DIDERICH
De Terranen werden naar de geheime centrale van de vrije Gurrads gebracht. Zij voelen zich in hun bestaan bedreigd door een mysterieuze hyperzender. Ze brengen de activiteiten van de zender in verband met hun Terraanse gevangenen en stellen Roi Danton een ultimatum. De verraderlijke zender moet tot zwijgen worden gebracht of de gevangenen moeten sterven! Perry Rhodan en de twee Ertrusers worden door Roi op de hoogte gebracht en ze beginnen de jacht op de SPOOKZENDER...
DE HOOFDPERSONEN VAN DEZE ROMAN:
Perry Rhodan -Opperregent van het zonne-imperium.
Oro Masut en Melbar Kasom -Perry Rhodans metgezellen en beschermers.
Aron, Colar, Ruor,Regy Onys en Ayos -Zes jonge mannen en vrouwen van de stam der Skaldalen.
Roi Danton-Koning van de interstellaire vrije handelaars en zoon van Perry Rhodan.
Roumbaki, Heykh en Sibala-Het driemanschap van de vrije Gurrads.
1.
Vlak voor zonsondergang begon het harder te waaien. Het kristallen woud boog krakend door onder de hevige druk en het spel van de windharpen verloor iets van zijn harmonie.
Spoedig zou de nacht op pad gaan, vanuit de verre sneeuwbergen en met reuzenschreden rond de planeet rennen.
Trillend zaten de drie meisjes in de ondiepe kuil, die nog beschut werd door de diamantharde luchtwortels van de pijlboom, die boven ze heen en weer wiegde, de glasheldere, zachte tonen uit Regy's fluit, deed hem goed.
De grote, ronde ogen van de meisjes keken waakzaam naar het vuurspuwende struikgewas, wat door het licht van de beide levensvuren schijnbaar in lichterlaaie werd gezet, in werkelijkheid was het alleen maar het brekingseffect van duizenden en nog eens duizenden kristallen bladeren en takken. Regy's fluit klonk een ogenblik harder, toen de wind opstak en zijn spel begon te overstemmen. De pijlboom boven ze huiverde. De grote zaadbollen begonnen te slingeren, maar dat hield weer op, toen hij de fluit weer kon horen. Regy, de jongste van het gezelschap, perste de geluidshoorn van de fluit tegen een luchtgat in een van de wortels. Kleurige golven gleden over de pijlboom, toen de luchtzuil binnenin hem begon te vibreren en geluid te produceren. De Skaldalen wisten hoe je een pijlboom kon temmen en hem voor je eigen doeleinden kon gebruiken. Want nog steeds zat de wurger daar in zijn eiland van scherp gras en staarde begerig naar ze.
Zijn begeerte was zo groot, dat hij bijna het dodelijk gevaar had genegeerd, dat de pijlboom voor hem betekende, waar zijn prooi zijn toevlucht had gezocht. Nog kon hij zich beheersen, maar hoe lang nog? De met staalharde doornen gevulde zaadbollen van de pijlboom wezen in zijn richting. Zijn aanwezigheid was door de boom gesignaleerd. De wurger wist, dat zelfs een kleine stap de dood zou brengen. Op het moment, dat hij de pijlboom naderde, zouden de zaadbollen ontploffen en een hagel van giftige doornen over hem uitstorten. En dus wachtte hij met het gretige ongeduld van een hongerig wezen dat voedsel voor zich ziet, maar het niet kan bereiken. Langzaam vergat hij alle voorzichtigheid. Voor hem bestonden alleen de drie Skaldalen onder de pijlboom nog maar, daarom had hij ook geen 'ogen' voor dat, wat er achter zijn rug gebeurde. Dus zag hij ook de drie makkers van de meisjes niet, die behoedzaam tevoorschijn kwamen uit het kristallen bos en het eilandje met scherp gras betraden.
Aron en Colar de tweelingen, en Ruor, de leider van het kleine groepje, bewogen zich uiterst behoedzaam in de richting van de wurger. Ze waren naakt, afgezien van een lendendoek en een brede riem. Hun huid was hard als leer en had een blauwe gloed en glansde van het sap van de oliestruik, dat zou de geur van hun lichaam minder maken, zodat de wurger hen niet kon ruiken.
In hun handen hadden ze de korte kromzwaarden, die door de clanoudste boven de heilige vuren van de diepte gesmeed waren. De lange harpoenen hadden ze bij de bosrand laten liggen, die waren alleen maar hinderlijk in het gevecht met de moordenaar.
De wurger zat aan de voorkant van het eiland met scherp gras. Hij had bijna geen intelligentie, maar wel een zeer goed ontwikkeld zenuwstelsel.
Het zou niet makkelijk zijn om hem te verschalken. Maar hij moest wel gedood worden, anders zouden zij en hun vriendinnen door de dodelijke kou van de nacht verrast worden.
De wurger doemde voor ze op. Nu ze zagen hoe groot hij was, schrokken de drie Skaldalen toch wel even. Zijn vier ontzettend krachtige springbenen waren net zo groot als een volgroeide Skaldaal. Zijn schotelvormige afgeplatte lichaam kon alleen maar door twintig volwassen mannen met uitgestrekte armen omvat worden, het was erg behaard en stonk vreselijk. De onderkant van zijn lichaam, die met hoornen platen was bedekt, trilde. Zijn krachtige, soepele vangarmen waarmee hij zijn slachtoffers wurgde, staken naar voren. Af en toe trilde hij van top tot teen. Op zijn kop had hij een soort torentje, dat zich diep in het vlees van de vijand boorde.
De wurger had geen echte muil, maar wel een soort slurfachtige vangarm, waarvan de ronde opening met een krans van scherpe tanden was voorzien. Die zoog zich vast aan zijn slachtoffers en zoog het bloed eruit. Het enige oog van de moordenaar zat aan de smalle voorkant en was praktisch onbeweeglijk. Wat er achter hem gebeurde, vertelden alleen zijn tasten voelarmen hem, die waren nu in ieder geval allemaal naar de meisjes gericht, waarvan de geur hem tot razernij bracht. Met snelle gebaren beduidde Ruor de tweeling dat ze zich moesten splitsen. Ze zouden allemaal een van de springbenen pakken en de sterke pezen doorsnijden. Op het moment, dat de moordenaar achterover zou vallen, zou de leider van het groepje op het lijf van de wurger springen en met een snel uitgevoerde klap proberen het zenuwcentrum te vernielen, dat midden in zijn ronde lichaam zat. Voorzichtig sloop de tweeling naar zijn twee achterste benen. Met hun gespannen knuisten omklemden ze de fonkelende zwaarden en op een signaal van Ruor lieten ze de fonkelende zwaarden door de lucht cirkelen.
Als door de bliksem getroffen zakte het achterlijf van de moordenaar weg in het scherpe gras. Ruor stootte de oorlogskreet van zijn clan uit en was met een reusachtige sprong bovenop het behaarde lichaam. Een ogenblik raakte hij in paniek en zag de soepele, gespierde vangarm op zich af schieten, daarna stak hij zijn vergiftigde zwaard diep in het rooddooraderde zenuwcentrum.
De wurger stierf binnen enkele seconden.
De tweeling begon van blijdschap te joelen. Het gejoel werd beantwoord door de meisjes. Ze stormden tevoorschijn en liepen naar de mannen toe.
'Dat was goed werk, Ruor,' zei Onys prijzend, het oudste meisje. Ze keek bewonderend naar Ruors krachtige gestalte. Zijn leren huid glansde diepblauw. Zijn scherp gesneden gezicht maakte een dappere indruk, terwijl de beide plukken haar aan de zijkant van zijn schedel, die verder kaal was, dieprood glansden.
Ruor glimlachte even. Hij voelde zich gevleid. Het was prettig om door Onys bewonderd te worden, het was een mooi meisje. De twee andere meisjes, Regy en Ayos stootten elkaar giechelend aan.
Ruor keek ze streng aan, waarna ze zwegen. Daarna beval hij de tweeling om de harpoenen te halen. Toen Aron en Colar hijgend terugkwamen, zette Ruor zich in beweging. De meisjes liepen achter hem aan, terwijl de tweeling de achterhoede vormde.
Binnen een paar minuten verplaatste het kleine groepje zich weer door het kristallen woud. Terwijl achter ze de kleinere aasvreters vochten om het kadaver van de wurger, keek Ruor zorgelijk naar de intussen verder gedaalde levensvuren.
Het verre geluid van over de wouden scherende wind naderde. Zijn klank voorspelde kilte en dood. Af en toe zwol nu het spel van de windharpen tot een crescendo aan. Het was de tijd van de spinnen, die nu langzamerhand wakker werden uit hun middagdutje. Ruor wist, dat hij zich in niemandsland bevond. Nog nooit was een groep zo ver de kristallen wouden rondom de Grote Donder binnengedrongen en nog nooit had een groep een nacht buiten de warme grotten doorgebracht, waarin de leden van de clan dicht rond het heilige vuur geschaard, zich in Morfeus' armen lieten wiegen Hoelang zou hij de meisjes zoet kunnen houden met de garantie, dat ze zo een grot zouden vinden. Nu al keken ze regelmatig angstig naar de levensvuren. Ruor voelde zich voor het eerst vandaag grenzeloos eenzaam.
Dertig dagen geleden waren ze vertrokken van de glazen bergen aan de andere kant van de Grote Rivier naar de Windheuvels. Ruor moest een boodschap van zijn clanoudste overbrengen aan de oudste van een naburige clan.
De ongeschreven wet van de Skaldalen permitteerde niemand om alleen te gaan, altijd moesten het groepjes zijn om de kans op overleven in de vreselijke kristallen wouden te vergroten en altijd moesten het meisjes en jongens zijn. Als ze de weg niet meer konden vinden, konden ze een eigen clan stichten. Na vijftien dagen was het bericht overgebracht. Ze bleven twee dagen bij de clan van de Skopolonen, daarna gingen ze terug. Op de negentiende dag brak bij het oversteken van een snelstromende rivier de kabel, die van de ene oever naar de andere gespannen was en daarna dreven ze uren lang op hun vlot hulpeloos met grote snelheid verder. Tenslotte werd hun tocht beëindigd door een natuurlijke barrière. Gelukkig vonden ze een grot die door de heilige vuren werd verwarmd, zodat ze de nacht ongedeerd door konden brengen. Op de twintigste dag werden ze door een horde gepantserde bollen opnieuw de verkeerde kant opgestuurd. Uitgeput en bloedend uit de vele, kleine wondjes die ze opgelopen hadden door de scherpe blaadjes van de kristalbomen, gunden ze zich tenslotte rust in het grottendoolhof van een lege regenboom. Later beklom Ruor een scherp rotsblok en keek rond. Terneergeslagen stelde hij vast, dat ze ver afgedwaald waren naar het zuiden. De geweldige barrière, waarvan het pure wit absoluut dodelijk was, was nu niet meer links van ze, maar strekte zich bijna van horizon tot horizon uit.
De barrière was niet te nemen. Op zijn kale flanken gedijde zelfs het scherpe gras niet. Soms, op hele heldere dagen, had Ruor gezien hoe laaghangende wolken zich rond de barrière verzamelden en wit, dwarrelend stof deponeerden op zijn hellingen.
Om bij de clan van de Skaldalen te komen, hadden ze om de barrière naar het oosten moeten gaan. Maar daar hadden ze geen tijd meer voor.
Ruor schatte, dat ze ongeveer vijfenzestig dagen moesten trekken, om de barrière te passeren, maar voor die tijd zouden ze ingehaald zijn door de Grote Kou, die deed alles verstarren. Er was nog een manier om snel thuis te komen: Ze moesten de kristallen wouden van de hoogvlakte van de Grote Donder doorkruisen, om in het dal van de Vleugeljagers te komen, dat als een gapende wonde dwars door de barrière liep. Vlak daar achter begon het territorium van de Skaldaalclan. Maar deze kristallen wouden waren onbekend. Vreselijke gevaren herbergden ze. De oudsten van de clan vertelden vreselijke dingen. De vlakte van de Grote Donder was voor iedere clan taboe of men moest zijn leven lichtzinnig op het spel willen zetten. Na kort overleg besloot het groepje de weg door de kristallen wouden naar het dal van de Vleugeljagers te nemen, om in hun eigen territorium terecht te kunnen komen. Gisteren hadden ze nog een warme grot voor de nacht gevonden maar nu leek het er veel op, dat ze jammerlijk ten gronde zouden gaan. Vanuit zijn ooghoeken zag Ruor iets voorbij schieten. Onmiddellijk liet hij zich vallen en schreeuwde tegen de anderen dat ze voorzichtig moesten zijn.
De dunne tentakels van een slingerboom sisten rakelings langs zijn hoofd en daalden daarna neer op Regy, die verstijfd van schrik bleef staan.
Het meisje begon te huilen, terwijl de wurgende tentakels steeds krachtiger haar lichaam omknelden en het meisje het struikgewas in begonnen te trekken, waar de muil van de vleeseter wachtte. Steeds meer tentakels omklemden het slachtoffer.
De tweeling begon met harde slagen zijn zwaarden op hem neer te laten komen, maar ze gleden steeds opnieuw langs het elastische materiaal weg.
Koortsachtig keek Ruor om zich heen. Ongeveer honderd meter verderop zag hij twee jonge vuurdraken traag rondzeilen op de avondwind. Hun wijd uitgestrekte vlieghuiden bewogen nauwelijks. Ruor rukte zijn fluit uit zijn leren zak en blies een wilde toonladder. De vuurdraken hieven hun koppen op. Daarna bliezen ze een gierende vuurstraal uit de pulserende jets tussen hun vleugels en bevonden zich op hetzelfde moment al boven het groepje.
Toen de slokop het gevaar bemerkte, liet hij dadelijk zijn slachtoffer los en probeerde zich haastig te verschuilen in het struikgewas. Zijn bewegingen waren te langzaam, voordat hij twee keer zijn wortels uit de grond had kunnen trekken, hadden de vuurdraken hem al te grazen genomen. Hun scherpe kaken ontvelden de zachte onbeschermde stam.
De tentakels lieten Regy helemaal los, toen de boom stierf. Haastig verlieten de Skaldalen het toneel van dit afgrijselijke schouwspel. Na een paar minuten waren ze opgeslokt door het kristallen woud.
Langzaam begon Ruor echter bang te worden.
Zijn oren hoorden geluiden van het eeuwig durende gevecht in het struikgewas rondom hen, de slagpennen aan de zijkant van zijn schedel signaleerden ieder geluid, hoe zacht ook, en gaven het via zijn gevoelige zenuwstrengen door aan het gehoorcentrum. Toen ze over een open plek liepen, zag Ruor met een plotseling opkomend gevoel van paniek, dat de levensvuren intussen weer een stuk waren gedaald.
Langzamerhand geloofde hij zelf ook niet meer, dat ze deze nacht een grot zouden vinden, die warm genoeg was om hun lichaamstemperatuur te kunnen behouden. In de verte zag hij een bergrug. Daarachter vaag de reusachtige, dreigende barrière. Regy begon zachtjes te jammeren. Onys probeerde haar te troosten, zo goed en zo kwaad als dat ging. Hoewel ze zelf ook erg bang was, had ze de kracht om het jongere meisje moed in te spreken. Ruor begon haar te bewonderen, dit was de juiste vrouw voor hem' Zonder vrees en dapper, zelfs oog in oog met de dood. Ze liepen al enige tijd over een smalle heuvel, die tussen de hoge boomtoppen door het kristalwoud liep, toen plotseling aan hun rechterkant de vlakte open barstte en een verblindende bliksemflits naar de hemel schoot. Het licht was zo fel, dat het de gloed van de levensvuren deed verbleken.
Jammerend lieten de Skaldalen zich op de harde grond vallen. De Grote Donder was kwaad op ze. Ze hadden natuurlijk zijn misnoegen opgewekt, toen ze het kristallen woud binnendrongen. Ruor perste zijn vuisten tegen zijn ogen, terwijl hij huiverend van angst op de machtige stem van de vertoornde godheid wachtte. En die kwam! Een afgrijselijk gebulder en gedonder deed de hemel boven ze bijna barsten. Het kristallen woud kromp angstig in elkaar, terwijl ieder geluid verstierf. Toen was het voorbij. Ruor keek ongelovig omhoog. Hij kon niet begrijpen dat ze nog in leven waren.
Ruor verhief zijn stem en begon een dankgebed uit te spreken, terwijl de anderen ook meededen in de hoop, de Grote Donder mild te kunnen stemmen, ook al moesten ze nog een tijd in zijn gebied verblijven.
Daarna zetten ze hun tocht voort. Vaak haalde Ruor de vuurzoeker uit zijn buidel.
Maar de magische steen bleef koud in zijn hand, er waren geen grotten in de buurt, waar het heilige vuur brandde.
De eerste lange schaduwen vielen nu over het kristallen woud, de kleuren werden doffer. Het was de tijd van de spin, die vlak voor het aanbreken van de nacht op prooi uit was. Het was een halforganisch wezen, dat overdag, als het heet was, zat te doezelen en pas ontwaakte in het korte uurtje tussen dag en nacht, maar dan uit alle macht en met een honger, die bijna niet te verzadigen was. De spin had een reukorgaan, dat maar op een geur reageerde, de geur van boterzuur. Een geur, die alle zoogdieren verspreidden. Verder beschikte hij nog over een tastorgaan in de vorm van fijne draden, die bij de minste of geringste aanraking bevel gaven aan de spin om zich te laten vallen, als tenminste tegelijk ook het reukorgaan reageerde. Een temperatuurorgaan, dat een indicatie van de warmte gaf, en een scherpe angel, die ieder zoogdier kon doorboren en tegelijkertijd als vloeistofpomp diende, voltooiden de lichamelijke uitrusting van de spin.
Iedere Terraanse entomoloog zou de spin als een tot in het oneindige gemuteerde aardse teek geclassificeerd hebben, met een paar kleine afwijkingen, die veroorzaakt werden door planeet en verdere omgeving.
Net als de teek zat de spin roerloos in de toppen van een paar bomen, tot een zoogdier onder die bomen door liep en zijn tastorganen aanraakte. Dan liet hij zich vallen en omklemde zijn slachtoffer met een groot aantal armen. Hij dreef de angel in het lichaam van het slachtoffer en zoog het uit. Daarna keerde hij terug naar de bomen en wachtte op zijn volgende slachtoffer. De spin had geen vijanden, er was niets op de planeet dat zich zou kunnen meten met hem in kracht en omvang.
Regy was het die onverhoeds tegen de zilverglanzende draden liep.
Ze schreeuwde onthutst. De anderen draaiden zich snel om. Ruor voelde de slagpennen aan de zijkant van zijn lichaam van angst recht overeind gaan staan. Niet in staat om helder na te denken, zag hij hoe Regy verdween onder de knoedel spartelende armen van een jonge spin, die uit de bomen neergestort was op het meisje.
De twee zonnen van Boultat stonden al vlak boven de horizon. Lange schaduwen lagen over de savannes en dichte oerwouden. Drie donkere puntjes doken in de verte op en naderden snel de bergrug, die het kristallen woud in het noorden begrensde.
Perry Rhodan vloog tussen de Ertrusers Melbar Kasom en Oro Masut. Onder zich zag hij het tien meter hoge oerwoud voorbij glijden, dat dit deel van de planeet als een tapijt bedekte. Slechts af en toe zag je uitgestrekte vlaktes, die bedekt waren met wiegend manshoog gras.
Het felle, wisselvallige licht van de twee zonnen werd wel iets gedempt door de helmfilters, maar toch deden Rhodans ogen pijn. Hij kon nog steeds niet begrijpen, hoe iemand het uithield op zo'n helse planeet. Boultat was een helse planeet, in meer dan een opzicht. Opnieuw, zoals zo vaak de afgelopen twee uur, werden de gedachten van de opperregent in beslag genomen door de groep van tweeënnegentig mannen, die ergens in de diepten van de planeet door de opperbevelhebber van de vrijheidsstrijders van Magelhaen gevangen gehouden werden. Ongeveer twee uur geleden had Perry Rhodan van Roi Danton een panisch bericht gekregen, dat de peilstations van de Gurrads, die overal over de planeet verspreid waren, plotseling zeer krachtige hyperradio-impulsen hadden gepeild, die als peilsignalen de ruimte in werden gezonden. Het Driemanschap verdacht onmiddellijk de Terranen. Ze dachten dat de gevangenen over een of ander verstopt apparaat beschikten, dat ze gedurende de afgelopen strijd hadden aangezet of geprogrammeerd en dat nu de peilsignalen uitzond, met als doel om de aandacht van de Perlianen en hun kristalagenten te richten op het geheime hoofdkwartier van de vrijheidsstrijders van Magelhaen. Hoewel Roi Danton alles probeerde om de Gurrads ervan te overtuigen, dat zij niets met deze peilsignalen te maken hadden, geloofde men hem niet.
Nog steeds was Roumbaki van mening, dat ieder moment een vloot van de beïnvloede generaals kon opduiken, om het hoofdkwartier van de vrijheidsstrijders te bezetten. Perry Rhodan corrigeerde met korte manoeuvres de koerswijziging, die veroorzaakt werd door een plotselinge windvlaag. Het neuriënde geluid van de 'windharpen' boven de kristallen wouden werd luider. Links van hen, waar zich volgens Rhodan een zorgvuldig gecamoufleerde dalkom bevond, die de vrijheidsstrijders als ruimtehaven gebruikten, spoot een laaiende vuurstroom uit de grond, bovenop deze rivier van vuur danste een van de peervormige ruimteschepen, dat zich met een oerdonderklap in de ruimte verwijderde. Het oppervlak van de planeet zag er wild en onaangetast uit, maar de binnenkant was uitgehold. Reusachtige steden, industrieën en enorme ruimtescheepswerven, culturele centra en opleidingsinstituten bevonden zich onder de grond. De enige toegang tot dit geweldige hoofdkwartier van de vrijheidsstrijders van Magelhaen, vormden de ruimtehavens, die zorgvuldig gecamoufleerd in diepe dalen en ravijnen lagen. Boultat was het zenuwcentrum van het verzet tegen de Perlianen en hun kristalagenten. Mocht de planeet in handen van de vijand vallen, dan betekende dit het einde van iedere vorm van verzet. Dus was het meer dan begrijpelijk, dat de Gurrads de plotselinge hyperuitzendingen beschouwden als een dodelijk gevaar voor hun bestaan.
De opperbevelhebbers van de Gurrads, even als de overige, vrije volkeren, zouden voor niets terugdeinzen om uit de mond van de gevangen Terranen de schuilplaats van deze hyperzender te horen. Nog steeds zag men Roi Danton en de overige eenennegentig mannen van zijn patrouille als de daders. Men stelde zich nog tevreden met dreigementen, zoals Perry Rhodan hoorde van Oro Masut, die constant contact had met Roi Danton. Maar hoe lang nog?
De twee Ertrusers vlogen zwijgend naast Perry Rhodan verder. Hun gezichten zagen er verkrampt uit en als ze spraken, klonken hun stemmen zorgelijk. Het gebergte naderde, dus ook de grotten.
Vreemd,dacht Rhodan lichtelijk verbaasd, dat een volk zich beroept op zijn hoogstaande techniek en wetenschap, werkelijk bijgelovig bang is voor de hypnosuggestieve macht van de kristallen!
Maar nog erger, dacht Perry Rhodan, was de panische angst van de Gurrads en hun soortgenoten, de Shanganten, voor de Perlianen. Na alles, wat hij tot nu toe had gehoord, werd hun 'tijdoog' veel hoger aangeslagen dan nodig was. Maar, bedacht de opperregent, dat kon ook hun aard zijn. Ooit moest er in het verre verleden iets gebeurd zijn, waardoor deze bijgelovige angst wortel had geschoten in de Gurrads. Maar wat?
Dat de opperregent slechts gedeeltelijk gelijk had, zou hij pas veel later merken.
In ieder geval had hij duidelijk ingezien, dat deze mysterieuze radiosignalen voor Roi Danton en de eenennegentig overlevende Terranen dodelijk konden zijn. Ze moesten in ieder geval proberen, om degenen te vinden, die werkelijk verantwoordelijk waren voor deze peilsignalen.
