7
==
‘Het eerste wat je moet doen is je creditcards in tweeën knippen en aan mij geven.’
Lorna keek naar Phil Carson – klein, rond de vijftig, kaal – alsof hij zojuist had voorgesteld een kitten in een blender te stoppen en op het knopje voor een milkshake te drukken. ‘Wat, nu?’
Hij lachte. Hij was aardig, maar hij leek niet helemaal op waarde te schatten hoe moeilijk dit voor haar was. ‘Nee, nee.’
‘O.’ Wat een opluchting. ‘Gelukkig maar.’
‘Je moet me eerst de nummers en de namen van de banken geven...’ Hij pakte een schaar uit zijn la en reikte die over zijn bureau heen aan. ‘... daarná knip je ze door en geef je ze aan mij.’
Ze keek hem aan in de hoop aan hem te kunnen zien dat hij een grapje maakte, maar zijn kleine ronde gezicht stond roerloos, zijn dunne lippen vormden een rechte lijn.
En hij had een pen gepakt en hield die nu boven een in leer gebonden notitieboekje.
‘Dan kan ik je schuldeisers bellen en onderhandelen over een lagere rente en betaalplan,’ ging hij verder, waarmee hij het ietsjes verzachtte. ‘Op de lange termijn zal het je honderden en misschien wel duizenden dollars schelen.’
‘Maar...’ Ze wist dat hij gelijk had en dat ze geen enkel bezwaar zou moeten hebben. Toch moest ze het zich afvragen: ‘En in een noodgeval? Kan ik de creditcards dan wel gebruiken?’
Hij liet zijn blik zakken en bekeek de lijst met schuldeisers en schulden die ze had geprint. ‘Noodgeval...? Ik zie hier niets wat op een echt noodgeval lijkt.’
Nee, hij zou natuurlijk niet begrijpen hoe een beetje shoptherapie haar van haar anders zware emotionele problemen kon genezen. Moest je hem nou zien! Hij droeg een pak dat duidelijk van slechte makelij was; ze kon het stiksel zien. En zijn schoenen! Allemachtig, die kwamen waarschijnlijk bij Payless of misschien zelfs de dollarshop vandaan. Ze hadden een felle, onnatuurlijke geelbruine kleur. De kleur die haar vader vroeger altijd ‘poepbruin’ noemde. (Om de een of andere reden werden er vaak grapjes over poep gemaakt in het Rafferty-huishouden.)
‘Ik ben niet van plan een noodgeval te hebben,’ zei Lorna, ‘maar wat nou als ik... ik weet niet...’ Wat zou hij een acceptabel noodgeval vinden? ‘... buiten de stad zonder geld kom te zitten. Of een medische rekening moet betalen. Of autopech krijg,’ aangenomen dat ze haar auto nog een maand mocht houden, ‘of zoiets.’ Ze vroeg zich af of ze één pas zou mogen houden. Voor het geval dat. Maar welke zou ze dan nemen? De Visa met 9,8 procent rente maar een limiet van 4200 dollar, of de American Express met de rentevoet van 16 procent en een limiet van 10.000 dollar?
Het was net Sophie’s Keuze.
Phil Carson keek haar over zijn bureau aan. Het was een kleine man, maar hij had zijn hydraulische stoel omhooggepompt waardoor hij op een klein kind in een kinderstoel leek en een beetje op haar neer kon kijken. ‘Lorna, ik heb hier eerder mee te maken gehad. Je bent een bepaalde levensstijl gewend, en je voelt je onzeker nu je die moet veranderen.’
Hij had gelijk. Hij had haar helemaal door. ‘Dat is beslist waar. Kan dit niet op een andere manier?’
Hij schudde het hoofd. ‘Niet in deze fase.’ Hij pakte een van de vellen papier op. ‘Je betaalt bijna dertig procent rente. Door je minimale betalingen is de verhouding tussen je schuld en je inkomen buitengewoon groot. Ik ben geen psycholoog, en vat dit alsjeblieft niet verkeerd op, maar het moet moeilijk voor je zijn om zo te leven.’
