Y

==

Y Ypsilon zn, vr, (mv. -s), daterend uit 1847, van het Griekse u psilon (kale u), ter onderscheiding van oi, omdat beide in Laatgrieks werden uitgesproken als i

1) de Griekse letter õ, gewoonlijk voorgesteld door ’y’

synoniem: i-grec, Griekse y

==

De regen was van een stortbui overgegaan in een wolkbreuk, die op het dak van het wachtershuis neer kletterde alsof het een trommel was. De windstoten waren hard genoeg om de multiplex platen voor de ramen te doen rammelen.

‘Je kunt hier beter niet in je eentje blijven,’ zei Larner.

‘Mijn auto zit vast in een geul aan de andere kant van het eiland. Ik kan nergens heen. Ik heb voorraden. Ik kan de storm hier wel uitzitten.’

Toen Abigail uitgesproken was, gingen de lichten uit. De stroom was uitgevallen. Larner knipte zijn zaklamp aan.

‘Als ik je eens naar Ruth bracht? Dan ben je niet alleen.’

‘Sheriff, je stond op het punt me te beroven. Vergeef me als deze plotselinge bezorgdheid een beetje onecht klinkt.’

‘Het was niet persoonlijk, Abby.’

‘Dit eiland is zo klein dat het niet anders dan persoonlijk kan zijn. Is dat niet wat je tegen Merle zei?’

‘Jij bent zo iemand die alles onthoudt, nietwaar?’

Het was waar. Abigails geheugen was haar grootste bezit. Het was ook de bron van veel van haar pijn. Niettemin was ze er blij mee.

De wind deed de surveillancewagen schudden toen Larner over de glibberige wegen reed. De voorruit was ondoorzichtig. Het geroffel van de regen werd onderbroken door het gekraak van boomtakken.

‘Dit is gevaarlijk, of niet soms?’

Larner knikte en nam contact op met zijn kantoor. ‘Wat is het laatste nieuws, Ted?’

‘Het slechte nieuws is dat we geen stroom meer hebben,’ liet de hulpsheriff weten. ‘Het goede nieuws is dat de rijkspolitie heeft doorgegeven dat de orkaan ons zal missen. Volgens de radar is hij al gedraaid en op weg naar zee.’

Er zou altijd goed nieuws en slecht nieuws zijn. Volgens de waarschijnlijkheidsberekening zou het aandeel van beide even groot zijn. De laatste tijd had het Abigail niet meegezeten, maar aan de wiskunde viel niet te tornen. Ze had recht gehad op goed nieuws en dat had ze nu gekregen. De orkaan zou Chapel Isle niet raken.

‘Kan ik met je mee naar je kantoor? Ik wil erbij zijn wanneer je Nat vrijlaat.’

‘Is dat wel verstandig? We willen niet dat hij vermoedt dat jij de hand in zijn vrijlating hebt gehad – hij, of wie dan ook.’

Abigail dacht even na. ‘Als ik nou eens zeg dat ik je heb aangehouden nadat mijn auto ergens was blijven steken?’

Larner begreep haar bedoelingen en gaf toe. ‘Maar ik vind nog steeds dat je naar Ruth zou moeten gaan. Het wordt een zware nacht.’

‘Misschien kan Nat me daar afzetten.’

‘Dat is wel het minste dat hij voor je kan doen.’

==

De regen zette de kinderkopjes op het plein blank en de boten aan de pier dansten wild heen en weer op de golven. Een windstoot vanaf het water blies Abigail bijna omver. Larner pakte haar arm en hielp haar naar binnen.

Ted zat over de radio gebogen alsof hij zich eraan kon warmen. Water drupte van zijn natte haren in zijn nek en kraag. ‘Blij dat je terug bent, Caleb.’

‘Ted, dit is Abby Harker. Ze is de nieuwe wachter op de vuurtoren.’

‘Aangenaam kennis te maken, mevrouw.’ Hij veegde zijn hand af aan zijn broek. ‘Sorry, alles is nat.’

‘Ik ken het gevoel.’ Abigail trok haar drijfnatte windjack uit.

‘Ik wist niet dat er een nieuwe wachter was.’

Het feit dat het nieuws over haar komst Teds oren nog niet had bereikt, overtuigde Abigail ervan dat haar pact met sheriff Larner zou standhouden. Geheimen werden alleen bekend wanneer de hoeders dat toestonden, wanneer ze persoonlijk niets te verliezen hadden. Zij noch Larner zouden het zover laten komen.

‘Ga zitten, Abby,’ zei hij en toen nam Larner Ted terzijde en fluisterde hem wat toe. Abigail hoorde hem ‘Ruth’ zeggen en ving iets op over dat Hank het erg moeilijk had gehad met de dood van zijn vrouw.

