45

Sally huilde. Tom stond op en wendde zijn blik af; hij voelde zijn onredelijke woede groeien. Hij liep een eindje het bos in. Daar, op een rustig plekje, ging hij op een omgevallen boomstam zitten. Zijn vuisten spanden en ontspanden zich. Die oude man had het recht niet om hen in de steek te laten. Hij had zichzelf aangepraat dat hij doodging - alleen omdat hij een rij blauwe bergen had aanschouwd.

Tom dacht terug aan de eerste keer dat hij Don Alfonso had gezien, op dat krukje in zijn hut, met zijn machete door de lucht maaiend en vol grappen. Het leek een vorig leven.

Ze dolven een graf in de modderbodem. Het was een traag, uitputtend proces en ze waren zo verzwakt dat ze de spade amper de grond in kregen. Onwillekeurig vroeg Tom zich af wanneer hij dit voor Philip moest doen - de volgende dag? Rond het middaguur hadden ze diep genoeg gegraven. Ze wikkelden Don Alfonso in zijn hangmat, rolden hem in het gat dat al vol water aan het lopen was en gooiden er een stel natte bloemen op. Toen vulden ze het graf weer met modder. Tom maakte een ruwhouten kruis dat hij aaneenbond met lianen, en plantte dat op het graf. Daarna bleven ze een tijdje in onbehaaglijk stilzwijgen staan.

'Ik zou graag een paar woorden spreken,' zei Vernon.

Hij stond op zijn benen te zwaaien. Zijn kleren hingen als vodden rond zijn lichaam, en zijn haar en baard waren volkomen verwilderd. Hij liep erbij als een bedelaar.

'Don Alfonso...' Zijn stem stierf weg. Hij hoestte even. 'Als u nog ergens in de buurt bent, voordat u op weg gaat naar de hemelpoort... kunt u dan nog een tijdje bij ons blijven om ons te helpen, oude man? Het ziet er slecht uit voor ons.'

'Amen,' zei Sally.

Er begonnen donkere wolken voor de zon te drijven, die een eind maakten aan hun korte, zonnige respijt. Er klonk een rollende donderslag en op het bladerdak boven hun hoofd spetterden de eerste regendruppels.

Sally liep naar Tom toe. 'Ik ga weer op jacht.'

Tom knikte. Hij pakte de vislijn en besloot zijn geluk te gaan beproeven in de rivier die ze een eind terug overgestoken waren. Vernon bleef achter om op Philip te passen.

Vroeg in de middag kwamen ze terug. Sally had niets gevangen, Tom had één vis te pakken gekregen - niet meer dan anderhalf ons. Tijdens hun afwezigheid had Philip hoge koorts gekregen. Hij ijlde. Zijn open ogen glinsterden van de hitte en hij rolde zijn hoofd eindeloos heen en weer, terwijl hij losse flarden van zinnen prevelde. Tom wist zeker dat zijn broer op sterven lag.

Toen ze probeerden hem iets van Sally's thee te laten drinken, begon hij onsamenhangend te schreeuwen en sloeg de mok weg. Ze kookten de vis in een pot met wat maniokwortel en voerden Philip iets van de stoofpot. Na een hoop geschreeuw en hevig verzet nam hij er eindelijk wat van aan. Na de maaltijd bleven ze onder hun boomstam zitten, want het regende pijpenstelen. Zo wachtten ze op het donker.

Tom werd als eerste wakker, vlak voor zonsopgang. Philips koorts was in de loop van de nacht nog toegenomen. Hij lag te woelen en te mompelen; zijn vingers plukten doelloos aan zijn kraag en zijn gezicht was uitgemergeld. Tom was wanhopig. Ze hadden geen geneesmiddelen, geen enkele manier om een diagnose te stellen, niet eens een verbandtrommel. Sally's kruidenmiddelen haalden niets uit bij deze razende koorts.

Vernon legde een vuur aan en daar zaten ze verslagen omheen. De donkere varens rezen rondom hen op als een dreigende menigte, knikten met hun koppen onder de geseling van de regen en wierpen een groene schemering over hun toevluchtsoord.

Na een tijd zei Tom: 'We zullen hier moeten blijven tot Philip wat beter is.'

Sally en Vernon knikten, hoewel ze allemaal wisten dat Philip niet meer beter zou worden.

'We zetten alles op alles om vlees, vis en eetbare planten te verzamelen. We moeten deze periode gebruiken om weer op krachten te komen en ons voor te bereiden op de lange tocht naar huis.'

Ook daar was iedereen het mee eens.

'Oké,' zei Tom, terwijl hij overeind kwam. 'Aan de slag. Sally gaat jagen. Ik neem de vislijn en de haken. Vernon, jij blijft hier om op Philip te letten.' Hij keek om zich heen. 'We geven het niet op.'

Op bibberige benen kwamen ze overeind, en Tom zag tot zijn genoegen dat er iets van nieuwe energie uit hun houding sprak. Hij pakte de lijn en de vishaken en liep de jungle in. Hij liep in een rechte lijn weg van de Siërra Azul, scheurde onderweg stukken uit de zijkant van varens om de weg terug te kunnen vinden en ging op zoek naar eetbare planten. Het regende gestaag verder. Twee uur later arriveerde hij uitgeput bij een modderige waterval, met een hagedis die hij als aas gevangen had. Hij haakte het spartelende reptiel aan zijn lijn en gooide het de ziedende stroom in.

Vijf uur later, net voordat het te donker werd om de weg terug naar het kamp te kunnen vinden, gaf hij het op. Hij had drie van zijn zes haken verloren en een groot stuk vislijn, zonder ook maar iets te vangen. Voor het helemaal donker was kwam hij terug in het kamp, waar Vernon het vuur zat op te stoken. Sally was nog niet terug.

'Hoe is het met Philip?'

'Niet best.'

Tom ging even bij Philip kijken en zag dat die in een rusteloze slaap lag te draaien. Hij verkeerde half in een droom en prevelde flarden van een gesprek. Zijn gezicht en lippen waren zo slap dat Tom er bang van werd: hij moest denken aan Don Alfonso's laatste momenten. Philip leek een eenzijdig gesprek te voeren met hun vader, een brokkelige reeks oud zeer en beschuldigingen. Toms eigen naam werd genoemd, en Vernon, en Philips moeder, die hij in geen twintig jaar gezien had. En even later leek Philip op een ver jaarsfeestje te zijn, een kinderpartijtje. Het was zo te horen zijn vijfde verjaardag, en onder kreten van vreugde pakte hij zijn cadeautjes uit.

Verdrietig liep Tom weg. Hij ging naast Vernon bij het vuur zitten. Vernon sloeg een arm om zijn schouders. 'Zo is hij al de hele dag.' Hij gaf hem een mok thee.

Tom nam de beker aan en nam een slok. Zijn eigen hand zag er bejaard uit, vol aderen en vlekken. Zijn maag voelde hol aan, maar hij had geen honger.

'Is Sally nog niet terug?'

'Nee, maar ik heb wel een paar schoten gehoord.'

Alsof het afgesproken werk was, hoorden ze op dat moment de bladeren ritselen en kwam Sally te voorschijn. Ze zei niets, haalde haar geweer van haar schouder en ging bij het vuur zitten.

'Geen geluk gehad?' vroeg Tom.

'Een stel boomstammen.'

Met een glimlach pakte Tom haar hand. 'Geen boomstam in het woud is veilig zolang de legendarische jager Sally haar prooi besluipt.'

Sally veegde de modder van haar gezicht. 'Sorry.'

'Morgen,' zei Tom, 'kan ik misschien vroeg op pad gaan en terugkeren naar de rivier waar we Philip gevonden hebben. Dan moet ik daar overnachten, maar het was een grote rivier en daar kan ik vast een heleboel vis vangen.'

'Goed idee, Tom,' zei Vernon met dodelijk vermoeide stem.

'We geven het niet op.'

'Nee,' zei Sally.

Vernon schudde zijn hoofd. 'Ik vraag me af wat vader zou zeggen als hij ons hier zo zag.'

Tom schudde zijn hoofd. Maxwell Broadbent interesseerde hem al lang niet meer. Als hij wist wat hij op zijn geweten had, zijn drie zoons de dood ingejaagd... Daar moest je niet aan denken. Ze waren tekortgeschoten toen hij nog leefde, en nu faalden ze ook nog eens na zijn dood.

Tom bleef een tijdje in het vuur staren en vroeg toen: 'Ben jij boos op vader?'

Vernon aarzelde even. 'Ja.'

Tom maakte een hulpeloos gebaar met zijn hand. 'Denk je dat we het hem ooit zullen kunnen vergeven?'

'Wat doet dat ertoe?'


 

Voor zonsopgang werd Tom wakker met een eigenaardig gevoel van druk onder aan zijn schedel. Het was nog donker, en het regende. Het geluid van de regen leek rond te kruipen door zijn hoofd. Hij draaide zich eenmaal, tweemaal om op de natte grond, en het gevoel van druk veranderde in hoofdpijn. Hij ging rechtop zitten en merkte tot zijn grote verrassing dat hij zich amper overeind kon houden. Hij liet zich met tollend hoofd terugzakken en bleef liggen staren naar het donker, dat vol verwarde flarden rood en bruin leek en waarin hij fluisterende stemmen meende te horen. Hij hoorde Boender ergens vlakbij zachtjes en bezorgd prevelen. Hij keek om zich heen en zag even later, in het donker, het aapje op de grond zitten, bezig zorgelijke zuiggeluidjes te maken. Hij wist dat er iets mis moest zijn.

Dit was meer dan het effect van honger. Tom besefte dat hij ziek was. O god, dacht hij, niet nu. Hij draaide zijn hoofd om en probeerde Sally of Vernon in de rondwervelende duisternis te ontwaren, maar hij zag niets. Zijn neus leek gevuld met de kleverige geur van rottend loof, regen en modder. Het geluid van de regen die de planten en bomen ranselde boorde zich zijn schedel in. Hij voelde zich in slaap vallen, en toen hij zijn ogen opende zat Sally met een lantaarn in het donker naar hem te kijken.

'Ik ga vandaag vissen,' zei Tom.

'Jij gaat helemaal niks,' antwoordde ze. Ze voelde aan zijn voorhoofd en zag geen kans de blik van angst op haar gezicht te verhullen. 'Ik zal je wat thee brengen.'

Met een dampende mok kwam ze terug. Ze hielp Tom drinken en zei: 'Ga maar weer slapen.'

Tom sliep.

Toen hij wakker werd, was het lichter maar regende het nog steeds. Sally zat naast hem op haar hurken. Toen ze zag dat hij zijn ogen open had, probeerde ze te glimlachen.

Ondanks de verstikkende hitte onder de boomstam huiverde hij. 'Philip?' bracht hij uit.

'Nog hetzelfde.'

'Vernon?'

'Ook ziek.'

'Verdomme.' Bezorgd keek hij Sally aan. 'En jij? Hoe voel jij je?' Haar gezicht zag rood. 'Jij wordt toch niet ook ziek?'

Sally legde een hand op zijn wang. 'Ja, ik ben ook ziek aan het worden.'

'Ik word beter,' zei Tom, 'en dan zorg ik voor jou. We komen echt wel uit deze ellende.'

Ze schudde haar hoofd. 'Nee, Tom, hier komen we niet meer uit.'

Die simpele verklaring leek zijn bonzende hoofd helderder te maken. Hij sloot zijn ogen. Dit was het dus. Dit werd hun einde, in de regen onder die afgrijselijke boom, en ze zouden door wilde dieren aan stukken gescheurd worden. En niemand zou ooit te weten komen wat er met hen gebeurd was. Hij probeerde zich voor te houden dat dit de koorts was, dat het er in werkelijkheid niet zo slecht met hen voor stond, maar diep in zijn hart wist hij dat het waar was. Zijn hoofd tolde. Ze gingen dood. Hij opende zijn ogen.

Sally zat nog met haar hand op zijn wang. Ze keek hem een hele tijd aan. Haar gezicht was smerig, vol schrammen en insecten-beten. Haar doffe haar zat door de war, haar ogen stonden hol. Er was geen enkele gelijkenis meer met het meisje dat in Utah zonder zadel achter hem aan gegaloppeerd was - behalve de intense, turquoise kleur van haar ogen en haar onderlip, die nog steeds iets naar voren stak.

Na een tijd zei ze: 'We hebben niet veel tijd meer.' Ze zweeg even en keek hem strak aan. 'Ik moet je iets vertellen, Tom.'

'Wat dan?'

'Volgens mij ben ik verliefd geworden op jou.'

Met plotselinge helderheid keerde de werkelijkheid terug. Tom kreeg geen woord over zijn lippen.

Energiek ging ze verder: 'Enfin... nu heb ik het gezegd.'

'Maar...'

'Julian? De perfecte droomprins, knap, briljant, heeft overal de juiste mening over. Zo iemand waarmee je ouders je graag getrouwd zouden zien. Hij is, zeg maar, mijn Sarah. Wie wil dat nou? Wat ik voor hem voelde, was iets heel anders dan wat ik voor jou voel, ondanks al je...' Ze aarzelde en glimlachte. 'Onvolkomenheden?'

Met die woorden waren alle complicaties als sneeuw voor de zon verdwenen, en nu was alles helder en simpel. Hij probeerde iets te zeggen en zag eindelijk kans uit te brengen: 'Ik hou ook van jou.'

Ze glimlachte, en even straalde er iets van haar vroegere schoonheid. 'Dat weet ik, en daar ben ik blij om. Het spijt me dat ik zo rot tegen je gedaan heb. Ik wilde er niet aan toegeven.'

Even bleven ze zwijgen.

'Volgens mij hou ik al van je vanaf het moment dat je mijn paard gestolen had en achter me aan kwam in Utah,' zei Tom. 'Maar ik wist het pas zeker toen je die jaguar niet kon doodschieten. Alleen daarom al zal ik altijd van je blijven houden.'

'Toen je me naar buiten riep om naar dat glanzende bos te kijken,' zei Sally, 'toen besefte ik dat ik verliefd op je aan het worden was.'

'Je hebt er nooit iets over gezegd.'

'Het duurde even voor ik het zelf doorhad. Het is je misschien opgevallen: ik ben nogal koppig. Ik wilde niet toegeven dat ik het fout had.'

Hij slikte. Zijn hoofd begon te tollen. 'Maar ik ben doodnormaal. Ik ben niet op mijn zestiende naar Stanford gegaan...'

'Normaal? Iemand die met jaguars en anaconda's op de vuist gaat? Die een expeditie naar de donkerste binnenlanden op touw zet en dat met moed en humor volhoudt?'

'Dat deed ik alleen maar omdat het niet anders kon.'

'Dat is ook een van jouw sterke punten: je bent bescheiden. Door met jou om te gaan, begon ik in te zien wat voor iemand Julian is. Die wilde niet met me mee omdat het, zei hij, "niet goed uitkwam". Dan kon hij niet verder met zijn werk. Maar volgens mij durfde hij niet. Julian, daar kwam ik achter, is iemand die niets onderneemt als hij niet voor honderd procent zeker is dat hij zal slagen. Maar jij zou het onmogelijke proberen.'

Zijn hoofd begon weer te draaien. Hij probeerde uit alle macht om zich te concentreren. Sally's woorden waren als balsem voor zijn ziel.

Ze glimlachte bedroefd en legde haar hoofd op zijn borst. 'Het spijt me alleen dat we geen tijd meer hebben.'

Hij legde zijn hand op haar haar. 'Dit is wel echt een afschuwelijke plek om verliefd te worden.'

'Je meent het.'

'Misschien dat we in een ander leven...' Tom deed zijn uiterste best om zijn greep op de werkelijkheid te behouden. 'We krijgen nog wel een tweede kans, op de een of andere manier... ergens...' Zijn gedachten werden vaag. Wat probeerde hij te zeggen? Hij kneep zijn ogen dicht om de duizeligheid te verdrijven, maar daar werd het nog erger van. Hij probeerde ze weer te openen, maar hij zag alleen een werveling van groen en bruin, en even vroeg hij zich af of het niet allemaal een droom geweest was: de kanker van zijn vader, de reis, het oerwoud, Sally, zijn broer die op sterven lag. Ja, het was inderdaad een droom geweest, besefte hij: een lange, eigenaardige droom, en hij zou dadelijk als jochie wakker worden in zijn eigen bed, met zijn vader die vanaf de onderste traptree stond te brullen: 'Wakker worden allemaal, de ochtendstond heeft goud in de mond!'

Met die gedachte in zijn hoofd dreef hij gelukzalig de vergetelheid in.

46

Marcus Hauser zat op een kampeerkruk in de deuropening van de tempelruïne van de ochtendlucht te genieten. In een boom niet ver van hem vandaan krijste een rondspringende toekan. Het dier wiebelde met zijn enorme snavel heen en weer. Het was een schitterende dag met een helderblauwe hemel. De jungle was stil en groen. Hier in de bergen was het koeler en droger, en de lucht leek er frisser. De geur van een onbekende bloem dreef langs. Hauser voelde een zekere vrede terugkeren. Het was een lange nacht geweest, en hij voelde zich uitgeput, leeg en teleurgesteld.

Hij hoorde voetstappen door het dorre blad ritselen. Een van de soldaten kwam zijn ontbijt brengen: eieren met spek, koffie en gebakken banaan, op een emaillen bord met een takje van een of ander kruid ter versiering. Hij nam het bord op zijn knieën. Die garnering irriteerde hem, dus die mikte hij opzij voordat hij zijn vork pakte en begon te eten, terwijl hij nog nadacht over de gebeurtenissen van de vorige avond. Het was zover geweest: hij moest het dorpshoofd tot een uitspraak dwingen, anders zou hij falen. Amper tien minuten later wist hij dat de oude man niet zou bezwijken, maar toch deed hij er alles aan. Het leek wel of je naar een pornofilm zat te kijken: niet bij machte om hem uit te zetten, terwijl je jezelf na afloop vervloekte om de verspilling van tijd en energie. Hij had het geprobeerd. Hij had echt zijn best gedaan. Nu moest hij een andere oplossing voor zijn probleem verzinnen.

