Een Schandaal in Bohemen (A Scandal in Bohemia)1

De Bond der Roodharigen (The Red-Headed League)17

Een kwestie van identiteit (A Case of Identity)32

Het mysterie van Boscombe Valley (The Boscombe Valley Mystery)44

De vijf sinasappelpitten (The Five Orange Pips)60

De Man met de Misvormde Lip (The Man with the Twisted Lip)73

Het Avontuur van de Blauwe Karbonkel (The Adventure of the Blue Carbuncle)89

Het Avontuur van de Gespikkelde band (The Adventure of the Speckled Band)103

Het avontuur van de duim van de ingenieur (The Adventure of the Engineer's Thumb)120

Het Avontuur van de Adelijke Vrijgezel (The Adventure of the Noble Bachelor)133

Het avontuur van de kroon van Berillen (The Adventure of the Beryl Coronet)148

Het Avontuur van de Bruine Berken (The Adventure of the Copper Beeches)165

 

 

 

Een Schandaal in Bohemen (A Scandal in Bohemia)



 

Holmes en de koning van Bohemen

 

 

Hoofdstuk 1

            Voor Sherlock Holmes blijft ze altijd de vrouw. In mijn bijzijn sprak hij zelden anders over haar. Ze overtrof in zijn ogen al haar seksegenoten met glans. Niet dat hij voor Irene Adler zoiets als liefde had opgevat. Gevoelens pasten niet bij zijn koele, exacte geest die ook verbazend evenwichtig was. Dat ene gevoel al helemaal niet. Volgens mij observeerde en redeneerde hij subliemer dan wie dan ook, maar hij zou zich als minnaar echt onmogelijk maken. Sprak hij al over zijn zachtere gevoelens, dan was dat slechts met grappen en grollen. Maar als een geoefende waarnemer wist hij er wel uitstekend raad mee -- hij trok de sluiers weg waarachter de motieven en het handelen van de mensen zich schuilhielden. Zou hij dergelijke inbreuken op zijn fijnbesnaard temperament dulden, dan zou hij ook twijfel over al zijn intellectuele prestaties toelaten. Stof in een gevoelig instrument of een kras op een van zijn vergrootglazen zou niet meer effect sorteren dan een krachtige emotie op iemand met zijn karakter. In zijn beleving bestond er voor hem slechts een vrouw: wijlen Irene Adler. Ze genoot een dubieuze reputatie.
De laatste tijd had ik Holmes weinig gezien. Door mijn huwelijk waren we wat uit elkaar gegroeid. Mijn eigen totale geluk en de bezigheden van een man die voor het eerst zijn eigen huishouden doet, slokten al mijn aandacht op. Maar als echte bohemien hield Holmes niet van gezelschap. Hij woonde nog steeds op kamers in Baker Street, begroef zich in zijn oude boeken en gaf zich de ene week over aan cocaine en de andere week aan zijn ambities. Dus nu eens aan de roes van de drugs en dan weer aan de intense energie van zijn eigen schrandere geest. Hij voelde zich nog altijd zeer aangetrokken tot de studie van de misdaad. Met zijn grote talenten en zijn zeer scherpe observatievermogen onderzocht hij sporen en loste hij mysteries op die door de politie als hopeloze gevallen waren afgeschreven. Af en toe las ik weieens iets in de kranten over zijn bezigheden, zoals over zijn dagvaarding in de zaak van de Trepoff-moord in Odessa of zijn opheldering van de eigenaardige tragedie van de gebroeders Atkinson in Trincomalee. En onlangs vernam ik nog iets over een geslaagde diplomatieke opdracht van het Nederlandse koningshuis. Maar verder hoorde ik weinig van mijn vroegere vriend en metgezel.
Op de avond van 20 maart 1888 kwam ik op de terugweg van een visite aan een patient (want ik oefende mijn praktijk weer uit) door Baker Street. Ik zag de bekende deur, die mijn gedachten altijd terugvoert naar de tijd dat ik op vrijersvoeten was en naar de trieste gebeurtenissen in Een studie in rood. Opeens kreeg ik het sterke verlangen om Holmes op te zoeken en te kijken wat hij tegenwoordig met zijn bijzondere gaven deed. Er brandde veel licht in zijn kamers. Toen ik even omhoog keek, zag ik zijn lange, magere gestalte tweemaal als een donkere silhouet op de gordijnen voorbijkomen. Snel en onstuimig liep hij door de kamer met zijn kin op de borst en zijn handen op de rug. Ik kende al zijn stemmingen en gewoonten en begreep dus wat er aan de hand was. Hij was weer aan het werk. Zijn roes afkomstig van drugs was weer over. Hij was een of ander nieuw probleem op het spoor. Ik belde aan en werd begeleid naar de kamer waar ik vroeger had gewoond.
Hij reageerde niet uitbundig. Dat deed hij trouwens zelden, maar ik geloof wel dat hij blij was me te zien. Hij gebaarde me vriendelijk naar een stoel, wierp me zijn sigarenkoker toe en wees op de drank in een hoekkast. Daarna ging hij voor het haardvuur staan en keek me aan met die eigenaardige, in zichzelf gekeerde blik.
'Het huwelijk doet je goed, ' merkte hij op. 'Je bent zeveneneenhalf pond zwaarder dan toen ik je de vorige keer zag. '
'Zeven!' antwoordde ik.
'O, ik zou denken dat het iets meer was. Net ietsje meer, vermoed ik, Watson. Ik zie ook dat je weer je praktijk uitoefent. Je had me niet verteld dat je dat weer ging oppakken. '
'Hoe weet je dat dan?'
'Een kwestie van zien en deduceren. Hoe weet ik dat je onlangs erg nat werd en dat jouw dienstmeisje erg onhandig en onzorgvuldig is?'
'Mijn beste Holmes, ' zei ik, 'zo kan het wel weer. Enkele eeuwen geleden zou je zeker tot de brandstapel zijn veroordeeld. Het klopt dat ik afgelopen donderdag na een wandeling buiten de stad doorweekt thuiskwam, maar ik heb toen meteen andere kleren aangetrokken. Dus waar leid je een en ander uit af? En wat Mary Jane betreft, mijn vrouw heeft haar ontslagen omdat ze onverbeterlijk was. Maar nogmaals, ik begrijp niet hoe je dat weet. '
Hij grinnikte en wreef in zijn lange, nerveuze handen.
'Het is heel eenvoudig, ' zei hij. 'Aan de binnenkant van je linkerschoen, precies waar het licht van de haard op valt, zie ik dat het leer op zes plaatsen vrijwel parallel is ingesneden. Daar heeft duidelijk iemand heel onvoorzichtig langs de rand van de zool geschraapt om aangekoekte modder te verwijderen. Ik kan daaruit twee dingen afleiden: je hebt in slecht weer gelopen en je had een boosaardige Londense dienstbode die in schoeisel snijdt. En wat je praktijk betreft: een heer komt mijn kamer binnen met een geur van jodo-form om zich heen en een zwart plekje zilvernitraat op zijn rechterwijsvinger en bovendien met een uitstulping aan de rechterkant van zijn hoed waarin hij zijn stethoscoop heeft verborgen. Ik zou wel heel afgestompt zijn als ik niet inzag dat die heer zijn medisch beroep actief uitoefent. '
Ik moest lachen om het gemak waarmee hij uitlegde hoe hij al deducerend tot zijn conclusies was gekomen. 'Als ik jou zo hoor, ' reageerde ik, 'lijkt het me zo simpel dat ik het zelf ook kan, maar een volgende keer verras je me weer met je inzichten en dan leg je opnieuw uit hoe je ertoe komt. En toch denk ik dat mijn ogen even goed zijn als de jouwe. '
'Mee eens, ' antwoordde hij. Hij stak een sigaret op en plofte neer in een gemakkelijke stoel. 'Je ziet de dingen wel, maar je neemt ze niet waar. Het verschil is duidelijk. Neem bijvoorbeeld de trap die van de hal naar deze kamer voert. Die heb je vaak gezien. '
'Vaak genoeg. '
'Hoe vaak?'
'Nou, wel een paar honderd keer. '
'En hoeveel treden heeft de trap?'
'Hoeveel? Geen idee. '
'Precies! Je hebt ze niet waargenomen. En toch heb je ze gezien. Dat bedoel ik nou. Ik weet dat er zeventien treden zijn, omdat ik ze heb gezien en ook heb waargenomen. Tussen haakjes, aangezien je oog hebt voor deze kleine kwesties en ook bereid bent om wat van mijn onbeduidende ervaringen op te schrijven, heb je hier misschien ook belangstelling voor. ' Hij wierp een vel stevig, roze papier naar me toe dat opengevouwen op de tafel had gelegen. 'De post heeft het zojuist bezorgd, ' zei hij. 'Lees het eens voor. '
De brief was niet gedateerd of ondertekend. Ook een adres ontbrak. Er stond het volgende in:
Vanavond om kwart voor acht zult u bezoek
krijgen van een heer die u wil raadplegen over een zeer belangrijke kwestie. onlangs hebt u een van de europese vorstenhuizen een buitengewoon belangrijke dienst bewezen.
Hierbij hebt u laten zien dat u de enige bent an wie veilig zaken kunnen worden toevertrouwd. Wij hebben die berichten over u uit verschillende bronnen mogen vernemen.
Wilt u er voor zorgen dat u op dat tijdstip huis bent en vindt het alstublieft niet erg wanneer uw bezoeker een masker zou dragen.
'Inderdaad, dit is zeker een mysterie, ' zei ik. 'Wat denk je dat dit betekent?'
'Ik heb nog geen informatie. Je begaat een grote fout als je gaat speculeren voordat je over informatie beschikt. Je past dan onbewust de feiten aan de theorie aan, in plaats van de theorie aan de feiten. Maar nu de brief zelf. Hoe luidt jouw deductie?'
Ik keek aandachtig naar het handschrift en het papier.
'De man die dit schreef, is waarschijnlijk welgesteld, ' zei ik. Ik probeerde de gedachtegang van mijn metgezel te imiteren. 'Dit papier kost minstens een halve crown per pak. Het is ongewoon stevig. '
'Ongewoon - dat is het juiste woord, ' zei Holmes. 'Het is namelijk geen Engels papier. Houd het eens tegen het licht. '
Ik hield het omhoog en kon een grote "E" met een kleine "g" en een grote "G" met een kleine "t" als watermerk in het papier ontcijferen.
'Wat maak je daaruit op?' vroeg Holmes.
'Dat moet de naam van de fabrikant zijn of liever zijn monogram. '
'Welnee. De "G" met de kleine "t" staat voor "Gesellschaft, " dat is een gebruikelijke verkorting van de Duitse term voor "onderneming". "P" staat natuurlijk voor "papier". Maar nu "Eg". Laten we eens kijken in ons geografisch woordenboek van Europa. '
Hij haalde een zwaar bruin boek uit zijn kast. 'Eglow, Eglonitz - hier hebben we het, Egria. Het ligt in Bohemen, niet ver van Karlsbad, en men spreekt er Duits. "Bekend als de plaats waar Wallenstein stierf en ook om zijn talloze glas-en papierfabrieken. " Ha, ha, mijn beste Watson, wat maak je daar nu uit op?' Hij straalde en blies triomfantelijk een grote blauwe wolk van zijn sigaret omhoog.
'Het papier is in Bohemen vervaardigd, ' zei ik.
'Exact, en de man die de brief schreef, is een Duitser. Dat blijkt wel uit zijn merkwaardige zinsconstructies. We hoeven nu alleen nog maar te ontdekken wat deze Duitser met zijn Boheems briefpapier wil en waarom hij een masker draagt in plaats van zijn gezicht te laten zien. Als ik me niet vergis, komt hij er nu aan om aan al onze twijfel een einde te maken. '
Terwijl hij nog sprak, hoorden we het doordringende geluid van paardenhoeven en het schuren van wielen langs de stoeprand, gevolgd door een harde ruk aan de bel. Holmes floot.
'Twee paarden, zo te horen, ' zei hij. 'Hij keek uit het raam en vervolgde: 'Ja, een fraai rijtuig met een paar schoonheden ervoor. Honderdvijftig guinea's elk. In deze zaak staat er geld op het spel, Watson, als er al niet meer aan de hand is. '
'Ik denk dat ik maar eens opstap, Holmes. '
'Niet doen, dokter. Blijf erbij. Ik kan niet zonder mijn biograaf. Dit belooft interessant te worden. Jammer als je dit mist. '
'Maar je client... !'
'Dat geeft niet. Ik heb misschien jouw hulp nodig en hij misschien ook. Daar komt hij. Ga daar in die leunstoel zitten, dokter, en let goed op. '
De langzame, zware stappen op de trap en in de gang stopten vlak voor onze deur. Toen klonk een luide, dwingende klop.
'Binnen!' zei Holmes.
Er kwam een man binnen. Hij was zeker een meter vijfennegentig lang en had het postuur van een Hercules. Zijn kleding was luxe van het soort dat in Engeland aan een slechte smaak deed denken. De mouwen en de voorkant van zijn geklede jas waren afgezet met brede banden van astrakan bont. De donkerblauwe cape om zijn schouders was omzoomd met vlamkleurige zijde en bij de hals bevestigd met een doekspeld met een enkele vlammende edelsteen. Hij droeg kuitlaarzen die van boven met luxe bruin bont waren afgezet. Dat versterkte de indruk van smakeloze luxe zoals zijn hele voorkomen trouwens uitstraalde. Hij hield een breedgerande hoed in zijn hand. Zijn zwarte masker bedekte het bovenste deel van zijn gezicht tot over de jukbeenderen. Aan de beweging van zijn hand te zien, had hij dit waarschijnlijk zojuist opgezet. Te oordelen naar de onderkant van zijn gezicht leek hij een man met een sterk karakter, want een dikke hanglip en een lange, vierkante kin wekten de indruk van een vastberadenheid die aan een zekere koppigheid grensde.
'U hebt mijn brief ontvangen?' vroeg hij met een diepe, barse stem met een sterk Duits accent. 'Ik schreef al dat ik u een bezoek zou brengen. ' Hij keek ons om beurten aan, alsof hij niet goed wist wie hij moest aanspreken.
'Gaat u zitten, ' zei Holmes. 'Dit is mijn vriend en collega dokter Watson. Hij is zo vriendelijk mij af en toe bij mijn zaken te helpen. Wie bent u als ik vragen mag?'
'U kunt mij aanspreken als graaf Von Kramm. Ik ben Boheems edelman. Ik begrijp dat uw vriend een man van eer en discretie is aan wie ik een buitengewoon belangrijke kwestie kan toevertrouwen. Anders wil ik graag met u alleen spreken. '
Ik stond op, maar Holmes greep me bij de pols en duwde me terug in mijn stoel. 'Met allebei of met niemand, ' zei hij.
'U kunt in het bijzijn van deze heer alles zeggen wat u mij wilt zeggen. '
De graaf haalde zijn schouders op. 'Dan moet ik beginnen, ' zei hij, 'u beiden tot absolute geheimhouding te verplichten, en wel voor een periode van twee jaar. Daarna is deze kwestie niet meer belangrijk. Op dit moment zeg ik geen woord te veel als ik stel dat deze kwestie de loop van de Europese geschiedenis kan beinvloeden. '
'Dat beloof ik, ' zei Holmes.
'Ik ook. '
'Verontschuldigt u mij voor dit masker, ' ging onze vreemde bezoeker door. 'Mijn koninklijke opdrachtgever wenst dat zijn tussenpersoon voor u onbekend blijft. Ik moet u meteen bekennen dat de titel die ik zojuist noemde, niet helemaal van mij is. '
'Dat vermoedde ik al, ' zei Holmes op droge toon.
'De kwestie ligt bijzonder gevoelig en daarom zijn alle denkbare voorzorgsmaatregelen nodig om te voorkomen dat een regerend Europees vorstenhuis door een schandaal in diskrediet wordt gebracht. Ronduit gezegd, bij deze kwestie is het Huis van Ormstein betrokken. Het gaat om de erfvorsten van Bohemen. '
'Ook dat vermoedde ik al, ' mompelde Holmes. Hij ging in zijn luie stoel zitten en sloot zijn ogen.
Onze bezoeker keek met duidelijke verbazing naar de achteloos achterover leunende figuur. Men had hem ongetwijfeld beschreven als een zeer scherpzinnige, energieke detective, de beste in Europa. Holmes opende langzaam zijn ogen en keek zijn reusachtige client ongeduldig aan.
'Majesteit, wilt u zo goed zijn meer over uw zaak te vertellen, ' merkte hij op, 'dan kan ik u beter raad geven. '
De man sprong op en liep opgewonden heen en weer door de kamer. Toen trok hij met een wanhoopsgebaar het asker van zijn gezicht en smeet het op de grond. 'U hebt gelijk, ' riep hij uit, 'ik ben de koning. Waarom zou ik dat verborgen proberen te houden?'
'Ja, waarom zou u?' mompelde Holmes. 'Voordat uwe majesteit sprak, wist ik al wie ik voor mij had: Wilhelm Gottsreich Sigismond von Ormstein, groothertog van Kassel-Felstein, erfvorst van Bohemen. '
'Maar u begrijpt toch, ' zei onze vreemde bezoeker die weer ging zitten en met zijn hand over zijn hoge witte voorhoofd streek, 'u begrijpt toch dat ik niet gewend ben om zulke zaken zelf af te handelen. Maar de kwestie ligt zo gevoelig dat ik die niet zonder schade voor mijzelf aan een tussenpersoon kan toevertrouwen. Ik ben incognito uit Praag vertrokken om u te consulteren. '
'Ga uw gang, ' zei Holmes en sloot weer zijn ogen.
'In het kort zijn dit de feiten: ongeveer vijf jaar geleden, tijdens een lang bezoek aan Warschau, maakte ik kennis met de welbekende avonturierster Irene Adler. U hebt vast en zeker wel eens van haar gehoord. '
'Kijk eens even in mijn kaartsysteem, dokter, ' mompelde Holmes zonder zijn ogen open te doen. Hij gebruikte al heel wat jaren een opbergsysteem met gegevens over mensen en zaken. Je kon nauwelijks een onderwerp of een naam van een persoon noemen of er was meteen informatie over beschikbaar. In dit geval vond ik haar levensbeschrijving ingeklemd tussen die van een joodse rabbijn en een stafofficier die een monografie over diepzeevissen had geschreven.
'Laat me eens kijken!' zei Holmes. 'Hm! Geboren in New Jersey in 1858. Alt - hm! Scala, hm! Prima donna bij de keizerlijke opera in Warschau - jawel! Heeft zich uit de operawereld teruggetrokken - ha! Woont in Londen - juist! Ik begrijp dat uwe majesteit iets kreeg met deze jonge vrouw, aar enkele compromitterende brieven schreef die u nu graag terug wil hebben. '
'Inderdaad. Maar hoe... '
'Was er sprake van een geheim huwelijk?'
'Nee. '
'Geen formele documenten of schriftelijke verklaringen?'
'Nee. '
'Dan kan ik u even niet volgen, majesteit. Als deze jongedame haar brieven voor chantage of andere doelen wil gebruiken, hoe kan ze dan de echtheid ervan bewijzen?'
'Via het handschrift. '
'Tja, wat dan nog! Een vervalsing. '
'Mijn eigen briefpapier. '
'Gestolen. '
'Mijn eigen zegel. '
'Nagemaakt. '
'Mijn foto. '
'Gekocht. '
'We stonden samen op de foto. '
'Oei! Dat is heel erg! Majesteit, dat was inderdaad indiscreet. '
'Ik was gek -- waanzinnig. '
'U hebt uzelf in een lastig parket gebracht. '
'Ik was toen nog pas kroonprins. Jong. Maar nu ben ik dertig. '
'Die foto moet terug. '
'We hebben het geprobeerd, maar het is niet gelukt. '
'Majesteit, u moet ervoor betalen. U moet hem kopen. '
'Ze wil hem niet verkopen. '
'Steel hem dan. '
'Dat is vijf keer geprobeerd. Tweemaal hebben inbrekers op mijn kosten haar huis doorzocht. Een keer doorzochten we haar bagage toen ze op reis was. Twee keer is ze overvallen.
Zonder enig resultaat. '
'Geen spoor?'
'Helemaal niets. '
Holmes lachte. 'Het is zeker een aardig probleempje, ' zei hij.
'Maar voor mij is een ernstig probleem, ' sprak de koning verwijtend.
'Zeker, dat is het. Wat is ze met de foto van plan?'
'Mij te ruineren. '
'Hoe dan?'
'Ik sta op het punt te gaan trouwen. '
'Dat heb ik gehoord. '
'Met Clotilde Lothman von Saxe-Meningen, de tweede dochter van de koning van Scandinavie. Haar familie houdt er strenge regels op na. Zelf is ze zeer fijngevoelig van aard. Zelfs het minste spoortje twijfel over mijn gedrag betekent het einde van onze relatie. '
'En Irene Adler?'
'Ze dreigt de foto aan mijn aanstaande familie op te sturen. En dat doet ze. Ik weet dat ze dat doet. U kent haar niet, maar ze heeft een hart van steen. Ze ziet er prachtig vrouwelijk uit, maar ze heeft het karakter van een uiterst vastberaden man. Geen zee gaat haar te hoog om mijn huwelijk met een andere vrouw te verijdelen. '
'Weet u zeker dat ze hem nog niet heeft verstuurd?'
'Heel zeker. '
'Waarom?'
'Omdat ze heeft gezegd dat ze hem verstuurt op de dag dat de verloving officieel wordt bekendgemaakt. Dat is komende maandag. '
'O, dan hebben we nog drie dagen, ' zei Holmes met een geeuw. 'Dat komt goed uit, want ik moet eerst nog naar een paar belangrijke kwesties kijken. Majesteit, u blijft natuurlijk voorlopig in Londen?'
'Vast en zeker. Ik verblijf in het Langham-hotel onder de naam graaf Von Kramm. '
'Dan stuur ik u een briefje om u te laten weten hoe we varen?'
'Graag. Ik wacht met spanning af. '
'Wat betreft het geld?'
'U hebt carte blanche. '
'Zonder meer?'
'Ik zou zelfs een van de provincies van mijn koninkrijk voor die foto over hebben. '
'En voor de huidige kosten?'
De koning haalde een zware zeemleren buidel onder zijn cape vandaan en legde die op tafel.
'Driehonderd pond in goudstukken en zevenhonderd in bankbiljetten, ' zei hij.
Holmes pende een ontvangstbewijs neer op een blaadje in zijn notitieboekje en overhandigde hem dat.
'En het adres van mademoiselle?' vroeg hij.
'Briony Lodge, Serpentine Avenue, St. John's Wood. '
Holmes schreef het op. 'Nog een vraag, ' zei hij. 'Is de foto van kabinetsformaat?'
'Ja. '
'Dan wens ik u een goede avond, majesteit. Ik vertrouw erop dat we spoedig goed nieuws voor u hebben. '
'En jij nog een goede avond, Watson, ' ging hij verder, terwijl de koninklijke koets de straat uitreed. 'Kom morgenmiddag om drie uur. Dan wil ik graag verder met jou over dit probleempje praten. '

 

