The Project Gutenberg EBook of Het hedendaagsche Londen, by Georg R. Sims
This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
with this eBook or online at www.gutenberg.org
Title: Het hedendaagsche Londen
De Aarde en haar Volken, 1907
Author: Georg R. Sims
Release Date: May 4, 2006 [EBook #18308]
Language: Dutch
*** START OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK HET HEDENDAAGSCHE LONDEN ***
Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
Proofreading Team at http://www.pgdp.net/
Het hedendaagsche Londen.
Hoe Londen ’s morgens wakker wordt.1
4 Uur ’s morgens.
Londen gaat laat naar bed en staat vroeg op. In de weinige uren, die tusschen zijn naar bed gaan en zijn opstaan liggen, brandt er in de hoofdstraten het volle licht en het verwaarloosde kind, dat voorzichtig rondsluipt, kan zich een koning droomen, voor wien al die verlichting is ontstoken. Hoog geladen wagens uit de graafschappen, die nog tot Londen behooren, waggelen voort op zeurige manier, terwijl de voerlui op hun paarden vertrouwen, dat ze zelf wel den weg zullen weten te vinden naar de Borough, naar Convent Garden en Spitalfields; een motorwagen snort voorbij met een ingepakten chauffeur, die brommig is omdat hij zoo weinig menschen kan doen opschrikken in hun bedrijf.
Het ronde licht van de lantarens der politiemannen danst van de voordeuren langs de vensters, van de vensters door de open ruimten voor de souterrains, gaat als een vlindertje, links en rechts afwijkend, in doodloopende stegen binnen en als het dan soms een bundel lompen ziet liggen, blijft het erop rusten. De politieman zegt niet onvriendelijk: “Neen, hoor eens, goeie vriend, dat gaat maar zoo niet”, en de bundel lompen antwoordt heesch en heftig: “Te moeten denken, dat zulken als ik zulken als jij aan een bestaan helpen.” Maar hij gaat toch opstaan en stapt het slop uit met het air van iemand, die aan een belangrijke afspraak gevolg gaat geven. Maar zoodra is niet het schuifelend geluid van de voetstappen der politie onhoorbaar geworden, of hij scharrelt het steegje weer binnen.
Als het vier uur is, en de lucht in plaats van zwart donkerblauw begint te worden, terwijl een half maantje en de sterren nog niet verdwenen zijn, gaat Londen hier en daar teekenen van leven geven. Vuurroode postkarren, die hun hooge kleur misschien wel hebben gekregen uit overmaat van haast, vliegen door de straten, leidend naar de stations; melkwagens houden wagenrennen, courantenwagens, die in de op Fleet Street en het Strand uitkomende straten staan te wachten, en luisteren naar het gebrom en de zware ademhaling van drukpersen, vangen de groote pakken, die naar hen toe geworpen worden, en vliegen weg, om het spelletje aan den gang te houden, door ze naar de kruiers aan de stations te gooien.
Er zijn maar weinig cabs op straat, en de laatste vigelante is klaar, om naar huis te schommelen naar een stal, als de koetsier met zijn koffie gereed zal wezen, die hij aan een kraampje gebruikt; bestelkantoren gaan open; de trams, die den geheelen nacht rijden aan de zuidzijde der rivier, brengen nachtwerkers naar huis en vroege vogels naar Blackfriars en Westminster.
De bruggen, waar maar zoo nu en dan een vrachtkar over ging, krijgen meer levendigheid, en mannen met de kragen in de hoogte, de zakken gezwollen van het meegenomen ontbijt in papier, haasten zich van den zuidkant over te komen, om een of ander wonderlijk baantje op te doen, dat door de gewone jagers over het hoofd is gezien of door hen niet begeerd wordt.
De nachtelijke zwerver, die aanhoudend in zichzelf een verslag mompelt van den een of anderen denkbeeldigen strijd, waarin de andere partij totaal verslagen schijnt, drijft af naar de parken, om op het opengaan van de hekken te wachten en zich voor te bereiden op het dutje van den dag, of wel, door een vage herinnering aan vroegere lessen aangeklampt, gaat hij naar Trafalgar Square en steekt er zijn hoofd in het water van de stille fonteinen. Hij wascht zijn handen, en mag soms nog vollediger zijn toilet maken met een stukje zeep, dat hij van een dame leent.
De markten zien er al volkomen wakker uit. Den geheelen nacht heeft de hall in Bow Street houten bakken in ontvangst genomen van goederenwagens, welke bakken met groote voorzichtigheid werden gehanteerd, en nu is het er van het eene tot het andere eind één bloemtuin, waar het heerlijk en uitlokkend geurt, waar levendige kleuren glanzen en waar men gereed is voor de komende inspectie.
Een herberg in Bow Street is open voor de marktmenschen en voor niemand anders, juist als er andere in Fleet Street alleen beschikbaar zijn voor typografen. Naar de markt komt ten pleziere van de marktlui de jonge brani, die nu en dan in de wintermaanden zich door een costumier laat verkleeden in een pakje, dat hem onkenbaar maakt en die na een vergeefsche poging om in het Covent Garden Theatre zichzelf wijs te maken, dat hij een eerste pretmaker is, nu met zijn metgezel probeert, of hij een meester kan wezen in de kunst van grappen maken en voor den gekhouderij, in welke bedrijven hij al evenmin gelukkig is als in het voorstellen van den persoon, dien hij op het gemaskerd bal verbeeldde. De twee partijen, werkers en luiaards, alias werkbijen en darren, kijken elkander aan bij hun ontmoeting in den korf en de darren zeggen: “Wat zou het vervloekt vervelend zijn, voor zijn levensonderhoud te moeten werken”, en de werkers maken de opmerking: “Wat is het een geluk, dat wij ons niet zoo als paljassen behoeven aan te stellen.”
Er zijn meer dan één manier, om in Londen aan den kost te komen; zoo staat in elke zijstraat bij de markt bij voorbeeld een fatsoenlijke, oudere vrouw met een witten boezelaar en een zwart mutsje, die de zwepen vasthoudt voor de boeren, die naar den markt gaan; zij treden ook op als gidsen voor kruiers, die heen en weer loopen met stapels manden op het hoofd, onder een heesch geroep van een waarschuwend woord.
Binnen enkele uren, om negen uur, als men precies wil wezen, zal dit alles verdwenen zijn; de brandspuitslang zal over de straten spelen en zal het vuur van den handel blusschen. Maar naar het Oosten opent de Citymarkt de vleeschwinkels en die van gevogelte; als men Smithfield meer naar het Noorden kon zien, zou men de bevroren schapen uit hun witlinnen jurken kunnen zien kruipen, die hun zijn aangetrokken, opdat ze beter koel zouden blijven.
Het Strand met de witte lichten heeft een rij van cabs dichtbij Waterloo Bridge, maar ik geloof, dat wij het best doen met te wandelen. De hoek van Arundel Street staat vol met courantenkarren; we moeten behendig wezen, om ongelukken te voorkomen.
De lucht is ook weer veranderd, en er is nu licht in het Oosten, waardoor de rivier bij hoog water er als zilver uitziet met een donkeren achtergrond van pakhuizen aan den Surreyschen kant, waar een dikke rook uit hooge schoorsteenen opstijgt.
Een sleepboot, met een wit licht aan den voorsteven en een groen licht achter, sleept een half dozijn schepen den stroom op, en onder een interessant gepuf brengt ze hen, waar ze moeten zijn. Dat voorbeeld schijnt zoo aanstekelijk, dat het door drie andere sleepbooten wordt gevolgd, terwijl de schepen zwaaien en draaien, alsof ze wilden zeggen: “Waarom in Gods naam kun je een schip niet met rust laten, opdat het kalm zijn nachtrust beëindige? Buiten Blackfriars Station en dichtbij het standbeeld van koningin Victoria wordt er een laatste hand gelegd aan het schoonmaken der straat door een verwoede bespuiting; de brandslang schuift in kronkels over de straat en geeft hier en daar een straal in de lucht. Als men achterom ziet, wordt men getroffen door den mooien Theemsoever, omzoomd met lichten, en de lampen in enkele kamers van de bovenverdiepingen der groote hotels schijnen wel sterren aan het uitspansel.
Wij zullen niet naar St. Martin’s le Grand gaan, waar het licht en druk is; maar liever willen wij ons begeven naar den Citykant van London Bridge, waar zelfs op dit uur luie kerels over de gemetselde muurtjes leunen en moe worden van de inspanning, te kijken naar hen, die beneden op de schepen hard aan het werk zijn. Stoombooten lossen hun lading, kranen knarsen klagend over de noodzakelijkheid van zulk vroeg werk, en mannen met lederen kussentjes op het hoofd, waardoor dat een zeer bruikbare platheid erlangt, loopen met kratten bananen langs een loopplank, om in pakhuizen te verdwijnen.
Wij zijn vroeg voor Billingsgate, maar overal hangt reeds een reuk van versche visch; alom staan open kisten, die druipen van het gesmolten ijs, en de gasvlammen flikkeren boven de schelvisschen. Als ge likdoorns hebt, wees er dan voorzichtig mee. De haastige mannen, die van de natte, modderige gladde riviermarkt komen, met vrachten op hun zware, breedgerande, druipende hoeden, hebben geen tijd, om aan beleefdheid te denken, en ieder protest zal duidelijk toonen, dat de traditioneele woordenstroom nog onverzwakt in stand gebleven is tot in de twintigste eeuw.
Gij zult het prettig vinden, naar het Oosten verder te gaan langs den mooien opgang naar de Towerbrug, welker witte lichten voor de rivier een waarschuwing zijn, dat de brug neer is. Wij zullen den Tower zelven later beter kunnen zien, en gaan nu langs de ingangen van de eerste dokken en in de richting van St. George Street, Oost, vroeger bekend onder den naam van Ratcliff Highway. St. George street Oost is maar matig verlicht, maar ge zult zien, dat de straat haar best doet, om een niet vlekkeloos verleden weer goed te maken.
Ge vindt er nu geen danshuizen meer en geen knorrig kijkende geldwisselaars; daarvoor in de plaats zijn zendingszalen gekomen met uitnoodigingen in een half dozijn talen en een inrichting van het Leger des Heils. Mannen komen uit de huizen aan de rivier, sluiten zacht de deuren achter zich en zetten het dan op een loopen; de jongeren fluiten een deuntje. Een klein meisje van een jaar of twaalf haast zich naar haar werk in Commercial Road, met een mondharmonica tot eenig gezelschap.
Iedere tien minuten verandert het tooneel, en de gaslampen in Shadwell zien er net zoo schuw uit als een heer in gekleede jas bij daglicht. Niet dat het al licht is. Een flauwe mist is van de rivier komen aandrijven en hangt over de dokken, zoodat menschen, die van tegenovergestelde richtingen komen, tegen elkander aan bonzen. In een zijstraat zijn in verlichte vertrekken al vreemde kleermakers aan het werk, en in Commercial Road waggelen zwaar beladen hooiwagens tusschen werkmanstrams, gele en blauwe, die al even zwaar beladen zijn en in de richting van Aldgate zich voortbewegen.
De lucht heeft nu een lichter blauwe tint aangenomen met vlekken van witte wolken, en de gaslampen en het electrisch licht gaan uit. Het is vol op het plaveisel bij het Aldgate station, en hier zijn couranten te koop. Het is nu kwartier vóór zes; aan den overkant zijn de slagerswinkels open en er voor hangt een heele rij vette schapen. Met de haastige werklui, van wie er enkele het station binnengaan, om den eersten trein naar Hammersmith te nemen, ziet men ook nog het in een rooden zakdoek gepakte bundeltje, maar bij velen is er een net mandje voor in de plaats gekomen, plus een kan van blauw émail.
De jonge mannen, ofschoon in gruwelijke haast, staan een ondeelbaar oogenblik stil, om te kijken naar de plaat, waarop een heer, die blijkbaar geen heer is, het hoofd van een vriendelijk eruitziend jongmensch onder de guillotine brengt; dit is uit het melodrama van de week in het plaatselijk theater. In een rij van stille burgerhuizen maakt een jongeling met een boezelaar voor een Deutscher Gasthof de vensters schoon, en heeren van den nieuwen politiepost kijken naar hem met gezichten, alsof een incident hun niet onwelkom wezen zou.
Hier hebben wij ook den Tower van Londen. Grijs en wit, met duidelijke omtrekken, verrijst hij tegen het morgenlicht van den oostelijken hemel; in de ontbottende boomen, die aan de diepe, droge gracht staan, zingen vogels even luid als een straatjongen fluit, blij, dat er nog geen menschen op zijn en zichzelven wijsmakend, dat ze buiten zijn. Inderdaad gevoelt men de opwekkende frischheid van de morgenlucht; men komt tot het besef, dat de natuur aan Londen zoowel als aan het platteland een goed begin toestaat, en dat Londen in den loop van den dag zelf zijn lucht vuil maakt.
Een vermoeide roodharige soldaat stapt naar de poort, die naar de rivier voert, en maakt een praatje met den daar op post staanden schildwacht. Dan gaan we verder naar Billingsgate, waar de beladen spoorwagens losse, met ijs besprenkelde tarbot bevatten, en nu in volle zijstraten rijden op weg naar Eastcheap, en hebt ge daarna nog een oogenblikje tijd, ga dan mee naar de kade van het Douanekantoor.
De duiven worden opgeschrikt en vliegen weg, maar komen gauw terug onder den indruk, dat waar menschen zijn ook een ontbijt moet wezen en dus ook broodkruimeltjes moeten vallen, die brave vogels kunnen eten. Een agent vertelt, dat er in het Asyl voor vrouwen en weduwen van dragers en schuitenvoerders vijf open plaatsen zijn. Mogen er altijd open plaatsen wezen en moge er nooit een zieke vrouw, een bedroefde weduwe te vergeefs op plaatsing wachten.
De schuitevoerders en mannen van de lichters zijn nu buiten op de rivier al aan het werk; schepen in de haven worden gewekt en mannen roepen van den rivierkant naar mannen midden op de rivier, en op de eene of andere manier weten ze zich door elkaar te doen begrijpen. De Batavier III van Rotterdam, met witten schoorsteen en blauw dek, verlaat de kade onder geen ander toezicht dan dat van een afwindend touw, en verder beneden op de rivier gaan de twee bascules van de Towerbrug beleefd omhoog, om haar een doortocht te verleenen.
Bij het Mansion House, waar men op de muren een aankondiging kan lezen, geteekend Edward, Koning en Keizer, zijn de verlichte tunnels open, maar ze zijn nu niet noodig, want men kan er even veilig oversteken, als men dat op een dorpsweide doen kan. ’t Is waar, er gaat een vrachtwagen van de spoor voorbij, en een courantenkar vliegt over de straat; maar diegenen, die het drukke plekje bij dag kennen, zouden het nu nauwelijks herkennen. Een postkar komt van Londen Bridge terug, en een half dozijn brievenbestellers, die hun leege postzakken als sjerpen dragen, rennen er achteraan en mogen meerijden tot St. Martin’s le Grand.