Er verschenen twee soldaten in de deuropening, met het lijk tussen hen in. 'Wat moeten we hiermee, jefe?'

Hauser, zijn mond vol ei, wees met zijn vork. 'Het ravijn in.'

Ze gingen naar buiten en hij at zijn bord leeg. De Witte Stad was enorm, en volledig overwoekerd. Max kon wel overal begraven zijn. Het probleem was dat het oproer in het dorp zo hevig was dat er weinig kans bestond dat hij een nieuwe gijzelaar kon nemen om te proberen hém de locatie van het graf te ontfutselen. Anderzijds had hij ook niet veel zin om de komende twee weken zelf door die puinhoop vol ratten te gaan lopen zoeken.

Hij onderbrak zijn gedachten, tastte in zijn zakken en haalde er een dunne aluminium koker uit. Even later was het ritueel volvoerd en brandde de sigaar. Hij inhaleerde diep en voelde het kalmerende effect van de nicotine vanuit zijn longen naar zijn lichaam stromen. Een probleem kon altijd worden opgedeeld in opties en subopties. Er waren er twee: hij kon in zijn eentje op zoek naar het graf, of hij kon iemand anders voor hem laten zoeken. Als hij iemand anders liet zoeken, wie kon dat dan zijn?

'Teniente?'

De luitenant, die buiten had staan wachten op zijn opdracht voor die ochtend, kwam binnen en salueerde. 'Si, señor?'

'Stuur een man terug het pad af om te kijken hoe het met de gebroeders Broadbent staat.'

'Jazeker, chef.'

'Hij moet ze gewoon met rust laten, en ze mogen niet weten dat hij er is. Ik wil weten hoe ze eraan toe zijn, of ze nog deze kant uit komen of op de terugreis zijn - alles waar je maar achter kunt komen.'

'Goed, chef.'

'Vanochtend beginnen we met de piramide. Deze kant maken we open met dynamiet, en daarvandaan gaan we verder. Zorg voor explosieven en manschappen en laat ze over een uur klaarstaan.' Hij zette zijn bord op de grond en stond op, terwijl hij zijn Steyr AUG over zijn schouder slingerde. Hij stapte het zonlicht in, keek op naar de piramide en berekende al waar hij de ladingen moest plaatsen. Of hij Max nu wel of niet in die piramide aantrof, het zou de soldaten iets te doen geven - iets waar ze aardigheid in hadden. Iedereen was dol op een flinke explosie.

Zonlicht. Het eerste dat hij in twee weken gezien had. Het leek hem wel plezierig om voor de verandering weer eens in de zon te werken.

47

De dood kwam, op zoek naar Tom Broadbent, maar niet in het zwart gehuld en met een zeis in de hand. Hij kwam in de vorm van een afstotelijk, wild gezicht, met rode en gele strepen, met daaromheen een stekelige rand groene veren, met groene ogen en zwart haar en puntige witte tanden, dat in zijn gezicht tuurde en met zijn vingers in hem prikte. Maar de dood die Tom verwacht had, die kwam niet. In plaats daarvan goot de angstaanjagende gestalte wat hete vloeistof door zijn keel, en nog wat. Hij bood enig zwak verzet, maar gaf dat even later op en viel in slaap.

Hij werd wakker met een droog gevoel in zijn keel en een bonzende hoofdpijn. Hij lag in een hangmat in een hut met een rieten dak. Hij had een schoon T-shirt en short aan. Buiten scheen de zon, en de jungle barstte van de geluiden. Een tijdlang kon hij zich niet eens herinneren wie hij was of wat hij hier deed, en toen kwam het stukje bij beetje terug: de verdwijning van zijn vader, het eigenaardige testament, hun reis over de rivier, Don Alfonso's grappen en bizarre uitspraken, het open plekje met uitzicht op de Siërra Azul, doodgaan onder die vermolmde boomstam in de regen.

Wat leek dat allemaal langgeleden. Hij voelde zich hernieuwd, herboren, zwak als een zuigeling.

Voorzichtig tilde hij zijn hoofd op, niet verder dan de knallende hoofdpijn toestond. De hangmat naast hem was leeg. Hij voelde zijn hart opspringen. Wie had er in die hangmat gelegen? Sally? Vernon? Wie was er dood?

'Hallo?' vroeg hij zwakjes, terwijl hij probeerde rechtop te gaan zitten. 'Is daar iemand?'

Buiten hoorde hij iets, en even later tilde Sally de voorflap van de hut op en kwam naar binnen. Ze leek wel een plotselinge eruptie van goud. 'Tom! Wat heerlijk dat je je beter voelt.'

'O, Sally, ik zag die lege hangmat en ik dacht...'

Sally kwam naar hem toe en pakte zijn hand. 'We zijn er allemaal nog.' 'Philip?'

'Nog wel ziek, maar een heel stuk opgeknapt. Vernon is waarschijnlijk morgen beter.'

'Wat is er gebeurd? Waar zijn we?'

'Nog op dezelfde plek. Je kunt Borabay bedanken als hij terugkomt. Hij is gaan jagen.'

'Borabay?' 'Een bergindiaan. Die heeft ons gevonden en ons gered. Hij heeft ons allemaal verpleegd tot we beter waren.'

'Waarom?'

'Dat weet ik niet.'

'Hoe lang ben ik ziek geweest?'

'We zijn allemaal zowat een week ziek geweest. We hadden een koorts die hij bisi noemt. Hij is curandero. Niet zoals ik, maar een echte. Hij heeft ons medicijnen gegeven, ons gevoerd, ons leven gered. Hij spreekt zelfs een eigenaardig soort Engels.'

Tom probeerde rechtop te gaan zitten.

'Niet doen.' Ze duwde hem zachtjes achterover. 'Drink hier maar wat van.'

Ze gaf hem een mok met een zoete vloeistof. Hij dronk de beker leeg en voelde zijn honger des te heviger. 'Ik ruik iets... er staat iets op het vuur, en dat ruikt heerlijk.'

'Schildpadstoofpot Borabay. Ik breng je een bordje.' Ze legde haar hand op zijn wang.

Hij keek naar haar op, en alles kwam weer boven.

Ze bukte zich over hem heen en gaf hem een kus. 'We hebben nog een lange reis voor de boeg voordat dit allemaal voorbij is.'

'Ja.'

'Laten we het rustig aan doen.'

Hij knikte. Ze bracht hem wat eten; Tom at ervan en viel prompt in een diepe slaap. Toen hij wakker werd, was zijn hoofdpijn over en kon hij uit zijn hangmat klimmen en op trillende benen de hut uit lopen. Zijn knieën voelden aan als rubber. Ze zaten nog op dezelfde open plek met dezelfde omgevallen boom, maar de omgeving was veranderd van een somber struikgewas in een zonnig, open kamp. De varens waren gekapt en lagen als plaveisel over de modderige ondergrond, waar ze een verend tapijt vormden. Er stonden twee keurige hutten met daken van palmtakken, en er was een vuurplaats met blokken hout om op te zitten. De zon stroomde door de opening tussen de boomkruinen. De Siërra Azul rees op achter de bomen, diep purper tegen de blauwe hemel. Sally zat naast het vuur, en toen hij naar buiten kwam sprong ze overeind en pakte zijn arm. Ze hielp hem te gaan zitten.

'Hoe laat is het?'

'Tien uur in de ochtend,' zei Sally.

'Hoe is het met Philip?'

'Die ligt in zijn hangmat. Hij is nog zwak, maar het komt wel goed met hem. Vernon slaapt de laatste fase van zijn koorts uit. Eet nog wat. Borabay heeft ons eindeloos voorgehouden dat we zo veel moeten eten als we kunnen.'

'Waar is die mysterieuze Borabay?'

'Op jacht.'

Tom at nog wat schildpadstoofpot; er stond een enorme pan vol te pruttelen op het vuur, met niet alleen stukken vlees erin, maar ook een groot aantal onbekende wortels en groenten. Toen hij klaar was, ging hij naar de andere hut om bij Philip te kijken. Hij trok de rieten deur open, bukte zich en stapte naar binnen.

Philip lag in zijn hangmat te roken. Hij was nog steeds afzichtelijk mager, maar de wonden waren dicht en zijn ogen stonden niet meer hol.

'Goed te zien dat je weer op de been bent, Tom,' zei hij.

'Hoe voel jij je?'

'Wat slap in de knieën, maar verder puik. Mijn voeten zijn bijna genezen. Over een dag of twee loop ik weer.'

'Heb jij die vent al ontmoet, Borabay?'

'Jazeker. Vreemd mannetje, van top tot teen beschilderd, schijven in zijn oren, tatoeages, alles. Sally had hem bijna heilig laten verklaren, maar op de een of andere manier denk ik niet dat hij katholiek is.'

'Je ziet er als herboren uit, Philip.'

'Jij ook, Tom.'

Er viel een onbehaaglijke stilte, onderbroken door een kreet van buiten. 'Hallo! Broeders!'

'Aha, Borabay is terug,' zei Philip.

Tom bukte zich om de hut uit te komen en zag een kleine, volslagen bizar ogende indiaan over het veld lopen. Zijn bovenlichaam en gezicht waren roodgeschilderd, met een zwarte cirkel rond zijn ogen en felgele strepen diagonaal over zijn borst. Rond zijn armen had hij banden, en daarin stak een kring van veren. Afgezien van een lendendoekje was hij naakt. In zijn uitgerekte oorlellen zaten twee enorme stoppen die bij iedere stap heen en weer deinden. Over zijn buik liep een ingewikkeld patroon van littekens, en zijn voortanden waren afgevijld tot scherpe punten.

Hij had zwart, recht afgesneden haar, en zijn ogen hadden een zeer ongebruikelijke hazelnootkleur, bijna groen. Het was een opvallend knap gezicht met fijne trekken, een gladde huid - hij leek wel een standbeeld.

Hij stapte op het vuur af, klein en waardig. In zijn ene hand had hij een blaasroer van meer dan twee meter, in de andere een dood dier van onbekend ras.

'Broeder, ik breng vlees,' zei Borabay met een grijns in het Engels. Toen gooide hij het dier op de grond en liep op Tom af. Hij omhelsde hem tweemaal en gaf hem een kus aan weerszijden van zijn hals, een soort rituele indiaanse begroeting. Toen deed hij een stap achteruit en legde een hand op zijn borst. 'Mijn naam Borabay, broeder.'

'Ik ben Tom.'

'Me, Jane,' zei Sally.

Borabay draaide zich om. 'Jane? Jij niet Sally?'

Sally lachte. 'Dat was een grapje.'

'Jij, ik, hij, wij broeders.' Borabay eindigde met een tweede reeks omhelzingen en kuste hem nogmaals opzij van zijn nek.

'Dank je dat je ons leven gered hebt,' zei Tom. De woorden waren amper zijn mond uit of hij vond ze al zwak klinken, maar Borabay leek tevreden.

'Dank je, dank je. Heb je stoofpot gegeten?'

'Ja. Heerlijk.'

'Borabay kan goed koken. Eet meer!'

'Waar heb jij Engels geleerd?'

'Dat heb ik van mijn moeder geleerd.'

'Je spreekt het heel goed.'

'Ik spreek het slecht. Maar ik kan van jullie leren, en dan spreek ik goeder.'

'Beter,' zei Sally.

'Dank je. Op een keer ga ik met jou naar Amerika, broeder.'

Tom stond ervan te kijken dat hier, zo ver van de beschaving als je maar zijn kon, nog steeds mensen waren die naar Amerika wilden.

Barnaby keek naar Boender, die op zijn gebruikelijke plek in Toms zak zat.

'Die aap heeft gehuild en gehuild toen jij ziek. Hoe heet hij?'

'Boender,' antwoordde Tom.

'Waarom heb je die aap niet opgegeten toen je zo'n honger had?'

'Tja, ik ben op hem gesteld geraakt,' zei Tom. 'En het zou sowieso maar een hapje geweest zijn.'

'En waarom noem je hem Boender? Wat is Boender?'

'Eh, dat is gewoon een naam voor een harig dier.'

'Mooi. Ik heb een nieuw woord geleerd. Boender. Ik wilt Engels leren.'

'Ik wil Engels leren,' merkte Sally op.

'Dank je! Je moet het zeggen als ik een fout maak.' De indiaan stak zijn vinger uit naar het aapje. Boender greep hem met een miniatuurhandje en keek even naar hem op voordat hij piepend en wel terugdook in Toms zak.

Borabay moest lachen. 'Boender denkt dat ik hem op wil eten. Hij weet dat wij Tara van aap houden. Nu ga ik eten maken.' Hij liep terug naar waar hij zijn prooi had laten vallen en greep het dier, samen met een kookpot. Hij liep een eindje weg van het kamp en ging daar op zijn hurken zitten om het dier te villen en in stukken te snijden. Hij smeet alles in de pot, ook de ingewanden en de botten. Tom ging naast Sally bij het vuur zitten.

'Toch is het allemaal nog een heel klein beetje onduidelijk,' zei Tom. 'Wat is er gebeurd? Waar komt Borabay vandaan?'

'Ik weet ook niet meer dan jij. Borabay heeft ons allemaal ziek en op sterven na dood onder die boomstam gevonden. Hij heeft het terrein schoongemaakt, de hutten gebouwd, ons erheen gebracht, ons eten gegeven en verzorgd. Hij heeft een enorm aantal kruiden verzameld en zelfs een stel rare insecten - die zie je allemaal in bossen aan de balken van zijn hut hangen - en daarmee heeft hij medicijnen gemaakt. Ik was de eerste die beter werd. Dat was twee dagen geleden, en sindsdien heb ik hem geholpen eten te koken en voor de rest van jullie te zorgen. De koorts die we allemaal hadden, die bisi, schijnt kort maar hevig te zijn. Het is goddank geen malaria en volgens Borabay heeft het geen blijvende gevolgen en komt het niet terug. Als je niet in de eerste twee dagen doodgaat, dan is het voorbij. Kennelijk is Don Alfonso aan bisi overleden - volgens hem zijn oude mensen er gevoeliger voor.'

Bij de herinnering aan hun reisgenoot ging er een scheut van pijn door Tom heen.

'Ja,' zei Sally. 'Ik mis hem ook.'

'Ik zal die oude man met zijn idiote wijsheden nooit vergeten. Ik kan amper geloven dat hij er niet meer is.'

Ze keken hoe Borabay aan het werk was. Hij zong een melodietje dat op de bries omhoog- en omlaagging.

'Heeft hij nog iets gezegd over die Hauser en wat er gaande is in de Siërra Azul?'

'Nee. Daar wil hij het niet over hebben.' Ze keek naar hem en aarzelde. 'Ik dacht echt een tijdlang dat we er allemaal geweest waren.'

'Ja.'

'Weet je nog wat ik gezegd heb?'

'Jazeker.'

Ze bloosde donkerrood.

'Wil je het terugnemen?' vroeg Tom.

Ze schudde haar hoofd zodat haar blonde haar om haar gezicht zwierde, en keek hem toen blozend aan. 'Beslist niet.'

Tom glimlachte. 'Gelukkig maar.' Hij pakte haar hand. Door wat ze doorstaan hadden, was ze in zekere zin nog mooier geworden: spiritueler, iets waar hij geen verklaring voor had. Die scherpe, verdedigende houding leek verdwenen. Ze waren allemaal veranderd doordat ze zo dicht bij de dood geweest waren.

Borabay kwam terug met een paar stukken rauw vlees in een blad gewikkeld. 'Boender!' riep hij, en met zijn tanden maakte hij een zuigend geluid dat griezelig veel op dat van het aapje leek. Boender stak zijn kop uit Toms zak. Borabay stak zijn hand uit en nadat Boender een tijdje had zitten aarzelen en piepen deed hij een greep, snaaide een stukje vlees en propte dat in zijn mond. Toen griste hij een volgend stukje, en nog een, tot hij met beide handen zijn mond zat vol te proppen, met een gepiep van plezier, dat gedempt klonk door zijn volle wangen.

'Boender en ik zijn nu vrienden,' zei Borabay met een glimlach.


 

Die nacht ging Vernons koorts over. De volgende ochtend werd hij zwak, maar helder wakker. Borabay liep druk om hem heen en dwong hem verschillende kruidentheeën en andere drankjes te drinken. Ze brachten de dag door in het kamp, om uit te rusten, terwijl Borabay voedsel ging zoeken. In de middag kwam de indiaan terug met een zak van gevlochten palmblad, waaruit hij wortels, vruchten, noten en verse vis haalde. De rest van de dag was hij bezig het eten te roosteren, te roken en te zouten, waarna hij het in droog gras en bladeren wikkelde.

'Gaan we ergens heen?' vroeg Tom.

'Ja.'

'Waarheen?'

'We praten straks,' zei Borabay.

Philip kwam zijn hut uit hinken, zijn voeten nog in het verband, zijn pijp in zijn mond. 'Schitterende middag,' zei hij. Hij liep naar het vuur en ging zitten. Toen hij zichzelf een mok inschonk van de thee die Borabay gezet had, zei hij: 'Die indiaan zou op de omslag van de National Geographic moeten.'

Vernon kwam aanlopen en ging met onzekere gebaren op een boomstronk zitten.

'Vernon, eten!' Meteen vulde Borabay een kom met stoofschotel en gaf die hem aan. Met trillende handen nam Vernon de kom aan en prevelde een bedankje.