Hoofdstuk 2

            Klokslag drie uur was ik in Baker Street, maar Holmes was nog niet terug. De hospita zei me dat hij kort na acht uur 's morgens weg was gegaan. Ik ging bij het haardvuur op hem zitten wachten, hoe lang het ook zou duren. Al kleefden aan deze zaak geen lugubere of vreemde trekken zoals in de twee eerder beschreven misdaadzaken, toch gaven de aard en hoge positie van zijn client er een apart karakter aan. Maar ook los van het onderzoek waar mijn vriend mee bezig was, vond ik het plezierig om zijn manier van werken te bestuderen. Ik was dan getuige van de snelle en subtiele methodes waarmee hij de ingewikkeldste mysteries meesterlijk wist te ontrafelen door zijn scherpzinnig redeneren. Ik was zo gewend aan zijn succes dat het niet in mij opkwam dat hij wel eens een keer zou kunnen falen.
Het liep tegen vieren toen de deur openging en een stalknecht de kamer binnenstapte. Hij zag er dronken en verlopen uit en had een pukkelig gezicht, bakkebaarden en droeg sjofele kleren. Ik wist wel hoe knap mijn vriend met vermommingen omging, maar ik moest toch drie keer kijken voor ik zeker wist dat hij het echt was. Hij knikte en verdween in de slaapkamer. Vijf minuten later dook hij weer op in zijn tweed, net zo keurig als anders. Hij stak zijn handen in zijn zakken, strekte de benen voor het haardvuur en lachte een paar minuten lang.
'Niet te geloven!' riep hij, snakkend naar adem en dan weer schaterend totdat hij hulpeloos achterover in de stoel kwam te liggen.
'Wat is er?'
'Het is echt al te dwaas. Je raadt nooit hoe ik de ochtend heb doorgebracht en wat ik uiteindelijk heb gedaan. '
'Ik zou het niet weten. Maar ik veronderstel dat je de gangen van Irene Adler bent nagegaan en misschien haar huis hebt bespied. '
'Jazeker, maar de afloop was nogal ongewoon. Laat ik het je maar vertellen. Ik ging vanochtend even na achten weg in mijn vermomming als een stalknecht die op weg is naar zijn werk. Er is veel samenhorigheid onder het paardenvolk. Dus als je een van hen bent, kom je alles te weten. Ik vond algauw Briony Lodge. Deze prachtige villa ligt direct aan de straat en heeft twee woonlagen en een tuin aan de achterzijde. Veiligheidsslot op de deur. Rechts een ruime, goed gemeubileerde zitkamer met grote ramen die bijna tot de grond komen, met van die belachelijke, Engelse raamsluitingen die een kind kan openmaken. Aan de achterzijde was niets bijzonders, behalve dat je vanaf het dak van het koetshuis bij een gangraam kon komen. Ik ben eromheen gelopen en heb het van alle kanten bekeken maar verder niks van belang ontdekt.
Ik kuierde vervolgens wat rond en ik ontdekte zoals ik verwachte een stalbox in een steegje dat langs de ommuurde tuin loopt. Ik hielp de stalknechten met het borstelen van de paarden en kreeg twee penny's, een glas gemengd bier, twee sjekkies en zo veel informatie als ik maar wilde over mevrouw Adler en nog een handjevol andere mensen in de buurt. De laatsten interesseerden mij niet in het minst, maar ik moest toch hun doopceel aanhoren. '
'Wat hoorde je over Irene Adler?' vroeg ik.
'O, ze brengt alle mannen in de buurt het hoofd op hol. Ze is de meest begeerde vrouw op deze aardbol. Dat roepen de stalknechten hier in de buurt in koor. Ze leeft ingetogen, zingt op uitvoeringen, gaat iedere middag om vijf uur met de koets uitrijden en is precies om zeven uur terug voor het avondeten. Ze gaat bijna nooit op een andere tijd weg, behalve als ze moet zingen. Ze krijgt slechts een bezoeker van et mannelijke geslacht, maar die komt dan ook vaak. Donker haar, knap en energiek. Komt minstens eens per dag, vaak twee keer. Ene meneer Godfrey Norton, lid van de Inner Temple, een genootschap van advocaten. Let op de voordelen van een koetsier als informant. Ze hebben hem een keer of tien naar huis gereden en weten alles van hem. Toen ik alles had gehoord, liep ik in de buurt van Briony Lodge nog wat heen en weer om een plan te bedenken.
Godfrey Norton was kennelijk een belangrijke factor in deze kwestie. Hij was advocaat. Dat klonk onheilspellend. Wat is de relatie tussen die twee en wat is het doel van zijn herhaalde bezoekjes? Is ze zijn client, zijn vriendin of zijn minnares? In het eerste geval had ze waarschijnlijk de foto aan hem in bewaring gegeven. In het laatste geval was dat minder waarschijnlijk. Van het antwoord op deze vraag hing het af of ik door zou gaan met mijn werk bij Briony Lodge of dat ik mijn aandacht zou verplaatsen naar het kantoor van Norton. Het was een gevoelig punt en het zou mijn onderzoeksterrein vergroten. Ik ben bang dat ik je met deze details verveel, maar voor een goed inzicht in de situatie moet ik je over deze probleempjes vertellen. '
'Ga door, ik luister, ' antwoordde ik.
'Ik stond de kwestie nog steeds te overwegen toen er een huurrijtuig voor Briony Lodge stopte en er een heer uit sprong. Een opmerkelijk knappe man, donker haar, kromme neus, snor - duidelijk de man over wie men sprak. Hij leek heel gehaast, riep naar de koetsier dat hij moest wachten en stormde naar binnen, langs het dienstmeisje dat voor hem opendeed. Duidelijk iemand die vaak over de vloer kwam.
Hij bleef ongeveer een halfuur binnen. Ik kon een glimp van hem opvangen door de ramen van de zitkamer. Hij liep heen en weer, sprak opgewonden en gebaarde met zijn armen. Haar zag ik niet. Daarna kwam hij weer naar buiten n hij was zelfs nog zenuwachtiger dan eerst. Terwijl hij in de koets stapte, haalde hij een gouden horloge uit zijn vestzak en keek er op. "Maak voort, opschieten, " riep hij uit, "eerst naar Gross en Hankey's in Regent Street en daarna naar de kerk van de heilige Monica in Edgeware Road. Je krijgt een halve guinea als je het in twintig minuten haalt!"
Weg waren ze. Ik vroeg me net af of ik er goed aan deed om ze te volgen, toen er uit het steegje een kleine landauer kwam aangereden. De koetsier had zijn jas nog niet dichtgeknoopt, zijn das zat onder zijn oor en het tuigwerk was nog niet aangegord. Het koetsje stond nog niet stil of ze kwam naar buiten en stapte snel in. Ik kon alleen maar een glimp van haar opvangen, maar ze was een knappe vrouw met een gezicht waarvoor een man zou willen sterven.
"De kerk van de heilige Monica, John, "riep ze, "je krijgt een halve guinea als je het in twintig minuten haalt. "
'Dit was te mooi om waar te zijn, Watson. Ik aarzelde nog of ik erachteraan moest hollen of aan haar rijtuig zou gaan hangen, toen er een leeg rijtuig de straat in kwam rijden. De koetsier keek twee keer naar deze armoedige passagier, maar ik sprong erin voordat hij bezwaar kon maken. "De kerk van de heilige Monica, " zei ik, "en een halve sovereign als je het in twintig minuten doet. " Het was vijf over half twaalf en het was natuurlijk duidelijk dat er wat in de lucht hing.
Mijn rijtuig was snel. Ik geloof niet dat ik ooit sneller heb gereden, maar toch waren de anderen ons voor. Het rijtuig en de landauer stonden met hun dampende paarden voor de kerkdeur toen ik aankwam. Ik betaalde de man en haastte me de kerk in. Er was niemand behalve de twee die ik had gevolgd en een geestelijke in superplie, die ze vermanend leek toe te spreken. Ze stonden alledrie voor een trouwplechtigheid bij het altaar. Ik kuierde wat langs de zijbeuk als iemand die niets te doen had en zo maar even de kerk innenkwam. Plotseling, tot mijn verrassing, draaiden de drie bij het altaar hun gezichten naar mij toe en Godfrey Norton holde zo hard als hij kon op mij af.
"Godzijdank, " riep hij. "Meekomen. Kom! Kom!"
"Waarvoor?" vroeg ik.
"Kom mee, man, het is maar voor drie minuten, anders is het niet geldig. "
'Hij sleepte me het altaar op en voordat ik het wist mompelde ik antwoorden die ik in mijn oor gefluisterd kreeg. Ik was getuige voor dingen waarvan ik niks wist. Zo werkte ik dus mee aan het huwelijk van Irene Adler, ongehuwd, en Godfrey Norton, eveneens ongehuwd. Het was allemaal in een oogwenk gebeurd en toen stond ik tussen de man en de vrouw die mij bedankten, terwijl de geestelijke mij stralend aankeek. Mijn hele leven heb ik nog niet een dergelijke dwaze situatie meegemaakt en als ik er nu weer aan denk, moet ik weer lachen. Het schijnt dat er iets niet klopte met hun trouwpapieren en dat de geestelijke weigerde ze te trouwen als ze niet een of andere getuige hadden. Mijn binnenkomst bespaarde de bruidegom een zoektocht op straat naar een getuige. De bruid gaf mij een sovereign. Ik ben van plan die als herinnering aan mijn horlogeketting te hangen. '
'De zaak neemt hiermee een heel onverwachte wending, ' zei ik. 'Wat nu?'
'Ik merkte dat mijn plannen behoorlijk werden doorkruist. Het leek alsof het paar onmiddellijk zou vertrekken. Ik moest dus onmiddellijk reageren. Maar bij de kerkdeur namen ze afscheid van elkaar. Hij reed terug naar zijn kantoor en zij naar haar eigen huis. "Ik rijd om vijf uur door het park, net als anders, " zei ze en vertrok. Meer hoorde ik niet. Ze reden in verschillende richtingen weg. Zelf vertrok ik om mijn eigen maatregelen te treffen. '
'Zoals?'
'Wat koud vlees en een glas bier, ' antwoordde hij en hij klingelde. 'Ik heb het te druk gehad om aan eten te denken en vanavond krijg ik het waarschijnlijk nog drukker. Tussen haakjes, dokter, ik heb je hulp nodig. '
'Fijn. '
'Je vindt het niet erg, he, om de wet te overtreden?'
'Zeker niet. '
'Ook niet als je het risico van arrestatie loopt?'
'Niet voor een goede zaak. '
'O, de zaak is prima!'
'Dan doe ik mee. '
'Ik wist wel dat ik op je kon rekenen. '
'Maar wat wil je dat ik doe?'
'Zodra mevrouw Turner het dienblad heeft gebracht, zal ik het je vertellen. Het moet wel even onder het eten, ' zei hij. Hij wierp zich hongerig op de eenvoudige kost die onze hospita had binnengebracht. 'Ik heb namelijk niet veel tijd. Het is bij vijven. Over twee uur moeten we op de plaats van handeling zijn. Mademoiselle Irene, of liever gezegd madame, keert om zeven uur terug van haar rit. Dan moeten we haar opwachten bij Briony Lodge. '
'En wat dan?'
'Laat dat maar aan mij over. Ik heb al een en ander voorbereid. Ik sta op een ding. Kom niet tussenbeide wat er ook gebeurt. Begrijp je?'
'Houd ik mij afzijdig?'
'Je moet helemaal niets doen. Er gebeurt waarschijnlijk iets vervelends. Bemoei je er niet mee. Het eindigt ermee dat ik het huis word binnengebracht. Vier of vijf minuten later gaat het raam van de zitkamer open. Zorg ervoor dat je vlak bij dat open raam staat. '
'Ja. '
'Houd mij dan in de gaten, want ik ben voor jou zichtbaar. '
'Ja. '
'En wanneer ik mijn hand opsteek - zo dus - gooi je iets wat ik je geef de kamer in en tegelijkertijd roep je "brand!" Volg je het nog?'
'Helemaal. '
'Het is niet erg groot, ' zei hij. Hij haalde een lange, sigaar-vormige rol uit zijn zak. 'Het is een gewoon rookbommetje zoals loodgieters gebruiken. Aan elke kant zit een slaghoedje voor de ontsteking. Meer hoef je niet te doen. Als jij brand roept, gaan veel meer mensen dat ook roepen. Dan loop je de straat uit en ongeveer tien minuten later ben ik weer bij je. Is het duidelijk voor je, hoop ik?'
'Ik bemoei me nergens mee, ga in de buurt van het raam staan en let op jou. Op een teken van jou gooi ik dit voorwerp naar binnen en roep ik: "Brand". Daarna wacht ik op je op de hoek van de straat. '
'Exact. '
'Je kunt helemaal op mij rekenen. '
'Prima. Ik denk dat het bijna tijd is om mij voor te bereiden op mijn nieuwe rol. '
Hij verdween in zijn slaapkamer en kwam na een paar minuten terug in de gedaante van een eenvoudige, vriendelijke geestelijke. Zijn brede zwarte hoed, zijn slobberbroek en witte das, zijn sympathieke glimlach en een blik van welwillende nieuwsgierigheid konden alleen door de acteur John Hare worden geevenaard. Holmes had niet alleen zijn kleding verwisseld. Zijn gelaatsuitdrukking, zijn manier van doen, zelfs zijn geest leek te veranderen bij elke nieuwe rol die hij speelde. Er was een grote acteur aan hem verloren gegaan, zoals ook de wetenschap een scherpzinnige geest verloor, toen hij expert in de misdaad werd.
Kwart over zes vertrokken we uit Baker Street en tien voor zeven stonden we op Serpentine Avenue. Het schemerde al n de lampen werden net ontstoken, toen we voor Briony Lodge heen en weer liepen in afwachting van de komst van de bewoonster. Het huis zag er precies zo uit als ik mij had voorgesteld aan de hand van de korte beschrijving van Holmes. Alleen had ik wat meer privacy verwacht. Maar voor een kleine straat in een rustige wijk was het echter opmerkelijk levendig. Op de hoek stond een groepje sjofel geklede mannen wat te roken en te lachen. Iets verder stond een scharensliep aan zijn wiel te draaien. Er waren twee soldaten aan het flirten met een kindermeisje en een paar goed-geklede jongemannen maakten een wandelingetje en rookten een sigaar.
'Weet je, ' merkte Holmes op, terwijl we voor het huis heen en weer liepen, 'dit huwelijk maakt de zaak er wel eenvoudiger op. De foto wordt nu een tweesnijdend zwaard. De kans bestaat dat zij die net zomin aan Godfrey Norton wil laten zien als onze client aan zijn prinses. De vraag is nu: Waar vinden we de foto?'
'Ja, waar is die?'
'Het is onwaarschijnlijk dat ze die bij zich heeft. Kabinetsformaat is nog altijd iets van 10 x 15 centimeter, te groot om in dameskleding te verbergen. Ze weet dat de koning in staat is haar te laten opwachten en fouilleren. Er zijn al twee pogingen ondernomen. We nemen dus aan dat ze de foto niet bij zich heeft. '
'Ja, maar waar is hij dan wel?'
'Bij haar bank of haar advocaat. Dat kan allebei. Maar ik denk toch bij geen van beiden. Vrouwen zijn van nature terughoudend, zeker bij hun eigen geheimen. Waarom zou ze de foto aan iemand anders hebben gegeven? Ze kon van zichzelf op aan, maar kon niet voorspellen wat de politieke of andere gevolgen zouden zijn als ze de foto in handen zou geven van een bankier of advocaat. Vergeet bovendien niet at ze de foto over een paar dagen wil gebruiken. Hij moet dus binnen handbereik zijn. In haar eigen huis dus. '
'Maar er is twee keer bij haar ingebroken. '
'Foei! Ze wisten niet hoe ze moesten zoeken. '
'Maar hoe ga jij dan zoeken?'
'Ik ga niet zoeken. '
'Wat ga je dan doen?'
'Ik zorg dat zij me de foto laat zien. '
'Dat weigert ze. '
'Daar krijgt ze kans niet voor. Maar, ik hoor de wielen ratelen. Daar komt haar koets. Voer nu mijn instructies precies uit. '
Terwijl hij nog sprak, zag ik in het licht van de lantaarns een rijtuig de hoek om komen. De kleine landauer ratelde tot voor de deur van Briony Lodge. Toen hij stilstond, kwam een van de lummelaars op de hoek snel aangelopen om voor een fooi de deur open te maken, maar hij werd opzij gedrongen door een ander figuur die met dezelfde bedoeling kwam aanstormen. Er brak een flinke ruzie uit, vooral toen de twee soldaten en de scharensliep zich ermee gingen bemoeien en er twee kampen ontstonden. Er werd een klap uitgedeeld en in een mum van tijd stond de dame die uit haar rijtuig was gestapt midden in een kluwen rood aangelopen vechtersbazen die elkaar met vuisten en met stokken bewerkten. Holmes stormde de menigte in om de dame te beschermen, maar toen hij vlakbij haar was, viel hij met een schreeuw op de grond. Het bloed stroomde van zijn gezicht. Na zijn val namen de soldaten de benen in de ene richting en de lummelaars in de andere. Sommige beter geklede mensen die het opstootje hadden gezien zonder er zich mee te bemoeien, snelden toe om de dame te helpen en zich over de gewonde man te ontfermen. Irene Adler, zoals ik haar nog steeds noem, was vlug de trap opgelopen, maar bleef bovenaan taan met haar gezicht naar de straat gekeerd. Tegen het licht van de hal kwam haar prachtige figuur goed uit.
'Is de arme heer erg gewond?' vroeg ze.
'Hij is dood, ' riepen er een paar.
'Nee, nee, hij leeft nog!' riepen anderen. 'Maar hij gaat dood voordat hij in het ziekenhuis is. '
'Hij is een dappere vent, ' zei een vrouw. 'Ze zouden de dame van haar tasje hebben beroofd als hij er niet was geweest. Het is een bende, en gewelddadig waren ze ook. O, hij ademt nog. '
'Hij kan hier niet blijven liggen. Mogen we hem naar binnen brengen, dame?'
'Ga je gang. Breng hem naar de zitkamer. Ik heb daar een sofa staan. Deze kant op!'
Langzaam en voorzichtig werd hij Briony Lodge binnengedragen en in de woonkamer neergelegd. Dat zag ik allemaal vanaf mijn plaats vlakbij het raam. De lampen werden ontstoken, maar de luiken waren nog open, zodat ik Holmes op de sofa kon zien liggen. Ik weet niet of hij wroeging kreeg over de rol die hij speelde, maar ik weet wel dat ik me nog nooit zo heb geschaamd als toen ik zag hoe de vrouw tegen wie ik samenzwoer, liefdevol de gewonde man verzorgde. Maar ik zou toch woordbreuk hebben gepleegd als ik me had teruggetrokken uit de rol die Holmes mij had toevertrouwd. Ik vermande mij en haalde het rookbommetje te voorschijn dat ik onder mijn jas had verborgen. We doen haar immers geen kwaad, meende ik. We voorkomen dat zij iemand anders kwaad berokkent.
Holmes was overeind gekomen en ik zag hem gebaren maken alsof hij behoefte had aan frisse lucht. Een dienstmeisje liep naar het raam om het te openen. Op hetzelfde moment zag ik dat hij zijn hand omhoog stak. Op dat signaal wierp ik mijn bommetje naar binnen en schreeuwde:
"Brand!" Nauwelijks had ik het geroepen of de hele menigte toeschouwers - heren, lummelaars en dienstmeisjes - riep in koor: "Brand!" Dikke rookwolken kringelden door de kamer en kwamen door het raam naar buiten. Ik ving een glimp op van rennende mensen en even later hoorde ik de stem van Holmes die iedereen verzekerde dat het vals alarm was. Ik glipte door de schreeuwende menigte en liep naar de hoek van de straat. Tien minuten later stak mijn vriend gelukkig zijn arm door de mijne en konden we het opstootje achter ons laten. Snel en zwijgend liepen we enkele minuten naar wat rustiger straten in de richting van Edgeware Road.
'Je deed het prima, dokter, ' merkte hij op. 'Beter kon het niet. Alles is in orde. '
'Heb je de foto?'
'Ik weet waar die is. '
'Hoe kwam je erachter?'
'Ze liet hem mij zien, zoals ik je voorspelde. '
'Je moet iets meer vertellen. '
'Ik wil er geen geheim van maken, ' zei hij lachend. 'De kwestie was heel eenvoudig. Je zag natuurlijk dat iedereen op straat in het complot zat. Ik had ze allemaal ingehuurd. '
'Dat vermoedde ik al. '
'Toen die ruzie uitbrak, had ik wat rode verf in de palm van mijn hand. Ik stormde naar voren, viel, klapte mijn hand tegen mijn gezicht en zorgde voor een zielig schouwspel. Het is een oude truc. '
'Dat was me ook nog duidelijk. '
'Toen droegen ze me naar binnen. Dat moest ze wel toestaan. Wat kon ze anders doen? En dus kwam ik in haar zitkamer, precies zoals ik verwachtte. Het ging om de zitkamer of haar slaapkamer. Ik wilde weten welke. Ze legden me op de sofa en ik gebaarde om frisse lucht. Ze moesten het raam wel open doen en dat was jouw kans. '
'Wat was het nut ervan?'
'Het was heel belangrijk. Als een vrouw gelooft dat haar huis in brand staat, rent ze instinctief naar de dingen toe die ze waardevol vindt. Een alles overweldigende impuls. Ik heb er al vaker gebruik van gemaakt. Zo kwam het me goed van pas in het schandaal van Darlington en de zaak Arnsworth Castle. Een getrouwde vrouw grijpt naar haar kind, een ongetrouwde vrouw naar haar kostbaarheden. Het was voor mij duidelijk dat de dame in kwestie niets in huis heeft dat kostbaarder is dan waar wij naar op zoek zijn. Dat zou ze snel in veiligheid brengen. Het brandalarm verliep prima. De rook en het geschreeuw waren voldoende om iemand met stalen zenuwen nog aan het schrikken te krijgen. Ze reageerde geweldig. De foto is verborgen in een nis achter een schuifpaneel, net boven het rechter bellenkoord. Ze was er direct bij en ik ving er een glimp van op toen ze de foto half tevoorschijn haalde. Toen ik schreeuwde dat het vals alarm was, legde ze de foto terug. Ze keek naar het bommetje, liep de kamer uit en kwam niet terug. Ik stond op, maakte mijn verontschuldigingen en glipte het huis uit. Ik heb wel even geaarzeld of ik de foto meteen mee zou nemen, maar de koetsier kwam binnen en hield mij scherp in de gaten. Ik vond het veiliger om te wachten. Overhaast gedrag kan alles bederven. '
'En nu?' vroeg ik.
'Onze speurtocht zit er vrijwel op. Ik zal de koning morgen voor het bezoek uitnodigen en jou ook, als je zin hebt om mee te gaan. We mogen dan in de zitkamer op de dame wachten, maar het is ook mogelijk dat ze noch ons noch de foto zal aantreffen als ze binnenkomt. Het zal de majesteit goed doen als hij de foto zelf kan terughalen. '
'Hoe laat ga je op bezoek?'
'Morgenochtend om acht uur. Ze zal nog niet op zijn, dan ebben we dus vrij spel. Bovendien moeten we snel handelen, want dit huwelijk betekent een hele verandering van haar leven en gewoonten. Ik moet de koning nu direct een telegram sturen. '
We kwamen in Baker Street aan en bleven voor de deur staan. Hij zocht in zijn zakken naar de sleutel toen iemand passeerde en zei:
'Goedenavond, meneer Sherlock Holmes. '
Er liepen verschillende mensen op het trottoir, maar de groet leek afkomstig van een slank persoon in een lange mantel die gehaast voorbij liep.
'Die stem heb ik eerder gehoord, ' zei Holmes. Hij keek de slecht verlichte straat af. 'Verdraaid, ik vraag me af wie dat was. '
Ik sliep die nacht in Baker Street en toen we 's morgens aan de koffie met toast zaten, stormde de koning van Bohemen de kamer binnen.
'U hebt hem echt gevonden!' riep hij. Hij greep Holmes bij zijn schouders en keek hem vol verwachting aan.
'Nog niet. '
'Maar er is hoop?'
'Jazeker. '
'Laten we dan gaan. Ik ben een en al ongeduld. '
'We moeten een rijtuig aanroepen. '
'Nee, mijn rijtuig staat voor. '
'Dat vergemakkelijkt de zaak. ' We liepen de trap af en gingen opnieuw naar Briony Lodge.
'Irene Adler is getrouwd, ' merkte Holmes op.
'Getrouwd! Wanneer?'
'Gisteren. '
'Met wie?'
'Met een advocaat, meneer Norton. '
'Maar ze houdt niet van hem. '
'Ik hoop toch van wel. '
'Waarom hoopt u dat?'
'Omdat u dan in de toekomst niet meer wordt lastig gevallen, majesteit. Als de dame van haar echtgenoot houdt, houdt ze niet van u, majesteit. Als ze niet van u houdt, majesteit, is er geen aanleiding waarom ze zich met uw plannen zou bemoeien. '
'Dat is waar. En toch.... Tja! Ik wou dat ze tot mijn kringen had behoord! Wat zou ze een koningin geweest zijn!' Hij zweeg verder in een sombere stemming die aanhield tot we Serpentine Avenue insloegen.
De deur van Briony Lodge stond open en een oude vrouw stond boven aan de trap. Ze keek naar ons met een sardonische blik in haar ogen toen we uit de koets stapten.
'U bent meneer Sherlock Holmes?' vroeg ze.
'Ik ben Holmes, ' antwoordde mijn metgezel en keek haar vragend en wat verschrikt aan.
'Juist! Mevrouw vertelde me dat u waarschijnlijk op bezoek kwam. Ze heeft vanochtend om kwart over vijf met haar echtgenoot op Charing Cross de trein genomen en ze is nu op weg naar het continent. '
'Wat!' Sherlock Holmes wankelde even, trok wit weg van woede en verbazing. 'Zegt u dat ze uit Engeland is vertrokken?'
'Ze komt nooit meer terug. '
'En de papieren?' vroeg de koning met een schorre stem. 'Alles is verloren. '
'We zullen zien. ' Hij duwde de vrouw opzij en stormde de zitkamer in. De koning en ik liepen achter hem aan. Het meubilair was overhoop gehaald, de planken waren leeg, de laden stonden open. Het was alsof de dame haastig haar spullen had doorzocht voordat ze vluchtte. Holmes liep snel naar het bellenkoord, schoof het kleine paneel opzij, stak ijn hand in de nis en haalde een foto en een brief eruit. Op de foto stond Irene Adler in een avondjurk. Op de brief stond: "De weledele heer Sherlock Holmes. Wordt afgehaald. " Mijn vriend scheurde de brief open en we lazen hem alledrie. Hij was de vorige avond rond middernacht geschreven en luidde:
Beste meneer Sherlock Holmes, U hebt het echt heel goed aangepakt. U verraste mij volledig. Tot aan het brandalarm koesterde ik geen enkele argwaan. Maar toen ontdekte ik dat ik me had verraden. Dat zette mij aan het denken. Ik was al een paar maanden geleden voor u gewaarschuwd. Ik hoorde dat als de koning een detective zou inhuren hij zeker bij u terechtkwam. Ik kreeg ook uw adres. Ondanks alles heb ik u toch laten zien wat u wilde weten. Zelfs nadat ik argwaan koesterde, vond ik het moeilijk om achter die lieve, oude geestelijke iets kwaads te zoeken. Maar u weet, ik heb zelf een opleiding voor actrice gevolgd. Als man gekleed gaan, is voor mij niets bijzonders. Dat verschaft me vrijheid, dus doe ik dat vaak. Ik gaf John, de koetsier, opdracht u in de gaten te houden. Ik rende naar boven en schoot mijn wandelkostuum (zo noem ik dat) aan en kwam weer beneden toen u net vertrok. Ik ben u tot uw huis gevolgd. Zo wist ik zeker dat ik de belangstelling genoot van de zo gevierde Sherlock Holmes. Ik was nog zo onverstandig om u goedenavond te wensen en liep vervolgens door naar de Temple om mijn echtgenoot op te zoeken. We dachten allebei dat het maar het beste was ervandoor te gaan als je door zo'n geduchte tegenstander wordt achtervolgd. U vindt dus een leeg nest als u orgen langskomt. Ook de foto is weg, maar uw client kan gerust zijn. Mijn man en ik houden van elkaar en hij is in dit opzicht heter dan uw client. De koning kan nu zijn gang gaan zonder zich gehinderd te voelen door iemand die hij wreed heeft behandeld. Ik bewaar de foto alleen om mijzelf te beschermen en gebruik hem als wapen tegen eventuele stappen van hem in de toekomst. Ik laat een foto achter die hij misschien wil bewaren. Mijn beste meneer Sherlock Holmes, ik verblijf Met hartelijke groeten, Irene Norton, geboren Adler
'Wat een vrouw - O, wat een vrouw!' riep de koning van Bohemen toen we alledrie deze brief hadden gelezen. 'Heb ik u niet gezegd hoe snel en vastberaden ze is? Zou ze niet een voortreffelijke koningin zijn geweest? Jammer dat ze niet van mijn niveau was. '
'Uit wat ik tot nu toe van de dame gezien heb, lijkt ze mij van een heel ander niveau dan u, majesteit, ' zei Holmes koel. 'Het spijt me dat ik niet in staat ben uw zaak tot een succesvol einde te brengen, majesteit. '
'Integendeel, mijn beste man, ' riep de koning. 'Het is nu goed geregeld. Ik weet dat ze haar belofte nakomt. De foto is bij haar nu net zo veilig als wanneer hij in vlammen zou zijn opgegaan. '
'Ik ben blij dat u er zo over denkt, majesteit. '
'Ik ben u veel dank verschuldigd. Vertelt u mij hoe ik u kan belonen. Deze ring.... ' Hij haalde een smaragdgroene ring in de vorm van een slang van zijn vinger en legde die op de palm van zijn hand.
'U hebt iets dat ik nog meer op prijs zou stellen, majesteit, ' zei Holmes.
'Noemt u het maar. '
'Deze foto!'
De koning keek hem zeer verbaasd aan.
'De foto van Irene!' riep hij. 'Natuurlijk, als u dat wilt. '
'Dank u, majesteit. Dan is de kwestie hiermee rond. Ik wens u verder een goede dag toe. ' Hij boog en draaide zich om zonder de hand op te merken die de koning had uitgestoken. Samen gingen we terug naar Baker Street.
Dit was het verhaal over hoe een groot schandaal het koninkrijk Bohemen bedreigde en hoe de doordachte plannen van Sherlock Holmes spaak liepen door een intelligente vrouw. Vroeger maakte hij altijd grappen over de intelligentie van vrouwen. De laatste tijd hoor ik hem hier niet meer over. Wanneer hij het over Irene Adler of over haar foto heeft, gebruikt hij altijd een eretitel: de vrouw. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De Bond der Roodharigen (The Red-Headed League)