Langs Cheapside beginnen de huishoudsters, die het vroegst bij de hand zijn, de zinken vaten te vullen, die bij het trottoir staan; ze kloppen het stof uit matten, een werkje, dat de wetten van de city niet toestaan op een later uur. Rook stijgt hoog uit de schoorsteenen op, en de goedkoope restauraties, die adverteeren “vleeschpoddingen, net als moeder maakt”, ontsluiten hun deuren en steken het kringetje van gasvlammen aan onder koperen kannen. Jongste klerken komen voor onder de aangroeiende menigte in Holborn, en enkele wielrijders bewegen zich op den weg. Van beneden zenden de stations van den ondergrondschen spoorweg nu en dan hoopen passagiers naar boven, die een zwart vlekje vormen, maar een, dat zich spoedig in eenheden oplost.
Ginder in de kleinere voorsteden, waar de meeste Londenaars wonen, worden dienstmeisjes gesmeekt, toch geschikt te zijn en vroeg op te staan, om voor Mijnheers ontbijt te zorgen, anders komt hij te laat in de City, en de hemel alleen weet, wat er dan gebeurt. Athletisch aangelegde jonge mannen en vrouwen gaan er met hun fietsen op uit. In de stad begint de Serpentine de aandacht te trekken van enkele personen, in wier huizen vermoedelijk geen badkamers zijn; de hekken van Green Park, Battersea Park, Finsbury Park en Victoria Park worden geopend. Arbeiderstreinen komen overvuld en in snelle opvolging aan elk station aan, en dichtbij Liverpool Street is een gastvrije kerk open, opdat meisjes, die van Westham komen op den tijd, dat er de goedkoope treinen nog rijden, maar te vroeg voor het begin van haar werk, er een uurtje kunnen wachten; gele omnibussen en roode, en trams van alle kleuren komen te voorschijn uit stallen met paarden, die vlug en krachtig zijn, bereid om het werk aan te vangen.
Nu worden de koffiestalletjes gesloten, en de menschen gaan er, nu de zaken afgeloopen zijn, naar huis. Het is thans volle dag, en snel gaat de tijd voort. Een zacht geluid van gesprekken hangt al in de lucht, preludium van het luidruchtiger koor, dat later zal volgen. Piano-orgels worden getrokken door dames in italiaansch costuum, die de zuiverste taal van Clerkenwell praten, en gaan slaperige zijstraten wakker maken.
De geasfalteerde rijweg vóór Mansion House is niet meer de open ruimte, die hij zoo wat een uur geleden was; er rijden omnibussen van het Oosten naar het Westen, van het Noorden naar het Zuiden, en City-treinen loopen buffer aan buffer in hun haast, om voor den arbeid van den dag versterkingen aan te voeren van die regimenten van zijden hoeden, die van het Mansion House als middelpunt uit zich snel verwijderen met hun kleine bruine pakjes, naar honderden zijstraten, waar ze hun betrekkingen op kantoren vervullen.
Londen, waar wij soms op brommen, maar waar wij niemand anders over willen hooren klagen, die groote, uit haar kracht gegroeide, lompe, goedmoedige stad, waarvan enkelen onzer houden met de liefde, die wij voor onze moeders voelen, Londen is wakker geworden.
Bij Mansionhouse, om 9 uur ’s morgens.
Nu moet het opstaan volgen, want ofschoon Londen eigenlijk nooit echt slaapt, neemt toch een zeer groot deel van de inwoners zijn nachtrust, dus moet er ook worden opgestaan. Dat proces, dat op zichzelf zoo eenvoudig is, wordt op allerlei manieren gevarieerd. Er zijn luie menschen, die soms den huishond benijden, omdat hij, als hij wakker wordt, zich eens uitrekt, zich schudt, met zijn staart kwispelt en klaar is, om zijn nieuwen dag te beginnen. Er zijn ook anderen, voor wie het morgenbad of de morgenwaschpartij en het toilet maken een der genoegens van het leven is, dat men niet te haastig mag afroffelen of als een machine verrichten moet.
Een wonderlijk beeld vol menschelijk leven is dat opstaan van de menschen in een groote stad, om hun werkzaamheden of genietingen van den dag te beginnen, en wel zou het ons treffen, als we met Asmodeus de daken van de huizen konden lichten, om naar binnen te gluren. Laat ons een paar bijzonderheden er van in het oog vatten.
Op de markt in Covent Garden.
In de hospitalen, die groote paleizen van pijn en smart, blijven bepaalde verpleegsters en ambtenaren den geheelen nacht in dienst, tot het tijd van opstaan is. Tusschen vijf uur en half zes worden de lijders, die in slaap zijn, zacht gewekt door een verpleegster, en zij, die in staat zijn op te staan, beginnen zich te wasschen en te kleeden. Dan bereiden de sterkere patiënten, zij, die beter worden, hun thee en koken hun eieren en helpen het ontbijt klaarmaken voor de anderen, die te zwak zijn om zichzelven te helpen. Om zeven uur is in de verschillende kamers alles wakker, de dagverpleegsters zijn gekomen, en alles is in gereedheid gebracht voor de komst van de Moeder of Directrice, die door den huisdokter wordt gevolgd.
De kinderen worden wakker.
Nadat het hospitaal is opgestaan, brengen de patiënten, die zich kunnen bewegen, bezoekjes van sympathie bij de bedden van hun zwakker medelijders. Bleeke gezichten verschijnen voor de vensters, ingezonken oogen kijken naar het dagelijksch leven op straat, en zien in verbeelding het tehuis, waar de geliefden waken en wachten en misschien een gebed fluisteren voor de afwezigen, die den strijd van leven en dood kampen.
Maar er zijn mannen, arbeiders, wier uur van opstaan vroeger is dan dat van de hospitalen. Om vier uur in den morgen moeten sommige werkers worden gewekt, want het dagwerk zal om vijf uur beginnen; bij de poorten van de dokken en op de groote, drukke markten moet men er vlug bij zijn. In de mindere slaapgelegenheden is er gewoonlijk een “wekker”, die rondgaat en de zware slapers wakker maakt. De man, die ergens kostganger is of op kamers woont zonder vrouw, wordt vaak gewekt door een voorbijgaanden politieman, den vriendschapdienst van de straat af volbrengend.
Het opstaan van de meid is dikwijls een der kleine plagen van de huisvrouw. Zij hoort meestal zeer goed, en al stapt Marie Jane nog zoo zachtjes bij het afgaan van de trap, doet zij dat op een later uur dan gewoonlijk dan hoort mevrouw het en volgen er later op den morgen “woorden”.
De keukenmeid staat in gewone huishoudingen het eerst op, want zij moet de keukenkachel aanmaken en het keukenontbijt bereiden. Eén voor één komen de dienstmeisjes beneden, in den regel doezelig, want het huiswerk doet iemand zwaar slapen, en nu begint het werk van elken dag.
Een laat opstaander.
In huizen, waar er een kinderkamer bevolkt is, worden de eerste vroolijke tonen van den nieuwen levensdag gehoord. Jonge kinderen hebben net als vogels de gewoonte, den morgen te begroeten met gezang of met iets, dat er voor in de plaats komt. Men vergunt zich soms het plezier van een stoeipartijtje voor de nachtkleêren uit zijn getrokken en voordat het bad gereed is. Er is verbazend veel navraag naar speelgoed, zoodra de oogjes open zijn. Kleine meisjes geven blijk van een moederlijk instinct, door naar poppen te vragen terwijl kleine jongens niet alleen wel eens wollen konijntjes en lammetjes op wielen in bed bij zich krijgen, maar zelfs wel den geheelen inhoud van een arke Noachs ledigen op de dekens, dóór elkaâr met Sem, Cham en Japhet, die met open oogen den nacht hebben doorgebracht in de doos, terwijl hun halzen bekneld zaten tusschen de pooten van de groote viervoeters.
Als in een zwak oogenblik papa voor den kleinen jongen een trompet heeft gekocht of een trommel, zal soms muziek het ouderlijk oor treffen op een uur, waarin ze niet juist verkwikkend is. Het is zeer dikwijls de lieve taak van baby, om mama te roepen, vooral als het een eerste baby is. Is baby genaderd tot den leeftijd van vier of vijf, dan zal hij, als ’t een hij is, bij gelegenheid eens uit zijn bed komen en papa wakker maken in gezelschap van een nieuw en geliefd stuk speelgoed. De liefhebbende vader, die wakker schrikt, om tot de ontdekking te komen, dat een zwart poesje op zijn hals zit, bedwingt gemakkelijk zijn toorn, als hij ziet dat zijn zoontje het daar heeft neergezet, en verlangend wacht tot Daddy met hem zal gaan stoeien.
Het opstaan van het gezin met schoolgaande kinderen, die vóór negen uur weg moeten zijn, is voor menige moeder een dagelijksche angst. Er moet dan zooveel in korten tijd gebeuren, en als het treft, dat papa ook een City-man is, die vroeg naar kantoor gaat, valt het dubbel moeilijk. Met te zorgen, dat het haar man aan niets ontbreekt en dat de kinderen op tijd met de meid, die hen wegbrengt, de deur uitkomen, heeft zij handen vol werk. Soms loopt alles in het honderd. Het begint met het ongeluk, dat de meiden zich verslapen. Er is herrie onder de kinderen, kibbelarij en tranen vaak. Op het laatste oogenblik blijkt het, dat er met de laarzen iets niet in orde is; er is een schoolboek zoek geraakt. Papa heeft zijn scheermes onbruikbaar gevonden, omdat Tom het voor houtsnijden heeft gebruikt, zoodat het scheren met verlies van tijd en goed humeur is gepaard gegaan.
Maar ten laatste zijn de kinderen goed en wel weg, met de opdracht om toch vooral hard te loopen, want ze zijn tien minuten te laat. Op het eind is papa met een zwart pleistertje op zijn kin door den tuin op weg gegaan naar het station van de voorstad. Dan keert de zwaar beproefde vrouw en moeder naar de leêge ontbijttafel terug en heeft een sterk kopje thee noodig om haar zenuwen tot rust te brengen. Voor een paar minuten vergeet ze haar familiezorgen, tot de meid in de kamer komt, om af te nemen. Dan neemt ze de gelegenheid te baat, om haar meening te openbaren over vroeg opstaan.
In de manier van opstaan van die klassen der maatschappij, die niet om den broode behoeven te werken, heerscht een eindelooze verscheidenheid, want de opstaander heeft in den regel alleen zichzelf te behagen. De schoone, die in gezelschappen schittert, mag haar schoonheidsslaapje voortzetten nog lang nadat de overige wereld is opgestaan, en daarna de weelde van een ontbijt op bed genieten, of misschien is zij een vroolijk en gezond engelsch meisje en staat ze bijtijds op, om tusschen acht en negen uur in den voormiddag een ritje in Rotten Row te doen.
De jonge gentleman, die als ongetrouwd heer op kamers woont, en het leven van den laten kant bestudeert, is geen vroeg opstaander. Zijn knecht kijkt af en toe eens bij hem binnen, naarmate het later wordt, en als hij hem nog slapende vindt, trekt hij zich bescheiden terug. Zulk een jong heer gevoelt zich, als hij tot de bewustheid is gekomen, dat er een nieuwe dag is aangebroken, die gedood moet worden, gedrukt en heeft behoefte aan een kleine prikkeling, voor hij opstaat en aan zijn toilet begint. In kamerjapon en op pantoffels blijft hij dan luieren in zijn zitkamer en speelt dan wat met een zorgvuldig bereid ontbijt. Zijn eerste toiletmaken beteekent niet veel, want hij stelt de artistieke toetsen uit, tot hij zich gereed maakt om uit te gaan en in de deftige straten van West Londen zijn persoon te vertoonen.
Maar het wakker worden is niet allemaal plezier, zelfs niet voor de rijken en goed gekleeden. De nacht is voor de meesten van ons goed en vriendelijk, in zoo ver, dat hij een korte poos van vergetelheid brengt, maar met den morgen keert de bewustheid van het leven terug. Menig mooi engelsch meisje vindt, als ze de oogen opent, geen genoegen in den morgenzonneschijn, noch kan ze zich verheugen over het lied der vroolijke vogels, die de lucht met melodie vullen. De liefde heeft haar leed gebracht; zij lijdt onder den last der jaloezie, ja, misschien is er wanhoop in haar ziel. Het tooneel van het bal van den vorigen avond komt haar weer in de herinnering, terwijl de sluizen van het herdenken worden opengezet. Mogelijk is het niet anders geweest dan een kibbelpartijtje tusschen verliefden, mogelijk ook was het een punt, waar wegen uiteenliepen; maar het maakt het uur van ontwaken tot iets droefs, en het twijfelende meisje zucht, gaat met een bleek gezichtje opstaan en kleedt zich lusteloos aan.
De morgenpost speelt een voorname rol in het huiselijk drama van het opstaan. De brief, die in de bus wordt gestoken met het gewone rinkelende geluid, thans in veel districten vervangen door een krachtig schellen, want de kloppers raken uit de mode, kan het beste, maar ook het slechtste nieuws bevatten. Wordt hij gebracht naar het bed van den langslaper, dan kan hij het oogenblik van ontwaken maken tot een tragisch moment, maar hij kan ook de kamer met zon vullen, zelfs op den mistigsten Novemberdag.
De brief kan met verlangen te gemoet zijn gezien, of met angst zijn verbeid. Hij komt ten laatste en bijna altijd met de eerste post. Als ge in twijfel zijt aangaande de uitspraak van het lot, scheurt ge de enveloppe haastig open, of wel ge draait haar om in uw bevende vingers en legt haar nog een poosje weg, om het vonnis zoo lang mogelijk te verschuiven.
In menig bescheiden gezin kan de morgenbrief ondergang of redding beteekenen. De jonge klerk buiten betrekking, die vrouw en kind heeft te onderhouden, heeft geschreven op een advertentie. Hij zou de aangeboden betrekking graag vervullen, heeft recommandaties ingezonden en gaf zijn laatste sixpence aan postzegels uit. Als hij ’s morgens wakker wordt, blijft hij lang in bed, daar hij toch geen werk heeft, tot zijn vrouwtje met een brief aan zijn bed staat.
Hij neemt dien aan, maar is bang hem open te doen. Is het een hoopgevende tijding, die hem oproept, zich op een kantoor in de City aan te melden, of is het de stereotiepe boodschap, die sommige firma’s uit beleefdheid aan sollicitanten doen toekomen, als er niet al te veel zijn?
Het vrouwtje wacht; de man gaat overeind zitten, en zich met moed wapenend, om zijn lot onder de oogen te zien, breekt hij het couvert los. Bevend vouwt hij den brief open en vliegt met zijn oogen over den inhoud. “Goddank!” roept hij uit, “Goddank!” Niet noodig, meer te zeggen. De oogen van het liefhebbend vrouwtje vullen zich met tranen van dankbaarheid, terwijl ze op de knieën valt en haar armen om den hals van haar man slaat. De brief ligt open op de dekens; zij kan het blijde nieuws lezen. “De heer ... wordt verzocht, zich op het kantoor in de City aan te melden, en indien zijn getuigschriften goed zijn,” enz. enz.
