12
Roger zat aan zijn bureau in The Hermitage en staarde naar de ingelijste foto van zijn broer.
De moord op The Hermitage had hem met zijn neus op de feiten gedrukt. Zijn eigen broer was een moordenaar. De daad had drie jaar geleden plaatsgevonden, tijdens oudejaarsnacht in Miami. Rogers broer had zich gemengd onder de duizenden feestvierders op South Beach. Uit alle restaurants en clubs klonk muziek, meestal van bandjes. Om twaalf uur barstte een magistraal vuurwerk boven de oceaan los. Een stralend meisje was Rogers broer om de hals gevlogen.
‘You look like Shakira,’ waren zijn magische woorden geweest.
‘I am Angel,’ had ze geantwoord.
‘Even better,’ had hij tevreden gelachen.
Het meisje had haar vriendin gedag gezegd en was met Rogers broer op stap gegaan. Twee discotheken en vele cocktails later was het hem gelukt zijn verovering mee te krijgen naar zijn hotel. Ze hadden een taxi genomen naar Collins Avenue.
In de hal van Hotel Miami Beach was Bryan Gonzalez net aan zijn laatste liedje begonnen. Schuin boven de zanger draaide een spiegelbol moedeloze rondjes. Aan twee tafels zaten nog gasten, wakker door een jetlag. Rogers broer had een fles chardonnay aan de bar gekocht en was met Angel naar kamer 204 gegaan.
Haar lichaam was de volgende ochtend gevonden door het kamermeisje. Ze zat naakt, met enkels en polsen vastgebonden, op een stoel. Ze was gewurgd. Haar lichaam vertoonde verder geen sporen van geweld. Ook had ze kort voor haar dood geen seks gehad. Vanzelfsprekend vaardigde de politie meteen een opsporingsbevel uit tegen de broer van Roger.
Hij werd twee dagen later gevonden aan de andere kant van Florida, op Sanibel Island. Hij had zich verschanst in een kamer van de Holiday Inn. Twee dagen had hij geleefd op chips en cola. Rogers broer ontkende dat hij Angel had omgebracht. Hij kwam met een verward verhaal over een man die op het balkon was verschenen en hem onder bedreiging van een pistool had weggestuurd. Doodsbenauwd was hij in zijn auto gestapt en weggereden. Wel gaf Rogers broer toe dat hij het meisje op de stoel had vastgebonden. Het kostte de officier van justitie in Miami weinig moeite Rogers broer levenslang achter de tralies te krijgen.
In de drie jaar die hij nu vastzat had Roger zijn broer een keer of vier bezocht. Hij hield vol dat hij onschuldig was en smeekte Roger de werkelijke moordenaar te vinden.
Hij herinnerde zich het laatste telefoongesprek dat hij met zijn schoonzus Elizabeth had gehad.
‘We kunnen zijn onschuld niet bewijzen,’ had ze gezegd. ‘Er is zoveel dat tegen hem pleit.’
‘Misschien is hij ook niet onschuldig,’ bracht hij voorzichtig in.
‘Maar dat mogen we niet denken, Roger! Het is je broer. Jij kent hem het langst. Denk je dat hij tot zoiets in staat is?’
Hij wist het niet. ‘Ik zou er meer in moeten duiken. De moordenaar moeten opsporen. Dat zou het beste zijn. Hem recht in zijn gezicht moeten kijken. Ook als het mijn broer is.’
‘Maar hoe wil je dat doen? Daar heb je de middelen niet voor.’
Roger ondernam niets. Voornamelijk omdat hij vreesde dat het toch zijn broer was geweest die de gruwelijke daad had gepleegd.