Sherlock Holmes

            In de herfst van vorig jaar bracht ik op een dag een bezoek aan mijn vriend Sherlock Holmes. Ik trof hem aan in een moeilijk gesprek met een corpulente, blozende oudere heer met vlammend rood haar. Ik wilde me al weer met een verontschuldiging terugtrekken omdat ik stoorde, maar Holmes trok me abrupt de kamer in en deed de deur achter me dicht.
'Je had niet op een geschikter moment kunnen komen, mijn beste Watson, ' zei hij hartelijk.
'Ik dacht dat je in gesprek was. '
'Dat ben ik ook. En intensief. '
'Dan wacht ik wel in de kamer hiernaast. '
'Geen sprake van. Meneer Wilson, deze heer is al in veel succesvolle zaken mijn partner en assistent geweest en ik wed dat zijn hulp ook in uw zaak mij zeer goed van pas zal komen. '
De corpulente heer stond half uit zijn stoel op en knikte naar mij met een snelle, vragende blik in zijn kleine, omwalde ogen.
'Ga op de bank zitten, ' zei Holmes. Hij zakte terug in zijn gemakkelijke stoel en hield zijn vingertoppen tegen elkaar, zoals gewoonlijk wanneer hij zich beraadt. 'Mijn beste Watson, ik weet dat je mijn voorkeur deelt voor alles wat bizar is, zich niet aan regels houdt en buiten de sleur van het alledaagse valt. Je hebt dat ook laten blijken door het enthousiasme waarmee je zaken noteert en - sorry dat ik het zeg - de manier waarop je mijn avontuurtjes wat mooier voorstelt. '
'Jouw zaken vind ik inderdaad heel interessant, ' merkte ik op.
'Je weet vast nog wel dat ik onlangs opmerkte dat we voor vreemde effecten en bijzondere combinaties moeten kijken naar het leven zelf, want dat reikt veel verder dan onze verbeelding. Dat was vlak voordat we met het akkefietje van Mary Sutherland aan de slag gingen. '
'Een stelling die ik in twijfel trok. '
'Dat is zo, dokter, maar toch moet je mijn standpunt accepteren, anders zal ik je met feiten overladen totdat je het licht ziet en toegeeft dat ik gelijk heb. Meneer Wilson was zo vriendelijk vanochtend voor een bezoek langs te komen. Zojuist was hij bezig met het vertellen van een heel wat opmerkelijker verhaal dan dat ik de laatste tijd heb gehoord. Je hebt me weieens horen zeggen dat vreemde en unieke dingen vaker bij kleine dan bij grote misdrijven voorkomen en soms ook als het niet duidelijk is of er wel een misdrijf is begaan. Uit wat ik tot nu toe heb gehoord, kan ik nog niet zeggen of in de huidige zaak sprake is van een misdrijf of niet. Maar de gebeurtenissen zijn wel heel vreemd. Meneer Wilson, wilt u nog even opnieuw met uw verhaal beginnen? Ik vraag dat niet alleen omdat mijn vriend, dokter Watson, het begin niet heeft gehoord, maar ook omdat het verhaal zo merkwaardig is dat ik graag ieder mogelijk detail van u wil horen. Als ik enig idee heb van het verloop van de gebeurtenissen, kan ik meestal wel aanknopen bij de duizenden andere, soortgelijke gevallen die ik in mijn geheugen heb opgeslagen. Maar in dit geval moet ik toegeven dat de feiten naar mijn stellige overtuiging uniek zijn. '
De gezette client zette zijn borst op, alsof hij trots was, en haalde uit de binnenzak van zijn overjas een smoezelige en gekreukelde krant. Hij liep de advertentiekolommen door, met zijn hoofd gebogen over de krant die op zijn knieen lag. Ondertussen nam ik de man eens goed op en probeerde ik op de manier van mijn metgezel bijzonderheden uit kleding en voorkomen op te merken.
Mijn onderzoekje leverde niet veel op. Onze bezoeker zag eruit als een doorsnee Engelse winkelier, zwaarlijvig, beetje opgeblazen en traag. Hij droeg een slobberige, grijsgeruite broek, een wat smoezelige zwarte overjas die openhing, en en vaalbruin vest met een koperen ketting waaraan een vierkant stukje metaal hing. Naast hem op een stoel lag een versleten hoge hoed en een vale, bruine overjas met een gekreukelde fluwelen kraag. Hoe ik ook keek, er was niets opmerkelijks aan de man behalve zijn vlammend rode haarbos en een uitdrukking op zijn gezicht van onvrede en grote ergernis.
Terwijl ik zo bezig was, keek Holmes mij even aan en schudde glimlachend zijn hoofd toen hij mijn vragende blik zag. 'Behalve dat hij enige tijd met zijn handen heeft gewerkt, tabak snuift en vrijmetselaar is, in China is geweest en de laatste tijd veel heeft geschreven, deduceer ik verder niets. '
De heer Wilson wilde opstaan, met zijn wijsvinger op de krant en met zijn ogen gericht op mijn metgezel.
'Hoe weet u dat toch allemaal, meneer Holmes?' vroeg hij. 'Dat ik met mijn handen heb gewerkt, bijvoorbeeld? Klopt: ik heb vroeger als scheepstimmerman gewerkt. '
'Uw handen, mijn beste. Uw rechterhand is flink wat groter dan uw linker. Door het werk zijn de spieren krachtiger ontwikkeld. '
'Maar de snuiftabak dan, en de vrijmetselarij?'
'Niet dat ik uw intelligentie onderschat, maar ik leidde dat af uit uw dasspeld met passer en kompas. U draagt dat tegen de strenge regels van uw orde in. '
'Oh, natuurlijk, dat vergat ik even. Maar het schrijven?'
'Wat kan ik anders afleiden uit uw glimmende rechtermouw en de gladde plek bij uw linkerelleboog waarmee u op de lessenaar leunt?'
'Maar China dan?'
'De tatoeage met de vis op uw rechterpols kan alleen maar in China zijn aangebracht. Ik heb namelijk een kleine studie naar tatoeages gedaan en er zelfs nog een artikel over geschreven. Het aanstippen van de visschub met lichtroze is
typerend voor China. Als ik ook nog een Chinese munt aan uw horlogeketting zie hangen, wordt het zo mogelijk voor mij nog eenvoudiger. '
Wilson lachte breeduit. 'Tjonge jonge!' zei hij. 'Eerst dacht ik dat u iets slims had gedaan, maar nu begrijp ik dat het eigenlijk niets voorstelt. '
'Watson, ik geloof dat ik het niet had moeten uitleggen, ' zei Holmes. "Omne ignotum pro magnifico (of: wat men ver haalt is lekker)". Het ziet ernaar uit dat mijn bescheiden reputatie schipbreuk lijdt, als ik zo openhartig ben. Kunt u de advertentie vinden, meneer Wilson?'
'Ja, hier heb ik hem, ' antwoordde hij. Hij was met zijn dikke rode vinger halverwege de rubriek gevorderd. 'Hier is het. Hier begon het allemaal mee. Leest u zelf maar, meneer. '
Ik nam de krant van hem over en las:
Aan de bond van roodharigen: Vanwege een legaat van de overleden Ezekiah Hopkins uit Lebanon in Pennsylvanie (USA), is er een vacature opengesteld voor een lid van de bond. Het salaris bedraagt vier pond per week voor enkele symbolische diensten. Alle roodharige mannen die gezond van lijf en leden zijn en ouder dan eenentwintig jaar kunnen zich aanmelden. Solliciteer a. s. maandag om elf uur bij Duncan Ross op het kantoor van de bond, Popes Court nr. y in Fleet Street.
'Wat moet dit betekenen?' riep ik verbaasd uit nadat ik de vreemde advertentie twee keer had gelezen.
Holmes grinnikte en wiebelde wat op zijn stoel. Dat deed hij als hij vrolijk was. 'Dit is weer eens wat anders, nietwaar?' zei hij. 'En nu, meneer Wilson, begint u even opnieuw ons te ertellen over uzelf, de mensen bij u thuis en het effect dat deze advertentie op de gebeurtenissen had. Maak even een aantekening van de krant en de datum, dokter. '
'Het is The Morning Chronkle van 27 april 1890. Dus van twee maanden geleden. '
'Heel goed. Meneer Wilson?'
'Ja, het is gegaan zoals ik u al heb verteld, meneer Holmes, ' zei Wilson. Hij veegde zijn voorhoofd af. 'Ik heb een kleine zaak als pandjesbaas op de Coburg Square, vlak bij de City. Ik doe niet veel zaken en de laatste jaren kon ik maar net in mijn levensonderhoud voorzien. Vroeger had ik twee assistenten, maar nu nog maar een. Ik kan hem nauwelijks betalen, maar hij is bereid om voor een half salaris te werken en zo het vak te leren. '
'Hoe heet deze behulpzame jongeman?' vroeg Holmes.
'Vincent Spaulding, maar eigenlijk is hij niet zo jong meer. Zijn leeftijd is moeilijk te schatten. Ik kan mij geen slimmere assistent wensen, meneer Holmes. Ik weet dat hij beter kan en elders twee keer zo veel kan verdienen als ik hem geef. Maar als hij tevreden is, waarom zou ik hem dan op andere gedachten brengen?'
'Inderdaad. U boft maar met een werknemer die bereid is voor een half salaris te werken. Dat komt in deze tijd niet meer voor onder werknemers. Die werknemer van u is al even opmerkelijk als die advertentie. '
'O, maar hij heeft ook zijn gebreken, ' zei meneer Wilson. 'De man is verzot op foto's maken. Hij gaat op pad met zijn camera als hij moet studeren en vervolgens duikt hij in de kelder, net als een konijn in zijn hol, om zijn foto's te ontwikkelen. Dat is zijn grootste gebrek, maar voor de rest is hij een harde werker. Er schuilt geen kwaad in hem. '
'Hij werkt nog voor u, veronderstel ik?'
'Jazeker. Hij en een meisje van veertien, dat zo'n beetje oor het eten zorgt en de boel schoonhoudt. Dat is mijn huishouding, want ik ben weduwnaar en heb geen kinderen. We leven rustig met zijn drieen. We hebben een dak boven ons hoofd en we betalen de schulden. Meer zit er niet in.
Die advertentie bracht ons van ons stuk. Vandaag acht weken geleden kwam Spaulding met deze krant thuis en hij zei:
"Ik wou dat ik rood haar had, meneer Wilson. "
"Waarom dat?" vroeg ik.
"Er is een of andere vacature bij de bond van roodharigen, " zei hij. "Een klein fortuin voor degene die de baan krijgt en ik begrijp dat er meer vacatures dan mensen zijn, zodat de beheerders ten einde raad zijn en niet weten wat ze met het geld aanmoeten. Als mijn haar van kleur kon veranderen, stapte ik zo in een opgemaakt bedje. "
"Waarom, wat is er dan?" vroeg ik. Kijk eens, meneer Holmes, ik ben nogal aan huis gehecht en aangezien ik niet weg hoef maar iedereen naar mij komt, gaan er vaak weken voorbij zonder dat ik ook maar een voet buiten de deur zet. Daarom weet ik niet zo wat er buiten allemaal gaande is en ben ik altijd blij dat ik wat nieuws hoor.
"Hebt u nooit van de bond van roodharigen gehoord?" vroeg hij mij met grote ogen.
"Nooit. "
"Ik vraag me af hoe dat komt, want u zou zeker voor een van de vacatures in aanmerking komen. "
"En wat levert dat op?" vroeg ik.
"Nou, een paar honderd pond per jaar, maar het is licht werk en je kunt het naast je andere bezigheden doen. "
U kunt zich indenken dat ik mijn oren spitste, want de zaken liepen al een paar jaar niet zo denderend. Een paar honderd extra zou ik zeker kunnen gebruiken.
"Vertel me er iets meer over, " zei ik.
"Kijk u zelf maar, " zei hij en hij liet me de advertentie zien. "De bond heeft een vacature, hier is het adres voor bijzonderheden. Zover ik weet, is de bond opgericht door een Amerikaanse miljonair, Ezekiah Hopkins, die opmerkelijke gewoonten had. Hij had zelf rood haar en veel sympathie voor roodharige mensen. Toen hij stierf, ontdekte men dat hij een enorm vermogen aan beheerders had gegeven met de aanwijzing om de rente te gebruiken voor het verschaffen van gemakkelijke baantjes aan roodharigen. Ik heb gehoord dat het goed wordt betaald en dat er maar weinig valt te doen. "
"Maar, " zei ik, "er zijn toch miljoenen mensen met rood haar die solliciteren?"
"Niet zo veel als u denkt, " antwoordde hij. "Het is beperkt tot Londenaren en volwassen mannen. Deze Amerikaan was in zijn jonge jaren in Londen begonnen en wilde iets terugdoen voor zijn oude stad. En ik heb ook nog gehoord dat het geen zin heeft om te solliciteren als je lichtrood haar hebt, of donkerrood, of iets dan anders dan vuurrood. Als u wilt solliciteren, meneer Wilson, hoeft u alleen maar binnen te lopen, maar misschien loont het voor u de moeite niet om u in te spannen voor maar een paar honderd pond. "
Het is een feit, heren, u kunt het zelf zien, dat mijn haar vol en rijk van kleur is. Bij een wedstrijd zou ik zeker een goede kans maken. Vincent Spaulding leek er zo veel van af te weten dat ik het nuttig vond om hem mee te nemen. Ik vroeg hem de luiken te sluiten en mee te gaan. Hij was bereid een dag vrij te nemen, dus sloten we de zaak en liepen we naar het adres dat in de advertentie stond.
Ik hoop een dergelijk tafereel nooit meer te zien, meneer Holmes. Van alle kanten waren er mensen met rood haar of iets wat er op leek naar de binnenstad getrokken, aangelokt door de advertentie. Fleet Street was tjokvol roodharige ensen en Pope's Court leek bezaaid met karren vol sinaasappels. Ik had nooit gedacht dat zo veel mensen op de been werden gebracht door een enkele advertentie. Alle haartinten waren er te zien; stro-, citroen-, sinaasappel-, lever- en leemkleurig, maar zoals Spaulding zei, er waren er niet zo veel die een levendige, vlammend rode tint hadden. Toen ik zag hoeveel mensen er stonden te wachten, wilde ik de moed al opgeven, maar Spaulding wilde er niets van horen. Hoe hij het deed, is me een raadsel, maar hij trok en duwde en stompte net zo lang totdat hij me door de menigte had gewerkt en we vlak voor de trap stonden die naar het kantoor leidde. Het was tweerichtingsverkeer op de trap, mensen die omhoog gingen waren hoopvol, die naar beneden kwamen, waren somber gestemd. Wij wrongen ons ertussen en algauw bevonden we ons in het kantoor. '
'Uw ervaring is tot nu toe heel onderhoudend, ' merkte Holmes op toen zijn client even pauzeerde en zijn geheugen opfriste met een forse snuif tabak. 'Gaat u alstublieft door met uw interessante verslag. '
'In het kantoor stonden alleen wat houten stoelen en een werktafel waarachter een kleine man zat met haar dat nog roder was dan dat van mij. Hij sprak een paar woorden tegen elke kandidaat die voor hem verscheen. Hij vond altijd wel iets dat hem niet beviel waarna hij hem wegzond. Een opengevallen plaats innemen, lijkt uiteindelijk toch niet zo gemakkelijk te zijn. Maar toen het mijn beurt was, reageerde de kleine man toch wat welwillender op mij dan op de anderen. Hij sloot de deur achter ons zodat hij zonder toehoorders met ons kon praten.
"Dit is meneer Jabez Wilson, " zei mijn assistent, "hij is bereid de vacature van de bond te vervullen. "
"Hij is bijzonder geschikt voor de baan, " antwoordde de ander. "Hij voldoet aan alle eisen. Ik kan mij niet herinneren dat ik ooit zulk mooi haar heb gezien. " Hij deed een stap achterwaarts, hield zijn hoofd wat scheef en staarde zo naar mijn haar dat ik mij ongemakkelijk voelde. Toen sprong hij naar voren, greep mijn hand en feliciteerde mij met mijn succes.
"Ik zou het onrechtvaardig vinden als ik nog aarzel, " zei hij. "U neemt mij niet kwalijk dat ik nog even een voorzorgsmaatregel neem. " Hij greep mijn haar met beide handen en trok eraan tot ik het uitschreeuwde van de pijn. "De tranen staan in uw ogen, " zei hij toen hij me losliet. "Ik zie dat alles in orde is. We moeten wel zorgvuldig zijn, want we zijn paar keer bedrogen met een pruik en een keer met verf. Ik kan u verhalen vertellen over schoensmeer, dan walgt u van de menselijke natuur. " Hij liep naar het raam en schreeuwde zo hard als hij kon naar buiten dat de vacature bezet was. Een teleurstellend gegrom steeg op en het volk verspreidde zich in de verschillende richtingen totdat er niemand met rood haar meer te zien was, behalve ikzelf en de manager.
"Mijn naam" zei hij, "is Duncan Ross en ik krijg een uitkering uit het fonds van onze nobele weldoener. Bent u getrouwd, meneer Wilson? Hebt u kinderen?"
'Ik antwoordde dat dit niet het geval was.
Zijn gezicht betrok onmiddellijk. '
"Goeie genade!" zei hij somber, "dat is inderdaad ernstig! Wat spijt me dat te horen. Het fonds was natuurlijk net zo goed bedoeld voor de verbreiding en verspreiding van roodharigen als voor hun levensonderhoud. Het is hoogst ongelukkig dat u vrijgezel bent. "
'Ik zag het somber in, meneer Holmes, want ik dacht dat ik de baan uiteindelijk niet zou krijgen. Maar nadat hij een paar minuten had nagedacht, zei hij dat het wel goed zou komen. '
"Bij een andere kandidaat, " zei hij, "zou het bezwaar mis
schien onoverkomelijk zijn geweest, maar we moeten een uitzondering maken voor een man met zulk haar. Wanneer kunt met u uw nieuwe werkzaamheden beginnen?"
"Het komt wat ongelegen, omdat ik al een zaak heb, " zei ik.
"O, dat maakt niets uit, meneer Wilson!" zei Vincent Spaulding. "Ik kan dat best voor u waarnemen. "
"Om welke uren gaat het?" vroeg ik.
"Van tien tot twee. "
'Het werk van een pandjesbaas speelt zich meestal 's avonds af, meneer Holmes. Vooral op donderdag- en vrijdagavond, vlak voordat het loon wordt uitbetaald. Dus kwam het me wel goed uit om 's morgens wat bij te verdienen. Bovendien wist ik dat ik een goede assistent had die er op toe zou zien dat alles gewoon doorgaat. '
"Dat komt me goed uit, " zei ik. "En wat betaalt u?"
"Vier pond per week. "
"En het werk?"
"Dat is zuiver symbolisch. "
"Wat verstaat u onder zuiver symbolisch?"
"U bent de hele tijd in het kantoor aanwezig of in ieder geval in het gebouw. Als u weggaat, bent u uw baan kwijt. Het testament is op dit punt heel duidelijk. U houdt zich niet aan de voorwaarden als u gedurende die tijd niet op kantoor bent. "
"Het gaat maar om vier uur per dag. Ik pieker er niet over om weg te gaan, " zei ik.
"Geen enkel excuus is aanvaardbaar, " zei meneer Ross. "Ook ziekte niet of andere dingen. U moet daar dus blijven, anders verliest u uw baan. "
"En het werk?"
"U kopieert de Encyclopedie Britannica. Het eerste deel ligt hier in de kast. U moet zelf voor inkt, pen en papier zorgen. Wij hebben deze tafel en stoel voor u. Kunt u morgen beginnen?"
"Dat is goed, " antwoordde ik.
"Nou tot ziens dan, meneer Wilson. Ik feliciteer u nogmaals met het winnen van deze belangrijke functie. " Buigend liet hij ons uit en ik ging met mijn assistent naar huis. Ik wist nauwelijks wat ik moest zeggen of doen, want ik was zo blij met het geluk dat mij toelachte.
Ik dacht er de hele dag over na en was 's avonds weer down. Want ik was ervan overtuigd dat de hele kwestie een grote grap of oplichterij moest zijn, maar het doel daarvan kon ik niet bedenken. Ik kon het me totaal niet voorstellen dat iemand een dergelijk testament zou maken of dat hij zo veel geld zou betalen voor iets simpels als het kopieren van de Encyclopedie Britannica. Vincent Spaulding deed zijn best om me op te vrolijken, maar tegen bedtijd had ik mezelf ervan overtuigd dat het allemaal niets zou worden. De volgende morgen besloot ik toch in ieder geval een kijkje te nemen. Dus kocht ik een pen en inkt en zeven vel foliopapier en ging ik naar Pope's Court.
Ik was blij verrast dat alles in orde bleek te zijn. De tafel stond klaar voor mij en meneer Ross was er ook om te zien dat ik aan de slag kon. Hij liet me bij de letter A beginnen en ging daarna weg. Van tijd tot tijd kwam hij even langs om te kijken of alles goed ging. Om twee uur zei hij me gedag. Hij complimenteerde mij met de hoeveelheid schrijfwerk en sloot het kantoor achter mij.
Zo ging het iedere dag, meneer Holmes. Op zaterdag kwam Ross mij vier gouden sovereigns uitbetalen voor mijn werk van die week. Zo ging het steeds week na week. Iedere morgen was ik er om tien uur en iedere middag ging ik om twee uur weg. Op den duur kwam meneer Ross 's morgens nog maar een keer langs en na een tijdje kwam hij helemaal niet meer. Toch durfde ik natuurlijk de kamer geen ogenblik te verlaten, want ik wist niet wanneer hij langskwam. Het aantje beviel me uitstekend dus wilde ik het risico niet lopen het te verspelen.
Zo verstreken er acht weken en ik schreef over Aartsbisschoppen, Aborigines, Absorptie en Afrika. In mijn ijver hoopte ik spoedig met de B te beginnen. Het kostte me wel veel foliovellen en ik had bijna een hele plank vol met mijn schrijfwerk gevuld. Maar plotseling kwam er een eind aan de hele zaak. '
'Een eind?'
'Jazeker. Dat was vanochtend. Ik ging zoals gewoonlijk om tien uur naar mijn werk, maar de deur was op slot en op de muur was een klein stukje karton geprikt. Ik heb het bij me, leest u zelf maar. '
Hij hield een stukje wit karton omhoog dat zo groot was als een velletje postpapier. Er stond op:
De bond van roodharigen is opgeheven.
9 oktober 1890
Holmes en ik inspecteerden deze korte aankondiging en het beklagenswaardige gezicht erachter tot we de komische kant van de zaak zo overheersend vonden dat we beiden in lachen uitbarstten.
'Ik vind niet dat er iets grappigs aan is, ' riep onze client terwijl hij rood aanliep tot aan zijn vlammend haar. 'Als u niets beters te doen hebt dan mij uit te lachen, ben ik hier weg. '
'Nee, nee, ' riep Holmes en hij schoof zijn stoel naar achteren waaruit hij half overeind was gekomen. 'Ik wil deze zaak voor geen goud missen. Hij is zo verfrissend ongewoon. Maar, sorry dat ik het zeg, de zaak heeft wel iets komisch. Vertelt u ons eens welke stappen u hebt ondernomen nadat u deze kaart aantrof?'
'Ik was onthutst, meneer. Ik wist niet wat ik moest doen. Ik ben bij wat kantoren in de buurt langs gegaan, maar niemand leek ervan te weten. Uiteindelijk ging ik naar de verhuurder, een administrateur die op de begane grond woont. Ik vroeg hem of hij me kon vertellen wat er met de bond van roodharigen was gebeurd. Hij zei dat hij daar nog nooit van had gehoord. Ik vroeg hem toen wie meneer Ross was. Hij antwoordde dat die naam nieuw voor hem was.
"Dat is die meneer van nr. 4, " zei ik.
"O, die meneer met het rode haar?"
"Ja. "
"O, " zei hij, "die heet William Morris. Hij was een advocaat die tijdelijk mijn kamer huurde totdat zijn nieuwe onderkomen klaar was. Hij is gisteren verhuisd. "
"Waar kan ik hem vinden?"
"In zijn nieuwe kantoor. " Hij gaf mij zijn adres. Ja, King Edward Street nummer 17, vlakbij de kathedraal.
Ik ging er naar toe, meneer Holmes, maar op dat adres was een atelier waar kniestukken werden gemaakt en niemand ooit had gehoord van William Morris of Duncan Ross. '
'Wat deed u toen?' vroeg Holmes.
'Ik ben naar huis gegaan en vroeg mijn assistent om raad. Maar hij kon me helemaal niet helpen. Hij zei alleen dat ik misschien iets via de post zou horen. Maar dat vond ik niet genoeg, meneer Holmes. Ik wil een dergelijke baan niet zomaar opgeven. Daarom ben ik direct naar u toegekomen, omdat ik gehoord heb dat u zo raad geeft aan arme mensen die dat nodig hebben. '
'Dat was heel verstandig van u, ' zei Holmes. 'Uw geval is heel bijzonder en ik zal me er met genoegen in verdiepen. Uit wat u mij hebt verteld, maak ik op dat de zaken ernstiger zijn dan zo op het eerste gezicht lijkt. '
'Ernstig genoeg!' zei Wilson. 'Het kost mij vier pond per week. '
'Maar wat uzelf betreft, ' merkte Holmes op, 'ik zie niet in dat u een grief kunt koesteren tegen deze buitengewone bond. Integendeel, als ik het goed begrijp, bent u ongeveer 30 pond rijker geworden om nog maar niet te spreken over de gedegen kennis die u hebt opgedaan met alle onderwerpen die met een A beginnen. U bent er door hen niet slechter van geworden. '
'Nee. Maar ik wil wel meer over ze te weten komen, wie ze zijn, wat hun doel was om deze streek - als het een streek is - met mij uit te halen. Het was in ieder geval een kostbare grap voor ze, want het kostte 32 pond. '
'We proberen deze kwesties voor u duidelijk te maken. Maar eerst nog twee vragen, meneer Wilson. Uw assistent maakte u op de advertentie opmerkzaam - hoe lang werkt hij bij u?'
'Toen ongeveer een maand. '
'Hoe kwam hij bij u?'
'Hij reageerde op een advertentie. '
'Was hij de enige sollicitant?'
'Nee, ik had er twaalf. '
'Waarom koos u voor hem?'
'Omdat hij handig was en niet veel loon vroeg. '
'De helft van het loon eigenlijk. ' 'Ja. '
'Hoe ziet hij er uit, deze Vincent Spaulding?'
'Klein, wat gezet, snel in zijn doen en laten, geen snor of baard, ouder dan dertig. Hij heeft een witte vlek op zijn voorhoofd. '
Holmes ging zichtbaar opgewonden rechtop in zijn stoel zitten. 'Dat dacht ik al, ' zei hij. 'Hebt u ook gezien dat er gaatjes in zijn oren zitten voor oorringen?'
'Jazeker. Hij vertelde me dat een zigeuner dat had gedaan toen hij nog een kind was. '
'Hm!' zei Holmes, weer diep in gedachten verzonken. 'Hij werkt nog bij u?'
'O, ja, ik heb hem nog gezien toen ik wegging. '
'En hij heeft op uw zaak gelet tijdens uw afwezigheid?'
'Ik had geen klagen over hem, meneer. Er is 's morgens niet zo veel te doen. '
'Ik weet genoeg, meneer Wilson. Over een dag of twee geef ik u graag mijn mening over deze kwestie. Vandaag is het zaterdag, ik hoop dat we maandag de zaak kunnen afronden. '