'Welkom terug in het land der levenden,' zei Philip.

Vernon wiste zijn voorhoofd af en zei niets. Hij was bleek en mager. Hij nam nog een hap eten.

'Nou, daar zitten we dan,' zei Philip. 'De drie zoons.'

Philips stem had een scherp kantje dat Tom met enige zorg opmerkte. Er knapte een stuk hout in het vuur.

'En wat een ellende hebben we ons op de hals gehaald,' zei Philip. 'Dankzij onze geliefde vader.' Met een spottend gebaar hief hij zijn beker. 'Ik drink op jou, geliefde vader.' Hij klokte zijn thee achterover.

Tom keek Philip kritisch aan. Hij was verbazingwekkend goed hersteld. Zijn ogen leefden weer - eindelijk. Maar ze fonkelden van woede.

Philip keek om zich heen. 'Wat nu, broertjes?'

Vernon haalde zijn schouders op. Hij was bleek, zijn gezicht was ingevallen en hij had donkere kringen onder zijn ogen. Hij nam nog een hap eten.

'Gaan we ervandoor, met de staart tussen de benen? Laten we die Hauser de hand leggen op de Lippi, de Braques, de Monet en de rest?' Hij zweeg even. 'Of gaan we verder de Siërra Azul in, zodat onze darmen misschien uiteindelijk in de bosjes komen te hangen?' Hij stak zijn pijp weer aan. 'Dat zijn de opties.'

Niemand gaf antwoord, terwijl Philip om zich heen keek en iedereen om beurten strak aanstaarde.

'Nou?' zei Philip. 'Ik meen het: laten we die corpulente Cortez zomaar z'n gang gaan en onze erfenis stelen?'

Vernon keek op. De sporen van zijn ziekte waren nog op zijn gezicht aanwezig, en zijn stem klonk zwak. 'Geef zelf maar antwoord. Jij hebt Hauser tenslotte hierheen gebracht.'

Met een kille blik keek Philip naar Vernon. 'Ik zou denken dat de tijd voor beschuldigingen nu wel voorbij is.'

'Wat mij betreft is de tijd voor beschuldigingen nog maar net aangebroken.'

'Dit is niet de juiste plek, en niet het juiste moment,' zei Tom.

Vernon keek Tom aan. 'Philip heeft die psychopaat hierheen gehaald, en daarvoor zal hij moeten boeten.'

'Dat deed ik in het volste vertrouwen. Ik had geen idee dat die Hauser zo'n monster zou blijken. En ik heb geboet, Vernon. Kijk hoe ik erbij zit.'

Vernon schudde zijn hoofd.

Philip ging verder. 'De ware schuldige, als niemand anders dat wil toegeven, is vader. Is hier dan niemand die een heel klein beetje boos is om wat vader ons aangedaan heeft? Hij heeft ons praktisch het graf ingejaagd.'

Tom zei: 'Hij wilde ons voor een uitdaging stellen.'

'Je wilt hem toch hoop ik niet verdedigen?'

'Ik probeer hem te begrijpen.'

'Ik begrijp hem maar al te goed. Die grafroversonzin is niets meer of minder dan een zoveelste uitdaging op de lange lijst. Weet je nog van de sportleraren, de ski-instructeurs, de lessen in kunstgeschiedenis en paardrijden en muziek en schaken, de aanmaningen en toespraken en dreigementen? Weet je nog als we onze rapporten kregen? Hij vindt ons een stel mislukkelingen, Tom. Dat heeft hij altijd gevonden. En misschien is het wel zo.

Kijk mij nou: zevenendertig jaar oud, en nog steeds hoofddocent aan een of andere lamlendige hogeschool - en jij, paardendokter voor de indianen in een afgelegen oord - en Vernon die zijn beste jaren verdoet bij een of andere vage swami. We zijn volslagen mislukt.' Hij barstte uit in een schor gelach.

Borabay kwam overeind. Het was een simpele daad, maar zo traag en weloverwogen dat ze er stil van werden. 'Dit is niet goed, zo moet je niet praten.'

'Dit heeft niks met jou te maken, Borabay,' zei Philip.

'Niet meer slecht praten.'

Philip negeerde hem en zei tegen Tom: 'Vader had ons zijn geld kunnen nalaten, zoals ieder normaal mens zou doen. Of hij had het kunnen weggeven. Prima. Daar had ik mee kunnen leven. Het was zijn geld. Maar nee, hij moest weer zo nodig een plan verzinnen om ons ermee te kwellen.'

Borabay wierp hem een boze blik toe. 'Hou je mond, broeder.'

Philip wendde zich tot hem. 'Het maakt mij niet uit dat je onze levens gered hebt, bemoei je niet met onze familieaangelegenheden.' Er klopte een ader in Philips voorhoofd; zelden had Tom hem zo boos gezien.

'Luister naar me, kleine broer, of je krijgt een klap,' zei Borabay uitdagend, terwijl hij zich met gebalde vuisten in zijn volle één meter vijftig oprichtte.

Even bleef het stil, daarna barstte Philip hoofdschuddend in lachen uit. Zijn spieren ontspanden zich. 'Jezus, is die vent wel normaal?'

'We zijn allemaal een beetje gestrest,' zei Tom. 'Maar Borabay heeft gelijk. Dit is geen plek om ruzie te maken.'

'Vanavond,' zei Borabay, 'dan praten we, heel belangrijk.'

'Waarover?' wilde Philip weten.

Borabay draaide zich naar de kookpot en begon met een ondoorgrondelijk gezicht te roeren. 'Dat merk je vanavond.'

48

Lewis Skiba leunde achterover in de leren fauteuil van zijn werkkamer en schudde de Journal open op de pagina met het hoofdartikel. Hij probeerde te lezen, maar door het gekners en geblaat in de verte - zijn zoon oefende trompet - kon hij zich slecht concentreren. Er waren bijna twee weken verstreken sinds Hausers laatste telefoontje. Kennelijk hield hij hem aan het lijntje, speelde hij een spelletje met hem. Of was er iets gebeurd. Had hij... het gedaan?

Zijn blik viel op het hoofdartikel en hij probeerde zijn aanstormende schuldgevoelens te bedwingen, maar de woorden sijpelden door zijn hoofd zonder dat er ook maar iets van de betekenis bleef hangen. De binnenlanden van Honduras waren een gevaarlijke plek. Misschien had Hauser ergens een fout gemaakt, iets verkeerd ingeschat, koorts gekregen... Er kon van alles met hem gebeurd zijn. Waar het om ging, was dat hij verdwenen was. Twee weken was een hele tijd. Misschien had hij geprobeerd de Broadbents te vermoorden en waren ze hem te slim af geweest, hadden zij hém vermoord.

Skiba hoopte tegen beter weten in dat het zo gegaan was. Had hij Hauser echt opdracht gegeven de Broadbents te vermoorden? Was hij niet goed bij zijn verstand geweest? Een onwillekeurige kreun ontsnapte hem. Als Hauser nu maar dood was. Skiba wist intussen, maar te laat, dat hij liever alles zou kwijtraken dan schuldig zijn aan moord. Hij was een moordenaar. Hij had het gezegd: dood ze. Hij vroeg zich af waarom Hauser er zo op aangedrongen had dat hij het zou zeggen. Jezus. Hoe was het zo ver gekomen dat hij, Lewis Skiba, sportheld op de middelbare school, afgestudeerd aan Stanford en Wharton, geleerde en directeur van een hoog genoteerd bedrijf... hoe was het zo ver gekomen dat hij zich had laten ompraten en overdonderen door een goedkope polyestercrimineel? Skiba had zichzelf altijd gezien als iemand met hoogstaande ideeën en intellectueel overwicht, iemand met ethische opvattingen, een goed mens. Hij was een goede vader. Hij bedroog zijn vrouw niet. Hij ging naar de kerk. Hij maakte deel uit van commissies en gaf een aanzienlijk deel van zijn inkomen aan goede doelen. En toch had een sjofele privé-detective met raar haar hem op de een of andere manier klemgezet, zijn masker afgetrokken en hem laten zien wie hij werkelijk was. Dat kon Skiba nooit vergeten en nooit vergeven. Noch zichzelf, noch Hauser.

Zijn gedachten dwaalden af naar de zomers van zijn jeugd, aan het meer, het houten huisje, het wankele steigertje dat het stille water in liep, de geur van rook en pijnbomen. Kon hij de klok maar terugdraaien, terug naar een van die lange zomers en dan zijn hele leven opnieuw beginnen. Wat zou hij er niet voor geven om het allemaal opnieuw te doen.

Met een kreun van ellende dwong hij die gedachten uit zijn hoofd en nam een slok uit het glas whisky bij zijn elleboog. Het was weg, allemaal weg. Hij mocht er niet meer aan denken. Wat gebeurd was, was gebeurd. Hij kon de klok niet terugzetten. Ze zouden de Codex in handen krijgen, en misschien kwam er dan een nieuw begin voor Lampe zonder dat iemand er ooit achter zou komen. Of anders was Hauser dood en kregen ze de Codex niet in handen, maar ook dan zou niemand ervan weten. Niemand zou het weten. Daar kon hij mee leven. Daar móést hij mee leven. Alleen hijzelf zou het wel weten... hijzelf wist dat hij iemand was die in staat was tot moord.

Boos schudde hij de krant uit en begon opnieuw aan het hoofdartikel.

Op dat moment rinkelde de telefoon. Het was de lijn van het bedrijf, een beveiligde verbinding. Hij vouwde de krant op, liep erheen en nam op.

Hij hoorde een stem spreken, als uit de verte, maar zo helder als een klok. Het was zijn eigen stem.

Doe het! Vermoord ze, verdomme nog aan toe! Vermoord de Broadbents!

Skiba had het gevoel dat iemand hem in zijn maag gestompt had. De lucht vloog uit zijn longen, en hij kon geen adem halen. Er klonk een gesis, en toen herhaalde zijn stem, als een geest uit het verleden: Doe het! Vermoord ze, verdomme nog aan toe! Vermoord de Broadbents!

Daarna kwam Hausers stem, met de scrambler aan: 'Heb je dat verstaan, Skiba?'

Skiba slikte, hapte naar lucht en probeerde zijn longen in werking te zetten.

'Hallo?'

'Heb het hart niet me ooit nog eens thuis te bellen,' bracht Skiba schor uit.

'Daar had je nooit iets van gezegd.'

'Hoe ben je aan het nummer gekomen?'

'Ik ben privé-detective, weet je nog?'

Skiba slikte. Reageren had geen enkele zin. Nu wist hij waarom Hauser er zo op aangedrongen had dat hij de woorden uitsprak. Hij was in de val gelokt.

'We zijn er. We zitten in de Witte Stad.'

Skiba wachtte.

'We weten dat Broadbent hierheen gegaan is. Hij heeft zich door een stel indianen laten begraven in een graf dat hij veertig jaar geleden beroofd had. Waarschijnlijk hetzelfde graf waarin hij de codex gevonden heeft. Is dat niet ironisch? En nu zijn we er, in de verloren stad, en het enige wat ons nu nog te doen staat, is het graf vinden.'

Skiba hoorde een gedempte knal, door de scrambler verwrongen tot een langgerekt gekwaak. Waarschijnlijk had Hauser de scrambler net op tijd uitgezet om Skiba's woorden en diens eigen stem op te nemen. Nu kwam hij niet meer onder die vijftig miljoen voor Hauser uit. Integendeel: Skiba kreeg het gevoel dat hij meer, heel wat meer, zou betalen - zijn leven lang. Hauser had hem in de tang. Wat een volslagen idioot was hij geweest. Bij iedere pas was Hauser hem te snel af geweest. Onvoorstelbaar.

'Hoor je dat? Schitterend - het geluid van dynamiet. Mijn mensen zijn bezig met een piramide. Helaas is de Witte Stad een uitgestrekt, overwoekerd gebied, en Max kan overal begraven liggen. Maar goed, ik belde even om te zeggen dat er iets veranderd is. Als we het graf vinden en de Codex te pakken krijgen, dan gaan we naar het westen, via de bergen door El Salvador naar de Grote Oceaan. Te voet en dan de rivier af. Dat gaat iets langer duren. Je hebt de Codex binnen een maand.'

'Maar je had gezegd...'

'Ja, ja. Oorspronkelijk was ik van plan de Codex per helikopter naar San Pedro Sula te laten brengen. Maar plotseling zitten we met een stel dode Hondurese soldaten waarvoor we geen verklaring hebben. En je weet maar nooit wanneer een van die speelgoedgeneraals je eigendom in beslag neemt als nationaal erfgoed. De enige helikopters hier zijn van het leger, en om hier te komen moet je door het militaire luchtruim. Dus gaan we een onverwachte kant uit, naar het westen, lekker rustig. Geloof me, dat is echt het beste.'

Skiba slikte opnieuw. Dode soldaten? Hij werd misselijk als hij met Hauser praatte. Hij wilde vragen of Hauser het gedaan had, maar hij kon zich er niet toe zetten de woorden te formuleren.

'Mocht je je dat nog afvragen, ik heb je order niet opgevolgd. De drie Broadbents zijn nog in leven. Stelletje doorzetters. Maar ik heb het niet vergeten. Ik beloof je, ik doe het.'

Zijn order! Daar kwam dat brok weer opzetten in Skiba's keel. Hij slikte en stikte er zowat in. Ze leefden nog. 'Ik ben van gedachten veranderd,' fluisterde hij hees.

'Wat?'

'Doe het niet.'

'Doe wat niet?'

'Vermoord ze niet.'

Er klonk een zacht gegrinnik. 'Daar is het véél te laat voor.'

'In godsnaam, Hauser, doe het niet. Ik beveel je ze niet te vermoorden, we komen er wel op een andere manier uit...'

Maar de lijn was dood. Hij hoorde iets achter zich en draaide zich om, met een gezicht dat droop van het zweet. Daar stond zijn zoontje in de deuropening, in zijn veel te grote pyjama, met zijn blonde haar dat alle kanten op piekte en zijn trompet in zijn hand bungelend. 'Wie moeten er niet vermoord worden, papa?'

49

Die avond serveerde Borabay een driegangenmaaltijd die begon met vissoep met groenten, gevolgd door gegrilde steaks en iets wat gemaakt was van piepkleine gekookte eitjes met babyvogeltjes erin, en tot slot een soort pap van gekookte vruchten. Hij drong erop aan dat iedereen een tweede en een derde keer zou opscheppen, en dwong hen zo veel te eten dat ze er bijna onpasselijk van werden. Toen het laatste eten op was, werden de pijpen opgestoken tegen de insecten die in de schemering kwamen opzetten. Het was een heldere avond, en achter de donkere omtrekken van de Siërra Azul kwam de maan op, in het derde kwartier. Ze zaten in een halve kring om het vuur, de drie broers en Sally, tevreden te roken in afwachting van het moment dat Borabay zou beginnen met zijn verhaal. De indiaan pafte een tijdje, legde toen zijn pijp weg en keek om zich heen. Zijn ogen glinsterden in het vuurschijnsel toen hij hen een voor een aankeek. De avondkikkers waren aan het kwaken en brullen, vermengd met raadselachtiger nachtgeluiden - kreten, getrompetter, getrommel en gekrijs.

'Hier zitten we dan, broeders,' zei Borabay.

Daarna zweeg hij even. 'Ik begin mijn verhaal helemaal aan het begin, veertig jaar geleden, een jaar voor mijn geboorte. Dat jaar kwam er een blanke man de rivier op, de bergen over, helemaal alleen. Hij was bijna dood toen hij in Tara aankwam. Het was de eerste blanke die ze in ons dorp gezien hadden. Ze brachten hem een hut binnen, gaven hem eten en wekten hem weer tot leven. Die man leefde bij de mensen van Tara, en leerde onze taal spreken. Ze vroegen waarom hij gekomen was. Hij zei dat hij op zoek was naar de Witte Stad, die wij Sukia Tara noemen. Dat is de stad van onze voorouders. Nu gaan we er alleen nog heen om onze doden te begraven. Ze brachten hem naar Sukia Tara. Ze wisten toen niet dat hij dingen wilde stelen uit Sukia Tara.

Na een tijdje nam die man een Tara-meisje tot vrouw.'

'Verbaast me niks,' zei Philip met een sarcastisch lachje. 'Vader was altijd wel in voor een verzetje.'

Borabay staarde hem aan. 'Wie vertelt dit verhaal, broeder, jij of ik?'

'Oké, oké, ga je gang.' Philip wuifde met zijn hand.

'Die man, zei ik, nam een Tara-meisje tot vrouw. Die vrouw is mijn moeder.'

'Was hij getrouwd met jouw móéder?' vroeg Tom.

'Natuurlijk was hij getrouwd met mijn moeder,' zei Borabay. 'Hoe konden wij anders broeders zijn, broeder?'

Tom was met stomheid geslagen toen de betekenis van Borabays woorden tot hem doordrong. Hij keek hem aan en zag hem nu pas goed. Hij nam het beschilderde gezicht in zich op, de tatoeages, de puntige tanden, de schijven in zijn oren - en ook de groene ogen, het hoge voorhoofd, de koppige vorm van de lippen, de gebeeldhouwde jukbeenderen. 'O, mijn god,' fluisterde hij.

'Wat?' vroeg Vernon. 'Tom, wat is er?'

Tom keek naar Philip en zag dat zijn oudere broer evenzeer met stomheid geslagen was. Philip kwam langzaam overeind, zonder zijn blik van Borabay af te wenden.

Borabay zei: 'En nadat vader met moeder getrouwd was, ben ik geboren. Ik ben Borabay genoemd, naar vader.'

'Borabay,' prevelde Philip, en toen: 'Broadbent.'

Het bleef lange tijd stil.

'Zien jullie dat dan niet? Borabay, Broadbent - het is dezelfde naam.'

