36
Taylor zat al vanaf acht uur achter zijn bureau en kon zich met geen mogelijkheid concentreren. Als kind was hij al erg rusteloos geweest. Hij zag nu wel in dat hij met zijn constante vraag om aandacht en zijn drukke manier van doen zijn vader tot wanhoop moest hebben gedreven. Die werkte toen als voorman in de haven en was gewend met respect behandeld te worden. Taylor was als kind niet in staat geweest hem het benodigde respect te tonen.
Tijdens de reis naar Wirral had hij over zijn familie nagedacht. Hij had vaker iets van zich moeten laten horen, zodat zijn ouders wisten dat het goed met hem ging. Iedereen vond Jeremy Booth een egoïstische klootzak, omdat hij zijn vrouw met een klein kind had laten zitten. Misschien zei men over Roy Taylor wel hetzelfde. Hij had op z’n minst toch even zijn moeder kunnen bellen om te laten weten dat hij nog in leven was. Deze zaak vertoonde veel overeenkomsten met zijn eigen leven. Blijkbaar was Lawrence Thomson ook van de ene op de andere dag vertrokken. Omdat hij genoeg had van zijn leven daar, of omdat er van hem verwacht werd dat hij een gezin zou stichten, terwijl hij de verantwoordelijkheid daarvoor niet aandurfde. Misschien had hij gewoon wat ruimte nodig gehad om zijn eigen beslissingen te nemen en zijn eigen leven te leiden.
Taylor liep naar buiten en ging de straat op. Hij had wat beweging en frisse lucht nodig, en een kop sterke koffie. Er voer weer een gigantisch cruiseschip de haven binnen, dat als een kolos omhoog rees en het eiland Bressay geheel aan het zicht onttrok. Een cruise maken was het ergste wat Taylor zich kon voorstellen. Op een boot vastzitten met mensen die je zelf niet had uitgekozen, maar tegen wie je wel aardig en beleefd moest doen, zonder dat je de mogelijkheid had hen te ontlopen. Net als familie, dacht hij. Hij bedacht dat hij zijn familie weliswaar al jaren niet meer gesproken had, maar dat hij zich nooit van hen had kunnen losmaken. De wrok die hij tegen zijn vader had gekoesterd, had hem in zijn ambities gestimuleerd, maar had ook zijn afstandelijke houding ten opzichte van anderen bepaald.
Hij liep naar het Peerie Café. De laatste keer dat hij op Shetland was geweest, had hij hier vaak met Perez gezeten. Ze dronken dan koffie en bespraken de zaak. Het was zij met z’n tweeën tegen de rest, want iedereen dacht dat ze de echte moordenaar al te pakken hadden. Hij vond het jammer dat het tussen hen nu niet meer zo boterde. Destijds hadden ze wel om elkaar kunnen lachen. Er was een sfeer van vriendschap ontstaan, niet van rivaliteit. Waarom ergerde hij zich nu meer aan Perez dan toen? Kwam dat doordat Perez iets met Fran Hunter had gekregen? Was Taylor jaloers omdat Perez een relatie had? Met een aantrekkelijke vrouw nog wel.
Voor hem in de rij stonden twee vrouwen van middelbare leeftijd, Engelse toeristen in wandeltenue. Hij moest moeite doen om zijn geduld te bewaren. Ze stonden te dubben of het niet héél decadent was om room bij hun scones te nemen. Het liefst zou hij zich hebben omgedraaid en het café hebben verlaten, maar de geur van koffie weerhield hem daarvan.
Hij had net aan de bar zijn bestelling geplaatst, toen hij door Perez werd gebeld.
‘Ik zit in Biddista. Misschien is het goed als je hiernaartoe komt.’ De Shetlander sprak nooit gehaast, maar Taylor merkte nu aan zijn stem dat het om iets belangrijks ging. ‘De klimmers hebben iets ontdekt...’ De twee Engelse vrouwen stonden vlak naast hem en overlegden op luide toon hoeveel servetjes ze zouden pakken. Taylor kon Perez nauwelijks verstaan.
‘Ik kom eraan. Vertel me alles maar als ik er ben.’
Hij vroeg of hij de koffie in een kartonnen bekertje mee kon krijgen en voelde een zekere vreugde, iets wat hij als kind nooit ervaren had. Hij had een doel, een excuus om in actie te komen. De komende paar uur zou hij zich niet hoeven te vervelen. In de auto zette hij Led Zeppelin op, keihard, zodat alle gedachten uit zijn hoofd verdreven werden. Hij stuurde met één hand en hield het bekertje in zijn andere hand. De koffie was nog te heet. Hij bedacht dat hij zich zijn hele leven al had laten leiden door de angst zich te vervelen.