'En Watson, ' zei Holmes toen onze bezoeker weg was, 'Wat vind jij ervan?'
'Ik vind er nog niks van, ' antwoordde ik openhartig. 'Een heel mysterieuze zaak. '
'Het is meestal zo, ' zei Holmes, 'dat hoe vreemder iets is, hoe gewoner het uiteindelijk blijkt te zijn. Het zijn de gewone, onopvallende misdrijven die ons werkelijk voor problemen stellen, net zoals een alledaags gezicht moeilijk te identificeren valt. Maar in deze zaak is snelheid geboden. '
'Wat ben je van plan te doen?' vroeg ik.
'Roken, ' antwoordde hij. 'Het is een probleem waar ik zeker drie pijpen voor nodig heb. Wil je even vijftig minuten niets tegen me zeggen?'
Hij kroop helemaal in zijn stoel met zijn magere knieen opgetrokken tot zijn haviksneus. Zo zat hij met gesloten ogen. Zijn zwarte stenen pijp die uit zijn mond stak, zag eruit als de snavel van een of andere vreemde vogel. Ik dacht dat hij in slaap was gevallen en zelf doezelde ik ook wat, toen hij plotseling uit zijn stoel opsprong met een gebaar van iemand die een besluit heeft genomen. Hij legde zijn pijp op de schoorsteenmantel.
'Sarasate, de Spaanse violist, speelt vanmiddag in St. James Hall, ' merkte hij op. 'Wat vind je, Watson? Kunnen jouw patienten een paar uur zonder je?'
'Ik heb vandaag niets te doen. Mijn praktijk neemt nooit veel tijd in beslag. '
'Pak je hoed en ga met me mee. Ik ga eerst naar de City. We kunnen onderweg wel ergens lunchen. Er staat Duitse muziek op het programma, dat spreekt mij meer aan dan Italiaanse of Franse muziek. Het is naar binnengekeerd, net als mijn stemming nu. Kom mee!'
We gingen met de Underground naar Aldersgate. Na een korte wandeling kwamen we bij Saxe-Coburg Square, de plek van het merkwaardige verhaal van vanochtend. Het was een miezerig en armzalig pleintje met aan vier zijden smerige, lage stenen huizen die uitkeken op een kleine omheind veldje met gras en wat kwijnende laurierstruiken die worstelden met een van rook vervulde, ongezonde atmosfeer. Drie vergulden ballen en een bruin bord met daarop in witte letters "jabez wilson" op een hoekhuis, wezen ons de plek aan waar onze roodharige client zijn zaken dreef. Sherlock Holmes bleef voor de deur staan, met zijn hoofd scheef nam hij alles in zich op, zijn felle ogen samengeknepen. Daarna wandelde hij langzaam over straat, de hoek om, terwijl hij goed de huizen in zich opnam. Ten slotte keerde hij terug naar het huis van de pandjesbaas, bonkte twee of driemaal krachtig met zijn stok op het trottoir, liep naar de deur en klopte aan. Die werd direct opgedaan door een kwiek uitziende, snor- en baardloze jongeman, die hem verzocht binnen te komen.
'Nee, dankjewel, ' zei Holmes, 'Ik wil alleen even weten hoe ik van hier bij the Strand kom. '
'Derde rechts, vierde links, ' antwoordde de assistent onmiddellijk en hij deed de deur weer dicht.
'Dat is een slimme jongen, ' merkte Holmes op terwijl we erder liepen. 'Hij is naar mijn mening de op drie na slimste man in Londen en wat durf betreft, staat hij misschien wel op de tweede plaats. Ik heb vroeger wel eens iets over hem gehoord. '
'Het is duidelijk, ' zei ik, 'dat meneer Wilsons assistent een belangrijke rol speelt in het mysterie van de bond van roodharigen. Ik denk dat je de weg alleen maar vroeg om hem te kunnen zien. '
'Hem niet, '
'Wat dan wel?'
'De knieen van zijn broek. '
'En wat zag je?'
'Wat ik verwachtte te zien. '
'Waarom tikte je op het trottoir?'
'Mijn beste dokter, we moeten nu waarnemen, niet praten. We zijn spionnen in vijandelijk gebied. We weten iets van Saxe-Coburg Square. Laten we nu eens kijken wat erachter ligt. '
De straat waar we ons bevonden toen we de hoek omgingen van het afgelegen Saxe-Coburg Square, vormde een groot contrast daarmee. Zoiets als de voor- en achterkant van een schilderij. Het was een van de hoofdaders voor het verkeer van de City naar het noorden en westen. De rijbaan werd volledig in beslag genomen door twee tegen elkaar in gaande stromen zakelijk verkeer, terwijl het trottoir werd bevolkt door zwermen haastige voetgangers. Terwijl we naar de rij fraaie winkels en statige zakenpanden keken, konden we ons nauwelijks voorstellen dat zij aan de achterkant grensden aan het wegkwijnende plein dat we zojuist hadden verlaten.
'Even kijken, ' zei Holmes, die op de hoek bleef staan en de rij huizen bekeek, 'en onthouden wat de volgorde van de huizen is. Stratenkennis van Londen is een hobby van me.
Hier is Mortimer, de tabakszaak, dan het krantenwinkeltje, het Coburgkantoor van de City and Surburban Bank, het Vegetarisch Restaurant en de koetsenbouwfirma van Mc-Farlane. Daarna komt het volgende blok. We hebben ons werk nu gedaan, dokter. Tijd voor wat ontspanning. Een sandwich en een kop koffie en daarna naar het land van de violen, waar alles lieflijk, teer en harmonieus is, waar geen roodharige clienten ons kwellen met hun raadselachtige kwesties. '
Mijn vriend was een enthousiaste musicus, misschien niet een vaardig instrumentalist, maar als componist was hij niet onverdienstelijk. De hele middag zat hij volmaakt gelukkig op zijn stallesplaats, met zijn lange, slanke vingers meebewegend met de muziek, met een vriendelijke glimlach op zijn gezicht. Zijn zachte, dromerige ogen leken in niets op die van de speurhond Holmes, de meedogenloze, scherpzinnige, alerte detective zoals we hem kunnen beschrijven. In zijn bijzondere karakter deden beide kanten zich om beurten gelden. Ik heb vaak gedacht dat zijn buitengewone nauwkeurigheid en scherpzinnigheid de reactie vormden op de poetische en contemplatieve stemming die af en toe in hem de overhand kreeg. Hij kon afwisselend volslagen lusteloos zijn en ongelooflijk energiek. Ik wist ook heel goed dat als hij dagen achtereen in zijn stoel had gezeten tussen zijn improvisaties en zijn oude boeken hij zeer geducht was in zijn optreden. Dan kwam die jachtlust plotseling in hem op, dan stegen zijn briljante redeneringen naar een intuitief niveau waarop mensen die zijn methodes niet kenden hem achterdochtig aankeken alsof hij een man was met kennis die niet van deze wereld was. Toen ik hem die middag in St. James' Hall zo in de muziek zag opgaan, voelde ik dat er een slechte tijd aanbrak voor degenen op wie hij jacht ging maken.
'U wilt zeker naar huis, dokter, ' zei hij na afloop van de uitvoering.
'Ja, dat lijkt me het beste. '
'Ik heb nog wat dingen te doen en dat kost een paar uur. ' Deze kwestie rond de Coburg Square is ernstig. '
'Hoezo ernstig?'
'Er wordt een ernstige misdaad beraamd. Alles wijst erop dat we deze tijdig kunnen voorkomen. Omdat het vandaag zaterdag is, maakt dat de zaak wat ingewikkelder. Ik heb uw hulp vanavond nodig. '
'Hoe laat?'
'Tien uur is vroeg genoeg. '
'Ik ben om tien uur in Baker Street. '
'Prima. Ik zou zeggen dokter, het kan wat gevaarlijk worden, dus steek uw dienstrevolver in uw zak. ' Hij zwaaide, draaide zich om en verdween even later in de menigte.
Ik ga ervan uit dat ik niet trager van begrip ben dan mijn buren, maar in mijn omgang met Holmes moest ik altijd het gevoel onderdrukken dat ik dom was. Ik had gehoord wat hij had gehoord, ik had gezien wat hij had gezien, en toch was uit zijn woorden duidelijk op te maken dat voor hem niet alleen helder was wat er was gebeurd maar ook wat er zou gaan gebeuren. Maar voor mij was de hele kwestie nog verwarrend en grotesk. Toen ik naar mijn huis in Kensington reed, dacht ik na over alles wat er was gebeurd, van het merkwaardige verhaal van de roodharige kopiist van de Encyclopedie tot het bezoek aan Saxe-Coburg Square en de onheilspellende woorden waarmee hij van mij afscheid nam. Wat werd dat voor een nachtelijke expeditie en waarom moest ik me wapenen? Waar gingen we naar toe en wat gingen we doen? Holmes had mij erop gewezen dat de assistent van de pandjesbaas iemand was om rekening mee te houden - iemand die een gevaarlijk spel speelt. Ik probeerde het tevergeefs uit te knobbelen en legde de kwestie naast me neer totdat de avond de verklaring zou brengen.
Kwart over negen ging ik van huis. Ik liep door het Park via Oxford Street naar Baker Street. Twee aapjeskoetsiers stonden voor de deur en toen ik de gang inliep hoorde ik boven stemmen. Ik ging de kamer van Holmes binnen en trof hem in een geanimeerd gesprek met twee mensen. Een van hen herkende ik, het was Peter Jones, een politierechercheur. De ander was een lange, slanke man met een treurig gezicht, een glimmende hoed en een benauwend fatsoenlijke geklede jas.
'Ha!, ons gezelschap is compleet, ' zei Holmes. Hij knoopte zijn duffelse jekker dicht en nam zijn zware rijzweep uit het rek. 'Watson, volgens mij ken je de heer Jones van Scotland Yard? Ik stel je voor aan de heer Merryweather, die bij het avontuur van vanavond onze metgezel is. '
'We gaan weer in koppels op jacht, dokter, ' zei Jones op gewichtige toon. 'Onze vriend hier is een geweldige man om mee op jacht te gaan. Alles wat hij nodig heeft, is een oude hond die voor hem het speurwerk doet. '
'Ik mag hopen dat onze jacht niet vergeefs is en dat we met buit terugkeren, ' merkte de heer Merryweather somber op.
'U kunt gerust op de heer Holmes bouwen, meneer, ' zei de politieman trots. 'Hij heeft zo zijn eigen aanpak die, laat ik het zo zeggen, net even iets te theoretisch en fantastisch is, maar hij heeft beslist aanleg voor het beroep van rechercheur. Zonder overdrijven: een paar keer, zoals in die zaak van de Sholto-moord en de Agra-schat, had hij het eerder bij het rechte eind dan de politie. '
'O, als u het zegt, meneer Jones, dan is het goed, ' zei de vreemde met ontzag in zijn stem. 'Toch moet ik bekennen dat ik mijn bridgepartij mis. Het is de eerste zaterdagavond in zevenentwintig jaar dat ik niet bridge. '
'U zult merken, ' zei Holmes, 'dat u vanavond om een hogere inzet speelt dan u ooit hebt gedaan en dat dit spel veel pwindender is. Voor u, meneer Merryweather, is de inzet ongeveer 30. 000 pond en voor jou, Jones, is dat de man die je zo graag wilt pakken. '
'John Clay, moordenaar, dief, inbreker en oplichter. Hij is nog jong, meneer Merryweather, maar hij staat in zijn vak aan de top. Ik zou hem graag in de boeien slaan, liever dan welke andere Londense crimineel ook. John Clay junior is een opmerkelijke man. Zijn grootvader was hertog, zelf heeft hij onderwijs op Eton en Oxford genoten. Zijn hersens zijn net zo vlug als zijn vingers. Hoewel we steeds bij elke bocht tekenen van hem zagen, konden we hem zelf nooit vinden. De ene week breekt hij in Schotland in en de andere week haalt hij geld op voor de bouw van een weeshuis in Cornwall. Ik zit al jaren achter hem aan en heb hem nog nooit in werkelijkheid gezien. '
'Ik hoop hem vanavond aan u voor te stellen. Al eerder heb ik wel eens iets met John Clay te maken gehad, en ik ben het er mee eens dat hij zijn vak goed verstaat. Maar het is over tienen, tijd om te beginnen. Als u beiden het eerste rijtuig neemt, volgen Watson en ik in het tweede. '
Sherlock Holmes was niet erg spraakzaam tijdens de lange rit. Hij leunde achterover in de koets en neuriede de melodieen die hij 's middags had gehoord. We reden door een eindeloze doolhof van met gaslantaarns verlichte straten tot we in Farrington Street aankwamen.
'We zijn er nu bijna, ' merkte mijn vriend op. 'Merryweather is bankdirecteur en heeft zelfbelang bij de zaak. Ik vond het verstandig om ook Jones mee te nemen. Hij is geen kwaaie vent, hoewel een volslagen onbenul op zijn vakgebied, maar heeft een goede eigenschap: hij is onverschrokken en vasthoudend als hij iemand in de kraag kan grijpen. We zijn er. Ze wachten op ons. '
We waren nu bij dezelfde drukke verkeersader waar we
's morgens al waren. We zonden de koetsen weg en volgden de heer Merryweather. We liepen door een smal steegje en kwamen bij een zijdeur die hij voor ons opende. Binnen was een kleine gang die eindigde bij een massief ijzeren hek. Hij opende dit ook en we liepen een wenteltrap af die uitkwam bij een ander groot hek. De heer Merryweather stak nu een lantaarn aan en leidde ons door een donkere, muffe gang naar een derde deur die hij opende. We kwamen nu in een grote kelder waar kisten en grote dozen stonden opgestapeld.
'Van boven valt niets te vrezen, ' merkte Holmes op, terwijl hij de lantaarn omhoog hield en rondkeek.
'Ook niet van beneden, ' zei de heer Merryweather, terwijl hij met een stok op de vloertegels tikten. 'Goeie genade, dat klinkt hol!' merkte hij verbaasd op.
'Ik verzoek u wat minder geluid te maken!' zei Holmes ernstig. 'U hebt het succes van onze expeditie al in de waagschaal gesteld. Gaat u alstublieft op een van die dozen zitten en wilt u zich niet met ons bemoeien?'
De eerbiedwaardige heer Merryweather ging met een verongelijkte uitdrukking op zijn gezicht op een kist zitten. Holmes ging op zijn hurken zitten en in het licht van de lantaarn begon hij minutieus de kieren tussen de tegels te bekijken. Een paar seconden was voldoende om hem te overtuigen. Hij sprong op en stak zijn loep in zijn zak.
'We hebben nog een uur de tijd, voordat ze iets kunnen ondernemen' merkte hij op. 'De pandjesbaas moet eerst veilig in bed liggen. Daarna zullen ze geen minuut willen verliezen want hoe vlugger zij hun werk doen, des te meer tijd ze hebben om te ontsnappen. Dokter, we bevinden ons nu in de kelder van het Citykantoor van een van de belangrijkste Londense banken. Dat heb je ongetwijfeld al geraden. De heer Merryweather is voorzitter van de raad van bestuur n hij zal je uitleggen waarom de meer gewiekste criminelen van Londen op dit moment een buitengewone belangstelling voor deze kelder aan de dag leggen. '
'We hebben Frans goud in huis, ' fluisterde de directeur. 'We zijn al een paar keer gewaarschuwd dat men erachteraan zit. '
'Achter uw Franse goud?'
'Ja. We konden een paar maanden geleden onze goudreserve aanvullen en we leenden voor dat doel dertigduizend gouden napoleons van de Franse nationale bank. Het lekte uit dat we het geld niet hebben uitgepakt en dat het nog steeds in onze kelder ligt. De kist waarop ik zit bevat tweeduizend napoleons verpakt tussen lagen folie van lood. Onze reserve aan ongemunt goud is op dit moment veel groter dan dat gewoonlijk in een kantoorfiliaal wordt opgeslagen. De raad van bestuur heeft haar ongenoegen hierover laten blijken. '
'Dat lijkt mij een terecht standpunt, ' merkte Holmes op. 'Het is nu tijd voor onze plannetjes. Ik ga ervan uit dat we binnen een uur het kritieke punt naderen. In de tussentijd, meneer Merryweather, moeten we het licht van de lantaarn afschermen. '
'En in het donker gaan zitten?'
'Er zit niets anders op. Ik heb een spel kaarten bij me. Ik dacht, we zijn met zijn vieren, dan hoeft u uw bridge niet te missen. Maar ik heb gezien dat de voorbereidingen van de vijand al zo ver zijn gevorderd dat we het risico van het licht niet kunnen nemen. We moeten nu eerst onze positie innemen. Het zijn gewiekste mannen en hoewel we ze in een nadelige positie brengen, kunnen ze ons kwaad berokkenen tenzij we voorzichtig zijn. Ik ga achter deze kist staan. Verbergen jullie je achter die andere. Zodra ik het licht op ze schijn, moeten we ze insluiten. Als zij schieten, Watson,
schiet jij ze zonder scrupules neer.
Ik legde mijn doorgeladen revolver op de houten kist waarachter ik gehurkt zat. Holmes deed het schuifje van zijn lantaarn dicht en zette ons in het pikkedonker - zo donker had ik het nog nooit meegemaakt. Aan de reuk van heet metaal wisten we dat het licht nog steeds brandde. Het kon op elk moment weer worden gebruikt. In gespannen afwachting bespeurde ik iets deprimerends en drukkends in die plotselinge duisternis en die koude bedompte lucht van de kelder.
'Ze kunnen maar op een manier weg, ' fluisterde Holmes. 'Terug naar het huis aan de Saxe-Coburg Square. Ik hoop dat je gedaan hebt wat ik je gevraagd heb, Jones?'
'Ik heb een inspecteur en twee agenten op wacht bij de voordeur. '
'Dan hebben we alles afgesloten. We moeten nu stil zijn en wachten. '
Het leek een hele tijd! Toen ik later mijn aantekeningen bekeek, was het maar een uur en een kwartier. Maar het leek alsof de nacht al bijna voorbij was en de ochtend al zou aanbreken. Mijn ledematen waren vermoeid en stijf, want ik durfde niet van positie te veranderen. Mijn zenuwen waren tot het uiterste gespannen en mijn gehoor was zo scherp dat ik niet alleen het ademen van mijn metgezellen hoorde, maar dat ik zelfs de diepere ademhaling van de dikke Jones kon onderscheiden van het ijle, zuchtende geluid van de bankdirecteur. Vanaf mijn plek kon ik de vloer in de gaten houden. Plotseling ving ik een glimp van een licht op.
Eerst leek het maar een onheilspellend lichtpuntje op de stenen vloer. Toen werd het steeds langer totdat het een gele streep werd, en daarna, zonder enige waarschuwing of geluid, ontstond er een kier en verscheen er een hand. Een witte, bijna vrouwelijke hand die midden in het lichtvlak iets leek te zoeken. Wel een minuut of langer was de hand met zijn wroetende vingers boven de vloer te zien. Toen werd hij teruggetrokken, even plotseling als hij verscheen, en het was weer donker op dat kleine lichtpuntje na in de kier tussen tegels.
Maar de hand bleef maar even weg. Met een krakend en brekend geluid werd een van de brede witte tegels op zijn kant gelegd. Er ontstond een vierkant gapend gat waardoor het licht van een lantaarn zichtbaar was. Over de rand gluurde een jongensachtig gezicht oplettend om zich heen. Daarna trok hij zich met twee handen omhoog totdat hij ter hoogte van zijn middel was en een knie op de rand kon zetten. In een oogwenk stond hij naast het gat en trok zijn metgezel omhoog. Die was net zo lenig en klein als hijzelf en had een bleek gezicht en een bos vuurrood haar.
'Kust is veilig, ' fluisterde hij. 'Heb je de beitel en de zakken? Gotsamme! Springen, Archie, springen, ik red me wel!'
Sherlock Holmes was overeind gesprongen en had de indringer in zijn kraag gegrepen. De ander dook het gat weer in en ik hoorde het geluid van scheurende kleding toen Jones hem bij zijn jas greep. Het licht viel op de loop van een revolver, maar Holmes rijzweep had zich al om pols van de man vast en het wapen kletterde op de stenen vloer.
'Geef het maar op, John Clay, ' zei Holmes doodleuk. 'Je maakt geen schijn van kans. '
'Dat zie ik, ' antwoordde de ander heel kalm.
'Ik denk dat mijn maat al weg is, ook al heb je een stuk van zijn jas te pakken. '
'Bij de deur staan drie mannen hem op te wachten, ' zei Holmes.
'Zo! U hebt de zaken goed voor elkaar. Mijn complimenten. '
'Eensgelijks, ' zei Holmes. 'Het idee van de roodharigen was nieuw en effectief. '
'Je ziet je maat al weer heel gauw, ' zei Jones. 'Hij kan zich neller laten zakken dan ik. Steek je handen maar uit, dan doe ik de polsbandjes om. '
'Ik wil niet dat je mij met je vuile poten aanraakt, ' merkte de arrestant op terwijl de handboeien om zijn polsen sloten. 'Je weet misschien niet dat ik blauw bloed in mijn aderen heb. Wees zo goed me met meneer aan te spreken. '
'Oke, ' zei Jones met een ingehouden grinnik. 'Zou u zo goed willen zijn, meneer, de trap op te lopen dan kunnen we het rijtuig voor laten rijden waarmee uwe Hoogheid naar het politiebureau wordt vervoerd?'
'Dat is beter, ' zei John Clay kalm. Hij maakte een zwierige buiging voor ons drieen en liep geboeid rustig de rechercheur mee.
'Meneer Holmes, ' zei meneer Merryweather toen we achter de kelder verliet, 'ik zou werkelijk niet weten hoe de bank u kan bedanken of belonen. U hebt ongetwijfeld een zeer geruchtmakende bankoverval weten te voorkomen. '
'Ik had zelf ook nog een paar kleine rekeningen met John Clay te vereffenen, ' zei Holmes. 'Voor deze zaak heb ik wat kleine kosten moeten maken. Ik ga ervan uit dat de bank deze vergoedt. Maar buiten dat ben ik al ruim beloond met een ervaring die in veel opzichten uniek is en met het aanhoren van een opmerkelijk verhaal over de bond van roodharigen. '
'Weet je, Watson, ' zei hij toen we in de kleine nachtelijke uurtjes in Baker Street achter een glas whiskysoda zaten, 'het was in deze nogal fantastische zaak met de advertentie van de bond en het kopieren van de Encyclopedie vanaf het begin volstrekt duidelijk dat het enig mogelijke doel was om deze niet al te slimme pandjesbaas enige uren per dag het huis uit te hebben. Het ging op een heel merkwaardige manier, die moeilijk te verbeteren is. Clay bedacht deze ingenieuze methode ongetwijfeld toen hij op het idee werd gebracht door de kleur van het haar van zijn maat. De vier pond per week was een lokmiddel en dat betekent toch niets voor mensen die voor duizenden ponden inzetten. Ze plaatsen een advertentie, een schurk huurt tijdelijk een kantoor en de ander haalt de man over om op de advertentie te solliciteren. Samen zorgen ze ervoor dat hij iedere ochtend afwezig is. Toen ik hoorde dat de assistent voor het halve loon kwam werken, was het mij duidelijk dat hij een heel belangrijke reden moest hebben om ongestoord te werken. '
'Maar hoe raadde je dan wat het motief was?'
'Waren er vrouwen in het huis geweest, dan zou ik aan een louter ordinaire intrige hebben gedacht. Dat was nu niet het geval. De man had een klein bedrijf en verder was er niets in het huis dat in aanmerking kwam voor uitgebreide voorzorgen of voor de kosten die zij maakten. Het moest dus iets zijn buiten het huis. Ik dacht aan de hobby van de assistent, dol op fotograferen en dan steeds in de kelder verdwijnen. De kelder! Dat was een draad uit deze kluwen. Toen ben ik wat informatie over deze mysterieuze assistent gaan inwinnen. Ik ontdekte dat ik met een van de koelbloedigste en sluwste criminelen van Londen te maken had. Hij deed iets in deze kelder - iets wat vele uren per dag, maanden lang in beslag nam. Weer vroeg ik mij af wat dit kon betekenen. Ik kon niets anders bedenken dan dat hij een tunnel naar een of ander gebouw aan het graven was.
Zo ver was ik toen we een bezoekje aan de plaats van handeling brachten. Ik verraste je door met mijn stok op het trottoir te tikken. Ik wilde weten of de tunnel voor of achter het huis liep. Het was niet aan de voorkant. Daarna belde ik aan en de assistent deed open. We hebben weieens een schermutseling gehad maar elkaar nooit goed in de ogen gekeken. Ik keek nauwelijks naar zijn gezicht. Zijn knieen zagen eruit zoals ik hoopte. Het moet je ook zijn opgevallen
hoe versleten, gekreukeld en vies de knieen in zijn broek eruit zagen. Zij vertelden het verhaal van al die uren van graven en wroeten. Wat overbleef was de vraag waarom zij aan het graven waren. Ik wandelde de hoek om en zag de City & Suburban Bank die grensde aan het pand van onze vriend. Toen wist ik dat mijn probleem was opgelost. Toen jij na het concert naar huis reed, bracht ik een bezoek aan Scotland Yard en aan de voorzitter van de raad van bestuur van de bank. Het resultaat heb je gezien. '
'En hoe wist je dat zij hun poging vanavond zouden wagen?' vroeg ik.
'Toen ze het kantoor van de bond sloten, was dat het teken dat zij geen prijs meer stelden op de aanwezigheid van de heer Wilson - met andere woorden: ze waren klaar met hun tunnel.
Voor hen was het belangrijk dat zij de tunnel snel zouden gebruiken voordat hij ontdekt werd of voordat het goud misschien werd verplaatst. Zaterdag kwam hun beter uit dan elke andere dag, want dan hadden ze twee dagen lang om te vluchten. Vandaar dat ik verwachtte dat ze vanavond zouden komen. '
'Schitterend, die redeneringen van je, ' riep ik met ongeveinsde bewondering. 'Het is een lange keten en toch zit iedere schakel op zijn plaats. '
'Het verdreef de verveling, ' antwoordde hij met een geeuw. 'Helaas! Ik voel dat deze weer op de loer ligt. Mijn leven lang probeer ik te ontsnappen aan de tredmolen van het bestaan. Deze probleempjes helpen mij daarbij. '
'Jij bent een weldoener voor de mensheid, ' zei ik.
Hij haalde zijn schouders op. 'Misschien heeft het toch zin, ' antwoordde hij. " L'homme c'est rien -- l'oeuvre c'est tout, of: de mens is niets, zijn werk is alles, " zoals Gustave Flaubert aan George Sand schreef. ' 