Er komen soms dagen in ons leven, waarop wij verlangend uitzien naar wat de post ons ’s morgens brengen zal. De verjaardag beteekent vriendelijke, hartelijke begroetingen van verwanten en vrienden, lang nadat het niet meer om geschenken te doen is, en daar het nog gebruikelijk is, het aftellen van weer een jaar van het ons toegewezen deel als een feit te beschouwen, waar men zich over moet verheugen, ontwaken de meeste mannen en vrouwen, die de vreugde van te leven mogen smaken, op den morgen van hun verjaardag met een glimlach op de lippen en vragen naar hun brieven.
Het ontwaken van den dramaschrijver op den morgen, nadat zijn nieuw stuk is opgevoerd, van de acteurs en actrices, die erin zijn opgetreden, staat geheel onder den invloed van wat de ontvangst den vorigen avond is geweest; maar allen zijn nieuwsgierig om te lezen wat de bladen ervan zeggen, die men hun brengt met hun morgenkopje thee. Wat er ook in de wereld aan de orde moge zijn, hoe gewichtig ook de gebeurtenissen van den dag mogen wezen, menschen van het theater hebben slechts een enkele gedachte, als ze de couranten openslaan. Zij minachten de hoofdartikels en hebben geen oog voor het nieuwste nieuws. De kritiek van het nieuwe stuk is de gedrukte materie, waarin al hun belangstelling is geconcentreerd. Zij lezen de eene opmerking na de andere, nu eens met een glimlach dan weer met een frons, en van den aard der opmerkingen, voor zoover ze hun zelven betreffen, hangt af, in welk een stemming menschen van de comedie hun dag beginnen.
De bruid des morgens.
Er zijn tijden, waarin de morgencourant het halve land somber doet opstaan. Het nieuws van een ramp, aan Engelands legers overkomen, van een ongeluk op zee, van den dood van een populair lid der koninklijke familie werkt op de stemming van heel het denkende volk. Er zijn dagen geweest, waarop geheel Londen met een steek in het hart is opgestaan en somber en lusteloos zijn dagelijksch werk is begonnen.
En ook zijn er dagen, waarop het grootste deel van de Londenaars vroolijk opstaat. Dat zijn de dagen, als er nationale feesten worden gevierd, als er straatvertooningen plaats hebben, of als er algemeen vacantie is. De geest van de galadagen is aanstekelijk; zelfs zij, die er niet aan kunnen deelnemen, hebben er een vriendelijke sympathie voor en staan op met een prettig gevoel, dat ze nooit hebben op die wijze op een gewonen werkdag.
Zoo groot is Londen en zoo klein is betrekkelijk de omtrek, waarin een optocht gewoonlijk wordt gehouden, dat het zaak is bij al zulke gelegenheden vroeg op te staan. De politiemaatregelen noodzaken de menigte, zich op gegeven punten te concentreeren, lang voor het uur van een optocht is aangebroken. Dan trommelen de knokkels van de meid op de deur van de slaapkamer op een ongewoon uur, en er is geen sprake van, zich nog eens op de andere zij te leggen. Wie gewoonlijk laat opstaan, zijn bij die gelegenheden het eerst bij de hand. Zij hebben uitgebreide voorzorgsmaatregelen genomen den vorigen avond, om niet te laat beneden te komen, en ze zijn onder de eersten, die zich op straat vertoonen. Als het mooi, warm weer is, weiden ze uit over de schoonheid van den morgen en geven luid hun voornemen te kennen, een nieuw blaadje in hun levensboek om te slaan en voortaan in de morgen uren van Londens schoonheid te genieten. Maar zelden worden die goede plannen uitgevoerd.
Op Zondagmorgen blijft de meerderheid van de londensche burgers een uurtje langer in bed. Er zijn brave menschen, die naar den vroegdienst gaan en vele Roomsch-Katholieken gaan naar de vroegmis. Er zijn menschen, die een ver uitstapje naar buiten gaan maken en dus vóór dag en dauw uit de veeren zijn; maar als een regel zijn de dienstboden een beetje inschikkelijk, en het ontbijt is later. De werkers, die blij zijn een dag vrij te hebben en in den Zondag een rustdag zien in den waren zin des woords, gebruiken er een portie van in bed. Het opstaan is een langzamer en omslachtiger proces. De kruipende wijzers van de klok geven geen schrik voor treinen die gemist zullen worden; de waarschuwende bel van den omnibus zal vandaag niet klinken, en de kerk, die gewoonlijk dichtbij is, zal niet vóór elf uur beginnen. In bescheiden huisgezinnen is moeder op lang vóór vader; want de kinderen moeten netjes gekleed worden en naar de Zondagsschool worden gezonden, hetgeen hunzelven en hun ouders tot eer verstrekt.
Al de hoop en de vrees, die het leven vullen, komen op met het ontwaken in den morgen. Enkele van Londens kinderen staan op met een hooggestemd hart en gestaalde zenuwen, gereed om groote dingen te doen; anderen ontwaken met een zucht om dagen die voorbij zijn, en met donkere vooruitzichten in de toekomst.
De jonge bruid met een hart vol liefde voor den man, wiens leven zij gaat deelen, wordt voor de laatste maal wakker in haar oud, vertrouwd ouderlijk huis. Er zullen wel een paar tranen in haar oogen opkomen, als zij denkt aan de scheiding van diegenen, die nu toe altijd bij haar zijn geweest, maar haar hart is vervuld van een vage verwondering, hoe de nieuwe band haar passen zal en hoe het beginnend leven zal zijn.
Maar zij heeft haar hart lang geleden gegeven, en vandaag zal zij er haar hand bij geven. En zoo overwint de liefde al de pijn der scheiding, en er is hoop in haar hart, al zijn er tranen in haar oogen, als ze haar kamertje voor de laatste maal in het rond ziet en de grootsche toebereidselen maakt, die bekroond moeten worden met het bruidskleed en den sluier te midden van de bewonderende familieleden, vóór zij beschroomd de trap afgaat naar het rijtuig, leunend op den arm van haar vader, en wegrijdt, om haar naam te veranderen en door een gouden keten verbonden te worden aan den man, dien ze lief heeft.
En er is één uur van ontwaken, waaraan wij allen moeten denken, nu en telkens weer.
Als de ure der gerechtigheid van een onzer medemenschen slaat, het uur, dat van te voren vastgesteld en algemeen bekend is, worden veel mannen en vrouwen met een gevoel van diep medelijden wakker—misschien niet zoozeer om den veroordeelden misdadiger, maar om diegenen die hem liefhebben.
Wanneer er een morgen aanbreekt, waarop een vonnis zal worden voltrokken en iemand zal worden opgehangen, gaan onze gedachten uit naar de cel van den veroordeelde, waar een medeschepsel ontwaakt uit zijn laatsten slaap op aarde.
In de cel van den ter dood veroordeelde.
Men zegt, dat de meesten van die ongelukkigen vast slapen, tot de bewaker nadert en zacht hen aanraakt, om hen te bevelen op te staan en zich voor te bereiden op het verschrikkelijke oogenblik, dat aanstaande is.
Het is niet goed, lang aan zulk een ontwaken te denken. Maar met al zijn verschrikkingen is de geestelijke pijniging van het slachtoffer een zaak van hoogstens een paar uren.
Doch voor de moeder, de vrouw van zulk een man, hoe vreeselijk is het voor haar! Moge God haar bijstaan, als zij op dien dag ontwaken! Het medelijden van ieder menschelijk hart vergezelt haar als het noodlottig uur slaat en het luisterend oor treft, en ze weten, dat ver van haar verwijderd, voor zoon of echtgenoot het treurig einde gekomen is.
1 Ontleend aan Living London, edited bij Georg R. Sims. Cassell and Co., Londen.
Van vrijen en trouwen en doopen in het hedendaagsche Londen.1
’s Avonds vrijaf.
Als de schaduwen der schemering het aanschijn van den blinkenden dag hebben verduisterd, wordt Londen een enkel groot “laantje voor verliefden”. In de verrukking van een jongen liefdedroom vinden duizenden paartjes het slot van een dag van hard werken. Men kan ze overal ontmoeten, met de oude, zoete geschiedenis geschreven op hun gelukkige gezichten, en men herkent ze dadelijk, zonder dat vergissing mogelijk is.
In de eene klasse van menschen zijn hun armen ineengestrengeld en hun vingers ook; in een andere hebben ze de armen om elkanders hals; in een derde rust haar hand licht op zijn arm; in nog weer een andere wandelen ze beschroomd naast elkander; maar toch houdt niemand hen voor iets anders, dan wat ze zijn. Getrouwde menschen, ook jonggetrouwde, loopen nooit zoo, als geliefden loopen. De stap is een andere; het gearmd loopen is anders en de omhelzing in het openbaar staat niet langer op het programma.
Laat ons bescheiden en zedig en met de teederste voorzichtigheid voor de gevoelens van allen op dezen zachten zomeravond een wandeling doen door het land der liefde in Londen.
De winkels zijn juist in het Westen gesloten, en de hoofdstraten zijn vol van de jongens en meisjes, die vrij zijn gelaten van hun dagwerk. De meisjes komen voor den dag, in groepjes, met lichte blouses en strooien hoedjes, en ook de jongelui loopen eerst op straat in kleine troepjes bij elkaar. Maar het duurt niet lang, of de seksen raken door elkaar, en binnen korten tijd heeft ieder jongen zijn meisje, en gelukkige paartjes wandelen met hun tweetjes weg.
De gewoonte, om den hoed af te nemen, die eens voor een gebruik van het vasteland werd gehouden, is nu algemeen in alle standen aangenomen, en menige hoed wordt gelicht door medeklerken en winkelbedienden, als ze den trotschen ridder tegenkomen, die met zijn dame aan den arm wandelt. Tusschen acht en negen uur zijn de winkelstraten van het Westen vol geliefden. Hier wordt de liefde niet openlijk tentoongesteld. De ineengeslagen handen en de leestomstrengelende armen behooren bij de minder aristocratische straten en een lageren rang van paartjes, het fabriekmeisje en den werkman, den jongen marskramer en zijn meisje, de meid alleen en haar jongen.
Als gij in den avond door Londens straten wandelt, kunt ge de eerlijke liefde van jongens en meisjes in een nimmer eindigend panorama op hun aangezichten lezen. Er is geen valsche schaamte onder deze paartjes. Ze zijn trotsch op elkander, trotsch op hun teedere relatie, en als ze nu en dan eens een uitwendig teeken geven van de warmte van hun gevoel, is dat eenvoudig de natuurlijke terugkeer van Adams zonen en Eva’s dochteren naar de gelukkige Edensche dagen van de eerste minnenden.
In de parken en langs de Theemsoevers aan het Embankment zit menig paar geliefden; ze schuiven dicht bij elkander en kijken elkaar in de oogen, zonder acht te slaan op de voorbijgangers, die meestal nog al medegevoel toonen en sympathiek gestemd zijn. Als er maar een enkel paar zit op een bank, waar plaats is voor vier personen, neemt heel zelden een man of vrouw alleen de overige ruimte in. Die wordt overgelaten voor het volgend paar verliefden, die toevallig passeeren. Want verliefden geven er niet om, als andere paren de droomerige stilte van het zitje onder de boomen deelen. Maar de tegenwoordigheid van eenig persoon, hetzij man of vrouw, die niet ingenomen wordt door den zoeten hartstocht, zou aangemerkt worden als een ernstige inbreuk op de rechten van Cupido.
Londensche gelieven, die behooren tot de klasse van zoo elkaar zoekenden, als de avondzephirs fluisteren onder de boomen, hebben niet veel gelegenheid tot hofmakerij in hun eigen thuis. Er zijn daar al te veel luidruchtige kinderen en ruwe buren in den omtrek, en nergens vinden ze een spoortje romantiek. Menig liefdetooneeltje in de Londensche parken is even idyllisch en teeder en even oprecht, als welke liefde ook, door dichters bezongen, en de vrijage van den boerenknecht is vaak even poëtisch en eerbiedig als die van den jongen hulpprediker, die honigzoete woordjes fluistert in het oor van des vicars dochter tusschen de rozen van haar vaders tuin, in het licht van de eerste bleeke avondsterren.
Liefde kent geen rang en stand, en omdat het avonduur het uur van het hart is, kunnen wij, die Liefde’s land doorwandelen, ook den grooten meneer als minnaar zien, zooals hij zich buigt tot de maagd met het blauwe bloed en zachtjes praat tot de dame van zijn keuze. Zie, ze stappen uit de kamer op het breede balkon voor het groote huis en ze staan daar met een achtergrond van zachte lichten in de deftige kamer, die we door de open vensters zien. Wat vormen ze een liefelijk tooneeltje! Zijn zwarte rok en het wijde witte veld van zijn overhemd brengen de zachte chiffons van het slanke, bevallige meisje naast hem naar voren. Het avondkoeltje doet even den grooten rijkdom van haar golvend haar trillen; maar dat is het niet wat haar lichtelijk doet blozen. De jonge graaf heeft zich voorovergebogen en heeft zacht woorden van liefde tot haar gefluisterd. Wij zijn te ver weg, om het antwoord te hooren, dat zij geeft; maar wij kunnen haar glimlachend gelaat zien, en als aan de voorschriften en bepalingen van de groote wereld is voldaan, kunnen wij zeker zijn, dat er een aankondiging in de Morning Post zal verschijnen en dat de heele wereld zal hooren van die kleine liefdeshistorie, welker begin school bij de balkonscène in Park Lane vandaag.
De luiken zijn gesloten in dit sombere huis in een Londensche square, en we kunnen niet zien of de liefde schuilt onder het dak, maar de benedenvoordeur is open en op de bovenste trede van de stoep schept een mooi Londensch dienstmeisje een luchtje. Zij kijkt verlangend naar den hoek en werpt nu en dan tersluiks een blik naar de dichtgetrokken gordijnen. Daar komt een jonge man aanslenteren. Hij drentelt, tot hij het gefladder van de linten van een klein wit mutsje in het oog krijgt, en dan versnelt hij zijn stap, en het jonge kamermeisje stapt hem lichtjes tegemoet. In de schaduw van het buurhuis buiten het gezicht van eenig oog, dat zou kunnen kijken uit het huis, waar ze dient, toeft Mary een poosje met haar minnaar. Hij houdt haar hand in de zijne en ze praten ernstig samen. Een politieman gaat voorbij met een knikje en een glimlach. De jonge man trekt zijn wenkbrauwen samen, maar het is slechts een zomerwolkje. Dan opeens slaat de klok van een naburige kerk tien. Mary schrikt even. “Ik moet gaan!” fluistert ze. Dan volgt een lang en innig drukken van de hand, en daarna—wij wenden ons bescheiden af, maar een welbekend geluid treft ons oor, en een minuut later doet Mary zachtjes het hek dicht en verdwijnt de trappen af naar het onderhuis. De jonge man wacht nog even bij den hoek, steekt dan zijn pijp op en loopt voorbij het huis van het square. Ik denk, dat hij nog eens naar dien politieman gaat kijken.