Hij reed zo ver mogelijk door over het pad, parkeerde zijn auto uiteindelijk in het gras en ging verder lopen. Perez en de klimmers wachtten boven aan de Pit o’ Biddista op hem. Toen hij hen op hun rug in het gras zag liggen, lekker in de zon, begon hij zich alweer te ergeren. Hadden ze niets beters te doen? Zag Perez het moordonderzoek misschien als een prettige onderbreking van de dagelijkse routine en het domme politiewerk in dit winderige, godvergeten gat?
‘Vertel maar op.’ Hij vond het vervelend dat hij door de klim buiten adem was en zweette. ‘Hebben jullie Booths mobieltje?’
‘Nee,’ zei Perez. ‘Niet gevonden.’
‘Wat dan?’
‘Een menselijk bot,’ zei Perez fronsend. ‘Oud. In elk geval niet nieuw. Er moet een expert bijgehaald worden. Ik wil graag van je weten wat we nu moeten doen. Ik vond niet dat we verder konden gaan zonder eerst met jou te overleggen.’
Taylor deed zijn best zich in te houden. Wat zou het heerlijk zijn als hij zich eens helemaal kon laten gaan en Perez de huid vol kon schelden vanwege zijn incompetentie. Toen het lichaam van Roddy Sinclair gevonden was, was het de Shetlander geweest die zich met het onderzoek op de plaats delict had beziggehouden. Waarom was de omgeving niet onmiddellijk uitgekamd? Waarom was er pas actie ondernomen nadat Taylor daar iets over gezegd had? Hij voelde de warme gloed van zelfgenoegzaamheid in zich opkomen. Zo werd het toch nog een goede dag.
‘Wat is er volgens jou precies gebeurd?’ Hij sprak beheerst, probeerde redelijk te blijven, was moreel gezien nog steeds superieur. Ook op dit gebied was hij competitief ingesteld.
‘Volgens mij wijst dit op nog een moord,’ zei Perez. ‘Misschien de aanleiding tot de recente moorden. Aanvankelijk dachten we dat het gewoon een aangespoeld bot was. Door de jaren heen zijn er voor de kust weleens mensen verdronken. Dat is bekend. Maar toen vonden we nog een bot. Wellicht een deel van een scheenbeen. Waarschijnlijk liggen er nog meer resten.’
Taylor keek zijn collega aan. Je moest logisch gezien een flinke stap maken om van een paar botten bij een moord uit te komen. Perez had een theorie over wat hier gebeurd was. Maar dat betekende nog niet dat hij gelijk had.
‘Kan het lichaam niet in zijn geheel aan land zijn gespoeld en in de Pit uit elkaar zijn gevallen, zonder dat iemand dat eerder heeft gemerkt?’
‘Dat zou niemand zijn opgevallen.’ Perez schudde zijn hoofd om zijn woorden kracht bij te zetten. ‘Daar komt bijna nooit iemand, zoveel is zeker. Vroeger woonden hier nog kinderen, die vaak de heuvel op gingen om te spelen, dus toen lag dat anders, maar tegenwoordig komt daar geen mens meer.’
‘Dus dat zou wel een mogelijkheid zijn?’
‘Nee. De doorgang vanaf de zee is veel te krap. Daar kan een menselijk lichaam onmogelijk doorheen zijn gekomen. Zelfs geen kind. Terwijl het hier om een volwassene gaat.’
‘Wat vind je er zelf van, Jimmy? Ik heb niet de hele dag de tijd. Doe ook eens een duit in het zakje!’
‘Volgens mij gaat het om iemand die vermoord is en vervolgens vanbovenaf in de Pit is gegooid. Op precies dezelfde manier als bij Roddy Sinclair gebeurd is.’ Hij kneep zijn ogen een beetje dicht tegen de felle zon. ‘Dat zou op een en dezelfde moordenaar kunnen duiden?’
‘Maar Jeremy Booth is op geheel andere wijze vermoord. Wil je beweren dat hij door iemand anders is gewurgd en dat we met twee moordenaars van doen hebben?’
‘Weet ik niet. Ik denk alleen maar hardop.’
Je denkt al te weten wat hier gebeurd is, dacht Taylor. Je durft het alleen nog niet te zeggen.
‘We hadden de plaats delict helemaal moeten uitkammen toen Sinclair hier was gevonden.’ Taylor meende dat hij wel zo ver kon gaan. Het was een milde vorm van kritiek, tactvol gebracht, maar de strekking zou Perez niet ontgaan.