 

 

 

 

 

Een kwestie van identiteit (A Case of Identity)



Holmes verwelkomt Miss Mary


Sherlock Holmes

            'Mijn beste kerel, ' zei Sherlock Holmes toen we ieder aan een kant van het haardvuur zaten in zijn onderkomen in Baker Street, 'het leven is oneindig veel vreemder dan de menselijke geest kan bedenken. We durven ons geen voorstelling te maken van dingen die alleen maar binnen de gebaande paden blijven. Stel dat we hand in hand het raam konden uitvliegen om boven deze grote stad te zweven. We zouden de daken dan zachtjes wegschuiven en gluren naar rare dingen zoals vreemde toevalligheden, plannen en tegenstrijdige belangen. Die wonderlijke keten van gebeurtenissen, die van generatie tot generatie leidt tot bizarre resultaten - deze doet alle fictie met haar vaste stramien en voorspelbare conclusies afgezaagd en onvruchtbaar lijken. '

            'Toch ben ik daar niet zo van overtuigd, ' antwoordde ik. 'De zaken die in de kranten verschijnen, zijn doorgaans behoorlijk saai en ordinair. In onze politieverslagen proberen we zeer realistisch te blijven, maar we moeten toegeven dat het resultaat toch niet fascinerend en ook niet artistiek is. '
'Een zekere selectie en discretie zijn nodig om een realistisch effect te krijgen, ' merkte Holmes op. 'Dat ontbreekt in een politieverslag. Daarin wordt misschien meer nadruk gelegd op de platitudes van de rechter dan op de details die voor een observator de vitale kern van de hele zaak bevatten. Ga er maar van uit dat niets zo onnatuurlijk is als het alledaagse. '
Ik glimlachte en schudde mijn hoofd. 'Ik begrijp waarom je zo denkt. ' zei ik. 'Als informele raadgever en helper voor iedereen die voor grote raadselen staat, ben jij natuurlijk op de drie door jouw bezochte continenten in aanraking gekomen met alles wat vreemd en bizar is. Maar, laten we eens de proef op de som nemen. ' Ik pakte de ochtendkrant van de grond op. 'Hier, de eerste kop die ik tegenkom. "Echtgenoot behandelt zijn vrouw wreed. " Een halve kolom tekst, maar ook zonder het te lezen, weet ik wel wat er staat. Het aat natuurlijk over een andere vrouw, drank, mishandeling, verwondingen, de meelevende zuster of hospita. Botte schrijvers kunnen niets botters bedenken. '
'Ja, maar helaas illustreert dat voorbeeld niet jouw argument, ' zei Holmes, die de krant pakte en er even inkeek. 'Het gaat hier om de Dundas-echtscheiding. Bij die zaak was ik toevallig betrokken en heb ik een paar puntjes opgehelderd. De man was geheelonthouder en er was geen andere vrouw in het spel. De klacht was dat hij na iedere maaltijd zijn kunstgebit uitdeed en dat naar zijn vrouw smeet. Niet bepaald een handeling die ontspruit uit de fantasie van een gemiddelde verhalenverteller, nietwaar? Neem wat tabak, dokter, en erken nou maar dat ik je bij dit voorbeeld heb overtroefd. '
Hij hield mij zijn gouden snuifdoos voor met een grote amethist midden op het deksel. Het luxe voorwerp vormde een zodanig schril contrast met zijn eenvoudige manier van leven dat ik het niet kon laten er een opmerking over te maken.
'Ah!' zei hij, 'ik vergat dat ik je een paar weken niet heb gezien. Dit is een klein aandenken van de koning van Bohemen als dank voor mijn hulp in de kwestie van de documenten van Irene Adler. '
'En de ring?' vroeg ik. Hij droeg namelijk een prachtig fonkelende briljant aan zijn vinger.
'Die kreeg ik van de Nederlandse koninklijke familie. Ik hielp ze in een zaak die zo delicaat is dat ik die zelfs niet aan jou kan toevertrouwen. In andere gevallen vind ik het goed dat je over een paar kleine probleempjes van mij publiceert.
'Heb je op dit moment iets om handen?' vroeg ik belangstellend.
'Ongeveer tien of twaalf kwesties maar geen enkele lijkt interessant. Ze zijn belangrijk maar niet echt interessant, weet je. Ik heb gemerkt dat in onbelangrijke zaken observatie en snelle analyse van oorzaak en gevolg doorgaans mogelijk zijn. Dat geeft wel de charme aan een onderzoek. De grotere misdaden pakken eenvoudiger uit, want hoe groter de misdaad hoe duidelijker in de regel het motief is. Deze zaken bevatten nauwelijks iets interessants. Dat geldt misschien niet voor de ingewikkelde zaak die ik uit Marseille kreeg voorgelegd. Maar als ik mij niet vergis, krijg ik over een paar minuten een betere zaak toevertrouwd. Want een van mijn clienten komt eraan. '
Hij was opgestaan en keek door de half geopende gordijnen naar de saaie, kleurloze Londense straat. Over zijn schouder zag ik op het trottoir aan de overkant een grote vrouw staan met een bontstola om en met een grote rode veer op haar breedgerande hoed die heel modieus schuin op haar oor rustte. Ze stond in vol ornaat wat nerveus en aarzelend naar onze ramen te kijken, terwijl ze met haar lichaam heen en weer wiegde en met haar vingers aan de knoopjes van haar handschoenen frunnikte. Plotseling stak ze de straat over. Daarna hoorden we de doordringende klank van de bel.
'Ik heb dit gedrag eerder gezien, ' zei Holmes, die zijn sigaret in het haardvuur gooide. 'Op het trottoir staan wiegen, betekent altijd een liefdesgeschiedenis. Ze wil graag raad, maar vraagt zich af of de kwestie niet te delicaat is om over te spreken. Op dit punt zijn er nog verschillen. Is een vrouw door een man ernstig onrecht aangedaan, dan wiegt ze niet langer. Ze ziet er dan uit als een door de wind geknakte plant. Hier lijkt sprake van een liefdesgeschiedenis, maar de jonge vrouw is niet zozeer boos, als wel verbijsterd of verdrietig. Maar hier komt ze om onze twijfel weg te nemen. '
Nog terwijl hij sprak, werd er op de deur geklopt en kwam er een knecht binnen om Mary Sutherland aan te kondigen. De dame zelf doemde achter zijn kleine, donkere estalte op als een opgetuigd koopvaardijschip achter een klein loodsbootje. Sherlock Holmes begroette haar met zijn bekende hoffelijkheid. Nadat hij de deur had dicht gedaan, bood hij haar een gemakkelijke stoel aan. Vervolgens keek hij haar aan met de onderzoekende maar toch afwezige blik die zo bij hem paste.
'Vindt u het niet beetje vermoeiend om zonder bril zo veel typewerk te doen?' vroeg hij.
'In het begin wel, ' antwoordde ze, 'maar ik weet nu waar de letters staan zonder dat ik hoef te kijken. ' Plotseling realiseerde ze zich de bedoeling van zijn woorden. Ze keek hem geschrokken aan met een uitdrukking van vrees en verbazing op haar vriendelijke gezicht. 'U hebt al dingen over mij gehoord, meneer Holmes, ' riep ze, 'hoe kunt u dit anders weten?'
'Geeft niet, ' zei Holmes lachend, 'het is mijn vak om dingen te weten. Misschien heb ik mijzelf geoefend om dingen te zien die anderen niet zien. Zo niet, waarom zou u dan bij mij om raad komen?'
'Meneer, ik kom naar u omdat ik van mevrouw Etherege heb gehoord dat u haar echtgenoot zo gemakkelijk hebt gevonden toen de politie en alle anderen hem al voor dood hadden opgegeven. O, meneer Holmes, ik wou dat u net zo veel voor mij kon doen. Ik ben niet rijk maar ik krijg wel een jaargeld van honderd pond naast het beetje wat ik verdien met de typemachine. Ik heb dat er allemaal voor over om te weten wat er met Hosmer Angel is gebeurd. '
'Waarom bent u zo snel van huis vertrokken om mij te raadplegen?' vroeg Holmes. Hij hield zijn vingertoppen tegen elkaar en keek naar het plafond.
Weer verscheen een verschrikte blik op het verder uitdrukkingsloze gezicht van Mary Sutherland. 'Ja, ik ben het huis uitgestormd, uit boosheid over de manier waarop eneer Windibank - hij is mijn vader -- op de situatie reageerde. Hij wilde niet naar de politie gaan en ook niet naar u. Op het laatst, toen hij helemaal niets wilde doen en maar bleef zeggen dat er niks ernstigs was gebeurd, werd ik zo boos dat ik mijn spullen greep en regelrecht naar u ben gekomen. '
'Uw vader, ' zei Holmes, 'of eigenlijk uw stiefvader, want zijn naam luidt anders. '
'Ja, mijn stiefvader. Ik noem hem vader, al klinkt dat raar omdat hij maar vijf jaar en twee maanden ouder is dan ik. '
'Uw moeder leeft nog?'
'O, ja, moeder is springlevend. Ik vond het niet leuk, meneer Holmes, toen ze zo vlak na vaders dood opnieuw trouwde met een man die bijna vijftien jaar jonger is. Vader was loodgieter in Tottenham Court Road. Hij liet een keurig bedrijf achter dat moeder voortzette samen met meneer Hardy, de voorman. Toen meneer Windibank kwam, verkocht hij dat bedrijf want als vertegenwoordiger in wijnen voelde hij zich er te goed voor. Ze kregen 4700 pond voor de goodwill en rente, maar dat was lang niet zo veel als vader zou hebben gekregen als hij nog had geleefd. '
Ik had verwacht dat Holmes ongeduldig zou worden bij dit wijdlopige en onlogische verhaal, maar hij luisterde integendeel zeer geconcentreerd.
'Uw eigen kleine inkomen, ' vroeg hij, 'komt dat uit de zaak?'
'Nee meneer, dat staat er volkomen los van. Een erfenis van mijn oom Ned uit Auckland. Het gaat om aandelen in Nieuw-Zeeland, die 4, 5 procent dividend opleveren. Het bedrag was 2500 pond, maar ik krijg alleen de interest. '
'Dat is bijzonder interessant voor mij, ' zei Holmes. 'Aangezien u honderd pond per jaar krijgt, naast datgene wat u bijverdient, reist u zeker ook en ontzegt u zich niets.
Ik geloof dat een vrouw alleen met een bedrag van zestig pond aardig rond kan komen. '
'Ik kan zelfs met minder toe, meneer Holmes, maar u begrijpt dat zolang ik thuis woon ik hen niet tot last wil zijn. Dus mogen zij zolang het geld gebruiken. Meneer Windibank incasseert ieder kwartaal mijn rente en draagt dit aan moeder over. Ik kan goed rondkomen met wat ik verdien met typewerk. Ik krijg twee penny's per bladzijde en ik kan vaak vijftien tot twintig bladzijden op een dag doen. '
'Uw financiele situatie is me heel duidelijk, ' zei Holmes. 'Dit is mijn vriend, dokter Watson. U kunt ook tegen hem vrijuit spreken. Vertelt u ons nu alles over uw relatie met meneer Hosmer Angel. '
Er kwam een blos op haar gezicht en ze plukte nerveus aan de rand van haar jas. 'Ik ontmoette hem voor het eerst op het gasfittersbal, ' zei ze. 'Mijn vader kreeg altijd kaartjes toen hij nog leefde. Ze zijn ons daarna niet vergeten en sturen die naar moeder. Meneer Windibank wil niet dat we er naartoe gaan. Hij wil uberhaupt niet dat we ergens naar toe gaan. Als ik bijvoorbeeld naar een bijeenkomst van de zondagschool wilde, werd hij al boos. Maar deze keer was ik van plan te gaan, hoe dan ook. Met welk recht kon hij dat verhinderen? Hij zei dat het geen mensen waren die bij ons pasten, terwijl al mijn vaders vrienden daar waren. En hij zei dat ik niks had om aan te trekken, terwijl ik mijn paarse japon nog maar nauwelijks had gedragen. Op het laatst, toen niets hem meer hielp, ging hij voor zaken naar Frankrijk. En wij, moeder en ik en meneer Hardy, onze vroegere voorman, gingen naar het feest en daar ontmoette ik Hosmer Angel. '
'Ik veronderstel, ' zei Holmes, 'dat meneer Windibank erg boos op u was toen hij na terugkomst uit Frankrijk hoorde dat u naar het bal bent gegaan. '
'O, hij reageerde er wel goed op. Hij lachte, herinner ik me, en haalde zijn schouders op. Hij zei dat het geen zin heeft iets aan een vrouw te ontzeggen, want ze gaat toch haar eigen gang. '
'Juist. En als ik het goed begrijp hebt u op dat gasfittersbal een heer ontmoet die Hosmer Angel heette. '
'Ja, ik heb die avond met hem kennisgemaakt en hij kwam de volgende dag langs om te vragen of we veilig thuis waren gekomen. Daarna hebben we -- dat wil zeggen ik, meneer Holmes, daarna heb ik twee keer met hem gewandeld, maar vervolgens kwam vader weer thuis en kon Hosmer Angel niet langer langs komen. '
'Nee?'
'U weet dat vader hier niet van hield. Als het aan hem lag, kwamen er geen bezoekers. Hij placht altijd te zeggen dat een vrouw in haar eigen gezin gelukkig moet zijn. Maar, zoals ik vaak tegen moeder zei, op een dag wil een vrouw aan haar eigen kring beginnen en ik had er nog geen. '
'Maar hoe ging het met Hosmer Angel? Probeerde hij u op te zoeken?'
'Vader zou binnenkort weer een week naar Frankrijk gaan. Hosmer schreef mij dat het veiliger was dat we elkaar niet zouden zien totdat hij weg was. In de tussentijd konden we elkaar schrijven en hij schreef iedere dag een brief. Ik haalde 's morgens de post op dus vader kwam er niet achter. '
'Was u op dat moment al verloofd?'
'O, jazeker, meneer Holmes. We hebben ons direct na die eerste wandeling verloofd. Hosmer, meneer Angel, werkte als kassier in een kantoor in Leadenhall Street - en... '
'Welk kantoor?'
'Tja, het is heel erg, meneer Holmes, maar dat weet ik niet. '
'Waar woonde hij dan?'
'Hij sliep in hetzelfde pand. '
'En u weet zijn adres niet?'
'Nee... alleen dat het Leadenhall Street was. '
'Wat voor een adres zette u dan op uw brieven?'
'Post restante, postkantoor Leadenhall Street. Hij zei dat als ze naar zijn kantoor werden gestuurd hij daarmee door zijn collega's zou worden geplaagd. Ik bood hem toen aan om ze te typen, maar dat wilde hij niet. Als ik aan hem schreef, moest het ook van mij komen. Als ik ze zou typen, zou hij het gevoel hebben dat de machine tussen ons in stond. U ziet hoeveel hij van mij hield, meneer Holmes, en de kleine dingen waaraan hij dacht. '
'Dat was veelbetekenend, ' zei Holmes. 'Ik heb al lang als axioma dat de kleine dingen ontzettend belangrijk zijn. Kunt u zich nog andere kleine dingen herinneren over meneer Angel?'
'Hij was erg verlegen, meneer Holmes. Daarom wilde hij liever 's avonds dan overdag met mij wandelen, want hij wilde niet graag opvallen. Hij was erg terughoudend maar gedroeg zich als een heer. Zelfs zijn stem was zacht. Hij had als kind angina en de bof gehad, vertelde hij me, daarom had hij een zwakke keel en sprak hij aarzelend en fluisterend. Hij was altijd keurig gekleed, netjes en onopvallend, maar hij had zwakke ogen net als ik en hij droeg gekleurde glazen tegen de schittering. '
'Wat gebeurde er toen uw stiefvader, meneer Windibank, weer naar Frankrijk vertrok?'
'Meneer Angel kwam bij mij thuis en stelde mij voor dat we zouden gaan trouwen voordat vader terugkwam. Hij meende het serieus en liet mij op de bijbel zweren dat ik altijd trouw aan hem zou blijven, wat er ook gebeurde. Moeder zei dat hij groot gelijk om mij dat te laten beloven. Dat was een teken van zijn liefde voor mij. Moeder was al anaf het begin op zijn hand en ze mocht hem zelfs nog meer dan ik. Toen ze over trouwen spraken binnen een week, begon ik over vader. Maar ze zeiden allebei dat ik me over vader niet druk moest maken. Ik moest het hem later maar vertellen en moeder zou wel zorgen dat hij het goed vond. Daar had ik geen goed gevoel bij, meneer Holmes. Het leek misschien vreemd dat ik hem om toestemming zou vragen, want hij is maar een paar jaar ouder dan ik. Maar ik houd niet van stiekum gedrag. Ik schreef dus mijn vader een brief en zond deze aan het kantoor van zijn firma in Bordeaux. Maar op de ochtend van mijn huwelijk kwam de brief ongeopend terug. '
'Hij had hem niet gekregen?'
'Nee, want hij was al weer onderweg naar Engeland. '
'Ha! Dat was jammer. U zou op vrijdag gaan trouwen. Zou dat in de kerk zijn?'
'Ja meneer, maar we zouden in stilte trouwen. In de kerk van de Heilige Verlosser vlakbij King's Cross. Na afloop zouden we ontbijten in hotel St. Pancras. Hosmer kwam ons ophalen in een klein koetsje waar twee personen in konden. Hij liet moeder en mij instappen en riep zelf een grotere koets aan, toevallige de enige in de straat. We kwamen als eerste bij de kerk en toen zijn koets kwam aangereden, wachtten we totdat hij uitstapte. Maar er gebeurde niets en toen de koetsier van de bok kwam om in de koets te kijken, zat er niemand in! De koetsier zei dat hij zich niet kon voorstellen wat er gebeurd was, want hij had hem met eigen ogen zien instappen. Dat was vorige week vrijdag, meneer Holmes. Ik heb hem sindsdien niet meer gezien. Ook heb ik niets gehoord dat enig licht werpt op wat er met hem is gebeurd. '
'Het lijkt mij dat u zeer schandelijk bent behandeld, ' zei Holmes.
'O nee, meneer! Hij was veel te goed en te aardig om mij zo in de steek te laten. Waarom zou hij anders de hele morgen tegen mij zeggen dat ik hem trouw moest blijven, wat er ook gebeurde, zelfs als er iets onvoorziens zou gebeuren waardoor wij van elkaar werden gescheiden. Ik moest altijd blijven denken aan mijn belofte aan hem en hij zou mij daar vroeger of later aan herinneren. Het lijkt misschien een vreemd gesprek op de ochtend voor een huwelijk, maar wat er daarna gebeurde, heeft er betekenis aan gegeven. '
'Dat is zeker het geval. U denkt dus nog steeds dat hem iets verschrikkelijks is overkomen?'
'Jazeker, meneer. Ik geloof dat hij een gevaar vermoedde, want anders zou hij er niet zo over hebben gesproken. En daarna gebeurde er wat hij had voorzien. '
'Maar u hebt geen idee wat dat kan zijn geweest?'
'Geen enkel idee. '
'Nog een vraag. Hoe reageerde uw moeder op deze kwestie?'
'Ze was boos en ik mocht er met haar nooit meer over spreken. '
'En uw vader? Vertelde u het aan hem?'
'Ja. Hij dacht net als ik dat er wat was gebeurd en dat ik wel weer van Hosmer zou horen. Hij vroeg zich af wat voor een belang iemand erbij kan hebben om mij tot bij de deur van de kerk te brengen en er dan vandoor te gaan. Zou hij geld van mij hebben geleend of was hij met me getrouwd en hij had al het geld op zijn naam gezet, dan zou er een reden kunnen zijn. Maar Hosmer was niet afhankelijk van geld en hij wilde nog geen shilling van mij aannemen. Maar wat was er gebeurd? En waarom kon hij me niet schrijven? O, ik word al gek als ik er aan denk en ik doe 's nachts geen oog dicht. ' Ze trok een zakdoekje uit haar mouw en begon hevig te snikken.
'Ik zal de zaak voor u bekijken, ' zei Holmes, en stond op. 'Ik twijfel er niet aan dat we deze zaak zullen oplossen. Laat  de kwestie maar helemaal aan mij over en denk er verder maar niet meer aan. En boven alles, laat meneer Hosmer Angel uit uw geheugen verdwijnen zoals hij ook uit uw leven is verdwenen. '
'Gelooft u dat ik hem nooit meer zie?'
'Daar ben ik bang voor, ja. '
'Wat is er dan met hem gebeurd?'
'Laat u die vraag maar aan mij over. Ik wil graag een nauwkeurige beschrijving van hem hebben en ook enkele brieven die u kunt missen. '
'Ik heb afgelopen zaterdag in de Chronicle een oproep voor inlichtingen over hem geplaatst, ' zei ze. 'Hier is de drukproef en hier zijn ook vier brieven van hem. '
'Dank u. En uw adres?'
'Lyon Place 31, Camberwell. '
'Ik begrijp dat u het adres van meneer Angel nooit hebt gekregen. Waar is de zaak van uw vader gevestigd?'
'Hij is vertegenwoordiger van Westhouse and Marbank, een grote wijnimporteur in Fenchurch Street. '
'Dank u. U hebt een duidelijke verklaring gegeven. Laat u de papieren maar hier en denk aan de raad die ik u heb gegeven. Zorg dat het incident voor u een gesloten boek wordt, laat het uw leven niet beinvloeden. '
'Erg vriendelijk van u, meneer Holmes, maar dat kan ik niet. Ik blijf trouw aan Hosmer. Ik blijf op hem wachten. '
Ondanks de dwaze hoed en haar onknappe gezicht sprak er in het simpele vertrouwen van onze bezoekster iets nobels uit dat ons respect afdwong. Ze legde haar stapeltje papieren op de tafel en ging weg met de belofte dat ze op ons verzoek weer langs zou komen.
Sherlock Holmes bleef een paar minuten zwijgend zitten met zijn vingertoppen nog steeds tegen elkaar, zijn benen gestrekt voor zich uit en zijn blik gericht op het plafond.
Toen nam hij uit het rek zijn oude, stenen pijp, zijn raadsman zo te zeggen, en nadat hij deze had aangestoken, leunde hij achterover in zijn stoel. Dikke blauwe rook kringelde omhoog en op zijn gezicht lag een lome blik.
'Wat een interessante jongedame, ' zei hij. 'Ik vond haar interessanter dan haar probleempje, dat tussen haakjes nogal banaal is. Als je in mijn register kijkt, vind je soortgelijke gevallen in Andover in 1877 en in Den Haag vorig jaar. Het idee is oud, maar er zijn wat details die nieuw voor me zijn. Maar de jongedame zelf verschafte heel veel informatie. '
'Je hebt blijkbaar heel wat van haar opgestoken dat voor mij onzichtbaar bleef, ' merkte ik op.
'Niet onzichtbaar, maar onopgemerkt, Watson. Je wist niet waar je op moest letten en dan mis je belangrijke dingen. Je beseft niet het belang van wat mouwen of wat nagels kunnen zeggen of van dingen die met een schoenveter te maken hebben. Wat leidde jij af uit het voorkomen van deze vrouw? Beschrijf het eens. '
'Ze droeg een grijskleurige, breedgerande strooien hoed met een rode veer. Haar colbertje was zwart met erop genaaide zwarte kraaltjes en een randje van kleine zwarte glittertjes. Haar japon was bruin, een tint donkerder dan koffiekleurig, hals en mouwen waren met paars pluche afgezet. Haar handschoenen waren grijskleurig en bij de rechterwijsvinger wat versleten. Haar laarzen heb ik niet bekeken. Ze had kleine oorringen in en zag eruit of ze tamelijk bemiddeld is, een beetje gewoontjes, maar op een vlotte manier. '
Sherlock Holmes klapte zachtjes in zijn handen en grinnikte.
'Nee maar, Watson, het begint erop te lijken. Je hebt het werkelijk goed gedaan. Je hebt weliswaar alle belangrijke dingen gemist, maar je hebt de methode te pakken en je hebt oog voor kleur. Ga nooit af op een algemene indruk, ijn beste kerel, maar concentreer je op de details. Ik kijk altijd eerst naar de mouwen van een vrouw. Bij een man kun je beter eerst naar de knieen van zijn broek kijken. Zoals je al opmerkte had deze vrouw pluche op haar mouwen, dat is heel nuttig materiaal vanwege de sporen. De dubbele lijn boven haar pols waarmee een typiste tegen de tafel drukt, was duidelijk te zien. Een handnaaimachine laat een soortgelijk teken achter, maar dan op de linkerarm aan de kant die het verst van de duim verwijderd is in plaats van aan de rechterkant op het breedste deel zoals hier het geval is. Toen ik haar aankeek zag ik de afdruk van een knijpbrilletje aan beide kanten van haar neus. Ik maakte dan ook een opmerking over slecht zien en typen en dat verraste haar. '
'Het verraste mij ook. '
'Maar dat was duidelijk. Ik was heel verbaasd toen ik naar haar laarzen keek en zag dat ze niet bij elkaar pasten. Ze waren echt heel verschillend. De een had een versiering op de neus, de ander niet. De een was dichtgeknoopt met de onderste twee van de vijf knoopjes, de ander met het eerste, derde en vijfde knoopje. Wanneer je ziet dat een jonge vrouw, die verder keurig gekleed is, twee verschillende laarzen aan heeft die maar half dichtgeknoopt zijn, deduceer je dus algauw dat ze overhaast het huis heeft verlaten. '
'En wat nog meer?' vroeg ik heel belangstellend, zoals altijd als mijn vriend scherpzinnig redeneerde.
'Ik merkte terloops op dat ze een briefje had geschreven voordat ze van huis vertrok, maar nadat ze al was aangekleed. Je hebt gezien dat haar rechterhandschoen bij de wijsvinger versleten is, maar je zag blijkbaar niet dat zowel op de handschoen als op haar vinger een paarsblauwe inktvlek zat. Ze had snel iets opgeschreven en haar pen te diep ingedoopt. Dat moet vanmorgen zijn geweest, anders zou de vlek niet op haar vinger zitten. Heel amusant hoewel nogal
elementair allemaal, maar we moeten weer terug naar de les, Watson. Wil je mij de advertentie met de beschrijving van de heer Hosmer Angel voorlezen?'
Ik liet het licht op de afdruk vallen.
Vermist [stond er] sinds de ochtend van de eertiende, een heer genaamd Hosmer Angel.
Ongeveer i meter achtenzestig lang, stevig ostuur, bleke huidskleur, zwart haar, een beetje kaal in het midden, volle, zwarte bakkebaarden en snor, gekleurde brillenglazen, licht spraakgebrek. toen hij voor het laatst werd gezien, was hij gekleed in een zwarte lange jas afgezet met zijde, een zwart vest, gouden ketting, grijze harris-tweed broek met bruine slobkousen over laarzen met elastiek aan de zijkanten. was werkzaam in een kantoor in leadenhall street. ieder die...
'Tot zover, ' zei Holmes. 'Wat betreft de brieven, ' vervolgde hij terwijl hij er een blik opsloeg, 'dat is niks bijzonders. Er zit geen aanwijzing in over meneer Angel, behalve dat hij Balzac een keer citeerde. Er is een opmerkelijk punt, maar dat is je ongetwijfeld opgevallen. '
'Ze zijn getypt, ' zei ik.
'En dat niet alleen, ook de ondertekening is getypt. Kijk maar naar dat keurige "Hosmer Angel" onderaan. Wel een datum, geen opschrift behalve Leadenhall Street, maar dat is nogal vaag. De ondertekening is veelbetekenend, eigenlijk zegt die genoeg. '
'Waarover?'
'Beste kerel, is het mogelijk dat je in deze zaak iets over het hoofd ziet?'
'Dat weet ik niet, maar misschien deed hij dit om zijn handtekening te kunnen ontkennen als er een actie wordt ingesteld vanwege het verbreken van de trouwbelofte. '
'Nee, dat is het punt niet. Maar ik zal nu twee brieven schrijven waarmee we de kwestie gaan afhandelen. Een gaat er naar een firma in de City, de ander naar de stiefvader van de jongedame, de heer Windibank. Ik vraag of hij morgenavond om zes uur hier bij ons langs wil komen. We kunnen deze kwestie maar beter met de mannelijke familieleden afhandelen. Dokter, we kunnen nu verder niets meer doen dan het antwoord op deze brieven afwachten, dus stallen we het probleempje maar in de tussentijd. '
Ik had altijd al genoeg reden om te vertrouwen op de subtiele redeneertrant en de energieke manier van handelen van mijn vriend. Ik ging ervan uit dat hij goede gronden had voor de zelfbewuste en nonchalante manier waarop hij dit bijzondere mysterie aanpakte. Ik heb hem slechts een keer zien falen in de zaak van de koning van Bohemen en de foto van Irene Adler. Maar als ik kijk naar de vreemde kwestie van Het teken van de vier en de buitengewone omstandigheden die bij Een studie in rood speelden, dan zou het zeker een erg ingewikkelde zaak moeten zijn, wil hij die niet oplossen.
Toen ik wegging, rookte hij nog steeds zijn zwarte stenen pijp. Ik was ervan overtuigd dat hij de volgende avond alle noodzakelijke aanwijzingen in handen zou hebben voor de identiteit van de verdwenen bruidegom van Mary Sutherland.
Een ernstig ziektegeval eiste mijn volledige aandacht op en ik zat een groot deel van de volgende dag aan het bed van de patient. Pas tegen een uur of zes kon ik me vrijmaken. Ik haastte mij naar Baker Street, bang dat ik te laat zou komen voor de ontknoping van het kleine mysterie. Ik trof Sherlock Holmes alleen aan, half ingedut, met zijn lange,
magere lijf opgerold in zijn diepe stoel. Een hele rij flessen en reageerbuisjes die de prikkelende geur van zoutzuur verspreidden, vertelden me dat hij zijn dag had doorgebracht met scheikundige proeven, het werk wat hij graag deed.
'En heb je het opgelost?' vroeg ik bij binnenkomst.
'Ja. Het is bariumhydroxide. '
'Nee, nee, het mysterie, ' riep ik.
'O, dat! Ik dacht aan de zouten waarmee ik aan het werk was. Het was helemaal geen mysterie hoewel sommige details wel interessant zijn, maar dat zei ik gisteren al. De schaduwzijde is helaas dat er geen wet is waarmee ik de schurk kan aanpakken. '
'Wie was hij dan en met welk doel heeft hij Mary Sutherland in de steek gelaten?'
Ik had de vraag nauwelijks gesteld en Holmes had nog niet geantwoord toen we zware voetstappen in de gang hoorden en daarna een klop op de deur.
'Dat is de stiefvader van het meisje, de heer James Windibank, ' zei Holmes. 'Hij schreef me dat hij hier om zes uur zou zijn. Binnen!'
De man die binnenkwam was een stevige kerel met een gemiddelde lengte. Hij was een jaar of dertig, gladgeschoren en had een ziekelijk bleke huid. Hij gedroeg zich poeslief op een wat slinkse manier en had doordringende grijze ogen. Hij keek ieder van ons vragend aan, legde zijn hoed op een zijtafeltje en ging na een lichte buiging in de dichtstbijzijnde stoel zitten.
'Goedenavond meneer Windibank, ' zei Holmes. 'Begrijp ik goed dat deze getypte brief van u is, waarin u de afspraak van zes uur met mij bevestigde?'
'Ja, meneer. Ik ben alleen wat later omdat ik niet helemaal mijn eigen baas ben, weet u. Het spijt me dat Mary Sutherland u met deze kleine kwestie heeft lastig gevallen,
want ik vind het niet goed dat de vuile was wordt buiten gehangen. Ze bezocht u tegen mijn wil, maar ze is een erg opgewonden, impulsief meisje, zoals u misschien hebt gemerkt. Wanneer ze eenmaal iets in haar hoofd heeft, is ze niet gemakkelijk in de hand te houden. Ik heb er natuurlijk niet zo veel bezwaar tegen, omdat u niet van de politie bent. Maar het is niet aangenaam als over een tegenslag in dit gezin geruchten worden verspreid. Bovendien is het weggegooid geld, want hoe zou u nou deze Hosmer Angel kunnen vinden?'
'Dat ben ik niet met u eens, ' zei Holmes op rustige toon. 'Ik geloof heilig dat ik in staat ben meneer Hosmer Angel te vinden. '
Meneer Windibank reageerde verrast, liet zijn handschoenen vallen en zei: 'Ik ben blij dat te horen. '
'Het is heel merkwaardig, ' merkte Holmes vervolgens op, 'dat een schrijfmachine net zo veel identiteit heeft als een iemands handschrift. Behalve als ze nog nieuw zijn, hebben geen twee machines hetzelfde schrift. Sommige letters slijten harder dan andere en sommige slijten maar aan een kant. Kijkt u eens, meneer Windibank, in dit briefje van u heeft elke "e" iets vlekkerigs en ontbreekt een stukje in de staart van de "r". Er zijn veertien andere kenmerken, maar deze zijn de duidelijkste. '
'Op kantoor wordt alle correspondentie op deze machine gedaan en hij is ongetwijfeld wat versleten, ' antwoordde onze bezoeker, terwijl hij Holmes met zijn felle kleine ogen scherp aankeek.
'En nu laat ik u iets heel interessants zien, meneer Windibank, ' ging Holmes door. 'Ik denk dat ik een dezer dagen nog een kleine monografie ga schrijven over de typemachine en haar relatie tot de misdaad. Een onderwerp waaraan ik wat aandacht heb besteed. Ik heb hier vier brieven die afkomstig zouden zijn van de vermiste man. Ze zijn
allemaal getypt. In elke brief is niet alleen de "e" gevlekt en de "r" staartloos, maar als u mijn zeer sterke loep gebruikt, zult u ook zien dat de veertien andere karakteristieken, waarop ik doelde, ook aanwezig zijn. '
Meneer Windibank sprong op uit zijn stoel en pakte zijn hoed. 'Ik ga mijn tijd niet verspillen aan dit soort fantastische praatjes, meneer Holmes, ' zei hij. 'Als u de man kunt pakken, pak hem dan en laat me dan weten dat u hem hebt. '
'Vast en zeker, ' zei Holmes, die naar de deur liep en de sleutel omdraaide. 'Dan laat ik u nu weten dat ik hem heb gepakt. '
'Wat! Waar?' riep meneer Windibank die bleek om zijn neus werd en schichtig rondkeek als een rat in een val.
'O, dat gaat zo niet - nee, werkelijk niet, ' zei Holmes beminnelijk. 'U komt hier zo niet mee weg, meneer Windibank. Dat is veel te doorzichtig. U gaf mij ook een slecht compliment toen u zei dat ik een dergelijke eenvoudige kwestie niet zou kunnen oplossen. Dat is goed! Gaat u maar weer zitten, dan praten we dit uit. '
Onze bezoeker viel achterover in de stoel, met een doodsbleek gezicht en met parelende zweetdruppels boven zijn wenkbrauwen. 'Het is... het is niet strafbaar, ' stamelde hij.
'Daar ben ik ook bang voor. Maar tussen ons gezegd, meneer Windibank, het was wreed, egoistisch en harteloos. Zo'n verachtelijke truc heb ik nog niet eerder meegemaakt. Ik loop de gebeurtenissen even langs en spreekt u me maar tegen als ik fout zit. '
De man zat ineengedoken in zijn stoel, met zijn hoofd op zijn borst als iemand die helemaal vermorzeld is. Holmes legde zijn voeten op de hoek van de schoorsteenmantel, stak zijn handen in zijn zak, leunde achterover en begon te praten, eerder tegen zichzelf dan tegen ons, zo leek het.
'De man trouwde een veel oudere vrouw om haar geld, ' ei hij, 'en hij profiteerde ook van het geld van de dochter zolang zij thuis zou wonen. Het was een aanzienlijk bedrag voor mensen in hun positie en het verlies ervan zou een behoorlijk verschil uitmaken. De moeite waard dus om het te behouden. De dochter had een goed en vriendelijk karakter en was op haar manier toegenegen en hartelijk. Het was duidelijk dat zij met die eigenschappen en haar inkomen niet lang ongehuwd zou blijven. Maar een huwelijk zou het verlies van honderd pond per jaar betekenen, dus wat doet haar stiefvader om dat te verhinderen? Hij stuurt er duidelijk op aan om haar thuis te houden en hij verbiedt haar gezelschap te zoeken bij mensen van haar leeftijd. Spoedig merkt hij dat dit geen afdoende oplossing is. Ze werd dwars, wees op haar rechten en kondigde ten slotte aan dat ze naar een bal ging. Wat deed haar slimme stiefvader toen? Hij bedacht iets met zijn hoofd in plaats van met zijn hart. Met medeweten en hulp van zijn vrouw vermomde hij zich. Hij verborg zijn scherpe ogen achter gekleurde glazen, plakte een snor en borstelige bakkebaarden op en liet zijn stem dalen tot een innemend gefluister. Geholpen door het slechte zicht van het meisje, verschijnt hij als Hosmer Angel die haar het hof maakt en andere minnaars op afstand houdt. '
'Het was aanvankelijk een grap, ' kermde onze bezoeker. 'We hadden nooit gedacht dat ze zo gemakkelijk te paaien was. '
'Misschien niet, nee. Wat er ook van zij, de jonge dame liet zich onmiskenbaar meevoeren en aangezien ze dacht dat haar stiefvader in Frankrijk was, kwam het vermoeden dat ze bedrogen werd geen moment in haar op. Ze was gevleid door de attenties van de heer en het effect werd nog vergroot door de nadrukkelijke bewondering van haar moeder. Vervolgens kwam meneer Angel op bezoek, want het was duidelijk dat het spel nu verder moest worden gespeeld voor een maximaal effect. Ze maakten afspraakjes. Een verloving ou uiteindelijk de gevoelens van het meisje in goede banen houden en haar beletten naar een ander uit te kijken. Maar het bedrog kon niet voortduren. Die zogenaamde reisjes naar Frankrijk waren nogal omslachtig. Het was dus zaak om de kwestie tot een dramatisch einde te brengen die een blijvende indruk op de jonge vrouw zou maken. Dat zou haar beletten om de komende tijd uit te kijken naar een andere man. Vandaar dat trouw zweren op de bijbel. Vandaar de toespeling op de mogelijkheid dat er iets zou gebeuren op de dag van het huwelijk. James Windibank wilde dat Mary Sutherland zich gebonden zou weten aan Hosmer Angel. Ze zou onzeker blijven over zijn lot zodat ze ten minste tien jaar niet aan een andere man zou denken. Hij bracht haar tot aan de kerkdeur en toen kon hij met het spel niet verder. Daarom verdween hij met behulp van een oude truc. Hij stapte door de ene deur in de koets en stapte door de andere deur er weer uit. Ik geloof dat het zo is gelopen, meneer Windibank!'
Onze bezoeker had iets van zijn zelfverzekerdheid terug gekregen terwijl Holmes aan het woord was. Hij stond op met een koude grijns op zijn bleke gezicht.
'Misschien wel, misschien ook niet, meneer Holmes. Maar u bent ook zo slim om te weten dat u degene bent die nu in overtreding is, en niet ik. Ik heb vanaf het begin niets strafbaars gedaan, maar zolang als u de deur op slot houdt, stelt u zichzelf bloot aan vervolging wegens bedreiging en wederrechtelijke vrijheidsberoving. '
'Zoals u zelf al aangaf: de wet heeft inderdaad geen greep op u, ' zei Holmes. Hij deed de deur van het slot en opende hem. 'Toch is er niemand die straf meer verdient dan u. Als de jongedame een broer of een vriend heeft, zou hij een zweep over uw rug hebben gelegd, ' vervolgde hij. Hij liep rood aan bij het zien van de bittere grijns op het gezicht van e man. 'Ik hoef het niet voor mijn client te doen, maar daar staat een rijzweep klaar en ik denk dat ik mijzelf maar eens trakteer op... '
Hij deed twee snelle stappen naar de zweep, maar nog voordat hij deze kon grijpen, klonk er al een wild gestommel van voetstappen op de trap gevolgd door een klap van de voordeur. Vanuit het raam zagen we meneer James Windibank op volle snelheid de straat uit rennen.
'Wat een harteloze schurk!' zei Holmes lachend. Hij ging weer zitten. 'Die kerel begaat de ene misdaad na de andere totdat hij iets heel slechts doet en aan de galg eindigt. Deze zaak is in een bepaald opzicht niet helemaal onbelangrijk geweest. '
'Ik kan jouw redeneringen niet allemaal volgen, ' zei ik.
'Het was natuurlijk vanaf het begin duidelijk dat die meneer Hosmer Angel een of ander doel had met zijn merkwaardig gedrag. Het was ook duidelijk dat de schoonvader de enige was die echt voordeel bij de gebeurtenis had, voor zover we konden nagaan. Dus het feit dat de twee mannen elkaar nooit troffen, maar de een altijd opdook als de ander weg was, was veelbetekenend. Ook de getinte brillenglazen en merkwaardige stem waren aanwijzingen die duidden op een vermomming, net als de borstelige bakkebaarden. Mijn vermoedens werden bevestigd doordat hij zijn ondertekening typte. Heel ongewoon. Dat duidde erop dat zijn handschrift zo bekend was bij haar dat ze dat onmiddellijk zou herkennen. Je ziet dat al deze afzonderlijke feiten, samen met de vele kleine, allemaal in dezelfde richting wezen. '
'Hoe verifieerde je ze?'
'Toen ik eenmaal mijn man op het oog had, was het gemakkelijk om bevestiging te krijgen. Ik kende de firma waarvoor deze man werkt. Ik nam de gedrukte beschrijving en elimineerde alles wat bij de vermomming zou behoren - e bakkebaarden, de bril en de stem. Ik zond dit naar de firma met een verzoek mij te informeren wie van hun vertegenwoordigers aan deze beschrijving voldeed. Ik had alle eigenaardigheden van de schrijfmachine al waargenomen en ik schreef de man zelf aan op zijn kantooradres en vroeg hem mij hier op te komen zoeken. Zoals ik verwachtte, was zijn antwoord ook getypt en vertoonde dit dezelfde triviale maar karakteristieke afwijkingen. Bij dezelfde postbezorging zat ook een brief van Westhouse & Marbank uit Fenchurch Street waarin stond dat de beschrijving in ieder opzicht overeenkwam met die van hun werknemer, James Windibank. Dat is alles!'
'En Mary Sutherland?'
'Als ik het haar vertel, gelooft ze me niet. Je herinnert je het oude Perzische gezegde "Het is gevaarlijk om een tijgerwelp weg te nemen, maar het is ook gevaarlijk om een vrouw te beroven van een waanidee. " Hafiz en Horatius kenden de wereld en zeiden veel verstandige dingen. ' 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het mysterie van Boscombe Valley (The Boscombe Valley Mystery)



