongebruikelijk ernstig. Er waren nog negenenzestig mannen aan boord.
'Daar in rijen van tien opstellen!'
Danton bleef op de helft van de loopbrug staan, het wapen in zijn armen.
Zes rijen van ieder tien man en een van acht waren duidelijk zichtbaar. Dus was er werkelijk niemand meer aan boord van de FD-8.
'Bedankt,' zei Roi.
Daarna gaf hij Masut en Hims een teken.
Zijn twee vertrouwelingen stelden zich rechts en links van de loopbrug op. Roi bleef waar hij was en maakte zijn wapen schietklaar. Er klonk nog een keer een klik en het geluid verscheurde de zenuwen van de verzamelde mannen.
'De wijzers, Hims!'
Rasto Hims klapte een plaatje naar beneden en schakelde twee keer. De wijzerplaat van het smalle instrument werd verlicht. Daarna draaide de edelman zich half om en richtte de loop van zijn wapen op een plek, die vlak voor de loopbrug lag.
'Ieder van jullie gaat nu langzaam het schip in en blijft staan, als ik het zeg!'
Dantons gezicht was hard en stond strakgespannen.
De mannen zetten zich een voor een in beweging. Ze maakten zich los uit de militaire opstelling en liepen over het verende stuk staal naar de loopbrug, de loopbrug op en het schip in. De wijzer sloeg iedere keer een klein stukje uit. Geen enkele keer bereikte hij ook maar in de verste verte de waarde van twee ton.
De laatste man stapte op de verscholen weegschaal. Hij had een normaal gewicht.
'Halt.'
Dantons stem klonk snijdend.
De man bleef verward staan.
Roi gaf hem het wapen en zei kortaf:
'Je schiet zonder een vraag te stellen, als Masut en Hims beginnen te schieten. Begrepen?'
'J-ja!' stotterde de technicus.
Roi liep snel naar beneden, bleef op de plaat staan en grijnsde, toen hij Hims ook zag grijnzen.
'Blij toe,' zei hij kortaf.
Hij pakte weer het wapen van de technicus en bleef staan. Oro Masut ging met wapen en al op de weegschaal staan, liep er over heen en liep naar Hims, die zijn wapen afgaf en hetzelfde deed.
De drie gezworen kameraden lachten naar elkaar en renden het korvet in. Achter ze werd de loopbrug naar binnen geschoven, de boordsluis werd gesloten. Het korvet was startklaar.
Weer in de commandocentrale pakte Roi de microfoon.
'Beste vrienden,' verklaarde hij kortaf. 'Dat, wat we net hebben gedaan, was een simpele con-trole. We zijn allen gewogen en noch te licht, noch te zwaar bevonden. Had een van ons twee ton gewogen, dan was hij nu niet meer in leven. Ik ben er zeker van, dat jullie me begrijpen.'
'Overigens: Ik wens ons veel geluk. Start van het eerste korvet tijd minus honderdtwintig seconden. Start van de FD-8 minus honderdtachtig seconden.'
'Okay!'
Negenenzestig mannen probeerden hun ontzettende opwinding niet te laten merken en zich er door hun handelingen niet door te laten beïnvloeden. De seconden werden weggetikt.
'Na het eind van dit commando. Sluizen openen... opgelet...
NU!'
De geblakerde, gedeukte en weggevreten sluisdeuren werden door het gerepareerde mechanis-me opengeduwd. In een andere sector van het wrak ging de romp boven de restanten van de uitstekende machinekamer open. Er gebeurde niets. Men zag op de kleine monitors geen enkele reactie, alleen langs de welving van het korvet, het binnenvallende licht, daarachter de geelbruine woestijn.
'Machines van korvet, volle kracht.'
'Volle kracht... begrepen!'
Een leeg korvet steeg op van de bodem van de hangar, zweefde omhoog en gleed langzaam de sluis uit.
'Langeafstandsbesturing. Start als afgesproken!'
'Okay!'
