5

De beschuldigingen, de harde woorden, de beledigingen – alles stroomde als water van hem af. Wat waren een paar uur beledigingen vergeleken met jaren van schuld. Wat waren een paar uur beledigingen vergeleken meteen leven zonder zijn ijsprinses.

Hij lachte om de pathetische pogingen om hem de schuld op zich te laten nemen. Daar had hij geen reden toe. Zolang hij geen reden zag, zouden zij er ook niet in slagen.

Maar misschien had ze gelijk gehad. Misschien was de dag des oordeels eindelijk aangebroken. Hij wist dat het oordeel niet werd geveld door iemand van vlees en bloed. Het enige dat hem kon veroordelen was iets wat groter was dan de mens, groter dan het vlees, maar gelijkwaardig aan de ziel. De enige die mij kan veroordelen is hij die mijn ziel kan zien, dacht hij.

Het was gek hoe tegenstrijdige gevoelens een heel nieuw gevoel konden vormen. Liefde en haat werden onverschilligheid. Wraaklust en vergeving werden vastberadenheid. Tederheid en bitterheid werden verdriet, een verdriet dat zo groot was dat het een man kon verpletteren. Voor hem was zij altijd een bijzondere mengeling van licht en donker geweest. Een januskop die nu eens oordeelde, dan weer begreep. Soms bedekte ze hem ondanks zijn weerzinwekkendheid met hete kussen. Soms vernederde en haatte ze hem om dezelfde reden. In de tegenstellingen bestond geen rust.

De laatste keer dat hij haar zag, was de keer dat hij het meest van haar hield. Eindelijk was ze helemaal de zijne. Eindelijk behoorde ze hem helemaal toe, kon hij met haar doen wat hij wilde. Haar liefhebben of haar haten. Zonder dat zij zijn liefde beantwoordde met onverschilligheid.

Vroeger had hij het gevoel gehad een sluier lief te hebben. Een ontwijkende, doorschijnende, verleidelijke sluier. De laatste keer dat hij haar zag, had de sluier zijn mystiek verloren en was alleen het vlees er nog. Maar dat maakte haar bereikbaar. Voor het eerst had hij het idee dat hij kon voelen wie ze was. Hij had haar verstijfde ledematen aangeraakt en de ziel gevoeld die nog altijd in haar bevroren gevangenis klopte. Nooit had hij zoveel van haar gehouden als toen. Nu was het tijd het lot tegemoet te treden, oog in oog. Hij hoopte dat het lot zich vergevingsgezind zou betonen. Al verwachtte hij dat niet.