In het felle licht van een zonnigen namiddag komen een gewoon paar verliefden hand in hand langs den buitenkant van Regent’s Park aanwandelen. Wat is dat meisje trotsch op den gebronsden zeeman aan haar zijde! Hij is van Portsmouth gekomen, om haar te zien, en zij heeft een dag vrij gekregen van de fabriek en loopt als op wolken. Er is ridderlijkheid zoowel als hartelijkheid in de vrijage van een jongen matroos. Jack Tar heeft niet het allesveroverende voorkomen van den Adonis in het rood, en hij is niet zoo druk bezig met het draaien aan zijn knevel en het tikken met zijn stokje. De zeeman en zijn meisje zijn op weg naar de Zoo, en daar zal Jack met zijn meisje aan den arm naar de vreemde dieren kijken en haar vertellen van de verre landen, waar hij heen gevaren is en ook zulke beesten heeft gezien, niet in ijzeren kooien, maar in hun eigen legerplaatsen. En Jack is royaal met zijn geld en tracteert zijn liefje met groote gulheid. Als de namiddag voorbij is, en zij vermoeid is, zal hij een hansom voor haar nemen en na de thee, als ze in een klein café zitten, doet hij het voorstel, om naar een concert te gaan. In de music-hall heeft hij verbazend veel pleizier en houdt de hand van zijn meisje liefdevol vast al den tijd, en drukt die steviger, als de schoone dame zingt van geliefden, die elkaar trouw blijven, ofschoon de zeeën hen scheiden. Dan ’s avonds brengt hij haar naar haar moeders deur en hartelijk kust hij haar luid, dat allen het mogen hooren, waarna hij weglaveert naar het andere einde van de stad, waar zijn oude moeder opzit, om op hem te wachten. En ge kunt er zeker van wezen, dat toen hij dien middag in een winkel ging, om een klein presentje te koopen voor zijn meisje, dat Jack toen zijn moeder niet vergat. Hij heeft iets in zijn zak, waarmee hij het oudje verrassen zal, als hij gaat zitten bij zijn boterham met kaas en komkommer en het groote glas bier, dat al van elf uur af op hem hebben staan wachten.
Verliefde jongens en meisjes van de Londensche straten zijn in hun volle glorie op Bank Holiday. Dat is de dag, waarop de knaap met de eerste flauwe teekenen van een knevel zich in zijn nieuw licht pak steekt en een paar geelbruine laarzen aantrekt. Hij telt het kopergeld, dat hem nog overblijft na de uitgaven voor zijn toilet en inviteert het meisje van zijn hart, om met hem naar Hampstead Heath te gaan. Hampstead is bepaald het oord van voorkeur voor den knaap-vrijer, omdat er geen entrée is te betalen en de vertooningen er maar een penny kosten en geen sixpence. Zijn liefje heeft niet veel aan haar toilet ten koste gelegd, maar zij is meestal netjes en heeft handig gebruik gemaakt van haar vingers, door nieuw lint te zetten op een ouden hoed, en ze zal ook wel een oude jurk hebben opgeknapt, zoodat ze als nieuw leek. De schoenen zijn in den regel een zwak punt voor het verliefde meisje, dat op Bank Holiday uitgaat. Laarzen zijn een gruwelijk ding voor velen van ons, maar als ge in de week zoo weinig verdient, moet een enkel paar lang dienst doen.
Maar de knaap-minnaar ziet niet zoo nauw toe in zake de schoenen, als zijn meisje maar knap is, wat den hoed aangaat. Hij is op zijn manier een goede jongen voor haar, en juist zoo teeder en liefhebbend, als jongens kunnen zijn. Hij duwt haar bij wijze van een grapje met een geweld, dat een welopgevoed meisje voor een heftigen aanval zou houden. Maar Sally heeft er wel schik in en geeft duwen terug onder vroolijk geschreeuw. In zake ververschingen is Tom zoo royaal, als hij maar kan. Hij tracteert zijn meisje op voor een stuiver zoetigheid, en op de Heath deelen ze een portie ijs, bijten samen in een appel en drinken samen een fleschje gemberbier.
Met Jack in den Dierentuin.
Sentimentaliteit is er niet veel tusschen zoo’n knaap-vrijer en zijn meisje. Zij zijn nog kinderen en ze stoeien en plukharen. Tegen den avond, als ze teruggaan naar het kleine zijstraatje, waar ze wonen, hebben ze misschien hun armen elkaar om den hals geslagen, maar dat is maar grootdoenerij. Zij willen de volwassenen nadoen. Hij vindt, dat de voorbijgaande jongens moeten zien, dat het niet zijn zuster is, maar zijn meisje; en zij is erop gesteld, dat alle vrouwelijke kennissen weten moeten, dat zij groot genoeg is, om een vrijer te hebben.
Bij het voorhekje van de villa in de voorstad staan een paar gelieven afscheid te nemen. Het is het uur, waarop het niet voegzaam is voor de dochters des huizes om buiten te zijn, en het is tijd, om te scheiden. De avondwandeling in de laan in de buurt is voorbij. Ze zijn verloofden. Maar de jonge man weet, dat de broers en zusters van zijn verloofde niet gesteld zijn op de al te drukke visites en de aanwezigheid van een geëngageerd paar, en bovendien heeft hij nog een heel eind voor zich, om thuis bij zijn familie te komen, terwijl hij iederen morgen om acht uur in de City moet zijn. Dus is het tienuursklokje sein tot afscheid nemen, maar het talmen aan het hekje is altijd prettig en moeilijk om mee uit te scheiden.
Nadat zij een eindje den voortuin is binnengegaan, loopt ze niet door langs het paadje naar de huisdeur. Zij leunt even op het hekje en ze kijken nog eens weer in elkanders oogen, genietend van het zwijgen der liefde.
Maar ten laatste verbreekt zij de bekoring. “Ik moet gaan, Frank”, zegt ze. Toen buigt ze haar mooi gezichtje over het hekje en hij bukt zich en hun lippen ontmoeten elkaar. Dan vlug vliegt er een licht kleedje in het halfduister over het paadje. Hij kijkt ernaar, tot het verdwenen is. Dan zegt hij luid tot zichzelven: “Lieveling!” en flink stapt hij op, om zijn anderhalve mijl wandelens af te leggen. En de herinnering aan dien afscheidskus gaat met hem en herschept den stoffigen weg in een pad van rozen.
Het geluid van militaire muziek doet zich hooren in de vroege morgenlucht en er is een druk geloop van vrouwvolk naar de vensters. Het is nog te vroeg, dan dat de gezinnen al op zouden zijn in deze aristocratische buurt, dus gaan de dienstboden staan aan het raam van de eetkamer, en sommigen vliegen de trap op naar hun eigen kamertjes, om een beter gezicht te hebben.
De Life Guards zijn op een morgenrit, en ze gaan uit met muziek. Er is een hoofd te zien aan ieder bovenvenster en eruit kijkt meestal een gezichtje met een wit mutsje erboven.
De meeste soldaten kijken naar boven en glimlachen. Mars is nooit ongevoelig voor den blik der schoonheid, en is geneigd vriendelijk te lachen tegen dames, aan wie hij niet is voorgesteld.
Aan één raam boven is een aardig gezichtje geheel door glimlachjes ingenomen. Jenny, de kamermeid, weet, dat haar beminde, trooper Thomson, bij het regiment is en naar haar zal uitzien. En trooper Thomson weet precies waar Jenny zal wezen; ze heeft het hem verteld, toen ze den vorigen avond in Wellington Road afscheid namen. Thomson is een knappe vent met een mooien knevel, dien Jenny onverbeterlijk vindt. Misschien is hij niet precies zoo verliefd op Jenny, als zij het is op hem, maar hij maakt haar niet jaloersch, door tegen alle andere meiden te lachen, zooals sommigen van zijn kameraden doen. Hij kijkt recht voor zich uit, zonder op de bewonderende blikken te letten, die op hem worden geworpen, tot hij bij Jenny’s huis komt. Dan heft hij zijn hoofd op en lacht en knikt, en Jenny is in den zevenden hemel van verrukking. Zij is verloofd met Thomson en denkt met hem te trouwen. Het moet noodzakelijk een lang engagement zijn; maar dat is niets; zij verdient een goed loon en geeft aan haar soldaat aardige cadeautjes, pijpen en tabakzakjes en sigaren en al die soort van dingen, en Jenny is naar het bal in de kazerne geweest en leefde er in een sprookjesland, want haar mooie beminde in het rood danste iederen dans met haar. En ze telt de uren, wanneer het weer haar uitgaans-Zondag is, dat ze met haar mooien galant kan wandelen en in het park zitten of hem op een music-hallbezoek kan trakteeren.
Wanneer ze, als ze met hem loopt, de meisjes ziet omkijken en zijdelingsche blikken van bewondering op haar held werpen, lacht ze eens schuw en drukt zijn arm een beetje vaster, als om volkomen bezit uit te drukken, en ze denkt, dat ze het gelukkigste meisje in de wereld is. Zij is een braaf meisje en ze zal een hardwerkende, zelfopofferende vrouw worden. Laat ons hopen, dat Thomson de liefde, die hij heeft gewonnen, op prijs stellen zal en dat Jenny nooit berouw zal gevoelen over haar liefde voor een rood pakje.
De glorie van het park
Het is een lange wandeling door het Liefdeland, want in het Noorden en het Zuiden, in het Oosten en het Westen vinden we de oude historie weer. Naar het drukke theehuis, waar handige Phylissen van tafeltje tot tafeltje dribbelen, gaat nu en dan de trouwe minnaar en ze wisselen een paar woorden van teedere begroeting, als zij hem zijn broodje of zijn kop thee of koffie brengt. En al de meisjes in de inrichting weten, dat de jonge man de beminde van Phyllis is, en als hij weg is, praten ze vol sympathie tot haar over hem en feliciteeren haar met zijn trouw, dat hij zoo vaak naar haar toe komt. De minnaar van de juffrouw in het buffet kan niet zoo lang blijven in de tegenwoordigheid van zijn meisje, want de caféhouder heeft een scherp oog en moedigt de liefde niet aan, die in den regel het meisje minder spraakzaam en vriendelijk maakt voor de betalende gasten.
Dan zijn er nog de mode-minnaars, die naast elkaar in de Row rijden, en de gewone minnaars uit de werkmansklasse, die een eerlijk, hardwerkend meisje vrijen en trouwen en even trotsch op haar zijn als de niet meer zeer jonge hertog, die de eerste schoonheid van het seizoen naar het altaar leidt.
En dan zijn er de oude paren, die we arm in arm ontmoeten, met gelukkige, glimlachende gezichten onder hun kroon van zilveren haren, mannen en vrouwen, die elkanders lief en leed van der jeugd af hebben gedeeld en die nu op den avond van hun welbesteden levensdag nog geliefden zijn.
En Londen is een plaats, waar verbazend veel getrouwd wordt; in zoo ver is het een heel andere plek dan de hemel, dat er nergens zooveel ten huwelijk gegeven en ten huwelijk genomen wordt, als in Engelands hoofdstad. De huwelijksstatistieken wijzen uit, dat bij alle andere groote steden in de wereld vergeleken, Londen het gunstigst of, uit het oogpunt van den tegenstander van het huwelijk, het ongunstigst staat aangeschreven. Zelfs in de hoofdstad van het land der Sterren en Strepen zijn het aantal en de verscheidenheid der huwelijken niet grooter dan in Londen. In geen enkele europeesche stad kan een huwelijk met zoo weinig kosten worden voltrokken en met zoo weinig omslag als in Londen, en aan de andere zijde met meer pracht en staatsie en tegen grootere financiëele offers.
Elke soort van trouwpartij oefent een wondere bekoring op de menigte in Londen, onverschillig of het geldt een huwelijk in den klassieken tempel van Hymen, St. George’s Hanover Square of een in de nu deftiger St. Paul’s, Knightsbridge; alsook in de prozaïsche omgeving, waarin het burgerlijk huwelijk wordt voltrokken, altijd zijn er kijkers in overvloed. Een werkelijk groot huwelijk, een, waarbij de partijen bekend zijn in de staatkundige of maatschappelijke wereld, brengt duizenden nieuwsgierigen samen, en geduldig zullen ze uren staan buiten de kerk, waar de plechtigheid zal plaats hebben, om straks even een oog te mogen slaan op de blozende bruid en den ridderlijken bruidegom; en weinig mannen en vrouwen, die naar hun dagelijksch werk of naar een plaats van uitspanning op weg zijn, gaan verder, zonder even stil te staan, als ook maar een eenvoudige bruiloft passeert.
Deftige trouwpartij in St. Paul’s Knightsbridge
Zooals wij zeiden, is thans St. Paul’s, Knightsbridge, de deftigste kerk; maar die voorname dames, die door gevoel en traditie meer tot de 19de dan tot de 20ste eeuw behooren, geven nog de voorkeur aan St. George’s, Hanover Square, en geen andere kerk in Londen kan een zoo interessant huwelijksregister vertoonen, want daar hadden de meeste der aanzienlijkste huwelijken uit de periode van koningin Victoria plaats. In St. Paul’s werd voor het eerst toestemming gegeven tot de repetities, die nu aan sommige huwelijken in de groote wereld voorafgaan. Velen van diegenen, die de rustige manier bewonderen, waarop niet enkel bruid en bruidegom, maar de geheele bruidspartij de niet weinig ingewikkelde plechtigheid uitvoeren, weten niet, dat elke stap der handeling, met uitzondering van de eigenlijke huwelijksvoltrekking, zorgvuldig gerepeteerd is door het geheele gezelschap.
In de laatste jaren hebben bloemen een steeds grooter aandeel gekregen aan de huwelijken in de groote wereld; sommen, die afwisselen tusschen honderd en duizend pond sterling worden uitgegeven voor de versiering met bloemen van de kerk en het huis, waar de receptie wordt gegeven. Het wordt ook gewoonte, dat bruid en bruidegom een stuk zilverwerk cadeau geven aan de kerk, waar ze trouwen. Nog niet lang geleden was het gebruik, dat er gedurende de plechtigheid een vrij uitvoerig muziekprogramma werd uitgevoerd, maar dat was in de dagen toen deftige huwelijken nog in den morgen werden voltrokken; tegenwoordig is de eigenlijke dienst zoo kort mogelijk.
Bij militaire huwelijken is een aantrekkelijkheid de aanwezigheid in volle uniform van officieren en leden van des bruidegoms regiment. Lange, welgeproportionneerde officieren worden dan gekozen, om langs de zijden in de kerk te staan, en hun vuurroode uniformen zijn een schitterende achtergrond voor den bruidsstoet.