De zilveren bol, waarvan het oppervlak ook door de littekens en de wonden van atoombran-den geteisterd en geblakerd was, schoot de hangar uit, ging sneller en zakte toen naar bene-den. Hij ging sneller en sneller, voerde zijn snelheid steeds meer op en veranderde in een ra-zende bliksemschicht, toen hij vlak boven het spiegelende oppervlak van de binnenzee voort raasde.
'Opgelet! Sluis openen!'
Op het moment, dat de sluis voor de FD-8 open gleed, zagen de mannen op het kleine scherm in de diffuse nevel een ontzettende lichtflits. De machines van het korvet, die men als lokvogel op pad had gestuurd, schenen ontploft te zijn.
'Stumper!' bromde Masut razend.
Roi Danton had de handbediening op zich genomen, schakelde als een wilde, gaf korte commando's en steeg langzaam op. Daarna brachten de antizwaartekrachtprojectors het korvet omhoog en schoven het voorzichtig tussen de verbrande sluisranden door.
En toen gebeurde het noodlottige voorval.
7.
Heel vlug achter elkaar gingen er zes harde schokken door het korvet heen. Roi schrok, keek een seconde naar de panoramagalerij en bewoog daarna de stuurhandle.
Voor hem, op het instrumentenbord, floepten de lampjes aan.
'De motoren zijn uitgevallen!' schreeuwde iemand.
Roi zweeg. De grenzeloze teleurstelling, die nu al door hem heen golfde, werkte als een verlammend vergif, maakte dat hij niet kon antwoorden. Voorzichtig manoeuvreerde hij het korvet met de antizwaartekrachtvelden naar de hangar en zette hem weer neer op zijn oude plaats. Een lichte huivering voer door de bol, met zijn doorsnede van meer dan vijftig meter. Toen stond hij stil.
Een voor een zette Roi de motoren voorgoed uit.
Oro Masut was opgesprongen en staarde naar de schermen.
'Hier Danton,' zei Roi op scherpe toon via de intercom. 'Niets aan te doen, mannen! Alles was voor niets.'
De bliksemflits die boven de binnenzee opgedoemd was, had niets te maken gehad met de ontploffende transformatoren of uitbrandende motoren. Het waren de vijanden geweest; ze hadden de sloep gewoon neergeschoten. Hadden ze geweten, dat de boot volkomen leeg was?
'Ik dacht het al!' mompelde Masut.
Uit de luidsprekers kwam geroezemoes. De mannen van het schip keken naar de kleinere schermen naast hun stoelen en zagen, wat zich ook duidelijk op de schermen van de galerij afspeelde. De jungle leefde.
Hij moest uitstekend gecamoufleerd zijn.
'Ze zaten zelfs gedeeltelijk in het zand verstopt!' stelde Rasto Hims geschokt vast.
'Juist. Precies onder een pad, waar ik wel twintig keer overheen gelopen ben!'
Oro Masut schudde verbluft zijn brede schedel. Hij was wit van opwinding en woede.
De scherpe stem van Danton verbrak het gemompel van de mannen.
'Niemand doet iets. We wachten in uiterste rust af! Duidelijk?'
Hims antwoordde:
'Het lijkt me moeilijk, maar het is verstandiger.'
Nu begrepen ze pas ten volle, wat er eigenlijk gebeurd was. Overal in de jungle waren enorme voertuigen opgedoken. Ze hadden een vreemde constructie, maar een ding hadden ze gemeen-schappelijk: De buizen, stukken geschut en projectors wezen zonder uitzondering in de richting van het korvet. Het waren, voor zover ze konden zien, zware en superzware stukken energie. De pantserwagens werden beschermd door energieschermen, waar de vuurkracht van het korvet niets tegen kon beginnen. Verder gaan met een startpoging, ondersteund door wapens, zou pure zelfmoord geweest zijn; de vreemdelingen zouden de meeste motoren vernield hebben. Nu waren ze niet meer te repareren. Een van de reusachtige gevechtsvoertuigen, was op zeer brede rupsbanden zo uit een reusachtige zandtrechter naar boven gekomen.