Onmiddellijk na Roi Dantons bericht was Oro Masut begonnen met het uitpakken van de platte tas, die hij op zijn rug droeg. Tevoorschijn kwam een draagbaar peilapparaat voor hypergolf-uitzendingen, met een zeer grote capaciteit. De opperregent kende dit type niet, hij kon natuurlijk niet weten, dat dit apparaat afkomstig was uit het geheime laboratorium van Dr. Geoffry Abel Waringer, zijn schoonzoon.
Oro Masut slaagde erin om de onbekende hyperzender de eerste de beste keer te peilen. In ieder geval scheen de zender een eigen leven te leiden. Dat maakte de zaak nog mysterieuzer.
Toen de drie mannen de plek bereikten, waar de zender zich moest bevinden, beleefden ze een teleurstelling. Daar, waar hij volgens de lijfwacht van Roi Danton moest staan, was hij niet meer. Ze verspilden meer dan tien minuten met het uitkammen van een gebied, binnen een straal van enkele mijlen. Niets!
Teleurgesteld en niet op hun gemak vlogen ze terug naar hun grot. Nadat ze zich vijfenveertig minuten hadden gekweld met zelfverwijt, wat tenslotte culmineerde in de duidelijke opmerking dat ze gewoon een vals spoor hadden gevolgd, peilde Masut voor de tweede keer hyperimpulsen. Toen was duidelijk, wat er was gebeurd.
Het kon alleen maar een mobiele zender zijn. Daarom hadden ze hem ook niet de eerste keer al gevonden. Maar hoe snel deze zender zich verplaatsen kon, merkten ze pas, toen ze hem de tweede keer probeerden op te sporen.
Deze keer namen de twee Ertrusers de opperregent tussen zich in en stormden met behulp van hun krachtige vliegaggregaten weg. Voor niets. De zender was al verdwenen.
Perry Rhodan was weer in het heden.
Dit heden was de tocht door de avondschemering van Boultat, door een hitte, die de lucht deed trillen. De wind was krachtiger geworden, hoe meer de dag af begon te lopen. Het spel van de 'windharpen' was niet meer zo harmonisch, het klonk schriller en zwol af en toe aan tot een crescendo, waarvan de dissonanten ver over het land galmden.
Melbar Kasom steeg een paar honderd meter hoger, hij kon ver over de planeet heen kijken. Hij zag niets buitengewoons. Beschermd door hun deflectorschermen, waren ze betrekkelijk veilig voor een plotselinge ontdekking. Geen van de peilstations van de Gurrads zou het oppervlak van de planeet zelf bewaken. Hun aandacht gold voornamelijk het heelal. Daar zou de vijand vandaan komen. Melbar Kasom liet zich weer een eind zakken.
Hij paste zijn snelheid aan, aan die van de anderen en keek aandachtig naar het kristallen woud, dat snel onder hen door gleed. Wat ze te vrezen hadden, waren de stoottroepen van de Gurrads, die door de wouden en de savannen van Boultat zwierven. Kasom zag niets.
Langzaam werd de begroeiing spaarzamer. De eerste rotsen onderbraken het dichte boomtapijt, de uitlopers van het gebergte werden zichtbaar. Uitgestrekte vlaktes doemden nu op, die met manshoog gras bedekt waren. En aan de rand van een van die graseilanden zag de USO-specialist iets, dat hem van belang leek.
Perry Rhodan had een absoluut spreekverbod uitgevaardigd. Sinds de peilsignalen, die ze ongeveer twee uur geleden voor het eerst hadden opgemerkt, moesten ze er rekening mee houden, dat opsporingspatrouilles van de Gurrads met snelle schepen en zwevers onderweg waren om de standplaats van de hyperzender te zoeken. Ieder verraderlijk radiosignaal uit de helmantennes kon dus voor Perry Rhodan en de Ertrusers uiterst fatale gevolgen hebben. Maar optisch konden ze niet worden gepeild, omdat ze nog steeds beschermd werden door de deflectorvelden. Kasom moest dus op een andere manier de aandacht trekken.
Hij verhoogde zijn snelheid een beetje, zodat hij nu voor Rhodan en Masut uit vloog en wees opgewonden met zijn linkerhand een paar keer naar beneden. De aandacht van Perry Rhodan en Oro Masut was getrokken. Ze keken in de aangegeven richting. Vlak bij de rand van het kristalwoud, dat hier aan een graseiland grensde, zagen ze een groepje wezens met blauwe huiden, die vochten voor het leven van een van hun soortgenoten. Deze hing hulpeloos in de klauwen van een monsterlijk levend wezen.
Het monster deed enigszins denken aan een gigantische spin, hoewel deze vergelijking mank ging. De 'spin' daar beneden, had eigenlijk geen lichaam, maar deed meer denken aan een net met grove mazen, dat ongeveer twee tot drie vierkante meter groot scheen te zijn. Aan de knopen van dit 'net' hingen lange draden, terwijl de 'randknopen' groter waren en op den duur over gingen in soepele tentakels. Deze 'netspin' had zich nu op dit wezen gestort, dat kennelijk een van de oorspronkelijke bewoners van Boultat was.
Perry Rhodan gaf snel een paar tekens.
Oro Masut maakte een instemmend gebaar met zijn hand. Snel gleden ze naar het strijdtoneel toe. De lijfwacht van de koning van de vrije handelaars haalde zijn zware impulswapen uit zijn riem. Daarna legde hij de loop in zijn linker elleboog en mikte zorgvuldig. Intussen bevonden ze zich op de plek waar de strijd gaande was. In stilte beduidde de opperregent zijn respect aan de soortgenoten van het slachtoffer. Zonder op gevaar te letten probeerden ze de spin zijn slachtoffer te ontfutselen. Op dat moment gierde een waaierende bliksemflits langs Perry Rhodan en zocht zijn doel. Het roofdier veranderde in enkele seconden in stof, dat even in het felle licht van de zonnen nagloeide, voordat het naar beneden dwarrelde.
Langzaam daalden Perry Rhodan en de Ertrusers.
De schaduwen waren nog langer geworden, straks zou het definitief nacht zijn.
Ze waren met z'n negenen en zaten in een kring. Zes inboorlingen van Boultat met hun blauwe huid en drie mannen uit een ver Melkwegstelsel.
Tussen hen in stond een klein, kubusvormig apparaat op een laag statief. Een 'translator', die het firmastempel van een groot Terraans bedrijf droeg.
De computer van het kleine apparaat zoemde en klikte bedrijvig. Een paar minuten geleden had de USO-specialist hem geprogrammeerd met een paar basisgegevens.
'Uniek', mompelde Oro Masut, 'dat ze eigenlijk helemaal niet bang zijn!'
De drie mannen hadden hun helmen achterover geklapt om zich verstaanbaar te kunnen maken. De hitte sneed bijna hun adem af. Binnen een paar seconden druppelde het zweet langs hun voorhoofd en sijpelde door hun hals het gevechtspak in.
'Je zou denken,' ging Oro Masut verder, 'dat het opduiken van drie van die verschrikkelijke figuren, zo zien we er nu eenmaal uit met onze gevechtspakken, een soort paniek teweeg zou brengen!' 'Waarom eigenlijk?' vroeg Perry Rhodan. 'Ik denk eerder, dat ze ons als goden zien, die hen te hulp zijn gekomen, toen ze in nood verkeerden.'
'Maar waarom trillen ze dan zo?' informeerde Melbar Kasom en keek nieuwsgierig naar de wezens met hun blauwe huid.
'Hoe moet ik dat weten?' bromde de opperregent opgewonden. 'Misschien hebben ze het koud!' 'Haha,' lachte de USO-specialist humorloos. 'Koud!' Met een wanhopig gebaar veegde hij het zweet van zijn voorhoofd en wierp een blik op de thermometer, die bij de instrumenten behoorde, waarmee je het gevechtspak vloog.
'Het is nog steeds vijfenveertig graden en u hebt het over kou lijden, Sir.'
De reusachtige Ertruser zweeg. Hij was uit zijn humeur. Het vertaalapparaat was intussen koortsachtig gaan zoemen. Maar het groene controlelampje brandde nog niet. Dat gaf het eind aan van het schakelproces. Een windstoot voerde hete lucht aan, die nauwelijks in te ademen was. Vreemd genoeg begonnen de inboorlingen van Boultat met hun blauwe huiden nog meer te trillen. Alsof ze bescherming zochten, kropen ze naar elkaar toe en keken vol paniek naar de hemel. Perry Rhodan keek op zijn horloge, dertig november 2435, veertien uur vijfentwintig, normale tijd. Naar Boultat omgerekend was het nu avond.
Twintig minuten geleden hadden ze de tweede hyperuitzending gepeild. Binnen tien minuten hadden ze een afstand van zestig kilometer afgelegd en niets gevonden. Nu bevonden ze zich in de buurt van hun schuilplaats. Wanneer, vroeg de opperregent zich af, zou het peilapparaat van Oro Masut voor de derde keer alarm slaan? Perry Rhodan kreeg bijna spijt, dat ze zo opgehouden werden, doordat ze zich gemengd hadden in zaken, die hen niks aangingen. Maar toen beheerste hij zich. Er was een wet, waar ieder met verstand begiftigd wezen gehoor aan gaf: De wet van hulp in nood. En die inboorlingen van Boultat hadden dringend hulp nodig gehad.
'Wat gebeurt er nu verder, Sir?' informeerde Kasom zachtjes. 'Ik weet het nog niet helemaal,' antwoordde Perry Rhodan peinzend. Hij keek naar de anderen. Afgezien van hun blauwe huid was het lichaam van de inboorlingen over het algemeen mensachtig, ongeveer een meter en zeventig centimeter lang, tanig, met harde spieren die duidelijk te zien waren onder hun glanzende huid. Maar hun hoofden waren heel anders dan die van mensen. Hun hoofden waren kaal en op de plaats waar bij mensen de oren zaten, hadden zij knalrode slagpennen die tegen hun hoofd platgedrukt konden worden en er dan als een soort helm uitzagen.
Ze deden een beetje denken aan de gevleugelde helmen van de Vikings.
Nee, hun gezichten leken niet veel op die van mensen. Scherp afgetekende kaken, een gekromde neus, waardoor ze wat weg hadden van vogels. Deze indruk werd nog versterkt, door de gele ogen, die geen oogleden hadden. Van de onderkant van hun kin tot het begin van hun borstkas, liep een huidkam die ook rood was. Alles wees erop, dat ze voorouders gehad hadden, die konden vliegen, voordat deze eigenschap in de loop van een lange ontwikkeling verdwenen was. Drie van de inboorlingen waren mannen, de drie anderen waren van het vrouwelijk geslacht. De lendendoek had bij hen de vorm van een jurkje, dat schouders en knieën vrij liet.
Ook waren hun lichamen sierlijker, smaller. De spieren op hun bovenarmen waren lang niet zo goed te zien.
Ongeduldig keek Perry Rhodan weer op zijn horloge. Veertien uur vijfendertig, normale tijd. Weer tien minuten waarin ze niet verder waren gekomen. Tenslotte floepte het groene controlelampje aan.
De translator produceerde een krakend geluid, daarna begon hij langzaam en goed articulerend op de inboorlingen in te praten. Hun slagpennen gingen meteen overeind staan.
Perry Rhodan had als eerste laten programmeren: 'Wij groeten jullie!' Nu boog de grootste van de groep zich voorover en begon te spreken. 'We danken jullie vleugel-zonder-vleugelmannen,' klonk het uit de vertaler.
Melbar Kasom liet verbaasde geluiden horen.
'Hoe noemt hij ons?' vroeg hij ongelovig.
'Zijn manier van spreken is volkomen in orde,' antwoordde Perry Rhodan met een vage glimlach. 'Als je voor ogen houdt, dat we de laatste meters met uitgeschakelde deflectorschermen hebben gevlogen, zonder vleugels! Dit wezen schijnt een goed verstand te hebben. Bovendien vertelt zijn antwoord ons ook, dat er op deze planeet inboorlingen moeten zijn, die ook kunnen vliegen. Hoe komt hij anders aan die benaming?'
De USO-specialist schudde opnieuw ongelovig zijn hoofd, maar zweeg, toen er opnieuw woorden uit de translator klonken. 'Zijn jullie afgezanten van de Grote Donder, die in de vlakte leeft?' De hand van de inboorling wees in de richting van de plek, waar de verscholen ruimtehaven van de Magelhaense vrijheidsstrijders was. 'Sir!' mompelde Oro Masut opgewonden. 'Hebt u gehoord, hoe dit wezen de start- en landingsgeluiden van de Gurrads noemde. Zou hij al eens contact hebben gehad met een Gurrad?'
'Ik denk van niet,' knorde Kasom en veegde het zweet van zijn voorhoofd. 'Ik denk eerder dat het gebied rond de ruimtehaven taboe is en als tempel van een godheid wordt beschouwd...' 'Of van een demon,' onderbrak zijn makker hem, Masut keek nu met zijn door opgezette littekens doorgroefd gezicht naar de USO-specialist.
Perry Rhodan zweeg bij al deze vage speculaties. Hij wist nog steeds geen antwoord op de vraag van de inboorling. Wat hij ook zeggen zou: Hij hoefde niet te denken dat hij begrepen zou worden.
Het was vrijwel onmogelijk om met woorden die geweldige kloof te overbruggen, die gaapte tussen de gebeurtenissen binnen de wolken van Magelhaen en de wereld van de wezens met de blauwe huiden, die kennelijk vergeven was met goden en demonen. En dus ontweek Perry Rhodan een rechtstreeks antwoord en zei alleen maar: 'Wij komen daar vandaan.' De blauwhuiden werden bang, toen de translator de woorden van de opperregent vertaald had. Als duidelijk bewijs van onderworpenheid legden de mannelijke inboorlingen hun zwaarden en de lange harpoenen voor de voeten van Perry Rhodan en de Ertrusers neer. Daarna haalden ze de leren buidels van hun brede riemen en legden ze erbij. Perry Rhodan vermoedde, dat er in de buidels amuletten zaten. Plotseling werd het geluid van de 'windharpen' door een intens geruis overstemd. Rollende donder daalde neer op Boultat, werd doffer en galmde na. Tenslotte verstomde het.
Opnieuw was er een peerschip van de Gurrads op Boultat geland. De blauwhuiden hieven een reciterend gezang aan, dat de translator niet kon vertalen, hij produceerde niets anders dan onverstaanbare klanken.
Steeds opnieuw lieten ze zich voor de drie mannen op de grond vallen en wekten helemaal de indruk, alsof ze om genade smeekten en anders op een vreselijke manier behandeld zouden worden. 'Hou op!' zei Perry Rhodan tenslotte scherp.
Hun geweeklaag verstomde dadelijk. Aarzelend gingen ze eerst zitten en keken omhoog naar de drie mannen, die er als fabeldieren uit moesten zien in hun glanzende uitrusting. In hun gele ogen waren angst en onzekerheid te lezen. 'Hebben we je kwaad gemaakt, vleugel-zonder-vleugelman?' vroeg de leider van de groep na een poosje aan Perry Rhodan. De opperregent glimlachte en schudde zijn hoofd. 'Nee,' antwoordde hij, 'ik ben niet boos! We hebben alleen geen tijd om hier nog langer te kunnen blijven. We moeten verder. Een taak wacht ons. Misschien zien we elkaar nog wel eens.' Perry Rhodan geloofde dat zelf niet, toen hij wilde opstaan, maar dit was wel het minste, wat hij kon zeggen.
De blauwhuid voor hem schudde zijn hoofd. Plotseling was er duidelijk berusting in zijn blik te bespeuren.
'Wij zien elkaar niet meer terug,' klonk het uit de translator. 'Zodra de levensvuren naar de hemel opgestegen zijn, zullen wij sterven.' 'Hè?'
Dat was Melbar Kasom. Hij was zeer verbaasd.
Perry Rhodan, die net zijn helm dicht wilde doen, stopte. Aarzelend en besluiteloos keek hij naar het wezen met de blauwe huid, dat deze woorden had gesproken, zonder pathos, helemaal overtuigd van een onafwendbaar noodlot. 'Stil, Kasom,' zei de opperregent even later tegen de Ertrusische gigant, die met grommende stem vragen stelde.
'Hoe heet je, beste blauwe vriend' zei Perry Rhodan tegen de inboorling, die duidelijk de leider van het groepje was, 'en hoe luiden de namen van je vrienden?'
'Ik ben Ruor, de oudste zoon van de harpoenmaker Ruorhar van de clan der Skaldalen. Dit zijn Aron en Colar, de tweeling en dat zijn Onys, Regy en Ayos, ook leden van de clan van de Skaldalen. Wij zijn vele dagen geleden op weg gegaan naar de buurclan, de Skopolonen. Op de terugreis zijn we verdwaald in dit onherbergzame gebied, waar de Grote Donder heerst en waar onze machtigste vijanden leven, de wurger en de spin. We baanden ons een weg ver van de ons bekende paden, leverden vele gevechten, maar vonden steeds een grot waarin we de afschuwelijke nacht konden doorbrengen.'
Ruor zweeg. Zijn magere vogelgezicht glom, de bloedrode slagpennen aan de zijkant van zijn schedel trilden, zijn lichaam verspreidde een doordringende geur, die Perry Rhodan aan anijs deed denken. Toen vroeg Ruor:
'En wie zijn jullie, vleugel-zonder-vleugelmannen?'
In de ogen van de inboorling was geen paniek en ook geen overmatige angst te lezen. Hoewel hij moest schrikken van de aanblik van de gepantserde giganten Kasom en Masut, liet hij daar weinig van merken.
Perry Rhodan zelf joeg minder angst aan. Zijn gestalte, altijd nog groter dan die van de Skaldalen, had vergelijkbare proporties, terwijl de beide Ertrusers alle bekende maten te buiten gingen. Perry Rhodan maakte een vaag gebaar en zei: 'Wij noemen ons Rhodan, Kasom en Masut.' 'Maar wat zijn jullie?' Perry Rhodan aarzelde, terwijl Kasom het niet kon laten ironisch te glimlachen.
'Nu moeten we kleur bekennen, Sir,' mompelde hij brutaal. 'Nu zal ik er eindelijk achter komen, hoe u uzelf bekijkt, opperregent.' Perry Rhodan keek hem streng aan. Alleen zijn staalblauwe ogen fonkelden. Hij kon niet kwaad zijn op de opmerking van Kasom. Hij richtte zijn aandacht op Ruor en antwoordde op zijn vraag. 'Ik ben de stadhouder van een groot rijk,' zei hij, 'en dat zijn mijn beide lijfwachten.'
'Van een groot rijk?' Ruor leek verbaasd. 'Ik ken hier geen groot rijk in de buurt.'
'Vervloekt nieuwsgierig, die kerel,' bromde Kasom, maar zo zachtjes, dat de translator het niet kon vertalen.
Perry Rhodan zei: 'Het rijk ligt hier niet in de buurt, daarom zul je er wel nog nooit van gehoord hebben.'
'Waar ligt het dan?' Ruor was duidelijk geïnteresseerd. De opperregent maakte een wijds gebaar dat alles en niets kon betekenen en antwoordde: 'Daar ergens, verderop.' 'Achter de sneeuwbergen aan het eind van de wereld?' Ruor boog zich nieuwsgierig voorover. 'Nog veel, veel verder,' antwoordde de opperregent geduldig. Deze inlichting en de perspectieven, die zich daarbij openden, schenen voor Ruor teveel geweest te zijn. Hij zweeg abrupt. 'Hoe staat het ermee, Masut,' vroeg Rhodan aan de lijfwacht van Roi Danton. 'Heb je al sporen van een nieuwe hyperuitzending op je toestel ontdekt?'
Oro Masut had onverstoorbaar het draagbare hypergolven-peilapparaat bestudeerd en nauwelijks deelgenomen aan het voorafgaande gesprek met de inboorling. Nu schudde hij zijn hoofd. 'Nog niet, Sir, hoewel intussen meer dan vijfendertig minuten zijn verstreken sinds de laatste peiling.' En toen: 'Wat bent u van plan, Sir?' Perry Rhodan keek peinzend naar Ruor. Toen zei hij aarzelend: 'Het lijkt er veel op, dat we onze handen nog wel een poosje vol zullen hebben.'
'Maar, Sir,' protesteerde Melbar Kasom. 'Wat moeten we doen, als we de volgende hyperuitzending niet kunnen peilen en alleen maar omdat we hier opgehouden worden?' De reusachtige Ertruser scheen enkel en alleen maar in beslag genomen te worden door zijn zorgen over het ontdekken van de hyperzender, die zijn peilsignalen uitzond naar de ruimte rondom Boultat.
'We zullen hem niet missen, kleintje,' stelde Oro Masut hem op zijn gemak.
'Zelfs de geringste trilling van de naald ontgaat me niet, daar kun je donder op zeggen.' Zonder het te weten had Oro Masut net een oeroud Terraans gezegde gebruikt, dat zich, net zoals vele andere in de nieuwe tijd wist te redden, zonder dat dat opviel. 'Stilte,' beval de opperregent. Hij richtte zich tot de USO-specialist. 'Kasom, je houdt je mond en luistert. En jij, Masut, vertelt me onmiddellijk wanneer je een nieuwe hyperuitzending peilt. Begrepen?' De beide Ertrusers knikten. 'Nu jij, vriend!' zei Perry Rhodan tot de blauwhuid. 'Spreek snel! Zeg me, waarom jullie zullen sterven, zodra de nacht boven Boultat aanbreekt. Want gebeurt inderdaad, wat jij beweert, dan hebben we niet veel tijd meer!'
De opperregent keek veelbetekenend naar de hemel. De beide zonnen van Boultat stonden nu vlak boven de horizon. De wind was gaan liggen. Het was stil. Het spel van de 'windharpen' was verstomd. Het leek wel, of de wereld zijn adem inhield, voordat hij zich aan de duisternis overgaf. En in deze ademloze stilte zei Ruor:
'De kou zal ons vermoorden!' 'De kou?' herhaalde Perry Rhodan verbluft. Hij boog zich voorover. Zijn smalle, energieke gezicht, kreeg plotseling een peinzende uitdrukking. Een reeks gedachten raasde door zijn hersenen, die hij eerst niet wilde geloven, tot Ruor ze indirect bevestigde door te zeggen: 'Als de nacht boven onze wereld aanbreekt, is geen van de Skaldalen, de Skopolonen en de vleugelmannen in het dal in staat om de duisternis met zijn afgrijselijke kou te overleven, als ze niet in holen zijn waar het heilige vuur brandt.' Daarna was het even stil. 'Vertel me eens, Sir,' fluisterde Kasom indringend. 'Wat is dit voor volk, dat het koud heeft, hoewel er duidelijk een temperatuur van veertig graden boven nul heerst?' 'Je maakt een fout, kleintje,' antwoordde Oro Masut in plaats van Rhodan, 'door vergelijkingen met onszelf te trekken.' 'Heel juist,' bevestigde de opperregent en keek naar de USO-specialist.
Kasom was onthutst. 'Ik begrijp je niet ...' begon hij hulpeloos.
'Heel eenvoudig,' antwoordde Oro Masut. Op zijn door littekens doorgroefde gezicht verscheen een royale glimlach. 'Ruor en zijn kameraden hebben een veel hogere lichaamstemperatuur. Voor hen is de genadeloze hitte, waar wij zo'n last van hebben vermoedelijk niet meer dan een lentebriesje. Ik denk dat hun lichaamstemperatuur rondom de zestig graden ligt. Zodra gedurende de nacht de temperatuur buiten daalt, krijgen ze het koud als de gewone warmte niet op een of andere manier toegevoerd kan worden.'
