32

 

Ik keerde terug naar mijn kantoor en ontdeed me van mijn Gregory Peck-kostuum, waarna ik mijn nieuwe broek en blazer aantrok. Toen pleegde ik een telefoontje. De receptionist was niet bereid een persoonlijke afspraak in te plannen, dus boekte ik een conditietest om 16.00 uur met Phil Jarman, Rosies ‘vader’.

Ik wilde net vertrekken toen de decaan aanklopte. Ze liep naar binnen en gebaarde me haar te volgen. Dit was niet gepland, maar vandaag was een geschikte dag om deze fase van mijn carrière af te sluiten.

We gingen naar beneden met de lift en liepen zwijgend over de campus naar haar kantoor. Blijkbaar moest ons gesprek in een formele omgeving plaatsvinden. Ik voelde me ongemakkelijk, wat een logische reactie was aangezien ik vrijwel zeker vanwege onprofessioneel gedrag ontslagen zou worden uit mijn functie aan een prestigieuze universiteit. Hier had ik echter al op gerekend. Mijn gevoelens werden door iets anders veroorzaakt. Dit scenario met de decaan riep herinneringen op aan mijn eerste week op de middelbare school, toen ik naar het kantoor van de directeur werd gestuurd vanwege vermeend ongepast handelen. Het bewuste wangedrag had betrekking op het grondig uithoren van onze godsdienstlerares. Achteraf gezien realiseerde ik me dat ze het goed bedoelde, maar ze had misbruik gemaakt van haar machtspositie over een elfjarige, en ik was flink van streek geweest.

De directeur was in feite best meevoelend, maar hij waarschuwde me dat ik ‘respect’ moest tonen. Helaas was hij te laat: op weg naar zijn kantoor had ik al besloten dat het zinloos was om erbij te willen horen. De komende zes jaar zou ik de lolbroek van de klas zijn.

Ik heb vaak aan deze gebeurtenis teruggedacht. Op het moment zelf leek mijn besluit een rationele reactie gebaseerd op mijn beoordeling van mijn nieuwe omgeving. Maar achteraf gezien begreep ik dat ik gedreven werd door woede gericht op de machtsstructuur binnen de school, waarin mijn argumenten werden onderdrukt.

Nu ik naar het kantoor van de decaan liep, kwam er ineens nog een andere gedachte in me op. Wat als mijn lerares een briljante theologe was geweest, met tweeduizend jaar aan weldoordachte, christelijke denkbeelden tot haar beschikking? Dan zou ze vast veel overtuigender argumenten hebben gehad dan een elfjarig jongetje. Zou ik dan tevreden zijn geweest? Ik denk het niet. Als wetenschapper met een groot vertrouwen in wetenschappelijk denken, zou ik het diep verankerde gevoel hebben gehad dat ik werd belazerd, zoals Rosie zou zeggen. Had Gebedsgenezer zich ook zo gevoeld?

Was de demonstratie met de schol ook een geval van intimidatie geweest, even afschuwelijk als de intimidatie door mijn godsdienstlerares, zelfs al had ik gelijk?

Toen we het kantoor van de decaan binnenliepen – voor de laatste keer, vermoedde ik – viel mijn oog op het naambordje op haar deur, wat een kleine onduidelijkheid ophelderde. Professor Charlotte Lawrence. Ik had haar nooit gezien als een ‘Charlie’, maar Simon Lefebvre blijkbaar wel.

We namen plaats in haar kantoor. ‘Ik zie dat je je sollicitatiekleding aanhebt,’ zei ze. ‘Jammer dat je het niet nodig vond om ons daarmee te vereren gedurende je tijd hier.’

Ik zei niets.

‘Goed. Geen verslag. Geen verklaring?’

Weer wist ik geen geschikte reactie te bedenken.

Toen verscheen Simon Lefebvre in de deuropening. Dit was duidelijk gepland. De decaan – Charlie – gebaarde dat hij binnen kon komen.

‘Je kunt tijd besparen door het Simon en mij tegelijk uit te leggen.’

Lefebvre had de documenten die ik hem had gegeven bij zich.

Op dat moment kwam de secretaresse van de decaan binnen, Regina, die niet de woorden De Beeldschone voor haar naam had staan en dus niet als object werd gezien.

‘Sorry dat ik u stoor, professor,’ zei ze. Dat was meerduidig, aangezien we allemaal professor waren, in ieder geval nog de komende paar minuten. Maar uit de context was duidelijk dat ze het tegen de decaan had. ‘Er is een probleem met uw reservering bij Le Gavroche. Ze lijken u van de viplijst te hebben gehaald.’

Het gezicht van de decaan verried haar irritatie, maar ze gebaarde dat Regina kon vertrekken.