In scherpe tegenstelling tot een huwelijk in het West End van Londen is de plechtigheid, die ten oosten van St. Paul wordt voltrokken in de armere wijken van de groote stad. Zulk een huwelijksvoltrekking van vele paren te zamen geeft een goed denkbeeld van het leven in de armoedige sloppen. Er waren vroeger predikanten, die er zich op lieten voorstaan, dat ze zoo snel veel paren in den echt konden verbinden. Dat deed bijvoorbeeld de bekende Alexander Keith, dominee van St. George’s Chapel, Hyde Park Corner. Bij een bepaalde gelegenheid in Maart 1754 trouwde hij zestig paren, een dagrecord, waarvoor zelfs verbleekt dat van den Reverend Arthur W. Jephson van St. John’s, Walworth, die toch in den loop van zijn ambtsvervulling meer dan 8000 paren heeft vereenigd. De heer Jephson is een hardwerkend predikant en het is zijn ongeluk, niet zijn schuld, dat hij soms niet minder dan vier-en-veertig paren heeft getrouwd met precies dezelfde preek.
Joodsche bruiloft.
Tegenwoordig wordt het trouwen bij groepen minder gedaan, omdat de geestelijken ertegen zijn; maar er was een tijd, toen de stuivershuwelijken, waarbij elk der contracteerende partijen die bescheiden som had te betalen voor het voorrecht, het huwelijksjuk te mogen torsen, druk werden aangemoedigd. Het stuivershuwelijk behoort tot het verleden; zes shillings is nu de laagste prijs, en er worden nog een massa huwelijken van dien aard gesloten, vooral met Kerstmis, Paschen en Pinksteren en op Bank Holiday in Augustus.
Minder interessant, omdat ze minder schilderachtig zijn, maar uit het oogpunt van talrijkheid niet minder belangrijk, zijn de londensche huwelijken, die voor den ambtenaar worden gesloten. Een toenemend aantal menschen, die erop gesteld zijn alles rustig en zonder opzien te doen plaats hebben, en ook begeerig, zich de onkosten te besparen, die met het kerkelijk trouwen samengaan, worden nu door den ambtenaar in het Registrar’s Office getrouwd. Op die kantoren kan men u verhalen doen van tallooze pathetische en grappige tooneelen, die er zijn afgespeeld. Daarbij heeft de ambtenaar het voorrecht, zijn klanten veel meer op hun gemak te zien dan ze tegenover een geestelijke zouden durven te zijn. De bruidegom uit de lagere klassen weet wel, dat als hij tegenover den ambtenaar staat, hij te doen heeft met een betaald persoon, die door den staat bezoldigd wordt en het hindert, naar zijn idee, niet, als hij moeite geeft of last.
Het gebeurt niet zelden, dat een jong werkman om inlichtingen komt en, nadat alle formaliteiten hebben plaats gehad, behalve die van het betalen, er toevallig bijvoegt, dat hij nog niet weet, of hij de toestemming zal krijgen van zijn toekomstige bruid, daar hij haar de gewichtige vraag nog niet heeft gedaan! Zoo komt ook soms de uitverkoren bruid de verlangde stukken brengen en heeft het geld klaar, maar op het laatste oogenblik komt haar bruidegom en ze kan hem niet overhalen, zijn aandeel in het contract te dragen.
De vorm van het huwelijk, bij de Kwakers in gebruik, is bij uitstek eenvoudig; er is geen dienstdoend predikant, want de partijen trouwen feitelijk zichzelven door eenige woorden uit te spreken, die schoon en ernstig klinken en een symbool kunnen zijn van al wat de huwelijksplechtigheid inhoudt.
Het Leger des Heils heeft altijd veel gehecht aan de trouwplechtigheid, en een huwelijk wordt gewoonlijk de aanleiding tot een groot vertoon. De eigenlijke voltrekking duurt lang en heeft met veel omslag plaats, want er zijn zeven huwelijksartikelen, die aan de contracteerende partijen moeten worden voorgelezen, vóór bruid en bruidegom de hen verbindende woorden spreken. In elk dier artikelen wordt melding gemaakt van het Heilsleger, en beide, bruid en bruidegom beloven plechtig, nooit tusschenbeide te komen in het werk, dat de ander voor het Leger doet of iets anders te doen dan hem of haar te helpen bij dat werk. De voltrekker van de verbintenis is gewoonlijk de commandeerende officier van het regiment, waar de partijen toe behooren. Geen grapjes, als het werpen van rijst of iets anders, is bij een huwelijk in het Heilsleger geoorloofd.
Een huwelijksinzegening bij het Leger des Heils.
Elke godsdienstige vereeniging heeft natuurlijk haar eigen vormen en plechtigheden voor het huwelijk. Misschien zijn het schilderachtigst en het meest individueel die, welke plaats hebben bij een joodsche bruiloft. De dienst bij een huwelijk in de joodsche kerk verschilt in menig opzicht van dien der Kerk van Engeland. Hij omvat het voorlezen van het huwelijkscontract of de Kethubah, waar de mooie woorden in voorkomen: “Ik wil voor u werken, u eeren, u steunen en voor u zorgen, naar het gebruik onder joodsche mannen, die voor hun vrouwen werken, ze eeren, steunen en voor haar zorgen”. Het costuum van de joodsche bruid is gelijk aan dat van haar christelijke zuster; maar de bruidegom draagt gedurende de gansche plechtigheid zijn hoed, daar de jood geen gebed uitspreekt met ongedekten hoofde. Tijdens de plechtigheid staan de beide partijen onder den troonhemel, die Tsjoepah wordt genoemd, en die troonhemel is soms prachtig versierd met witte bloemen.
De formule, die in woorden wordt vervat, is zeer kort bij Roomsch-Katholieke huwelijken, en in geval van een gemengd huwelijk, dus als een van de partijen protestantsch is, wordt de dienst teruggebracht tot de kortste en vlugst afgeloopen vormen, en er wordt geen muziek gemaakt. Aan den anderen kant is een groot Roomsch-Katholiek huwelijk in een hoofdkerk zeer indrukwekkend, en gaat met meer vormelijkheden en ceremoniën gepaard, terwijl het ook veel langer duurt dan een dergelijke plechtigheid in St. Paul’s, Knightsbridge. Een der schilderachtigste Roomsch-Katholieke huwelijken, dat ooit in Londen plaats had, was het huwelijk per bicycle, dat gevierd werd in Notre Dame de France, Leicester Square. Het gelukkige paar reed naar de kerk van een naburige restauratie op een tandem, die bekoorlijk versierd was met oranjebloesem en wit satijnen linten. Zij werden gevolgd door hun vrienden, gezeten op zestien enkele fietsen en twaalf tandems, en het behoeft nauwelijks gezegd, door een onmetelijke schare toeschouwers. De bruid droeg de ouderwetsche, wit satijnen trouwjapon met tulen sluier, en de bruidegom een rok en hoogen hoed.
Zonder twijfel krijgen wij in den loop van deze eeuw auto-trouwpartijen, en er zullen wel onder ons zijn, die huwelijken per luchtballon beleven. Maar hoe ook de sluiting van het huwelijk plaats hebbe, er is groote kans, dat binnen niet al te langen tijd op de plechtigheid van het trouwen die van het doopen volgt, en ook deze heeft op allerlei verschillende manieren in de groote wereldstad plaats.
De Chapel Royal, St. James’s aanschouwt menige deftige dooppartij, en dat doet ook All Saint’s Church, Knightsbridge. De meest geliefde tijd is kort na den lunch. De gasten gaan dan naar het huis terug, om thee te drinken, bij welke gezellige en onvormelijke bijeenkomst een mooie en lekkere koek wordt opgedischt, waarop in groote letters Baby’s naam en geboortedatum zijn te zien, en waarvan een gevoelige mama wel eens een snede bewaart, om er haar lieveling in later jaren van te laten proeven.
De plechtigheid in de kerk is niet lang en niet erg treffend. De familie en de vrienden groepeeren zich rondom het doopbekken. De peettante geeft de baby, als het tijd is, aan den dienstdoenden geestelijke—een vreeselijk oogenblik voor den jongen curate—en de peetoom geeft antwoord op de vraag naar den naam van het kind. De dominee sprenkelt een paar droppels water op het gezichtje uit een op zilveren voet staande gebeeldhouwde schelp.
De rijtuigen brengen het doopgezelschap terug naar het huis, of als ze uiteengaan, zullen ze elkaar waarschijnlijk terugzien aan een groot diner, gegeven ter eere van den zoon en erfgenaam. Baby is sierlijk uitgedost voor de gelegenheid, en Baby’s cadeaux worden vertoond, terwijl de Nurse, één en al glimlach, geen extra’tje versmaadt, dat bescheiden in haar hand glijdt.
Wat de dooppresenten aangaat, een zilveren kroesje is niet langer het eenige, dat zich voordoet; rijke peten schenken een flinke som geld of maken de bepaling, dat het kind een sommetje als zakgeld zal ontvangen op elken verjaardag tot den 21sten. Een aardig doopcadeau is een gouden medaillonnetje met het teeken van den dierenriem, waaronder het kindje is geboren. Dat draagt het engeltje altijd om den hals aan een fijn kettinkje, en het moet geluk aanbrengen.
Nieuwerwetsche baker
Er is geen trompetgeschal, als een kindje uit een slop in den boezem der kerk wordt opgenomen. Hij komt aan, opgerold in een oude shawl en met een geleend doopkleed. In sommige gemeenten, als Poplar en Westminster, zijn er avondbijeenkomsten voor doopen, omdat de werkers anders geen tijd hebben. Loop er eens binnen op een Woensdagavond omstreeks half acht; dan treft ge misschien een predikant, twee vrouwen en een baby, die om het doopvont staan in een stille, flauw verlichte kerk. Peten? Wel, Albert Edward heeft ten minste een peettante; maar zijn peetooms zijn afwezig, en daar hij een wijs kind is, slaapt hij rustig door de heele plechtigheid heen.
Zondagnamiddag is zeer in de mode voor doopen in bevolkte wijken. Dan wachten den dienstdoenden dominee soms een half dozijn baby’s, zoo fraai uitgedost als de trotsche moeders kunnen bijbrengen. Een, die geen aardigheid aan de plechtigheid heeft, begint te schreien, de anderen volgen, en des dominee’s stem gaat onder in een koor van geween. Arme stumpertjes, ze voelen denkelijk de hardheid des levens vooruit.
Ouderwetsche baker.
Een lange schotsche predikant treedt ginds een huis binnen, om er een baby te doopen, en de familie en vrienden zitten er al voor in het salon. Ze staan op, als hij binnenkomt in zijn gewone jas, en de korte, eenvoudige plechtigheid begint. Een wit tafellaken is op de tafel uitgespreid, en een familiebowl, een oud zilveren stuk, dient voor heiliger doel dan dat, waar hij oorspronkelijk voor was bestemd. Een moeilijk oogenblik komt voor den vader, als hij staande, terwijl de anderen zitten, een plechtig aanspraakje van den predikant moet aanhooren, waarin hem zijn plichten ten opzichte van het kind worden voorgehouden. Dan legt de moeder Baby in de armen van haar echtgenoot, en hij houdt het den dominee voor.
En om nu nog even naar den top van de ladder terug te keeren, baby’s mogen allen gelijk wezen, zooals een ketterij van mannen beweert, hun doopen is niet gelijk, zooals wij hebben gezien, en zoo is de baby in de hoogstgeplaatste kringen ook niet altijd stil, als dat van hem wordt verlangd. Hij wordt gedragen door een nurse in het wit. Zij draagt het vorstelijk kind, terwijl voor haar uit een gepoederde lakei gaat. Als ze bij de deur van de zaal zijn gekomen, voor de plechtigheid bestemd, is daar reeds een doorluchtig gezelschap bijeen; een dame, die dienst heeft, neemt het kostbare kindje over en de doopdienst begint. Dan biedt zij baby aan de koningin aan, eerste peettante, en Haar Majesteit reikt het kindje op het voorgeschreven moment over aan den aartsbisschop van Canterbury. De vorstentelg wordt gedoopt met water uit de Jordaan, terwijl de doopvont een gouden bowl is van sierlijken vorm en prachtig bewerkt, welke schaal gebruikt wordt voor alle koninklijke kinderen, geboren in het Vereenigd Koninkrijk. Daaromheen staan de peten gegroepeerd naar hun rang. Onnoodig te zeggen, dat de held van den dag altijd gekleed is in de fijnste stoffen, niets is te goed voor hem; maar alles is wit gehouden. Echte kant speelt er een hoofdrol bij. In enkele aanzienlijke familiën wordt een historisch geworden doopkleed gebruikt en altijd met de grootste zorg bewaard.
1 Uit ”Living London”, edited bij George R. Sims. Cassell and Co Limited. London, Berlin, Paris, New York, Melbourne.
Het hedendaagsche Londen.
Enkele plichten en genoegens der “upper ten”.
Een repetitie van de Royal Choral Society in de Albert Hall.
Hoe zullen wij onzen namiddag zoek brengen? Dit is een probleem, ’t welk londensche schoonen gaarne met vereende krachten pogen op te lossen; d.w.z. zij zoeken daarbij het gezelschap eener uitverkoren vriendin; minder om eene tegenstelling te vormen met hare eigen bekoorlijkheid, dan wel om deze door harmonische samensmelting te verhoogen. Bijna dagelijks komt Miranda de lieve Virginia bezoeken; vindt natuurlijk de laatste nog niet gereed, en brengt eenigen tijd door voor den spiegel in het boudoir, waar zij zich nog eens bedient uit Virginia’s poederdoos, bromt over het slechte licht, en zorgvuldig elk onderdeel van haar toilet de revue laat passeeren. Als zij ten slotte niet volkomen tevreden is over het effect, dat zij maakt, lucht zij hare verontwaardiging in eenige knorrige opmerkingen over Virginia’s gebrek aan punctualiteit, waaraan deze door hare verschijning al spoedig een einde maakt. Daarop volgt een haastige opsomming van al de dringende plichten, welke beiden nog dien zelfden middag hebben te vervullen.
“Je moet volstrekt met mij naar de B’s, en dan naar de D’s.”—“Dat kan onmogelijk, beste; want ik moet om vier uur bij de C’s zijn.”—“Je mag mij in geen geval in den steek laten; want ik moet mij op vijf plaatsen te gelijk vertoonen van middag, en ik zal het nooit klaarspelen, als je mij niet helpt.”—Dat is wel een der lastigste eigenaardigheden van het gezellig verkeer in de londensche groote wereld, dat men, indien men alle samenkomsten zou willen bijwonen, waar men verwacht wordt, noodzakelijk overal te gelijk zou moeten zijn. Iemand, die zaken deed uit pure liefhebberij, verklaarde eens, dat een werkdag eigenlijk slechts uit drie uren bestond, namelijk van tien tot één. Maar de dames, die eveneens uit liefhebberij haar genoegen najagen, zien haar dag ineenkrimpen tot een tweetal uren, die tusschen vier en zes. En wat zullen ze nu eerst doen, onze vriendinnen Miranda en Virginia, die daar, naar de allerlaatste mode uitgedost, in de elegante, fonkelnieuwe victoria stappen, die wacht, om haar naar de plaats harer bestemming te vervoeren?