'Zo simpel is het nu ook weer niet!' protesteerde de opperregent. 'Wat je zoeven vertelde, is misschien in grote trekken juist, Masut, maar ik ben van mening dat er nog verschillende andere factoren een belangrijke rol spelen. Wij bevriezen per slot van rekening ook niet, zodra de temperaturen buiten dalen beneden onze lichaamstemperatuur. In tegendeel: Wij zijn zelfs in staat om extreme lage temperaturen te verdragen. We hebben natuurlijk nu geen mogelijkheid om uit te zoeken wat er ontbreekt in Ruors lichaamshuishouding, in tegenstelling tot de onze, waardoor hij gedwongen wordt om de nacht met een gelijkmatige warmtetoevoer door te brengen. Misschien zijn er factoren in het spel, die onze fysiologen veel moeilijkheden zouden berokkenen. Hoe het ook zij, een ding staat vast: Ruor en zijn vrienden moeten naar een grot gebracht worden, die warm genoeg is om ze in leven te houden.' 'Wat dacht u van onze grot?' stelde Oro Masut voor.
'Daar heb ik ook al aan gedacht,' antwoordde Perry Rhodan. 'Alleen ben ik er niet zeker van, of in onze schuilplaats de "heilige vuren" branden, waar Ruor het over had.' 'Ik denk van wel,' mengde Melbar Kasom zich in het gesprek. 'Toen we namelijk de grot vonden, stelde ik bij een korte inspectie vast, dat achterin grote hoeveelheden brandend gas uit de bodem stroomden.' 'Bij Ertrus,' riep Oro Masut en liet zijn vlakke hand op de gepantserde schouder van zijn metgezel neerkomen, 'dat is de oplossing! De "heilige vuren" zijn niets anders dan brandende gassen uit het binnenste van Boultat. Die ontwikkelen voldoende hitte om onze gevoelige vrienden niet te laten bevriezen.' 'Dan blijft alleen nog het probleem van snel transport over,' zei Perry Rhodan en keek met sympathie naar Ruor en zijn vrienden, die het gesprek met zichtbare verwarring hadden gevolgd. De translator kon natuurlijk niet alles in een keer vertalen, zodat ze alleen brokstukken verstaan konden hebben. 'Daar zorgen wij wel voor, Sir,' antwoordde Melbar Kasom. 'Wij zijn in staat om ieder drie van deze lichtgewichten mee te nemen, zonder dat onze vliegaggregaten ons in de steek laten. Alleen moeten de antizwaartekrachtprojectors wat harder werken.'
'Vooruit dan!' zei Rhodan. 'Laten we naar de grot vliegen!'
2.
Na middernacht verdween het dikke wolkendek, even later was de hemel boven Boultat leeggeveegd. De sterk afgeplatte ellipsoïde van het verre Melkwegstelsel verspreidde een sprookjesachtig licht. Daarnaast fonkelden de sterrenbeelden van de grote Magelhaense wolk met ongekende pracht. Het leek wel alsof goden grote hoeveelheden diamantstof hadden uitgeschut over een zwart fluwelen doek.
De wind werd zwakker. Het spel van de 'windharpen' boven de kristalwouden van Boultat veranderde in een zacht klingelend concert. De geur van de vreemde bloemen vulde de lucht en even leek de wereld te dromen.
Zelfs de geluiden van de steeds maar voortgaande strijd om het bestaan tussen de wilde beesten waren verstomd.
Een onderdeel van een seconde was het oppervlak van de planeet gehuld in een diepblauwe duisternis. Het licht van sterren was van de hemel gevaagd als door een reuzenhand.
Plotseling verscheen aan de horizon een laaiend vuurwerk, dat de horizon bloedrood verfde. Al een paar seconden later draaide de laaiende bol van de tweede dwergzon rond in de plotseling oplichtende hemel.
Even later volgde de tweede zon, die stukken groter was. Een laaiende lichtorgie brak los boven Boultat.
Al voor het aanbreken van de dag werd Perry Rhodan wakker. Door de zeer korte omlooptijd van Boultat rond zijn beide zonnen, duurde een nacht op de planeet niet meer dan vier uur. Drie van deze vier uren waren om, toen de opperregent van het zonne-imperium badend van het zweet wakker werd uit angstaanjagende dromen en enkele seconden wild om zich heen keek. Toen zag hij waar hij was. Zuchtend liet hij zich weer terugvallen. Hij leunde met zijn hoofd tegen de rotswand en keek naar de trillende gloed die afkomstig was van een klein vuurtje, waarboven de twee Ertrusers zijn ontbijt klaar maakten.
De violet gekleurde stukken sprokkelhout brandden een paar minuten met een hete blauwe vlam, voordat ze plotseling tot as vergingen. Het vuur wierp dansende, reusachtige schaduwen tegen de wanden van de grot.
Melbar Kasom en Oro Masut zaten zachtjes te praten. Kennelijk hadden ze niet geslapen. Ze keken even op, toen Perry Rhodan een groet mompelde en daarna op een rotsblok ging zitten.
De opperregent keek hoe Melbar Kasom water liet koken in een pannetje, dat hij gevuld had bij het stroompje, dat achterin de grot naar beneden druppelde. Uit de meegebrachte voorraad haalde de Ertruser een handje koffieblokjes tevoorschijn, gooide die in het pannetje en vulde daarna drie bekers die naast het vuurtje op een steen klaar stonden.
Een paar minuten later liet Perry Rhodan zich nog een keer bijschenken, terwijl hij het betreurde, dat het koffieconcentraat precies dezelfde muffe smaak had, die alle koffieconcentraten eigen was. Met een onhoorbare zucht kieperde de opperregent het sterke brouwsel naar binnen. Hij probeerde zijn papillen in de maling te nemen, door zichzelf de geur van versgemalen koffie in te denken. 'Wat doen onze vrienden?' vroeg hij daarna aan Melbar Kasom, die ook op het punt stond om het tweede voedselpakket te openen. 'Ze slapen,' antwoordde de Ertruser vaag. Hij had zijn mond vol. Na een poosje zei hij iets duidelijker:
'Ik was net even bij ze. Ze liggen tussen de gasvlammen. Vreemde schepsels!' De USO-specialist schudde verbaasd zijn machtige schedel. 'Ik heb het daar achter ook maar een paar minuten uitgehouden in die moordende hitte,' ging hij verder. 'Maar Ruor en zijn kameraden schijnen zich daar best prettig' te voelen.'
'Jammer, dat we geen tijd hebben om Ruors volk beter te leren kennen!' Er klonk spijt in Rhodans stem. Hij keek naar Oro Masut, die gespannen de instrumenten van het platte peilapparaat bestudeerde, dat hij voor zich op de grond had liggen.
'Heb je al berichten van je koning, Masut?' vroeg hij aan de lijfwacht van Roi Danton. Masut knikte. 'Goede?'
Masut schudde zijn hoofd. Tenslotte beperkte hij zich tot de volgende conclusie.
'Ik heb nog steeds radiocontact met mijn koning, Sir. Natuurlijk is de afstand stukken groter geworden. Ongeveer twee uur geleden heb ik nog een paar onduidelijke woorden gehoord, intussen gaat dat ook niet meer. Ik moest mijn toevlucht nemen tot normaal morseverkeer.' 'En wat is je conclusie, Masut?' 'Dat is voor mij een teken, Sir, dat onze vrienden dieper zijn weggestopt onder het oppervlak van Boultat.'
Perry Rhodan knikte. 'Heeft de hypergolfzender zich nog niet gemeld?' 'Nee, Sir!'
'Kennelijk werden degenen, die verantwoordelijk zijn voor deze uitzendingen door de nacht van Boultat gedwongen om deze uitzendingen te staken,' mengde Melbar Kasom zich in het gesprek. 'Ik kan me ook wel wat leukers voorstellen, dan op een volkomen vreemde planeet in volslagen duisternis met grote snelheid van positie te veranderen!'
'Zo zal het zitten, Kasom,' bevestigde Perry Rhodan, hoewel hij het er niet helemaal mee eens was. Volgens hem klopte er iets niet met deze simpele en in zekere zin ook wel logische verklaring. 'Dan zullen onze vrienden die achter de zender zitten zich zo wel weer melden, Sir,' zei Oro Masut en keek veelbetekenend naar de uitgang van de grot.
'Het schijnt langzaam lichter te worden,' ging hij verder. 'Ik ben er voor dat we ons op een snelle start voorbereiden.'
'Wat doen we,' zei Perry Rhodan langzaam en peinzend, 'als de zender deze keer nog verder weg is dan gisterenavond?'
Daarop had geen van de Ertrusers antwoord.
Toen ze gisterenavond voor de eerste keer de door Roi Danton vermelde hypergolf-uitzendingen met behulp van Oro Masuts speciale apparaat peilden, lag de zendpositie nog vlakbij de gecamoufleerde ruimtehaven. De tweede peiling vond vijfenveertig minuten later plaats en de zendpositie was toen ongeveer zestig kilometer verderop. Een feit, dat tot veel speculaties aanleiding gaf. Ze konden bijvoorbeeld aannemen, dat de verraderlijke zender aan boord van een van de talrijke, constant landende peerruimteschepen op Boultat was gekomen of wel voor of na de landing van het schip, dat de gevangen Terranen had gebracht. Net als Perry Rhodan en de Ertrusers hadden de onbekenden een weg gevonden, om ongemerkt de ruimtehaven te verlaten en zich terug te trekken in de wildernis van Boultat. Van daaruit begonnen ze met hun peiluitzendingen.
Het was de steeds wisselende afstand, die de opperregent zorgen baarde. Hij wilde dat hij een snelle Space-jet had, in plaats van de betrekkelijk langzame rugaggregaten, die niet meer dan tweehonderd kilometer per uur haalden. De speciale aggregaten van de Ertrusers haalden wel meer dan driehonderd kilometer, maar ook dat was te langzaam, om de zender op te sporen, omdat de uitstraling maar een paar minuten duurde. 'We moeten die zender gewoon vinden!' barstte Oro Masut los. Zijn door littekens doorgroefde gezicht zag er wanhopig uit. 'Anders vrees ik het ergste voor mijn koning en de anderen.'
'We zullen hem wel vinden.' Wilde vastberadenheid laaide op in Perry Rhodans ogen. Hij ging verder:
'Deze keer doen we het anders. Als de eerste peiltonen gelokaliseerd worden, vertrekken we. Ik ben ervan overtuigd, dat we ook deze keer de zender op de geregistreerde plek niet zullen vinden. Maar in plaats van terug te vliegen zullen we steeds op de laatste standplaats van de zender blijven. Op die manier moet het lukken om steeds dichterbij de zender te komen, zodat we hem tenslotte op heterdaad kunnen betrappen.'
De Ertrusers knikten instemmend.
Even later zaten de drie mannen startklaar voor de ingang van de grot en keken met waakzame ogen naar de aanbrekende ochtend. Intussen was het een december 2435.
Snel gleed het kristallen woud onder Perry Rhodan en de Ertrusers door.
Met grote snelheid verwijderden de drie mannen zich in noordoostelijke richting, de mobiele zender scheen erg eigenzinnig te zijn. Kennelijk veranderde hij in het wilde weg van koers om ontdekking door achtervolgers te bemoeilijken. Nauwelijks was de dag met abrupt oplopende temperaturen ontwaakt, of Oro Masuts apparaat ontving de eerste peiltonen van de hypergolfzender. Deze keer bevond hij zich op een afstand van ongeveer honderdtwintig kilometer van zijn laatste standplaats. Binnen enkele seconden waren ze weg.
Ruor en zijn vrienden hadden zich nog niet laten zien. Kennelijk sliepen ze nog, omhuld door de 'heilige vuren' die voor deze schepsels leven betekenden.
Perry Rhodan vond het bijna jammer, dat hij Ruor niet meer had gezien. Maar nu was het het voornaamste om de zender te vinden. De rest moest bijzaak zijn. Oro Masut vloog voorop.
De tijd verstreek. Een keer kwamen ze midden tussen een kudde vliegende draken terecht, die vreemd genoeg een soort organische verbrandingskamer tussen hun vleugels hadden. In ieder geval kreeg Perry Rhodan die indruk, omdat hij duidelijk een brandende gasstaart kon zien. Na vijfentwintig minuten bevonden de drie mannen zich vlakbij de zender, die een paar seconden geleden zijn uitzendingen had gestaakt, ze zouden wel weer te laat zijn. Toch koesterde Perry Rhodan de hoop minstens sporen te vinden van het bedienend personeel van de zender.
Maar die hoop ging in rook op, toen de drie mannen op een kleine open plek landden, die een middellijn van ongeveer tien meter had. Het manshoge, scherpe gras, was op een plek duidelijk platgedrukt door een rechthoekig object, om de sterke halmen te kunnen knakken, moest het gewicht wel zwaar geweest zijn.
Wat een grote zender moet dat zijn,dacht Perry Rhodan verbaasd, dat hij zo'n diepe indruk in het gras achterlaat?
De zaak werd nu duidelijk mysterieus.
'Wat nu, Sir?' klonk Melbar Kasoms doffe stem in Rhodans oor. De Ertruser had zijn helm tegen die van de opperregent gelegd en kon zich op die manier verstaanbaar maken. Een enigszins gecompliceerde methode.
'We wachten hier,' zei Perry Rhodan, 'of liever gezegd, daar boven.' Hij wees naar een boom met brede takken.
'Op die takken zijn we veiliger dan hier beneden, waar we bijna niets kunnen zien. Het risico, dat we door een wild dier of door een vleesetende plant worden overvallen, is boven in de boom stukken kleiner.' Met behulp van de antizwaartekrachtprojectors stegen ze op, toen plotseling het gras in een snelle beweging begon te sidderen. Er siste iets door de lucht, dat zich met een knal naar Kasoms linkervoet slingerde.
De Ertruser maakte net aanstalten om op te stijgen toen hij voelde, dat zijn voet door iets geraakt werd. Hij brulde kwaad en keek naar beneden, de buigzame, dikke tentakel, die om zijn been kronkelde, deed hem nors grommen. Hij liet zich weer op de grond zakken.
Het gras om hem heen begon nog meer te trillen. Nog meer tentakels schoten fluitend door de lucht en kronkelden zich om de machtige gestalte van de Ertruser. Toen Melbar Kasom plotseling iets voelde trekken, begon hij te grijnzen.
Hij zette zich met zijn benen tegen de grond af en trok op zijn beurt hard aan de tentakels, die om zijn linkerarm zaten.
Aan de rand van het bos maakte een witgloeiende boom met een korte stam een struikelende beweging. Maar hij gaf de strijd nog niet op. Uit kleine openingen in de tentakels kwam een groene, glimmende vloeistof naar buiten, die begon te schuimen toen hij contact maakte met Kasoms pak. Een of ander vergif waarmee de boom sterke vijanden kennelijk buiten gevecht stelde.
De gigantische Ertruser besloot een eind te maken aan de pogingen van de boom.
Hij pakte met zijn reuzenhanden een aantal tentakels, maakte er een bundel van, zette zich nogmaals goed af tegen de grond en begon nu werkelijk kracht te gebruiken. De bewegingen aan de rand van het bos werden heftiger. Daarna maakte de boom met de korte stam zich met een smakkend geluid uit de grond los en kwam op twee grote wortels naar de Ertruser toe.
Kasom greep zijn superzware desintegrator en vernielde de boom met een schot.
Toen zag hij, dat Perry Rhodan naast hem was geland en via de helm direct contact maakte. 'Dat was lichtzinnig, Kasom,' klonk de doffe stem van de opperregent. 'Moet ik me laten wurgen, Sir?' reageerde de Ertruser. 'Praat geen onzin,' zei hij scherp terug. 'Ik bedoel niet het gevecht met die boom, die hopeloos inferieur aan jou is! Het gaat mij om het gebruik van de desintegrator. De energie zou gemakkelijk gepeild kunnen worden door een opsporingsschip van de Gurrads, dat toevallig hier rondzwerft. Vergeet niet, Kasom, dat die vrijheidsstrijders over peilapparatuur beschikken.' 'Goed hoor, chef,' antwoordde de gigantische Ertruser geforceerd. 'De volgende keer laat ik mijn wapen zitten en wurg ik iedere boom die me aanvalt met zijn eigen tentakels.'
Plotseling verstijfde hij. Perry Rhodan ook.
Zeer duidelijk konden ze door de luidsprekers een donderend geluid horen, dat zeer snel naderde. Toen het pijlvormige, kleine ruimteschip van de Gurrads boven de open plek verscheen, lagen Perry Rhodan en de Ertrusers met kloppend hart in de takken van de boom met de brede stam, die ze als schuilplaats hadden uitgezocht. Vijf lange minuten bleef het opsporingsschip van de Magelhaense vrijheidsstrijders boven de open plek hangen. Dreigend bewogen de dubbele lopen van de straalkanonnen in de draaibare koepels rond. Het waren minuten waarin Rhodan alleen maar het kloppen van zijn hart en het ruisen van zijn bloed hoorde.
Toen verwijderde het opsporingsschip zich langzaam. Even later was het in het verblindende licht van de twee zonnen verdwenen. Perry Rhodan maakte het zich gemakkelijker. Wachten was nu het parool.
Het was een zenuwslopende wacht, vooral omdat Oro Masut van Roi Danton hoorde, dat nood en wanhoop heer en meester waren in het kamp van de Terranen.
3.
Het licht was verblindend fel. Ergens in de buurt draaiden enkele energiecentrales. Roi Danton had tevergeefs geprobeerd om in slaap te komen, nadat ze nog dieper waren afgedaald in het binnenste van de planeet. Het lukte hem alleen maar een paar minuten weg te dommelen, daarna drong het felle licht zijn onrustige dromen binnen en werd hij weer wakker.
Tenslotte gaf Danton het op. Zijn gedachten waren bij zijn vader, die, zoals hij wist, op de nieuwe dag wachtte om op zoek te gaan naar de uitzenders van de hyperuitzendingen, die een paar uur geleden plotseling door de peilstations van de Magelhaense vrijheidsstrijders waren gesignaleerd. Ik hoop dat het je lukt! dacht Roi Danton.
Hij keek op het horloge, dat ze hem niet hadden ontnomen, nul uur, zesendertig - normale tijd. Omgerekend naar Boultat-proporties moest het buiten langzaam licht worden.
Toen zag Roi Danton de datum: één december 2435. December! Dantons gedachten gleden terug naar het verleden. Beelden doemden op voor zijn innerlijke oog. Beelden uit zijn jeugd. Hij herinnerde zich het zachte dwarrelen van sneeuw in de vroege avond, en de hoopvolle verwachting, die deze maand kleurde, tot het eindelijk zover was: vierentwintig december ... Een ruwe stem schudde Roi Danton onzacht wakker uit zijn dromen.
'Ze zullen nu niet lang meer op zich laten wachten, Sir,' klonk de stem van Art Huron naast de koning van de vrije handelaars. De kolonist van de Marcos-V had naast hem gelegen en ook vruchteloos geprobeerd de slaap te vinden.
'Wat bedoelt u, monsieur?' vroeg Roi verward.
Argwanend keek de kapitein met zijn zwarte baard naar Roi Danton, kennelijk dacht hij, dat zijn heldere verstand door de gebeurtenissen van de laatste tijd een beetje getroebleerd was.
Een volkomen absurde veronderstelling.
Art Huron voelde zich opgelucht, toen hij Roi Dantons zelfverzekerde blik zag en hem op energieke toon werd gevraagd, om zijn woorden te herhalen.
Geduldig herhaalde de kapitein zijn woorden.
'Aha!' riep Danton zachtjes. 'U bedoelt onze vrienden Roumbaki, Heykh en Sibala.'
'Precies, Sir,' antwoordde de kolonist van de Marcos-V met zijn haakneus. 'Voor zover ik me kan herinneren heeft Roumbaki ons een termijn van ongeveer vier uur gegeven, daarna zou hij weer komen en een beslissing van ons verlangen.' 'Zo is het, kapitein.' Roi Dantons stem klonk bijna verveeld. 'Sir!' Art Hurons stem klonk bezwerend. 'De vier uren zijn om. Roumbaki kan ieder moment arriveren.' 'Wat denk je dat de Gurrads zullen doen?' Danton probeerde het zich wat gemakkelijker te maken, maar de grond was overal even hard. 'Roumbaki had het over mannen uit de woestijnen van Leedon. Kennelijk zijn dat verhoorspecialisten ...'
'Een heel bijzonder soort vast en zeker,' onderbrak Roi Danton hem. 'Ik begrijp het niet, Sir!' Kapitein Art Huron was een beetje in de war.
'De methode, waarmee deze mannen uit de woestijnen van Leedon ons zullen ondervragen, zijn oeroud,' antwoordde Roi Danton. 'Hij werd al toegepast ten tijde van de farao's en de Romeinse keizers. Bepaalde volksstammen op onze goede, oude aarde verwierven zelfs een niet te overtreffen meesterschap op dit gebied en wie zou durven beweren, dat folteringen niet iedere man aan het praten krijgen?' 'Denk je?' Twijfelend schudde Art Huron zijn hoofd. 'Ik ben ervan overtuigd,' bevestigde de koning van de vrije handelaars zijn eigen woorden. 'In al deze vreselijke tijden zijn er maar twee mogelijkheden om niet tot praten gedwongen te worden: Of je stierf van te voren of je werd gek.' 'Maar, Sir,' mengde John Harvey zich in het gesprek, 'dat waren barbaarse tijden. Die konden dus niets anders dan barbaarse gewoontes produceren Maar vandaag de dag leven we toch in een progressieve periode! Vandaag de dag worden er toch geen mensen meer gefolterd. Vandaag de dag tappen ze de kennis eenvoudig af!'
Roi Danton keek verrast naar de magere geleerde, die deel uitmaakte van de speciale patrouille die op Modula II door de gebeurtenissen overrompeld was. 'Ik wist helemaal niet, dat u over zoveel ironie beschikte!' zei hij. Een vermoeide glimlach gleed over het magere, gerimpelde gezicht van John Harvey.
'Je hoeft alleen maar je ogen open te doen,' zei hij met zachte stem, 'en overal dringen de belachelijkheden en gebreken van deze tijd zich aan je op. Juvenalis zei het al: Difficile est satiram non scribere, zo geen satiricus zijn, is moeilijk.' 'Dat is een heel ander punt,' antwoordde Roi gelaten. 'U lijkt een beetje verbitterd. Mij bevalt het leven zoals het is.'
'Zoals het is, zal het gauw ophouden,' zei Harvey droogjes en voegde er aan toe:
'Of de opperregent van het zonne-imperium en zijn twee trouwe lijfwachten vinden die vervloekte zender, die de Gurrads zo opstandig laat worden.'
Een golf van onrust ging door de gevangenen, die het zich op de harde grond zo makkelijk mogelijk hadden gemaakt. In de verte hoorden ze voetstappen en gedempte commando's, daarna werd krakend de zware schuifdeur, die de gevangenis afsloot opzijgeschoven. Een groep zwaarbewapende Gurrads in zwarte leren kleding en met hoge laarzen, stelde zich aan beide kanten van de deur op. Het symbool van het verzet, de rode, gloeiende bol, doorboord door een pijl, was duidelijk te zien op de voorkant van hun leren jasjes. Daarna kwamen de leden van het Driemanschap de ruimte binnen. De gezette Gurrad, Roumbaki, met zijn rode manen, liep voorop, achter hem kwamen generaal Heykh en Shangant Sibala met zijn witte haren. Roumbaki liet duidelijk zien, dat hij de werkelijke heerser over Boultat was en dat was niet best. Roi Danton was ervan overtuigd, dat hij de voorzichtige generaal Heykh, evenals de zachtmoedige Shangant Sibala had kunnen overreden om te geloven, dat zij niet de verraderlijke hyperuitzendingen verzorgden. Bij Roumbaki bestond die mogelijkheid niet. Hij had last van vooroordelen en was uiterst argwanend.
Roi begon te vermoeden, dat alleen maar een wonder ze kon redden van Roumbaki's wraaklust. 'Kom, messieurs,' zei hij luchtig, om zijn diepe zorgen te verbergen, 'laten we de heren van de staf tegemoet treden!'
Hij stond op en liep met stijve passen naar voren. Kapitein Huron volgde hem, terwijl hij tegelijk een paar geselecteerde soldaten een teken gaf.