Simon Lefebvre glimlachte naar me. ‘Je had me dit ook gewoon kunnen opsturen,’ zei hij, verwijzend naar de documenten. ‘Die idiot-savantimitatie was niet nodig geweest. Al moet ik zeggen dat ze prachtig was uitgevoerd. Net als het voorstel. We moeten het nog door de ethische commissie laten beoordelen, maar dit is precies waar we naar op zoek zijn. Genetica en geneeskunde, actueel onderwerp, het zal ons allebei publiciteit opleveren.’

Ik probeerde de uitdrukking van de decaan te peilen, maar dat ging mijn huidige vaardigheden te boven.

‘Dus gefeliciteerd, Charlie,’ zei Simon. ‘Je krijgt je gezamenlijke onderzoeksproject. Het Medisch Onderzoeksinstituut is bereid er vier miljoen in te stoppen, wat meer is dan het begrote bedrag, dus je kunt aan de slag.’

Ik nam aan dat hij vier miljoen dollar bedoelde.

Lefebvre wees naar mij. ‘Zorg dat je hem hier houdt, Charlie. Hij is iemand die buiten de vaste kaders kan denken. Ik wil dat hij deel uitmaakt van dit project.’

Voor het eerst zag ik echt resultaat van mijn investering in het verbeteren van mijn sociale vaardigheden. Ik maakte een juiste inschatting van de situatie. Ik stelde geen vreemde vragen. Ik bracht de decaan niet in zo’n netelige positie dat ze gedwongen werd tegen haar eigen belangen in te handelen. Ik knikte slechts en liep terug naar mijn kantoor.

 

Phil Jarman had blauwe ogen. Dat wist ik al, maar het was het eerste wat me opviel. Hij was halverwege de vijftig, ongeveer tien centimeter langer dan ik, krachtig gebouwd en hij zag er extreem sportief uit. We stonden voor de receptie van Jarman’s Gym. Aan de muur hingen krantenknipsels en foto’s van een jongere Phil als footballer. Als ik een geneeskundestudent was geweest en niet bedreven was in oosterse vechtsporten, dan zou ik me nog eens goed achter de oren hebben gekrabd voordat ik seks zou hebben met de vriendin van deze man. Misschien was dat wel de reden dat Phil nooit op de hoogte was gebracht van de identiteit van Rosies vader.

‘Regel een uitrusting voor de prof en laat hem een aansprakelijkheidsverklaring tekenen.’

De vrouw achter de balie leek verbaasd.

‘Het is maar een conditietest.’

‘Nieuwe procedure, vanaf vandaag,’ zei Phil.

‘Ik hoef geen conditietest te doen,’ begon ik, maar Phil leek niet op andere gedachten te brengen.

‘Je hebt een conditietest geboekt,’ zei hij. ‘Vijfenzestig dollar. Laten we wat bokshandschoenen voor je regelen.’

Ik vroeg me af of hij besefte dat hij me ‘prof’ had genoemd. Waarschijnlijk had Rosie gelijk gehad en had hij de dansfoto gezien. Ik had niet de moeite genomen een andere naam op te geven. Maar nu wist ik tenminste dat hij wist wie ik was. Wist hij dat ik wist dat hij wist wie ik was? Ik begon aardig goed te worden in het opmerken van dit soort subtiele sociale details.

Ik kreeg een frisgewassen hemd en korte broek om aan te trekken, plus een paar bokshandschoenen. Ik had slechts af en toe een bokstraining gedaan, maar ik was niet bang om gewond te raken. Bovendien beheerste ik enkele goede verdedigingstechnieken, voor het geval dat nodig zou zijn. Maar ik was meer geïnteresseerd in een gesprek.

‘Probeer me maar eens te raken,’ zei Phil.

Ik haalde een paar keer voorzichtig uit, maar Phil blokkeerde mijn stoten.

‘Kom op,’ zei hij. ‘Probeer me eens echt te raken.’

Hij vroeg erom.

‘Je stiefdochter probeert haar echte vader op te sporen omdat ze ontevreden is over jou.’

Phil liet zijn dekking zakken. Een domme fout. Als dit een echt gevecht was, dan had ik hem ongehinderd een knal kunnen verkopen.

‘Stiefdochter?’ zei hij. ‘Noemt ze zich zo? Is dat de reden dat je hier bent?’

Hij haalde flink naar me uit en ik moest goed blokkeren om te voorkomen dat ik werd geraakt. Phil zag dat en probeerde me te raken met een hoekstoot. Die blokkeerde ik ook, waarna ik terugsloeg. Die stoot wist hij knap te ontwijken.

‘Aangezien het onwaarschijnlijk is dat ze haar echte vader zal vinden, moeten we haar problemen met jou zien op te lossen.’

Phil haalde hard uit naar mijn hoofd. Ik blokkeerde zijn stoot en stapte naar achteren.