'Bedoel je dat dit onze bróér is?' vroeg Vernon verhit, toen het eindelijk doordrong.

Niemand gaf antwoord. Philip, die nu rechtop stond, deed een stap in Borabays richting en bukte zich om van dichtbij in zijn gezicht te kijken, alsof Borabay een of andere circusattractie was. Borabay ging verzitten, nam de pijp uit zijn mond en lachte nerveus. 'Wat zie je, broeder? Een geest?'

'In zekere zin wel, ja.' Hij stak zijn hand naar Borabay uit en raakte zijn gezicht aan.

Borabay bleef rustig zitten, zonder zich te verroeren.

'Mijn god,' fluisterde Philip. 'Je bent echt onze broer. Jij bent de oudste broer. Grote god, ik ben nooit de oudste geweest. Ik ben de tweede, en dat heb ik nooit geweten.'

'Dat zeg ik toch! Wij zijn allemaal broeders. Wat dacht je dan toen ik "broeder" zei? Dat het een grapje was?'

'We wisten niet dat je het letterlijk bedoelde,' zei Tom.

'Waarom dacht je dan dat ik jullie levens gered had?'

'Dat wisten we niet. Je leek wel een heilige.'

Borabay lachte. 'Ik, een heilige? Grapje, broeder! Wij zijn allemaal broeders. We hebben allemaal dezelfde vader, Masseral Borabay. Jij Borabay, ik Borabay, wij allemaal Borabay.' Hij sloeg zich op de borst.

'Broadbent. De naam is Broadbent,' corrigeerde Philip.

'Borabeyn. Ik spreek niet zo goed. Je begrijpt me. Ik ben zo lang Borabay geweest, nu blijf ik Borabay.'

Plotseling klaterde Sally's lachen de lucht in. Ze stond op en liep in een kring rond het kampvuur. 'Alsof we nog niet genoeg Broadbents in de buurt hadden! Nu is er nog een bij! Vier stuks! Is de wereld daar rijp voor?'

Vernon, die het als laatste begrepen had, hervond als eerste zijn tegenwoordigheid van geest. Hij stond op en liep naar Borabay toe. 'Het doet me genoegen om je als broer te verwelkomen,' zei hij, en hij klemde Borabay aan zijn borst. Borabay keek even verbaasd en omhelsde hem toen tweemaal, indiaanse stijl.

Daarna deed Vernon een stap opzij, terwijl Tom met uitgestoken hand naar voren kwam. Borabay keek er verbluft naar.

'Heb je iets aan je hand, broeder?'

Mijn eigen broer, en hij kan niet eens handen schudden, dacht Tom. Met een grijns omhelsde hij Borabay, en de indiaan reageerde met zijn rituele omhelzing. Tom deed een stap achteruit en keek zijn broer aan - en nu herkende hij zichzelf in dat gezicht. Zichzelf, zijn vader, zijn broers.

Philip volgde. Hij stak zijn hand uit. 'Borabay, ik heb het niet zo op omhelzingen en kussen. Wat wij gringo's doen, is handen schudden. Ik zal het je leren. Steek je hand uit.'

Borabay stak zijn hand uit, en Philip greep hem en schudde hem stevig. Borabays arm slingerde in het rond, en toen Philip zijn hand losliet, trok Borabay die terug en bestudeerde hem alsof hij hem wilde controleren op schade.

'Nou, Borabay,' zei Philip, 'welkom bij de club. De verneukte-zoons-van-Maxwell-Broadbentclub. Het ledental stijgt dagelijks.'

'Wat betekent dat, met dat verneukte?'

Philip maakte een handgebaar. 'Laat maar.'

Ook Sally omhelsde Borabay. 'Ik ben geen Broadbent,' zei ze met een nieuwe glimlach. 'Goddank.'

Ze gingen weer rond het vuur zitten, en er viel een ongemakkelijke stilte.

'Wat een familiereünie,' zei Philip, terwijl hij verwonderd zijn hoofd schudde. 'Die vader toch, vol verrassingen, zelfs na zijn dood.'

'Maar dat wilde ik nou net vertellen,' zei Borabay. 'Vader is niet dood.'

50

De nacht was ingevallen, maar in de diepte van het graf, waar in geen duizend jaar licht had geschenen, maakte het niet uit. Marcus Hauser stapte over de verbrijzelde drempel de diepe ruimte in en ademde het koele stof van eeuwen in. Vreemd genoeg was het een frisse, schone lucht zonder ook maar een spoor van bederf of rotting. Hij scheen met de krachtige halogeenlantaarn om zich heen, en hier en daar knipoogden goud en jade naar hem terug, vermengd met bruine botten en stof. Het skelet lag op een stenen verhoging met hiëroglyfen, en was ooit rijk versierd geweest.

Hauser liep erheen en pakte een gouden ring op, waarbij hij het vingerkootje dat er nog in zat, moest wegschudden. Het was een schitterend stuk, ingezet met een stuk jade in de vorm van een jaguarkop. Hij stak het kleinood in zijn zak en zocht snel onder de overige zaken die bij de overledene waren achtergelaten: een gouden kraag, een paar jaden oorhangers, nog een ring. Hij stak de kleinere spullen van goud en jade in zijn zak en draaide langzaam om zijn as in de grafkamer.

De schedel van het lijk lag aan het hoofdeinde van de verhoging. Ergens in de loop der eeuwen was de onderkaak losgeraakt, zodat de mond wijdopen gevallen was. De hele schedel kreeg er een verbaasde blik door, alsof de overledene nog steeds niet echt kon geloven dat hij dood was. Het meeste vlees was verdwenen, maar er lag nog een massa gevlochten haar losjes over het schedeldak heen. Hij reikte omlaag en raapte de schedel op. De kaak viel omlaag en bleef hangen aan een paar vezels kraakbeen. De voortanden waren tot punten gevijld.

Sic transit gloria mundi.

Hij scheen met het licht over de muren. Matte fresco's, half verscholen onder kalkuitwassen en schimmel, sierden de muren. In een hoek lag een stel potten vol stof, samengerold en gebroken tijdens een aardbeving van eeuwen geleden. Er waren dunne wortels door de zoldering heen gegroeid. In verstrikte massa's bungelden ze in de dode lucht.

Hij draaide zich om naar de teniente. 'Is dit hier het enige graf?' vroeg hij.

'Aan deze kant van de piramide wel. De andere kant moeten we nog verkennen. Als hij symmetrisch is, dan is er misschien nog zo'n graf.'

Hauser schudde zijn hoofd. In deze piramide zou hij Max niet vinden. Dat was veel te voor de hand liggend. Hij had zichzelf begraven in de stijl van Toetanchamon, op een onopvallende plek. Zo zou Max zoiets aanpakken.

'Teniente, roep uw mannen bijeen. Ik wil ze spreken. We gaan deze stad van oost naar west uitkammen.'

'Goed, jefe.'

Hauser merkte dat hij nog met de schedel in zijn hand stond. Na een laatste blik smeet hij hem weg. Hij viel met een holle klap op de stenen vloer en barstte open alsof hij van gips geweest was. De onderkaak rolde weg en tolde een paar maal in het rond voordat hij in het stof bleef liggen.

Een brute zoektocht met dynamiet, de ene tempel na de andere. Hauser schudde zijn hoofd. Kwam zijn mannetje nou maar terug van die speurtocht naar de Broadbents. Er was een betere manier om dit te doen, veel beter.

51

'Lééft vader nog?' riep Philip uit.

'Ja.'

'Bedoel je dat hij nog niet begraven is?'

'Ik maak mijn verhaal af, alsjeblieft. Nadat vader een jaar lang bij de Tara gewoond had, werd ik geboren. Maar vader, die praatte maar steeds over de Witte Stad. Hij ging erheen; dagen, soms weken aaneen. Het dorpshoofd zei dat dat verboden was, maar vader luisterde niet. Hij zocht en groef naar goud. Toen vond hij een plek met graven, een open graf van een Tara-koning van langgeleden, en dat heeft hij beroofd. Met de hulp van slechte Tara-mannen is hij de rivier over gevlucht, met zijn schatten mee. Zo is hij verdwenen.'

'En hij liet jouw moeder barrevoets en met een baby achter,' zei Philip sarcastisch. 'Net zoals hij met zijn andere vrouwen gedaan heeft.'

Borabay draaide zich om en keek naar Philip. 'Ik vertel het verhaal, broeder. En nou hou je je klep!'

Er voer een schok van déja vu door Tom heen. 'Nou hou je je klep' was een onversneden maxwellisme, een van zijn vaders favoriete uitdrukkingen, en nu kwam het hier uit de mond van een exotische, getatoeëerde, halfnaakte indiaan met uitgerekte oorlellen. Hij wist niet hoe hij het had. Hij was naar het uiterste uiteinde van de wereld gereisd en wat had hij gevonden? Een broer.

'Ik heb vader nooit meer gezien - tot nu. Moeder is twee jaar geleden gestorven. En een tijdje geleden kwam vader terug. Verrassing! Ik was heel blij om hem te zien. Hij zei dat hij doodging. Hij zei dat hij spijt had. Hij zei dat hij de schatten kwam terugbrengen die hij van de Tara gestolen had. In ruil daarvoor wilde hij begraven worden in het graf van een Tara-koning, samen met al zijn blanke schatten. Hij sprak met Cah, het opperhoofd van het volk Tara. Cah zei ja, oké, we begraven je in een graf. Kom maar terug met je schatten, dan begraven we je als een koning van vroeger, in een mooi graf. Dus vader ging weg, en later kwam hij terug met heel veel kisten. Cah stuurde mannen naar de kust om de schat te halen.'

'Kende vader jou nog?' vroeg Tom.

'O ja, hij was heel blij. We zijn gaan vissen.'

'O ja?' zei Philip geprikkeld. 'Gaan vissen? En wie ving de grootste vis?'

'Ik,' zei Borabay trots. 'Met mijn speer.'

'Bofkont.'

'Philip...' begon Tom.

'Als vader meer tijd had doorgebracht met Borabay,' zei Philip, 'dan had hij aan hem net zo'n hekel gekregen als aan ons.'

'Philip, je weet dat vader geen hekel aan ons had,' zei Tom.

'Ik ben me daar zowat de pijp uit gegaan. Ik ben gemarteld. Weet je hoe dat voelt, als je wéét dat je doodgaat? Dit was vaders nalatenschap. En nu hebben we plotseling een beschilderde indiaan als grote broer, die nota bene met vader gaat vissen terwijl wij liggen te creperen in het oerwoud.'

'Ben je bijna klaar met boos zijn, broeder?' informeerde Borabay.

'Ik zal nooit klaar zijn met boos zijn.'

'Vader was ook een boos man.'

'Zeg dat wel.'

'Jij bent de zoon die het meest op vader lijkt.'

Philip rolde met zijn ogen. 'Als je denkt dat je alles gezien hebt... een oerwoudindiaan die aan psychoanalyse doet.'

'Omdat jij het meest op vader lijkt, hou je het meest van hem, en daarom heeft hij jou het meest pijn gedaan. En nu heb je weer pijn, omdat je merkt dat je dus toch niet de oudste zoon bent. Ik ben de oudste.'

Even bleef het stil, toen barstte Philip in hees lachen uit. 'Dit wordt te gek. Denk je nou echt dat ik de strijd aanbind met een ongeletterde, getatoeëerde indiaan met afgevijlde tanden?'

Na een korte stilte zei Borabay: 'Ik ga verder met mijn verhaal.'

'Ga je gang!'

'Cah regelde alles voor vaders overlijden en begrafenis. Toen de dag kwam, was er een groot begrafenismaal voor vader. Echt een heel groot feest. Alle Tara kwamen. Vader was er ook. Vader vond zijn eigen begrafenis heel mooi. Hij gaf ons heel veel cadeaus. Iedereen kreeg kookpotten en pannen en messen.'

Tom en Sally keken elkaar aan.

'Dat moet hij schitterend gevonden hebben,' zei Philip. 'Ik zie het hem doen, die ouwe klootzak, een beetje de baas spelen op zijn eigen begrafenis.'

'Precies, Philip. Vader vond het schitterend. Hij at en dronk te veel, hij lachte, hij zong. Vader maakte de kisten open zodat iedereen kon kijken naar de heilige schatten van de blanke. Iedereen was dol op de heilige Moeder Maria met het baby'tje Jezus. De blanken hebben prachtige goden.' 'De Lippi!' riep Philip uit. 'Was hij in goede conditie? Had hij de reis overleefd?'

'Ik had nog nooit zoiets moois gezien, broeder. Toen ik ernaar keek, zag ik iets in de blanke dat ik nog nooit eerder gezien had.'

'Ja, ja, het is een van Lippi's mooiste stukken. En dan te bedenken dat het nu ergens in een vochtig graf ligt!'

Borabay ging verder: 'Maar Cah had vader een valse streek geleverd. Aan het einde van de begrafenis moest hij vader een speciale gifdrank geven, zodat hij een pijnloze dood zou sterven. Maar dat heeft Cah niet gedaan. Cah heeft vader een drank gegeven waarvan hij in slaap viel. Dat wist niemand, behalve Cah.'

'Het lijkt Shakespeare wel,' zei Philip.

'Vader, diep in slaap, wordt met al zijn schatten het graf in gedragen. Ze doen de deur dicht, ze sluiten hem op in zijn graf. We denken allemaal dat hij dood is. Alleen Cah weet dat hij niet dood is, dat hij slaapt. Dus later wordt hij wakker in een donker graf.'

'Wacht eens even,' zei Vernon, 'dit volg ik niet.'

'Ik wel,' zei Philip rustig. 'Ze hebben vader levend begraven.'

Stilte.

'Niet "ze",' zei Borabay. 'Cah. De Tara wisten niets van deze streek.'

'Zonder water en voedsel,' zei Philip. 'God, wat monsterlijk.'

'Broeders,' zei Borabay, 'volgens Tara-traditie wordt er altijd heel veel eten en water in het graf gezet, voor het hiernamaals.'

Tom voelde zijn nekharen overeind gaan staan bij de gedachte aan wat er gebeurd was. Uiteindelijk vroeg hij: 'Dus jij denkt dat vader nog leeft, dat hij opgesloten zit in dat graf?'

'Ja.'

Niemand zei een woord. In het donker klonk de droeve kreet van een uil.

'Hoe lang zit hij al in dat graf?' vroeg Tom.

'Tweeëndertig dagen.'

Tom voelde zich beroerd. Dit kon niet waar zijn.

'Dit is iets vreselijks, broeders,' zei Borabay.

'Waarom heeft Cah dat in godsnaam gedaan?' wilde Vernon weten.

'Cah was boos omdat vader langgeleden het graf beroofd had.

Cah was toen nog klein, de zoon van het opperhoofd. Vader had Cahs vader vernederd door het graf te roven. Dit is Cahs wraak.'

'Kon jij hem niet tegenhouden?'

'Ik wist niet wat Cah van plan was. Pas later hoorde ik ervan, en toen heb ik geprobeerd vader te redden. Bij de ingang van het graf staat een enorme stenen deur. Die krijg ik niet in beweging. Cah kwam erachter dat ik naar Sukia Tara was gegaan om vader te redden. Hij was heel boos. Hij heeft me gevangengenomen en hij wilde me doodmaken. Hij zei dat ik smerig was, half Tara, half blank. Toen kwam er een gekke blanke met soldaten en die hebben Cah gevangengenomen en naar de Witte Stad gebracht. Ik ben ontsnapt. Ik hoorde de soldaten over jullie praten, en daarom ben ik jullie gaan zoeken.'

'Hoe wist je dat we hier zaten?'

'Ik hoorde de soldaten praten.'

Het vuur flakkerde terwijl de nacht inviel rond vijf mensen die zwijgend op de grond zaten. Borabays woorden leken nog een hele tijd in de lucht te blijven hangen. Zijn ogen blikten het vuur rond, en hij keek hen een voor een aan. 'Broeders, dat is een verschrikkelijke manier om dood te gaan. Dit is een dood voor een rat, niet voor een mens. Dit is onze vader.'

'Wat kunnen we doen?' vroeg Philip.

Na een hele tijd antwoordde Borabay, met zachte maar sonore stem: 'We moeten hem redden.'

52

Hauser tuurde naar het ruwe schema van de stad dat hij de afgelopen twee dagen had opgesteld. Zijn mannen hadden de stad tweemaal doorzocht, maar het geheel was zo overwoekerd dat het bijna onmogelijk was iets als een waarheidsgetrouwe kaart te maken. Er waren een aantal piramides, tientallen tempels en andere gebouwen, honderden plekken waar een graf verborgen kon zijn. Als het niet heel erg meezat, konden ze er weken over doen.

Er kwam een soldaat aanlopen. Hij salueerde.

'Rapport.'

'De zoons zitten dertig kilometer achter ons, chef, voorbij de oversteek van de Ocatarivier.'

Langzaam legde Hauser zijn kaart neer. 'Zijn ze gezond en wel?'

'Ze herstellen van een ziekte. Er is een Tara-indiaan bij, en die zorgt voor hen.'

'Wapens?'

'Eén onbruikbaar jachtgeweer - dat is van de vrouw. Bogen, pijlen, en natuurlijk een blaasroer...'

