16
Korsakov had zijn mannen een uur de tijd gegeven om warm te worden en iets te eten, en nu zaten ze onderuitgezakt her en der in de woonkamer, terwijl hun sokken over het haardscherm hingen en hun jassen uitgespreid op de vloer lagen. Vika lag op haar rug en met haar enkels gekruist op een bank van paardenhaar onder de opgezette kop van de steenbok met de muts van konijnenbont te spelen die op haar borst lag. Haar donkerrode haar was jongensachtig kort geknipt en zo vuil dat het in pieken en krullen samenklitte. Ze staarde in de glazen ogen van de steenbok, gefascineerd door het vermoorde dier – ze vroeg zich af hoe het tijdens de jacht was gegaan, stelde ik me voor, of de jager in één keer raak had geschoten of dat het gewonde dier nog kilometers was doorgerend, niet beseffend dat de dood zich al in zijn spieren en botten had ingegraven, een tollende kogel die hij niet kon ontlopen.
Ik zat op de vensterbank naar haar te kijken, maar probeerde er tegelijkertijd voor te zorgen dat ze het niet zou merken. Ze had haar overall uitgetrokken om hem te laten drogen. Eronder droeg ze een houthakkershemd van dikke wol dat ooit had toebehoord aan een man die twee keer zo groot was als zij, en twee sets lang ondergoed. In tegenstelling tot de meeste roodharige mensen had ze niet één sproet. Met haar kleine, scheve ondertanden knabbelde ze aan haar bovenlip. Ik kon mijn ogen niet van haar afhouden. Ze was niet bepaald de droom van iedere man – ze was ondervoed en zag eruit alsof ze de afgelopen week elke nacht in het bos had geslapen – maar toch wilde ik haar naakt zien. Ik wilde het houthakkershemd openknopen, het op de grond gooien en haar bleke buik likken, ik wilde haar het lange ondergoed uittrekken en haar magere dijen kussen.
Die levendige dagdroom was iets nieuws voor me. Hadden Kolja’s pornografische speelkaarten mijn verbeeldingskracht gestimuleerd? Gewoonlijk waren mijn fantasieën kuis, ouderwets – dan stelde ik me voor dat Vera Osipovna volledig gekleed in de afzondering van haar slaapkamer een cellorecital voor me gaf, en dat ik haar naderhand prees om haar uitvoering en indruk op haar maakte met mijn welbespraaktheid en beheersing van het muzikale jargon. De fantasie eindigde met een heftige zoen, waarbij Vera met een wilde beweging van haar been de muziekstandaard omverschopte, en een beeld van haar blozende, verhitte gezicht wanneer ik haar met een mysterieuze glimlach achterliet, met haar kraag scheef en het bovenste knoopje van haar blouse open.
Mijn fantasieën eindigden meestal vóór de daadwerkelijke seks, want ik was bang voor seks. Ik wist niet hoe het moest. Ik wist er niet eens genoeg van om te kunnen doen alsof ik het wel wist. Natuurlijk snapte ik wel hoe het anatomisch gezien in z’n werk ging, maar hoe je het precies moest aanpakken was een raadsel voor me, en aangezien ik geen vader, oudere broer of goede vriend met ervaring had, was er niemand aan wie ik het kon vragen.
Mijn hunkering naar Vika had echter niets kuis. Ik wilde haar met mijn broek om mijn enkels bespringen. Zij kon me wel laten zien waar alles hoorde, en zodra dat geregeld was, zouden haar vingers met de vieze, afgekloven nagels voren trekken in mijn schouders; ze zou haar hoofd naar achteren buigen en haar lange, witte hals en de trilling van haar hartslag onder haar kaak tonen; ze zou haar zware oogleden ver opensperren en de pupillen in haar blauwe ogen zouden samentrekken tot ze niet groter waren dan een puntje op een i.
Alle andere vrouwen in het huis – Nina, Galina, Lara en Olesja – waren op het eerste gezicht mooier dan Vika. Hun haar was lang en geborsteld, ze hadden geen opgedroogde modder op de rug van hun handen en ze droegen zelfs een beetje lippenstift. Ze renden de kamer in en uit met kommen vol gekraakte walnoten en gezouten radijsjes. Nu hadden ze een nieuwe groep gewapende mannen om te behagen – mannen van het platteland weliswaar, maar niettemin gevaarlijk en onvoorspelbaar. Een van hen, die in kleermakerszit bij de open haard op de grond zat, greep Galina bij haar mollige pols toen ze vooroverboog om nog wat wodka voor hem in te schenken.