Toen Roi Danton tenslotte stilstond voor Roumbaki, stonden er nog zeven ervaren en vastberaden mannen achter hem. Ze zouden hem in geval van nood met hun leven verdedigen, als iemand hem ook maar een haar krenkte. De kolonist van Marcos-V met zijn zwarte baard had instructies in deze geest van de opperregent zelf gehad.
Art Huron begreep wel niet waarom Perry Rhodan plotseling zo bezorgd was om het welzijn van Roi Danton, vooral omdat hij de gespannen verhouding tussen de beide mannen kende, maar hij schikte zich daarin, zonder protest. Wat hij niet kon vermoeden, was het feit, dat deze instructie te danken was aan het initiatief van de twee Ertrusers, die Dantons ware identiteit kenden. De zeven mannen, onder wie kapitein Huron, waren bijna allemaal karatekampioen geweest en dus in staat om de nodige paniek te zaaien, mocht dit nodig zijn. Een van de Gurrads, met zijn leeuwenmanen stelde na een bevel van Roumbaki een translator tussen de beide partijen op, waarbij hij handig het verstelbare statief er onder plaatste.
Roi Danton deed zijn armen over elkaar, richtte zich in zijn volle lengte op en zei afgemeten: 'Wat verschaft ons de eer van dit vroege bezoek, messieurs?' Roumbaki keek hem kwaad aan. 'Ik heb wel eens trotsere mannen zien janken,' zei hij dreigend. 'Door de pijn werden ze allemaal heel klein.'
'Kom ter zake, commandant,' adviseerde Roi Danton hem. Hij wist, dat er nu een harde noot gekraakt moest worden, anders zou hij van lafheid worden beticht. 'Zoals u wilt,' klonk het uit de translator, het apparaat was zo goed geprogrammeerd, dat het zelfs Roumbaki's onverzoenlijke toonval kon imiteren. 'Laten we nog een keer kort samenvatten: Ik heb u en uw mannen een paar uur geleden twee mogelijkheden voorgelegd.
Of u vertelt ons waar dat apparaat verborgen is, zodat we het onschadelijk kunnen maken, of u zwijgt. Mocht het laatste gebeuren, dan zie ik me gedwongen om een paar van uw mannen te onderwerpen aan een pijnlijk verhoor, dat eventueel kan eindigen met de dood van de desbetreffende persoon. Mocht u echter tot het inzicht komen, dat zwijgen van uw kant zinloos is, dan zullen u en uw mannen als krijgsgevangenen eervol worden behandeld. Mocht u zo verblind zijn, dat u toch blijft zwijgen, in de hoop dat de vloot van de Perlianen op tijd arriveert, zal ik iedere gevangene laten martelen.'
Haat en vijandschap spraken uit Roumbaki's heftige woorden. Hij scheen zichzelf niet meer in bedwang te hebben.
Roi Danton zag heel goed, dat er met Roumbaki wat aan de hand was. Met zijn angst voor de ontdekking van het resultaat en de vernietiging, die daaruit zou voortvloeien, zou de haat in Roumbaki steeds meer toenemen, al zijn denkvermogen, al zijn verstandige overwegingen vernietigen en tenslotte in paniek doen omslaan. De symptomen waren ondubbelzinnig. Als dat gebeurde, zou het leven van de Terranen werkelijk op het spel staan.
'Wat dacht u van een derde mogelijkheid,' stelde Roi Danton voor. 'Gelooft u eens voor de verandering, dat wij niets met deze uitzendingen te maken hebben. Laat ons vrij, geef mij en een paar van mijn mannen wapens en een zwever en ik beloof u dat we degene, die verantwoordelijk zijn voor de peilzendingen, aan u zullen uitleveren.' Roumbaki begon minachtend te brommen.
'U wilt natuurlijk vluchten, verder niets. U bent natuurlijk bang voor uw leven. Ik ben ook bang, maar niet voor mezelf. Het gaat mij om het leven van miljoenen Gurrads, die nu door uw peiluitzendingen worden bedreigd.
Weet u eigenlijk wat u met deze uitzendingen heeft uitgericht?' Roumbaki schreeuwde bijna. 'Nu al heeft u terreur en paniek onder ons volk gebracht, nog voordat onze werkelijke vijanden zijn opgedoken!' 'Helaas klopt dat,' mengde de witharige Sibala zich in zijn op luide toon uitgesproken redevoering. 'Sinds de eerste verraderlijke peilimpulsen arriveerden, zijn onze halforganische en halfkristallen wachters, de Quetky's, heel vreemd gaan doen.
In de steden is de hel losgebarsten. De Quetky's verdenken al bijna twee uur een ervan, dat hij verantwoordelijk is voor die uitzendingen. In het eerste uur zijn duizenden bewakingspatrouilles geëxecuteerd, voordat we beseften, wat er zich afspeelde. Wij zijn onze trouwste bewakers kwijt, gewoon omdat we ze niet meer konden vertrouwen. En dat komt door uw ondoordachte optreden.'
De Shangant keek verwijtend naar Roi Danton. Daarna ging hij verder:
'Waarom zegt u nou niet, hoe we uw zender kunnen vinden? Geloof me, u zou uzelf een hele hoop onaangename dingen besparen.' Danton schudde zijn hoofd. 'Ik kan niet meer doen,' zei hij, 'dan steeds opnieuw benadrukken, dat wij aan deze uitzendingen part noch deel hebben. Ik vraag u, monsieur, waar zou ik zo'n apparaat verstopt moeten hebben, terwijl we in uw handen zijn?' 'U vergeet,' herinnerde Sibala hem op zachte toon, 'dat wij een heleboel uiterst effectieve apparaten bij u hebben gevonden.' Danton zei, arrogant glimlachend: 'Als u ook maar een beetje wist hoe groot een hypergolfzender zou zijn,' antwoordde hij, 'die zulke krachtige signalen kan uitzenden, dan zou u weten, dat je die echt niet zomaar kan meeslepen.'
'Ik zou heel graag geloof schenken aan uw woorden,' zei de Shangant peinzend. Hij richtte zich tot de generaal, die zwijgend het gesprek had gevolgd en vroeg: 'Wat is uw opinie, Heykh?' 'Er zit wat in de argumentatie van de gevangene,' antwoordde Heykh. 'Ik kan me inderdaad niet voorstellen, waar hij of zijn mannen die zender verstopt moeten hebben. Voor zover ik weet uit het rapport van kapitein Trikort, werden ze voortdurend bewaakt! In ieder geval geef ik toe,' zei hij enigszins beperkend, toen Roumbaki woedend begon te knorren, 'dat ze een heleboel kleine instrumentjes op hun lichamen verborgen hadden, maar geen ervan was in staat om die peilsignalen uit te zenden. Daar heb ik me persoonlijk van overtuigd.'
'Laat u niet inpakken door deze leugenaars!' brulde de breedgeschouderde Roumbaki. 'Ik ben er nog steeds van overtuigd, dat zij het zijn, die deze hyperzender hebben geactiveerd.'
'Zou u mij kunnen vertellen, monsieur,' vroeg Roi Danton, 'hoe we dat gedaan hebben?' Zeer superieur zette de vrije handelaar zijn vuisten in zijn zij en keek spottend naar de getergde opperbevelhebber van de Gurrads. 'Dat kan ik u vertellen,' zei Roumbaki spottend en schudde met zijn manen. Hij haakte zijn duimen achter zijn brede, leren riem en wipte een paar keer op zijn hielen op en neer.
'Ik luister, monsieur?' Danton reageerde zeer bedaard. 'Dit apparaat dat kennelijk zo groot en onhandelbaar was, is gedemonteerd en door uw mannen naar Boultat gebracht. In een onbewaakt ogenblik hebt u het daarna in elkaar gezet, geprogrammeerd en getest.'
'En nu vliegt het vrolijk rond en zendt voortdurend gepiep uit, om onze vrienden, de Perlianen attent te maken op deze planeet,' onderbrak Danton hem ironisch lachend. Daarna werd zijn gezicht somber en zei hij met snijdende stem: 'Hebt u misschien ook een verklaring voor het feit, dat u zelf de zender nog niet hebt kunnen vinden? Zijn uw "uitstekende" soldaten misschien te dom om een zender te vinden, die luid en duidelijk uitzendt in dit gebied?' Uit Roumbaki's spleetogen sprak onverzoenlijke haat, terwijl de Shangant Sibala treurig zijn hoofd schudde, alsof hij wilde zeggen: Verkeerd, jongen, zo bereik je nooit wat!
'Mijn uitstekende krijgers hebben uw zender nog niet gevonden,' siste de Gurrad woedend, 'omdat u hem hebt uitgerust met een installatie, waardoor hij iedere keer bliksemsnel van standplaats verandert. Als ik er nog eens goed over nadenk, zou ik zelfs durven beweren, dat hier sprake is van een soort overbrenger.'
'Niet slecht,' antwoordde Roi Danton bewonderend. 'Dat zou een en ander verklaren.'
'Nietwaar?' Vragend om bijval keek Roumbaki naar Danton, die gelaten antwoordde:
'Nu begrijp ik uw zorgen, monsieur. Uw vijanden zijn werkelijk uiterst handig, parbleu!'
Hij nam zich voor om zijn vader op de hoogte te stellen van dit vermoeden van Roumbaki. Misschien hielp het hem bij zijn speurtocht naar de zender.
Toen vroeg de Gurrad opnieuw zijn aandacht.
'Dit is het toppunt van brutaliteit!' gierde Roumbaki. Hij wees met uitgestrekte arm naar Danton. 'U en uw mannen zijn onze vijanden, niemand anders!'
Plotseling baande de opgekropte haat en de angst voor de dreigende vernietiging van het guerrillahoofdkwartier zich een weg. Paniek spoelde het laatste restant van Roumbaki's heldere verstand weg. Danton kende de symptomen en hij wist, dat hij van nu af aan op het ergste voorbereid moest zijn. Met een star gezicht keek hij naar de Gurrad. Krampachtig gingen Roumbaki's handen open en dicht, zijn lichaam kromp in elkaar, totdat hij een gespannen boog leek. Ademloze stilte hing in de gevangenis. De atmosfeer scheen gevuld te zijn met knetterende elektriciteit, die ieder ogenblik abrupt tot ontlading kon komen. Tenslotte zei Roumbaki traag: 'Over een half uur kom ik terug. Dan worden vijf van uw mannen geëxecuteerd, als afschrikwekkend voorbeeld voor uw koppigheid. Uw groep wordt net zolang gedecimeerd, tot u ons zegt, hoe we de zender snel en veilig kunnen vinden.' Abrupt draaide Roumbaki zich om, maar Roi Danton riep hem nog een keer terug.
'Zou het teveel gevraagd zijn,' zei Roi Danton met star gezicht, 'om een groep hongerige mannen iets te eten te brengen?'
'Eten?' herhaalde Roumbaki ongelovig. 'Waarom? U sterft zo ook wel!'
'Met een volle maag sterf je makkelijker,' antwoordde Danton bedaard.
Roumbaki haalde minachtend de schouders op, en draaide zich voorgoed om, terwijl hij tegen Sibala zei:
'Breng de gevangenen wat afval uit de grote keuken.'
'Houd u in, kapitein!' Roi Dantons stem bezat een ongebruikelijke autoriteit, waarvoor de kolonist capituleerde. Luide verwensingen uitstotend, ging Art Huron weer zitten. Met brandende ogen staarde hij naar de tien zwaarbewapende Gurrads, die net bezig waren in het wilde weg vijf Terranen uit de groep te pikken.
Overal lieten de Terranen hun woede blijken door luide kreten te slaken, maar niemand verloor zijn zelfbeheersing. Dat zou ook geen zin gehad hebben, bij de ingang stonden meer dan veertig krijgers met leeuwenmanen, die de gevangenen in bedwang hielden met hun wapens.
'Wie zijn onze mannen?' vroeg de koning van de vrije handelaars op neutrale toon. De kapitein antwoordde: 'Vier van hen zijn de sergeants Kendall Harris, Charles Pleshette, Walt Ruggles en David Jones. De vijfde man is luitenant Tony Steward.'
'Goeie mannen?'
'Misschien vindt u mij een opschepper, Sir,' antwoordde Art Huron heftig, 'maar voor mij is iedere Terraan een goede man! Uit solidariteitsoverwegingen, zal ik maar zeggen!' zei hij er verontschuldigend bij, toen Roi Danton berispend zijn hoofd schudde.
'Dat is een zeer eenzijdige affaire, beste vriend!' zei de vrije handelaar.
Art Huron gaf geen antwoord. Hij keek naar voren, waar men bezig was de vijf mannen dwars door de grote gevangenis naar de linker muur te slepen. Hij was verbaasd. Zou daar een tweede uitgang zijn? Zo ja, dan hadden ze hem heel goed gecamoufleerd. Ze hadden keer op keer een vluchtweg gezocht en niets gevonden.
De Gurrads stonden met hun gevangenen voor de muur stil. Een van de leeuwenkoppen haalde een platte metalen schijf uit zijn riem en perste hem tegen de wand. Bonte watervallen gleden over de muur, die plotseling doorzichtig werd, waardoor je in een kleinere ruimte daarnaast kon kijken, die leeg was.
De vrijheidsstrijders duwden de vijf mannen naar binnen. De wand veranderde opnieuw, werd solide, maar bleef transparant. De kleine gevangenis werd nu afgescheiden van de grote gevangenis door een energiescherm.
Danton was er zeker van, dat dit energiescherm door niemand genomen kon worden.
Na een paar minuten waren de Gurrads weer verdwenen. De Terranen verdrongen zich voor de transparante wand en zwaaiden opgewekt naar hun kameraden, die aarzelend terug zwaaiden. Ze begrepen nog niet, wat deze afsplitsing te betekenen had.
'Zeg eens, Huron,' zei de vrije handelaar tegen de kolonist van Marcos-V, 'we hebben toch twee artsen in onze patrouille, niet?' De kapitein knikte. Onderzoekend keek hij Roi Danton aan en probeerde te doorgronden, wat hij bedoelde met zijn opmerking. 'Geef het maar op, mon capitaine,' zei Roi. 'Zo komt u er toch niet achter, wat ik wil.'
'Neem me niet kwalijk, Sir,' mompelde de kapitein. 'Moet ik de artsen halen?'
'Voor mij niet,' beval Danton hem. 'Breng ze naar de transparante energiebarrière en zorg ervoor, dat ik een plaats naast ze krijg.' 'Ik weet nog steeds niet wat u van plan bent, Sir! Maar dat komt wel.' Art Huron verdween met zoekende blikken.
Danton gaf John Harvey een teken. 'Wilt u meegaan, monsieur,' verzocht hij hem.
'Wat denkt u dat er daar met de mannen gebeurt, Doc?' vroeg Danton iets later aan de gezette arts, die zich had voorgesteld als Fred Blain, zijn collega Gerard Beir, was een kleine, tanige man, met een grote haardos.
Fred Blain haalde zijn schouders op.
'Er is nog niets gebeurd, wat ons aanleiding geeft concrete conclusies te trekken. We kunnen alleen maar vermoedens uiten - er zijn duizenden manieren om een eind aan een leven te maken.' 'U had predikant moeten worden,' zei kapitein Huron geërgerd. 'Iedere arts, beste vriend, is in feite een predikant.' antwoordde doktor Blain, zonder een spoor van ironie, terwijl de kolonist de verwijtende blik van Danton mocht incasseren. Art Huron werd vuurrood. 'Ik...,' begon hij, maar werd dadelijk door Danton onderbroken. 'Stil, mon capitaine. Er is iets aan de hand!'
Met gespannen aandacht keken de Terranen, hoe in de ruimte naast de grote gevangenis een deur openging en twee rechthoekige generaals binnen kwamen. Achter hen dook een van de sierlijke Shanganten op, wiens gezicht bedekt was met littekens. Zijn lange, zilver kleurige haar had een doffe glans en werd al erg dun. Gerard Beir floot even, maar zei niets. Hij keek somber. Verbijsterd zag Danton, hoe de Shangant een zak open deed, die hij bij zich had en de beide generaals injectiespuiten overhandigde. De vijf Terranen bewogen zich onrustig.
Een generaal gaf een teken en de Shangant bracht een klein apparaatje. Hij hield het in de richting van de gevangenen, die abrupt hun bewegingen staakten. 'Vermoedelijk een soort energieveld, Sir,' mompelde John Harvey naast Roi Danton, die hijgend toekeek hoe het onafwendbare noodlot zijn loop nam.
Snel en met beheerste bewegingen, die lange routine deden vermoeden, spoten de generaals de vijf mannen iets in hun bloedsomloop. Daarna liepen ze de kant van de uitgang op en observeerden met stoïcijnse kalmte hoe de Shangant het energieveld verwijderde en het apparaat weer opborg. Even later gingen ze naar buiten.
'Zou dat de door Roumbaki bevolen marteling zijn?' klonk Art Hurons ongelovige stem.
'Als je moet afgaan op zijn woede, ja!' antwoordde Danton. 'Dit moet iets heel ergs zijn,' herinnerde de Marcos-V kolonist zich hoofdschuddend. 'Maar alles wat ik kan zien is, dat het goed gaat met de mannen!'
Er zat een kern van waarheid in deze conclusie, dat moest Roi Danton toegeven.
Terwijl hij vervuld van zorgen door de transparante energiebarrière in de kleinere ruimte keek, zag hij dat luitenant Tony Steward naar hem zwaaide, alsof hij wilde zeggen: Alles in orde!
Roi richtte zich tot Fred Blain en vroeg:
'Wat is er volgens u gebeurd?' De arts haalde radeloos zijn schouders op. Daarna antwoordde hij aarzelend: 'Ze schijnen ergens mee ingespoten zijn. We moeten afwachten hoe de mannen er op reageren.'
Fred Blain zweeg even. Daarna ging hij peinzend verder: 'Kennelijk is er daarbij sprake van een ziekte, die ontzettend snel het organisme van de Gurrads vernietigt en een uiterst ellendig levenseinde veroorzaakt. Maar ik wil nogmaals benadrukken, het gaat hier om vermoedens. Misschien vergis ik me, want onze mannen schijnen helemaal niet te reageren. Of bent u een andere mening toegedaan, collega?' Vragend keek de corpulente arts naar Gerard Beir.
'Ik heb wel een vermoeden,' zei hij, 'maar hou dat liever voor me, totdat ik zeker ben, dat het klopt.'
Traag kroop de tijd voort. Boven de kristalwouden van Boultat ontwaakte de nieuwe dag, maar daar merkten de gevangen Terranen niets van. Het felle, verblindende licht van de ruimte, waarin ze zich bevonden, schiep een atmosfeer, waarin de tijd niet meer gemeten kon worden. Hoewel er pas uren waren verstreken, leken het wel dagen voor de Terranen. Een paar keer doken de Gurrads in de kleinere ruimte op, om te kijken hoe het ermee ging. Iedere keer keken ze verbijsterder. Wat ze ook schenen te verwachten, het was niet gebeurd.
Langzaam begon Roi Danton zich op zijn gemak te voelen. Kennelijk reageerden de vijf Terranen helemaal niet op de injecties. En toen hij al dacht, dat alles goed afgelopen was, kon hij zien hoe de mannen plotseling draaierig werden. Ze liepen zwaaiend door de kleine ruimte en vielen daarna als door een bliksemstraal getroffen op de grond. Op de zichtbare plekken van hun lichamen vormden zich zwarte blaasjes. 'Net wat ik dacht,' mompelde Gerard Beir en keek met spleetogen door het energiescherm. 'Wat dacht u ervan?' wilde Roi Danton weten. Het smalle, markante gezicht van de koning der vrije handelaars droeg een diep bezorgde uitdrukking. 'Zeg toch eens iets in godsnaam!'
Gerard Beir keek op zijn horloge. Zijn lippen mummelden onverstaanbare woorden en hij knikte een paar keer, alsof een theorie werd bevestigd. Tenslotte zei hij: 'De incubatietijd is voorbij. De ziektekiemen beginnen nu hun werk te doen. De toestand is nog niet gevaarlijk. Ja, ik denk zelfs dat er nog een paar uur zullen verstrijken, waarin het de mannen betrekkelijk goed zal gaan. Als het ons lukt om voor dat punt de mannen te behandelen, vooropgesteld, dat we antibiotica kunnen krijgen, dan zal de hele executie spaak lopen.' 'Wat voor ziekte is het? Wat betekenen die zwarte blaasjes?' Roi Dantons stem klonk dringend. Gerard Beir haalde zijn schouders op.
'Dat is in dit beginstadium nog niet vast te stellen door louter waarnemingen,' zei de arts, 'en andere mogelijkheden tot onderzoek hebben we helaas niet. Dus moeten we wachten.'
Danton sloeg met zijn gebalde rechtervuist verschillende keren in zijn geopende linkerhand. Daarmee gaf hij uitdrukking aan zijn ontevredenheid over deze informatie. Hij vond het vreselijk dat hij zich in het onvermijdelijke moest schikken.
Ze hadden geen enkele kans meer. Opgesloten in de diepte van een extreme planeet, zonder enig wapen, zonder uitrusting, was het onmogelijk om iets voor hun bevrijding te doen.
Roi vloekte zachtjes. Zijn enige hoop was, dat het zijn vader en de Ertrusers zou lukken om de wezens, die verantwoordelijk waren voor de peilsignalen, op te sporen. En dat, bedacht hij, moest gauw gebeuren, zelfs heel gauw. Maar voorlopig zag het er naar uit, dat ze nog een tijd in deze ruimte moesten doorbrengen. Opnieuw begon het zenuwslopende wachten.
Nadat de vijf mannen de eerste koortsaanval hadden doorstaan, zagen ze er weer iets beter uit. En ongeveer op het moment, dat een Terraan en twee gigantische Ertrusers op weg gingen om een hypergolfzender te vinden, die zich als een spook over Boultat verplaatste, doken Roumbaki, Heykh en Sibala voor Roi Danton op. Ze hadden een paar generaals bij zich, die vragen stelden, waar je aan kon merken, dat het geleerden en artsen waren.
Ze konden niet geloven, dat de Terranen nog steeds in leven waren. Verbluft stonden ze stil bij dit onverklaarbare fenomeen en beraadslaagden zachtjes met elkaar. Uit de gesprekken, die zich hoofdzakelijk afspeelden tussen de twee Terraanse artsen en de artsen van de Magelhaense vrijheidsstrijders bleek, dat een Gurrad die ingespoten werd met deze ziekte al na vier uur ellendig aan zijn einde kwam, terwijl de Terranen nu een lichte koortsaanval kregen. Met een somber gezicht keek Roumbaki naar de generaals. Toen knikte hij en gaf de strijders van het bewakingscommando een teken om nog vijf Terranen te selecteren voor een injectie. Er waren nu tien mannen, die onder ogen van de overige tweeëntachtig gevangenen hun eind tegemoet gingen.
Huiverend van wanhoop en angst voor het leven van de tien zieken, nam Roi Danton via zijn microtoestel, dat operatief in zijn bovenarm was ingeplant, contact op met Oro Masut. Dit toestel hadden de Gurrads nog niet kunnen ontdekken. De vrije handelaar informeerde hoe het stond met hun speurtocht naar de verraderlijke hypergolf zender.
De moed zakte in zijn schoenen, toen hij hoorde dat zijn vader en de Ertrusers nog geen stap verder gekomen waren.
Een paar seconden verborg Roi zijn gezicht in zijn handen, daarna keek hij op.
'Nu ben ik het zat!' siste hij tussen zijn tanden door en stond op. Hij werd gegrepen door mateloze toorn tegen de stijfkoppigheid van de oude Gurrad.
'Wat bent u van plan, Sir?' vroeg Art Huron en stond op. 'Ik zal,' verkondigde de vrije handelaar dreigend, 'de heren van het Driemanschap eens de les lezen!' 'Hoe?'
'Zou u een lesje in intimidatietechniek willen meemaken, mon capitaine? Ja, volg mij dan onverwijld.' Roi Danton trok zijn dofgroene uniform recht dat hij droeg in plaats van zijn gebruikelijke kleding, die uit het eind van de achttiende eeuw stamde. Daarna liep hij energiek tussen zijn lotgenoten door naar de deur, gevolgd door de kolonist van Marcos-V.