Om de een of andere reden zorgde die laatste zin, of misschien alleen de manier waarop hij het zei, ervoor dat ze wel in kon storten. Hete tranen dreigden er een gênante vertoning van te maken. Ze wreef met haar hand langs haar ogen, keek even naar beneden om zich te herpakken, en zei: ‘Je hebt gelijk. Ik kan dit niet blijven doen. Ik moet er alles aan doen om voor eens en voor altijd uit de schulden te komen.’
Phil glimlachte. ‘En ik ga je daarbij helpen. En ik heb nog wel wat ideetjes en suggesties om grotere happen uit die schuld te nemen.’
‘Echt waar?’ Dat klonk veelbelovend. ‘Zoals wat?’
‘Heb je weleens iets op eBay verkocht?’
Ze was zelfs nog nooit op eBay geweest. Ze had de internetveiling altijd gezien als een plek waar volwassenen die betere hobby’s zouden moeten hebben online gingen om broodtrommels van de Beanie Babies en Who’s the Boss? en keramische beeldjes te kopen.
Maar misschien vergiste ze zich.
Dingen verkopen in plaats van er een baantje bij nemen sprak haar zeker aan. ‘Zoals wat? Wat kopen en verkopen mensen daar?’
‘Van alles en nog wat. Verzamelobjecten, pannensets, prullen, kleding, zelfs schoenen...’
Schoenen!
O, nee. Nee, dat kon ze niet. Het was al erg genoeg dat er die avond mensen kwamen met wie ze misschien schoenen zou rúílen. Ze zou ze niet aan gezichtsloze vreemden kunnen verkopen voor geld. Geld dat alleen maar in de donkere, diepe schuldenput terecht zou komen.
Ze zou offers brengen. Meer uren werken. Babysitten in haar vrije tijd, als dat nodig was. Gazonnen maaien zoals ze in haar middelbareschooltijd gedaan had.
Maar ze deed geen schoenen weg.
Nooit van haar leven.
‘Weet je, ik denk niet dat dat iets voor mij is,’ zei ze, hem onderbrekend.
Hij zweeg. ‘Oké. Prima. Het was maar een voorstel.’
‘Ik stel het zeer op prijs, begrijp me niet verkeerd.’
‘Je verzint wel iets,’ zei hij. ‘Iedereen heeft wat dit betreft een ander comfortniveau. En ik weet dat het in het begin moeilijk kan zijn om het onder ogen te zien.’
‘Maar dat doe ik nu,’ zei Lorna, misschien ietwat in de verdediging schietend. ‘Daarom ben ik hier ook.’
Hij keek haar aan. ‘Mooi.’
Ze voelde zich belachelijk. ‘Het is gewoon...’ De woorden ontglipten haar. Ze zei te veel, zonder eigenlijk echt iets te zeggen. Dat deed ze als ze nerveus was. Ze kon maar beter gewoon haar mond houden nu. ‘Ik heb zelf een paar ideetjes om mijn inkomen op te krikken,’ loog ze.
Ze had nu ten minste een aardig idee hoe ze aan schoenen moest komen nu ze het zich niet meer kon veroorloven om ze daadwerkelijk te kopen, maar iets zei haar dat Phil Carson niet erg onder de indruk zou zijn van haar plan of het feit dat ze dat had geregeld voordat ze over een serieuzere zaak als haar inkomen had nagedacht.
‘Uitstekend. Goed.’ Hij schraapte zijn keel en hield een hand op. ‘Als je me dan nu al je creditcards geeft, kunnen we beginnen...’
***
‘Ik ga een kleine metalen naaldje in het kraakbeen van je oor plaatsen, hier.’ Dr. Kelvin Lee kneep op een plekje aan Sandra’s oorlel.
‘Doet dat zeer?’ vroeg Sandra. Een domme vraag aangezien ze met ongeveer veertig naalden in haar lichaam op de tafel van de acupuncturist lag.