‘Met mij?’ zei hij. ‘Met Phil Jarman? Die deze zaak vanuit het niets heeft opgebouwd? Die 145 kilo kan bankdrukken? Die volgens veel vrouwen nog steeds begeerlijker is dan een arts of een advocaat? Of een bolleboos?’

Hij kwam met een combo en ik zette de tegenaanval in. Volgens mij maakte ik een goede kans om hem uit te schakelen, maar ik wilde het gesprek voortzetten.

‘Niet dat het je iets aangaat, maar ik zat in de ouderraad, ik heb het laatstejaarsfootballteam gecoacht...’

‘Die prestaties waren blijkbaar niet voldoende,’ zei ik. ‘Misschien dat Rosie nog iets anders verwacht dan persoonlijke prestaties.’ In een helder moment besefte ik wat Rosie dan wellicht nog van mij zou verwachten. Was al deze moeite om mezelf te verbeteren voor niets geweest? Zou ik net als Phil straks met minachting worden aanschouwd, ook al deed ik nog zo mijn best om Rosies liefde voor me te winnen?

Vechten en nadenken gaan niet samen. Phil stompte me in mijn maag. Het lukte me nog om naar achteren te stappen en zo de impact te verminderen, maar ik ging wel neer. Phil stond boos over me heen gebogen.

‘Misschien dat ze op een dag het hele verhaal zal weten. Misschien dat dat zal helpen, misschien ook niet.’ Hij schudde zijn hoofd, alsof hij degene was die een klap had gekregen. ‘Heb ik mezelf ooit haar stiefvader genoemd? Vraag haar dat maar eens. Ik heb geen andere kinderen, geen vrouw. Alles heb ik voor haar gedaan: ik heb haar voorgelezen, ben er ’s nachts voor haar uit gegaan, ben met haar gaan paardrijden. Maar toen haar moeder er niet meer was, kon ik niets meer goed doen.’

Ik kwam overeind. ‘Je hebt haar niet mee naar Disneyland genomen. Je hebt tegen haar gelogen,’ schreeuwde ik. Ik was ook boos.

Toen trapte ik zijn benen onder hem vandaan om hem neer te halen. Hij gebruikte geen goede valtechniek en kwam hard op de grond terecht. We worstelden en ik pinde hem vast. Hij had een hevige bloedneus en mijn hemd kwam onder zijn bloed te zitten.

‘Disneyland!’ zei Phil. ‘Toen was ze tien!’

‘Ze had het aan de hele school verteld. Ze zit er nog steeds mee.’

Hij probeerde los te komen, maar ik wist hem vast te houden, ondank de belemmerende bokshandschoenen.

‘Wil je weten wanneer ik haar heb gezegd dat ik haar mee naar Disneyland zou nemen? Dat heb ik maar één keer gezegd. Niet vaker. Weet je wanneer? Op de begrafenis van haar moeder. Ik zat in een rolstoel. Ik heb acht maanden moeten revalideren.’

Dat was een zeer acceptabele verklaring. Ik zou willen dat Rosie me deze achtergrondinformatie eerder had gegeven, voordat ik het hoofd van haar stiefvader tegen de grond had gedrukt, met bloedneus en al. Ik vertelde Phil dat ik ook een irrationele belofte had gedaan op de begrafenis van mijn zus. Ik had beloofd geld te doneren aan een hospice terwijl dat geld beter aan onderzoek besteed kon worden. Hij leek het te begrijpen.

‘Ik heb een sieradendoosje voor haar gekocht. Daar had ze haar moeder al zo lang om gevraagd. Toen ik eindelijk klaar was met revalideren, dacht ik dat ze Disneyland allang weer vergeten zou zijn.’

‘Het is vaak moeilijk te voorspellen wat voor impact bepaalde acties hebben op anderen.’

‘Helemaal mee eens,’ zei Phil. ‘Kunnen we dan nu opstaan?’

Zijn neus bloedde nog steeds en was waarschijnlijk gebroken, dus het was een logisch verzoek. Maar ik was nog niet bereid hem te laten gaan.

‘Niet voordat we de problemen hebben opgelost.’

 

Het was een zeer drukke dag geweest, maar de meest gewichtige taak lag nog voor me. Ik bekeek mezelf in de spiegel. Mijn nieuwe, veel lichtere bril en mijn andere kapsel maakten een groter verschil dan mijn kleding.

Ik stopte de belangrijke envelop in mijn jaszak en het kleine doosje in mijn broekzak. Toen belde ik een taxi, en ik keek naar mijn whiteboard. Mijn planning, nu opgeschreven in uitwisbare inkt, was een zee van rode letters: mijn code voor het Rosie Project. Ik hield mezelf voor dat de veranderingen die eruit waren voortgekomen de moeite waard waren, zelfs als ik vanavond mijn einddoelstelling niet zou halen.