Hinderlaag
Proloog
Glasgow, 1995
'...Stof zijt gij, en tot stof zult gij wederkeren; in de stellige hoop op de Verrijzenis tot het eeuwige leven, door onze Heer Jezus Christus. Amen.' De grafrede van de dominee werd gevolgd door een gemompeld 'Amen' van de kleine groep treurenden die op die koude, sombere Glasgowse ochtend rond het open graf onder een reeks paraplu's beschutting zochten. James McIndoe stapte onder een paraplu vandaan en voelde de zachte motregen tegen zijn gezicht, toen hij zich voorover boog om een handvol aarde op te scheppen, die hij over het deksel van zijn vaders doodkist strooide. Hij stond roerloos aan de rand van het open graf, in gedachten verzonken, met zijn hoofd eerbiedig gebogen, zijn blik gericht op de naam die in de koperen plaat op het deksel van de kist was gegraveerd:
Samuel Donald McIndoe, 1914-1995.
Hij deed een stap achteruit en nam de paraplu terug van zijn vrouw, Heather, die haar hand in de zijne liet glijden en er stevig in kneep. Hij keek toe hoe hun twee kinderen om de beurt wat aarde op hun grootvaders lijkkist lieten vallen. De negentienjarige Isobel, die even knap was als haar moeder, zat in haar eerste jaar op de Universiteit van Glasgow, waar ze journalistiek studeerde. De derde generatie McIndoe's die deze vooraanstaande universiteit bezocht. En de vijftien jaar oude James - of Jamie zoals hij al van kind af aan genoemd was - die in het voetspoor van zijn vader wilde treden en zodra hij van school kwam wiskundeleraar wilde worden. James McIndoe was geweldig trots op zijn kinderen. En hij wist dat hun grootvader dat ook was geweest. Hij schrok op toen een hand zijn arm aanraakte, keek om en zag een vriend van zijn vader achter zich staan. De man pakte McIndoe's hand stevig beet, prevelde zijn condoléances, en verwijderde zich in de richting van de rij auto's die buiten het hek van het kerkhof geparkeerd stond. De rouwstoet schuifelde hierna plichtsgetrouw langs James en Heather McIndoe om hun deelneming te betuigen met het verlies. 'Wie is die man?' vroeg Jamie, toen de laatste rouwenden vertrokken waren. Hij wees naar een bejaarde man, met een regenjas en een hoed, die onder een groepje bomen aan de rand van het kerkhof stond. 'Hij staat er ai twintig minuten. Weet jij wie hij is?' James McIndoe schudde zijn hoofd. 'Eerlijk gezegd niet nee. Hij zou iemand kunnen zijn die je opa vroeger gekend heeft.' 'Ik herken hem niet,' zei Heather, terwijl ze naar de man keek. 'Ik ga wel vragen wat hij wil,' zei McIndoe. Heather greep haar man bij de arm toen hij zich omdraaide. 'Laat hem met rust. Hij doet niemand kwaad. Als hij met ons wil praten, komt hij wel naar ons toe.' 'Laat me toch maar even zien.' En met deze woorden liep James McIndoe naar de man toe en stelde zich voor. 'Mijn medeleven met het verlies van u en uw familie,' zei de man met een afgemeten Duits accent. 'Dank u. Kende u mijn vader?' 'Niet persoonlijk, nee,' klonk het antwoord. 'Samuel, heette hij zo niet?' 'Sam. Hij werd nooit Samuel genoemd,' antwoordde McIndoe. 'Ik heb verleden week met uw vader over de telefoon gesproken,' vertelde de man hem. 'We spraken af om elkaar vandaag bij hem thuis te treffen, maar toen ik aankwam, werd mij door de buren verteld dat hij tijdens het weekend aan een hartverlamming overleden was.' 'Wat wilde u precies van mijn vader?' vroeg McIndoe, terwijl hij zijn met regen bespatte bril afzette en deze met zijn zakdoek droogde. 'Misschien kan ik u helpen?' 'Het was niet zozeer wat ik van uw vader wilde, maar eerder wat hij van mij wilde,' antwoordde de Duitser. 