Maar Kelvin Lee was zo tactvol om haar daar niet op te wijzen. ‘Misschien heel even tijdens het inbrengen. Maar niet veel meer dan een prikje.’
‘En hoelang moet het daar blijven zitten?’ vroeg ze, terwijl ze zich afvroeg of de vijftien minuten van de naalden al voorbij waren.
‘Een maand.’
‘Een máánd?’
‘Oortherapie is anders dan acupunctuur,’ legde hij geduldig uit. ‘Het blijft werken als je de naald erin laat zitten.’
Door de manier waarop hij dat zei, ‘de naald erin laat zitten’, zag ze zichzelf al als zo’n vrouw van een stam die steeds grotere staven in hun oren stopten totdat hun oorlellen uiteindelijk lager kwamen te hangen dan hun slap uitgezakte tieten. ‘Ik weet niet of...’
‘Ik kan je verzekeren dat het niet pijnlijk is.’
Ze slikte. Als het haar zou helpen zo nu en dan uit haar verdomde appartement te komen, zou het niet eens moeten uitmaken of het pijnlijk was of niet. ‘Oké.’ Ze hield haar ogen stijf dicht. ‘Ga je gang.’ Ze wachtte af terwijl hij op haar oorlel naar de juiste plek zocht. Ze deed haar ogen open. ‘Je mag het doen hoor.’
‘Het is al klaar.’ Hij glimlachte met zoveel stilzwijgend zelfvertrouwen dat ze niet snapte hoe ze aan hem had kunnen twijfelen.
Ze ging met haar hand naar haar oor en voelde inderdaad aan de achterkant van haar oor een klein metalen naaldje dat veel op het pinnetje van een oorbel leek. ‘Was dat het?’
Hij knikte. ‘Dat was het.’
Ze was even stil om vast te stellen of ze zich al anders voelde. Maar dat was niet zo. ‘Wanneer ga ik er iets van voelen?’
‘Dat kan ik niet met zekerheid zeggen. Het is bij iedereen verschillend. Je zult eerder merken wat je níét voelt qua paniek en stress, in plaats van iets nieuws.’
Drie uur later begon Sandra, ondanks een gezonde dosis scepsis, te denken dat hij misschien gelijk had.
Het was moeilijk om precies aan te geven wat het verschil was. Ze was er niet ineens klaar voor om in een drukke metro te stappen of zo, maar het idee naar buiten te gaan en, bijvoorbeeld, boodschappen te halen, was niet meer zo angstaanjagend als de dag ervoor.
De volgende ochtend was de verbetering er nog steeds. Sandra had zo ongeveer het gevoel dat ze de hele wereld aankon, maar ze wist dat dat vertrouwen niet helemaal echt was. Als ze nu naar buiten ging en in een bus stapte, zou ze zich waarschijnlijk bij de eerstvolgende halte een weg naar buiten klauwen.
Dus de bus was geen optie. Maar de supermarkt op de hoek leek te doen. Ze ging garnering en magere ijsjes halen. En hoewel het niet bepaald een feest was, merkte ze wel dat ze minder paniek voelde dan normaal.
Lichtelijk verbaasd keerde ze terug in haar appartement, en ze vroeg zich af of dat kleine naaldje in haar oor écht de kracht had om haar van haar pleinvrees af te helpen.
Er was een heel goede manier om daar achter te komen.
Morgen was het dinsdag. De dag dat de Anonieme Schoenverslaafden bij elkaar kwamen. Ze kon gewoon één keer gaan, zei ze tegen zichzelf. Als het goed ging, geweldig. En als het niet ging kon ze in elk geval zeggen dat ze het gedaan had en verder gaan met haar therapie bij dr. Ratner.
Ze zou het doen.
Eén keer maar.
Eén keer.
Die mantra herhaalde ze in haar hoofd terwijl ze naar de telefoon liep om het telefoontje te plegen.