‘Ben je al buiten wezen kijken? Is een van die mannen die daar op hun gezicht liggen je vriendje?’
Aangemoedigd door het gelach van zijn vriend, die naast hem zat, trok de partizaan Galina bij zich op schoot. Ze was het gewend ruw behandeld te worden; ze gaf geen kik en morste niet één druppel wodka.
‘Brachten ze veel lekkers voor je mee? Dat moet haast wel, moet je die bolle wangen eens voelen!’ Hij streek met zijn eeltige duim langs haar zachte, roze wang. ‘En wat deed jij voor hen? Wat ze maar wilden, zeker? Naakt dansen terwijl zij het “Horst-Wessel-Lied” zongen? Ze pijpen terwijl ze hun schnaps dronken?’
‘Laat haar met rust,’ zei Vika. Ze lag nog steeds op haar rug naar de kop van de steenbok te kijken, terwijl haar voeten in hun dikke wollen sokken meewipten op de maat van een geluidloos deuntje. Haar stem klonk vlak – als ze boos was, was daar niets van te merken. Zodra de woorden over haar lippen waren, wenste ik dat ík ze had uitgesproken. Het zou een dapper gebaar zijn geweest, en het had me mijn leven kunnen kosten, maar Galina was vriendelijk voor me geweest en ik had voor haar in de bres moeten springen – om indruk te maken op Vika, niet omdat ik zo’n nobele inborst had. Op het moment dat ik in actie had moeten komen, verstijfde ik echter, de zoveelste laffe daad waar ik nog jaren over zou piekeren. Kolja zou zonder aarzeling tussenbeide zijn gekomen, maar Kolja was met Korsakov in de slaapkamer achter in het huis om hem de vrijgeleidebrief van de kolonel te laten zien.
De partizaan die Galina’s pols vasthield aarzelde even voordat hij Vika antwoord gaf. Ik wist dat hij bang was. Ik ben zelf zo lang bang geweest dat ik angst bij andere mensen kan herkennen voordat ze zich er zelf van bewust worden. Maar ik wist ook dat hij iets terug zou zeggen, iets grievends om zijn kameraden te bewijzen dat hij niet bang was, ook al wisten ze allemaal beter.
‘Wat is er?’ vroeg hij uiteindelijk. ‘Wil je haar soms voor jezelf?’
Het was een zwakke poging, en niet één van zijn vrienden moest erom lachen. Vika nam niet de moeite te antwoorden. Ze keek niet eens zijn kant op. Het enige teken dat ze hem had gehoord, was de trage glimlach die zich over haar gezicht verbreidde, en dan nog was niet duidelijk of ze op zijn schimpscheut reageerde of op de starre, glazige ogen van de steenbok. Na een paar tellen liet de partizaan Galina met een grom los en gaf haar zwakjes een duwtje.
‘Wegwezen, ga de anderen maar bedienen. Je hangt al zo lang de slaaf uit dat je toch nergens anders goed voor bent.’
Als Galina zich gekwetst voelde door de beledigingen van de partizaan, wist ze het goed te verbergen. Ze schonk glazen wodka in voor de andere mannen in de kamer, die haar allemaal bij wijze van dank beleefd toeknikten.
Even probeerde ik in te schatten hoe groot de kans was dat ik me volledig voor gek zou zetten, maar toen liep ik naar de paardenharen bank en ging op het uiteinde zitten, vlak bij Vika’s voeten in hun grijze wollen sokken. Vlak boven mijn hoofd bungelde het sikje van de steenbok. Ik wierp er een blik op voordat ik Vika aankeek. Ze staarde me recht aan, alsof ze benieuwd was met wat voor belachelijke uitspraak ik zou komen.
‘Was je vader jager?’ vroeg ik. Dat was de vraag die ik had geformuleerd toen ik nog aan de andere kant van de kamer was. Zodra ik hem had gesteld, vroeg ik me af hoe ik had kunnen denken dat dat een goede manier was om een gesprek te beginnen. Het had iets te maken met een artikel over sluipschutters dat ik had gelezen, want daar had iets in gestaan over Sirodenko, die als jongen op eekhoorns had geschoten.
‘Hè?’
‘Je vader ... Ik dacht dat je daarom misschien zo goed kunt schieten.’
Ik wist niet of het verveling of afkeer was die uit haar blauwe ogen sprak. Van dichtbij, in het licht van de olielampen en de open haard, kon ik zien dat ze een paar rode puistjes op haar voorhoofd had.
‘Nee. Hij was geen jager.’