Sherlock Holmes

            Mijn vrouw en ik zaten op een ochtend aan het ontbijt, toen ons dienstmeisje een telegram binnenbracht. Het kwam van Sherlock Holmes. Hij schreef:
Kun je een paar dagen vrij nemen? Heb telegram gehad uit westen van Engeland over drama in Boscombe valley. zou het fijn vinden als je meeging. lucht en landschap perfect. Vertrek Paddington om n. 15 uur.
'Wat vind je ervan, lieverd?' vroeg mijn vrouw. Ze keek mij aan. 'Ben je van plan om te gaan?'
'Ik weet het eigenlijk niet. Ik zit nog met een aardig lange lijst patienten. '
'O, Anstruther kan jou wel vervangen. De laatste tijd zie je er wat bleek uit. Ik denk dat een verandering je goed zal doen. Je bent altijd zo geinteresseerd in de zaken van Sherlock Holmes. '
'Ik zou ondankbaar zijn als ik zei dat het niet zo was. Ik leer er zo veel van, ' antwoordde ik. 'Maar als ik ga, moet ik snel zijn want ik heb nog maar een half uur. '
Door mijn verblijf in kampementen in Afghanistan had ik geleerd om snel mijn spullen te pakken en op reis te gaan. Ik nam maar weinig dingen mee, dus in een oogwenk zat ik met mijn reistas in een koets op weg naar Paddington Station. Sherlock Holmes liep rusteloos op het perron heen en weer. Zijn lange, magere gestalte werd nog extra benadrukt door zijn lange, grijze reiscape en bijpassende pet.
'Heel goed dat je komt, Watson, ' zei hij. 'Het betekent veel voor mij om iemand bij me te hebben op wie ik volledig kan bouwen. Aan hulp van iemand ter plaatse heb ik niks. Men is vaak vooringenomen. Houd jij de twee hoek plaatsen bezet, dan zorg ik voor de kaartjes. '
We hadden de coupe voor ons alleen en voor de ongelooflijk grote stapel kranten die Holmes had meegebracht. Hij snuffelde en las erin, nam pauzes om iets te noteren of om na te denken. Toen we Reading waren gepasseerd, propte hij plotseling alles tot een grote bal en wierp die in het rek.
'Heb jij iets over de zaak gehoord?' vroeg hij.
'Helemaal niets. Ik heb al een paar dagen geen krant gezien. '
'In de Londense kranten stond geen uitgebreid verslag. Ik heb voor bijzonderheden net alle recente kranten doorgevlooid. Het komt op mij over als een van die simpele zaken die uiterst moeilijk zijn. '
'Dat klinkt wat paradoxaal. '
'Maar het is volkomen waar. Het ongewone vormt bijna altijd een aanwijzing. Hoe kleurlozer en gewoner een misdaad is, des te lastiger de oplossing is. In deze zaak hebben ze een zeer ernstige verdenking opgevat tegen de zoon van de vermoorde man. '
'Gaat het dan om moord?'
'Ja, dat is het vermoeden. Voor mij staat dat nog niet vast. Eerst wil ik er zelf naar kijken. Ik vertel je de stand van zaken in een paar woorden, althans voor zover ik het heb begrepen.
Boscombe Valley is een district niet zo ver uit de buurt van Ross in Herefordshire. De grootste landeigenaar in dat gebied is een zekere John Turner, die in Australie fortuin heeft gemaakt en een paar jaar geleden naar zijn vaderland is teruggekeerd. Een van zijn boerderijen, die van Hatherley, verpachtte hij aan Charles McCarthy, ook een voormalige Australier. De mannen hadden elkaar overzee leren kennen, dus was het niet vreemd dat ze zich na hun terugkeer hier ook zo dicht mogelijk in eikaars buurt vestigden. Turner was blijkbaar de rijkste van de twee, dus werd McCarthy zijn pachter. Toch bleven ze naar het schijnt op voet van gelijkheid met elkaar mgaan. McCarthy had een zoon, een knul van achttien. Turner had alleen een dochter van die leeftijd. Allebei waren ze weduwnaar. Ze hielden zich afzijdig van het gezelschap van de plaatselijke Engelse families en leefden wat teruggetrokken, maar de beide McCarthy's waren dol op sport en werden regelmatig bij harddraverijen in de buurt gesignaleerd. McCarthy had twee bedienden - een man een meisje. Turner had flink wat personeel, minstens een stuk of zes personen. Dat is alles wat ik weet van de families. Nu de feiten.
Op 3 juni, afgelopen maandag dus, verliet McCarthy zijn huis in Hatherley om ongeveer drie uur 's middags. Hij wandelde naar Boscombe Pool, een klein meer dat wordt gevoed door een beekje dat door Boscombe Valley stroomt. Hij was 's morgens met een bediende naar Ross geweest en had tegen de man gezegd dat hij zich moest haasten, omdat hij 's middags om drie uur een belangrijke afspraak had. Van die afspraak kwam hij niet levend terug.
Van de boerderij tot het meertje is het ongeveer vierhonderd meter. Twee mensen zagen hem op dat stuk lopen. De een was een oude vrouw, haar naam wordt niet genoemd, de ander was William Crowder, een jachtopziener in dienst van de heer Turner. Allebei de getuigen verklaren dat de heer McCarthy alleen was. De jachtopziener voegt eraan toe dat hij een paar minuten nadat hij de heer McCarthy had zien passeren, zag dat diens zoon, James McCarthy, een geweer onder zijn arm droeg en dezelfde weg nam. Naar zijn beste weten was de vader op dat moment nog te zien en liep de zoon achter hem aan. Hij dacht verder niet meer aan de kwestie totdat hij 's avonds hoorde van het drama dat had plaatsgevonden.
De twee McCarthy's zijn nog gezien na het tijdstip waarop William Crowder, de jachtopziener, ze uit het oog verloor. Boscombe Pool is omgeven door een dicht bos met al een een smalle strook gras en rietstengels aan de oever. Patience Moran, de veertienjarige dochter van de huismeester van het landgoed, was bloemen aan het plukken in een bos. Ze verklaart dat ze daar aan de rand van het bos vlakbij het meer de heer McCarthy en zijn zoon zag. Beiden leken hevig ruzie te maken. Ze hoorde de heer McCarthy grove taal uitslaan tegen zijn zoon en zag dat deze zijn hand ophief alsof hij zijn vader wilde slaan. Door al die heftigheid werd ze zo bang dat ze naar huis rende. Ze vertelde haar moeder dat ze de twee McCarthy's ruzie had zien maken bij het meer en dat ze dacht dat het tweetal met elkaar op de vuist ging. Nauwelijks had ze dit gezegd of de jonge McCarthy kwam hard naar de portierswoning gelopen. Hij riep dat hij zijn vader dood in het bos had gevonden en vroeg om hulp van de huismeester. Hij was zeer opgewonden, had geen geweer of pet bij zich. Zijn rechterhand en mouw zaten onder het bloed. Ze gingen met hem mee en vonden het dode lichaam uitgestrekt in het gras naast het meer liggen. Zijn hoofd vertoonde de sporen van herhaalde slagen met een zwaar, bot wapen. De verwondingen zagen eruit alsof ze heel goed konden zijn veroorzaakt door de geweerkolf van zijn zoon. Het wapen lag in het gras op een paar stappen van het lichaam. Gelet op deze omstandigheden werd de jongeman direct aangehouden. Een gerechtelijk onderzoek afgelopen dinsdag leidde tot het oordeel dat er sprake was van moord met voorbedachten rade. Op woensdag werd hij voor de politierechter in Ross geleid, die de zaak doorgeleidde naar de volgende zitting van de rechtbank. Dat zijn de belangrijkste feiten in deze zaak die bij de lijkschouwer en politierechter naar voren kwamen. '
'Dat ziet er voor de verdachte heel belastend uit, ' merkte ik op. 'Als er ooit indirect bewijs naar een dader wees, dan is dat hier het geval. '
'Indirect bewijs is een heel netelige kwestie, ' antwoordde Holmes diepzinnig. 'Het lijkt alsof alles rechtstreeks naar een punt wijst, maar als je je standpunt wat verplaatst, ontdek je misschien dat alles op dezelfde eenduidige manier op iets heel anders wijst. Ik moet je wel toegeven dat de zaak er voor de jongeman ernstig uitziet. Het is heel goed mogelijk dat hij inderdaad de dader is. Maar verscheidene mensen in de omgeving onder wie mevrouw Turner, de dochter van de naburige landeigenaar, geloven in zijn onschuld. Ze hebben Lestrade in de arm hebben genomen om voor zijn belang op te komen. Je kent hem nog vanwege Een studie in rood. Lestrade tastte in het duister en heeft de zaak aan mij overgedragen, vandaar dat deze twee heren van middelbare leeftijd nu westwaarts reizen met een snelheid van 80 km per uur in plaats van rustig thuis hun ontbijt te verteren. '
'Ik denk dat de feiten zo duidelijk liggen dat je weinig eer aan deze zaak behaalt, ' zei ik.
'Niets is zo misleidend als een duidelijk feit, ' antwoordde hij lachend. 'Bovendien stuiten we mogelijk op andere duidelijke feiten, die voor Lestrade misschien niet zo voor de hand lagen. Je weet dat ik niet opschep als ik zeg dat ik zijn theorie zal bevestigen of zal afbreken. Ik doe dat met middelen waarmee hij niet kan werken of die hij niet begrijpt. Ik neem het eerste voorbeeld wat me invalt. Ik heb duidelijk waargenomen dat in jouw slaapkamer het raam aan de rechterkant zit en toch vraag ik me af of Lestrade een dergelijk duidelijk aspect zou hebben waargenomen. '
'Hoe weet jij nou... '
'Mijn beste kerel, ik ken je maar al te goed. Ik weet dat je heel punctueel bent. Je scheert je iedere morgen. In dit seizoen doe je dat bij daglicht. Maar aangezien je de linkerkant van je gezicht minder goed hebt geschoren dan de rechterkant, is het gewoon duidelijk dat die linkerkant minder icht krijgt dan de andere. Ik kan mij niet voorstellen dat iemand met jouw gewoonten om beide kanten evenveel aandacht te schenken, met een dergelijk resultaat tevreden is. Het is maar een onbeduidend voorbeeld van observatie en deductie. Dat is mijn vak en het komt mij mogelijk weer van pas bij ons komend onderzoek. Bij het gerechtelijk vooronderzoek kwamen een paar minder belangrijke punten aan de orde waar we eens goed over moeten nadenken. '
'Welke zijn dat?'
'Het schijnt dat hij niet meteen is gearresteerd, maar pas nadat hij weer terug was op de boerderij van Hatherley. Toen de politie-inspecteur hem meedeelde dat hij onder arrest was, riep hij dat dit hem niet verbaasde en dat dit niet meer dan zijn verdiende loon was. Zijn opmerking had als natuurlijk effect dat de laatste sporen van twijfel in de hoofden van de juryleden bij de rechtszitting verdwenen. '
'Het was een bekentenis, ' riep ik uit.
'Nee, want daarna bezwoer hij dat hij onschuldig was. '
'Maar dat komt wel na een reeks gebeurtenissen die niet in zijn voordeel pleiten. Het is op zijn minst een verdachte opmerking. '
'Integendeel, ' zei Holmes, 'het is helderste lichtpunt dat ik bij al die wolken zie. Hoe onschuldig hij misschien ook is, hij is toch niet zo volslagen idioot dat hij niet inziet dat de omstandigheden voor hem zeer nadelig zijn. Had hij verbaasd geleken over zijn arrestatie of had hij verontwaardiging geveinsd, dan zou ik dat hoogst verdacht hebben gevonden. Verbazing of boosheid zijn namelijk niet de natuurlijke reacties onder deze omstandigheden. Toch lijken ze voor een sluw persoon de beste gedragslijn. Zijn openhartige acceptatie van de situatie duidt erop dat hij of onschuldig is of iemand die zichzelf heel goed onder controle heeft. Die opmerking over zijn verdiende loon was ook niet ongewoon als je bedenkt dat hij naast het dode lichaam van zijn vader stond. Bedenk ook dat hij juist op die dag zijn plichten als zoon had verzaakt. Hij kreeg woorden met zijn vader en hief zijn hand op alsof hij hem wilde slaan. Dat alles volgens de belangrijke verklaring van het meisje. Het zelfverwijt en de wroeging die uit zijn opmerkingen klinken, lijken me eerder tekenen van een gezonde dan van een schuldige geest te zijn. '
Ik schudde mijn hoofd. 'Veel mensen zijn voor minder bewijzen opgehangen, ' antwoordde ik op mijn beurt.
'Dat is zo. Ook zijn veel mensen zijn ten onrechte opgehangen. '
'Wat is de eigen verklaring van de jongeman over de zaak?'
'Die is niet erg bemoedigd voor de mensen die hem steunen, maar er zijn punten die veelbetekenend zijn. Je vindt ze hier, misschien wil je ze zelf lezen. '
Hij haalde uit de stapel papieren een exemplaar van de plaatselijke courant en nadat hij een bladzijde had omgeslagen, wees hij op een artikel waarin de verklaring van de ongelukkige jongeman stond. Ik nestelde mij in de hoek van de coupe en las het zorgvuldig. Het luidde als volgt:
hy, de enige zoon van de overledene, werd als getuige opgeroepen en verklaarde: 'Ik ben drie dagen in Bristol geweest en kwam afgelopen maandagochtend, de derde, pas terug. Mijn vader was niet thuis en het dienstmeisje vertelde mij dat hij met John Cobb, de stalknecht, naar Ross was gereden. Kort daarna hoorde ik de koets de binnenplaats oprijden en toen ik uit mijn raam keek, zag ik hem uitstappen en snel weglopen hoewel ik niet wist in welke richting hij liep. Ik pakte vervolgens mijn geweer en struinde in de richting van Boscombe Pool met de bedoeling om naar
het konijnenveld aan de andere kant van het meer te gaan. Onderweg zag ik William Crowder, de jachtopziener, zoals hij verklaarde. Maar hij vergist zich als hij denkt dat ik mijn vader achterna liep. Ik had geen idee dat hij voor mij liep. Toen ik nog zo'n 100 meter van het meer was, hoorde ik "Cooee!" roepen. Dat was het gebruikelijke signaal tussen mijn vader en mij. Ik liep snel verder en trof hem bij het meer aan. Hij leek verrast mij te zien en vroeg me op een nogal onaangename toon wat ik daar deed. We kregen een woordenwisseling die nogal hoog opliep en raakten bijna slaags, want mijn vader was erg driftig van aard. Toen ik zag dat hij zichzelf niet meer in de hand had, ben ik weggelopen in de richting van de boerderij. Ik was nog geen 150 meter ver of ik hoorde een afschuwelijke schreeuw achter mij. Ik holde snel terug en vond mijn vader stervend op de grond liggen met zware verwondingen aan zijn hoofd. Ik liet mijn geweer vallen en nam hem in mijn armen, maar hij blies bijna meteen zijn laatste adem uit. Ik knielde een paar minuten naast hem en ging daarna op weg om hulp te vragen bij het dichtstbijzijnde huis. Dat was de woning van de huismeester van de heer Turner. Toen ik terugliep naar mijn vader zag ik niemand in zijn buurt. Ik heb geen idee hoe hij aan zijn verwondingen kwam. Hij was geen populaire man, gedroeg zich misschien wat onvriendelijk en grimmig, maar hij had voor zover ik weet geen echte vijanden. Verder kan ik u niets over de zaak vertellen. '
Lijkschouwer: 'Heeft uw vader nog iets tegen u gezegd voor hij stierf'
Getuige: 'Hij mompelde een paar woorden, maar ik ving alleen een toespeling op over een rat. '
Lijkschouwer: 'Wat maakte u daaruit op?' Getuige: 'Het zei mij niets, ik dacht dat hij ijlde. ' Lijkschouwer: 'Waarover hadden u en uw vader die laatste ruzie?'
Getuige: 'Daar geef ik liever geen antwoord op. ' Lijkschouwer: 'Ik moet daar toch op aandringen. ' Getuige: 'Het is echt onmogelijk dat ik u dat vertel. Ik verzeker u dat het niets te maken heeft met de tragische gebeurtenis daarna. '
Lijkschouwer: 'Dat zal de rechtbank wel uitmaken. Ik hoef u er niet op te wijzen dat uw weigering om te antwoorden uw zaak bij de verdere behandeling aanzienlijk kan schaden. ' Getuige: 'Ik moet echt weigeren. ' Lijkschouwer: 'Ik begrijp dat de kreet "Cooee" een gewoon signaal was tussen u en uw vader?' Getuige: 'Inderdaad. '
Lijkschouwer: 'Hoe kan het dan dat hij die slaakte voordat hij u zag en voordat hij zelf wist dat u uit Bristol was teruggekeerd?' Getuige (duidelijk in de war): 'Ik weet het niet. ' Een jurylid: 'Hebt u niets gezien wat uw achterdocht wekte toen u terugkeerde nadat u de schreeuw hoorde en uw vader dodelijk gewond aantrof Getuige: 'Niets bepaalds. ' Lijkschouwer: 'Wat bedoelt u daarmee?' Getuige: 'Ik was zo verontrust en opgewonden toen ik naar de open plek rende dat ik aan niets anders kon denken dan aan mijn vader. Toch had ik vaag de indruk dat er links van mij iets op de grond lag, toen ik terug rende. Het leek me dat er iets grijs lag, een jas of zoiets of misschien een plaid. Toen ik opstond bij mijn vader en rondkeek was het weg. '
'Bedoelt u dat het verdwenen was voordat u hulp ging
halen?'
'Ja, het was weg. '
'U kunt niet zeggen wat het was?'
'Nee, ik had een gevoel dat er iets lag. '
'Hoe ver van het lichaam vandaan?'
'Een meter of tien. '
'En hoe ver vanaf de rand van het bos?'
'Ongeveer op dezelfde aftand. '
'Als er iets was verwijderd, gebeurde dat binnen tien eter aftand van u vandaan?'
'Ja, maar ik stond met mijn rug ernaartoe. '
Einde van het verhoor van de getuige.
'Ik begrijp, ' zei ik terwijl ik het artikel nog eens langsliep, 'dat de lijkschouwer in zijn laatste opmerkingen nogal onverbiddelijk was voor de jonge McCarthy. Hij vestigde terecht de aandacht op een tegenstrijdigheid: de vader die zijn zoon een teken gaf voordat hij hem had gezien. Dat doet de lijkschouwer ook bij de weigering van de zoon om bijzonderheden van het gesprek met zijn vader te geven en bij de weergave van de laatste woorden van zijn vader. Hij zegt dat alles pleit in het nadeel van de zoon. '
Holmes lachte zachtjes in zichzelf en ging languit op de bank liggen. 'De lijkschouwer en jij hebben erg jullie best gedaan, ' zei hij, 'om de sterkste punten in het voordeel van de jongeman eruit te halen. Zie je niet dat jullie hem afwisselend verwijten dat hij te veel en te weinig fantasie heeft? Te weinig, omdat hij geen reden voor de ruzie kon bedenken die hem de sympathie van de jury zou opleveren. Te veel, als hij vanuit zijn eigen diepste gevoelens zoiets buitenissigs bedenkt over een stervende die naar een rat verwijst of over een verdwijnend kledingstuk. Nee, ik zal deze zaak benaderen vanuit het gezichtspunt dat deze jongeman de waarheid spreekt. We zullen zien waar deze hypothese ons brengt. En nu ga ik Petrarchus lezen. Ik zeg niks meer over deze zaak totdat we op de plaats van handeling zijn aangekomen. We lunchen in Swindon. Daar komen we over twintig minuten aan. '
We reden door de mooie Stroud Valley en over de brede spiegelende rivier de Severn. Eindelijk, tegen vieren, kwamen we aan in het kleine provinciestadje Ross. Een magere man die op een detective leek stond op het perron ons op te wachten. Hij keek steels en sluw. Ondanks de lichtbruine stofjas en de leren beenkappen die hij geheel in stijl met de rustieke omgeving droeg, had ik geen moeite hem te herkennen: het was Lestrade van Scotland Yard. We reden met hem naar Hereford Arms waar al een kamer voor ons was gereserveerd.
'Ik heb een rijtuig besteld', zei Lestrade toen we thee dronken. Ik weet hoe actief jullie zijn en niet zullen rusten voordat jullie op de plaats van het misdrijf zijn. '
'Aardig en complimenteus van je, ' antwoordde Holmes. 'Het is een kwestie van hoe hoog de barometer staat. '
Lestrade keek verschrikt. 'Ik kan je niet helemaal volgen, ' zei hij.
'Hoe staat de barometer? Op 78 zie ik. Geen wind, geen wolkje aan de hemel. Ik heb hier een koker vol sigaretten om lekker op te roken. Ook de bank is heel wat beter dan in menig hotel op het platteland. Ik denk niet dat ik het rijtuig vanavond nog gebruik. '
Lestrade lachte goedig. 'Je hebt ongetwijfeld je conclusies al getrokken uit wat de kranten schreven, ' zei hij. 'De zaak is zo helder als glas en hoe meer je je erin verdiept hoe helderder zij wordt. Toch kun je natuurlijk een dame niets weigeren, zeker niet als ze zo overtuigd is van haar zaak. Ze had over jou gehoord en wil graag je mening, hoewel ik haar al erschillende keren heb gezegd dat jij geen dingen zou doen die ik al niet gedaan heb. Nee maar, dat is haar rijtuig, ze komt eraan. '
Nauwelijks was hij uitgesproken of een van de aantrekkelijkste vrouwen die ik ooit in mijn leven heb gezien, stormde binnen. Haar violette ogen schitterden, haar lippen iets van elkaar, een roze blos op haar wangen. Ze had haar natuurlijke gereserveerdheid losgelaten. Ze kwam opgewonden en bezorgd over.
'O, meneer Holmes!' riep ze, terwijl ze ieder van ons aankeek en ten slotte met snelle vrouwelijke intuitie haar blik op mijn metgezel liet rusten, 'ik ben zo blij dat u er bent. Ik ben hier naar toe gereden om u dat te zeggen. Ik weet dat James het niet heeft gedaan. Ik weet het zeker en ik wil dat u dat ook weet voordat u met uw werk begint. U hoeft hieraan niet te twijfelen. We kennen elkaar van jongs af aan. Ik ken zijn gebreken beter dan wie dan ook, maar hij is zo zachtaardig dat hij geen vlieg kwaad doet. Iedereen die hem goed kent, vindt zo'n beschuldiging absurd. '
'Hopelijk kunnen we zijn onschuld kunnen aantonen, mevrouw Turner, ' zei Sherlock Holmes, 'u kunt ervan op aan dat ik mijn best zal doen. '
'Maar u hebt de getuigenverklaringen gelezen. Hebt u daar al een conclusie uit getrokken? Ziet u nog een uitweg, een zwakke plek? Denkt u zelf niet dat hij onschuldig is?'
'Ik denk dat dit zeer waarschijnlijk het geval is. '
'Ziet u wel!' riep ze tegen Lestrade, terwijl ze hem met het hoofd in de nek uitdagend aankeek. 'U hoort het! Hij geeft mij hoop. '
Lestrade haalde zijn schouders op. 'Ik denk dat mijn collega een beetje te snel is met zijn conclusies, ' zei hij.
'Maar hij heeft gelijk. O, ik weet dat hij gelijk heeft. James heeft het niet gedaan. En die ruzie met zijn vader: ik weet eker dat hij bij de lijkschouwer er niet over wilde praten, omdat ik erbij betrokken was. Dat was de reden. '
'In welk opzicht?' vroeg Holmes.
'Het is niet het moment om dingen verborgen te houden. James en zijn vader hadden vaak ruzie over mij. Meneer McCarthy wilde erg graag dat wij zouden gaan trouwen. James en ik hebben altijd als broer en zus van elkaar gehouden. Hij is natuurlijk nog jong en heeft nog weinig van het leven gezien, en... nou... natuurlijk voelde hij nog niets voor zoiets. Er waren dus ruzies en deze was er een van, dat weet ik zeker. '
'En uw vader?' vroeg Holmes. Was hij voor zo'n huwelijk?'
'Nee, hij was er ook tegen gekant. Alleen meneer McCarthy was er voor. ' Een snelle blos verscheen op haar fris, jong gezicht toen Holmes haar met een van zijn scherpe, ondervragende blikken aankeek.
'Bedankt voor deze informatie, ' zei hij. 'Misschien kan ik uw vader morgen een bezoekje brengen?'
'Ik denk dat de dokter dat niet goed vindt. '
'De dokter?'
'Ja, hebt u het niet gehoord? Mijn arme vader was de laatste jaren al niet sterk meer, maar dit heeft hem volledig gebroken. Hij moet in bed blijven en dokter Willows zegt dat hij een wrak is en dat hij een zenuwinstorting heeft. Meneer McCarthy was de enige die mijn vader nog kende uit de goede ouwe tijd in Victoria. '
'Ha! In Victoria! Dat is belangrijk. '
'Ja, bij de mijnen. '
'Precies, bij de goudmijnen, waar meneer Turner fortuin heeft gemaakt, als ik het goed begrijp?'
'Ja, inderdaad. '
'Dank, mevrouw Turner. U hebt mij zeer goed geholpen. '
'Vertelt u het mij als u morgen iets nieuws weet. U gaat natuurlijk James in zijn cel opzoeken. Als u gaat, meneer Holmes, vertelt u hem dan dat ik weet dat hij onschuldig is. '
'Dat zal ik doen. '
'Ik moet nu naar huis want vader is erg ziek. Hij mist me zo als ik weg ben. Tot ziens en succes. ' Even snel als ze kwam, was ze weer weg. We hoorden haar rijtuig met veel geratel wegrijden.
'Ik schaam me voor je, Holmes, ' zei Lestrade met een zekere waardigheid, nadat het een paar minuten stil was geweest. 'Waarom wek je hoop die je niet waar kunt maken? Ik ben niet overgevoelig maar dit noem ik wreed. '
'Ik denk dat ik een mogelijkheid zie om James McCarthy van blaam te zuiveren, ' zei Holmes. 'Heb je toestemming om hem in zijn cel op te zoeken?'
'Ja, maar alleen voor jou en mij. '
'Dan kom ik terug op mijn besluit om vanavond niet weg te gaan. Hebben we nog tijd om de trein naar Hereford te pakken en hem vanavond op te zoeken?
'Ruim voldoende. '
'Laten we dat maar doen. Watson, dit zul je wel heel saai vinden, maar ik blijf maar een paar uur weg. '
Ik wandelde met hen naar het station en kuierde vervolgens door de straten van het stadje. Terug in het hotel ging ik op de bank liggen en probeerde mij te verdiepen in een romannetje. De plot van het verhaal was zo dun vergeleken met het grote mysterie waarin wij onze weg probeerden te vinden, dat mijn aandacht voortdurend van fictie naar feit dwaalde. Ik smeet ten slotte het boek weg en nam de gebeurtenissen van de dag nog maar eens in gedachten door. Stel dat het verhaal van deze ongelukkige jongeman helemaal klopt. Welke onvoorziene en buitengewone calamiteit kon er dan hebben plaatsgevonden in de tijd dat hij van zijn
vader wegliep en het moment waarop hij, gealarmeerd door diens kreten, terugholde naar de open plek in het bos? Het moet iets verschrikkelijks en dodelijk zijn geweest. Maar wat kon het geweest zijn? Zou de aard van de verwondingen mij als medicus nog iets kunnen onthullen? Ik belde en vroeg het plaatselijke weekblad dat een woordelijk verslag van het onderzoek had opgenomen. In de getuigenverklaring van de arts stond dat de achterste derde van het linkerwandbeen en de linkerhelft van de schedel door een zware klap met een bot wapen waren verbrijzeld. Ik markeerde in gedachten de plek op mijn eigen hoofd. Het was duidelijk dat de klap van achteren was gegeven. Tot op zekere hoogte was dat in het voordeel van de verdachte, die ruziend tegenover zijn vader stond toen hij werd gezien. Toch zei dat niet erg veel, want de oudere man kan zich hebben omgedraaid voordat de klap viel. Maar het zou de moeite waard kunnen zijn om Holmes' aandacht erop te vestigen. En dan was er die eigenaardige verwijzing van de stervende man naar een rat. Wat kon dat betekenen? Het was geen delirium. Een man die sterft door een onverwachte klap gaat gewoonlijk niet ijlen. Nee, het was waarschijnlijk een poging om uit te leggen wat hem is overkomen. Maar waar kon dit op duiden? Ik pijnigde mijn hersens voor een mogelijke verklaring. En ook dat voorval met die grijze lap die de jonge McCarthy zag. Als dat waar is, moet de moordenaar iets van zijn kleding, misschien wel een overjas, hebben laten vallen bij zijn vlucht. Maar dan moet hij ook zo vermetel zijn geweest om terug te keren en het mee te nemen op het moment dat de zoon geknield met zijn rug naar hem toe zat, op minder dan tien stappen afstand. Wat een aaneenschakeling van mysteries en onwaarschijnlijkheden! Ik verbaasde me niet over Lestrade's opvatting. Maar ik had zo veel vertrouwen in het inzicht van Holmes dat ik hoop bleef houden zolang elk nieuw feit hem n zijn overtuiging sterkte dat de jonge McCarthy onschuldig was.
Holmes keerde pas laat terug. Hij was alleen, want Lestrade had een kamer in de stad.
'De barometer staat nog steeds erg hoog, ' zei hij terwijl hij ging zitten. 'Belangrijk is dat het niet gaat regenen voordat we het terrein hebben onderzocht. Maar aan de andere kant, voor zo'n bijzondere activiteit moet je wel op je best en je scherpst zijn en ik had het niet graag na zo'n vermoeide, lange reis gedaan. Ik heb met de jonge McCarthy gesproken. '