***
Over een kwartier zou haar visite komen en Lorna zat zich serieus te bedenken. Stel nou dat ze niet waren wie ze zeiden dat ze waren? Stel nou dat het niet eens vrouwen waren? Wat nou als een van hen een geesteszieke man was die haar met haar eigen onderbroek wilde wurgen, om vervolgens haar bezittingen weg te nemen en haar in haar appartement te laten wegrotten totdat de buren last van de stank kregen (wat wel even kon duren, gezien hoe smerig het afval buiten soms kon stinken als de vuilnismannen weer eens staakten).
Het was niet onmogelijk. Er hád tenslotte een vent gebeld. Dat was echt zo vreemd. Hij bleef erop aandringen dat hij ‘naar buiten moest treden’ en dat hij vrouwenschoenen maat 38 kon kópen om deel te kunnen nemen aan het ruilen. Alsof het honkbalkaartjes of reliëfstickers van Hello Kitty of zoiets waren, en ze op het schoolplein bij elkaar zouden komen om te ruilen. Het was niet gemakkelijk geweest hem ervan te overtuigen dat hij niet welkom was. Misschien was hij gewoon een rokkenjager die dacht dat hij op die manier vrouwen kon ontmoeten, maar aan de andere kant kon het ook een psychopaat zijn die vervolgens terug had gebeld, overtuigend een vrouwenstem had nagedaan en nu haar adres had en hen deze avond lastig zou komen vallen.
Ze was zo slim geweest om haar mobiele nummer in de advertentie te zetten zodat niemand achter haar adres kon komen – tot zover Phil Carsons suggestie dat haar mobiele telefoon een kostenplaatje was waar ze zonder kon! – maar toen Helene, Florence en Sandra hadden gebeld, had Lorna hen na een kort praatje met plezier haar adres gegeven.
Misschien een van hen... Florence, bijvoorbeeld. Zou iemand écht Florence heten, of was Lorna in een stomme truc getrapt, uitgevoerd door een gestoorde Brady Bunch-fan?
Met een knoop in haar maag van de zenuwen, liep Lorna naar haar deur om zich ervan te verzekeren dat het kettinkje erop zat. Ze kon door het spionnetje kijken om te zien of wie er kwam er... normaal uitzag.
Daarna wachtte ze af.
Om drie minuten over zeven werd er op de deur geklopt. Lorna liep er snel heen en keek door het gaatje. Het was een heel lange, dunne vrouw met zwarte plukken in haar haren die Lorna aan Cruella de Vil deden denken. Ze had drie grote boodschappentassen vast en fronste haar voorhoofd.
Lorna deed de deur open. ‘Hoi,’ zei ze, zich er plotseling van bewust dat ze niet over een openingszin had nagedacht. ‘Welkom bij Anonieme Schoenverslaafden. Ik ben Lorna.’
‘Florence Meyers,’ zei de vrouw, die zich een weg door de deur baande. Lorna kreeg een klap van een tas toen ze langs haar liep. ‘Als eerste moeten we de naam veranderen.’
‘De naam veranderen?’ herhaalde Lorna.
‘Absoluut. Het lijkt wel een rehabilitatieprogramma voor drugs of alcohol. Dat willen we niet.’
Eigenlijk was dat precies hoe het voor Lorna voelde. ‘Niet?’
‘Hm mmm. Wat vinden de anderen ervan?’
‘Dat weet ik nog niet.’
‘Je hebt ze nog niet gesproken?’
‘Niet daarover, nee.’
Florence keek even geërgerd, en haalde daarna haar schouders op. ‘Waar zal ik deze stallen?’ Ze hield de tassen omhoog.
‘Wat zit daarin?’
Florence keek alsof Lorna haar zojuist gevraagd had wat er na twee kwam. ‘Schoenen, natuurlijk.’
Dat waren een hoop schoenen. ‘Allemaal?’
Florence begon de tassen open te maken en de schoenen eruit te pakken en op de grond te leggen. Sommige hadden slijtplekken, wat ongetwijfeld was verergerd doordat ze zo bij elkaar waren gegooid, maar de meeste waren... gewoon lelijk. En onherkenbaar, qua stijl.