Danton liet zijn vuist tegen de deur bonken.
'Doe open, messieurs!' schreeuwde hij. 'In naam van de republiek, doe open of we bestormen de Bastille!' Bezorgd stonden Fred Blain en Gerard Beir op, ze vreesden een uitbarsting van opkomende razernij bij de vrije handelaar. Maar Art Huron hield ze tegen. Uit zijn grijns bleek dat hier slechts sprake was van een nieuwe show die de vrije handelaar weer wilde opvoeren. Na een paar minuten ging de deur een klein stukje open, en werd het katachtige gezicht van een Gurrad zichtbaar. Hij keek vijandig naar Danton, die een stap achteruit had gedaan en zijn arm in zijn zij zette. Met een snelle blik overtuigde de vrije handelaar zich ervan, dat de translater geactiveerd was. Hij stond vlak naast hem. Toen zei hij: 'Luister goed, mon ami! Ik wil zo snel mogelijk Roumbaki spreken!' De Gurrad dacht na en schudde toen zijn kop met de lange manen. 'Luister, idioot!' begon de vrije handelaar plotseling te brullen. Zijn stem had alle verwijfde en aanstellerige klanken verloren. 'Ik wens onmiddellijk Roumbaki te spreken. Ik moet hem iets belangrijks over de zender zeggen!' Geschrokken verdween het gezicht van de Gurrad uit de spleet, dreunend botsten de twee deurhelften weer tegen elkaar en sloten de gevangenen van de rest van de wereld af.
'Denkt u, dat Roumbaki komt?' informeerde Art Huron. 'Ik hoop het maar,' antwoordde Danton, 'anders moet ik iets anders bedenken om hem hierheen te lokken.'
Roumbaki dook sneller op, dan Roi Danton had durven hopen. Plotseling hoorde hij harde stemmen en stappen voor de deur. Even later werd de deur opzij geschoven, Roumbaki en Sibala kwamen binnen.
Ze werden geconfronteerd met een uiterst vastberaden vrije handelaar.
De Shangant Sibala, met zijn zilveren haren, was bang. Hij besefte steeds beter, dat het een fout was de Terranen gevangen te houden en hun woorden niet te geloven. Een volk als het hunne had geen behoefte aan de hulp van de Perlianen om de Gurrads en andere volkeren uit de grote wolk van Magelhaen te onderwerpen.
Een ogenblik van paniek zag de Shangant voor zijn innerlijke oog Armada's glanzende schepen voorbij trekken, die de onvoorstelbare afstand tussen Melkweg en grote Magelhaense wolk met gemak aflegden en zich uitstortten boven de werelden van Gurrads, Shanganten en generaals.
Roumbaki's knorrende stemgeluid schudde Sibala weer wakker. 'Hebt u eindelijk besloten om op te houden met dat koppige liegen en ons de standplaats van de verraderlijke zender te vertellen?' 'Hoe komt u daarbij, mon général?' Spottend keek Roi Danton naar de breedgeschouderde, dikke Roumbaki, die net als alle andere vrijheidsstrijders een leren pak droeg, met op zijn borst het fluorescerende symbool van het verzet. 'Dus was uw verhaal over die zender alleen maar leeghoofdig geklets?' tierde Roumbaki. Zijn handen kwamen gevaarlijk dicht in de buurt van de kolven van zijn beide straalwapens.
'Dat niet,' antwoordde de vrije handelaar vriendelijk. 'Ik wilde u inderdaad iets vertellen, wat iets met een zender te maken heeft.' 'En dat is?' blafte de opperbevelhebber van de Magelhaense vrijheidsstrijders.
De vrije handelaar bevochtigde zijn lippen, die plotseling droog werden.
Nu,dacht hij met kloppend hart, is het moment gekomen, waarop je kunt bewijzen dat je een echte vrije handelaar bent. Nu gaat het erom met zoveel mogelijk woorden die ouwe, argwanende houwdegen iets aan te praten, wat helemaal niet bestaat, iets wat je op je zakenreizen vaak genoeg in praktijk hebt gebracht. 'Nou?'
Roumbaki's stem klonk autoritair. 'U herinnert zich toch wel de radioapparaten, die u na de vergeefse ontsnappingspoging bij mij hebt ontdekt, niet?' De Gurrad knikte. 'Welnu!' Over Dantons markante gezicht gleed een brede glimlach. 'Met behulp van een van deze apparaten is het me gelukt om tijdens het transport naar het Boulstelsel, dus hierheen, een noodkreet uit te zenden naar de Terraanse vloot. Ik heb bevel gegeven om alle Gurradplaneten te vernietigen, indien u ons niet vrij laat.' Een ogenblik bleef het stil. Toen begon Roumbaki bulderend te lachen.
Verbaad keek Danton naar Art Huron. Met zijn ogen scheen hij te vragen: Begrijp jij dat? De kolonist tikte met zijn wijsvinger tegen zijn voorhoofd. Die beweging kwam zo onverwacht, dat Roi Danton automatisch moest glimlachen. 'Luistert u eens, "koning" der Terranen,' begon Roumbaki 'ik weet uit de verhalen van mijn commandanten, dat er zich ongeveer honderd ruimteschepen in ons Melkwegstelsel bevinden. Denkt u misschien, dat dit kleine aantal schepen een gevaar voor ons vormt?' Roumbaki keek in Roi Dantons starre gezicht en spatte bijna uit elkaar van het lachen. 'Weet u, wat u bent?' zei hij daarna en deed zijn armen over elkaar. 'U bent een oplichter, een leugenaar en bovendien een slechte.' 'Ik zou maar niet zo zeker van mijn zaak zijn,' hield Danton hem voor.
'Hebt u wel eens een Terraans slagschip van dichtbij gezien? Kent u de wapens? Wat weet u van de snelheid, van de kracht van de machines? Niets!
U beweert, dat deze honderd schepen, waarvan u hoort, alleen omdat wij dat willen, in werkelijkheid zijn het er veel meer, geen bedreiging voor u vormen. Vraag dan eens aan de commandanten van de schepen, die op Modula II voor hun leven hebben gevochten wat zij denken van de stootkracht van de Terraanse schepen. Vraag het ze en dan zult u trillend van angst moeten erkennen, dat uw eigen schepen niets anders zijn dan gammele plezierbootjes, die door een zeskoppige actiegroep van onze stoottroepspecialisten opgeblazen kunnen worden.'
Roi Danton ging nog een hele tijd door met dreigementen. Hij deed dat zo handig, dat de Shangant Sibala begon te trillen. Kennelijk verging hij van angst bij de mogelijkheid die zich begon af te tekenen, dat hij tegen een nieuwe en nog machtigere vijand zou moeten strijden.
Toen Roumbaki zich opeens omdraaide en samen met Sibala de gevangenis verliet, veegde de vrije handelaar zwijgend het zweet van zijn voorhoofd.
'Mon dieu!' kreunde hij, een ogenblik terugvallend in zijn rol van verwijfde toneelspeler. 'Nog een paar minuten en ik had niets meer geweten, waarmee ik de doorluchtige heren van het Driemanschap had kunnen bedriegen. Gelooft u,' hij keek de kapitein met zijn zwarte baard recht in de ogen, 'dat ik overtuigend was?' De kolonist knikte bewonderend.
'U was werkelijk heel goed en absoluut overtuigend. In ieder geval heeft u een van de heren voorgoed van zijn gemoedsrust beroofd.' 'Wie? Sibala?'
'Precies,' zei de kolonist van Marcos-V. 'Je kon letterlijk volgen hoe de Shangant ieder woord van u geloofde.'
'Voortreffelijk!' riep Roi. 'Als ik deze zachtmoedige, oude heer, met zijn zilveren manen, goed begrijp, zal hij onverwijld proberen generaal Heykh op zijn hand te krijgen. Meer kunnen we op dit moment niet wensen. Want zou het binnen het overleg tussen die drie tot een stemming komen over ons verdere lot, dan zal het van grote betekenis zijn, hoe Sibala en Heykh zich gedragen.'
4.
De klimaatregelaar in het gevechtspak zoemde hard. Met een verzengende gloed stonden de beide zonnen aan de hemel van Boultat te branden en produceerden temperaturen, die langzaam opliepen tot het zeventig-graden-niveau. Het leek bijna onmogelijk om in deze hitte te kunnen blijven bestaan, toch was er leven op deze planeet. Gevarieerd leven zelfs. Perry Rhodan dacht even aan Ruor en zijn kameraden. Die waren natuurlijk allang weer op weg door de kristalwouden, op weg naar hun verre doel, hun eigen jachtvelden. Voor deze schepsels was de moordende hitte een noodzaak om te kunnen leven. Een feit, waarbij de opperregent alleen maar ongelovig zijn hoofd kon schudden, zodra hij er maar aan dacht. Ze zaten nog steeds in de boom, die ze als schuilplaats hadden uitgekozen, toen een opsporingsschip van de Magelhaense vrijheidsstrijders boven de kleine open plek opdook, waarvandaan een paar minuten lang de hyperzender zijn peilsignalen had uitgezonden naar de ruimte rondom het Boulstelsel. Gelukkig waren ze niet ontdekt door de Gurrads. Maar hun komst betekende dat Rhodan en de Ertrusers van nu af aan veel voorzichtiger moesten opereren. Een netelige situatie. Ze moesten proberen om de mysterieuze zender te bereiken, terwijl hij werkte, maar mochten zich aan de andere kant niet blootstellen aan het risico, dat ze door de gealarmeerde Gurrads werden ontdekt. 'Nou zou ik zin hebben in een koel bad aan boord van de Crest IV,' zei Melbar Kasom, terwijl het zweet over zijn gezicht liep. Noodgedwongen moesten ze het vizier van hun helmen open zetten, als ze met elkaar wilden spreken. Het helm-op-helm contact was moeilijk gebleken op de zwaaiende takken van de boom.
Oro Masut zuchtte ongelukkig. Krampachtig omklemde hij zijn mobiele peilapparaat, waarmee hij gisterenavond de mysterieuze zender al meettechnisch had kunnen opsporen. Zijn ogen werden spleetjes. Hij tuurde naar de wijzers, die zich al meer dan vijfenvijftig minuten niet hadden bewogen. 'Eerst een koel bad,' spon de USO-specialist de draad van zijn gedachten verder. 'Dan twee of drie "screwdrivers" met ijs in de bar...'
'Als je niet onmiddellijk je grote mond houdt,' onderbrak Oro Masut hem ruw, 'dan laat ik je eigenhandig uit deze boom vallen. Dat grenst aan perversiteit, wat jij hier uithaalt.'
'Heren, heren!' Perry Rhodan schudde berispend zijn hoofd. 'Het is toch zo,' zei Masut geïrriteerd, 'die vent weet heel goed, wat hij mij aandoet.'
'Je wast je natuurlijk niet graag!' spotte de USO-specialist. Er kwam een doffe kreet uit Oro Masuts borstkas. Hij kwam half overeind uit zijn zittende houding, toen zijn blik plotseling op het apparaat viel.
'De zender!' riep hij en klapte het zelfde ogenblik het vizier van zijn helm dicht.
Perry Rhodan en Kasom reageerden bliksemsnel.
Meer dan tien keer hadden ze al doorgepraat, wat ze moesten doen, zodra de spookzender weer begon te werken.
De drie mannen startten met een snelheid, die een opstijgende Space-jet niet misstaan zou hebben. Binnen enkele seconden bevonden ze zich vierhonderd meter boven de open plek en verwijderden zich met loeiende motoren in noordelijke richting, waar aan de horizon de geweldige barrière van een rotsmassief te zien was.
Oro Masut vloog voorop, gevolgd door Perry Rhodan en Melbar Kasom.
De vlucht was deze keer stukken korter.
Rhodan schatte, dat ze niet meer dan honderd kilometer hadden afgelegd, toen Oro Masut zich als een steen naar beneden liet vallen. Onder de mannen lag een savanne, die bedekt was met afzonderlijke boomgroepen.
Terwijl de opperregent en Melbar Kasom zich achter de Ertruser aan lieten vallen, zagen ze aan de rand van een groot boomeiland plotseling een lichtflits.
Enkele seconden wachtte Perry Rhodan, totdat hij weer een flits zag, het kon alleen een wapen zijn, waarmee op hen werd geschoten. Maar op hetzelfde moment besefte de opperregent, dat dit in feite een denkfout was.
De lichtflits kon niet op hen gericht zijn. Zij waren onzichtbaar door hun deflectorschermen, dus kwam de vraag op: Wat betekende dat licht?
Nadat de opperregent naast Oro Masut op de grond gekomen was, en zijn valsnelheid had geneutraliseerd met doorverende knieën, rukte hij dadelijk het vizier van zijn helm open.
'Weer te laat!' zei de donderende stem van de Ertruser. 'Een paar seconden te laat.'
'Wat betekende die lichtflits?' wilde Rhodan graag weten. 'Masut, jij was het eerst hier. Heb jij gezien, waar die flits vandaan kwam?' Masut knikte.
'Ik heb hem gezien,' zei hij kwaad. 'Ik dacht al, dat ik hem kon bereiken! Plotseling was hij verdwenen. Wat een pech!' Oro Masuts ogen kregen een afwezige uitdrukking. Hij scheen zichzelf in de weg te zitten.
'Wie is er verdwenen, Masut? Zeg eens wat!'
De opperregent schudde de Ertruser door elkaar, maar hij had net zo goed een rotsblok kunnen aanraken. Masut voelde niets. 'Doe je mond open, kleintje!' zei Melbar Kasom en liet zijn vlakke hand, die schuil ging in een gepantserde handschoen, knallend op de schouder van zijn soortgenoot neerkomen.
'De zendoverbrenger,' antwoordde Masut tenslotte. 'Ik heb hem gezien! Het was een groot apparaat en terwijl ik er naar keek, verdween het. Het licht dat u zag, Sir, was een typische dematerialisatieflits.' 'Doen ze dat zo,' zei Rhodan langzaam. Hij keek peinzend uit zijn ogen.
'Dat betekent, Sir,' zei de USO-specialist, 'dat er hier geen sprake kan zijn van een automatische zender.' 'Dat staat vast!' zei Rhodan. 'Ik ... versta het niet helemaal?' Oro Masut had een lichtelijk radeloze uitdrukking op zijn door littekens ontsierde gezicht. 'Maar het is toch duidelijk, kleintje.' Kasom grijnsde minachtend. 'Bij een zendoverbrenger is er sprake van een zendpositie en een ontvangstpool. Begrijp je dat?' Masut knikte.
Rhodan luisterde nauwelijks. Hij zocht de fel verlichte hemel af. Kasom ging verder: 'Zou er sprake zijn van een autonome, dat wil zeggen, door een robot bestuurde installatie, dan zou hij voortdurend sprongen in het duister maken, omdat er niemand is, die eerst het terrein uitzoekt, waar de zender betrekkelijk veilig heen kan springen. Het risico, dat een automatische zendoverbrenger al bij de volgende sprong weer stoffelijk wordt bij een of andere rotswand en kapot slaat, is groot. Het is zo groot, dat er om die reden bijna geen automatische installaties meer zijn. Maar vooral niet op een vreemde planeet en Boultat is voor de zender net zo vreemd als voor ons. Dus wordt deze zender vergezeld door intelligente wezens, die de volgende zendplaats opzoeken en de ontvangstpool opstellen voor de zendoverbrenger.' Kasom zweeg.
Oro Masut keek hem peinzend aan. Toen vroeg hij verbaasd: 'Kun je me misschien ook zeggen, hoe dat escorte op de volgende zendplaats komt?' De USO-specialist knikte welwillend. 'Ze springen er naar toe met behulp van een overbrenger.' 'O ja! Werkelijk?'
Oro Masut tuitte zijn lippen en keek Kasom hoofdschuddend aan. 'Je loopt vast in je eigen valstrik. En jij denkt dat voor het escorte geen kans bestaat dat ze in een kloof neerstorten, stoffelijk worden tegen een rotswand of vlak voor de kaken van een roofdier materialiseren?'
'Ik ... ik ...' onthutst zweeg Kasom.
Perry Rhodan knikte naar hem. 'Zie je, Kasom,' zei hij met ondertoon van ironie in zijn stem, 'je moet nooit iets proberen te verklaren als je er zelf niets van afweet.' 'Heeft u een betere verklaring, chef?' bromde de USO-specialist. Hij voelde het bloed omhoog schieten naar zijn gezicht. 'Dat niet, maar ik probeer er ook niet met alle geweld een te vinden.' Hij zweeg even. Daarna ging hij verder: 'Ik ...'
Verder kwam hij niet meer. Kasom greep de opperregent en gooide hem in het dichte struikgewas. Stof prikkelde Rhodans slijmvliezen. Hij proefde bloed op zijn lippen. Toen voelde hij naast zich de grond trillen toen de beide Ertrusers zich op de grond lieten vallen. 'Wat moet dat,' zei Rhodan kwaad, maar op hetzelfde moment kroop hij haastig achter de Ertrusers aan, die zich verder in het struikgewas terugtrokken.
Heel duidelijk was het geluid van de motoren van een opsporingschip van de Gurrads te horen, dat steeds duidelijker werd en tenslotte vlak boven het boomeiland constant bleef.
'Zet alle instrumenten uit,' zei de opperregent, 'waarvan de energie-emissies gepeild kunnen worden. Maak voort!'
'Ook de deflectorschermen?' informeerde Masut ongelovig. 'Ook de schermen,' antwoordde hij snel. 'Of denk je soms dat ze ons in dit dichte struikgewas van bovenaf kunnen zien?'
Zwijgend volgde Masut Rhodans bevel op.
'Bij Ertrus,' mompelde Melbar Kasom en keek wantrouwig om zich heen. 'Als we nu door een of ander monster als welkome afwisseling op zijn menu worden beschouwd, wat dan?'
'Wat dan?' antwoordde Perry Rhodan geërgerd, 'jij pocht toch altijd over je bovenmenselijke krachten! Wurg dat monster dan gewoon. En wee je gebeente als je op het idee komt een wapen te gebruiken.' 'Goed hoor, chef!' bromde Kasom. Er lag een ongelukkige uitdrukking op zijn gezicht, dat bedekt was met zweet en korsten stof. Gelukkig hoefde geen van beide Ertrusers zijn kracht te bewijzen. Het Gurradschip verwijderde zich na een paar minuten in westelijke richting.
Opgelucht verlieten de drie mannen hun schuilplaats, maar bleven uit de buurt van de savanne, waarvan het manshoge, speerachtige gras zich traag bewoog in de zwakke wind.
'Langzaam begint zich een systeem af te tekenen,' zei Perry Rhodan tegen de Ertrusers. 'Kijk maar eens, heren!'
De opperregent zat op de grond en had tussen zijn gespreide benen iets in het stof getekend. Het was een primitieve kaart, die Rhodan op grond van de gegevens van het peilapparaat had vervaardigd, de data had hij ontleend aan de datacomputer van het toestel. 'Dit zijn ongeveer de grenzen van het terrein waar wij ons bevinden. De punten duiden de zendplaatsen van de spookzender aan, die ik door lijnen heb verbonden.' 'Hm,' zei Kasom. Hij keek peinzend naar de schets, 'de zender schijnt een heel bepaalde richting te volgen, als ik me niet vergis!' 'Exact,' bevestigde Perry Rhodan en glimlachte kil. 'En in welke richting?'
Melbar Kasom rekte zich uit en wees met uitgestrekte arm naar het rotsmassief dat in de verre nevelen zichtbaar werd. 'Daarheen,' zei hij. 'Geraden,' antwoordde de opperregent. Er kwamen plooien in zijn voorhoofd. 'En dat brengt me op een idee, hoe we de zender kunnen benaderen, voordat hij ons weer ontglipt!'
'We weten, dat de spookzender steeds een afstand van tachtig tot honderdvijftig kilometer aflegt. Juist?' Vragend keek Perry Rhodan zijn twee metgezellen aan. De Ertrusers knikten instemmend.
'Als we deze afstand halveren,' ging Rhodan verder, 'zou het mogelijk moeten zijn om de zender te bereiken voor hij tijd heeft om te verdwijnen.
Daarom zullen we hier niet wachten tot de zender zich weer meldt, maar halverwege tussen deze positie en de vermoedelijke volgende zendplaats.'
De twee zonnen boven Boultat waren nog maar een paar graden van het zenit verwijderd. Ze stortten hun moordend licht uit over de planeet, die dit licht voor een groot deel door middel van zijn overwegend kristallen flora weerkaatste.
Normale vegetatie zou allang verdord en in vlammen zijn opgegaan, dacht Perry Rhodan. Maar de flora van Boultat had zich aangepast aan de heersende situatie, had de ene variant na de andere voortgebracht, totdat tenslotte de definitieve vorm zich handhaafde op kristalbasis en zich verspreidde over de planeet.
Waar het kristallen woud niet meer gedijde, ontstonden reusachtige vlaktes met manshoog gras. Dat was nog makkelijker in zijn eisen. En waar dit harde, scherpe gras geen voedsel vond, verhieven zich rotsen en bergen, maar overal was leven, in de vorm van halforganische en halfkristallijnen diersoorten, die bijna allemaal met moordzucht behept waren. Al dertig minuten wachtten ze op een nieuwe melding van de spookzender. Ze bevonden zich op een kleine rotsachtige hoogvlakte, die twee meter boven de toppen van het tien meter hoge oerwoud uitstak en bijna helemaal kaal leek, afgezien van de bloeiende struik, die tegen een hoog rotsblok geleund, kennelijk zulke lange wortels had, dat hij voldoende vocht en zouten aan de bodem kon onttrekken. De wind voerde een gloeiend hete lucht aan, waarin de grote robijnrode bloemen van de struik licht trilden. Zacht klonk het geluid van de 'windharpen'. Het leek wel of het verstikt was door de onwaarschijnlijke hitte.
Hun blik werd vertroebeld door het felle licht van de twee zonnen, vooral omdat deze hun straling uitzonden op andere golflengtes en vreemde effecten veroorzaakten. De drie mannen deden hun helmen alleen open, als ze met elkaar spraken, verder sloten ze zich op in hun gevechtspakken, waarvan de klimaatregelaars overbelast werden bij het scheppen van een betere atmosfeer dan buiten. Knipperend met zijn ogen tuurde Melbar Kasom naar de hemel, dit was mogelijk door de filters, ook al duurde het niet lang. Daarna boog hij het hoofd en liet zijn blik over het kleine rotsplateau dwalen. Uit zijn ooghoeken meende hij een beweging gezien te hebben. Toen hij beter keek, bromde hij teleurgesteld. Kennelijk had hij last van hallucinaties.
Nog steeds bewoog er niets. Nog steeds stond de bloeiende struik tussen de twee rotsen. En op dat moment voelde de USO-specialist een huivering over zijn rug lopen. Opnieuw liet Kasom zijn blikken over het plateau dwalen. Niets!
Zou hij Rhodan en Masut zijn ontdekking vertellen? Onzin! besloot hij. Ze zouden hem alleen maar uitlachen. Vervloekt, dacht de gigantische Ertruser, zie ik nu al spoken? Deze keer had hij echt iets zien bewegen, alleen kon hij niet zeggen, wat het was.
Hij besloot definitieve zekerheid te krijgen. Tegen een rotsblok geleund keek hij strak over het kristallen woud, terwijl hij tegelijkertijd het gepolijste oppervlak van een tien centimeter lang en twee vingers breed energiemagazijn als spiegel gebruikte. Onopvallend draaide hij het magazijn rond tussen zijn vingers, hij kon er uitstekend mee achter zich kijken. En toen zag hij, dat de bloeiende struik een stuk in hun richting opschoof.
Kasom draaide zich razendsnel om.
Als hij het niet goed gezien had, zou hij gedacht hebben, dat hij het slachtoffer van gezichtsbedrog was. De struik stond rustig tussen de twee rotsen aan de achterkant van het plateau en trilde zachtjes. Het enige teken, dat hij werkelijk bewogen had, was dat hij nu dichter bij de linker rots stond, de Ertruser kon zich herinneren, dat hij eerst precies in het midden stond. Hij klapte de voorkant van zijn helm omhoog en vertelde Perry Rhodan en Oro Masut in het kort, wat hij had gezien. De twee anderen hadden niets gezien, ze zaten met hun rug naar de struik toe.