'Een hopeloze overmacht!' bromde Roi Danton.
De hele bosrand was nu in een opmarsgebied veranderd. De voertuigen vormden een soort halve cirkel, waarvan de buitenste flanken nu sneller gingen en het wrak van de Francis Drake in de tang nemen. Roi telde meer dan honderd vaartuigen.
Ze hadden onder de bomen verstopt gestaan en omdat hij Oro Masut kende, twijfelde hij er niet aan, dat de camouflage een absoluut meesterwerkje was geweest. Vermoedelijk hadden de gevechtscommando's en de verzamelaars de machines gepasseerd, zonder ze te zien. Alles was voor niets geweest.
Roi greep de intercom.
'Hier Danton. Zijn er rapporten over doden of gewonden.'
Ereget Hamory's gezicht verscheen op een van de schermen.
'Ik geloof dat absoluut pessimisme in iedere situatie de beste mentaliteit is,' zei hij zachtjes. 'We hebben alleen maar een paar builen en sneetjes, verder niets. Maar we zullen zeker onaangenamere dingen meemaken, Sir.'
Danton knikte naar hem. Zijn gezicht leek wel een masker.
'Wat er ook gebeurt, Ereget, help me alsjeblieft om de absolute rust te bewaren. Verzet betekent in dit stadium zelfmoord. Beloof je me dat?'
Hamory's kille grijns werd weer zichtbaar.
'Ik ben arts, geen gladiator,' antwoordde hij en besloot het gesprek.
De brede rupsbanden van de pantserwagens bewogen zich. Daar moesten ontzettende gewich-ten op drukken, want de naderende wagens, onder hun trillende energieschermen, persten stenen in het zand en lieten diepe sporen achter. De twee einden van de linie hadden nu een grotere bocht gemaakt en zouden vermoedelijk de uiteinden van een dichte cirkel rond het wrak gaan vormen waar niemand meer uit kon. De vrije handelaars hadden een vermoeden gehad, maar dit was te gek: De jungle was in werkelijkheid niets anders, dan een ideale schuilplaats voor deze onbekende vijanden geweest.
'Doe iets, Roi!' zei Rasto Hims.
Danton draaide zich langzaam om, keek de edelman recht in zijn ogen. De blikken van de andere mannen in de commandocentrale waren allemaal op hem gericht, alsof ze van hem een wonder verwachtten, of zoiets.
'Dat is betrekkelijk makkelijk gezegd,' zei Danton.
Zomaar zonder reden dook in zijn gedachten, die niet zwarter konden zijn, een beeld op. Een gezicht, omhuld door kastanjekleurig haar. Het was het gezicht van de psychologe, Eileen Dacran. Roi uitte een gesmoorde vloek, rechtte zijn rug en antwoordde:
'Okay - ik zal iets doen.'
Hij drukte op de knop van de intercom.
'Hier nog een keertje Roi Danton,' zei hij. 'Ik spreek tot alle mannen van het korvet.
We hebben slechts een paar lichtgewonden, dus valt er op het moment niets te vrezen. Maar we zijn voor de tweede keer in handen van die mysterieuze vreemdelingen gevallen. Ik verzoek iedereen van jullie om absolute discipline en kalmte te bewaren. Verzet is zelfmoord. Blijf op jullie post en verroer je niet. Wat er ook gebeurt: Geef mee met het geweldpens, ook al hebben we er genoeg. Ik denk dat onze vijanden een ander besluit hebben genomen. Ze zullen vermoedelijk proberen met ons op een of andere manier deze planeet te verlaten, wat voor ons alleen maar voordelig kan zijn. Vermoedelijk willen ze ons als mogelijkheid gebruiken om te infiltreren in de eenheden van het imperium.
Ik herhaal:
Geen verzet, absolute discipline. Verlaat de sloep nu nog niet en zorg ervoor, dat in jullie omgeving alle machines uitgeschakeld worden. Ik ben hier in de commandocentrale en ben voor iedereen te spreken. Sluiten.'