“Bond Street”, wordt den knecht toegevoegd, die het portier sluit.—Bond Street, dat Mekka van de vrouwelijke groote wereld. Zou er trouwens wel ééne vrouw in heel Londen zijn, die niet éénmaal in haar leven de woorden heeft gesproken: “Laten we eens in Bond Street gaan kijken?”—En toch denkt niemand er aan, dat Bond Street daardoor evenveel recht heeft verworven op een beroemden naam, als Fleetstreet, dat zijne vermaardheid gedeeltelijk heeft te danken aan het feit, dat Dr. Johnson er gaarne zijne middagwandeling deed.
Virginia en Miranda hebben niet veel tijd noodig, om dat heerlijk oord te bereiken, hoewel eene opeenhooping van rijtuigen op den hoek van Bruton Street een kort oponthoud veroorzaakt. Maar op haar weg erheen wordt plotseling hare aandacht getrokken door de aankondiging van eene schilderijententoonstelling in Piccadilly, waar ze eerst even afstappen, om een ietwat oppervlakkigen blik te slaan op de kunstwerken, die prijken aan de wanden, doch daarentegen hare onverdeelde aandacht te schenken aan de niet minder boeiende gewrochten der natuur, die ze al rondwandelende bewonderen. Of het toeval is, dat Miranda hier juist haar vriend Charles ontmoet? Misschien is het beter, zich daarin niet te verdiepen, noch onbescheiden gissingen te wagen omtrent de reden, die Virginia noopt, plotseling eene boodschap te gaan doen aan den overkant van de straat, waar zij zegt volstrekt eene voile te moeten koopen, hoewel zij toch anders alles van dien aard uit Parijs bestelt. Maar aan den zachten drang der vriendschap geeft zij gaarne gehoor, en zij luistert met voorbeeldig geduld naar de langdradige vertoogen van den onderdanigen en belangstellenden winkelier, die zoo laat in den middag, als er weinig klanten zijn, al den tijd heeft, om elk item van den uitgebreiden voorraad in zijn magazijn uitbundig aan te prijzen, en altoos eindigt met de alles afdoende verzekering, dat dit of dat artikel “veel gedragen wordt.”
Virginia koopt eene voile, die ze niet noodig heeft, bezichtigt stalen van kant, die zij niet van plan is te bestellen, en bekijkt zelfs met gelatenheid de nieuwste modellen van zijden blouses, tot een opgewekt: “Wat heb ik je in lang niet gezien! Mij dunkt, je begint dik te worden!” haar doet opschrikken. De spreekster is een zekere Mevrouw F., wier neiging tot gezetheid ongeveer het eenige onderwerp van hare overdenkingen en gesprekken uitmaakt, en die niet kan nalaten, al hare vrienden en kennissen in gedachten de maat te nemen; eene hebbelijkheid, waarmede die vrienden onbarmhartig den draak steken. Bij de onvermoeide pogingen, door Mevrouw F. aangewend om hare vroegere slankheid te herwinnen, is zij, om zoo te zeggen, beurtelings gekookt en geschroeid, gewreven en geboend; bij tusschenpoozen half verhongerd, en heeft met lijdzaamheid de meest kwellende martelingen doorstaan. Alle apostelen van de eene of andere “schoonheidsleer” hebben haar onder hun aanhang geteld, en hoewel zij met de jaren langzaam maar zeker in omvang blijft toenemen, zij geeft den moed niet op. Elke kwakzalvers-advertentie wordt door haar met ingenomenheid begroet, en zij begunstigt al hare uitverkoren vriendinnen met intieme mededeelingen omtrent de werking der aangeprezen middelen; terwijl zij haar geen grooter genoegen kunnen doen, dan na dergelijke confidenties te verzekeren, dat zij toch werkelijk eer slank is, dan het tegendeel, en die medicijnen in het geheel niet noodig heeft.
Virginia neemt op een papiertje het adres der laatst ontdekte specialiteit voor massage in ontvangst, en keert na een vluchtig afscheid terug naar de schilderijententoonstelling, om te zien, of Miranda hare kunstbeschouwing thans heeft geëindigd.
Om 4 uur ’s middags in Bond-Street.
Charles is waarlijk een allerbeminnelijkst jongmensch, die bij alle beminnelijkheid zijn zin weet door te zetten en de dames bij het afscheid toefluistert: “Die receptie bij Lady E. zal ondragelijk vervelend zijn, als ik er u beiden niet ontmoet!” “Tot over een half uurtje dan!” wordt hem toegeroepen, als het rijtuig wegrijdt van de tentoonstelling, die op de beide vriendinnen geen overstelpend diepen indruk heeft gemaakt. De koetsier legt de zweep over de paarden, en in afwachting van de behandeling, die hare bekoorlijke handjes zullen ondergaan in een der meest bekende salons voor manicure, trekt Miranda haar handschoenen uit, en vindt dat haar rose nageltjes hoognoodig volgens de regelen der kunst moeten worden gefatsoeneerd en verfraaid, terwijl zij tevens het vermoeden te kennen geeft, dat Virginia’s vriend, Guy, omstreeks vijf uur in den bewusten salon zal worden aangetroffen. Zelfs bij zulk eene alledaagsche zaak, als nagels knippen en borstelen, speelt hier waarlijk het gevoel nog eene rol.
In eene geparfumeerde atmosfeer, tusschen zilveren en ivoren instrumenten en geheimzinnige in vloeipapier gewikkelde pakjes, met zachtgekleurde linten omstrikt, wachten keurig gekleede jonge dames op hare schoone clientèle, die zij doen plaats nemen in gemakkelijke rieten stoelen, met vooruitstekende zijschermen, waarachter druk wordt gepraat en geflirt; want het mannelijk element is sterk vertegenwoordigd, en Guy, die de komst der dames blijkbaar met verlangen heeft tegemoet gezien, staat reeds op, om haar te begroeten.
Virginia vindt bij nader bedenken, dat er bij de behandeling zooveel haast niet is; maar zij laat zich toch door eene gedienstige jonge dame overhalen, hare vingertoppen in welriekend water te doopen, en hare nagels een weinig te laten bij kleuren en polijsten, terwijl Guy verhalen doet van paarden, waarop hij had willen wedden, en honden, die volgens hem op een prijs kans hebben, en ten slotte Virginia eene vertrouwelijke mededeeling doet omtrent de reden, waarom eene zekere Mevrouw V., eene gemeenschappelijke kennis, niet op een diner is verschenen, waar zij beiden genoodigd waren. “We zouden wel eens kunnen gaan kijken, of ’t waar is, wat ze van haar vertellen,” zegt hij, “want ze moet van middag deelnemen aan ’t concours in ’t mennen voor dames, in Ranelagh. Zullen we eens gaan zien, of ze daar komt, en met wie? Ik geloof het wel niet, wat er verteld wordt; maar.... mijn motor staat klaar, en we zijn er in een half uurtje, als je wilt.” Virginia vindt ook, dat de menschen zoo akelig kwaadsprekend zijn. ”’t Is eigenlijk niet meer dan onze plicht,” zegt ze, “om ons zelf te gaan overtuigen of die praatjes waar zijn,” en zij stemt dus gaarne in Guy’s voorstel toe.
Intusschen heeft Miranda hier en daar een praatje gehouden, een nieuw reukpoeder voor haar bad en een fleschje alleronschuldigste schoonheidsbalsem gekocht, zich verbaasd over de ijdelheid van haar medeschepselen, en eindelijk ontdekt, dat de tijd niet stilstaat, en Virginia schijnt te vergeten, dat zij nog op de receptie van Lady E. moeten verschijnen.
Bij de manicure.
Op ’t zelfde oogenblik fluistert Virginia haar haastig toe: “Ben je misschien van plan een parfumeriezaak op te zetten? Kom toch gauw mee; ik moet straks nog met Guy naar Ranelagh, en we mogen Berkeley Square niet verzuimen.”—Haast eer Miranda tijd heeft om haar gedachten te verzamelen, staan ze al in het dichte gedrang op de breede trap bij Lady E., die in grijze zijde en echte kant in de deur van haar salon haar gasten ontvangt. “Wat ben je laat,” voegt zij de beide dames toe. “Je hebt mijn mandolinespelers gemist, en ook eene alleraardigste lezing van een Amerikaan, maar je komt nog juist bij tijds, om te hooren, wat kolonel W. over de spijsvertering heeft te zeggen.” Boven het verwarde gerucht van vele damesstemmen hooren ze daarbinnen: “Lady Q. is eene modezaak begonnen, en we gaan bij niemand anders meer koopen dan bij haar. Haar modelkamer is een boudoir, met zijden behangsel, prachtig ingericht, en al de hoeden komen zóó uit Parijs. Virginia, je moet er bepaald eens heengaan; ’t is de moeite waard, een kijkje te nemen.” Virginia maakt de opmerking, dat eene modemaakster uit den hoogeren stand haar heeft verzekerd, dat de klandizie harer vriendinnen haar nog eens zal ruïneeren; want dat al die vriendelijkheid op niets neerkwam dan onbetaalde rekeningen. De eenigszins verlegen stilte, die volgt op deze mededeeling, wordt gelukkig verbroken door de aankondiging van Lady E., dat Herr G. een stuk van Beethoven zal voordragen, waarop het geheele gezelschap, na de eerste zware accoorden, eenparig en nog eens zoo luid aan het babbelen gaat. Miranda is uit haar humeur; zij vindt die uitvoeringen belachelijk, en zij komt om te praten, zooals zij beweert. Haar tong staat dan ook niet stil, zelfs onder het reciteeren van een wonderkind, waarvoor zij diepe minachting schijnt te koesteren. Gelukkig verschijnt weldra haar vriend Charles, die haar meetroont naar den Botanischen tuin, om de hondententoonstelling te zien, waar hij een schipperke heeft ingezonden. Miranda vindt dit eene uitkomst, nu Virginia in gezelschap van Guy haar motortochtje heeft ondernomen, en zij rijdt getroost met Charles naar Regent’s Park, waar zij reeds uit de verte door een oorverdoovend geblaf en gehuil worden begroet. Charles’ schipperke wordt naar behooren gewaardeerd, en stellig een tweeden prijs waardig gekeurd; maar over de Chows geraakt zij in verrukking, “omdat ze zoo sprekend op katten lijken.” Als ze ten slotte naar den optocht gaan kijken van beroemde actrices met hare lievelingshonden, wordt Charles’ aandacht zoo uitsluitend door de dames in beslag genomen, dat Miranda hem vriendelijk verzoekt, “een beetje uit de drukte te gaan en wat langs den vijver te wandelen.”
Intusschen snort de motor naar Ranelagh, waar alles er even feestelijk uitziet, en meer afwisseling heerscht dan op de gewone wedrennen. Hier een wedstrijd in het mennen, daar een polo-match, en overal drommen van belangstellende toeschouwers. “Mevrouw V. is er wel degelijk,” fluistert Virginia opgewonden; “ze heeft een prachtig span paarden, en ik zag haar zooeven praten met haar eigen man! Van die praatjes geloof ik nu niets meer!” Er wordt druk gewed onder de toeschouwers, en een klein meisje, met lang, loshangend haar, dat door haar vader met angstige bezorgdheid wordt nagezien, schijnt bepaald de favorite te zijn. “Dat kleintje heeft veel kans,” verzekert Guy, en waarlijk, zij wint den eersten prijs en wordt met daverende toejuichingen begroet. Virginia amuseert zich uitstekend, en gaat op een gemakkelijken stoel in de schaduw zitten, tot zij zich plotseling herinnert, dat zij beloofd heeft, de hertogin van X. te helpen bij een bazaar, die dien middag in Kensington wordt gehouden, ten voordeele der arme Ieren, en dat Miranda er op rekent, met haar thee te drinken in Kensington Gardens.
De motor doet goede diensten, en weldra ziet Virginia zich bestormd door ijverige verkoopsters, terwijl de hertogin, gewapend met potlood en notitieboek, ieder verachtelijke blikken toewerpt, die niet voor een groot bedrag aan loten neemt in de tombola. Guy offert gewillig zijne sovereigns, en verneemt kort daarna, dat hij de gelukkige bezitter is van eene witte kanten japon. Bij het kraampje met handteekeningen van beroemde mannen hooren ze van de lachende verkoopster, dat de echte Pinero’s zijn uitverkocht; “maar,” voegt zij er guitig bij, “ik ben tòch ’t laatste half uur nog twaalf kwijtgeraakt tegen een sovereign per stuk, voor de goede zaak natuurlijk!” Intusschen komt Lady H. aandragen met eene groote rol flanel, die zij volstrekt wil kwijt raken, eer zij naar huis gaat. Guy is zoo beleefd, haar van dien last, en zijn beurs van eenige overtollige goudstukken te bevrijden, en verstopt zijn aankoop fluks achter in het bloemenkraampje, waaruit hij te voorschijn treedt met een bouquetje in ieder knoopsgat.
Polo in Ranelagh.
Virginia vreest, dat Miranda ongeduldig zal worden, en vindt, als zij eindelijk onder de boomen van Kensington Gardens aankomen, die vrees bewaarheid. De dames begroeten elkaar hartelijk, en hoewel ze beiden “doodmoe” zijn, neemt haar gebabbel geen einde, tot de schaduwen langer worden, de zon een rooden gloed werpt over het groene gras, en de nog steeds druk pratende wandelaars hunne schreden richten naar de wachtende rijtuigen, ”’t Is gezellig geweest,” zegt Miranda bij het afscheid, en haastig wipt ze de stoep op, om zich te gaan kleeden voor het diner en zich verder voor te bereiden op den misschien nog veel drukkeren avond van bals en partijen, die haar wacht. En concerten, niet te vergeten, want als men de muzikaliteit eener plaats moest afmeten naar het aantal concerten dat er te hooren valt, zouden de Londenaars met recht voor de muzikaalste stervelingen ter wereld kunnen worden gehouden. En al heeft Londen sinds de dagen van Purcell, aan de wereld geene groote componisten geschonken, het is een feit, dat Londenaars, van de hoogste kringen tot den eersten besten bewoner eener achterbuurt, buitengewoon veel behagen scheppen in muziek. Nergens worden zulke groote sommen betaald, zelfs door niet zeer vermogende lieden, voor plaatsen in de opera bij een symphonische uitvoering, een oratorium, of een piano-recital.
Onder de verschillende plaatsen, waar men in Londen muzikale genietingen kan smaken, verdient zeker in de eerste plaats het groote operagebouw in Covent Garden te worden genoemd. Leelijk, vuil, somber en zwart berookt, in een doolhof van onoogelijke straten gelegen, wekt het de verwondering van elken vreemdeling, die gewend is aan de ruime, fraaie, op zorgvuldig onderhouden pleinen gelegen operagebouwen van Weenen, Parijs of New-York.