‘Zie je deze?’ Florence tilde een paar uit de tas dat eruitzag als het soort lakleren sandalen waar Lorna als kind weg van zou zijn geweest. Ze hadden de kleur die Lorna tegenwoordig ‘biologisch roze’ noemde. ‘Jimmy Choo’s. Limited edition.’
‘Jimmy Choo’s?’ herhaalde Lorna sceptisch.
Florence knikte zelfvoldaan. ‘Hij doet bijna nooit platte schoenen.’
‘Nou, wel hoor...’ Het had geen zin om tegen haar in te gaan. Lorna pakte een van de schoenen aan en bekeek hem. Het label léék echt, maar was er een beetje slordig aangelijmd. ‘Waar heb je ze vandaan?’
‘New York.’ Florence pakte de schoen terug. ‘Op de hoek van Forty-eighth Street en Fifth Avenue.’
‘Sorry, ik ken New York niet zo goed. Welke winkel is dat?’
‘Het was geen winkel,’ antwoordde Florence alsof Lorna net iets ontzettend doms had gezegd. ‘Maar een vent die een zooi dure schoenen en tassen te koop aanbood. Ik heb er online heel veel van verkocht. ‘Deze zijn speciaal. Ik denk dat ik er twee paar voor terug wil hebben.’
‘Dus je hebt ze van een straatverkoper gekocht?’
Florence haalde haar schouders op. ‘Ik weet dat ze waarschijnlijk gestolen zijn, maar dat maakt ze niet minder waardevol.’
Het lag op het puntje van Lorna’s tong om te zeggen dat het feit dat ze nep waren ze wél minder waardevol maakte, maar ze hield haar mond. Ze was beleefder opgevoed dan goed voor haar was.
Gelukkig werd er op de deur geklopt en moest Lorna opstaan om open te doen. Haar angst voor een gevaarlijke man was verdwenen en vervangen door de angst dat ze de hele avond met een stel gekken in haar appartement moest doorbrengen die oranje schoenen met kunstmatig overleer zouden proberen te ruilen voor boterzacht leren Etienne Aigners.
Lorna keek niet eens eerst, ze trok gewoon de deur open en zag een statige roodharige vrouw staan in een aangemeten ivoorlinnen jurk en prachtige gebrocheerde muiltjes van Emilio Pucci. Ze had een Fendi-baguettetas in haar ene hand en een kleine tas van Nordstrom in de andere.
Daar zat duidelijk een schoenendoos in.
Lorna herkende zoiets al van een kilometer afstand.
De vrouw liet een opgewekte filmsterrenglimlach zien en zei: ‘Ben ik hier goed? Ben jij Lorna?’
Lorna was eerst te overdonderd door de vrouw – en de schoenen! – om te spreken. ‘Ja,’ zei ze uiteindelijk. ‘Het spijt me, maar jij bent...?’
‘Helene Zaharis.’ Met haar slanke, effen gebruinde arm haalde ze een fles wijn tevoorschijn. ‘Leuk om je te ontmoeten. Ik wist niet zo goed hoe dit zou gaan, maar ik dacht dat wijn altijd wel op zijn plaats zou zijn.’
‘Wat ontzettend aardig van je.’ Lorna schudde haar vriendelijk de hand en stapte naar achteren om haar binnen te laten. ‘Wat een ge-wel-di-ge Emilio Pucci’s. Dat patroon heb ik volgens mij nog nooit gezien.’
‘Ik ook niet. Ik heb ze in Londen gekocht.’ Helene glimlachte en keek naar Florence. ‘Hoi.’
‘Florence Meyers,’ zei Florence bruusk. ‘Vind je ook niet dat we de naam moeten veranderen?’
‘Eh... sorry?’ Helene keek haar onbegrijpend aan.
‘Anonieme Schoenverslaafden.’ Florence schudde het hoofd. ‘Het klinkt gewoon niet.’