'Ja, ja.' Onwillekeurig voelde Hauser een zeker respect voor de drie zoons, met name voor Philip. Normaal gesproken hadden ze al lang dood moeten zijn. Zo was Max ook geweest: koppig en een bofkont. Een sterke combinatie. Even flitste het beeld van Max door zijn hoofd, naakt tot aan zijn middel, bezig zich een weg vrij te hakken door het oerwoud, zijn bezwete rug vol spaanders, takjes en blaadjes. Maandenlang hadden ze met machetes een pad door de jungle gebaand, ónder de insectenbeten, schrammen, infecties en ziekten - zonder dat ze ook maar iets vonden. En toen had Max hem gedumpt, was stroomopwaarts gereisd en had in zijn eentje de schat gevonden waarnaar ze samen meer dan een jaar op zoek geweest waren. Hauser ging berooid naar huis en moest het leger in... Hij schudde zijn hoofd, alsof hij zijn wrok wilde afschudden. Dat was geweest. De toekomst - en Broadbents fortuin - waren nu van hem.

'Zal ik een stel soldaten sturen om ze af te maken?' vroeg de teniente. 'Ditmaal zorgen we dat het lukt, chef, dat beloof ik.'

'Nee,' zei hij. 'Laat ze maar komen.'

'Dat begrijp ik niet.'

Hauser wendde zich tot de teniente. 'Val ze niet lastig. Laat ze met rust. Laat ze komen.'

53

Philips herstel vergde meer tijd dan dat van de anderen, maar na drie dagen onder Borabays goede zorgen kon hij weer lopen. Op een zonnige ochtend braken ze het kamp op en gingen op weg naar het Tara-dorp in de voetheuvels van de Siërra Azul. Borabays kruidenmengsels, -zalven en -thee hadden een wonderbaarlijke uitwerking op hen allen gehad. Borabay liep voorop met zijn machete; hij zette er flink de pas in. Tegen de middag waren ze aangekomen bij de brede rivier waar ze Philip een tijd geleden gevonden hadden. In vijf uur hadden ze de afstand afgelegd waarover ze op hun radeloze heenweg vijf dagen gedaan hadden. Aan de overkant van de rivier, toen ze dichter bij de Siërra Azul kwamen, werd Borabay behoedzamer. Ze gingen de voetheuvels binnen en stegen steeds hoger. Het bos leek zonniger te worden, minder somber. De boomtakken waren versierd met orchideeën, en het pad voor hen was bespikkeld met vrolijke zonplekken.

Ze brachten de nacht door in een voormalig Tara-kamp, een halve kring van hutten met palmtakken daken, verzonken te midden van uitbundige planten en lianen. Borabay waadde door de vegetatie, die tot aan zijn middel reikte, en hakte met zingende machete een pad naar de best bewaarde hutten. Hij bukte zich en ging naar binnen, en Tom hoorde de klap van de machete, gevolgd door gestampvoet en enig mompelend gevloek, eerst in de ene kleine hut, toen in de andere. Borabay dook op met een kleine, kronkelende slang vastgeprikt aan de punt van zijn machete. Hij gooide het dier het bos in. 'Nu zijn de hutten schoon. Ga naar binnen, hang de hangmatten op en zorg dat je uitrust. Ik ga eten maken.'

Tom keek naar Sally. Hij voelde zijn hart zo hard bonzen in zijn borst dat het bijna hoorbaar moest zijn. Zonder een woord te wisselen wisten ze beiden wat ze gingen doen.

Ze gingen de kleinste hut binnen. Het was er warm, en het rook naar droog gras. Bundels zonlicht prikten kleine gaatjes in het rieten dak, zodat het interieur bezaaid was met plekjes middaglicht. Tom hing zijn eigen hangmat op, en keek terwijl zij de hare ophing. De lichtplekken lagen als een handvol gouden munten over haar haar en flitsten bij iedere beweging. Toen ze klaar was, liep Tom naar haar toe en pakte haar hand. Die beefde een beetje. Hij trok haar tegen zich aan, streek met zijn vingers door haar haar en kuste haar op de lippen. Ze kwam dichter tegen hem aan staan, haar lichaam tegen het zijne gedrukt, en hij kuste haar nogmaals. Ditmaal weken haar lippen uiteen en proefde hij haar tong - en daarna kuste hij haar mond, haar kin, haar hals. Ze trok hem tegen zich aan en greep zijn rug toen hij de bovenkant van haar shirt kuste, en toen lager, iedere knoop kussend die hij openmaakte. Hij bevrijdde haar borsten en bleef die kussen, eerst de zachte zijkant en toen rond haar tepels, die hard en gezwollen waren, voordat hij zijn handen over haar gladde buik liet glijden. Hij voelde haar handen zijn rugspieren masseren. Hij maakte haar gesp los en knielde, terwijl hij haar navel kuste en zijn handpalmen om haar heen liet glijden zodat hij haar van achteren kon beetpakken terwijl ze haar broek omlaag schoof. Ze kantelde haar heupen naar voren en spreidde, even naar lucht happend, haar dijen. Hij bleef haar billen vasthouden en ging door met kussen tot hij haar vingers in zijn schouders voelde graven en hoorde hoe ze plotseling versneld ademhaalde en even hijgde terwijl haar hele lichaam schokte.

Toen kleedde zij hem uit en lagen ze samen in de warme schemering, waar ze de liefde bedreven terwijl de zon onderging en de gouden lichtplekjes rood kleurden en vervaagden toen de zon achter de bomen zonk en de hut in duisternis en stilte gehuld werd. Het enige geluid waren de zwakke kreten die de eigenaardige wereld rondom hen vulden.

54

Ze werden wakker van Borabays opgewekte stem. Het was nacht geworden en de lucht was koeler. De geur van roosterend vlees dreef door de hut. 'Aan tafel!'

Tom en Sally kleedden zich aan en kwamen ietwat opgelaten de hut uit. De hemel was bezaaid met sterren en de melkweg kromde zich als een rivier van licht boven hun hoofden. Nooit had Tom zo'n zwarte nacht of zo'n heldere melkweg gezien.

Borabay zat bij het vuur vlees aan spiesen te draaien terwijl hij bezig was met een droge kalebas, waar hij gaten in boorde. Aan één kant maakte hij een groef, en toen hij klaar was bracht hij het instrument naar zijn lippen en blies erop. Er klonk een vriendelijke, zachte toon, en nog een, en nog een. Met een grijns hield hij op.

'Wie wil er muziek horen?'

Hij begon te spelen, en de dolende noten regen zich aaneen tot een toverachtige melodie. De jungle werd stil terwijl de zuivere, reine geluiden uit de kalebas stroomden, sneller nu, op en neer, met reeksen die helder als een bergbeek kabbelden. Soms was de muziek rustig en leek in de lucht rondom hen te hangen tot ze verderging. Borabay eindigde op een reeks lage tonen, spookachtig als het gehuil van de wind in een grot.

Toen hij ophield, bleef het wel tien minuten stil. Geleidelijk aan begonnen de oerwoudgeluiden de ruimte binnen te sluipen die de melodie had leeggemaakt.

'Prachtig,' zei Sally.

'Dat talent moet je van je moeder geërfd hebben,' zei Vernon. 'Vader had absoluut geen oor voor muziek.'

'Ja. Mijn moeder kon heel mooi zingen.'

'Je boft,' merkte Vernon op. 'Wij hebben onze moeders amper gekend.'

'Hebben jullie niet dezelfde moeder?'

'Nee. Allemaal andere. Vader heeft ons praktisch in zijn eentje opgevoed.'

Borabays ogen vielen wijdopen. 'Dat begrijp ik niet.'

'Als je gaat scheiden...' Tom hield op. 'Nou, soms krijgt een van de ouders de kinderen, en de andere verdwijnt.'

Borabay schudde zijn hoofd. 'Wat raar. Ik wou dat ik vader had.' Hij draaide de spiesen nog een keer om. 'Vertel eens hoe het was om op te groeien met vader.'

Philip lachte zonder vrolijkheid. 'Mijn god, waar moet ik beginnen? Als kind was ik als de dood voor hem.'

Vernon kwam tussenbeide: 'Hij was gek op schoonheid. Zozeer dat hij soms stond te huilen bij een mooi schilderij of een mooie sculptuur.'

Philip snoof laatdunkend. 'Ja, dan huilde hij omdat hij het niet kon krijgen. Hij wilde schoonheid hébben. Hij wilde het voor zichzelf. Vrouwen, schilderijen, noem maar op. Als het mooi was, dan wilde hij het bezitten.'

'Dat is wel wat heel kras,' zei Tom. 'Er is niks mis met liefde voor schoonheid. De wereld kan soms zo lelijk zijn. Hij hield van kunst om de kunst, niet omdat het in de mode was of omdat hij er geld mee verdiende.'

'Hij hield zich niet aan andermans regels,' zei Vernon. 'Hij was kritisch. Hij danste niet naar andermans pijpen.'

Philip gebaarde met zijn hand. 'Danste niet naar andermans pijpen? Nee, Vernon, hij gaf de speler een rotklap, greep zelf het instrument en leidde de hele parade. Zo stond hij in het leven.'

'Wat deden jullie met hem?'

'Hij vond het fijn om met ons te gaan kamperen,' zei Vernon.

Philip leunde achterover en lachte blaffend. 'Afgrijselijke kampeertochten met regen en muggen, waarbij hij ons het leven zuur maakte met allerhande corvees.'

'Op een van die tochten heb ik mijn eerste vis gevangen,' zei Vernon.

'Ik ook,' bekende Tom.

'Kamperen? Wat is kamperen?'

Maar Borabay deed al niet meer mee aan de discussie. 'Vader moest weg van de beschaving, hij wilde zijn bestaan vereenvoudigen. Omdat hij zelf zo complex in elkaar stak, voelde hij de behoefte om zich te omringen met eenvoud, en dat deed hij door te gaan vissen. Hij was dol op vissen.'

Philip gnuifde. 'Afgezien van ter communie gaan is vissen misschien wel de stompzinnigste bezigheid van de mens.'

'Dat is grof,' zei Tom. 'Zelfs voor jouw doen.'

'Kom nou, Tom! Je gaat me toch niet zeggen dat je op je oude dag met die onzin bent begonnen? Dat, en Vernons achtvoudig pad. Waar komt die hang naar religie toch vandaan? Vader was tenminste atheïst. Daar heb jij iets aan, Borabay: vader was als katholiek geboren, maar hij werd een verstandige, nuchtere, keiharde atheïst.'

Vernon zei: 'Er is heel wat meer op aarde dan jouw Armani-pakken, Philip.'

'Dat is zo,' zei Philip. 'Er is altijd nog Ralph Lauren.'

'Wacht!' riep Borabay. 'Jullie praten allemaal door elkaar. Ik snap er niets van.'

'Die vraag heeft heel wat losgemaakt,' zei Philip, nog steeds lachend. 'Heb je er nog meer?'

'Ja. Hoe waren jullie als zoons?' vroeg Borabay.

Philips lach stierf weg. Voorbij de lichtkring van het vuur ritselde het oerwoud.

'Ik snap niet goed wat je bedoelt,' zei Tom.

Borabay antwoordde: 'Jullie zeggen me wat voor vader hij voor jullie was. Nu vraag ik wat voor zoons jullie voor hem zijn.'

'Wij waren brave zoons,' zei Vernon. 'We probeerden alles om het hem naar de zin te maken. We deden alles wat hij zei. We hielden ons aan zijn regels, we gaven hem iedere zondag zo'n ellendig concert, we gingen naar alle lessen en we probeerden wedstrijden te winnen - niet altijd met succes, maar we probeerden het wel.'

'Je doet wat hij vraagt, maar wat deden jullie wat hij niet vroeg? Hielp je hem bij de jacht? Hielp je hem het dak herstellen na een storm? Heb je samen met hem een kano gemaakt? Heb je hem geholpen toen hij ziek was?'

Plotseling kreeg Tom het gevoel dat Borabay hen er in wilde luizen. Hier had hij de hele tijd naartoe gewerkt. Hij vroeg zich af wat Maxwell Broadbent in de laatste maand van zijn leven met zijn oudste zoon had besproken.

Philip zei: 'Daar had vader mensen voor. Vader had een tuinier, een kok, een vrouw die het huis schoonmaakte, mensen die het dak repareerden. En hij had een verpleegster. In Amerika koop je wat je nodig hebt.'

'Dat bedoelt hij niet,' zei Vernon. 'Hij wil weten wat wij voor vader gedaan hebben toen hij ziek werd.'

Tom voelde zijn gezicht rood aanlopen.

'Toen hij ziek was, toen hij kanker had, wat hebben jullie toen gedaan? Zijn jullie naar zijn huis gegaan? Zijn jullie bij hem gebleven?'

'Borabay,' zei Philip op schrille toon, 'dat had geen enkele zin

gehad. We konden ons niet aan vader opdringen. Dat zou hij niet gewild hebben.'

'Dus jullie hebben vader door vreemdelingen laten verzorgen toen hij ziek was?'

'Ik ben niet van plan een preek aan te horen van jou, of van wie dan ook, over mijn plichten als zoon,' riep Philip.

'Geen preek. Gewoon een vraag.'

'Het antwoord is ja. We hebben een vreemdeling voor vader laten zorgen. Hij heeft ons doodongelukkig gemaakt toen we klein waren, en we waren maar al te blij toen we eindelijk bij hem weg konden. Dat gebeurt er als je een slechte vader bent -dan gaan je zoons bij je weg. Ze gaan op de vlucht, ze gaan ervandoor. Ze staan te trappelen om weg te komen!'

Borabay stond op. 'Maar hij was jullie vader, goed of slecht. Hij heeft jullie eten gegeven, jullie beschermd, jullie opgevoed. Hij heeft jullie gemaakt.'

Woedend kwam Philip zelf overeind. 'Noem je dat zo, die verachtelijke uitstorting van lichaamssappen? Ons maken? Wij waren ongelukjes, stuk voor stuk. Wat voor vader haalt zijn kinderen weg bij de moeders? Wat voor vader voedt ons op alsof we een soort experiment in het creëren van genieën zijn? Wie sleept ons het oerwoud in, de dood tegemoet?'

Borabay haalde uit naar Philip, en het ging zo snel dat het wel leek of Philip simpelweg de duisternis in verdween. Borabay stond overeind, anderhalve meter beschilderde razernij, en balde en ontspande zijn vuisten. Philip ging overeind zitten in het zand achter het vuur, en kuchte. 'Ugh.' Hij spuwde. Zijn lip bloedde en was al aan het opzwellen.

Borabay stond hem zwaar ademend aan te kijken.

Philip veegde zijn gezicht af, en er verscheen een glimlach. 'Zo, zo. De oudste broer eist zijn plek in de familie op. Eindelijk.'

'Ik wil niet dat je zo over vader spreekt.'

'Ik spreek over hem zoals ik wil, en ik zal echt niet van gedachten veranderen omwille van een ongeletterde wilde.'

Borabay balde zijn vuisten, maar maakte geen verdere aanstalten om Philip aan te vliegen.

Vernon hielp Philip overeind. Philip bette zijn lip, maar de blik in zijn ogen was triomfantelijk. Borabay keek onzeker. Hij leek te beseffen dat hij een fout gemaakt had, en dat hij de strijd misschien verloren had door zijn broer tegen de vlakte te slaan.

'Oké,' zei Sally. 'Genoeg over Maxwell Broadbent. We kunnen ons momenteel geen ruzie permitteren, en dat weten jullie allemaal.'

Ze keek naar Borabay. 'Volgens mij is het eten aangebrand.'

Zwijgend haalde Borabay de zwartgeblakerde spiesen van het vuur en begon ze op grote bladeren rond te delen.

Philips laatste zin klonk nog in Toms oren: 'Dat gebeurt er als je een slechte vader bent - dan gaan je zoons bij je weg.' En hij vroeg zich af: hadden ze dat gedaan?

55

Mike Graff maakte het zich gemakkelijk in de fauteuil bij het vuur en sloeg een keurig been over het andere. Op zijn gezicht lag een alerte, vriendelijke uitdrukking. Het verbaasde Skiba dat Graff ondanks alles dat energieke aura van zelfvertrouwen wist te behouden. Aan boord van Charons boot over de Styx, regelrecht op de hellepoort af, zou Graff nog steeds die frisse blik hebben en zijn medepassagiers ervan weten te overtuigen dat ze nu bijna in de hemel waren.

'Wat kan ik voor je betekenen, Mike?' vroeg Skiba vriendelijk.

'Wat is er de afgelopen twee dagen met de aandelen gebeurd? De koers is tien procent gestegen.'

Skiba schudde zijn hoofd. Het hele huis stond in brand, maar Graff zat in de keuken te klagen dat de koffie koud was. 'Wees nou maar blij dat we dat stuk over Phloxatane in de Journal overleefd hebben.'

'Reden te meer om ons zorgen te maken over onze stijgende aandelenkoers.'

'Luister eens, Mike...'

'Lewis, je hebt Fenner vorige week toch niet verteld over de Codex?'

'Jawel.'

'Jezus. Je weet wat voor smeerlap die gozer is. We zitten al diep genoeg in de ellende; daar hoeven we niet nog eens handel met voorkennis aan toe te voegen.'

Skiba keek hem aan. Hij had zich al veel eerder van Graff moeten ontdoen. Graff had hen zozeer in de problemen gebracht dat ontslag nu uitgesloten was. Wat deed het ertoe? Het was voorbij - voor Graff, voor het bedrijf, en met name voor hem. Hij kon wel schreeuwen om de futiliteit van het geheel. Onder hem had zich een bodemloos ravijn geopend; ze bevonden zich in vrije val, en Graff had nog steeds niets in de gaten.

'Hij wilde Lampe downgraden voor verkoop. Ik moest wel, Mike. Fenner is niet achterlijk. Hij zal er geen woord over zeggen. Zou hij zijn leven op het spel zetten voor een meevallertje van een paar ton?'

'Meen je dat nou? Die vent zou zijn grootmoeder omverduwen om een cent van de stoep op te rapen.'

'Dit is niet Fenner, dit zijn de shortsellers die hun posities veiligstellen.'

'Dat verklaart niet meer dan dertig procent hiervan.'