Ook van binnen vertoont de londensche opera geen spoor van kunstzin of verfijnden smaak in uiterlijke inrichting, maar het tooneel, met zijne electrische machines en volmaakte decoraties, kan met de meest beroemde theaters wedijveren. Covent Garden levert in den season werkelijk een schitterend schouwspel op. Buiten strekt zich, eene kwart mijl naar het Westen, eene onafzienbare reeks van rijtuigen uit, waarin men door de ruiten nu en dan juweelen ziet schitteren, of een bekoorlijk gelaat onderscheidt. Binnen is men eenigszins onder den indruk van het feit, dat het de eerste voorstelling van den season is.
De geheele voorname wereld van Londen is daar verzameld, diplomaten, groote bankiers, steunpilaren der City in menigte. In de loges is het één verblindende pracht van schitterende juweelen, en blanke armen en schouders, die de schoonheid dier sieraden doen uitkomen. De orkestdirecteur neemt zijne plaats in, en buigt voor het publiek. Langzaam gaat het gordijn op, en op het tooneel vertoont zich het geheele gezelschap in de costumes, waarin zij dien avond zullen optreden. De prima-donna treedt naar voren; het publiek staat als één man op, en heft eenstemmig “God save the King” aan, waarna eerst de eigenlijke uitvoering begint. Na elk bedrijf worden zoowel de directeur als de artisten, en bij de uitvoering van een nieuw werk natuurlijk ook de componist, wel vier, vijf, tot zesmaal teruggeroepen, met een vuur, dat soms doet twijfelen aan de bewering, dat Engelschen zoo phlegmatisch van aard zouden zijn. In de pauze worden de binocles druk gebruikt en men legt over en weer in de loges bezoeken af. Men is er als in een besloten kring; Covent Garden is weer geopend, en de eigenlijke season is begonnen.
De opera in Covent Garden.
Niet ver van daar, in het eene of andere kleine Variëteitentheater wordt weer op andere wijze genoten. Daar verdringen zich kleine jongens in grooten getale op de galerij, en de begroetingen, tusschen deze jongelui gewisseld, zijn, schoon iets minder vormelijk dan in Covent Garden, niet minder hartelijk gemeend. De aangename geur van gebakken visch, die in papier gewikkeld, wordt medegebracht en in de pauze verorberd, prikkelt uwe reukzenuwen, terwijl uw gehoororgaan wordt vergast op het eigenaardig schel gefluit, waarmee de jeugdige Londenaar zijne afkeuring te kennen geeft, of het doordringend neusgeluid waarmede hij instemt in de geliefkoosde refreinen, waarvan hij de woorden natuurlijk op zijn duimpje kent. In de betere Variëteitentheaters gaat het weer iets deftiger toe; het Palace, Empire en Alhambra zijn dan ook waarlijk eenig in hun soort, en kunnen de vergelijking doorstaan met alle andere inrichtingen van dien aard in Europa.
Thee in de Kensington Gardens.
Wat symphonische uitvoeringen betreft, over gebrek daaraan heeft Londen zich niet te beklagen. De Philharmonic Society, de Richterconcerten, gedirigeerd door Dr. Richter uit Manchester, en de uitvoeringen van de Royal Amateur Orchestral Society, waarbij de leden der koninklijke familie niet zelden verschijnen, van al deze uitstekende muziekuitvoeringen kunnen zij geregeld genieten. Een orkest echter, het Queen’s Hall Orchestra, onder zijn begaafden dirigent Mr. Henry J. Wood, munt boven alle andere orkestvereenigingen uit, en schenkt ook aan de minder vermogende liefhebbers van muziek een goedkoop en onvermengd genot door zijne verrukkelijke promenade-concerten, waarvan men des zomers voor één shilling kan genieten, terwijl zelfs rooken hierbij niet verboden is.
In 1903 heeft Prof. Kruse, van het strijkkwartet van dien naam, de leiding op zich genomen van wat in Londen nooit anders wordt genoemd dan “the Pops”, eene afkorting voor “Popular Concerts”. Voor het groote publiek is de klassieke kamermuziek, welke daar wordt uitgevoerd, niet bestemd; maar de kenners kunnen er van harte genieten. Deftige oude dames met wit haar komen er in gezelschap van hare echtgenooten, die haar ouderwetsche shawls nadragen, om de kalme genoegens te smaken, die het luisteren naar een rustig strijkkwartet haar eer zal verschaffen, dan de overweldigende klank van een vol orkest. In de reusachtige Albert Hall, in Kensington, worden Oratoria uitgevoerd door de leden van de Royal Choral Society; terwijl nog onlangs weer een groot nieuw concertgebouw, the Aeolian, werd geopend, waarin de beroemde Broadwood-concerten worden gegeven. Wat de lengte der programma’s betreft, daarin spannen zeker de Ballad-concerts, van de heeren Chappell en Boosey de kroon; want deze duren soms vier uren achtereen. Wel is waar schijnen zich zoowel de zangers als het publiek al dien tijd uitstekend te vermaken; maar men zou aan de waarheid te kort doen, wanneer men wilde beweren, dat het muzikale gehalte dezer uitvoeringen evenredig was aan het onschuldig genoegen, daar gesmaakt. Nog tot 1904 vertoonden in St. James’ Hall the Mohawk Minstrels, opvolgers van Moore and Burgess’ negerzangers, met zwartgemaakte gezichten hunne origineele dansen, begeleid door gezang. Eene soort van muzikale uiting is er welke het Londensch publiek steeds met ingenomenheid heeft begroet, nl. de komische operette, die door Sir Arthur Sullivan, in zijne voor het Savoy Theatre gecomponeerde stukken tot eene buitengewone hoogte werd opgevoerd.
Wie onder de inwoners van Londen eene muzikale opleiding wenscht te ontvangen, behoeft de gelegenheid daartoe niet ver te zoeken. Aan de drie grootste muziekscholen van Londen, de “Royal Academy of Music”, de “Guildhall School”, en de “Royal College”, studeeren thans met elkaar meer dan 4000 leerlingen. De meesten zullen het misschien niet verder brengen dan tot den nederigen rang van muziekonderwijzer of onderwijzeres; maar er worden aan deze inrichtingen uitlokkende, en niet àl te onbereikbare medailles uitgereikt, en zelfs eerste proeven van jeugdig compositietalent in het publiek uitgevoerd, zoodat het geen wonder mag heeten, als het meisjeskoor van Royal Academy leerlingen, met haar witte jurken en gekleurde zijden ceintures altijd goed bezet is, en onder de leerlingen een opgewekte geest heerscht. Des zomers geven de leerlingen van de Royal Academy en het Royal College eene uitvoering van de eene of andere opera in een der groote theaters van het West-End, waarbij natuurlijk de bewonderende vrienden en verwanten in elken jeugdigen tenor een aanstaanden De Reszke, en in elke lieve sopraan eene toekomstige Melba zien.
De “upper ten” kunnen in den season ook nog genieten van de State Concerts in Buckingham Palace, waar de grootste artisten uit Covent Garden zich laten hooren voor de Koninklijke familie, en van verschillende uitvoeringen ten huize van hun rijke vrienden, die gaarne ter wille van hun gasten eene of andere beroemde prima-donna 200 pond sterling betalen voor het zingen van een paar liederen, of zelfs het dubbele van die som offeren voor het onvergelijkelijke genot van Paderewski te mogen hooren in besloten kring.
Al brengen de Londenaars niet zoo geregeld hun zomeravonden in de buitenlucht door, als de bevolking der andere groote steden van Europa, toch genieten op echt warme zomersche avonden in Hyde Park duizenden gearmde paartjes van de muziek van een of ander Guards’ Regiment, terwijl in andere parken de uitstekend geschoolde muziekkorpsen van de County Council gratis uitvoeringen geven. Op straat halen de ongelukkige “German bands”, bij wie het publiek den wil meest voor de daad moet nemen, toch altijd nog hun pennies op, en het piano-orgel moge al sommigen onzer tot wanhoop drijven, het is en blijft de “Pop” van den armsten Londenaar.
Op Zaterdagavond gevoelen zich dikwijls de bewoners van het East-end of de “Surrey Side” gedrongen, in meer luide dan welluidende tonen hun aangeboren muzikalen zin te uiten. Rijen van mannen en jongens nemen de geheele breedte der straat in beslag, en trekken al zingende verder, de een gewapend met een mondharmonika; de ander met een stuk hout, waarmee hij op een leege, blikken trommel slaat; allen vergenoegd en tevreden, vooral wanneer een koor van schrille meisjesstemmen luidkeels invalt bij hunne muziek. Het wordt intusschen steeds later en een paar schreden verder, op den hoek eener straat, jaagt een knecht uit de herberg het laatste troepje straatmuzikanten uiteen, dat eerst met klokslag twaalf hun versleten instrumenten laat rusten, om er des morgens al vroeg weder op uit te trekken.
Schrille contrasten zijn in Londen aan de orde van den dag, en aan de scherpe tegenstelling tusschen de diepste armoede en de meest verkwistende weelde wordt men er bij elken stap herinnerd. Meer dan ooit is dit het geval, wanneer de koninklijke familie in Londen verblijf houdt, of vreemde vorsten als gasten in de Metropolis ontvangt. Verbazende sommen worden dan verdiend door de winkels tusschen Oxford Street en Pall Mall gelegen; want daar de Londensche juweliers, kunsthandelaars, lederfabrikanten en kleermakers allen in het buitenland hoog worden geroemd, maken zij bij zulk eene gelegenheid de beste zaken.
Zoo brengen ook die openbare plechtigheden, waaraan hunne Koninklijke Hoogheden zich verwaardigen deel te nemen, en de optochten, waarin zij eene plaats bekleeden, den bewoners der buurten, waar de stoet zich vertoonen zal, ongeloofelijke winsten aan. Geen wonder, dat de bevolking van Londen met blijdschap de tijding begroette, dat Koning Edward en Koningin Alexandra voornemens waren veel meer in de hoofdstad te vertoeven, dan Koningin Victoria tijdens haar leven had gedaan. Koning Edward is dan ook in Londen geboren, evenals zijn zoon, de troonopvolger. Van het leven, dat de Koninklijke familie leidt gedurende hun verblijf in de hoofdstad, en hunne dagelijksche bezigheden, buiten de onvermijdelijke plichten, die hun hooge waardigheid medebrengt, is het publiek weinig bekend, hoewel de inrichting der koninklijke paleizen, Marlborough House en Buckingham Palace, meermalen werd beschreven.
De meeste menschen weten wel, dat Koningin Victoria het grootste gedeelte van den dag in de buitenlucht placht door te brengen; maar ook Koning Edward en zijne gemalin scheppen veel behagen in het buitenleven, en in het fraaie châlet in het Park van Buckingham Palace, dat onlangs geheel nieuw is ingericht, brengen zij een groot deel van hun tijd door. Buckingham Palace is prachtig gelegen voor garden-party’s en roeitochten, en de post van “King’s Watermen” is thans geen sinecure meer.
Een groot gedeelte van den dag wijden de leden der Koninklijke familie aan hun correspondentie. Al de kinderen van Koningin Victoria waren gewend, haar dagelijks berichten te zenden, en ook Koningin Alexandra schrijft veel aan haar familie, terwijl hare kinderen haar gedurende hunne afwezigheid geregeld op de hoogte houden van hun wedervaren. Zoowel de Koningin als de Koning hebben hun eigen secretarissen; maar natuurlijk blijven altijd brieven over, die slechts door hen zelf kunnen gelezen en beantwoord worden. Koning Edward wijdt elken morgen twee volle uren aan die taak. Hij gebruikt voor die private correspondentie nog altoos denzelfden ouderwetschen, staanden lessenaar, die zijn vader hem veertig jaren geleden heeft nagelaten. Het slot wordt geopend met een klein gouden sleuteltje, dat de Koning altoos bij zich draagt.
Koningin Victoria was gewend, met groote strengheid zekere regels van étiquette te handhaven, waaraan de leden van haar gezin zich bij bezoeken aan Londen hadden te onderwerpen. Tot nog toe wordt daarvan ook thans niet afgeweken. Zoo mag bijv. geene prinses van den bloede, hoe jong ook, haar lunch of diner gebruiken in eene restauratie, waar het publiek toegang heeft. Dit verbod noodzaakt de leden der Koninklijke familie, als zij eens voor een enkelen dag in de stad komen, de gastvrijheid hunner vrienden of verwanten in te roepen. Zulk een verzoek wordt door hem, die het ontvangt, als een gebod beschouwd. Wanneer de Koning of de Koningin voornemens zijn, een bezoek af te leggen, wordt hiervan tijdig bericht gezonden, zoodat de aanwezigheid van andere bezoekers in ieder geval kan worden vermeden.
Wie in de termen valt, om den Koning eene uitnoodiging te zenden voor een lunch of een diner, kan niet eenvoudig rechtstreeks dien wensch aan Zijne Majesteit te kennen geven. De uitnoodiging geschiedt door een tusschenpersoon, een der hovelingen, en als de Koning haar aanneemt, wordt hem eene lijst voorgelegd van de overige genoodigden, waarin Z.M. soms veranderingen aanbrengt. Ook bij zijne intieme vrienden aan huis wordt de Koning door zijn eigen personeel bediend, evenals toen hij nog Prins van Wales was.
Van vertooning houdt de Koninklijke familie in het geheel niet, en wat den eenvoud en de strikte orde aangaat, die heerscht in de Koninklijke huishouding, mochten vele hunner onderdanen wel aan hen een voorbeeld nemen. De Koninklijke keuken is geheel en al toevertrouwd aan de zorgen van één chef. En elk onderdeel van het menu, ’t zij het er een is voor 10 of 100 personen, wordt in het Paleis zelf gereed gemaakt. Nooit wordt hulp van buitenaf ingeroepen. Niemand anders dan de Prins van Wales in eigen persoon was het, die gedurende de laatste dertig jaren een geheelen omkeer heeft te weeg gebracht in wat men “de londensche wijze van dineeren” zou kunnen noemen. De Koning en de Koningin hadden beiden een afkeer van de lange, vermoeiende gastmalen, die in Koningin Victoria’s dagen in zwang waren, en zij brachten hierin de gewenschte verandering, door vast te stellen dat geen diner ten hunnen huize langer dan een uur mocht duren. Hun voorbeeld vond natuurlijk overal navolging.
Op mooie voorjaars- en zomermiddagen heeft Londen dikwijls gelegenheid hare Majesteit te aanschouwen en te begroeten, als zij, vergezeld van hare dochter, haar rijtoer doet. Het is altoos een merkwaardig schouwspel, die plotselinge stilstand van het verkeer, als het Koninklijk rijtuig zich vertoont, al die opgelichte hoofddeksels en diep buigende hoofden, en de belangstellende gezichten der omstanders, wanneer hun geliefde Koningin zich aan hun blik vertoont.
Als de Koningin echter eene tentoonstelling bezoekt, naar de kerk rijdt, of haar bloedverwanten gaat opzoeken, onderscheidt haar eenvoudig rijtuig zich door geen bijzonder kenteeken van andere équipages.