Zachtjes overlegden ze en hielden de struik intussen goed in het oog. Na een paar minuten stond vast dat hij inderdaad op ze af kwam. 'Hoe kan hij ons zien?' vroeg Oro Masut. 'Onze deflectorschermen hebben we toch aan.' 'Misschien hebben die geen invloed op het waarnemingsvermogen van de struik,' antwoordde Perry Rhodan. 'Heel goed mogelijk,' zei de USO-specialist, 'ook al ben ik van mening, dat hij ons meer voelt dan "ziet".'
'Wat is het?' vroeg de lijfwacht van de koning van de vrije handelaars en wees met een hoofdknikje naar de struik. 'Een vleeseter?' 'Vast en zeker,' antwoordde Perry Rhodan.
'Wat het ook is,' zei Kasom, 'hij moet verdwijnen. Ik voel me meer dan onbehaaglijk in zijn tegenwoordigheid.' 'Heb jij een idee?'
Vragend keek de opperregent naar Melbar Kasom.
'Nou en of,' antwoordde de USO-specialist. 'Let maar op!' De Ertruser stond op, gaf zijn makkers een teken, dat ze zich naar de rand van het plateau moesten terugtrekken, terwijl hij zelf de andere kant op sloop.
Nu stond de struik precies tussen ze in.
Terwijl Perry Rhodan er nog over nadacht, wat de Ertruser nou van plan was, handelde deze al. Hij schakelde zijn deflectorscherm uit en werd aldus 'zichtbaar' voor de struik.
Het was afgrijselijk om aan te moeten zien, hoe deze onschuldige, bloeiende struik binnen enkele seconden in een monster uit een nachtmerrie veranderde. Nauwelijks was Melbar Kasom helemaal zichtbaar aan de rand van het plateau opgedoken, of de kelkachtige rode bloemen veranderden in met tanden uitgeruste muilen, waaruit wit sap druppelde. De takjes werden slangachtige tentakels, die razendsnelle bewegingen uitvoerden en plotseling stormde de hele struik op harde, zwarte wortels verrassend snel op de USO-specialist af, die roerloos aan de rand van het plateau stond te wachten. Perry Rhodan voelde zijn haren recht overeind staan. Hij had de neiging om een waarschuwingskreet uit te stoten, maar beheerste zich op het laatste moment. Kasom wist wat hij deed. En hij deed nooit iets, zonder van te voren grondig na te denken. Voordat de moorddadige plant de Ertruser bereikte steeg deze plotseling op en dreef een paar meter over de rand heen de leegte in. De struik kon zijn vaart niet meer afremmen. Een paar seconden klampte hij zich met een paar wortels aan de rand van het rotsplateau vast. Zijn takken fladderden vertwijfeld in het rond. Daarna stortte hij over de rand en viel in het kristalwoud, dat plotseling in beroering raakte.
Zoals bijna iedere vorm van leven op Boultat, of het nu dierlijk of plantaardig leven was, had ook de struik zijn vijanden. Zij stortten zich op hem nog voordat hij beneden was.
Verbijsterd sloegen de drie mannen van bovenaf het geluidloze gevecht gade. Toen keerden ze zich om en liepen ze terug naar hun oorspronkelijke plek. Argwanend bekeek Oro Masut iedere steen op het plateau, maar nu was het werkelijk leeg. 'Hoeveel tijd hebben we nog?' informeerde de opperregent een paar minuten later en keek naar Oro Masut, die allang weer de wijzer van zijn peilapparaat bestudeerde. Zonder op te kijken zei Masut: 'Er zijn drieënveertig minuten verstreken. Het kan ieder ogenblik weer gebeuren.' 'Laten we hopen,' bromde Kasom, 'dat we deze keer snel genoeg zijn.'
Ze waren snel genoeg. Ze slaagden erin om een paar minuten voor de nieuwe dematerialisatie van de spookzender ter plaatse te zijn.
Onder de drie mannen lagen de eerste uitlopers van het gebergte, dat ver voor hen steil oprees naar de hemel van Boultat.
Aan de rand van een met keistenen bezaaid dal, vonden ze de zender. En naast de zender een groot apparaat van twee meter hoog en bijna drie meter lang, stond de vierkante gestalte van een generaal. Wilde vreugde vervulde de drie mannen. Terwijl ze snel onder dekking van hun deflectorschermen de zendoverbrenger naderden, zagen ze hoe uit de stralende violette overbrengeropening een tweede generaal kwam.
Dat is de generaal, schoothet door Rhodan heen, die op de volgende zendplaats de ontvangstpool opgesteld moet hebben. Hoe deze generaal erin was geslaagd om met behulp van de overbrenger naar die plek te springen, die vraag interesseerde de opperregent niet zo. Later zou hij gelegenheid krijgen om die te beantwoorden. Nu ging het er alleen maar om, te voorkomen dat de zendoverbrenger zou verdwijnen. 'Daar zijn ze, Sir!' brulde Melbar Kasom. Hij had zijn helm open gedaan en zijn geweldige stem overstemde ieder geluid van de wind. Diepe woede brak los in Perry Rhodan. Alle voorzichtigheid vergetend, activeerde hij zijn helmcommunicator.
'Luister eens, Kasom,' klonk zijn geërgerde stem uit de luidspreker, 'je bent de grootste dwaas die er rond loopt tussen de Magelhaense volken. Je loopt te schreeuwen alsof je geen idee hebt dat de generaals zeer gevoelige oren hebben! Als we het nu niet zonder gevecht redden, is dat jouw schuld. Begrepen!' De gebeurtenissen volgden elkaar nu halsoverkop op. Rhodans stem was nauwelijks verstomd of de beide generaals keken op en zochten de hemel boven hun hoofd af. Binnen enkele seconden moesten ze gemerkt hebben, dat er iemand naderde onder dekking van een onzichtbaar makend energiescherm.
En net zo snel traden ze op. Terwijl de ene generaal een zwaar impulswapen schietklaar maakte, boog de andere zich over de instrumenten van de overbrenger. Een ogenblik dacht Perry Rhodan dat ze zouden proberen te ontsnappen. Even later wist hij beter, toen hij de tierende energiestraal uit de loop van een impulswapen zag ko men, de dodelijke straal ging rakelings langs Oro Masut en vervluchtigde zonder enig effect. De drie mannen minderden vaart om niet over hun doel heen te schieten.
Op het laatste moment zette Melbar Kasom zijn antizwaartekrachtprojectors uit en viel als een steen vijftig meter in de diepte, de trillende energiestraal vloog hoog over de Ertruser heen.
Perry Rhodan beet zijn tanden op elkaar. Zijn vrees scheen werkelijkheid te worden. Door Kasoms onvoorzichtigheid hadden ze het voordeel van de verrassing verloren. Kennelijk had de zendoverbrenger een infraroodzoeker en een bijbehorend beeldscherm, waarop de functionerende aggregaten van de drie mannen duidelijk te zien waren. De micromotoren ontwikkelden voldoende hitte om zelfs in de hitteatmosfeer van Boultat op het scherm van het opsporingsapparaat zichtbaar te worden als gloeiende slierten. 'Verspreiden,' riep Rhodan haastig. 'Snel, voordat die vent beneden weer gaat mikken.' Vanuit zijn ooghoeken zag Rhodan, hoe de beide Ertrusers met gierende motoren uitzwermden en links en rechts de overbrenger passeerden, achtervolgd door de steeds beter schietende generaal. Hij was een fatale vaste hand aan het ontwikkelen.
Maar Rhodan zag nog iets: Het feit, dat de beide generaals zich zo hardnekkig verzetten, in plaats van met de overbrenger er vandoor te gaan, bewees ondubbelzinnig, dat de spanning in de energiebank van de overbrenger nog niet hoog genoeg was om het zware toestel onstoffelijk te laten worden. De opperregent steeg steil op en vloog over de zendoverbrenger. Hij vond het niet nodig om zich met het gevecht te bemoeien. Als reusachtige roofvogels lieten de beide gigantische Ertrusers zich naar beneden vallen om vlak voor de schijnbaar onvermijdelijke botsing hun antizwaartekrachtvelden op maximum te zetten. Zacht als veertjes kwamen ze neer en hetzelfde moment openden ze het vuur met hun zware wapens. Ver boven de kemphanen maakte een steen zich los door de schok, gevolgd door een stortvloed van grotere rotsblokken rolde hij naar het dal, waarbij de stroom steeds breder werd. Tenslotte stortte een zware lawine langs de flanken van het gebergte naar beneden. Toen dit lawaai weggeëbd was en het stof opgetrokken, toen zwegen ook de wapens van de Ertrusers. Alles had niet meer dan twee minuten geduurd, zoals Perry Rhodan na een blik op zijn horloge vaststelde. Naast de overbrenger bewoog zich niets meer, de generaals lagen in een vreemde, verkrampte houding op de grond.
De opperregent landde met verende knieën en maakte zijn helm open. Links en rechts van hem kwamen de beide Ertrusers uit hun schuilplaatsen tevoorschijn. Ze naderden langzaam. Rhodan keek naar de overbrenger en zag geschrokken, dat er rondom het toestel een blauwwit stralend veld ontstond. Kennelijk was het een van de generaals gelukt om in de laatste seconde het 'sprongmechanisme' van de zendoverbrenger te activeren, geleid door de hoop, dat het toestel daardoor niet in handen van zijn achtervolgers zou vallen.
Dat moest in ieder geval voorkomen worden. Zonder dit bewijs zou Roumbaki de gevangen Terranen nooit meer vrij laten. 'Wat doet u daar, Sir?' riep Kasom. 'De overbrenger,' schreeuwde Perry Rhodan terug, 'hij verdwijnt! Ik moet de instrumenten uitgeschakelen...'
Nauwelijks was Rhodan uitgesproken, of er schoot een energiestraal door hem heen, die neerdaalde op het instrumentenbord van de overbrenger en de rechterkant van het toestel in lichterlaaie zette. Melbar Kasom had instinctief juist gehandeld, toen hij inzag, dat de opperregent niet meer op tijd het instrumentenbord kon bereiken. De Ertruser verijdelde op zijn manier het verdwijnen van de overbrenger.
De blauwwitte gloed verdween, waardoor de beginnende dematerialisatie was aangekondigd. De overbrenger zou nooit meer 'springen'. De zender zweeg.
5.
'Nou, doktor?'
Roi's vraag klonk ongeduldig. Fred Blain keek met zijn lichte ogen naar Roi Danton en knikte langzaam.
'Verdomme!' vloekte de vrije handelaar kwaad.
De vijf mannen, die het eerst waren ingespoten, hadden last van zware koorts. Alleen door middel van observaties stelden de artsen Beir en Blain vast, dat de dodelijke grens naderde.
Aan de gesprongen, gescheurde lippen, aan de lichamen die door elkaar geschud werden door huiveringen en koortsaanvallen kon je zien wat voor kwellingen de mannen moesten doorstaan. 'En je vergist je niet, Doc?' Fred Blain schudde vermoeid zijn hoofd. Hij was uitgeput. Het was veel erger om passief te moeten toekijken hoe de mannen een zekere dood tegemoet gingen en dat hij geen enkel middel bij de hand had, waarmee hij die dood tot staan kon brengen.
'Er is geen twijfel mogelijk,' zei hij. 'Die dikke, zwarte builen, hebben me eigenlijk al meteen op het idee gebracht, dat dit een variant is van de op Terra bekende zwarte builenpest. Kennelijk schijnen soortgelijke bacteriën hier in de grote Magelhaense wolk te bestaan.' 'Ik ben het met mijn collega eens,' zei Gerard Beir. 'Herinnert u zich nog de oude Shangant, die de twee generaals vergezelde, toen die onze mannen inspoten?' Roi Danton knikte. 'Hebt u de littekens op zijn gezicht gezien?' ging Beir verder, 'zijn doffe haar, dat gedeeltelijk uitgevallen was? Dat waren de sporen van de builenpest, die deze Shangant heeft overleefd.'
'En wat kun je er tegen doen?' vroeg Danton met toonloze stem. 'Doen kun je veel dingen,' antwoordde Gerard Beir fel. 'De zwarte builenpest is allang niet meer een bedreiging voor ons. De moderne antibiotica hebben hem gesmoord en de kosmobiotica, die een onderdeel van onze uitrusting vormen, zijn nog beter. Alleen...' '... alleen kunnen we niet aan die kosmobiotica komen!' maakte Fred Blain de zin van zijn collega" af.
En dat betekent waarschijnlijk de dood van onze kameraden, dacht Roi bitter. In gedachten hield hij zich bezig met de gebeurtenissen van de afgelopen uren. Toen Roumbaki zag, dat de als eersten ingespoten Terranen nog steeds niet stierven, liet hij tenslotte een derde groep met de ziektebacillen inspuiten. Ongeveer op dat tijdstip begon de tweede groep de eerste tekenen van opkomende koorts te vertonen. De Gurrad met zijn rode manen kon zijn woede over deze duidelijke mislukking nauwelijks verbergen. Vooral omdat alle vijftien Terranen hem iedere keer bespotten, als hij opdook om zich ervan te vergewissen van het vorderen van zijn 'onverdraaglijke' martelmethodes. Natuurlijk waren de mannen bang voor de dood, maar om dat ten overstaan van een Gurrad toe te geven, dat stond hun trots niet toe. Art Huron dook naast de vrije handelaar op. Hij had een sombere blik in zijn ogen.
'De opperregent schijnt ook, geen geluk te hebben.'
'Nee, ik geloof van niet,' antwoordde Roi. 'In ieder geval heeft Oro Masut zich nog niet gemeld.' Opnieuw zwegen de beide mannen. Ze dachten na.
De andere mannen converseerden fluisterend. De bedrukte stemming was bijna lichamelijk te voelen. Wat had Roi de afgelopen uren niet allemaal geprobeerd! Hij had Roumbaki bedreigd, had gevloekt, geschreeuwd, had de Gurrad uitgescholden, alles was tevergeefs. Niets kon de argwanende en van haat vervulde Gurrad ervan af brengen dat de Terranen zijn verbitterde vijanden waren. Zelfs toen Roi zijn grootste troef uitspeelde en de opperbevelhebber van de Magelhaense vrijheidsstrijders vertelde over het immense gevaar, dat Old Man heette, en met een zekerheid van honderd procent de Perlianen te hulp zou snellen, had Roumbaki alleen maar spottend gelachen. Hij wantrouwde Roi's verhaal over dat legendarische ding, dat in zijn reusachtige hangar een geweldige vloot van gigantische slagschepen herbergde.
Vertwijfeld begroef Danton zijn gezicht in zijn handen. Een spier in zijn linker arm begon te trillen en plotseling veerde de vrije handelaar overeind, alsof hij een elektrische schok had gekregen.
Het in zijn vlees ingeplante kleine radiotoestel had gereageerd op een impuls. 'Wat is er, Sir?'
Art Huron keek Danton bezorgd aan.
'Oro meldde zich eindelijk,' riep de vrije handelaar haastig. 'Zoeven kreeg ik de impuls door over een hyperradiosignaal via mijn microapparaat. Snel, een schrijfstift en iets om op te schrijven!' Trillend van opwinding haalde de kolonist met zijn zwarte baard een stift tevoorschijn uit een van de vele zakken van zijn gevechtscombinatie, scheurde een bladzijde uit zijn notitieboek en gaf het aan Roi Danton, die haastig begon te schrijven.
Oro Masut vertelde, dat ze erin geslaagd waren de spookzender met twee generaals te pakken te krijgen. De generaals, dat hadden ze intussen vastgesteld, hadden in hun maag en ingewanden grote hoeveelheden kristalstof. Dit leidde tot de conclusie, dat de generaals beïnvloede agenten van de Perlianen waren, die de ontzettend sterke overbrengingszender op een of andere manier met een peerschip naar Boultat hadden gebracht. 'Eindelijk.'
Roi Danton kon zijn vreugde over dit bericht nauwelijks in woorden uitdrukken.
Een ogenblik was het een kabaal van jewelste. Mannen lachten. Anderen slikten van vreugde. 'Nou, kapitein! Tevreden?' Roi Danton keek naar Art Huron, die al zijn kameraden tegelijk op hun schouders probeerde te kloppen. 'Meer dan dat, Sir,' antwoordde kapitein Huron. 'Nu moet u alleen Roumbaki nog in kennis stelle van de veranderde situatie.'
Roi Danton kreeg het voor elkaar om Roumbaki binnen enkele minuten op de hoogte te brengen. Toen de oude Gurrad met de twee andere leden van het Driemanschap opdook, vertelde de vrije handelaar wat hij net van Masut had gehoord.
Zoals gewoonlijk geloofde Roumbaki er geen woord van. Integendeel, hij begon te schelden op de last, die ze voor hem vormde. Maar op dat moment begon het zaad vrucht te dragen, dat Danton een paar uur geleden eigenhandig had uitgestrooid.
Plotseling kozen Sibala en Heykh partij tegen de woedend scheldende Gurrad en dwongen hem een verkenningspatrouille op pad te sturen naar de door Roi aangegeven plek waar de zender en de twee doden moesten liggen. De gegevens had Perry Rhodan drie keer door laten geven door Oro Masut, om zeker te zijn, dat ze de plek niet konden missen. De gevangenen konden weer wachten.
Niets bewoog zich in de moordende hitte.
Beide zonnen stonden bijna loodrecht boven het nauwe dal, waar geen schaduw te zien was. De stijl oprijzende rotswanden weerkaatsten de hitte en veroorzaakten temperaturen, die in het middelpunt van een gigantisch brandglas konden heersen. Perry Rhodan hoorde in deze laaiende stilte alleen het bloed in zijn oren ruisen.
Hij stond alleen naast de twee generaals. Achter hem verhief zich de zendoverbrenger.
Rhodan had de Ertrusers weggestuurd. Ze mochten voorlopig niet te voorschijn komen. Hij wist niet zeker hoe Roumbaki op hem zou reageren. Het was heel goed mogelijk dat hij de twee Ertrusers nog een keer hard nodig zou hebben, dat wil zeggen als vrije mannen. Hij kende de twee Ertrusers goed genoeg om te weten, dat ze het terrein rondom de zendoverbrenger op de korrel van het vizier van hun superzware thermowapens hadden.
Des te beter voor hem, Rhodan. Plotseling werd de stilte van het kokend hete dal ruw verstoord door een schrille fluittoon. Rhodan legde een hand boven zijn ogen en zocht de hemel af. Een donker puntje verscheen boven de bergen, naderde snel en bleek een pijlvormig schip te zijn. Toen de stof- en zandwolken, veroorzaakt door de lawaaierige motoren van het kleine schip, neergedaald waren, werd in het onderste gedeelte van het vaartuig, dat op zijn achtervinnen stond, een loopbrug uitgeklapt, zodat de patrouille zwaargewapende vrijheidsstrijders naar buiten kon. Ze zwermden uit.
Perry Rhodan sloeg zijn armen over elkaar. Naast hem stond de kleine translater op zijn statief. Zijn ogen waren smalle spleetjes, toen de opperregent naar de vrijheidsstrijders keek. Toen glimlachte hij minachtend. Hij zag dat een stuk straalgeschut naar buiten werd geschoven, waarvan het projectiescherm op hem werd gericht. 'Een beetje teveel voor een individu, mijne heren,' mompelde hij. 'Een blijk van jullie angst en ik zal niets achterwege laten om deze angst voor mijzelf te gebruiken.' Achter de uitwaaierende vrijheidsstrijders zag Perry Rhodan twee mannen, die door hun optreden leidende persoonlijkheden bleken te zijn. Terwijl ze naar hem toe liepen, keek de opperregent ze strak aan. De Gurrad: Rode manen, een wild, overmoedig gezicht met markante trekken.
De Shangant: Een sierlijke, bijna breekbare gestalte. Fijnbesnaard gezicht, zilverkleurige manen. De blik in zijn ogen was zachtmoedig en Perry kreeg de indruk dat er een onbestemde angst in lag. Omdat de opperregent door Roi Danton van alles op de hoogte was gebracht, wat er gebeurd was vanaf het tijdstip van de landing op Boultat, wist hij zeker dat dit alleen maar Roumbaki en Sibala konden zijn. 'Halt.'
Perry Rhodans stem klonk niet hard, maar de toon ervan was voor Roumbaki aanleiding om op een paar passen afstand van deze rijzige man met zijn smalle gezicht te blijven staan, een man die duidelijk een Terraan was.
Sibala begon inwendig te trillen. Hij kende een Terraan die zich op een planeet, lichtjaren hier vandaan, aan zijn gevangenschap had onttrokken door te vluchten. Maar het leek absurd om deze man in verband te brengen met deze Terraan, die de dreigend op hem gerichte wapens eenvoudig negeerde. Roumbaki trilde van onderdrukte woede. Maar de kille, grijze ogen van de man voor hem suggereerden onbuigzame hardheid, ongebruikelijk krachtige autoriteit, waar zelfs de Gurrad niet tegen opgewassen was.
Opnieuw klonk de stem van de Terraan, gewend om te bevelen. 'Luister eerst eens naar wat ik te zeggen heb, Roumbaki!' Heel ver hoorde hij een gedempte kreet. In de nabije omgeving werd de schijnbaar vredige stilte door geen enkel geluid gestoord deze middag.
Roumbaki schudde woedend met zijn manen. Zijn gezicht stond somber. Hij had zijn duimen achter zijn riem gehaakt, hij boog zich langzaam voorover en fixeerde de man, die twee hoofdlengtes groter was. Toen bromde hij:
'Er valt hier niets te eisen, Terraan!'
'Denkt u dat?' Over het smalle, harde gezicht gleed een ironisch glimlach.
'Laat ik u op de hoogte brengen van de feiten: Hier aan mijn linkerhand stonden twee generaals, die, zoals ik duidelijk heb vastgesteld, in de macht waren van de hypnosuggestieve kristalagenten van de Perlianen. Zij bedienden de overbrenger, die u hier achter me ziet staan en die ik te pakken heb kunnen krijgen.
Daarvoor verdwijnt voor u iedere reden om de mannen van mijn commando langer vast te houden. Ik eis dat ze onmiddellijk worden vrijgelaten.
Het moet nu duidelijk zijn, dat wij, die puur toevallig verzeild zijn geraakt in een conflict tussen Perlianen en Gurrads, nooit de positie van Boultat in het heelal aan uw vijanden hebben verraden. Ik verwacht uw mening, Roumbaki!' Roumbaki's leeuwenkop zag er verbijsterd uit.
'Wie bent u?' knorde hij en keek geniepig naar Perry Rhodan. 'En hoe komt u erbij om als vertegenwoordiger van de gevangenen te spreken?'
Rhodan vertelde het hem. De Shangant naast Roumbaki begon te wankelen. Hij greep de arm van een vrijheidsstrijder, die snel aangerend kwam en fluisterde met trillende lippen: 'U bent het! Hoe komt u hier?'
'Dat,' zo verklaarde Perry Rhodan, 'is nu bijzaak. Het moest voldoende zijn, dat ik hier ben!' 'Wat gebeurt hier?' bulderde de Gurrad met zijn rode manen en keek argwanend naar de zilverharige Sibala.
De Shangant kwam overeind en wees met trillende vingers naar Rhodan.
'Dit is de man, waarvan kapitein Trikort in zijn rapport vermeldde, dat hij hem ontsnapt was op de basisplaneet Aysoor, dat hij de woestijn in was gevlucht en daar is gebleven.'
Achter Roumbaki's voorhoofd joegen de gedachten achter elkaar aar Het feit, dat de chef van de Terranen plotseling midden in deze onherbergzame streek van Boultat opdook, terwijl hij toch op Aysoor was, deed hem verschillende dingen vanuit een heel ander perspectief zien. Plotseling zag hij de verhalen over de 'koning' in een heel ander licht.
Hij zag samenhangen, die tot nu toe voor hem verborgen waren gebleven, eenvoudig omdat hij niet wist, dat zulke samenhangen bestonden.