‘Je hebt gelijk. Dat hadden we moeten doen.’ Perez zweeg even. ‘Hoe zullen we het nu aanpakken? Wachten we op een speciaal team van het vasteland om het terrein te doorzoeken? Gezien de weerberichten hoeven we niet bang te zijn dat er een springvloed komt, dus het lijkt niet aannemelijk dat er bewijsmateriaal zal wegspoelen.’
Taylor probeerde zich voor te stellen hoeveel tijd erin zou gaan zitten, om eerst de juiste specialisten te vinden en hen vervolgens hierheen te laten komen.
‘Wat voor alternatief hebben we?’
‘Wij!’ Dat was de jonge vrouw. De klimmers, die een eindje van hen af hadden gezeten, hadden net gedaan alsof ze het gesprek niet volgden, maar hadden ondertussen natuurlijk elk woord opgevangen. ‘We hebben toch al de hele dag vrij genomen. Zeg maar wat we moeten doen. Eventueel kan een van jullie experts ons telefonisch uitleggen hoe we te werk moeten gaan.’ Ze had sterk krullend, blond haar en hield haar gezicht schuin omhoog om hem te kunnen aankijken. Ze droeg een mouwloos vest met een bodywarmer eroverheen. Hij merkte dat hij zijn blik niet van haar borsten kon afhouden. ‘Jullie zouden niet eens weten dat daar beneden iets lag als wij dat niet hadden ontdekt.’
Hij stemde toe, omdat hij de gedachte niet kon verdragen hier nog langer doelloos te moeten rondhangen. Bovendien zou het nieuwe team een eigen leider hebben, die ook zeggenschap in het onderzoek zou willen hebben, terwijl hij voor deze twee jonge mensen als de expert gold. Ze zouden doen wat hij hun opdroeg.
‘Oké,’ zei hij. ‘Waarom ook niet?’
De jonge vrouw keek hem grijnzend aan, opgewonden als een klein kind.
Toen Taylor zich naar Perez omdraaide, had hij ook een grijns op zijn gezicht, alsof hij een medeplichtige was. Het was net zoals de vorige keer, in de winter, toen zij het met z’n tweeën tegen de rest van de wereld hadden opgenomen.
Even later zag hij dat de twee klimmers zeer voorzichtig en nauwgezet te werk gingen en vond hij dat ze niet voor professionals onderdeden. Hij bleef met Perez bovenaan staan toekijken hoe ze de tunnel systematisch afzochten en de steentjes en het zeewier door hun handen lieten gaan. Al snel hadden ze een nieuw bot gevonden, althans een deel ervan. Perez vroeg zich af of het misschien een dierlijk bot was, maar Roger leek ervan overtuigd te zijn dat het om een menselijk bot ging. Daarna gebeurde er lange tijd niets. Taylor riep naar beneden: ‘Alles goed met jullie?’
‘Jawel. Maar we beginnen onderhand wel honger te krijgen.’
Taylor twijfelde. Aan de ene kant wilde hij niets missen, maar aan de andere kant stond hij zich al een hele tijd mateloos te vervelen. ‘Ik kijk wel of ik koffie en iets te eten voor hen kan halen,’ zei hij tegen Perez. ‘En voor onszelf.’
‘Ik ga wel even.’
‘Nee, blijf jij maar hier. Jij bent per slot van rekening een Shetlander.’
Het Herring House bleek niet geopend te zijn, maar omdat hij hoorde dat er iemand was, begon hij op de deur te bonzen. Toen er geen reactie kwam, deed hij het nog eens.
‘Godallemachtig, man. Kun je niet lezen? De galerie is dicht.’ Hij had Martin Williamson verwacht, maar het was Aggie, Martins moeder. Omdat hij haar nog nooit in het Herring House had gezien, duurde het even voordat hij doorhad wie ze was.
‘Dat weet ik,’ zei hij.
Ze begon te blozen toen ze hem herkende en leek een verklaring voor haar aanwezigheid te willen geven. ‘Op maandagmiddag gooi ik het postkantoor nooit open,’ zei ze. ‘Als de galerie gesloten is, help ik vaak mee met de schoonmaak.’
‘Het verbaast me dat mevrouw Sinclair überhaupt aan dat soort dingen denkt.’
‘Ik ben niet door Bella gevraagd,’ zei ze, ‘maar door Martin. Zij laat het café-restaurant geheel aan hem over. Hij is vandaag op pad om Kenny Thomson te helpen met de schapen. Dus dat leek me een goede gelegenheid om de handen eens uit de mouwen te steken.’ Taylor vond haar er buitengewoon verhit uitzien. Misschien was ze door zijn gebons op de deur bang geworden. Waarschijnlijk zou iedereen in Biddista schrikken van lawaai en onverwachte gasten zolang de moordenaar nog niet gevonden was.