Hoezeer de Koning ook sedert zijne troonsbeklimming met bezigheden moge zijn overladen, toch vindt hij altoos gelegenheid, wanneer hij in Londen vertoeft, alles te zien en te hooren, wat er merkwaardigs bij te wonen valt. Is er eenig kunstwerk van beteekenis tentoongesteld, dan worden hunne Majesteiten daarvan aanstonds verwittigd; en als hooggeplaatste Indische ambtenaren, of beroemde ontdekkingsreizigers de stad bezoeken, worden zij somtijds geheel onverwacht op Marlborough House ontboden, waar zij gewoonlijk bemerken, dat de Koning niet alleen van hun werk goed op de hoogte is, maar ook zeer goed thuis is in die verre streken, welke het terrein zijn van hun onderzoek.
Als Prins en Prinses van Wales woonden hunne Majesteiten dikwijls de huwelijksvoltrekking bij van oude vrienden, of edellieden van hoogen rang. Thans laten zij zich bij zulke gelegenheden vertegenwoordigen door hun kinderen en familieleden. Zij besteden jaarlijks eene groote som aan huwelijksgeschenken, die met veel zorg worden gekozen en altijd van een paar vriendelijke woorden vergezeld gaan.
De Koning heeft zich tot regel gesteld, nooit eene particuliere begrafenis bij te wonen, en slechts eenmaal is hij van dien regel afgeweken, toen hij zijn en zijner moeder trouwen vriend en dienaar Kolonel Oliver Montagu de laatste eer bewees. Doopplechtigheden wonen de Koning en de Koningin ook nu nog gaarne bij. Zij zijn peetvader en petemoei van zeer vele kleintjes uit de londensche groote wereld, en wanneer deze door hunne Majesteiten in eigen persoon worden ten doop gehouden, heeft de plechtigheid meestal plaats in de Koninklijke kapel van het St. James’ Palace.
Het Koninklijk echtpaar in het Park.
Een der minst aangename verplichtingen, welke op hooggeplaatste personen rusten, is wel die, van zich te onderwerpen aan het voortdurend gephotographeerd worden. Vooral sedert het de mode geworden is, in de geïllustreerde bladen afbeeldingen te geven van vorstelijke personen in hun eigen omgeving, laat men hun bijna geen rust. Koningin Victoria was er altijd op gesteld, in haar eigen vertrekken te worden gephotographeerd, maar Koning Edward en Koningin Alexandra hebben zich in dit opzicht altijd uiterst welwillend getoond.
Zondag is eigenlijk de eenige rustdag voor de Koninklijke familie in Londen. Hunne Majesteiten gaan altijd eens, soms tweemaal per dag ter kerk, en ofschoon zij natuurlijk in den regel den dienst bijwonen in de Koninklijke kapel van St. James’, gebeurt het toch ook wel, dat zij andere kerken bezoeken. Een tijd lang verscheen Koningin Alexandra geregeld bij den middagdienst in All Saints’, Margaret Street, en toen hare kinderen nog klein waren, nam zij ze meestal mede naar de St. Andrew’s kerk, in Wells Street, om zich van daar naar het kinderhospitaal in Great Ormond Street te begeven, waar hare kleinen dan bloemen en speelgoed uitdeelden onder de patiëntjes. Als de leden der Koninklijke familie eene londensche kerk bezoeken, doen zij dit strikt incognito, en willen volstrekt niet, dat de predikant of de gemeente blijk zal geven, hunne aanwezigheid te hebben opgemerkt.
Op Zondag worden alleen familieleden aan den koninklijken disch genoodigd, en dikwijls doet Koning Edward in den namiddag een motortochtje, om zijne verwanten te bezoeken, die wonen op eenigen afstand van de stad.
Prinses Louise, ’s Konings dochter en haar echtgenoot, de Duke of Argyll, bewonen een zeer fraai gedeelte van Kensington Palace, en de prinses, die eenvoudig van aard is, en niet gaarne de aandacht trekt van het publiek, wandelt dikwijls als eene gewone stervelinge in de winkelstraten van Kensington, waar menig winkelier haar argeloos te woord staat, zonder te vermoeden dat hij de eer geniet eene prinses onder zijne klanten te tellen!
’s Konings oudste dochter en haar echtgenoot, de hertog en hertogin van Fife, hebben zich ook met eene bescheiden rol tevreden gesteld in het woelige londensche leven, en bewonen een weinig opvallend huis in Portman Square.
Zij mogen zich waarlijk wel gelukkig achten, daar zij de genoegens van hun hoogen rang kunnen smaken, zonder door de lasten, die deze medebrengt, te worden gekweld, en het is geen wonder, als zij somtijds worden benijd om die meerdere vrijheid door hunne hooggeplaatste verwanten, wien waarlijk geene gemakkelijke taak op de schouders is gelegd.
End of Project Gutenberg's Het hedendaagsche Londen, by Georg R. Sims
*** END OF THIS PROJECT GUTENBERG EBOOK HET HEDENDAAGSCHE LONDEN ***
***** This file should be named 18308-h.htm or 18308-h.zip *****
This and all associated files of various formats will be found in:
http://www.gutenberg.org/1/8/3/0/18308/
Produced by Jeroen Hellingman and the Online Distributed
Proofreading Team at http://www.pgdp.net/
Updated editions will replace the previous one--the old editions
will be renamed.
Creating the works from public domain print editions means that no
one owns a United States copyright in these works, so the Foundation
(and you!) can copy and distribute it in the United States without
permission and without paying copyright royalties. Special rules,
set forth in the General Terms of Use part of this license, apply to
copying and distributing Project Gutenberg-tm electronic works to
protect the PROJECT GUTENBERG-tm concept and trademark. Project
Gutenberg is a registered trademark, and may not be used if you
charge for the eBooks, unless you receive specific permission. If you
do not charge anything for copies of this eBook, complying with the
rules is very easy. You may use this eBook for nearly any purpose
such as creation of derivative works, reports, performances and
research. They may be modified and printed and given away--you may do
practically ANYTHING with public domain eBooks. Redistribution is
subject to the trademark license, especially commercial
redistribution.
*** START: FULL LICENSE ***
THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE
PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK
To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free
distribution of electronic works, by using or distributing this work
(or any other work associated in any way with the phrase "Project
Gutenberg"), you agree to comply with all the terms of the Full Project
Gutenberg-tm License (available with this file or online at
http://gutenberg.org/license).
Section 1. General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm
electronic works
1.A. By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm
electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to
and accept all the terms of this license and intellectual property
(trademark/copyright) agreement. If you do not agree to abide by all
the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy
all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession.
If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project
Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the
terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or
entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8.
1.B. "Project Gutenberg" is a registered trademark. It may only be
used on or associated in any way with an electronic work by people who
agree to be bound by the terms of this agreement. There are a few
things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works
even without complying with the full terms of this agreement. See
paragraph 1.C below. There are a lot of things you can do with Project
Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement
and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic
works. See paragraph 1.E below.
1.C. The Project Gutenberg Literary Archive Foundation ("the Foundation"
or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project
Gutenberg-tm electronic works. Nearly all the individual works in the
collection are in the public domain in the United States. If an
individual work is in the public domain in the United States and you are
located in the United States, we do not claim a right to prevent you from
copying, distributing, performing, displaying or creating derivative
works based on the work as long as all references to Project Gutenberg
are removed. Of course, we hope that you will support the Project
Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by
freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of
this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with
the work. You can easily comply with the terms of this agreement by
keeping this work in the same format with its attached full Project
Gutenberg-tm License when you share it without charge with others.
1.D. The copyright laws of the place where you are located also govern
what you can do with this work. Copyright laws in most countries are in
a constant state of change. If you are outside the United States, check
the laws of your country in addition to the terms of this agreement
before downloading, copying, displaying, performing, distributing or
creating derivative works based on this work or any other Project
Gutenberg-tm work. The Foundation makes no representations concerning
the copyright status of any work in any country outside the United
States.
1.E. Unless you have removed all references to Project Gutenberg:
1.E.1. The following sentence, with active links to, or other immediate
access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently
whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the
phrase "Project Gutenberg" appears, or with which the phrase "Project
Gutenberg" is associated) is accessed, displayed, performed, viewed,
copied or distributed:
This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with
almost no restrictions whatsoever. You may copy it, give it away or
re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included
with this eBook or online at www.gutenberg.org
1.E.2. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived
from the public domain (does not contain a notice indicating that it is
posted with permission of the copyright holder), the work can be copied
and distributed to anyone in the United States without paying any fees
or charges. If you are redistributing or providing access to a work
with the phrase "Project Gutenberg" associated with or appearing on the
work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1
through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the
Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or
1.E.9.
1.E.3. If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted
with the permission of the copyright holder, your use and distribution
must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional
terms imposed by the copyright holder. Additional terms will be linked
to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the
permission of the copyright holder found at the beginning of this work.
1.E.4. Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm
License terms from this work, or any files containing a part of this
work or any other work associated with Project Gutenberg-tm.
1.E.5. Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this
electronic work, or any part of this electronic work, without
prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with
active links or immediate access to the full terms of the Project
Gutenberg-tm License.
1.E.6. You may convert to and distribute this work in any binary,
compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any
word processing or hypertext form. However, if you provide access to or
distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than
"Plain Vanilla ASCII" or other format used in the official version
posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.org),
you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a
copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon
request, of the work in its original "Plain Vanilla ASCII" or other
form. Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm
License as specified in paragraph 1.E.1.
1.E.7. Do not charge a fee for access to, viewing, displaying,
performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works
unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9.
1.E.8. You may charge a reasonable fee for copies of or providing
access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided
that
- You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from
the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method
you already use to calculate your applicable taxes. The fee is
owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he
has agreed to donate royalties under this paragraph to the
Project Gutenberg Literary Archive Foundation. Royalty payments
must be paid within 60 days following each date on which you
prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax
returns. Royalty payments should be clearly marked as such and
sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the
address specified in Section 4, "Information about donations to
the Project Gutenberg Literary Archive Foundation."
- You provide a full refund of any money paid by a user who notifies
you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he
does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm
License. You must require such a user to return or
destroy all copies of the works possessed in a physical medium
and discontinue all use of and all access to other copies of
Project Gutenberg-tm works.
- You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any
money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the
electronic work is discovered and reported to you within 90 days
of receipt of the work.
- You comply with all other terms of this agreement for free
distribution of Project Gutenberg-tm works.
1.E.9. If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm
electronic work or group of works on different terms than are set
forth in this agreement, you must obtain permission in writing from
both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael
Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark. Contact the
Foundation as set forth in Section 3 below.
1.F.
1.F.1. Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable
effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread
public domain works in creating the Project Gutenberg-tm
collection. Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic
works, and the medium on which they may be stored, may contain
"Defects," such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or
corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual
property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a
computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by
your equipment.
1.F.2. LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES - Except for the "Right
of Replacement or Refund" described in paragraph 1.F.3, the Project
Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project
Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project
Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all
liability to you for damages, costs and expenses, including legal
fees. YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT
LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE
PROVIDED IN PARAGRAPH F3. YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE
TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE
LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR
INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH
DAMAGE.
1.F.3. LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND - If you discover a
defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can
receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a
written explanation to the person you received the work from. If you
received the work on a physical medium, you must return the medium with
your written explanation. The person or entity that provided you with
the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a
refund. If you received the work electronically, the person or entity
providing it to you may choose to give you a second opportunity to
receive the work electronically in lieu of a refund. If the second copy
is also defective, you may demand a refund in writing without further
opportunities to fix the problem.
1.F.4. Except for the limited right of replacement or refund set forth
in paragraph 1.F.3, this work is provided to you 'AS-IS' WITH NO OTHER
WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO
WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE.
1.F.5. Some states do not allow disclaimers of certain implied
warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages.
If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the
law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be
interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by
the applicable state law. The invalidity or unenforceability of any
provision of this agreement shall not void the remaining provisions.
1.F.6. INDEMNITY - You agree to indemnify and hold the Foundation, the
trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone
providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance
with this agreement, and any volunteers associated with the production,
promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works,
harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees,
that arise directly or indirectly from any of the following which you do
or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm
work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any
Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause.
Section 2. Information about the Mission of Project Gutenberg-tm
Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of
electronic works in formats readable by the widest variety of computers
including obsolete, old, middle-aged and new computers. It exists
because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from
people in all walks of life.
Volunteers and financial support to provide volunteers with the
assistance they need, is critical to reaching Project Gutenberg-tm's
goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will
remain freely available for generations to come. In 2001, the Project
Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure
and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations.
To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation
and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4
and the Foundation web page at http://www.pglaf.org.
Section 3. Information about the Project Gutenberg Literary Archive
Foundation
The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit
501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the
state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal
Revenue Service. The Foundation's EIN or federal tax identification
number is 64-6221541. Its 501(c)(3) letter is posted at
http://pglaf.org/fundraising. Contributions to the Project Gutenberg
Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent
permitted by U.S. federal laws and your state's laws.
The Foundation's principal office is located at 4557 Melan Dr. S.
Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered
throughout numerous locations. Its business office is located at
809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email
business@pglaf.org. Email contact links and up to date contact
information can be found at the Foundation's web site and official
page at http://pglaf.org
For additional contact information:
Dr. Gregory B. Newby
Chief Executive and Director
gbnewby@pglaf.org
Section 4. Information about Donations to the Project Gutenberg
Literary Archive Foundation
Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide
spread public support and donations to carry out its mission of
increasing the number of public domain and licensed works that can be
freely distributed in machine readable form accessible by the widest
array of equipment including outdated equipment. Many small donations
($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt
status with the IRS.
The Foundation is committed to complying with the laws regulating
charities and charitable donations in all 50 states of the United
States. Compliance requirements are not uniform and it takes a
considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up
with these requirements. We do not solicit donations in locations
where we have not received written confirmation of compliance. To
SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any
particular state visit http://pglaf.org
While we cannot and do not solicit contributions from states where we
have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition
against accepting unsolicited donations from donors in such states who
approach us with offers to donate.
International donations are gratefully accepted, but we cannot make
any statements concerning tax treatment of donations received from
outside the United States. U.S. laws alone swamp our small staff.
Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation
methods and addresses. Donations are accepted in a number of other
ways including checks, online payments and credit card donations.
To donate, please visit: http://pglaf.org/donate
Section 5. General Information About Project Gutenberg-tm electronic
works.
Professor Michael S. Hart is the originator of the Project Gutenberg-tm
concept of a library of electronic works that could be freely shared
with anyone. For thirty years, he produced and distributed Project
Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support.
Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed
editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S.
unless a copyright notice is included. Thus, we do not necessarily
keep eBooks in compliance with any particular paper edition.
Most people start at our Web site which has the main PG search facility:
http://www.gutenberg.org
This Web site includes information about Project Gutenberg-tm,
including how to make donations to the Project Gutenberg Literary
Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to
subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.