‘Ik geloof dat veel sluipschutters als jager zijn begonnen ... Tenminste, daar heb ik iets over gelezen.’
Ze had haar blik van me afgewend en staarde weer naar de kop van de steenbok. Ik was minder interessant dan een opgezet dier. De andere partizanen keken naar me, stootten elkaar grijnzend aan, bogen zachtjes lachend en fluisterend naar elkaar toe.
‘Waar heb je dat Duitse geweer vandaan?’ vroeg ik een beetje wanhopig, als een gokker die blijft inzetten, ook al worden zijn kaarten met de ronde slechter.
‘Van een Duitser.’
‘Ik heb een Duits mes.’ Ik trok mijn broekspijp omhoog, haalde het mes uit de schede en draaide het om in mijn hand, zodat het smetteloze staal het licht weerkaatste. Dat mes trok haar aandacht. Ze stak haar hand ernaar uit, en ik gaf het aan haar. Ze probeerde het scherpe blad uit op haar onderarm.
‘Scherp genoeg om je mee te kunnen scheren,’ zei ik. ‘Niet dat jij ... ik bedoel ...’
‘Waar heb je het vandaan?’
‘Van een Duitser.’
Ze glimlachte, en ik was erg trots op mijn uitspraak, alsof ik iets ontzettend slims had gezegd en haar zwijgzaamheid met gelijke munt had terugbetaald.
‘En waar heb je die Duitser gevonden?’
‘Het was een dode parachutist in Leningrad.’ Ik hoopte dat dat vaag genoeg was om de mogelijkheid open te houden dat ik de parachutist had gedood.
‘Voeren ze al droppings uit boven Leningrad? Is het al begonnen?’
‘Het was een bliksemaanval van de commando’s, geloof ik. Er zijn er maar een paar doorheen gekomen. Het is de moffen niet zo goed bekomen.’ Dat vond ik wel goed klinken, nonchalant, alsof ik zo iemand was die met kille afstandelijkheid kon praten over de vijanden die ik had gedood.
‘Heb je hem zelf gedood?’
Ik opende mijn mond, honderd procent bereid om te liegen, maar de manier waarop ze me aankeek, met haar lippen vertrokken in een neerbuigend glimlachje dat me boos maakte en er tegelijk voor zorgde dat ik haar wilde kussen ...
‘De kou heeft hem gedood. Ik heb hem alleen maar zien vallen.’
Ze knikte en gaf me het mes terug, waarna ze haar armen boven haar hoofd strekte en omstandig gaapte, zonder de moeite nemen haar hand voor haar mond te houden. Haar tanden waren als die van een kind, klein en niet helemaal passend. Ze keek tevreden, alsof ze zojuist een negengangenmaaltijd had verorberd, geserveerd met de beste wijnen, maar het enige waar ik haar op had zien kauwen was een rammenas.
‘De kou is het oudste wapen van Moedertje Rusland,’ voegde ik eraan toe. Dat had ik een generaal een keer op de radio horen zeggen. Meteen wenste ik dat ik het kon terugnemen. Het was misschien wel waar, maar het was nu al maanden een propagandistisch cliché. Als ik de woorden ‘Moedertje Rusland’ maar dacht, voelde ik me net zo’n dom grijnzende Jonge Pionier die met een wit overhemd en een rode stropdas door het park marcheert en ‘Het blije tamboertje’ zingt.
‘Ik heb ook een mes,’ zei ze. Ze haalde een dolk met een handvat van berkenhout uit een schede achter haar riem en gaf die met het heft naar voren aan mij.
Ik draaide het smalle mes om in mijn handen. Op het staal zat een patroon van fijne lijntjes, als rimpelingen op een wateroppervlak.
‘Hij lijkt me een beetje fragiel.’
‘Dat is hij niet.’ Ze boog naar voren en streek met het topje van haar wijsvinger over het bewerkte metaal. ‘Dat is damaststaal.’
Ze was nu zo dichtbij dat ik de welvingen van haar oorschelp kon zien, en de rimpeltjes die haar gladde voorhoofd verstoorden wanneer ze haar wenkbrauwen optrok. In haar samengeklitte haar zaten een paar verdwaalde dennennaalden, en ik moest me inhouden om ze er niet uit te plukken.
‘Het heet een puukko,’ legde ze uit. ‘Iedere Finse jongen krijgt er een zodra hij meerderjarig wordt.’
Ze nam het mes weer van me over en bewoog het heen en weer, zodat ze het licht van het haardvuur over het metaal kon zien spelen.