Hij liet de knop weer los.
'We zijn hopeloos in het defensief gedrongen,' stelde Rasto Hims vast. 'En de cirkel rond het wrak is gesloten.'
Dat was op de schermen heel goed te zien.
Ongeveer zeshonderd meter verderop stonden de superzware pantserwagens stil. Ze werden beschermd door hun eigen schermen. De buizen schoven omhoog, wezen naar de twee geop-ende sluizen, mikten op het korvet. De radioapparatuur zweeg, dus waren de vreemdelingen in de pantserwagens niet... of nog niet?... van plan om contact op te nemen met de vrije vaar-ders. Het leek wel, alsof zij ook zaten te wachten, op iets dat iedere seconde kon gebeuren. Danton hoopte, dat dat niet de vernieling van het schip zou zijn.
Een hopeloos zwijgen verbreidde zich nu onder de enkele mannen in de centrale.
'Sir?'
Dat was de stem van Rasto Hims.
'Ja?'
'Wat zijn onze vrienden van plan, denkt u?'
Danton haalde zijn schouders op.
'Ik heb alleen maar vermoedens,' zei hij zachtjes. 'Vermoedelijk zijn ze van plan om de eenenvijftig mannen met normaal bloed aan boord te overmeesteren. Natuurlijk zullen ze niet precies weten met hoeveel we zijn. En van het geheim van de paraplanten weten ze ook niets.'
Oro Masut was het er niet mee eens:
'Maar per slot van rekening hebben we nog drie korvetten aan boord, die met enige inspanning startklaar gemaakt kunnen worden. Die vreemdelingen zullen onze rol willen spelen.'
'Daar ben ik ook bang voor,' zei een van de mannen.
'Ze zullen zeker proberen om met minstens een korvet in de gestalte van ons mensen, weg te vliegen. Wat er met de paraplanten gebeurt, die ze natuurlijk niet lichamelijk kunnen overmeesteren, dat weten we niet. Maar ja, we zijn wel het een en ander gewend.'
Nog steeds was de cirkel daar, nog steeds werd het schip bewaakt. Het opgewaaide zand was intussen weer neergedaald en nu kon je de grote gaten in de jungle zien en de kuilen, waar brede sporen uit tevoorschijn kwamen. Niets bewoog zich buiten in het diffuse licht, dat gefilterd werd door de nevel.
'We kunnen natuurlijk hoopjes theorieën opstellen,' zei Danton en leunde achterover in zijn stoel, 'maar exacte kennis van dat, wat er nu gaat gebeuren, die hebben we niet.'
Hij sloot zijn ogen.
Weer zag hij in zijn geest het gezicht van de kosmopsychologe. Ze glimlachte naar hem en scheen hem moed in te willen spreken. Danton vocht om de gevoelens van hopeloosheid de baas te worden. Hij dacht erover na of een andere vluchtpoging, misschien midden in de nacht zinvoller geweest was. Maar zijn vijanden beschikten over peilapparaten, die de duisterste nacht in klaarlichte nacht veranderden. Wat hij ook bedacht, steeds kwam hij op hetzelfde resultaat uit.
Ze hadden alles gedaan, wat ze konden.
Plotseling zei Oro Masut:
'Denkt eigenlijk iemand van ons aan Burdsal Kurohara?'
Roi deed zijn ogen open en keek de Ertrusiër verrast aan.
'Nee, ik heb hem niet vergeten, maar de laatste dagen heb ik aan allerlei andere dingen moeten denken. Denk je... ?'
'Misschien heeft Kurohara het gered?' zei Rasto Hims.
'Als hij het heeft gered, heeft hij Rhodan kunnen waarschuwen. Ik neem niet aan, dat in dat geval de opperregent lang zal aarzelen om ons hier uit te halen. Dan weet hij tenminste, dat wij in de val zitten.'
Een andere stem onderbrak hun gesprek.