'Wat heeft hij je verteld?'
'Niets. '
'Kon hij geen nieuw licht op de zaak werpen?'
'Helemaal niet. Ik dacht even dat hij wist wie het gedaan had en dat hij hem of haar wilde beschermen, maar ik ben nu overtuigd dat hij net zo voor een raadsel staat als ieder ander. Hij is niet zo vlug van begrip, maar hij ziet er aantrekkelijk uit en volgens mij heeft hij ook een goed karakter. '
'Ik kan zijn smaak niet bewonderen, ' zei ik, 'als het inderdaad vast staat dat hij niets voelt voor een huwelijk met de zo charmante jonge mevrouw Turner. '
'Ah, daar zit een nogal pijnlijk verhaal aan vast. De kerel is stapelgek op haar, op het krankzinnige af. Maar wat deed die sufferd twee jaar geleden? Voordat hij haar pas werkelijk leerde kennen omdat ze vijf jaar op een internaat had gezeten? Hij raakte verstrikt in de netten van een of andere barmeid in Bristol en trouwde met haar. Niemand weet hiervan iets af, maar je kunt voorstellen hoe razend irritant het voor hem moet zijn om verwijten te krijgen voor iets wat hij niet doet, maar wel heel graag zou willen en waarvan hij weet dat het absoluut onmogelijk is. In zo'n soort vlaag gooide hij zijn handen in de lucht toen zijn vader in hun laatste gesprek hem aanspoorde om Alice Turner een huwelijksaanzoek te doen. Aan de andere kant kan hij zichzelf niet onderhouden en zijn vader, die volgens iedereen zeer hardvochtig was, zou hem zeker het huis uit hebben gezet als hij de waarheid had gehoord. Hij was de laatste drie dagen bij zijn vrouw, de barmeid in Bristol. Zijn vader wist niet waar hij was. Dat is belangrijk om te onthouden. Maar het kwade heeft het goede voortgebracht. De barmeid las in de krant dat hij in ernstige moeilijkheden zit en waarschijnlijk wordt opgehangen. Ze heeft hem aan de dijk gezet en hem geschreven dat ze al een echtgenoot op de Bermuda's heeft zodat er in wezen geen band tussen hen bestaat. Ik denk dat dit stukje nieuws de jonge McCarthy heeft getroost bij alles wat hij nu ondergaat. '
'Maar als hij onschuldig is, wie heeft het dan gedaan?'
'Ah, wie? Ik vraag vooral je aandacht voor twee punten. Het ene is dat de vermoorde man een afspraak had met iemand bij het meer. Die persoon kan niet zijn zoon geweest zijn, want die was weg en hij wist niet wanneer hij terugkeerde. Het tweede punt is dat de vermoorde man "Cooee!" riep voordat hij wist dat zijn zoon terug was. Dat zijn de cruciale punten waar het in deze zaak om gaat. En laten we nu eens praten over de auteur George Meredith en alle minder belangrijke zaken tot morgen laten rusten. '
Zoals Holmes voorspelde, regende het niet. Het was een heldere, onbewolkte morgen.
Om negen uur kwam Lestrade ons met het rijtuig afhalen en reden we naar de boerderij van Hatherley en Boscombe Pool.
'Er zijn ernstige berichten vanochtend, ' merkte Lestrade op. 'Men zegt dat meneer Turner, van de Hall, zo ziek is dat voor zijn leven wordt gevreesd. '
'Waarschijnlijk gaat het om een oudere man?' vroeg Holmes.
'Een jaar of zestig, maar zijn gezondheid heeft geleden onder zijn verblijf in het buitenland en laat al enige tijd te wensen over. Deze zaak heeft hem erg aangegrepen. Hij was een oude vriend van McCarthy en, ik zeg het er maar bij, ook een weldoener voor hem, want ik heb gehoord dat hij voor de boerderij geen pacht hoefde te betalen. '
'Werkelijk? Dat is interessant, ' zei Holmes.
'O, ja! Hij heeft hem op een heleboel manieren geholpen. Iedereen spreekt erover dat hij zo vriendelijk voor hem was. '
'Werkelijk? Vind je het niet een beetje merkwaardig dat deze McCarthy nog steeds sprak over een huwelijk tussen zijn zoon en Turners dochter, die waarschijnlijk de erfgename van het landgoed is? Zelf leek hij heel weinig vermogen te hebben, maar wel heel veel verplichtingen aan Turner. Hij deed dat op zo'n vanzelfsprekende wijze alsof het alleen een kwestie was van een aanzoek doen en de rest zou dan wel volgen. Maar het is nog vreemder aangezien we weten dat Turner zelf niets voelde voor het idee. De dochter vertelde ons dat. Wat deduceer jij hieruit?'
'We zijn nu bij het deduceren aangekomen, ' zei Lestrade met een knipoog naar mij. 'Ik vind het al moeilijk genoeg om de feiten op een rijtje te krijgen, Holmes, zonder dat ik verzand in theorieen en hersenschimmen. '
'Je hebt gelijk, ' zei Holmes terughoudend, 'je vindt het moeilijk om de feiten op een rijtje te krijgen. '
'In ieder geval heb ik een feit te pakken waarmee jij maar moeilijk uit de voeten kan, ' antwoordde Lestrade met enig enthousiasme.
'En dat is... '
'Dat de oude McCarthy door McCarthy junior is doodgeslagen en dat alle theorieen die van het tegendeel uitgaan gezwam in de ruimte zijn. '
'Nu ja, gezwam leidt nog tot iets, dikke mist niet, ' zei
Holmes lachend. 'Maar als ik me niet vergis, ligt de boerderij van Hatherley daar links. '
'Ja, dat klopt. ' De ruime en gerieflijke boerderij telde twee woonlagen en had een dak van leisteen en grote stukken gele korstmos op de grijze muren. Met dichte luiken en schoorstenen waar geen rook uit kwam, zag het er somber uit alsof het gebukt ging onder de last van de verschrikkingen. We klopten aan en een dienstmeisje liet op verzoek van Holmes de laarzen zien die meneer McCarthy had gedragen op het moment dat hij de dood vond en ook de laarzen van zijn zoon, hoewel niet het paar dat hij toen aan had. Hij mat de profielen van beide paren zeer nauwkeurig op. Daarna vroeg Holmes hem naar de binnenplaats te brengen. Van daaraf volgde we het kronkelende pad naar Boscombe Pool.
Sherlock Holmes was helemaal in zijn element als hij op zoek ging naar sporen, zoals in dit geval. Mensen die hem slechts kennen als de rustige, logische denker uit Baker Street zouden hem nu niet herkennen. Hij kreeg blossen op zijn wangen en zijn gezicht werd ernstig. Zijn wenkbrauwen trokken samen tot twee harde, zwarte lijnen met daaronder zijn ogen die met hun staalachtige glans duidelijk naar voren kwamen. Zijn gezicht omlaag, schouders gebogen, lippen samengeperst en met aderen die opzwollen in zijn lange, gespierde nek. Zijn neusgaten leken groter te worden door zijn haast dierlijke jachtlust. Zijn geest was zo geconcentreerd op de zaak voor hem dat hij een vraag of opmerking niet zou horen of hoogstens met een ongeduldig gegrom zou beantwoorden. Snel en zwijgend liep hij over het pad dat door weiden en bossen naar het meer leidde. De grond was vochtig en moerassig, net als in het hele district. Er waren veel voetsporen, zowel op het pad als aan weerszijden in het lage gras. Soms haastte Holmes zich, soms hield hij plotseling in en een keer maakte hij een grote omweg oor de wei. Lestrade en ik liepen achter hem aan, de rechercheur onverschillig en met minachting terwijl ik met belangstelling naar mijn vriend keek. Ik deed dat vanuit de overtuiging dat elke actie van hem naar het einddoel leidde.
Boscombe Pool was ongeveer 50 meter breed en omzoomd met riet. Het lag op de grens van de boerderij van Hatherley en het park dat in privebezit van de welgestelde heer Turner was. Boven de bossen die aan de andere kant van het meer lagen, zagen we de rode, uitstekende torentjes op het huis van de landeigenaar. Aan de kant van Hatherley waren de bossen dichtbegroeid. Tussen de bomenrand en de rietkraag die het meer omzoomde lag een smalle strook drassig gras van ongeveer twintig passen. Lestrade wees de precieze plaats aan waar het lichaam was aangetroffen. De grond was nog zo vochtig dat ik duidelijk de sporen kon zien die de val van de zwaar gewonde man had nagelaten. Aan het enthousiaste gezicht en de spiedende ogen van Holmes kon ik zien dat er nog veel meer uit het platgetrapte gras af te lezen viel. Hij liep rond als een hond die een spoor terugvindt en wendde zich daarna tot mijn metgezel.
'Waarvoor ging je het meer in?' vroeg hij.
'Ik heb met een riek gevist. Ik dacht dat ik daar misschien een of ander wapen of een ander spoor zou vinden. Maar hoe weet jij... '
'Rustig maar! Ik heb nu even geen tijd! Die linkervoet van jou die naar binnen staat, is overal te zien. Zelfs een mol zou die nog vinden. Daar verdwijnen ze in het riet. O, wat zou de wereld er toch simpel uitzien als ik hier was geweest voordat die kudde buffels zich hier in het slijk was komen wentelen. Hier kwam het gezelschap van de huismeester aan. Ze hebben alle sporen in een straal van twee meter rond het lichaam uitgewist. Maar hier zijn drie afzonderlijke sporen van dezelfde voeten. ' Hij pakte zijn loep en ging op zijn re
genjas liggen om beter te kijken. Ondertussen praatte hij maar door, eerder in zichzelf dan tegen ons. 'Dit zijn de voetafdrukken van de jonge McCarthy. Twee keer liep hij, en een keer rende hij zo snel dat zijn zolen wel zichtbaar waren, maar zijn hakken vrijwel niet. Dat bevestigt zijn verhaal. Hij rende toen hij zijn vader op de grond zag liggen. Hier heb je de voetafdrukken van de vader toen hij heen en weer liep. Maar wat is dit dan? Dat is de kolf van het geweer van de zoon terwijl hij stond te luisteren. En dit? Ha, ha! Wat hebben we hier? Teenstukken! Teenstukken! Nog vierkant ook, heel ongewone laarzen! Ze komen, ze gaan, ze komen weer terug -- natuurlijk, dat was voor de jas. Nu, waar komen ze vandaan?' Hij liep heen en weer, soms raakte hij het spoor even kwijt en dan vond hij het weer totdat we een eind het bos in waren en in de schaduw stonden van een grote beuk, de grootste boom in de omgeving. Holmes speurde nog wat verder en ging opnieuw op de grond liggen kijken. Hij slaakte een kreet van voldoening. Hij bleef daar lang, draaide bladeren en takjes om, verzamelde iets wat mij aan stof deed denken in een envelop en onderzocht met zijn loep niet alleen de grond maar zelfs de bast van de boom, zo hoog als hij erbij kon. Een steen met een scherpe rand lag tussen het mos. Hij onderzocht deze zorgvuldig en bewaarde hem. Daarna volgde hij een pad door het bos tot hij bij de weg kwam waar alle sporen waren verdwenen.
'Het is een heel belangrijke zaak, ' merkte hij op. Hij was weer aanspreekbaar. 'Ik vermoed dat dit grijze huis hier rechts de woning van de huismeester is. Ik wil even een gesprekje met Moran en misschien even een briefje schrijven. Daarna kunnen we terugrijden voor de lunch. Lopen jullie alvast naar het rijtuig. Ik kom er dadelijk aan. '
Ongeveer tien minuten later zaten we weer in het rijtuig en reden we terug naar Ross. Holmes had nog steeds de teen bij zich die hij in het bos had opgeraapt.
'Dit zal je misschien interesseren, Lestrade, ' merkte hij op. Hij gaf hem de steen en zei: 'Hiermee is de moord gepleegd. '
'Ik zie geen sporen. '
'Die zijn er niet. '
'Hoe weet je het dan?'
'Het gras groeide eronder. Hij had er maar paar dagen gelegen. Ik kon niet ontdekken waar die steen vandaan komt. Maar het klopt met de verwondingen. Er is geen spoor van een ander wapen. '
'En de moordenaar?'
'Een lange man, linkshandig, trekt met zijn rechterbeen, draagt jachtlaarzen met dikke zolen en een grijze jas, rookt Indische sigaren, gebruikt een sigarenpijpje en heeft een bot pennenmes op zak. Er zijn verscheidene andere aanwijzingen maar deze konden wel eens voldoende zijn voor onze zoekactie. '
Lestrade lachte. 'Ik ben nog steeds sceptisch, ' zei hij. 'Theorieen zijn mooi, maar we hebben te maken met een koppige Britse jury. '
'Nous verrons, we zullen zien, ' antwoordde Holmes kalm. Jij werkt op jouw manier, ik op mijn manier. Ik heb het vanmiddag druk en ik ga waarschijnlijk vanavond met de trein terug naar Londen. '
'Zonder dat je deze zaak hebt afgerond?'
'Nee, nadat ik deze heb afgerond. '
'Maar het mysterie?'
'Dat is opgelost. '
'Wie is dan de dader?'
'De heer die ik heb beschreven. '
'Maar wie is dat dan?'
'Dat is vast niet moeilijk om daarachter te komen. De streek is niet zo dichtbevolkt. '
Lestrade haalde zijn schouders op. 'Ik ben praktisch ingesteld, ' zei hij, 'ik ga toch werkelijk niet het graafschap afstruinen op zoek naar een linkshandige man die met zijn been trekt. Ik word zo de risee van Scotland Yard. '
'Goed, ' zei Holmes rustig. 'Ik heb je de kans gegeven. Hier is je kamer. Tot ziens. Ik stuur je wel een briefje voordat ik vertrek. '
We lieten Lestrade achter en reden naar het hotel waar de lunch al klaar stond. Holmes was stil en in gedachten verzonken met een pijnlijke uitdrukking op zijn gezicht, zoals iemand in een situatie waarin hij zich het hoofd breekt.
'Luister eens Watson, ' zei hij toen de tafel was afgeruimd. 'Ga eens in deze stoel zitten en laat mij een tijdje tegen je preken. Ik weet niet helemaal wat ik moet doen, dus ik heb je raad nodig. Steek een sigaar op en laat me je het uitleggen. '
'Ga je gang. '
'Als ik de zaak nog eens naloop zijn er twee punten in het verhaal van de jonge McCarthy die mij meteen opvielen. Ze leken mij in zijn voordeel te pleiten, al dacht jij het tegenovergestelde. De een was het feit dat zijn vader volgens hem de kreet "Cooee!" slaakte voordat hij hem gezien had. De ander was die merkwaardige verwijzing naar een rat. Hij mompelde een paar woorden, zoals je weet, maar dat was alles wat de zoon opving. Nu moeten we van deze twee punten bij ons onderzoek uitgaan en we moeten beginnen met de veronderstelling dat wat de knaap zei, helemaal waar is. '
'Hoe zit het dan met dat "Cooee!"?'
'Tja, het was duidelijk niet bedoeld voor de zoon. Die zat voor zover hij wist in Bristol. Het was louter toeval dat hij binnen gehoorsafstand was. "Cooee!" was bedoeld de aandacht te trekken van degene met wie hij een afspraak had. Maar 'Cooee' is onmiskenbaar een Australische kreet, een die tussen Australiers wordt gebruikt. Er is dus een sterk vermoeden dat de persoon die McCarthy bij het meer zou ontmoeten iemand was die in Australie is geweest. '
'En die rat dan?'
Holmes haalde een opgevouwen kaart uit zijn zak en spreidde die op tafel uit. Dit is een kaart van de kolonie Victoria, ' zei hij. 'Ik heb deze gisteravond per telegram in Bristol besteld. ' Hij legde zijn hand op een deel van de kaart. 'Wat lees je?' 'ARAT, ' zei ik.
'En nu?' Hij tilde zijn hand op. 'BALLARAT. '
'Precies. Dat woord uitte de man, en zijn zoon ving alleen de laatste twee lettergrepen op. Hij probeerde de naam van zijn moordenaar te zeggen. Die en die uit Ballarat. '
'Dat is geweldig!' riep ik uit.
'Het was zonneklaar. En nu zie je dat ik het speelveld aanzienlijk kleiner heb gemaakt. Het bezit van een grijs kledingstuk is een derde punt dat ook vast stond, aannemende dat de verklaring van de zoon correct was. Vanuit een situatie met alleen vage aanwijzingen zijn we nu beland bij een concreet idee. Het gaat om een Australier uit Ballarat met een grijze jas. '
'Dat staat vast. '
'Het is iemand die bekend is in het gebied, want je kunt alleen bij het meer komen vanaf de boerderij of het landgoed, waar nauwelijks vreemden komen. '
'Dat is juist. '
'En dan nu onze expeditie van vandaag. Bij het onderzoeken van de plek heb ik onbeduidende details verzameld die ik ook aan die halve gare van een Lestrade heb gegeven, zoals over de persoon van de dader. '
'Maar hoe heb je die verzameld?'
'Je kent mijn methode. Die is gebaseerd op het waarnemen van ogenschijnlijk onbelangrijke dingen. '
'Ik weet dat je de lengte van iemand ruwweg schat aan de hand van de lengte van de voetstappen. Laarzen kun je ook identificeren aan de hand van hun sporen. '
'Ja, vooral bijzondere laarzen. '
'Maar zijn invaliditeit?'
'De indruk van zijn rechtervoet was steeds minder duidelijk dan van zijn linkervoet. Hij verdeelde zijn gewicht niet gelijkmatig over beide voeten. Waarom? Omdat hij met zijn been trok - hij liep mank. '
'Maar zijn linkshandigheid. '
'Je was zelf nogal bezig met de aard van het letsel zoals de arts dat in het onderzoek heeft laten vastleggen. De klap kwam van achteren maar wel van de linkerkant. Die kan toch alleen maar door iemand die links is worden toegediend? Hij stond achter de boom tijdens het gesprek van vader en zoon. Hij heeft er zelfs staan roken. Ik vond de as van een sigaar. Op grond van mijn speciale kennis van as van tabak stelde ik vast dat het een Indische sigaar was. Ik heb zoals je weet hier wat aandacht aangewijd en een kleine monografie geschreven over as van 140 verschillende soorten tabak voor pijp, sigaar en sigaret. Toen ik die as vond, heb ik rondgekeken en de peuk in het mos gevonden waar hij die had weggegooid. Het was een Indische sigaar van een soort dat in Rotterdam is gemaakt. '
'En het sigarenpijpje?'
'Ik zag dat hij het uiteinde niet in zijn mond heeft gehad. Dan moest hij een sigarenpijpje gebruiken. Het topje was er afgesneden, niet gebeten. De snede was niet zo scherp, dus deduceerde ik dat er een bot pennenmes was gebruikt. '
'Holmes, ' zei ik, 'je hebt een net rond deze man gespannen waaruit hij niet kan ontsnappen. Je hebt het leven van een onschuldige gered door bij wijze spreken met een mes het touw door te snijden waaraan hij hing. Ik begrijp de richting waarin al deze punten wijzen. De dader is... '
'De heer John Turner, ' riep de gerant. Hij opende de deur van de zitkamer en leidde de bezoeker binnen.
De man die binnenkwam had een ongewoon en opvallend postuur. Hij trok met zijn been, zijn schouders waren gebogen en maakten een krachteloze indruk. Maar de harde, diepe lijnen in zijn verweerde gezicht en zijn enorme ledematen straalden uit dat hij een ongewone lichaamskracht en een sterk karakter had. Dat in combinatie met zijn slordige baard, grijze haren en borstelige, neerhangende wenkbrauwen gaf hem een waardige en krachtige houding, maar zijn gezicht was lijkwit, terwijl zijn lippen en neusvleugels blauw zagen. Voor mij was het in een oogopslag duidelijk dat hij leed aan een of andere chronische ziekte met dodelijke afloop.
'Gaat u op de bank zitten, ' zei Holmes vriendelijk. 'U hebt mijn briefje ontvangen?'
'Ja, de huismeester bracht het. U schreef dat u mij hier wilde spreken om een schandaal te vermijden. '
'Ik ging ervan uit dat mensen erover zouden praten als ik naar u toekwam. '
'Waarom wilt u mij spreken?' Hij keek mijn metgezel met vermoeide ogen aan waaruit wanhoop sprak. Het leek alsof hij het antwoord al kende.
'Ja, ' zei Holmes, die de blik in plaats van de vraag beantwoordde. 'Dat zit zo. Ik weet alles over de kwestie met McCarthy. '
De oude man sloeg zijn handen voor zijn gezicht. 'Heer, sta me bij!' riep hij. 'Maar ik zou de jongeman geen kwaad berokkenen. Ik geef u mijn woord dat ik zou hebben gesproken als de rechtszaak voor hen verkeerd zou aflopen. '
'Ik ben blij dat u dat zegt, ' zei Holmes ernstig.
'Als ik het niet voor mijn dochter had gedaan, had ik nu al gesproken. Het zou haar hart breken - het zal haar hart breken als ze hoort dat ik gearresteerd ben. '
'Zover hoeft het niet te komen, ' zei Holmes.
'Wat?'
'Ik ben geen politieman. Ik heb begrepen dat uw dochter mij gevraagd heeft om hier te komen. Ik behartig haar belangen. Maar de jonge McCarthy moet wel van alle blaam worden gezuiverd. '
'Ik leef niet lang meer, ' zei de oude Turner. 'Ik heb al jaren diabetes. Mijn arts zegt dat het de vraag is of ik over een maand nog leef. Toch sterf ik liever onder mijn eigen dak dan in een gevangenis. '
Holmes stond op en ging aan tafel zitten met een pen in zijn hand en een stapel papier voor zich. 'Vertelt u ons maar de waarheid, ' zei hij. 'Ik schrijf de feiten op. U tekent en Watson is getuige. In het uiterste geval kan ik uw bekentenis gebruiken om de jonge McCarthy te redden. Ik beloof u dat ik dit niet zal doen tenzij het absoluut noodzakelijk is. '
'Het is goed, ' zei de oude man. 'Het is de vraag of ik nog leef als het proces begint, dus daar gaat het mij niet om. Ik wil Alice de schok besparen. Nu zal ik de zaak voor u duidelijk maken. Het is lange geschiedenis maar het zal me niet veel tijd kosten.
U kende de dode McCarthy niet. Hij was de duivel in eigen persoon. Moge God verhoeden dat u ooit in de klauwen van zo'n man terechtkomt. Hij heeft mij twintig jaar in zijn macht gehad en mijn leven verwoest. Ik zal u eerst vertellen hoe hij mij in zijn macht kreeg.
Het was in het begin van de jaren zestig bij de mijnen. Ik was toen een jonge vent, heethoofdig en roekeloos, bereid om alles aan te pakken. Ik vertoefde in slecht gezelschap, dronk behoorlijk, had geen geluk met mijn concessie, trok de wildernis in en werd kortweg, zoals u dat hier noemt, een struikrover. We waren met zijn zessen en we leidden een wild en vrij leven. Af en toe overvielen we een veefokkerij of ielden we wagens aan op weg naar de mijnen. Zwarte Jack van Ballarat werd ik genoemd en in de kolonie staan we nog steeds bekend als de bende van Ballarat.
Op een dag vertrok er een goudtransport van Ballarat naar Melbourne. We lagen in een hinderlaag en overvielen het. Zes tegen zes, zes soldaten tegenover zes van ons. Bij het eerste vuurcontact schoten we er vier uit het zadel. Maar drie van ons werden gedood voordat we de buit te pakken hadden. Ik drukte mijn pistool tegen het hoofd van de vent die het voertuig bestuurde. Dat was McCarthy, dezelfde waar we het nu over hebben. Ik verwijt mezelf dat ik hem toen niet heb doodgeschoten. Ik spaarde hem hoewel ik zag dat hij met zijn kleine, gemene ogen mij strak aankeek, alsof hij iedere gelaatstrek wilde onthouden. We gingen ervandoor met het goud, werden rijk en keerden terug naar Engeland zonder enige verdenking op ons te laden. Daar scheidden onze wegen en ik had mij voorgenomen me hier te vestigen en een rustig leven te leiden. Ik kocht dit landgoed dat toevallig te koop stond en ik besloot mijn geld ook aan wat goede doelen te besteden om de manier waarop ik het had vergaard een beetje goed te maken. Ik trouwde en hoewel mijn vrouw jong stierf, liet ze mij de kleine Alice achter. Zelfs als baby leek ze mij op het goede pad te houden. Kort gezegd, ik begon aan een nieuw hoofdstuk en deed mijn best vrede met mijn verleden sluiten. Alles ging goed totdat McCarthy mij in zijn greep kreeg.
Ik ging voor bankzaken naar de stad en ik kwam hem in Regent Street tegen. Hij zag er verlopen uit.
"Daar ben ik dan, Jack, " zei hij en hij greep me bij mijn arm, "we worden zo goed als familie van elkaar. Wij tweeen, mijn zoon en ik. Jij gaat goed voor ons zorgen. Als je dat niet doet, kan ik altijd nog wel een agent aanroepen, want in Engeland wordt de wet nageleefd. "
Ze kwamen naar deze streek. Hij chanteerde mij en ik kon hem niet afschudden. Sindsdien woonde hij op mijn beste lap grond zonder pacht te betalen. Hij gunde mij geen rust meer. Ik werd steeds aan het verleden herinnerd want overal waar ik kwam, stond hij met dat geslepen, grijnzende hoofd er met zijn neus erbovenop. Het werd nog erger toen Alice opgroeide. Want hij had gauw in de gaten dat ik vanwege mijn verleden banger voor haar dan voor de politie was. Wat hij wilde, moest hij hebben en wat het ook was, ik gaf het hem zonder meer: land, geld en huizen. Totdat hij iets vroeg wat ik niet kon geven. Hij vroeg om Alice.
Zijn zoon was volwassen geworden net als mijn dochter. Hij wist dat mijn gezondheid slecht was en het leek hem een goed idee dat zijn zoon al mijn bezittingen zou erven. Maar daar verzette ik mij tegen. Ik wilde niet dat de beide families zich zouden mengen. Niet dat ik zijn zoon niet mocht, maar die had het vervloekte bloed van zijn vader en dat was genoeg. Ik hield mijn poot stijf. McCarthy dreigde. Ik weerstond hem tot het uiterste. We zouden elkaar bij het meer treffen, halverwege tussen onze huizen, om de zaak te bespreken.
Toen we daar kwamen, trof ik hem aan in gesprek met zijn zoon. Ik rookte een sigaar en wachtte achter een boom tot hij alleen zou zijn. Maar toen ik hoorde wat hij zei, kwam al het verdriet en alle bitterheid in mij boven. Hij spoorde zijn zoon aan om mijn dochter te trouwen zonder enig respect te hebben voor wat zij daarvan zou vinden. Alsof het een slet van de straat was. Ik werd gek van de gedachte dat ik en alles wat mij zeer dierbaar was in de macht van zo'n vent zou komen. Kon ik de ketenen niet verbreken? Ik voelde de dood al naderen en ik was wanhopig. Hoewel ik helder van geest was en tamelijk sterk in mijn handen, wist ik dat mijn lot was bezegeld. Maar mijn nagedachtenis n mijn dochter! Ze konden worden gered als ik die smeerlap het zwijgen oplegde. Ik ben de dader, meneer Holmes. Ik zou het weer doen. Zo diep als ik heb gezondigd, zo zwaar heb ik daar de rest van mijn leven voor geboet. Maar dat mijn dochter in dezelfde ellende verzeild zou raken, dat was meer dan ik kon verdragen. Ik sloeg hem neer met niet meer wroeging dan wanneer ik een smerig, giftig beest had gedood. Op zijn kreet kwam zijn zoon terug, maar ik was al weer in het bos, hoewel ik gedwongen was nog even terug te gaan voor mijn jas, die ik op de vlucht had laten vallen. Dit is het ware verhaal, heren, dit is wat er is gebeurd. '
'Het is niet aan mij om een oordeel over u te vellen, ' zei Holmes, terwijl de oude man de verklaring ondertekende die net was opgesteld. 'Ik hoop dat wij nooit aan een dergelijke verleiding worden blootgesteld. '
'Ik hoop het ook niet, meneer. En wat bent u nu van plan te doen?'
'Niets, gelet op uw gezondheid. U bent zich ervan bewust dat u zich spoedig voor uw daad moet verantwoorden voor een hogere rechtbank dan de aardse. Ik houd uw bekentenis bij mij. Als McCarthy wordt veroordeeld, zie ik mij genoodzaakt hem te gebruiken. Zo niet, dan komt het geen mens onder ogen. Uw geheim zal bij ons veilig zijn, tijdens of na uw leven. '
'Vaarwel, ' zei de oude man plechtig. 'Ooit zal uw eigen sterfbed gemakkelijker zijn bij de gedachte aan de rust die u mij op mijn sterfbed hebt gegeven. ' Trillend en schuddend over zijn hele lijf, strompelde hij langzaam de kamer uit.
'Heer sta ons bij!' zei Holmes na een lange stilte. 'Waarom speelt het lot zulke rare spelletjes met arme, hulpeloze wezens? Bij zo'n zaak als deze moet ik denken aan de woorden van Baxter en dan zeg ik: daar gaat Sherlock Holmes, maar alleen bij de gratie van de Heer. '
James McCarthy werd door de rechtbank vrijgesproken op grond van het verweer dat door Holmes voor diens advocaat was opgesteld. De oude Turner leefde nog zeven maanden na ons gesprek, maar hij is ondertussen overleden. Het ziet ernaar uit dat de zoon en de dochter samen een gelukkig leven zullen leiden zonder te weten welke donkere wolk er boven hun verleden hangt. 