Ja, Roumbaki had de neiging om ieder woord van de Terraan te geloven. En toen hij zich herinnerde wat deze 'koning' hem verteld had over de gigantische onvoorstelbaar grote oorlogsmachine, die Old Man heette en die voor de Perlianen ten strijde zou trekken, verbleekte hij. Perry Rhodan had Roumbaki niet uit het oog verloren. Hij vermoedde, wat er zich achter zijn voorhoofd afspeelde en besloot de verwarring van de Gurrad uit de buiten.
'Ik zou snel een besluit nemen, als ik in jouw schoenen stond, Roumbaki,' zei hij hard. 'De Terraanse vloot is met duizend schepen op weg naar het Boulstelsel. Mijn commandanten hebben bevel om onmiddellijk aan te vallen, als ik mij eerst niet meld. Ze moeten in dat geval denken, dat we al niet meer in leven zijn. En wat zo'n aanval voor Boultat betekent, dat hoef ik u toch niet tot in details te beschrijven, nietwaar?' Perry Rhodan had het gevoel dat deze scène iets onwerkelijks had. De dialogen die gesproken werden, schenen afkomstig te zijn uit de pen van een derderangs scenarioschrijver. De coulissen om hem heen van een aan lager wal geraakte schilder.
Maar toch ging het om leven of dood.
De werkelijkheid, zo besefte Rhodan, was noch goed, nog slecht, hij was neutraal. Pas het spel van de wezens, die met wisselend verstand en geluk van hun intelligentie gebruik maakten, maakte er een drama, een blijspel, een tragedie van, of niets.
Roumbaki's schorre stem onderbrak Perry Rhodans gedachtegang over waarden en niet-waarden van alle vormen van handelen.
De translator vertaalde: 'Wat moeten we dus doen?' Enkele seconden lang meende Rhodan dat hij het niet goed had gehoord. Maar toen besefte hij, inwendig jubelend, dat dit het begin van Roumbaki's capitulatie was. 'Breng mij naar mijn mannen,' zei hij.
Roumbaki schreeuwde een paar bevelen, zijn vrijheidsstrijders trokken zich langzaam terug in het schip.
Ze hadden zelfs niet geëist, dat Perry zijn wapens inleverde. Als vrij man liep hij op het schip af. Vlak voor de loopbrug klonk er een klik in Rhodans helmluidspreker. 'En wij, Sir?' klonk Melbar Kasoms ongeruste stem door de communicator. 'Wilt u ons hier soms laten verhongeren, Sir?' Dat was duidelijk Masuts stem.
'Een vermageringskuur zou geen kwaad kunnen, Masut,' antwoordde Perry en ging verder: 'Kom boven water, mijne heren! Ik zal deze argwanende opperbevelhebber van alle vrijheidsstrijders inlichten, dat hij nog twee gasten moet transporteren. En kom niet op het idee, om jullie deflectorschermen te laat uit te schakelen, anders kan het gebeuren, dat een al te nerveuze vrijheidsstrijder jullie opeens neerschiet.' In de ogen van de Gurrad kwam een waakzame uitdrukking, toen hij de beide gigantische Ertrusers zag, die in vergelijking met de leeuwenkoppen inderdaad alleen het etiket 'reuzen' opgeplakt konden krijgen. Een volk, dat zulke enorme strijders voortbracht, scheen onoverwinnelijk te zijn. Even later schoot het kleine schip op een rivier van vuur de hemel tegemoet. 'Klaar!'
Met een zucht stond doktor Fred Blain op. Hij had zich bezig gehouden met Tony Steward, die op de grond lag en door drie mannen vastgehouden moest worden. De luitenant had het afgelopen half uur steeds meer last van koorts gekregen. Het leek bijna of hij zou moeten sterven voor uiteindelijk de lang verwachte wending ten goede zou komen.
Perry Rhodan verscheen met de Ertrusers. Hij werd wel zwaar bewaakt, maar kon zich verder vrij bewegen.
Met star gezicht luisterde hij naar het korte verslag van de artsen. Daarna beval hij dat de zieken onmiddellijk vrijgelaten moesten worden, verder zorgde hij ervoor dat de medische uitrusting van het commando aangevoerd werd. Intussen was de doorzichtige energiewand tussen de twee gevangenissen verdwenen. Fred Blain was bij Tony Steward begonnen, terwijl zijn collega Gerard Beir al met de volgende zieke bezig was. Door de moderne kosmobiotica, die de arts de zieken ogenblikkelijk inspoot, zou de koorts binnen vijftien minuten verdwijnen en tegelijkertijd het begin van het genezingsproces inluiden. 'Denk je, doc, dat Tony het redt?' Art Huron dook naast de arts op, terwijl hij een Gurrad geërgerd opzij duwde, die al te ijverig de rol van bewaker speelde.
Fred Blain keek met vermoeide ogen naar de kolonist van Marcos-V.
'Ik denk van wel,' antwoordde de arts afwezig en scheurde de luchtdichte verpakking van een nieuwe hogedruk-ampul open. 'Kapitein Huron, u hoeft zich geen zorgen te maken. Tony Steward zal in leven blijven, net als alle anderen. De zogenaamde pijnlijke martelingen van de Gurrads zijn in feite niet meer dan een kwajongensstreek.' Dokter Blain boog zich alweer over de volgende zieke heen. Art Huron slaakte een opgeluchte zucht en toen werd zijn aandacht getrokken door een merkwaardig tafereel. Hij liep naar Danton en de twee Ertrusers, van Perry Rhodan was op dit moment niets te zien. Art Huron wist, dat de opperregent samen met een paar mannen en hun Gurradbewakers de voorraad medicijnen en levensmiddelen controleerde.
Oro Masut trok Hurons aandacht. Hoewel hij niet zo lang geleden nog terneergeslagen en somber was geweest, verschenen op de gezichten van de omstanders de eerste grijns, toen ze keken hoe de reusachtige Ertruser Masut door een groepje geschrokken terugdeinzende vrijheidsstrijders schreed en voor Roi Danton op zijn knieën viel. Zijn door brandwonden ontsierde gezicht had een verzadigde uitdrukking. Daarna riep hij bulderend: 'U leeft, mijn koning! Welk een gejubel wekt uw aanblik in mijn hart. Uw onderdanigste dienaar Masut weent tranen van vreugde over dit weerzien.'
Roi Danton boog zich glimlachend over de Ertruser en riep: 'Sta op, mon cher ami. Alles is immers weer goed.'
Deze idylle werd plotseling verstoord, toen een tweede niet minder machtige stem weerklonk. 'Moet je die twee eens zien. De vrijbuiter en zijn koene gespierde lijfwacht vieren een ontroerend weerzien.'
Melbar Kasom grijnsde kwaadaardig.
'Luister maar niet, mijn koning,' bromde Oro en keerde Kasom demonstratief zijn rug toe. 'Deze boer van een Ertruser is het niet waard om naar geluisterd te worden.' De Ertruser pikte het niet meer. Sombere wolken pakten zich samen boven zijn hoofd. Dreigend riep hij:
'Als je dat van die boer niet onmiddellijk terug neemt, vertel ik de mannen, wie hier altijd voedsel steelt!'
En dit was te veel voor Masut. Hij stond met een wilde vloek op, terwijl hij zijn koning plotseling losliet, zodat deze op zijn achterwerk viel.
De reusachtige klauwen van de koninklijke lijfwacht gingen vol verwachting open en dicht. Zijn compacte schedel zakte weg tussen zijn reusachtige schouders. Toen beval een stem die gewend was om te bevelen de beide kemphanen, hun strijd te staken. Perry Rhodan kwam met een paar Gurradofficieren de ruimte binnen.
'Wat is hier aan de hand?' tierde hij. De Ertrusers bogen verlegen hun hoofd.
Roi Danton, die intussen weer was opgestaan, glimlachte blasé. 'Als het mogelijk is, grandeseigneur,' zei hij op overdreven toon, 'zou ik deze Ertrusische kemphaan die zich Kasom noemt, eens naar een internaat sturen. Deze proleet vertoont niet het geringste spoor van geciviliseerd gedrag.' De vrije handelaar deinsde terug voor de USO-specialist, die veelbetekenend tegen zijn voorhoofd tikte.
'Ziet u, grandeseigneur,' hijgde Danton verontwaardigd, 'zoals ik al zei: Geen idee, hoe hij zich moet gedragen in tegenwoordigheid van een koninklijk persoon.' 'Mister Danton.'
Rhodans stem klonk verwijtend en een ogenblik voelde Roi, alias Michael Reginald Rhodan, zich terugverplaatst naar het paleis in Terrania-City, waar lange tijd geleden ook deze bestraffende stem had geklonken als hij, Mike, iets uitgespookt had en meende zijn straf te kunnen ontgaan door zich eenvoudig te verstoppen. Vader en moeder! Zijn zuster Suzan! Terrania-City! De aarde! Als in een caleidoscoop draaiden de herinneringen langs Roi's inwendige oog voorbij.
Rhodans stem werd duidelijk gekleurd door ironie en schudde Roi wakker.
Hij stapte naar zijn vader toe en zei:
'Ik dank u, grandeseigneur! Ik dank u voor alles uit naam van de mannen, die geduldig en vol vertrouwen op uw succes hebben gewacht. Zonder dit succes zouden we ons nu in een zeer fatale situatie bevinden.' De woorden van de vrije handelaar klonken welgemeend en waren gespeend van ironie. Zijn slanke, rijzige lichaam strekte zich uit. Danton voerde met zijn rechter hand een grote zwaai uit en perste daarna de palm van zijn hand tegen zijn hart. Een ogenblik wist Perry Rhodan niet zeker, of dit gebaar inderdaad van harte was of dat dit weer eens een van de ontelbare grappen van de vrije handelaar was. Onderzoekend keek hij daarom in Dantons staalblauwe ogen, die hem altijd weer aan een ander paar ogen deden denken en zag tot zijn verbazing, dat Danton inderdaad ontroerd was. Een van de vele raadselen waar de vrije handelaar hem voor stelde.
Roi Danton gedroeg zich vaak, veel te vaak, zei Rhodan bij zichzelf, als een van de decadente hovelingen aan het hof van Lodewijk de zeventiende.
Maar deze keer had hij alle aanstellerij over boord gegooid. Nu was hij gewoon een jonge, heel normale man. Hoewel erg moe, uitgeput bijna, smerig en ongeschoren, vol met schrammen, die getuige waren van de ontsnappingspoging zonder succes, lag er toch een gelukkige uitdrukking in zijn ogen. Het masker was even gevallen, het masker dat Danton altijd droeg om zijn ware persoonlijkheid niet prijs te hoeven geven.
Met geweld maakte Perry Rhodan zich los van deze gedachten. 'Bespaar me je dankbaarheid, jongeman,' zei hij en merkte geërgerd dat hij zijn stem niet helemaal onder controle had. 'Bovendien is nog niet gebleken, of we inderdaad gewonnen' hebben! Die Roumbaki is nog steeds uiterst argwanend. Ook als hij intussen heeft ingezien, dat wij niets te maken hebben met de verraderlijke peilsignalen en dat hij zich wel zal moeten verontschuldigen, vertrouwt hij ons nog niet helemaal. Kennelijk kan hij niet vertrouwd raken met de gedachte, dat er een volk is, dat niet van plan is om de vrijheidsstrijders te vervolgen en te willen onderdrukken.'
'Er moet iets gebeuren,' suggereerde Danton hardop, 'dat ons de welwillendheid en de vriendschap van Roumbaki garandeert.' 'Wat voor argumenten kunnen deze koppige, oude Gurrad overtuigen?' vroeg Perry Rhodan. Danton haalde zijn schouders op. 'Als we dat wisten, zou alles stukken gemakkelijker zijn,' zei hij peinzend.
'Dus blijft de status quo voorlopig gehandhaafd,' mengde Art Huron zich in het gesprek. De opperregent keek peinzend naar de grond. Daarna knikte hij en antwoordde:
'Met enkele wijzigingen, ja!' Zestig minuten na de hierboven beschreven gebeurtenissen verscheen er plotseling een groepje van vier Gurrads, die de opperregent keurig verzochten, of hij voor het Driemanschap wilde verschijnen.
'Succes, grandeseigneur!' wenste Roi Danton hem.
'Bedankt!' antwoordde Rhodan glimlachend. 'Ik geloof dat we er zijn ...'
De cirkelvormige ruimte was hoog, uitgestrekt en leeg, afgezien van een lage barrière, die tegenover de ingang lag. Achter die gladde, sobere barrière zaten drie mannen. Roumbaki, met zijn rode manen, de generaal Heykh en de Shangant Sibala.
Perry Rhodan, wiens bewakers bij de ingang waren achtergebleven, liep met opgeheven hoofd over de spiegelende vloer naar de barrière en bleef toen staan. Drie paar ogen keken hem onderzoekend aan.
Roumbaki's ogen, spleetogen net als katten, weerspiegelden nog steeds zijn argwaan, maar wel meende de opperregent ook een andere uitdrukking in zijn ogen te zien. De uitdrukking van vage angst. Roumbaki zag er uit als iemand, die door hevige twijfels wordt geplaagd.
De grote uitpuilende ogen van de generaal toonden zoals gebruikelijk geen enkele emotie. In Sibala's warme, vriendelijke ogen las de opperregent de nauwelijks te onderdrukken blijdschap. 'Jullie wilden me spreken,' zei Perry Rhodan. 'Hier ben ik.' Roumbaki speelde nerveus met een paar velletjes, die voor hem op de barrière lagen.
'Ik heb hier de rapporten van drie van mijn scheepskapiteins,' begon hij aarzelend. Perry Rhodan wachtte. Hij sloeg zijn armen over elkaar en fixeerde met zijn staalblauwe ogen Roumbaki, die nu geïrriteerd met zijn vlakke hand op de bladen sloeg.
'Zou u niet willen horen, wat er in die rapporten staat?'bromde hij opgewonden. 'Ik neem aan,' antwoordde Perry Rhodan, 'dat ik dat zo ook wel te horen krijg. Waarom heeft u mij anders uitgenodigd!' Verbijstering tekende zich af op Roumbaki's gezicht. Sibala produceerde een begrijpende glimlach, hij scheen een onverklaarbare sympathie te koesteren voor de rijzige Terraan.
'Ga door, Sibala!' zei Roumbaki fel. Hij schoof de rapporten naar de Shangant, leunde achterover en verviel in een broeiend zwijgen. Slechts af en toe wierp hij een blik op de Terraan.
Sibala's zachte stem kwam nu uit de luidspreker van de translater. 'De kapiteins van deze drie schepen, die ook bij de overval waren op de planeet, die door u Modula II wordt genoemd, hebben allemaal verteld dat u de vernietiging van de kristalagenten door een grote vlooteenheid hebt geobserveerd. Mogen we weten, welke vloot dat was?' 'Waarom niet!' antwoordde Perry Rhodan. 'Het is immers mijn vloot!'
Neem me niet kwalijk, Atlan, ouwe vriend, dacht Rhodan, dat ik de veertiende offensieve vloot onder leiding van USO-admiraal Con Baythde mijne noem. Maar het doel heiligt de middelen, bovendien blijft alles toch in de familie. Sibala schraapte even zijn keel, daarna ging hij verder: 'De kapiteins hebben ook gezien, dat enorme roboteenheden de Perlianen uitgeschakeld hebben en in laatste instantie verantwoordelijk zijn voor de vlucht van een groot aantal gevangen Gurrads. Ik hoef zeker niet te vragen, of die roboteenheden tot uw vloot behoren?' Perry Rhodan zweeg. Zijn glimlach zei genoeg.
De Shangant kuchte, terwijl Roumbaki knorde.
'Waarom horen we nu pas van dit verslag?' informeerde de opperregent plotseling met harde stem. 'Moet ik aannemen, dat men zo lang heeft gewacht met het aan de openbaarheid prijsgeven van dit verslag, om ons te laten zoeken naar de overbrenger? Zo ja, dan zal dat consequenties hebben!' De stem van de opperregent klonk kil en dreigend.
Roumbaki scheen zich helemaal niet op zijn gemak te voelen. Hij boog zich voorover naar Sibala en zei iets tegen hem. 'Ik zou willen benadrukken,' zei de Shangant tenslotte tegen Perry Rhodan, 'dat deze rapporten pas korte tijd binnen zijn. De schepen zijn pas negentig minuten geleden op de ruimtehaven geland.' 'Hoe komt het dan,' vroeg Rhodan argwanend, 'dat deze drie schepen pas nu uit het Modulastelsel arriveerden, terwijl wij hier toch al meer dan een dag zijn?' Spijtig haalde de Shangant zijn tengere schouders op. 'De commandanten van de drie schepen hebben door de talrijke overgangen veel tijd nodig gehad om het hoofdkwartier op Boultat te bereiken.'
Rhodan knikte terwijl hij dacht:Wat die Sibala zegt, klopt. Voor zover ik me kan herinneren, heeft kapitein Trikort op eigen initiatief de gebruikelijke acht sprongen teruggebracht tot drie, om de reis voor ons comfortabeler te maken.
Plotseling klonk er een gongslag door het koepelvormige bouwsel. Pas nu zag de opperregent, dat er zich bovenop de barrière ingebouwde beeldschermen moesten bevinden. Roumbaki's gezicht werd blauw verlicht, waardoor diepe slagschaduwen over zijn vreemde trekken vielen. De keelklanken van een Gurrad kwamen uit een luidspreker, die te zacht was voor de translater. Roumbaki en de Shangant luisterden zwijgend. Tenslotte verdween het schijnsel van het beeldscherm. Duidelijk terneergeslagen keek de oude Gurrad met de rode manen op. Lange tijd keek hij de Terraan aan, zonder een woord te zeggen. Perry Rhodan kon duidelijk zien, dat hij geëmotioneerd was. Tenslotte begon Roumbaki te spreken.
'Zo-even vertelde de verkeersleider van de ruimtehaven me, dat er nog een schip is geland. De kapitein vertelde hem, dat hij in het Modula-stelsel minstens twintigduizend ruimteschepen van de Terranen heeft waargenomen...' Roumbaki zweeg. Zijn blik was hopeloos. Wanhoop sprak ook uit de manier waarop hij zijn handen op de barrière legde.
Perry Rhodan wist precies, wat de Gurrad nu bezig hield: Het was het vooruitzicht door zijn koppige gedrag ten opzichte van de Terranen een nieuwe vijand verworven te hebben. Voor de Gurrad bestond er geen twijfel aan, dat de Terranen zich nu zouden wreken voor de smaad hen aangedaan. Perry Rhodan was er helemaal niet op uit zich te laten gelden. Hij was in plaats daarvan bereid de vrijheidsstrijder van Magelhaen een bondgenootschap aan te bieden. Grote verrassing tekende zich af op het gezicht van de opperbevelhebber van de Gurrads, toen hij het aanbod van de Terraan hoorde, terwijl Sibala openlijk uitdrukking gaf aan zijn blijdschap. Eindelijk kwam er een kans om de Perlianen toch nog te overwinnen. Samen met zulke machtige en superieure krijgsmakkers als de Terranen moest dat wel lukken. 'En wat verlangt u als tegenprestatie?' vroeg Roumbaki na een poosje.
'Niet veel.' Rhodan had deze vraag verwacht.
'Wat je in het kader van zo'n bondgenootschap kunt verwachten: basisplaneten. Werven. Maar vooral vrije passage in jullie kleine stelsel.' Roumbaki stond versteld. Hij kon zijn oren niet geloven. Zou deze Terraan werkelijk tevreden zijn met alleen deze voorwaarden? Hij kon het niet geloven.
'En dat is alles, wat u als tegenprestatie verwacht?' vroeg hij daarom nog een keer.
Perry Rhodan knikte van nee, en Roumbaki's gezicht werd weer somber. Nu was het eind in zicht. 'Naast deze voorwaarden,' ging Perry Rhodan verder, 'eisen wij exacte inlichtingen over het aantal planeten die grondstof leveren voor de kristalagenten van de Perlianen, maar vooral zou ik wel eens willen zitten, dat praat wat makkelijker.' Sibala deed het voorstel om naar een kleinere ruimte te gaan. Zoals hij verzekerde, zou de Terraan daar het comfort hebben, waar hij om vroeg.
De kleine ruimte, waar Sibala het over had gehad, bleek een grote woonkamer te zijn waarin een aantal makkelijke stoelen en een stel kleine tafeltjes van hout stonden. Bewakers, gehuld in rood leer, torsten grote volle kristallen glazen. Een ogenblik keek Perry Rhodan of hij een beker of glas kon vinden, toen zag hij geamuseerd, dat de vrijheidsstrijders er wel van hielden. Roumbaki zette de pul gewoon aan zijn lippen en dronk met grote teugen.
Rhodan deed hem na. Het was een voortreffelijke wijn, zoals Perry Rhodan moest toegeven na zijn eerste slok. De opperregent zette zijn pul op een tafeltje neer.
'Om terug te komen op de vraag, waarop ik nog geen antwoord heb gehad: Hoeveel van deze dodelijke valstrikken zijn er in de ruimte?' Hij keek vol verwachting naar Sibala.
'Negenentwintig!' klonk het antwoord van de Shangant uit de translator.
Nu nog maar achtentwintig, herinnerde Perry Rhodan zich. Een van deze door kristaladeren doorgroefde werelden Danger I was uitgeschakeld.
Maar nog steeds vormden de overige achtentwintig dodelijke valstrikken een immens gevaar voor de vrije volkeren van de grote Magelhaense wolk. Zolang deze planeten bestonden, zouden de Perlianen zonder moeilijkheden hun voorraad aan ongeprogrammeerde kristalagenten kunnen aanvullen. Dat moest zo spoedig mogelijk veranderd worden ...
Het was nog steeds één december 2435.
Het onverdraaglijk felle licht van de twee zonnen wierp lange schaduwen over het land, de dag van zeventien uren liep op zijn eind. Vlak voordat de twee zonnen onder gingen, klonk op de ruimtehaven het voorwereldlijke gedonder van een startend schip. De laaiende vuurstroom uit de machtige verbrandingskamers van dit elfhonderd meter lange schip, dat op de breedste plaats een doorsnede van zeshonderd meter had, veroorzaakte een lang aanhoudende donderklap, die zeer intens was. Even later doorbrak het ruimteschip de optische camouflage boven de ruimtehaven, liet binnen enkele seconden de luchtlaag van de planeet achter zich en verwijderde zich daarna met voortdurend toenemende snelheid. Nog steeds was de snelheid betrekkelijk laag.
De navigators hadden hun handen vol, omdat ze moesten voorkomen dat het schip door de reusachtige zwaartekracht van de beide zonnen in het verderf werd gestort. Het was iedere keer een tocht tussen de Scylla en Charibdis door. Ze moesten de zwaartekrachtvelden van de zonnen tegen elkaar uit spelen, die ontstonden doordat de zonnen maar tien miljoen kilometer van elkaar verwijderd waren. Na een paar uur had het schip ook de gigantische waterstofwolken doorkruist, die als een dichte ring rond het Boulstelsel lagen en het kenmerk vormden van dit geïsoleerde centrum in de buitenste spiraalarm van de grote Magelhaense wolk.
Aan boord van dit ruimteschip dat onder bevel van kapitein Trikort stond, bevonden zich tien Terranen, over het algemeen radiospecialisten. Zij moesten het contact tot stand brengen met de tweeëntwintig eenheden, die ergens in de diepten van de grote Magelhaense wolk vertoefden.
Zonder acht te slaan op peilgevaar van de kant van Peruaanse gevechtseenheden, liet Trikort de tien Terranen alles uitzenden, wat mogelijk was binnen het kader van hun aggregaten en antennes. Maar veel succes hadden ze niet gehad.
De slagkruiser Kartika Sari scheen roerloos in de met sterren bezaaide ruimte te drijven.
Maar die indruk was fout.
In werkelijkheid verplaatste het bolvormige ruimteschip met zijn middellijn van vijfhonderd meter zich exact met een snelheid van tweeëndertig procent L.S., normale vlucht, door de grote Magelhaense wolk.