'Tegendraadse types. Gokkers. Weduwen en wezen. Genoeg, Mike. Genoeg. Heb je niet door wat er aan de hand is? Het is voorbij. We zijn er geweest. Lampe is er geweest.'

Graff keek hem verbaasd aan. 'Waar heb je het over? We slaan ons er wel doorheen. Als we die Codex eenmaal hebben, Lewis, dan gaat het ons voor de wind.'

Skiba voelde zijn bloed koud en traag door zijn aderen stromen toen het woord "Codex" viel. 'Denk jij nou echt dat die Codex onze problemen oplost?' Hij sprak op gedempte toon.

'Waarom niet? Hou je iets voor me achter? Is er iets veranderd?'

Skiba schudde zijn hoofd. Wat deed het ertoe? Wat deed alles er nog toe?

'Lewis, dat fatalisme is niks voor jou. Waar is je vechtlust gebleven?'

Skiba was moe, zo moe... Dit gesprek leidde nergens toe. Het was over, het was voorbij. Het had geen zin om nog verder te praten. Ze konden nu alleen nog maar wachten: wachten op het einde. Ze waren machteloos.

'Wanneer we de Codex bekendmaken,' ging Graff verder, 'schieten de Lampe-koersen door het dak. Niets is zo succesrijk als succes. De aandeelhouders zullen ons alles vergeven, en we nemen die brave hendrik van de SEC alle wind uit de zeilen. Daarom maak ik me zorgen over handel met voorkennis. Als iemand iets over de Codex zegt die dat dan weer aan zijn schoonmoeder vertelt en die belt haar neefje in het achterland... dan hangen we. Net als belastingontduiking, daar pakken ze iedereen op. Kijk maar eens wat er gebeurd is met Martha...'

'Mike?'

'Wat?'

'Rot in godsnaam op.'


 

Skiba deed het licht uit, schakelde de telefoon uit en wachtte tot het donker werd. Op zijn bureau stonden drie voorwerpen: het kleine plastic pillenflesje, de zestig jaar oude Macallan en een schoon whiskyglas.

Tijd voor de grote oversteek.

56

De volgende dag vertrokken ze uit de verlaten Tara-nederzetting en gingen de voetheuvels van de Siërra Azul binnen. Hier en daar steeg het pad door bossen en weiden, en ze passeerden een stel braakliggende akkers, helemaal overgroeid met onkruid. Soms ving Tom een glimp op van een verlaten en al half vervallen hut met een rieten dak, verscholen in het regenwoud.

Ze kwamen een donker, koel woud binnen. Plotseling stond Borabay erop, voorop te gaan en in tegenstelling tot zijn eerdere onhoorbare tred maakte hij nu enorme herrie bij het lopen. Hij zong, hij hakte onnodig om zich heen naar de begroeiing en bleef regelmatig staan om te 'rusten', wat er in Toms ogen eerder uitzag als verkennen. Er was iets wat hem nerveus maakte.

Toen ze bij een kleine open plek aankwamen, hield Borabay halt. 'Lunch!' riep hij, en hij begon luidkeels te zingen terwijl hij de bundels palmblad uitpakte.

'Maar we hebben twee uur geleden al gegeten,' zei Vernon.

'We gaan nog een keer eten!' De indiaan haalde de boog en pijlenkoker van zijn schouder en Tom zag dat hij die een eindje bij zich vandaan neerlegde.

Sally ging naast Tom zitten. 'Er staat iets te gebeuren.'

Borabay hielp de anderen hun bepakking af te nemen en legde de rugzakken bij de boog en pijlen, aan de andere kant van de open plek. Toen kwam hij naar Sally toe en sloeg zijn arm om haar schouders zodat hij haar naar zich toe kon trekken. 'Geef mij het geweer, Sally,' prevelde hij.

Ze nam haar geweer van haar schouder. Daarna nam Borabay ieders machete in.

'Wat is er aan de hand?' vroeg Vernon.

'Niks, niks, we nemen even rust.' Hij deelde een stel gedroogde bananen rond. 'Honger, broeders? Hier, banaan, lekker!'

'Er klopt iets niet,' zei Philip.

Ongevoelig voor de onderstroom van spanning nam Vernon een flinke hap van zijn gedroogde banaan. 'Heerlijk!' zei hij met volle mond. 'Volgens mij moeten we voortaan iedere dag tweemaal middageten.'

'Uitstekend! Tweemaal middageten! Goed idee!' zei Borabay, en hij bulderde van het lachen.

En toen gebeurde het. Zonder enig geluid, zonder zichtbare beweging, besefte Tom plotseling dat ze aan alle kanten omringd waren door mannen met gespannen bogen. Wel honderd pijlen met stenen punten waren op hen gericht. Het leek alsof de jungle zich plotseling teruggetrokken had, zodat de mannen zichtbaar waren als rotsen bij laag tij.

Vernon slaakte een kreet en liet zich op de grond vallen. Meteen was hij omringd door een stel boos kijkende, gespannen mannen. Vijftig pijlen waren op zijn borst en keel gericht, op slechts enkele centimeters van zijn lijf.

'Stilliggen!' riep Borabay. Hij draaide zich om en praatte rad op de mannen in. Langzaam lieten ze hun bogen zakken en deden een stap achteruit. Hij bleef praten, langzamer nu, en minder luid, maar niet minder dringend. Eindelijk deden de mannen nog een stap achteruit en lieten hun pijlen naar de grond zakken.

'Nu mogen jullie bewegen,' zei Borabay. 'Sta op. Niet glimlachen. Geen handen schudden. Kijk iedereen in de ogen. En niét glimlachen.'

Ze deden wat hun gezegd was en stonden op.

'Pak je rugzakken en je wapens en messen. Laat niet zien dat je bang bent. Kijk boos, maar zeg niets. Eén glimlach en je bent dood.'

Ze volgden Borabays orders op. Even schoten alle bogen weer omhoog toen Tom zijn machete pakte, maar toen hij het mes in zijn riem gestoken had, gingen de wapens weer omlaag. Op instructie van Borabay keek Tom de krijgers die het dichtst bij hem stonden boos aan, en ze beantwoordden zijn blik zo furieus dat hij zijn knieën voelde knikken.

Borabay praatte nu zachter, maar hij klonk woedend. Hij richtte zich tot een man die langer was dan de anderen, met een felgekleurde rand veren die in ringen rond zijn gespierde bovenarmen gestoken waren. Hij had een touwtje om zijn nek, waaraan als juweel de schamele resten van een stuk westerse beschaving hingen: een cd-rom met het aanbod van zes maanden gratis internet, een rekenmachine met een gat erin geboord en de kiesschijf van een oude telefoon.

De man keek Tom aan en deed een stap naar voren. Hij bleef staan.

'Broeder, doe een stap naar die man toe en zeg hem op boze toon dat hij zijn verontschuldigingen moet aanbieden.'

In de hoop dat Borabay de psychologie van de situatie goed inschatte, vertrok Tom zijn gezicht en deed een stap in de richting van de krijger. 'Hoe durf je je pijlen op ons te richten?' sprak hij dreigend.

Borabay vertaalde. De man gaf een boos antwoord en gebaarde met zijn speer bijna in Toms gezicht.

'Wie ben jij,' vertaalde Borabay. 'Waarom loop je zonder uitnodiging op Tara-terrein? Zeg hem op boze toon dat je je vader komt redden. Schreeuw tegen hem.'

Tom gehoorzaamde, verhief zijn stem, deed nog een stap in de richting van de krijger en schreeuwde van dichtbij in diens gezicht. De man antwoordde op nog kwadere toon en schudde zijn speer heen en weer voor Toms neus. Daarop begon een groot aantal krijgers hun bogen weer te richten.

'Hij zegt dat vader de Tara heel wat problemen bezorgd heeft en dat hij heel boos is. Broeder, nu moet je echt heel boos worden. Zeg dat hij die bogen moet laten zakken. Zeg dat je geen woord meer zegt zolang ze die pijlen niet wegdoen. Beledig hem.'

Zwetend probeerde Tom zijn doodsangst opzij te schuiven en razernij te veinzen. 'Hoe durf je ons zo te beledigen?' riep hij. 'Wij komen in vrede naar jullie land, en jullie dreigen met oorlog! Is dat de manier waarop de Tara hun gasten behandelen? Zijn jullie mensen of beesten?'

Tom ving een glimp van goedkeuring op terwijl Borabay zijn woorden vertaalde - en er zonder enige twijfel zijn eigen nuances aan toevoegde.

De bogen zakten omlaag en ditmaal haalden de mannen de pijlen weg en stopten die terug in hun kokers.

'Nu mag je glimlachen. Heel even maar.'

Tom flitste een glimlachje voordat hij zijn gezicht weer in de plooi streek.

Borabay was een hele tijd aan het woord, en richtte zich na afloop weer tot Tom. 'Nu moet je die krijger omhelzen en kussen, zoals de Tara doen.'

Tom gaf de man een onhandige omhelzing en een stel kussen in de nek, zoals Borabay zo vaak bij hem gedaan had. Na afloop had hij rode en gele verf op zijn gezicht en lippen. De krijger beantwoordde zijn hoffelijke groet, zodat hij nog meer onder de verf kwam te zitten.

'Mooi zo,' zei Borabay, bijna duizelig van opluchting. 'Nu is alles in orde. We gaan naar het Tara-dorp.'


 

Het dorp bestond uit een open plein van aangestampt zand, omringd door twee onregelmatig gevormde kringen van hutten met rieten daken, in dezelfde stijl als de hutjes waarin ze een paar dagen tevoren overnacht hadden. Er zaten geen ramen in de wanden, alleen een gat in de punt van het dak. Voor een groot aantal hutten brandden kookvuren, verzorgd door vrouwen die aan het koken waren met de Franse pannen, de koperen schotels en de peperdure roestvrijstalen messen die Maxwell Broadbent had meegebracht, zag Tom. Toen hij de groep krijgers volgde naar het midden van het plein, gingen de rieten deuren open en kwamen er groepjes mensen naar buiten om hen aan te staren. De kleine kinderen waren spiernaakt; de oudere droegen smerige shorts of lendendoeken. De vrouwen hadden een lap om hun middel gebonden en waren daarboven naakt, hun borsten ingesmeerd met rode verf. Velen hadden schijven in hun lippen en oren. Alleen de mannen droegen veren.

Er was geen formele begroetingsceremonie. De krijgers die hen hadden opgebracht slenterden ervandoor en gingen volledig onbekommerd aan het werk, terwijl de vrouwen en kinderen hen bleven staan aanstaren.

'Wat nu?' vroeg Tom, die midden op het zandplein om zich heen stond te kijken.

'Wachten,' antwoordde Borabay.

Even later kwam er een tandeloze oude vrouw uit een van de hutten, kromgebogen van ouderdom en op een stok geleund; met haar korte witte haar leek ze net een heks. Tergend langzaam liep ze op hen af, zonder dat haar kraalogen ook maar een seconde van hun gezichten weken. Ze zoog haar lippen naar binnen en prevelde in zichzelf. Eindelijk bleef ze voor Tom staan en tuurde naar hem omhoog.

'Niks doen,' zei Borabay rustig.

Ze hief een rimpelige hand en gaf Tom een klap op zijn knieën, en daarna sloeg ze hem op zijn dijen: een-, twee-, driemaal. Voor een oude dame kon ze verbazingwekkend hard slaan, en daarbij mompelde ze onophoudelijk voor zich uit. Vervolgens hief ze haar stok en sloeg daarmee eerst op zijn schenen, daarna op zijn billen. Ze liet de stok vallen, stak haar hand uit en greep hem obsceen tussen zijn benen. Tom slikte en probeerde zijn gezicht niet te vertrekken terwijl ze zijn mannelijkheid grondig inspecteerde. Daarna greep ze naar Toms hoofd en maakte een beweging met haar vingers. Tom bukte zich voorover, en ze greep zijn haar en gaf daar zo'n harde ruk aan dat de tranen hem in de ogen sprongen.

Ze deed een stap achteruit: haar inspectie was voltooid. Ze schonk hem een tandeloze glimlach en stak een breedvoerig verhaal af.

Borabay vertaalde: 'Ze zegt dat je, de uiterlijke schijn ten spijt, wel degelijk een man bent. Ze nodigt jou en je broeders uit om als gasten van het Tara-volk hier in het dorp te verblijven. Ze accepteert je hulp bij de strijd tegen de slechte mannen in de Witte Stad. Ze zegt dat jij nu de leiding hebt.'

'Wie is dit?' Tom wierp een blik op haar. Ze stond hem van top tot teen op te nemen.

'De vrouw van Cah. Kijk uit, Tom, ze mag je wel. Misschien komt ze vanavond naar je hut.'

Dat brak de spanning, en ze moesten allemaal lachen, Philip nog het hardst.

'Waarvan heb ik de leiding?' wilde Tom weten.

Borabay keek hem aan. 'Jij bent nu het krijgshoofd.'

Tom was verbijsterd. 'Hoe kan dat nou? Ik ben hier amper tien minuten.'

'Zij zegt dat de Tara-krijgers gefaald hebben in de aanval op de blanke man, en dat er velen gedood zijn. Jij bent zelf ook een blanke, dus misschien begrijp jij de vijand beter. Morgen leid jij de strijd tegen de slechte mannen.'

'Morgen?' herhaalde Tom. 'Nee, dank je, die verantwoordelijkheid wijs ik af.'

'Je hebt geen keuze,' zei Borabay. 'Als je het niet doet, zegt ze, maken de Tara-krijgers ons allemaal af.'


 

Die nacht ontstaken de dorpsbewoners een vreugdevuur, en er begon een soort feest met een uitgebreide maaltijd, die op bladeren geserveerd werd met als hoogtepunt een tapir die ze in een put geroosterd hadden. De mannen dansten en gaven daarna een schitterend, eigenaardig concert op fluiten, voorgegaan door Borabay. Iedereen ging laat naar bed. Een paar uur later kwam Borabay hen wekken. Het was nog donker.

'We gaan op pad. Jij moet het volk toespreken.'

Tom keek hem aan. 'Ik moet een toespraak houden?'

'Ik zal je helpen.'

'Dat moet ik zien,' zei Philip.

Er lag nieuw hout op het vuur, en Tom zag dat het hele dorp zwijgend en respectvol stond te wachten op zijn toespraak.

Borabay fluisterde: 'Tom, geef me opdracht de tien beste mannen te verzamelen voor de strijd.'

'Strijd? Wat voor strijd?' 'De strijd tegen Hauser.'

'Maar dat is...'

'Hou je mond en doe wat ik zeg,' siste Borabay.

Tom gaf de order, en Borabay begon tussen de menigte door te lopen. Hij klapte in zijn handen, sloeg een paar mannen op de schouder en had binnen vijf minuten tien krijgers verzameld, met hun uitdossing van veren, verf en halskettingen, en elk met een boog en een pijlenkoker.

'Nu hou je je toespraak.'

'Wat moet ik zeggen?'

'Grootspraak. Hoe je vader gaat redden en de slechte mannen doden. Maak je geen zorgen wat je zegt, ik maak het in orde.'

'En vergeet niet om te beloven dat ieder huishouden voortaan elke zondag een kip in de pan krijgt,' zei Philip.

Tom deed een stap naar voren en keek naar de vele gezichten. Al snel stierf het geroezemoes weg. Nu stonden ze hem hoopvol aan te kijken. Er voer een huivering van angst door hem heen. Hij had geen idee wat hij aan het doen was.

'Eh... dames en heren?'

Borabay schoot hem een afkeurende blik toe en riep op krijgshaftige toon iets wat heel wat doeltreffender klonk dan de zwakke opening die hij eruit had geperst. Er klonk een geritsel toen iedereen begon te luisteren. Tom kreeg een déja vu: hij moest denken aan Don Alfonso's toespraak voor zijn volk toen ze uit Pito Solo vertrokken waren. Zo'n soort speech moest hij houden, ook al was het een en al leugens en holle beloften.

Hij haalde diep adem. 'Vrienden! Wij zijn naar het land van Tara gekomen uit een heel verre streek die Amerika heet!'

Bij het woord Amerika ging er een zucht van opwinding op, nog voor Borabay had kunnen vertalen.

'We hebben duizenden kilometers afgelegd, per vliegtuig, per kano en te voet. Veertig dagen en veertig nachten hebben we gereisd.'

Borabay vertaalde. Tom zag dat hij de onverdeelde aandacht van het publiek had.

'Een groot kwaad is over het volk van Tara gekomen. Een barbaar met de naam Hauser is met huursoldaten van de andere kant van de wereld gekomen om het volk van Tara te doden en hun graven leeg te roven. Ze hebben uw hogepriester ontvoerd en uw krijgers gedood. En op ditzelfde moment zijn ze in de Witte Stad en onteren haar met hun aanwezigheid.'

Borabay vertaalde, en er ging een instemmend geprevel op.

'Wij zijn hier, de vier zoons van Maxwell Broadbent, om het volk van Tara te bevrijden van deze man. Wij zijn gekomen om onze vader, Maxwell Broadbent, te redden uit de duisternis van zijn graf.'

Hij zweeg, zodat Borabay kon vertalen. Vijfhonderd gezichten, beschenen door het vuur, keken vol aandacht naar hem op.

'Mijn broeder hier, Borabay, zal ons de bergen in leiden, waar we de slechte mannen zullen zien en plannen maken voor de aanval. Morgen vindt de strijd plaats.'

Bij die woorden klonk er een uitbarsting van een eigenaardig geluid, een soort snel lachen of grommen - naar het scheen het Tara-equivalent van juichen en klappen. Tom voelde zijn aapje, Boender, onder in zijn shirtzak wegkruipen in een poging zich te verstoppen.