‘O,’ reageerde de hulpsheriff. ‘Dan wil je zeker dat ik hem eruit laat, hè?’

‘Ja, dat wil ik inderdaad.’

Ted verdween naar de achterkant van het kantoor. Algauw kwam Nat achter hem aan strompelen. Hij had liggen slapen. Zijn haar zat in de war en zijn kleren waren gekreukt. Abigail glimlachte zwakjes naar hem en Ted gaf hem zijn persoonlijke bezittingen, waaronder zijn pet, die Nat als een vermomming diep over zijn ogen trok.

‘Laat je me gaan?’

Larner knikte, onwillig om hardop toe te geven dat hij het mis had gehad. ‘Je moet nog wel wat papieren tekenen voor je weg kunt.’

Nat krabbelde zijn handtekening. ‘Is dat het? Kan ik nu gaan?’

‘Je kunt gaan.’

‘Vind je het goed als ik met je meerij?’ vroeg Abigail. ‘Ik ben gestrand met mijn auto.’

Nat keek naar de twee andere mannen.

‘Ik zou het hun wel vragen, maar ze hebben het vreselijk druk nu de stroom op het hele eiland is uitgevallen.’

Te moe om te kibbelen wenkte Nat haar om mee te gaan. Hij stapte onvervaard de regen in en Abigail vocht tegen de rukwinden om hem bij te houden.

‘De auto staat bij de pier.’

Hanks pick-up was het enige voertuig op de parkeerplaats. Nat ademde diep in en stapte in. Hij stak de sleutel in het contactslot, maar startte de auto nog niet.

‘Heeft Larner je verteld wat er gebeurd is?’

‘Ja, ik vind het heel erg van Hank. Ik weet dat jullie een goede band hadden.’

‘Wat heeft hij gezegd?’

‘Dat Hank met het net overboord is gegaan. Met opzet.’

Het deed Nat pijn het te horen. ‘Als Larner dat geloofde, had ik niet opgesloten gezeten.’

‘Je bent nu vrij.’

‘Weet iedereen het?’

Ze schudde haar hoofd. ‘Ze hadden het druk genoeg met de orkaan.’

De regen kletterde op de motorkap van de auto en elke windstoot deed de cabine schudden. Het was gevaarlijk voor hen op de lege parkeerplaats. Ze waren hier een weerloos doelwit. Nat kon zich er niet toe brengen de motor te starten.

‘Hank had het al eerder geprobeerd,’ bekende hij. ‘Hij had pillen genomen. Ik vond hem. Hij had ze uitgekotst. Jezus, wat was Hank daar kwaad om. Hij ratelde maar door over dat zijn lijf hem niet wilde laten doodgaan.’ Nat spande zijn kaken, alsof hij zich verzette tegen de woorden die hij uitsprak. ‘Het was zijn idee om die ochtend te gaan vissen. Hij zei dat de storm veel vis voor zich uit zou stuwen. Ik zei dat hij het moest vergeten, maar daar wilde hij niets van weten. Ik zag hem de netten uitgooien. Hij staarde naar het water. Ik draaide me een seconde om. Eén seconde maar. Het ging zo razendsnel. Ik dacht dat het beter met hem ging.’ Zijn stem haperde. ‘Ik dacht dat hij het te boven begon te komen.’

Er waren zaken waarvan mensen het recht hadden ze niet te boven te komen, maar die ze wel achter zich moesten laten. Niet iedereen was daartoe in staat. Abigail moest het proberen.

Ze legde haar hand op zijn schouder. Ze had Nat kunnen vertellen dat ze hem begreep, dat ze in de onfortuinlijke positie verkeerde om precies te weten hoe hij zich voelde. Ze deed het niet. Het zou niet geholpen hebben. Nat had er niets aan en zij ook niet.

‘Ik geloof dat jij liever had dat de mensen dachten dat dit jouw schuld was dan dat Hank het zichzelf had aangedaan.’

Hij knipperde met zijn ogen, een bevestiging.

‘Alleen geloof ik niet dat dat was wat Hank gewild zou hebben. Jij wel?’

Nat draaide eindelijk de sleutel om, startte de auto en reed tegen de wind in.

==

Het huis van Ruth Kepshaw had een brede veranda aan de voorkant. Hij stopte er zo dicht bij als hij kon.

‘Red je je wel?’ vroeg Abigail. ‘Tijdens de storm, bedoel ik. Heb je kaarsen en eten en...’

‘Ik red me wel,’ zei hij.