Lorna verzette zich tegen de neiging om met haar ogen te rollen om haar eigen gast. ‘Ik vind het niet erg om het te veranderen. Het was gewoon, ik weet niet. Een grapje.’
‘Het klinkt goed,’ verzekerde Helene haar. ‘Ik vind het wel wat hebben. En ik bén schoenverslaafd. Je wilt echt niet weten hoe ver ik erin ga.’ Ze aarzelde, en glimlachte.
Ze kwam Lorna op de een of andere manier bekend voor, maar ze kon haar niet plaatsen.
‘Ikzelf word er niet warm of koud van,’ zei Florence, nog altijd even bruusk. ‘Maar m’n klanten houden ervan.’
Lorna wierp een vluchtige blik op de klok aan de muur. Dit kon weleens een heel lange avond worden. Zou er niet nog iemand komen? Sandra?
‘Wat willen jullie drinken?’ vroeg Lorna. ‘Ik heb bier, wijn, frisdrank. Helene, we kunnen de fles aanspreken die jij hebt meegenomen.’
‘En Dubonnet?’ vroeg Florence. ‘Heb je dat?’
Dubonnet. Jezus, dat had Lorna in geen jaren meer gehoord. Ergens in de jaren zeventig of zo, toen die ‘Dubonnet voor twee’-reclame overal te horen was.
‘Sorry,’ zei ze. ‘Dat heb ik niet in huis. Maar...’ Wat was Dubonnet eigenlijk? Wijn? Cognac? ‘... misschien iets anders?’
‘Witte zinfandel met spuitwater,’ zei Florence, die het ene goedkope, lelijke paar na het andere neer bleef zetten. ‘Als in een spritzer? Dat kan ook wel, denk ik.’
Lorna ving Helenes blik op toen ze de keuken in liep, en vroeg: ‘Jij niks?’
Helene glimlachte meelevend. ‘Nog even niet, dank je.’
In de keuken keek Lorna naar buiten en zag recht onder haar raam een man op straat tegen zijn auto – een kleine onbestemde goedkope auto – leunen en omhoogkijken in de richting van Lorna’s appartement.
Haar spieren spanden zich aan. Was het de vent die haar gebeld had over Schoenverslaafden? Was hij zo pissig dat ze hem afgewezen had dat hij haar kwam stalken of zo?
Nee, dat sloeg nergens op. Het was een groot appartementencomplex, en er kwamen en gingen elke dag een hoop mensen. Ze liet zich meeslepen door haar fantasie. Toch probeerde ze zijn signalement in zich op te nemen, voor het geval ze het nog nodig zou hebben: gewoontjes, blond, normaal postuur. Het zou iedereen kunnen zijn.
Ze vestigde haar aandacht op het doorzoeken van de koelkast naar wat spuitwater om het drankje van Florence te maken. Ze mengde het spuitwater met chardonnay, aangezien ze geen witte zinfandel had en betwijfelde of Florence het verschil zou merken.
Er werd op de deur geklopt, en Helene riep: ‘Zal ik even opendoen?’
‘Als je wilt?’ zei Lorna dankbaar. Ze wist nu al dat Helene super was. Ze leek haar het soort mens dat ergens binnen kon lopen en zich meteen thuis voelde, waarbij ze dan ook deed wat ze kon om het de gastvrouw makkelijker te maken.
Zo’n gast kon Lorna wel waarderen.
Florence, aan de andere kant...
Lorna nam zelf een grote slok wijn voordat ze hem terug in de koelkast zette. In de kamer ernaast hoorde ze Helene met een andere vrouw praten.
Gelukkig. Het was duidelijk een vrouw. Een man zou niet zó goed kunnen imiteren. Ze keek weer even uit het raam en zag dat hoewel de auto er nog stond, de man die er tegenaan had staan leunen niet meer in de buurt leek te zijn. Dus was hij waarschijnlijk gewoon bij iemand op bezoek.
Het was niets waar Lorna zich zorgen over hoefde te maken.
Deze keer niet ten minste. Zich zorgen maken kon altijd nog, en daar had ze alle reden toe.