Daarna zei Borabay sotto voce tegen Tom: 'Vraag of ze willen bidden en een offer brengen.'

Tom schraapte zijn keel. 'Het volk van Tara, jullie allemaal, spelen een heel belangrijke rol in de komende strijd. Ik vraag jullie om voor ons te bidden. Ik vraag jullie om offers voor ons te brengen. Ik vraag jullie dit iedere dag te doen, tot de dag waarop wij als overwinnaars terugkeren.'

Borabays stem galmde, en zijn uitspraken hadden een elektriserende uitwerking. De mensen drongen naar voren, opgewonden prevelend. Tom voelde een soort hopeloze absurditeit over zich heen komen: deze mensen geloofden veel vaster in hem dan hijzelf.

Er klonk een gebroken stem, en de mensen weken uiteen tot de oude vrouw, de vrouw van Cah, helemaal in haar eentje stond, leunend op haar stok. Ze keek op en vestigde haar blik op Tom. Een hele tijd bleef het stil, en toen hief ze haar stok, haalde uit en gaf hem een striemende klap over zijn dijen. Tom probeerde zijn gezicht niet te vertrekken.

Daarna riep de oude vrouw iets met haar bevende stem.

'Wat zei ze?'

Borabay draaide zich om. 'Dat kan ik niet goed vertalen. Een krachtige Tara-uitdrukking. Iets in de trant van: doden of gedood worden.''

57

Professor Julian Clyve hees zijn benen omhoog en leunde met zijn handen achter zijn hoofd achterover in zijn oude stoel. Het was een onrustige meidag, de wind ranselde het loof van de esdoorn voor zijn raam. Sally was al meer dan een maand weg. Hij had taal noch teken van haar vernomen. Niet dat hij verwacht had iets van haar te horen, maar toch vond Clyve die lange stilte verontrustend. Toen Sally vertrok, hadden ze beiden verwacht dat de Codex een zoveelste academische triomf zou inluiden in professor Clyves leven. Maar toen hij er een week of twee over nagedacht had, was Clyve van gedachten veranderd. Hij was een gedistingeerd geleerde, met een vaste hoogleraarspost aan Yale en een reeks prijzen, academische eerbewijzen en publicaties die de meeste hoogleraren hun leven lang niet bijeenkregen. Eerlijk gezegd had hij geen verdere academische eer meer nodig. Wat hij nodig had, daar viel niet aan te ontkomen, was géld. De Amerikaanse samenleving hanteerde heel foute normen. De echte prijs - financiële rijkdom - ging niet naar diegenen die hem het meest verdienden, dus naar de intellectuele avant-garde: de braintrust die het grote, stompzinnige, logge beest bestuurde dat de vulgus mobile vormde. Wie verdienden dan het grote geld? Sporthelden, popsterren, acteurs en directeuren. Hier zat hij, aan de top van zijn professie, en hij verdiende minder dan de gemiddelde loodgieter. Het was om gek van te worden. Het was oneerlijk.

Overal waar hij kwam, dromden de mensen op hem af, knepen zijn hand fijn, prezen en bewonderden hem. Alle rijken van New Haven wilden hem kennen, wilden hem aan tafel noden, wilden hem aan hun verzameling toevoegen en hem aan den volke tonen als teken van hun goede smaak, alsof hij een oude meester of een stuk antiek zilver was. Het was niet alleen wansmakelijk, het was vernederend en prijzig. Bijna iedereen die hij kende, had meer geld dan hij. Het deed er niet toe met wat voor eer hij overladen werd, het deed er niet toe wat voor prijzen hij in ontvangst nam of hoeveel artikelen hij publiceerde: niets daarvan stelde hem in staat de rekening te betalen in een redelijk restaurant in New Haven. De anderen betaalden voor hem. Zij nodigden hem thuis uit. Zij vroegen hem voor hun liefdadigheidsdiners in black tie en zij betaalden de tafel, waarbij ze zijn onoprechte aanbod van terugbetalen nonchalant van de hand wezen. En als het allemaal voorbij was, moest hij terug naar zijn kleine, walgelijk burgerlijke woning in het academische getto, terwijl zij terugkeerden naar hun landhuizen in de dure wijken.

Maar nu kreeg hij dan eindelijk de kans om daar iets aan te doen. Hij keek op de kalender. Het was eenendertig mei. Morgen arriveerde de eerste termijn van de twee miljoen van het gigantische Zwitserse farmaceutische bedrijf, Hartz. Binnenkort kon hij de gecodeerde bevestiging per e-mail verwachten vanuit de Caymaneilanden. Hij zou het geld natuurlijk buiten de Verenigde Staten moeten uitgeven. Een aardige villa aan de kust van Amalfi leek hem een geschikte plek om het geld te parkeren: één miljoen voor de villa, het tweede voor onkosten. Ravello moest mooi zijn, had hij gehoord. Daar kon hij dan met Sally heen op huwelijksreis.

Hij dacht terug aan zijn bespreking met de algemeen directeur en de raad van bestuur van Hartz, zo vreselijk serieus allemaal, zo vreselijk Zwitsers. Uiteraard waren ze sceptisch geweest, maar toen ze de pagina zagen die Julian al vertaald had, begonnen die bejaarde grijze bekkies bijna te watertanden. De Codex zou hun miljarden bezorgen. De meeste farmaceutische bedrijven hadden onderzoeksafdelingen die inheemse geneesmiddelen bestudeerden - maar hier was dan het ultieme kookboek, keurig verpakt, en Julian was zowat de enige ter wereld (afgezien van Sally) die het accuraat kon vertalen. Hartz zou er met de Broadbents over moeten onderhandelen, maar als grootste farmaceutisch bedrijf ter wereld verkeerden zij in de beste positie om te betalen. En wat hadden de Broadbents aan de Codex als ze niet konden beschikken over zijn vertaalvaardigheid? Alles zou correct verlopen: daar had het bedrijf uiteraard op aangedrongen. Zo waren de Zwitsers.

Hij vroeg zich af wat Sally zou zeggen als ze hoorde dat de Codex zou verdwijnen in de gapende muil van een enorme multinational. Haar kennende ging hij ervan uit dat ze het niet goed zou opvatten. Maar als ze eenmaal konden beginnen aan de twee miljoen dollar die Hartz had beloofd te zullen betalen als vindersloon - nog afgezien van het genereuze honorarium dat hij voor de vertaling verwachtte - dan zou ze zich er wel overheen zetten. En hij zou haar laten zien dat dit de juiste beslissing was, dat Hartz in de beste positie verkeerde om die nieuwe middelen te ontwikkelen en op de markt te brengen. Het was echt het beste. Er was geld nodig om nieuwe middelen te ontwikkelen. Niemand deed dat gratis. Geld moest rollen.

Wat betreft hemzelf: het was prima geweest om een paar jaar arm te zijn, zolang hij nog jong en idealistisch was, maar boven de dertig zou het onverdraaglijk zijn. En professor Julian Clyve was hard op weg naar de dertig.

58

Na tien uur klimmen kwamen Tom en zijn broers aan op een kale, winderige bergrichel. Voor hun ogen lag een verbijsterend uitzicht over de bergen: een wilde zee van pieken en dalen, naar de horizon toe gelaagd in steeds diepere tinten paars.

Borabay wees: 'Sukia Tara, de Witte Stad,' zei hij.

Tom kneep zijn ogen samen tegen de schelle middagzon. Een kilometer of acht verderop, aan de overkant van een diep ravijn, rezen twee spitse witte rotsen op. Daartussen lag een vlak, geïsoleerd plateau, aan beide zijden afgesloten door ravijnen en omringd door scherpe bergpieken. Het was een eenzame groene vlek, een vruchtbaar stuk regenwoud, hoog in de bergen, dat eruitzag alsof het ergens anders vandaan gehaald was en nu vastzat tussen een stel kaken van witte rots, wankelend op de rand van een afgrond. Tom had zich voorgesteld dat het een bouwval met witte torens en muren zou zijn, maar voor zijn ogen zag hij niets dan een dicht, hobbelig tapijt van bomen.

Vernon hief de verrekijker, bestudeerde de Witte Stad en gaf de kijker aan Tom.

De groene rotsformatie sprong sterk vergroot op hem af. Tom liet er zijn blik langzaam langs glijden. Het plateau was dicht overgroeid met bomen en wat eruitzag als ondoordringbare matten van lianen en klimplanten. Als er een stadsruïne in die eigenaardige, hangende vallei lag, dan was die helemaal overdekt door het oerwoud. Maar toen Tom ernaar stond te kijken, zag hij hier en daar witte punten opsteken uit het groen, die vage patronen begonnen aan te nemen: een hoek, een onderbroken stuk muur, een donkere rechthoek die een raam kon zijn. En toen hij wat verderop keek, naar wat volgens hem een steile heuvel was, besefte hij dat het de zwaar overgroeide ruïne van een piramide was. Eén kant was opengereten: een witte wond in het levende groen.

De hoogvlakte waarop de stad was gebouwd was met recht een eiland in de hemel te noemen. De mesa hing tussen de twee pieken, van de rest van de Siërra Azul afgezonderd door steile rotsen. Het leek wel een volslagen afgesneden gebied, tot hij een gele draad boven een van de ravijnen zag hangen - een primitieve hangbrug. Toen hij er beter naar keek, zag hij dat de brug bewaakt werd door soldaten die zich hadden ingekwartierd in de ruïne van een stenen fort dat kennelijk door de oorspronkelijke bewoners was gebouwd ter bescherming van de Witte Stad. Hauser en zijn mannen hadden een brede strook groen aan de voet van de brug weggekapt om een goed schootsveld te krijgen.

Aan de andere kant van de Witte Stad, niet ver van de brug, liep een smal riviertje van de bergen het ravijn in, waar het een sierlijke witte draad vormde die de lager gelegen nevel in verdween. Tom zag de mist in wolken vanuit de diepte omhoogkomen, zodat de hangbrug aan het zicht onttrokken werd en ook de Witte Stad zelf in de nevel verdween. Even later trok de mist weer op, en daarna trok het weer dicht - een eindeloos ballet van donker en licht.

Tom huiverde. Hun vader, Maxwell Broadbent, moest veertig jaar eerder op diezelfde plek gestaan hebben. Ongetwijfeld had hij te midden van de chaotische plantengroei de vage omtrekken van de stad gezien. Hier had hij zijn eerste ontdekking gedaan en was hij met zijn levenswerk begonnen; en hier was hij geëindigd, levend opgesloten in een duister graf. De Witte Stad was het alfa en omega van Maxwell Broadbents carrière.

Hij gaf de kijker aan Sally. Ze bleef een hele tijd naar de Witte Stad turen. Toen liet ze de kijker zakken en keek naar Tom, met blossen van opwinding. 'Maya,' zei ze. 'Een middenplein voor balspelen, een piramide en een stel paviljoens met verdiepingen. Hoog klassiek. De mensen die deze stad gebouwd hebben, kwamen uit Copan, dat weet ik zeker. Waarschijnlijk hebben de maya's zich hier teruggetrokken na de val van Copan in het jaar 900. Een enorm raadsel opgelost.'

Haar ogen sprankelden, de zon glinsterde in haar gouden haar. Nooit had hij haar zo levenslustig gezien. Verbazingwekkend, dacht hij, als je wist hoe weinig ze geslapen hadden.

Ze draaide zich om en keek hem aan, en hij kreeg de indruk dat ze begreep wat hij dacht. Ze bloosde even, en wendde met een glimlach haar gezicht af.

Philip nam de verrekijker en keek naar de stad. Tom hoorde dat hij zijn adem inhield. 'Er zijn daar mannen,' zei hij. 'Ze kappen bomen aan de voet van de piramide.'

Er klonk een gedempte klap van dynamiet, en vanuit de stad steeg een stofwolkje op als een kleine, witte bloem.

Tom zei: 'We zullen vaders graf moeten vinden voordat zij dat doen. Anders...' Hij maakte de zin niet af.

59

De rest van de middag zaten ze vanuit de beschutting van de bomen te kijken wat Hauser en zijn mannen aan het doen waren. Eén groep soldaten was bomen aan het kappen bij een stenen tempel onder aan de piramide, en een ander groepje was bezig met spaden en dynamiet gaten te maken in een kleinere piramide

een eind verderop. De draaiende wind droeg soms geluiden van kettingzagen mee en, zowat ieder halfuur, het verre gerommel van explosieven, gevolgd door een opstijgende stofwolk.

'Waar ligt vaders graf?' vroeg Tom.

'In de rotsen onder de stad, aan de andere kant. Daar liggen de doden,' antwoordde Borabay.

'Kan Hauser dat vinden?'

'Ja. Het pad is verborgen, maar uiteindelijk zal hij het vinden. Misschien morgen, misschien over twee weken.'

Toen de nacht inviel, ging er in de Witte Stad een stel schijnwerpers aan. Een tweede stel bescheen de hangbrug en het gebied eromheen. Hauser nam geen risico, en hij was goed voorzien op reis gegaan - hij had zelfs een generator meegenomen.

Zwijgend aten ze hun avondmaal. Tom proefde de kikkers of hagedissen of wat Borabay ook voor hen gekookt had, amper. Voorzover hij vanuit hun uitkijkpunt op de bergrichel kon zien, was de Witte Stad goed verdedigd en zogoed als onneembaar.

Aan het eind van het maal zei Philip wat iedereen stilzwijgend had zitten denken. 'Volgens mij kunnen we beter maken dat we hier wegkomen, en hulp inroepen. Dit redden we niet in ons eentje.'

'Philip,' zei Tom, 'wat denk jij dat er gebeurt als ze dat graf vinden en openmaken?'

'Dan roven ze het leeg.'

'Nee, het eerste wat Hauser zal doen is vader vermoorden.'

Philip gaf geen antwoord.

'Het gaat ons minstens veertig dagen kosten om hier weg te komen. Als we vader willen redden, moeten we dat nú doen.'

'Ik wil niet degene zijn die een veto uitspreekt over het redden van vader, maar Tom, in godsnaam, we hebben een oud geweer, misschien tien kogels, en een stel beschilderde krijgers met pijl en boog. Zij daarentegen hebben automatische wapens, bazooka's en dynamiet. En ze hebben het voordeel dat ze een onvoorstelbaar veilige stelling verdedigen.'

Tom zei: 'Niet als er een geheime weg de stad in is.'

'Geen geheime weg,' merkte Borabay op. 'Alleen de brug.'

'Er moet een tweede weg zijn,' zei Tom. 'Hoe hebben ze anders die brug kunnen bouwen?'

Borabay keek hem verbluft aan, en Tom kreeg een triomfantelijk gevoel.

'Die brug is gebouwd door de goden,' zei Borabay.

'Goden bouwen geen bruggen.'

'Déze brug wel.'

'Verdomme, Borabay! Die brug is niet gebouwd door goden, maar door mensen, en om dat te kunnen doen moesten ze aan weerszijden van het ravijn kunnen komen.'

'Zo is het,' beaamde Vernon.

'Die brug is gebouwd door goden,' hield Borabay vol. 'Maar,' voegde hij daar even later aan toe, 'het volk Tara weet ook wel hoe je vanaf één kant een brug kunt bouwen.'

'Onmogelijk.'

'Broeder, ben jij altijd zo zeker van je eigen gelijk? Ik zal je zeggen hoe de Tara een brug bouwen vanaf één kant. Eerst schiet je een haak aan een touw over. Je zorgt dat die haak vast komt te zitten aan een boom aan de overkant. Dan stuur je een jongetje naar de overkant, in een mandje dat aan een wiel hangt.'

'Hoe komt hij dan naar de overkant?'

'Hij trekt zichzelf voort.'

'Hoe kun je nou een spleet van tweehonderd meter overbruggen met een pijl waaraan een touw en een haak zitten?'

'Daarvoor gebruiken de Tara een speciale, grote boog, en een speciale pijl met veren. Heel belangrijk om te wachten op een dag met krachtige wind in de juiste richting.'

'Ga door.'

'Wanneer dat jongetje aan de overkant staat, wordt er een tweede pijl met touw geschoten. Jongetje knoopt dan de twee touwen aan elkaar, doet het touw rond het wieltje...'

'Een katrol.'

'Ja. En dan kun je met die katrol heel veel dingen naar de overkant halen. Eerst een zware kabel in een mand, die onderweg afwikkelt. De jongen bindt dat zware touw aan een boom. Nu kan er een man oversteken via de zware kabel. Dan staan man en jongen aan de overkant. Met die tweede katrol trekt de man nog drie kabels over, een voor een. Nu lopen er vier kabels over de canon. Dan kunnen er meer mannen over in een mand...'

'Genoeg,' onderbrak Tom hem. 'Ik snap de bedoeling.'

Ze vielen stil, terwijl de onmogelijkheid van hun situatie langzaam doordrong.

'Hebben de Tara-krijgers al eens geprobeerd hen in een hinderlaag te lokken en de brug door te hakken?'

'Ja. Daarbij zijn heel veel doden gevallen.'

'Vuurpijlen, hebben ze dat geprobeerd?'

'Daarmee halen ze de brug niet.'

'Laten we één ding niet vergeten,' zei Philip, 'als die brug kapot is, zit vader daar ook onbereikbaar vast.'

'Dat snap ik. Ik neem gewoon de opties even door. Misschien kunnen we Hauser een voorstel doen: laat vader naar buiten en dan mag Hauser het graf met al zijn rijkdommen houden. Dan geven we hem de hele boel, en daarmee uit.'

'Daar zou vader het nooit mee eens zijn,' zei Tom.

'Al kon hij zijn leven ermee redden?'

'Hij gaat dood aan kanker.'

'Of ons leven?'

Philip keek hen aan. 'Denk alsjeblieft niet dat je Hauser kunt vertrouwen, of dat hij zich aan zijn woord zal houden.'