'Hij heeft u ongetwijfeld over de operaties verteld die hij in de laatste oorlog voor de SOD uitvoerde.' 'Ja, dikwijls,' antwoordde McIndoe met een weemoedige glimlach. 'Ik zat als kind vaak bij hem op schoot en luisterde dan steeds weer naar zijn verhalen. Ik kon er niet genoeg van krijgen.' 'Dan heeft u wel vast gehoord van de geheime operatie op Sicilië. In februari 1942.' 'Dat was juist de operatie waar mijn vader mij het meest over vertelde,' zei McIndoe verrast. 'Ik hoorde dat verhaal zo vaak dat het na verloop van tijd net was of ik er zelf was geweest.' 'Dan zult u ook weten dat er altijd een stukje van de legpuzzel heeft ontbroken, een stukje dat de hele operatie voor hem in het juiste perspectief zou plaatsen en, misschien belangrijker nog, hem gemoedsrust gegeven zou hebben. En uit wat hij mij in ons telefoongesprek vertelde, begreep ik dat het vinden van die rust na de oorlog een soort obsessie voor hem is geworden.' James McIndoe wist precies wat de Duitser bedoelde. Hij kon zich nog levendig de verbeten ruzies tussen zijn ouders herinneren die hij als klein kind aangehoord had - voordat zijn vaders succesvolle carrière als schrijver van de Romeinse militaire geschiedenis had kunnen bekostigen wat uiteindelijk tot een vijftig jaar durende obsessie uitgroeide - ruzies die altijd over hetzelfde onderwerp gingen: zijn vader die in de schamele huishoudbeurs wilde tasten om een of andere dubieuze informant te betalen, die beweerde over de vitale informatie te beschikken die hij zocht; en zijn moeder die hem toeschreeuwde dat hij zich als een verantwoordelijke ouder moest gedragen en moest ophouden met schimmen uit zijn verleden na te jagen. Haar argumenten, hoe redelijk ze ook waren, hadden nooit enige invloed op hem gehad. Het was een obsessie die hij ten slotte had meegenomen in zijn graf. 'En u heeft dat laatste stukje van de legpuzzel?' vroeg James McIndoe argwanend, die zich maar al te goed de louche transacties herinnerde die zijn vader gemaakt had met een opeenvolging van zwendelaars die hem nooit dichter bij de waarheid hadden gebracht. De Duitser knikte. 'Heeft hij gezegd dat hij u voor deze informatie zou betalen?' De ogen van de Duitser vernauwden zich wrevelig. 'Hoe durft u te suggereren dat ik hier ben om er financieel beter van te worden. Ik ben zevenendertig jaar lang een zeer gerespecteerde officier bij de West-Duitse inlichtingendienst geweest. Uw vader stond erop om voor mijn vliegreis en mijn accommodatie tijdens mijn verblijf in Glasgow te betalen. Maar er was geen sprake van dat hij...' Hij zweeg een ogenblik om zijn hand langs zijn mond te halen, alsof hij de walging die hij bij deze beschuldiging voelde, weg wilde vegen.'... Ik beschouw deze opmerking als een belediging.' James McIndoe besefte dat hij een gevoelige snaar had geraakt en haastte zich om zijn blunder te herstellen. 'Mijn welgemeende excuses, ik bedoelde daar niets mee. Er zijn door de jaren heen zoveel mensen geweest die geprobeerd hebben - en er veelal ook in geslaagd zijn - om mijn vader te bedonderen door hem valse en misleidende informatie te geven.' 'Daar hoor ik niet bij,' klonk het barse weerwoord. 'Nee, natuurlijk niet.' McIndoe keek vertwijfeld op naar de donkere, bewolkte lucht. 'We worden hier kletsnat. Voelt u er iets voor om met mij mee naar huis te gaan? Dan kunnen we er daar verder over praten.' 'Graag. Ik ben met een huurauto,' deelde de Duitser mee. 'Ik rij wel achter u aan naar uw huis.' McIndoe gebaarde in de richting van het hek. 'Uitstekend. Zullen we gaan?'