I

==

I Interieur zn, o, (mv: -s) daterend uit 1847 en afgeleid van het Franse intérieur (het inwendige) en het Latijnse interior (het binnenste van twee) van intus (binnenin)

1) het inwendige van een gebouw, huis, vertrek, auto enz. met name wat betreft aankleding, meubilering en stoffering

2) voorstelling, afbeelding of foto van een gebouw, huis of vertrek vanbinnen met de stoffering en meubilering

3) binnenwerk (bijv, van kussens of matrassen)

4) vulling van bonbons en dergelijke

5) pak vellen voor in een multomap

==

‘Geluk’ was een woord waar Abigail alles van wist. De term dateerde uit de dertiende eeuw en was ontstaan uit het Middel-Nederlands ‘geluc(ke)’ en het Middel-Hoog-Duitse ‘(ge)lücke’. Het Engelse woord ‘luck’ was aan die taalvormen ontleend. Het betekende een gunstig verloop van de omstandigheden, of een vorm van voorspoed die zich toevallig en willekeurig voordoet. Naargelang je het bekeek, had Abigail de laatste tijd weinig geluk gehad omdat ze haar gezin had verloren, of veel geluk omdat zijzelf de ramp had overleefd. Behalve geluk wilde ze dan ook niets aan het toeval overlaten.

Het was een vergissing geweest om het aanbod van Merle niet aan te nemen. Haar pijnlijke armen voelden aan alsof ze elk moment bij de ellebogen konden afbreken. Abigail had net de spullen in de stationcar geladen en was klaar om terug te keren naar de vuurtoren, toen ze aan de andere reden dacht waarvoor ze naar het dorp was gekomen.

‘Lottie.’

Er hing een nieuw briefje op de deur van het makelaarskantoor. ik ben naar het vasteland stond erop. Het puntje op de ‘i’ van ‘ik’ had de vorm van een hartje. Abigail rukte het briefje van de deur en scheurde het aan flarden terwijl de troep tuinkabouters langs het pad haar opgewekt toelachte.

‘Haal die grijns van jullie gezicht of ik sla hem eraf.’

‘Niet erg aardig om iemand te bedreigen die tien keer zo klein is als u,’ waarschuwde een mannenstem.

Op het trottoir stond een man in een officieel uitziend uniform naar haar te kijken. Hij droeg een zonnebril met goudkleurig montuur en wat hem nog restte van zijn haren was kort geschoren.

Abigails wangen werden rood. ‘Dat klonk waarschijnlijk een beetje...’

‘Geschift?’

‘Ongepast.’

‘In deze contreien nemen we het pesten van kleine keramische mannetjes heel serieus.’

De man bleef haar strak aankijken.

‘Ik hou u maar voor de gek,’ zei hij na een korte stilte.

‘O. O ja. Dat wist ik wel.’

‘Kwam u ook om Lottie te spreken?’

‘Dat was wel de bedoeling. De tweede dag op rij.’

‘Ze drukt zich tot de inkt op uw contract als vuurtorenwachter is opgedroogd.’

Abigails mond viel open. ‘Hoe wist u...?’

‘Het was geen intuïtie. Gewoon de ouderwetse tamtam. Denny Meloch vertelde me dat hij kennisgemaakt had met u.’

‘Geen wonder dat iedereen hier alles over iedereen lijkt te weten.’

‘Er is op Chapel Isle nog voldoende om u over te verwonderen, geloof me. Als u ophoudt u te verwonderen, betekent het dat u niet lang genoeg hier bent geweest.’

Precies wat ik nodig heb, dacht Abigail. Nog meer onlogische gemeenplaatsen.

‘Bedankt voor de tip.’

‘Ik ben Caleb Larner, de sheriff.’

‘Abby Harker.’ Ze gaf hem een hand en verbaasde zich erover dat ze zichzelf had voorgesteld als Abby. Ze deed het af als een onderbewuste verspreking.

‘Aangenaam kennis te maken,’ zei hij. ‘Het is fijn dat daar weer iemand woont. De vuurtoren is voor ons bijna een monument.’

Daar had je die eilanderwaardigheid weer. Anderzijds, als de plaatselijke bevolking een monument op deze manier onderhield, had historisch behoud kennelijk geen prioriteit. Maar wat dan wel, vroeg Abigail zich af.

‘Raakt u al een beetje op orde?’

Ze proefde meer dan belangstelling in de toon van de sheriff. Alsof hij een onderzoek uitvoerde. Waarnaar wist ze niet.

‘Geweldig. Ik vind het fantastisch,’ loog ze.

‘Blij dat te horen.’

Er viel een ongemakkelijke stilte. Ze hadden elkaar door.

‘Waar wilde u Lottie over spreken, sheriff? Heeft ze iets uitgehaald, haar huurders beduveld, bijvoorbeeld?’

‘Nee hoor. Ik wilde het met haar hebben over de diefstal van een paar nachten geleden. Ik moet de serienummers van de gestolen voorwerpen naar het vasteland opsturen. Ik wilde even weten of ze die genoteerd had.’