‘Zou ik een thermoskan met koffie van u kunnen krijgen?’ vroeg hij. ‘En een paar broodjes? Uiteraard zal ik daarvoor betalen.’
‘Ik weet het niet. Dit is de zaak van Martin.’
‘Een paar broodjes zou hij ons toch niet misgunnen?’
Ze schrok van zijn agressieve toon. ‘Misschien kan ik wel iets vinden,’ zei ze. Ze vroeg hem niet binnen, maar toch liep hij met haar mee naar de keuken. Hij vond dat ze tamelijk goed de weg wist. ‘Helpt u Martin vaak?’
‘Als het druk is. En ook weleens met de voorbereidingen voor evenementen.’
‘Hebt u hem ook geholpen bij de opening van de expositie?’
‘Alleen ’s middags, met het klaarzetten van de tafels. Servetten vouwen, dat soort dingen. ’s Avonds niet. Vroeger hielp ik Bella altijd als er een feest was in de Manse, maar meestal alleen achter de schermen.’
Hij dacht dat ze waarschijnlijk te timide was om de gasten te bedienen. ‘Hoe waren die feestjes in de Manse?’ vroeg hij. ‘Overdadig zeker?’
‘Dat was heel wisselend.’ Ze lachte even. ‘Soms verwachtte je champagne en bijzondere hapjes, en dan zaten ze aan de keukentafel crackers met bonen te eten. Wat zullen de gasten bij die gelegenheden wel niet gedacht hebben?’
‘Kunt u zich die gasten van vroeger nog herinneren?’
‘Nee, dat is te lang geleden. Echt grote feesten worden er al heel lang niet meer gegeven.’ Maar ze praatte zo snel dat hij niet wist of hij haar moest geloven.
‘Ging iedereen in Biddista daarnaartoe?’
‘Meestal kregen vooral de mannen een uitnodiging,’ zei ze. ‘Alec natuurlijk, als hij een goede dag had, want hij was haar broer. En Kenny, hoewel die nooit zo dol op feestjes was. En Lawrence. Bella omringde zich altijd graag met mannen.’
‘Vertelt u eens hoe het was,’ zei hij, ‘om in een dergelijke gemeenschap op te groeien. Ik krijg er maar geen hoogte van. Ik heb het idee dat iedereen alles van elkaar weet.’
‘O, we zijn allemaal zeer op onze privacy gesteld. Alleen op die manier kunnen we met elkaar om blijven gaan zonder gek te worden.’
Ze leek zich ineens te schamen omdat ze zo vrijuit had gesproken en deed de deur van de grote koelkast open. ‘Ik kan een paar broodjes met kaas en met ham maken. Ook wel met paté.’
‘Dat lijkt me heerlijk. We zijn met z’n vieren.’
‘Ik dacht dat jullie daar op de heuvel klaar waren.’ Ze was de broodjes aan het opensnijden, hield daar even mee op en wachtte op antwoord.
‘Niet helemaal,’ zei hij luchtig. Vervolgens voegde hij eraan toe, om haar reactie te peilen: ‘We hebben iets gevonden.’
‘Hè?’ zei ze onmiddellijk. ‘Wat dan?’
‘Het spijt me, ik mag met niemand over het onderzoek praten.’ Hij schonk haar een lachje. Ze leek zo zenuwachtig dat hij haar graag op haar gemak wilde stellen, ook al had hij deze onrust zelf veroorzaakt. Het was net alsof de spanning als een virus om zich heen greep en hij zelf ook besmet was geraakt. ‘Is er verder nog iets wat we moeten weten?’
Ze boog zich over de broodjes, zodat hij haar gezicht niet kon zien. ‘Nee,’ zei ze. ‘Natuurlijk niet. We willen alleen graag dat het allemaal voorbij is.’
Hij vroeg zich af of hij moest doorvragen en kreeg weer het idee dat iedereen in Biddista onderling had afgesproken er het zwijgen toe te doen. Ze leek zich zo voor hem af te sluiten dat hij dacht dat het geen enkele zin had.
Ze maakte een thermosfles met thee en een met koffie, wikkelde de broodjes in folie en gaf een halve vruchtencake mee. Ze wilde er geen geld voor hebben. ‘Bella zou willen dat ik jullie zo veel mogelijk van dienst zou zijn.’
Ze keek hem vanuit de deuropening van de galerie na, alsof ze er zeker van wilde zijn dat hij vertrok.
Tegen de tijd dat hij weer bij de anderen was, hadden ze een groot stuk van een kaak gevonden, waar nog twee tanden in zaten. Maar de klimmers zeiden dat ze nog maar net begonnen waren. Perez was aan het bellen om een generator en lampen te regelen. Ze verwachtten dat het nachtwerk ging worden.