De Kartika Sari was een van de twintig eenheden, die afkomstig waren uit de tweeëntachtigste gemengde stabilisatie van generaal Ems Kastori, de 'lolbroek', en die nu onder bevel van lordadmiraal Atlan stonden.
Atlan vergezelde de twintig slagkruisers met de Crest IV. Verder hoorde bij deze snelle, actieve eenheid nog het vlaggeschip van de koning der vrije handelaars, Roi Danton, de machtige Francis Drake. De Kartika Sari bevond zich aan het uiteinde van een denkbeeldige lijn van drieduizend lichtjaren lang. Hij had als opdracht tekenen van leven te vinden van Perry Rhodan en de overige mannen van de actiegroep Modula. Een taak die intussen sommige mannen aan boord van de Kartika Sari aan een zenuwinstorting had geholpen, zoals overste George O'Connor helaas moest toegeven.
De commandant van de slagkruiser, een kleine, tanige man van vierenveertig jaar oud en een alledaags gezicht had een slecht humeur. Als je het aan zijn bemanning zou vragen, dan zou blijken dat hij meestal een slecht humeur had. Binnen de tweeëntachtigste GSE noemde men hem, in vergelijking met generaal Ems Kastori, de 'lolbroek', de 'nurks'. Er ging bijna geen dag voorbij, of George O'Connor liet zijn zure stemgeluid klinken om zijn slechte humeur af te reageren op onschuldige slachtoffers.
Vandaag was het wel heel erg. Dat lag aan twee dingen. Op de eerste plaats het feit, dat hij weer teveel had gegeten, wat onveranderlijk maagpijn veroorzaakte, aan de andere kant het feit, dat zijn tweede officier Steven Allen ziek was.
Nu was de aanwezigheid van de tweede officier niet bepaald noodzakelijk en voor het normale afwikkelen van de werkzaamheden aan boord van de Kartika Sari bijna zonder betekenis. Alles kon ieder moment door de eerste officier overgenomen worden. Maar wat George O'Connor zo ergerde, was het feit, dat Steven Allen nu als partner van het dagelijkse biljartuurtje uitviel. Omdat de commandant van de Kartika Sari naast al zijn andere slechte karaktertrekken ook nog pedant was, bracht iedere afwijking' van het exact vastgelegde tijdschema hem tot razernij en het dagelijkse biljartuurtje hoorde nu eenmaal bij dit tijdschema. Maar toch mocht men hem wel in de staf, ondanks al deze kleine, menselijke zwaktes. Men was het eens over George O'Connors capaciteiten als commandant. De overste stond erom bekend, dat hij bliksemsnel beslissingen kon nemen. De commandant van de Kartika Sari liet in zijn gedachten de hele bemanning de revu passeren, om iemand te vinden, die tenminste iets van biljarten af wist. O'Connor vond niemand. Met een gezicht alsof alle kwaad van het heelal op zijn rug terecht was gekomen, stond overste O'Connor op uit zijn grote, comfortabele stoel.
'Voelt u zich wel goed, Sir?' klonk een bezorgde stem. 'Bent u daarin geïnteresseerd?' vroeg O'Connor giftig aan zijn eerste officier, majoor Ed Powers. 'Let liever op de peilcentrale,' ging hij mopperend verder. 'Ik heb bij de inspectie van gisteren opvallend veel schaars geklede dames aangetroffen!'
Over het gezicht van de eerste officier gleed een glimlach. 'Levende, Sir?' vroeg hij. O'Connors blik bevroor. 'Goed hoor,' bromde Ed Powers. 'Ik mag toch wel eens een grapje maken!'
'Ik hou niet van zulke grappen,' bromde George O'Connor. Ed Powers keek hem aan. 'Nee,' bevestigde hij. 'U niet!' De eerste officier haalde zijn schouders op en verdween. De werkende technici, die in de centrale aanwezig waren, werden plotseling weer serieus, toen O'Connor naar ze keek. Pas toen de commandant uit het gezicht verdween, begonnen ze onderdrukt te lachen. De kleine, tanige gestalte van de commandant van de Kartika Sari marcheerde door de hoofdcentrale en passeerde juist de buitenste post, toen de intercom een signaal gaf.
'Sir!' riep een van de technici door de hoge ruimte. 'Majoor Sam Keenan wenst u te spreken.' Met een kort gebaar wees George O'Connor naar een beeldscherm van de boordomroep, waar hij net voor stond.
De technicus zette het gesprek onmiddellijk over.
'Wat is er zo dringend, majoor?' vroeg de commandant kwaad. Hij was op weg naar zijn hut, waar zijn dagelijkse mokka op hem wachtte. Nu leek het er veel op, dat deze keer de mokka nog langer moest wachten.
Majoor Sam Keenans gezicht keek hem aan vanaf het scherm. De chef-marconist van de Kartika Sari scheen opgewonden te zijn, wat zijn woorden alleen maar bevestigden.
'Sir!' zei hij haastig. 'We ontvangen ongeveer sinds tien seconden duidelijk verstaanbare radiosignalen, dat wil zeggen in vlekkeloos Interkosmo. Ik geloof ... ik denk ...' 'Ja, wat dan?' schreeuwde O'Connor kwaad en zette zijn korte armpjes in zijn zij. 'Geloof je nu iets, of bedenk je iets! Wat voor tekst heb je ontvangen? Zeg dan toch iets, kerel!'
'Als u me permitteert, Sir,' riep de chef-marconist terug, 'ik ben van mening dat we hier een spoor hebben dat ons naar Perry Rhodan brengt. Wacht even ...' Majoor Sam Keenan verdween even buiten het bereik van de kamera. Toen hij weer verscheen, zei hij dol gelukkig:
'Als dat niet exacte positiegegevens over een planeet zijn, die ons kaarsrecht naar de vermiste actiegroep van Modula II brengen, vreet ik een volwassen Okrill met huid en haar op.
'Voorzichtig,' adviseerde de commandant schaapachtig. 'U zou last van uw maag kunnen krijgen ...' 'Opgelet!' klonk een stem uit de luidspreker. 'Hier peiler. Hier majoor Sanders. Sir, we hebben een van die kosmische schuiten van de Magelhaense vrijheidsstrijders gepeild. De exacte positie is 343 streep 54.'
'Snelheid? Koers?' informeerde de 'nurks' snel.
'Een vijfde van de lichtsnelheid, constant! De koers zou bij deze snelheid in de verwijderde toekomst ongeveer in het middelpunt van deze kleine Melkweg uitkomen.'
'Hoe was de positie van het Gurradschip?' riep majoor Sam Keenan vanaf zijn scherm. 'Hebt u het gehoord, majoor Sanders?' vroeg de commandant aan de peilchef, die eveneens op een scherm was verschenen. Sanders gaf nog een keer de gegevens door.
'Dat is precies de richting, waar het radiobericht vandaan komt!' riep Keenan haastig terug, terwijl hij stralend van vreugde in zijn handen wreef.
'Laat dat, man,' bromde de commandant kwaad. 'Je. doet me denken aan een visvrouw, maar niet aan een officier van de solaire vloot.'
Sam Keenan antwoordde onaangedaan:
'In orde, Sir. Ik wacht op uw bevelen!'
De 'nurks' dacht geen seconde na. Precies op zulke ogenblikken bleek weer eens zijn klasse als scheepscommandant.
'Radiocentrale, zoek de Crest IV op. Leg een radiobrug tussen het Gurradschip en de Crest IV en gebruik ons schip als relaisstation. Als dat gebeurd is, geeft u dat aan mij door.
Machinecentrale, breng de Kartika Sari in een koers die uitkomt in de buurt van het gepeilde schip. De gegevens worden door de navigatie- en peilcentrale aan u doorgegeven. Peilcentrale, zet alle beelden over op de grote panoramaschermen van de hoofdcentrale. Ik wil ieder moment weten wat er gebeurt om ons heen.
Majoor Keenan! Hebt u nog steeds geen contact met de vrijheidsstrijders?' 'Jawel, Sir, ik verbind u door!'
Terwijl de Kartika Sari zijn snelheid opvoerde en op het niet al te verre doel afstormde, werd het lichtelijk gewelfde beeldscherm van de hypercom verlicht. De commandant, die intussen weer teruggekeerd was naar zijn controlestoel, boog zich voorover en keek met onverhulde interesse naar het beeldscherm, waarover op dat moment bonte slierten gleden. Het gezicht, dat even later te zien was, hoorde bij een jonge man, die duidelijk als Terraan geïdentificeerd werd.
Nu salueerde hij volgens voorschrift, toen hij overste O'Connor zag.
'Luitenant Reiyer, Sir,' klonk zijn opgewekte stem door de luidspreker, 'en nog negen man van actiegroep Modula II. Ik ...' Op hetzelfde moment verscheen in de linker bovenhoek van het telecombeeldscherm het gezicht van majoor Keenan.
'Sir!' klonk zijn stem, die de luitenant deed zwijgen. 'Radiobrug met Crest IV is klaar!'
Voordat de commandant iets kon zeggen, gloeide een tweede scherm aan. Er klonk gekraak in de luidspreker en terwijl het gezicht van een man met lichtelijk scheve ogen op het beeldscherm zichtbaar werd, kwam ook zijn stem al uit de luidsprekers onder het beeldscherm.
'Hier Crest IV, radiocentrale, majoor Wai. Wat is er Kartika Sari?' George O'Connor trok de microfoon voor zijn lippen en draaide zich om naar de camera. 'Hier overste George O'Connor,' antwoordde hij. 'Commandant van de Kartika Sari. Majoor! Ik geloof dat we iets heel interessants hebben gevonden!'
Majoor Wai scheen niet in het minst onder de indruk te zijn. Met stoïcijnse kalmte keek hij naar de 'nurks'.
'Wat is het?' informeerde hij. 'We hebben een spoor gevonden, dat naar Perry Rhodan en zijn hele actiegroep leidt! Een paar minuten geleden lukte het om radiocontact te krijgen met tien mannen van deze patrouille, die van de opperregent zelf het bevel kregen om met behulp van de radio-installatie van het Gurradschip onophoudelijk de positie van een planetenstelsel uit te zenden en ...'
'Ik geef u door aan Lordadmiraal Atlan,' onderbrak majoor Wai de overste.
Het beeld veranderde en later werd het bovenlichaam zichtbaar van de tienduizend jarige Arkonide. De 'nurks' voelde zich niet meer op zijn gemak, toen twee vorsende ogen hem schijnbaar op de snijtafel legden.
'Kunt u mij verstaan, overste O'Connor?' klonk de karakteristieke stem van de Arkonide uit de luidspreker.
'Uitstekend, Sir,' antwoordde de commandant van de Kartika Sari. 'Zou u zo vriendelijk willen zijn, uw bericht nog een keer te herhalen, overste!'
Atlans stem klonk kalm en beheerst. Alleen een zeer opmerkzaam toeschouwer kon het koortsachtige ongeduld van de Arkonide herkennen. 'Natuurlijk, Sir!'
In het kort gaf de 'nurks' nog een keer een verslag van wat er korte tijd geleden voorgevallen was. Toen hij zweeg, vroeg de Arkonide: 'Bedankt, overste. Geeft u me alstublieft de jongeman!' Majoor Sam Keenan leverde voortreffelijk werk af, zoals de 'nurks' zonder enige jaloezie moest erkennen.
Op twee beeldschermen naast elkaar kon overste O'Connor de Arkonide en de luitenant zien. Over een afstand van lichtjaren konden de mannen een gesprek voeren, alsof ze aan een ronde tafel tegenover elkaar zaten.
Luitenant Reiyer vertelde in het kort van de gebeurtenissen van de afgelopen dagen, beschreef de voorvallen op Boultat en vertelde daarna wat de aanleiding tot hun vrijlating was geweest.
Toen de luitenant met zijn verhaal klaar was, zei de Arkonide scherp: 'Overste O'Connor!' 'Sir?'
'U probeert het Gurradschip te naderen en wacht daar tot de Crest IV en de Francis Drake zijn gearriveerd. Daarna krijgt u verdere instructies.'
'Begrepen, Sir!' riep George O'Connor en staarde naar een abrupt donker wordend scherm, de Arkonide had de verbinding zonder verdere verklaring verbroken. Even later verdween de Kartika Sari in de libratieruimte en legde de afstand af door middel van een lineairvlucht.
Op de panoramaschermen van de Crest IV naderde Boultat met enorme snelheid.
Atlan stond in complete gevechtscombinatie achter de speciale stoel van de commandant en legde een hand op de gepantserde schouder van overste Merlin Akran. 'Uitstekend werk, overste,' zei hij dankbaar.
'Nou, Sir,' antwoordde de Epsalees, 'met dit schip is dat geen kunst.' Atlan glimlachte even. Toen bedacht hij dat Merlin Akran niet zo sprak uit valse bescheidenheid, maar nuchter de feiten vermeldde. De Crest IV was werkelijk een uitstekend schip, in ieder opzicht. Uitgerust met vier moderne kalups, die ultracompact gebouwd waren, en het schip een reikwijdte per aggregaat gaven van 1,2 miljoen lichtjaren. Met dit ultraslagschip, van de orde van grootte van de Crest IV, was men in staat om 4,8 miljoen lichtjaren af te leggen, zonder tussenkomende reparaties. Atlans blik dwaalde af naar twee andere schermen waarop de Francis Drake en de Kartika Sari te zien waren, die met opgetrokken overbelastingsschermen achter de Crest IV aan vlogen. Luitenant Reiyer, die aan boord van de Kartika Sari was, had gewaarschuwd voor de gevaarlijke waterstofwolken, voor de wisselende zwaartekrachtvelden, die de beide zonnen produceerden. Voor de Terraanse reuzenbollen bestonden deze hindernissen niet. De fantastisch exact functionerende computers berekenden een absoluut gevaarloze koers door het stelsel. De waterstofwolken die als een schaal om het stelsel lagen, botsten tegen de groene gloed van de overbelastingsschermen. 'Is uw besluit nog van toepassing, Sir?' vroeg de overste Akran aan de Arkonide, die aandachtig het naderen van Boultat via de panoramaschermen volgde.
'Wat? O! Natuurlijk, overste Akran.'
Atlans stem klonk ongebruikelijk ernstig, toen hij verder ging:
'Of denkt u dat ik voor m'n plezier alarm heb gegeven voor de Crest IV? Nee, nee,' zei de Arkonide, toen de Epsalees zijn hoofd schudde. De hoofdcentrale van de Crest IV was helemaal bezet. Voor ieder apparaat zaten twee man, ieder machinecommando was drievoudig bezet.
Atlan wilde geen enkel risico nemen. Zolang hij er niet voor honderd procent van overtuigd was, dat Perry Rhodan en de koning der vrije handelaars samen met al hun mannen op vrije voet waren, zolang moest hij aannemen, dat ze in de val liepen.
En zo streken de drie Terraanse schepen onder dekking van overbelastingsschermen neer op de planeet, alsof ze van plan waren hem te doorboren.
De met geweld verdrongen en door de wrijving oplaaiende atmosfeer veroorzaakte een hels lawaai. Voor de Gurrads die in hun talrijke peilstations het naderen van de reuzenbollen volgden, moesten ze een soort helse koeriers zijn. 'Meldt zich dan niemand?' informeerde de Arkonide. Zijn gezicht was bleek. 'Geen enkel bericht van Perry?'
'Geen enkele impuls, Sir,' klonk de stem van majoor Wai Tong, de chef van de radiocentrale was op een van de kleinere controleschermen te zien.
Atlan stootte een arkonidische vloek uit. Geen van de aanwezige officieren had dat begrepen. Boultat was al gevaarlijk dichtbij. Het was nu een kwestie van seconden, dan was de grens overschreden, waarbij de schepen nog konden bijdraaien, zonder de planeet ernstig te beschadigen.
Atlan stond op het punt om de intimidatie af te breken, toen er plotseling een overslaande stem uit zijn communicator kwam. 'Snel!' riep de commandant van de Crest IV. 'Zet over op mijn scherm!'
Het beeldscherm voor Merlin Akran werd verlicht, zijn rechterhand schoot uit naar het instrumentenbord en het ultraslagschip minderde zijn waanzinnige vaart. Met hem ook de beide andere schepen.
Atlan haalde eindelijk zijn verkrampte handen van Akrans schouders. Hoofdschuddend zei hij tegen het beeldscherm:
'Je had geen seconde later contact mogen maken ...' 'Dat weet ik, ouwe,' antwoordde Perry Rhodan. 'maar ik heb even geslapen. Voordat ze mij het bericht hadden gebracht, dat er drie geweldige schepen aan kwamen en voordat ik de zendcentrale van de ruimtehaven had bereikt, verstreek er wel wat tijd.' 'Bovendien moet het wantrouwen van je nieuwe vrienden nog behoorlijk krachtig zijn,' antwoordde de Arkonide.
'Je moet ze begrijpen,' zei de opperregent en keek een ogenblik opzij, kennelijk stonden er nog meer mensen naast hem. 'Maar onze vrienden namen tot nu aan, dat onze schepen in feite schepen van de Perlianen waren, of van een ander volk dat door de kristallen wordt beheerst.'
'Laat maar zitten,' bromde Atlan. 'Natuurlijk begrijp ik de argwaan en het wantrouwen van levende wezens, die al enige honderden jaren tot slaaf worden gemaakt, waar men ze ook vindt.'
'Dan begrijpen we elkaar prima,' zei de opperregent.
Lordadmiraal Atlan constateerde tevreden, dat de staalblauwe ogen van zijn vriend alweer ironisch begonnen te fonkelen. 'Je bent ouder geworden, beste vriend,' zei de stem van Rhodan. Atlan begon te glimlachen. Die opmerking was typisch voor de opperregent. Geen woord over de doorstane gevaren. Die waren overwonnen, en daarom achter de rug. Later, veel later, als ze weer eens gezellig bij elkaar zaten, zou Perry zeker over zijn avonturen op Boultat vertellen. Toen herinnerde de oeroude Arkonide zich Rhodans opmerking over zijn leeftijd.
'Ook jij bent niet jonger geworden, mijn zoon,' zei hij. In de centrale van de Crest IV begon iemand te lachen.
'Ik kan je aanbevelen om zo snel mogelijk naar beneden te komen,' klonk Rhodans stem opnieuw. 'Waarom?' Vragend trok Atlan zijn wenkbrauwen op. Op het gezicht van de opperregent verscheen een genietende uitdrukking.
'Een wijn, die we hier hebben,' riep hij uit. 'Wat een wijn!' Hoofdschuddend keek de Arkonide toe, hoe Perry Rhodan een glazen pul naar zijn lippen bracht en een grote slok nam.
6.
Op drie december 2435, ongeveer acht uur in de morgen, arriveerde de veertiende zware offensiefvloot van de USO onder commando van de Epsalees Con Bayth in het Boulstelsel.
De achthonderd zware en superzware eenheden van de vloot zaaiden angst en paniek onder de Magelhaense vrijheidsstrijders, die zulke giganten in zulke hoeveelheden nog nooit hadden gezien. Eindelijk begonnen ze de woorden van de Terranen te geloven, die hen voorlopig wapenhulp hadden toegezegd.
Ook Roi Dantons verhalen over dat legendarische ding met de naam Old Man, werden nu vanuit een heel ander perspectief gezien. Niemand van de Gurradofficieren had tot nu toe serieus geloofd dat deze monsterlijke robotgigant ook zou opduiken in de Magelhaense wolk en ongeveer vijftienduizend van die fantastische bolschepen van hetzelfde type in de strijd zou werpen om de kristallen en Perlianen bij te staan.
Zoals gezegd: Dat geloofde niemand serieus. Roumbaki helemaal niet. Maar nu was de koppige houwdegen blij over het aanbod van de Terranen, net zo blij als over de toezegging dat de Magelhaense vrijheidsstrijders met hun betrekkelijk langzame en slecht bewapende schepen tegen alle gevaren beschermd zouden worden. Als tegenprestatie vroeg Rhodan alleen de totale kosmonautische hulp van de Gurrads.
Gisteren was er nog een informeel feestbanket, dat in de kleine uurtjes letterlijk in de wijn verdronk.
Voor dit natte einde overhandigde de Shangant Sibala de kosmonautische coördinaten van de achtentwintig planeten, die net als Danger I dodelijke valstrikken vormden. Die ochtend stonden Atlan en Perry Rhodan met een lichte kater aan de voet van de loopbrug, die naar de onderste sluis van de Crest IV liep, en sloegen het inschepen van de mannen van actiegroep Modula II gade.
Roi Danton en Oro Masut vormden de achterhoede.
Toen zij aan de beurt waren de loopbrug te betreden, stak de vrije handelaar met een afwerend gebaar zijn armen uit en jammerde klagelijk:
'Oro, moet dat nou? Moet ik werkelijk dit stinkende schip in? Je weet toch, dat ik de odeur van die Terranen niet kan verdragen! Zo kom ik aan mijn migraine.' Perry's ogen fonkelden geërgerd. 'Niemand dwingt u dit schip te betreden, monsieur!' zei hij ruw.
'Ik begrijp uw woede! Maar helaas kon ik de Francis Drake geen permissie geven om te landen. Er is al nauwelijks plaats genoeg voor de Crest IV.'
Een ader zwol op Rhodans voorhoofd.
'Zo mag ik het zien!' zei Danton giftig. Hij speelde zijn rol weer. 'Eerst geeft men zijn hartebloed, dan wordt men eenvoudig het schip uitgekeken.'
'Wat permitteert u zich, meneer?' brulde Rhodan en deed een stap in de richting van de koning der vrije handelaars.
Een paar soldaten van de bemanning van de Crest IV keken nieuwsgierig op.
'Oro!' brulde de vrije handelaar, 'help me! Hij wil me iets aandoen!' Danton vluchtte in de reusachtige armen van zijn lijfwacht, die dit vaak gespeelde spel dadelijk meespeelde en wild met zijn ogen begon te rollen. Het met brandlittekens bedekte blauwrode gezicht van de Ertruser werd een angstaanjagend masker.
'Laat me in godsnaam met rust!' jammerde Danton, toen de opperregent nog een stap in zijn richting wilde doen, om de zaak uit te leggen. Angstig keek de vrije handelaar onder de ellebogen van de Ertruser door.
'Ach, loop naar de duivel, monsieur,' bromde de opperregent minachtend, draaide zich abrupt om en stapte op de loopbrug van de Crest IV.
'Ik ben nieuwsgierig,' mompelde hij, toen hij langs Atlan liep, 'wat die opschepper doet, als we hem hier werkelijk achter laten.' 'Geef je niet over aan valse illusies, beste vriend,' zei de Arkonide en begon stiekem te grijnzen. 'Als je je omdraait, zul je een wonder meemaken!'
Perry Rhodan bleef staan, draaide zich om en hield hoorbaar zijn adem in.
Vlak naast de Crest IV stond een wild beschilderde Space-jet. De sluis sprong net open en een avontuurlijk geklede gestalte kwam naar buiten, die een rode loper uitrolde tot vlak voor de loopbrug van de Crest IV. Daarna nam de vrije handelaar zijn avonturierhoed van zijn hoofd en maakte een buiging voor zijn 'koning'. Roi Danton maakte een royaal gebaar naar de opperregent, die nog steeds verbluft naar dit tafereel staarde en riep:
'Het beste, grandeseigneur en met u ook, Sire!' Het laatste was voor Atlan bedoeld, die grijnzend terug zwaaide. 'Ik hoop,' zei de koning der vrije handelaren, die zich met de gratie van een balletmeester over de rode loper bewoog, 'ik hoop dat we elkaar spoedig terug zien!' 'Ik hoop van niet ...,' schreeuwde Perry Rhodan terug en barstte daarna in een schaterlach uit, waar Atlan van harte mee instemde. Hoofdschuddend verdwenen ze in de reusachtige sluis van de Crest.
De misverstanden tussen Gurrads en Terranen konden door de gebeurtenissen sneller uit de weg geruimd worden dan men van Terraanse kant had durven hopen. Gurrads en Terranen zijn bondgenoten geworden en deze nieuwe constellatie is ook de achtergrond van een groots opgezette en zorgvuldig geplande vlootoperatie tegen de kristalagenten...