‘Het vasteland? Waarom?’

‘Ze controleren de lommerds. Als een van die nummers opduikt, proberen de dieven de buit te verkopen.’

‘Moet ik...?’

‘Nerveus zijn? Nee. Voorzichtig? Ja. Die kerels lijken relatief ongevaarlijk. Ze breken alleen in om spullen te stelen. Maar je kunt het nooit zeker weten.’

Dat klonk niet erg geruststellend uit de mond van de sheriff van het dorp.

‘Nou,’ zei hij met een zucht, ‘ik zie u nog wel.’

‘Jazeker,’ zei Abigail, en ze dwong zichzelf tot een glimlach.

Sheriff Larner wilde weglopen, maar draaide zich toen weer om. ‘Hé, u zou vanavond naar de bingo moeten komen.’

‘Bingo?’

‘Donderdag is spelletjesavond op de brandweerkazerne.’

Volgens Abigails brochure beschikte het eiland over allerlei plekken die je gezien en dingen die je gedaan moest hebben. De brandweerkazerne stond niet boven aan het lijstje in de brochure of bij Abigail. Evenmin als een avondje bingo.

‘Het is leuk. Bijna het hele dorp gaat erheen. Het geeft u de kans de bewoners te ontmoeten.’

‘Ik zal mijn best doen.’

‘Ik hoop u daar te zien,’ zei hij, en hij vertrok met een armzwaai.

Hoewel hij zijn best deed, was het gebaar niet in overeenstemming met zijn stembuiging. Taal was als water en kon vloeiend betekenis dragen, hard bevroren raken door een verandering van intonatie of overgaan in pure warmte en verlangen door een wijziging van toon. Abigail besloot dat het geen toeval was dat de sheriff en zij elkaar waren tegengekomen. Hij liep te snuffelen. De vraag was waarnaar.

==

Tijdens de rit naar huis dacht Abigail na over haar ontmoeting met de wetsdienaar. Was het een voorwendsel geweest of moest ze de ontmoeting zien als wat die ogenschijnlijk betekende? In de lexicografie kon dat laatste – afgaan op de eerste indruk van een woord – betekenen dat je beduveld werd. Zelfs de meest algemene woorden konden meerdere betekenissen hebben, die verschilden naargelang het gebruik. Het woord ‘loop’ kon bijvoorbeeld op maar liefst twintig manieren worden uitgelegd, variërend van de daad van het lopen, een vlucht, een kleine afstand, de strekking of richting van iets, tot diarree en het deel van een vuurwapen waar de kogel uit komt. De eerste indruk van sommige woorden was onbetrouwbaar, een eigenschap die Abigail respecteerde omdat die bijdroeg aan de gecompliceerdheid van de taal. Was haar eerste indruk van sheriff Larner betrouwbaar? De tijd zou het leren. Haar eerste indruk van de vuurtoren bevestigde echter dat je sommige boeken wel degelijk naar de kaft kunt beoordelen.

Terug in het wachtershuis zette ze alle meubels op de benedenverdieping midden in de woonkamer en zette ze de ramen open als voorbereiding op het schilderwerk.

‘Je bent afdekfolie vergeten. Maar misschien is het wel een verbetering als je overal verf op morst.’

Abigail zette de radio aan, draaide aan de zenderknop en hoorde de stroperige klanken van een countryballade. Ze draaide door en ving een flard op van de uitzending van een nieuwszender op het vasteland. Hunkerend naar contact met de buitenwereld liep ze tien minuten met de radio door de kamer en richtte ze steeds de antenne anders tot de zender duidelijk doorkwam. De ontvangst was het best met de radio op de trap en de antenne recht omhoog. Ze nam zich voor de radio daar weg te halen zodra het donker werd.

‘God verhoede dat je midden in de nacht een glas water wilt gaan drinken. Je zou kunnen struikelen en gespietst raken. Dat wordt een bloederige krantenkop.’

Abigail had dan wel verschillende nieuwsitems verzonnen, waar ze werkelijk belangstelling voor had was echt nieuws. Terwijl de zender de belangrijke lokale en wereldwijde gebeurtenissen samenvatte, viel in de woonkamer het eerste slachtoffer van die dag. Ze haalde de verbleekte gordijnen voor de ramen weg en stopte ze in een vuilniszak.

‘Dag hoor. Bon voyage. Vaarwel.’

Terwijl ze de raamkozijnen afplakte, luisterde ze naar details over schietpartijen, auto-ongelukken en rechtszaken. Zoveel trauma en tragedie, waar Abigail helemaal niet meer van op de hoogte was. Het nieuws maakte uiteindelijk plaats voor een discussieprogramma waarin betweters kandidaten voor de Senaat uitdaagden. Abigail lette niet echt op. De stemmen van de deelnemers vulden alleen de kamer met menselijk geluid terwijl ze het eerste blik muurverf opende.