'Oké,' zei Vernon. 'We kunnen de Witte Stad dus niet in via een alternatieve route, en een frontale aanval zit er niet in. Weet er hier soms iemand hoe je een draagvleugel bouwt?'

'Nee.'

'Dan kunnen we nog maar één ding.'

'En dat is?'

Vernon streek een stuk zand bij het vuur glad en begon een plattegrond te tekenen terwijl hij zijn plan uitlegde. Toen hij uitgesproken was, leverde Philip als eerste commentaar.

Hoofdschuddend zei hij: 'Dit is een krankzinnig plan. Ik blijf erbij: terug, hulp halen en dan weer hierheen. Het kan maanden duren voordat ze vaders graf vinden.'

Borabay onderbrak hem: 'Philip, misschien begrijp jij het niet. Als we er nu vandoor gaan, worden we door de Tara vermoord.'

'Onzin.'

'We hebben iets beloofd. Daar moeten we ons aan houden.'

'Ik heb niks beloofd, dat was Tom. En dan nog: we kunnen langs het dorp sluipen en maken dat we een heel eind verderop komen voordat ze beseffen dat we er niet meer zijn.'

Borabay schudde zijn hoofd. 'Dat is iets voor lafaards, broeder. Dan laten we vader in zijn graf doodgaan. Als de Tara je te pakken krijgen, is de dood voor een lafaard langzaam en akelig. Ze snijden je...'

'Ja, dat hebben we al een keer gehoord,' zei Philip.

'Hij redt het niet veel langer in het graf met zijn eten en water.'

Het vuur knetterde. Tom keek tussen de bomen door. Lager, bijna acht kilometer verderop, zag hij een drietal schitterende lichten bijeen staan in de Witte Stad. Weer klonk er een doffe explosie van dynamiet. Hauser en zijn mannen werkten vierentwintig uur per dag. Ze stonden echt met hun rug tegen de muur. Goede opties hadden ze niet, en er was maar één middelmatig plan. Maar ze moesten het ermee doen.

'Genoeg gepraat,' zei Tom. 'We hebben een plan. Wie doet er mee?'

'Ik,' zei Vernon.

Borabay knikte. 'Ik.'

'Ik,' zei Sally.

Nu waren alle ogen gericht op Philip. Die maakte een boos gebaar, alsof hij hen allemaal wilde wegvagen. 'In godsnaam, jullie weten al lang wat mijn antwoord is!'

'Wat dan?' vroeg Vernon.

'Voor de laatste maal: het is nee, nee, néé! Dit is een James Bond-plan. In het echt lukt je dat nooit. Doe het niet. In godsnaam, ik wil mijn broers niet ook nog eens verliezen. Doe het niet.'

'We moeten wel, Philip,' zei Tom.

'Niemand móét iets! Misschien is dit wel godslasterlijk, maar is het niet een heel klein beetje zo dat vader dit over zichzelf heeft afgeroepen?'

'Dus we laten hem gewoon doodgaan?'

'Ik vraag alleen of jullie alsjeblieft je leven niet willen weggooien.' Hij sloeg zijn handen ten hemel en liep met boze passen de duisternis in.

Net toen Vernon hem iets achterna wilde roepen, tikte Tom hem op de arm en schudde zijn hoofd. Misschien had Philip gelijk en was het een zelfmoordmissie. Maar persoonlijk had Tom geen keuze. Als hij nu niets ondernam, zou hij later niet met zichzelf kunnen leven. Zo simpel was het.

Hun gezichten flitsten rond het vuur, en er was een lange, onzekere stilte.

'We hoeven nergens op te wachten,' zei Tom. 'We vertrekken vannacht om twee uur. We doen waarschijnlijk een paar uur over de afdaling. Iedereen weet wat hem te doen staat. Borabay, jij kunt aan je krijgers uitleggen wat hun rol is.' Tom keek naar Vernon. Dit was zijn plan geweest, een plan van Vernon, de broer die nooit het voortouw nam. Hij greep de schouder van zijn broer. 'Goed gedaan,' zei hij.

Vernon glimlachte terug. 'Ik krijg bijna het gevoel dat we hier in De tovenaar van Oz zitten.'

'Hoezo?'

'Ik heb mijn hersens gevonden. Tom, jij hebt je hart gevonden. Borabay heeft zijn familie gevonden. Het enige is dat Philip zijn moed nog niet helemaal gevonden heeft.'

'En op de een of andere manier geloof ik ook niet dat we genoeg hebben aan een emmer water voor Hauser,' zei Tom.

'Nee,' prevelde Sally. 'Beslist niet.'

60

Om één uur stond Tom op uit zijn hangmat. Het was een donkere nacht. De sterren gingen schuil achter wolken, en er ritselde en prevelde een rusteloze wind door de bomen. Het enige licht was afkomstig van de nagloeiende hoop kooltjes in de vuurring, die een rossige gloed wierpen op de gezichten van de tien Tara-krijgers. Die zaten nog in een kring rond het vuur; de hele nacht hadden ze daar roerloos en doodstil gezeten.

Voordat Tom de anderen wekte, pakte hij de kijker en stapte tussen de bomen vandaan om nog een laatste keer naar de Witte Stad te kijken. De lichten bij de hangbrug brandden nog, de soldaten zaten in hun burchtruïne. Tom dacht aan wat er voor hen lag. Misschien had Philip gelijk en was het zelfmoord. Misschien was Maxwell Broadbent al dood in zijn graf en riskeerden ze om niets hun leven. Maar daar ging het niet om: hij moest het doen.

Tom ging de anderen wakker maken, maar merkte dat de meesten al op waren. Borabay rakelde het vuur op, legde er nieuw hout bij en zette een ketel water op. Even later kwam Sally bij hen zitten om bij het licht van het vuur haar Springfield te inspecteren. Haar gezicht stond betrokken en moe. 'Weet je nog wat er volgens generaal Patton altijd het eerste sneuvelt in de strijd?' vroeg ze aan Tom.

'Nee.'

'Het krijgsplan.'

'Dus jij denkt niet dat ons plan zal slagen?' vroeg Tom.

Ze schudde haar hoofd. 'Waarschijnlijk niet.' Ze wendde haar blik af en keek weer naar haar geweer, dat ze nog een keer ten overvloede met haar poetsdoek opwreef.

'Wat gaat er gebeuren, denk jij?'

Woordeloos schudde ze haar hoofd, zodat er golven door haar zware gouden haar gingen. Tom zag dat ze heel erg overstuur was. Hij legde zijn hand op haar schouder. 'We moeten dit doen, Sally.'

Ze knikte. 'Weet ik.'

Vernon kwam erbij, en zwijgend zaten ze hun thee te drinken. Toen de thee op was, keek Tom op zijn horloge. Twee uur. Hij keek om zich heen of Philip er was, maar zijn broer was niet eens de hut uit gekomen. Hij knikte naar Borabay, en ze stonden alle vier op. Sally hing het geweer om haar schouder, en ze namen de kleine rugzakken van palmblad op hun rug waarin eten, water, lucifers, een kampeerkookstel en andere benodigdheden zaten. In ganzenpas gingen ze op pad, Borabay voorop, de krijgers in de achterhoede. Zo trokken ze tussen de bomen door, de open vlakte op.

Tien minuten later hoorde Tom achter hen iemand rennen. Ze bleven staan om te luisteren, de krijgers met pijl en boog in de aanslag. Even later verscheen Philip, al hijgend.

'Wou je ons succes wensen?' vroeg Vernon met een zweempje sarcasme in zijn stem.

Het duurde even eer Philip op adem was. 'Ik weet niet waarom ik überhaupt aan dat idiote plan mee zou doen. Maar verdomme, ik kan jullie ook niet in jullie eentje de dood in sturen.'

61

Marcus Aurelius Hauser tastte in zijn legertas naar een nieuwe Churchill en koos er een uit die hij tussen duim en wijsvinger rolde voordat hij hem uit de tas viste. Hij doorliep het hele ritueel van knippen, bevochtigen en aansteken, en hield de sigaar toen voor zich in het donker, zodat hij de dikke gloeiende punt kon bewonderen terwijl het aroma van de dure Cubaanse sigaar hem omhulde als een cocon van tevredenheid en gratie. Sigaren, peinsde hij, leken altijd beter, rijker en voller van smaak te worden in de jungle.

Hauser zat goed verscholen op een strategisch punt boven de hangbrug, in een varenbosje, vanwaar hij een goed zicht op de brug en op de soldaten in hun stenen fort aan de overkant had. Hij duwde een paar planten opzij en bracht de verrekijker naar zijn ogen. Hij had zo'n gevoel dat de drie gebroeders Broadbent die nacht zouden proberen de brug over te komen. Ze zouden niet wachten; ze kónden niet wachten. Ze moesten het graf bereiken voordat hij het vond, als ze nog enige kans wilden hebben om de meesterstukken zelf in handen te krijgen.

Hij pafte tevreden en dacht aan Maxwell Broadbent. Die had in een opwelling een half miljard dollar aan schone kunsten en antiquiteiten hierheen gesleept. Dat was natuurlijk volkomen krankzinnig, maar het was Maxwell ten voeten uit. Max was iemand van het grote gebaar, het spektakel, de vertoning. Hij had groots geleefd en hij was groots gestorven.

Hauser dacht terug aan die onvergetelijke tocht van vijftig dagen door de jungle, die slopende dagen die hij van zijn levensdagen niet zou vergeten. Ze hadden gehoord dat er ergens in de Cerros Escondidos in de laaglanden van Guatemala een mayatempel moest liggen. Vijftig dagen en vijftig nachten hadden ze met machetes een weg vrijgemaakt langs overwoekerde paden, waren ze gestoken en gebeten en geschramd, halfdood van de honger en ziek. Toen ze het dorp bereikten, weigerden de dorpelingen ook maar iets te zeggen. Ja, die tempel lag ergens, zoveel was duidelijk. Maar de dorpelingen deden er het zwijgen toe. Hauser had een meisje bijna zover dat ze bereid was te praten, toen Max een spaak in het wiel had gestoken. Hij had een pistool tegen zijn hoofd gezet, die klootzak, en hem ontwapend. Dat was de laatste druppel geweest. Max had Hauser als een hond weggejaagd. Hauser had geen keuze gehad; hij moest de zoektocht naar verloren steden opgeven en terug naar huis - terwijl Max verder op zoek naar de Witte Stad was gegaan. Daar had hij een rijk graf beroofd, en veertig jaar later was die plek zijn eigen graf geworden.

De cirkel was rond, nietwaar?

Hauser nam nog een genietende, lange trek van zijn sigaar. In zijn jaren bij het leger had hij iets belangrijks geleerd over mensen: wanneer het erom spande, kon je van tevoren nooit zeggen wie het zou redden en wie er zou instorten. Die grote Army Ranger-jongens met hun gemillimeterde haar en hun opgeblazen Arnold Schwarzenegger-borstkassen en hun stoere praat konden uiteenvallen als draadjesvlees, terwijl de nerd van het gezelschap, zo iemand die de communicatie of de elektronica deed, een echte overlever bleek te zijn. Je wist het dus nooit. En zo was het ook met de drie Broadbent-zoons. Petje af: ze hadden het prima gedaan. Ze zouden hem nog één laatste dienst bewijzen, en dan was hun weg ten einde.

Hij bleef even staan om te luisteren. Er klonken zwakke geluiden van joelen, juichen en gillen. Hij hief de verrekijker. Een heel eind links van het stenen fort zag hij een pijlenregen uit de jungle komen aanzeilen. Een van hen trof een schijnwerper met een ping in de verte.

De indianen vielen aan. Hauser glimlachte. Dat was natuurlijk een afleidingsmanoeuvre, bestemd om de aandacht van de soldaten af te leiden van de brug. Hij zag zijn eigen mannen ineengedoken achter de stenen muren zitten, geweren in de aanslag en bezig hun bazooka's te laden. Hij hoopte dat ze het zouden redden. Ze hadden nu tenminste een taak, namelijk om te veinzen waar ze toch al goed in waren: mislukking.

Er kwamen nog meer pijlen vanuit het oerwoud, gevolgd door nog een uitbarsting van bloedstollend gekrijs. De soldaten reageerden met een paniekerig salvo geweervuur, en nog een. Er zeilde een granaat nutteloos het bos in; een lichtflits en een knal.

Bij hoge uitzondering pakten de soldaten het eens een keer goed aan.

Nu de Broadbents hun zet gedaan hadden, wist Hauser precies wat er verder ging gebeuren. Het was voorbestemd, net als een reeks gedwongen zetten in het schaakspel.

En daar waren ze, precies volgens schema. Hij hief zijn verrekijker weer. De drie broers en hun indiaanse gids renden laag gebukt over het open terrein achter de soldaten, op weg naar de brug. Wat dachten ze slim te zijn: en daar liepen ze met hart en ziel regelrecht zijn val in!

Het was om je dood te lachen.

62

Sally was tot op minder dan tweehonderd meter van de soldaten die de brug bewaakten gekropen. Ze lag achter een gevallen boomstam, haar Springfield op het gladde hout geleund. Er bewoog niets. Ze had geen afscheid genomen van Tom: ze hadden elkaar een kus gegeven en waren op pad gegaan. Ze probeerde niet te denken aan wat er komen ging. Het was een krankzinnig plan, en ze betwijfelde of ze ooit die brug over zouden komen. En ook al lukte dat, en waren ze in staat Maxwell Broadbent te redden, dan kwamen ze nooit meer terug.

Dit was exact waar ze niet aan wilde denken. Ze richtte haar aandacht op het geweer. De Springfield '03 dateerde nog van voor de Eerste Wereldoorlog, maar hij voelde goed aan en hij had perfecte lenzen. Chori had er goed voor gezorgd. Ze had de afstand van haar schuilplaats tot aan de plek waar de soldaten zich in de burchtruïne hadden verschanst al uitgerekend -tweehonderd meter - en ze had haar vizier dienovereenkomstig ingesteld. De ammunitie die ze van Chori had gekregen was standaard militair materieel: .30-06 met een 150-grain kogel; er waren dus geen extra berekeningen nodig, ook al had ze de correctietabellen binnen handbereik gehad, wat niet het geval was. Ze had ook de windage-knop bijgesteld voor wat volgens haar beste schatting de windconditie was. Gelukkig was tweehonderd meter geen bijzondere uitdaging voor haar, vooral niet

als het stilzittende doelwit iets ter grootte van een mens was.

Sinds ze bij haar boomstam was aangekomen had ze zitten nadenken over wat het inhield om een medemens te doden, en of ze daartoe in staat zou zijn. Nu was het bijna zover, en ze wist dat ze het kon. Om Toms leven te redden zou ze het doen. Boender zat in een klein kooitje van geweven lianen. Ze was blij dat hij haar gezelschap hield, ook al had hij zitten zeuren en zaniken over Toms afwezigheid en zijn eigen gevangenschap. Ze pakte een handvol noten, gaf er een paar aan Boender en at zelf de rest op.

Het kon ieder moment beginnen.

Precies op tijd hoorde ze uit het oerwoud aan de andere kant van de soldaten een kreet komen, gevolgd door een koor van joelen, gillen en huilen dat eerder naar honderd krijgers klonk dan naar tien. Een regen van pijlen flitste vanuit de donkere bomen te voorschijn, hoog gericht zodat ze onder een steile hoek op de soldaten zouden neerkomen.

Snel hield ze haar oog voor het vizier om beter te kunnen zien wat er gebeurde. De soldaten holden in paniek rond, laadden hun bazooka's en stelden zich achter de stenen muur op. Ze begonnen terug te vuren, in ongeorganiseerde, paniekerige salvo's die willekeurig op de oerwoudrand een paar honderd meter verderop gericht waren. Een van de granaten zeilde zonder enig effect naar het bos toe, kwam te vroeg neer en ging met een flits en een knal af. Er volgden meer granaten, die in de boomkruinen tot ontploffing kwamen en de takken van de bomen scheurden. Het was een ongebruikelijk staaltje militaire incompetentie.

Links naast zich zag Sally een flits van beweging. De vier Broadbents holden gebukt over het open terrein naar het begin van de brug. Ze moesten tweehonderd meter kreupelhout en omgevallen boomstammen oversteken, maar ze vorderden snel. De soldaten leken volledig geconcentreerd op de geveinsde aanval op hun flank. Sally bleef door het vizier kijken, klaar om dekking te geven.

Een van de soldaten kwam overeind en draaide zich om om nog een stel granaten te pakken. Sally richtte op zijn borstkas, haar vinger aan de trekker. Hij holde terug, ontweek de pijlenregen, pakte nog twee granaten uit het krat en kwam terug - zonder maar een moment opgekeken te hebben.

Sally's vinger ontspande zich. De Broadbents kwamen bij de brug aan. Die overspande een afstand van tweehonderd meter en was een knap staaltje ingenieurswerk met vier kabels van getwijnd touw, twee onder en twee boven, om de belasting te dragen. Verticale kabels tussen de onderste en bovenste dragers vormden een soort steun voor het oppervlak van de brug zelf, dat bestond uit stukken bamboe die tussen de twee stellen kabels waren vastgebonden. Een voor een holden de Broadbents gebukt naar voren, klommen via een van de onderste kabels de overbrugging van het ravijn op, liepen zijdelings verder en grepen zich aan de verticale kabels vast. De timing was perfect: er kwam net een dichte mist opzetten, en binnen vijftig meter waren de vier broers aan het zicht onttrokken. De aanval hield nog zo'n tien minuten aan, met meer gegil en pijlenregens, voordat het rumoer wegstierf. Het was een wonder. Ze hadden de overkant bereikt. Het krankzinnige plan had gewerkt.

Nu hoefden ze alleen nog maar terug.