‘De beste sluipschutter ter wereld is een Fin, Simo Häyhä. De Witte Dood. 505 bevestigde voltreffers tijdens de Winteroorlog.’
‘Dus je hebt dat mes afgepakt van een of andere Fin die je hebt doodgeschoten?’
‘Nee, ik heb het voor tachtig roebel gekocht in Terijoki.’ Ze liet de dolk weer in de schede aan haar riem glijden en keek om zich heen, op zoek naar iets interessanters waarop ze haar aandacht kon richten.
‘Misschien kun jij wel de Rode Dood worden,’ zei ik in een poging haar aan de praat te houden, want ik wist dat ik nooit meer de moed zou hebben om opnieuw te beginnen als ik nu ophield. ‘Dat was een prachtig staaltje scherpschutterskunst daarstraks. Kennelijk zijn de Einsatzkommandos het niet gewend dat er iemand terugschiet.’
Vika nam me met haar kille, blauwe ogen op. Er lag iets in haar blik wat niet helemaal menselijk was, iets roofdierachtigs, als van een wolf. Ze tuitte haar lippen voordat ze haar hoofd schudde.
‘Waarom denk je dat het Einsatzkommandos waren?’
‘Omdat de meisjes zeiden dat die hier altijd kwamen.’
‘Hoe oud ben je eigenlijk, vijftien? Je bent geen soldaat ...’
‘Zeventien.’
‘ ... maar je reist samen met een soldaat die niet bij zijn eenheid is.’
‘Nou ja, zoals hij al zei, we hebben speciale bevelen van kolonel Gretsjko.’
‘Wat voor speciale bevelen? Om de partizanen te organiseren? Denk je soms dat ik dom ben?’
‘Nee.’
‘Ben je hier gekomen vanwege de meisjes? Is dat het? Is een van hen je vriendinnetje?’
Het maakte me merkwaardig trots dat ze dacht dat een van die mooie meisjes in dat huis mijn vriendin was, al hoorde ik de beledigende toon waarop ze ‘een van hen’ zei maar al te goed. Ze was nieuwsgierig naar me, dat was een begin. En ze had gelijk dat ze nieuwsgierig was. Wat had een jongen uit Piter daar helemaal te zoeken, twintig kilometer achter de vijandelijke linies in een troosthuis bestemd voor de officiers van de invasiemacht?
Ik moest denken aan wat Kolja tegen me had gezegd, dat je vrouwen kunt verleiden met mysterie.
‘We hebben zo onze bevelen, net als jij ongetwijfeld. Laten we het daarop houden.’
Even staarde Vika me zwijgend aan. Misschien voelde ze zich verleid, maar dat was moeilijk vast te stellen.
‘Die Duitsers die buiten met hun gezicht in de sneeuw liggen? Die zijn gewoon van het leger. Je zou toch denken dat een man – sorry, een jóngen – die voor de nkvd werkt het verschil zou weten.’
‘Ik heb niet de kans gekregen hun insignes te bekijken, aangezien jullie ons onder schot hielden.’
‘Maar we zijn wel op zoek naar Einsatzkommandos. Dat is pas groot wild. We zitten al zes weken achter die lijkenneuker van een Abendroth aan. We dachten dat hij vanavond misschien hier zou zijn.’
Het scheldwoord ‘lijkenneuker’ had ik nog nooit gehoord. Uit haar mond klonk het ronduit stuitend. Om de een of andere reden moest ik glimlachen, en het moet een vreemde glimlach hebben geleken waar geen enkele aanleiding voor was. In gedachten zag ik haar zonder broek voor me; het beeld was scherp en gedetailleerd, veel overtuigender dan de naakten die ik gewoonlijk voor mijn geestesoog zag. Misschien hadden de pornografische kaarten van Kolja echt geholpen.
‘Abendroth bevindt zich in een huis in Novoje Kosjkino,’ vertelde ik. ‘Aan het meer.’
Die informatie leek een grotere verleiding dan al het andere wat ik had gezegd. Mijn ongepaste glimlach, in combinatie met het feit dat ik wist waar de nazi zich bevond, maakte me heel even intrigerend.
‘Wie heeft je dat verteld?’
Een mysterieuzer man zou hebben geweten hoe hij die vraag moest ontwijken, hoe hij als een bokser opzij moest stappen, steeds in beweging moest blijven om buiten het bereik van zijn tegenstander te blijven. Ik wist iets wat zij wilde weten. Voor het eerst had ik licht de overhand. De woorden ‘Novoje Kosjkino’ maakten mijn nkvd-geloofsbrieven iets geloofwaardiger, gaven me een beetje macht waarmee ik mijn voordeel kon doen.