'Hier peiler. Er landt een ruimteschip.'
Ze keken elkaar aan, toen knikte Danton langzaam.
'Er viel niets anders te verwachten. Vermoedelijk worden we bijzonder beleefd behandeld, wat aan het gevaar niets verandert. Kalm blijven graag.'
De peiler projecteerde het beeld van het schip op een secundair scherm en de mannen gingen er om heen staan.
Ze kenden die vorm van die schepen.
In de vorm van een spie, als een afgehakte spitse kegel, waarvan de platte vlakken gewelfd waren. De aandrijvinggordels langs het middelste stuk braakten vuur uit en de centrale motor was in het midden van het onderste gedeelte aangebracht, dat stukken smaller was dan de bovenkant. Het schip zakte langzaam door de nevelige atmosfeer van de planeet nummer II van het Prisonstelsel.
'Ze zullen het wrak bezetten,' zei Rasto Hims en trok razend aan zijn zwarte baard.
'Dat doen ze zeker,' stemde Oro Masut in.
Ze keken verder naar de landing. Het schip braakte enorm veel vuur uit en liet zijn landings-poten naar buiten schieten. Het landde op een afstand van een halve kilometer van de gepant-serde voertuigen, die kennelijk op de hoogte waren van de landing en geen enkele reactie vertoonden. Zand werd weg gezwiept en schoot in dichte sluiers over het beeld. Zelfs de kiezels werden door de zijdelingse druk van de vuurspuwende motoren weggeslingerd. Het brullende geluid van de machines werd zachter en zachter.
Tenslotte persten de schotels onder het landingsgestel zich diep in de bodem.
De sluis ging open.
'Nou zal je het hebben!' zei Oro Masut.
Uit het schip van de pseudo-Gurrads stroomde een niet aflatende massa platte wagens. Ze bewogen zich ook op brede rupsbanden en hadden kleine, brede wieltjes met geprononceerde profielen. De wagens zetten koers in de richting van het wrak en twee van de pantserwagens, schoven opzij om een passage mogelijk te maken.
'Dat zijn minstens duizend man!' mompelde Danton.
Er scheen geen eind te komen aan de colonne. Steeds meer verlieten de sluizen van het schip en raasden door de zandwolken van hun voorlieden op de Francis Drake af. Het eerste voertuig moest nu de loopbrug en de grondsluis hebben bereikt. Seconden verstreken.
Toen hoorden de mannen via de externe microfoon een hevig gekraak; een verre, harde klap deed het korvet schudden.
'Ze hebben de sluis opengeschoten,' zei Hims bijna met bewonderenswaardige kalmte.
'Ja, en onze weegschaal is ook onbruikbaar geworden,' antwoordde Oro Masut. 'We hadden zoveel moeite gedaan.'
Toen landden een paar kleine verbindingsboten in de hangar van het korvet. Het werd menens.
Niet minder dan drieduizend Gurrads hadden het wrak en het korvet bezet. Net als weken geleden, waren ze zwaar bewapend en beleefd.
Beleefd? Nee - ze waren kil en merkwaardig vastbesloten. Ze waren overal en controleerden alles en iedereen. Eerst werden alle mannen, die hun wapens niet al eerder hadden verborgen, ontwapend.
Oro Masut stond naast Rasto Hims langs een van de wanden van de centrale.
Hij stak zijn arm uit en hield een van de Gurrads aan, die hem voorbij wilde lopen.
'Wat moet dat, collega?' vroeg hij rustig.
De Gurrad hief zijn wapen op, scheen na te denken of hij zou antwoorden. Toen zei hij langzaam:
'Dat zul je straks wel zien, Terraan.'
Hij liep door.