De politieke discussie raakte verhit, maar Abigail ging opgewekt van muur naar muur en bracht de warme gele kleur aan die ze had gekozen. Er moest beslist nog een laag overheen. De muren hunkerden zo naar verandering dat ze de verf te sterk opzogen en die te licht opdroogde.

Abigail dacht erover de volgende laag meteen aan te brengen toen het volgende programma begon. Het was een actueel opbelprogramma dat werd geleid door een man met een knarsende stem die ‘dr. Walter’ heette. In welke vakrichting hij doctor was werd niet verteld.

Een vrouw belde op om te klagen over de sluiting van een wapenhandel. Ze zei: ‘Wapens doden geen mensen, mensen doden mensen.’

Waarop dr. Walter antwoordde: ‘Dank u voor uw buitengewoon originele opmerking. Bel alstublieft terug zodra u het voor de hand liggende kunt bevatten.’

Abigail moest daar hardop om lachen, iets wat ze al een hele tijd niet had gedaan. Ze voelde zich meteen schuldig, deed haar mond dicht en klemde haar tanden op elkaar om te voorkomen dat het nog eens zou gebeuren. Ze werd geacht in de rouw te zijn. Mensen in de rouw lachten niet. Dat nam Abigail althans aan. Treuren was haar nieuwe baan, een taak waarvoor ze niet had geleerd en waarin ze niet was getraind. Of het een levenslange carrière of een tijdelijk baantje zou zijn was nog onduidelijk.

De ene beller na de andere ging in gesprek met dr. Walter, die de meeste van hun opmerkingen als stompzinnig afdeed en gewoon doorging met het programma. Intussen knapte Abigail de kozijnen en sierlijsten op door een frisse laag witte verf aan te brengen met een precisie waar haar vader de chirurg trots op zou zijn.

Nu de lijsten geschilderd waren, schreeuwde ook het groezelige plafond om een schilderbeurt. Omdat de stoelen hadden bewezen niet stevig genoeg te zijn, vorderde Abigail de tafel. Ze schilderde steeds een gedeelte van het plafond en schoof de tafel dan weer een stuk op tot ze helemaal klaar was.

‘Een eersteklas karwei, al zeg ik het zelf,’ merkte ze op terwijl ze het hele plafond bekeek.

De woonkamer was behoorlijk opgeknapt, maar Abigail was helemaal op. Ze was al uren aan het schilderen en kreeg hoofdpijn van de verflucht. Ze verlangde naar frisse lucht en ze had bovendien honger.

Abigail gaf de voorkeur aan een picknick op het strand boven een maaltijd aan de eettafel, die vol met haar voetafdrukken zat. Ze maakte een boterham en pakte haar sleutels, die ze op een bijzettafeltje naast de oude draaischijftelefoon had gelegd. Ze werd overvallen door schuldgevoel toen ze de telefoon zag. Abigail had beloofd haar ouders te bellen zodra ze gesetteld was. Dat had ze nog steeds niet gedaan. Het gesprek zou ongetwijfeld gelardeerd zijn met vragen over het eiland en de vuurtoren, allemaal bedoeld om haar geestestoestand te beoordelen, om te bepalen of ze gered moest worden. Abigail keek nog een keer naar de grote zwarte draaischijftelefoon, deed de deur open en draaide die achter haar weer op slot.

==

De zon stond al laag toen ze het stuk strand bereikte waar ze langs was gekomen op de dag dat ze op Chapel Isle was gearriveerd. Ze parkeerde naast het dichtgetimmerde kraampje, liep de duinenrij over en ging op een zandhoop boven de vloedlijn zitten. Daar at ze haar boterham op en keek ze naar de golven, die loom het strand oprolden. Het eiland was prachtig. Ze begreep waarom Paul het hier zo leuk had gevonden. Ze kon zich voorstellen dat hij door het water liep met Justins hand in de zijne. Ze hoorde bijna het spetteren van hun voetstappen en Justins gegiechel wanneer het water tegen zijn kleine beentjes klotste. De beelden waren tastbaar. Ze voelden werkelijk aan. Abigail kon Paul en Justin overal zien als ze wilde. Ze konden tegenover haar in een kamer staan, met haar in de auto zitten, naast haar in bed liggen, overal en nergens tegelijk.

Toen de schemering over de kust neerdaalde, werd het te koud om bij het water te blijven zitten. Abigail had gehuild en onbewust met haar handen door het zand gewoeld, alsof ze zichzelf uit haar ellende wilde graven. Toen ze opstond en zichzelf afklopte, bedacht ze hoezeer zand op taal leek. Een enkele zandkorrel of een enkel woord betekenden weinig vergeleken met het effect dat ze in samenspel met hun soortgenoten hadden. Miljoenen zandkorreltjes vormden een strand, miljoenen woordcombinaties vormden een taal. Het geheel zou ophouden te bestaan zonder de onderdeeltjes. Verdriet was een woord, een korreltje waarvan Abigail wilde dat ze het kon scheiden van het geheel, maar dat was geen optie.

Ze veegde het zand van haar handen en liep terug naar de auto.