Maar ik verried alles met één woord. ‘Lara,’ zei ik.
‘Wie is Lara?’
Ik wees haar aan. Toen Vika haar starre blik op haar richtte, had ik het gevoel dat ik Lara op de een of andere manier had verraden. Ze was vrijgevig geweest – ze had ons laten schuilen voor de kou, ons warm eten gegeven en zich op haar blote voeten de meedogenloos koude nacht in gewaagd om ons te verdedigen tegenover de wantrouwige partizanen – en nu had ik haar naam prijsgegeven aan deze meesmuilende, blauwogige sluipschutter. Vika liet haar voeten van de bank glijden, waarbij haar in wol gehulde tenen langs mijn broekspijp gleden. Ze stond op en liep op Lara af, die op haar hurken bij de open haard zat om nog een houtblok op het vuur te leggen. Nu ze haar laarzen uit had, zag ik hoe klein Vika eigenlijk was, maar ze bewoog zich met de lome gratie die je vaak ziet bij sporters die zich buiten de arena ontspannen. Dit is nou moderne oorlogvoering, dacht ik, spieren betekenen niets en een tenger meisje kan van vierhonderd meter afstand het halve hoofd van een Duitser eraf schieten.
Lara leek nerveus toen ze de sluipschutter naar zich zag glimlachen. Terwijl ze naar Vika luisterde, klopte ze het roet van haar handen. Ik kon het gesprek niet volgen, maar ik zag Lara knikken, en afgaand op haar handbewegingen leek het erop dat ze Vika een routebeschrijving gaf.
Kolja kwam samen met Korsakov de kamer binnen lopen. Allebei hadden ze een glas wodka in hun handen, en ze lachten om een of ander grapje, de beste maatjes nu de eerdere vijandigheid was vergeten. Ik had niet anders verwacht – Kolja kon alles verkopen, vooral zichzelf. Hij slenterde naar de paardenharen bank, ging met een zucht zitten en gaf me een klap op mijn knie terwijl hij het laatste restje wodka opdronk.
‘Heb je genoeg gegeten?’ vroeg hij. ‘We zijn klaar om te vertrekken.’
‘Gaan we dan weg? Ik dacht dat we hier vannacht bleven slapen.’
Het vuurgevecht had me klaarwakker gemaakt, maar nu er wat tijd was verstreken sinds de kogels me om de oren hadden gevlogen, voelde ik de vermoeidheid weer in mijn botten sluipen. We hadden de hele dag door de sneeuw gelopen, en de laatste keer dat ik had geslapen was in Sonja’s flat.
‘Kom, zo dom ben je niet. Wat denk je dat er gebeurt als die moffen die buiten liggen vannacht niet terugkeren van hun feestje? Hoe lang denk je dat het zal duren voordat ze er een peloton op uitsturen om te kijken waar de Oberleutnants zijn gebleven?’
Lara had Vika alles verteld wat ze moest weten. Nu stond Vika zachtjes met Korsakov te praten; ze stonden samen in de hoek van de kamer – de breedgeschouderde partizanencommandant met de stoppelbaard en zijn kleine huurmoordenares, verlicht door het flakkerende vuur.
De andere partizanen maakten zich klaar voor vertrek; ze trokken hun droge sokken en vilten laarzen aan en sloegen nog één glas wodka achterover met het oog op de lange mars die ze voor de boeg hadden. De meisjes van het huis hadden zich teruggetrokken in de achterkamers, waar ze, zo vermoedde ik, alles bij elkaar raapten wat ze konden meenemen en probeerden te besluiten waar ze naartoe moesten.
‘We kunnen de Duitse auto’s meenemen,’ zei ik, geïnspireerd door dat idee. ‘Dan zetten we de meisjes af in Piter ...’ Maar zoals de meeste ideeën die in eerste instantie geïnspireerd leken, was de glans er al af voordat ik die tweede zin kon afmaken.
‘Met een Kübel op het front van Leningrad afrijden,’ zei Kolja. ‘Hm, ja, dat is een idee. En als onze eigen mensen ons van de weg blazen en een of andere kozakse dorpsidioot onze rokende lichamen uit het wrak sleurt, zal hij zeggen: “Jeetje! Die Duitse jongens zien er net zo uit als wij!” Nee, kleine leeuw, we gaan nog niet terug naar Piter. We hebben eerst nog iets af te handelen in Novoje Kosjkino.’