Abigail realiseerde zich dat ze hem behandelde zoals haar ouders haar behandelden. Ze was zich er ten volle van bewust dat het niet leuk was om uit sympathie door andere mensen te worden lastiggevallen. Abigail wist ook dat de orkaan niets zou zijn vergeleken met wat Nat nog te wachten stond. Hanks dood bracht talloze verplichtingen met zich mee, variërend van het regelen van een herdenkingsdienst en het informeren van familieleden tot het doorgeven van zijn overlijden aan instanties en het afhandelen van de gevolgen voor hemzelf. Er zou veel te doen zijn. De eerste opgave was teruggaan naar het appartement boven Hanks garage, waar alles Nat aan zijn vriend zou herinneren.

‘Bedankt voor de lift.’

Nat zei niets. Abigail begreep het. Er viel voor geen van hen beiden iets te zeggen.

Ze zette haar capuchon op, haastte zich van zijn auto naar de veranda en belde aan. Nat ging pas weg toen Ruth de deur opendeed.

‘Ik vermoord Denny,’ mopperde Ruth en ze trok Abigail naar binnen.

In de woonkamer brandden kaarsen, die de eiken lambrisering deden glanzen. De meubels leken uit een andere tijd te stammen, maar waren goed onderhouden. Ze gaven het huis eerder iets van een vakantiewoning dan van een permanent thuis. Naast een luie stoel stond een blikje light frisdrank en lag een kruiswoordpuzzelboekje.

‘Kleine wijziging in de plannen,’ legde Abigail uit.

‘Je meent het. Geef me die natte kleren, dan zal ik iets droogs voor je zoeken. De badkamer is aan het eind van de gang.’

Abigail hing haar drijfnatte kleren over de douchegordijnstang en stond in haar ondergoed te bibberen tot Ruth de deur op een kiertje opende en haar een lang flanellen nachthemd gaf.

‘Het is niet mooi, maar het zal wel voldoen.’

Ze trok het extra ruime nachthemd aan en ging toen terug naar de woonkamer, waar Ruth haar outfit bekeek.

‘Je kunt er beter truttig uitzien dan op mijn vloerkleed blijven druppen. Ga zitten. Je ziet er afgepeigerd uit.’

Abigail liet zich op de bank vallen. ‘Ik voel me ook afgepeigerd.’

‘Ik zag dat Nat Rhone je hier afzette. Weet hij dat jij degene bent die hem vrij heeft gekregen?’

‘Nee.’

‘En je wilt dat dat zo blijft?’

‘Ja.’

‘Mijn lippen zijn verzegeld,’ zei Ruth, en ze nam een slokje van haar frisdrank.

‘Bedankt dat je met de sheriff bent gaan praten.’

‘Vreemd, vanmorgen trok Caleb zich helemaal niets aan van wat ik over Hank te vertellen had. Hij is zeker van gedachte veranderd.’

‘Dat zal het wel zijn.’

Als Ruth er enig idee van had wat Abigail had gedaan, liet ze dat niet merken. Abigail respecteerde haar daar des te meer om.

‘En, denk je dat je hier blijft, Abby, na alles wat je op Chapel Isle hebt doorgemaakt? Een gevecht in The Kettle, een zelfmoord, een orkaan, de bingo?’

‘Wat zou jij doen als je mij was? Zou je blijven?’

‘Dat ligt eraan.’ Ruth zette haar frisdrank weg en sloeg haar handen in elkaar. ‘Heb je van de Bishop’s Mistress gehoord?’

‘Wat denk je? Dat is het schip dat zonk toen Wesley Jasper de vuurtorenwachter was.’

Te laat doorzag Abigail de opzet van Ruth, die verderging: ‘Dat schip was naar een echte bisschop genoemd. Hij was zeeman geweest, een oude zeerot in hart en nieren. Hij gaf het varen op om het evangelie te gaan verkondigen. Volgens de legende miste hij na jaren als priester de oceaan zozeer dat hij van plan was de clerus te verlaten, maar hij kon het niet. De Heer was zijn eerste liefde. De zee zou zijn tweede moeten blijven. Of je nu op het eiland blijft of de volgende veerboot naar huis neemt, het zou helemaal niets uitmaken. Het is alsof je twee meesters probeert te dienen. Je hebt je verdriet en je hebt je leven. Welke van de twee jij verkiest te dienen is aan jou.’

Het was niet bij Abigail opgekomen dat ze een keus had. Dat ze nog steeds iets zelf kon beslissen.

Ruth kuchte en pakte haar glas. ‘Jeetje. Ik krijg een droge keel van al die serieuze praat. Luister eens, liefje, ik heb een logeerbed. Als jij eens ging liggen en een oude vrouw aan haar puzzel liet werken?’

‘Weet je zeker dat je niet wilt dat ik met je opblijf?’

‘Heel zeker.’

‘Trusten, Ruth.’

‘Trusten, Abby.’

Dat was haar naam geworden en Abigail vond het prima. Ze kende Abby nog maar pas, en tot dusver mocht ze haar wel. Ze was bereid een risico te nemen en haar beter te leren kennen.