De vreemdelingen deden geen poging om hun geweldige lichaamsgewicht te verbergen. Ze hadden, toen ze over de loopbrug het korvet inkwamen, eerst de stalen plaat van de weeg-schaal geruïneerd en daarna de loopbrug. Tenslotte was ook het registratie-instrument uitgevallen; de wijzers waren verbogen. Onder hun stappen sidderde het korvet en de con-structie van het materiaal ontwikkelde een eigen ritme van impulsen, dat glazen versplinterde. Overal hoorde je knetterende en knarsende geluiden. De wanden zoemden letterlijk. Rasto Hims klampte zich vast aan een stoelleuning en mompelde:
'Die giganten ruïneren het hele schip! Daar, kijk nou eens!'
Hij wees naar de stalen platen rondom de liftinstallatie. Deze platen bogen door en toen er opeens twee Gurrads op die plaats stonden, zakten ze letterlijk naar beneden, of ze op een taaie brei hadden gestaan. Verbluft sprongen ze opzij en schrokken ze. Oro Masut pleegde passief verzet, door bulderend te lachen. Daardoor kwam hij, zonder dat hij het wist in groot gevaar, maar de vreemdelingen waren alweer kalm.
'Dat gewicht... ik snap het niet,' zei hij. 'Ken je die vreemde vogel, die Bontainer heet, Rasto?'
Hims knikte.
'Een merkwaardig iemand. Een aansteller, maar een voortreffelijk vakman. Hij was met Rhodan op Haloet. Ik heb hem ooit even gesproken.'
'Ja. Dat doet me aan Haloet denken. Aan Haloeters en Tijdagenten. Ze zien er wel anders uit dan onze kameraden hier, maar ze zijn niet minder zwaar. Zou er eventueel een relatie zijn?'
'Eventueel, ja.'
Het korvet werd tot in de poolkoepel bezet... Overal zag je diepe deuken in metalen platen. Op sommige plekken, die alleen om akoestische of atmosferische redenen door simpele stalen platen met isolatiemateriaal afgescheiden waren, zakten zelfs een paar vreemdelingen door de vloer en kwamen een dek lager terecht. Daar maakten ze diepe gaten in het staal en vernielden verbindingen, die men daar heimelijk had aangelegd. De eerste kortsluitingen traden op en het rook naar ozon.
'Die... ik kan geen goed scheldwoord bedenken... moeten of een fantastisch hoog specifiek gewicht bij hun normale lichaamsomvang hebben, of een normaal specifiek gewicht bij een des te grotere lichaamsomvang. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken - er is een relatie tussen hen en de tijdagenten.'
Rasto Hims schudde zijn hoofd.
'Vriend Masut,' zei hij en zijn ogen laaiden een ogenblik hevige paniek, 'dat alles is op dit moment voor mij zeer oninteressant. Het gaat mij om wat anders.'
'Waar dan om?'
'Om onze vooruitzichten. De Gurrads doen zo merkwaardig vastberaden. Ze schijnen precies te weten, wat hen te doen staat.'
Oro Masut knikte bevestigend.
'Welke vooruitzichten hebben we?' vroeg hij.
'Ze zijn iets van plan, dat nog vreselijker is dan de explosieve bloederpest. Ik denk, dat ze ons op een of andere manier in slaven willen veranderen. En wij hebben geen enkele kans meer om ons te verzetten. Met succes, bedoel ik.'
'Je hebt gelijk.
Zo was het. De negenenzestig overlevenden van de Francis Drake hadden geen enkele kans meer. Ze waren volkomen in de macht van een overmacht, die zo groot was, dat het zelfs niet loonde om na te denken over het begrip 'verzet'. De drieduizend Gurrads waren overal. Ze controleerden iedere ruimte en iedere mogelijkheid om je te verstoppen. Niemand wist, wat ze werkelijk van plan waren.
De paraplant, Burdsal Kurohara, is al op 28-2-2437 met een sloep van de Francis Drake naar de aarde gegaan en heeft de opperregent gevraagd, een hulpexpeditie naar Roi Danton te sturen in de Kleine Wolk van Magelhaen. Perry Rhodan wil wel, maar er zijn steekhoudende redenen voor een vertraging van deze actie - ook al zijn er veel mensen die dat niet willen inzien ...