 

 

 

 

 De vijf sinasappelpitten (The Five Orange Pips)




 Sherlock Holmes

            Bekijk ik mijn aantekeningen van de zaken die Sherlock Holmes van 1882 tot 1890 behandelde, dan zie ik zo veel vreemde en interessante aspecten dat een selectie daaruit niet zo eenvoudig is. Sommige zaken hebben de kranten al gehaald, andere zouden minder geschikt zijn om de uitzonderlijke kwaliteiten van mijn vriend te belichten. Dat is toch het doel van mijn verhalen in de kranten. Een aantal ervan ging ook zijn analytisch vermogen te boven en zou een verhaal zonder eind opleveren. Weer andere werden slechts deels opgehelderd en dan eerder met behulp van vermoedens en giswerk dan door de zuiver logische bewijsvoering waar hij zo'n fervent voorstander van was. In die laatste groep is er eentje waarvan de details zo opmerkelijk en schokkend zijn, dat ik er hier graag verslag van doe. Feit is wel dat niet alle aspecten zijn opgehelderd. Dat zal waarschijnlijk ook niet meer gebeuren.
Het jaar 1887 bood ons een lange reeks meer of minder interessante zaken waarvan ik een verslag heb gemaakt. Onder de zaken van dat jaar tref ik het avontuur aan van de Paradol Kamer van het Genootschap van Amateur Bedelmonniken dat een luxueus onderkomen had in de kelder van een meubelpakhuis. Ook vind ik feiten rond het vergaan van de Britse boot Sophy Anderson, de bijzondere avonturen van de Grice Patersons op het eiland Uflfa en ten slotte rond de vergiftigingszaak van Camberwell. Van die laatste kwestie herinnert u zich misschien nog dat Holmes kon bewijzen dat het horloge van een overleden man twee uur daarvoor was opgewonden en dat de overledene dus rond die tijd naar bed was gegaan. Deze deductie was cruciaal voor de oplossing van de zaak. Al deze zaken komen op een later moment aan bod, maar geen enkele bevat zulke eigenaardige trekken als de reeks gebeurtenissen die ik nu ga beschrijven.
Het was eind september. De herfststormen waren met bijzonder veel geweld opgestoken. De hele dag door had de wind staan loeien en had de regen tegen de ramen gekletterd. Zelfs hier in het hart van de grote stad Londen hadden we moeite onze dagelijkse bezigheden te verrichten en moesten we toegeven dat de weerselementen als wilde beesten in een kooi tekeergingen en schreeuwden naar de mensheid door de tralies van haar beschaving. Tegen de avond nam de storm nog in kracht en geluid toe. De wind huilde in de schoorsteen. Sherlock Holmes zat knorrig naast het haardvuur een register voor zijn verslagen te maken. Ik zat aan de andere kant van het haardvuur. Ik was zo verdiept in een van de prachtige zeeverhalen van Clark Russel dat het gehuil van de storm en mijn tekst in elkaar op leken te gaan en het gekletter van de regen voor nog hogere golven in mijn boek zorgde. Mijn vrouw verbleef bij haar moeder en ik was weer even een paar dagen terug in mijn oude kamer in Baker Street.
'Ik hoorde de bel, ' zei ik en keek mijn metgezel aan. 'Wie komt er vanavond? Misschien een van je vrienden?'
'Je bent mijn enige vriend, ' antwoordde hij. 'Ik heb geen behoefte aan bezoek. '
'Een client dan?'
'Dan moet dat een ernstige zaak zijn. Wie waagt zich anders op een dag als deze en op dit late uur op straat? Het zal wel een van de dikke vriendinnen van de hospita zijn. '
Maar Holmes had het mis, want we hoorden stappen in de gang en er werd op de deur geklopt. Hij strekte zijn lange arm uit en draaide de lamp weg naar de lege stoel voor de gast. 'Binnen!' zei hij.
De man die binnenkwam was jong, zo te zien hooguit tweeentwintig, goed verzorgd en keurig gekleed, met iets elegants en verfijnds in zijn houding. Zijn druipende paraplu en de lange glimmende regenjas vertelden over het noodweer waar hij doorheen was gekomen. Hij keek ongerust om zich heen, tegen het felle licht van de lamp in. Ik zag dat zijn gezicht bleek was en zijn ogen somber stonden alsof hij onder grote zorgen gebukt ging.
'Excuus, ' zei hij, terwijl hij zijn gouden knijpbrilletje opzette. 'Ik hoop dat ik u niet stoor. Ik vrees dat ik wat sporen van het noodweer naar uw behaaglijke kamer heb meegebracht. '
'Geef me uw jas en paraplu, ' zei Holmes. 'Ik hang ze hier op een kledinghangertje om te drogen. U komt uit het zuidwesten, zie ik. '
'Ja, vanuit Horsham. '
'Dat mengsel van klei en kalk op de neus van uw schoenen is heel typerend. '
'Ik kom uw raad vragen. '
'Die kunt u krijgen. '
'En hulp. '
'Dat is niet altijd zo eenvoudig. '
'Ik heb over u gehoord, meneer Holmes. Ik hoorde van majoor Prendergast hoe u hem hebt geholpen in het schandaal van de Tankerville Club. '
'Ah, natuurlijk. Hij werd ten onrechte beschuldigd van vals spel bij het kaarten. '
'Hij zei dat u alles wist op te lossen. '
'Hij overdreef. '
'Dat u niet te verslaan bent. '
'Ik heb vier keer bakzeil moeten halen, drie keer door toedoen van een man en een keer door een vrouw. '
'Maar dat is toch niets vergeleken bij uw grote aantal successen?'
'Dat is waar. Gewoonlijk heb ik succes. '
'Misschien hebt u dat ook in mijn geval. '
'Trek uw stoel wat dichter bij het haardvuur en vertelt u mij wat bijzonderheden over uw zaak. '
'Het is geen gewone zaak. '
'Dat zeggen ze allemaal als ze naar me toe komen. Ik ben het laatste toevluchtsoord. '
'Toch vraag ik me af of u met al uw ervaring ooit van zo'n mysterieuze en onverklaarbare reeks gebeurtenissen hebt gehoord als die in mijn eigen familie plaatsvonden. '
'Ik ben zeer benieuwd, ' zei Holmes. 'Geef ons de belangrijke feiten vanaf het begin. Ik stel u daarna een paar vragen over de bijzonderheden die mij het belangrijkste lijken. '
De jongeman schoof zijn stoel bij en strekte zijn natte voeten naar het haardvuur.
'Ik heet John Openshaw, ' zei hij, 'maar ik heb, voor zover ik nu begrijp, zelf niet zo veel te maken met deze afschuwelijke zaak. Het gaat over een erfenis. Om u een indruk van de feiten te geven, moet ik teruggaan naar het begin van de kwestie.
Mijn grootvader had twee zoons, Elias en Joseph. Mijn vader, Joseph, had een kleine fabriek in Coventry, die hij uitbreidde na de uitvinding van de fiets. Hij had octrooi op de onverslijtbare Openshawband. Zijn bedrijf liep zo goed dat hij die verkocht om te gaan rentenieren.
Oom Elias emigreerde als jongeman naar Amerika en werd planter in Florida. Men zegt dat het hem daar voor de wind ging. In de Amerikaanse burgeroorlog vocht hij in het leger van Jackson. Later, onder Hood, klom hij op tot kolonel. Toen Lee zich overgaf, keerde mijn oom terug naar zijn plantage. Daar bleef hij drie of vier jaar. In 1869, of een jaar later, keerde hij terug naar Europa. Hij kocht een klein landgoed in Sussex, in de buurt van Horsham. Hij had aan de overzijde van de oceaan een aanzienlijk fortuin vergaard, maar hij vertrok er vanwege zijn afkeer van zwarten. Hij was
het niet eens met het republikeinse beleid om hun meer vrijheden te geven. Hij was een eigenaardige man, heftig en gauw aangebrand en ruw in de mond als hij boos was. Hij leefde teruggetrokken. Ik waag te betwijfelen of hij al die jaren dat hij in Horsham woonde, ook maar een keer in de stad is geweest. Hij bezat een tuin en wat bouwgrond rond zijn huis. Daar deed hij aan lichaamsbeweging, hoewel er vaak weken voorbij gingen zonder dat hij zijn kamer verliet. Hij dronk veel brandewijn en rookte als een schoorsteen. Hij wilde niet onder de mensen zijn, ook niet onder vrienden. Zelfs zijn eigen broer wilde hij niet zien.
Tegen mijn gezelschap had hij geen bezwaar. Sterker nog, hij mocht mij eigenlijk wel toen hij me voor het eerst zag. Ik was toen een jaar of twaalf. Dat moet in 1878 zijn geweest. Hij was toen een jaar of acht of negen in Engeland. Hij vroeg aan mijn vader of ik bij hem mocht komen wonen. Op zijn manier was hij erg aardig voor mij.
Als hij nuchter was, wilde hij graag met me dammen en backgammon spelen. Ik vertegenwoordigde hem zowel naar het personeel als naar de handelslui toe. Op mijn zestiende was ik zo ongeveer de baas in huis. Ik had alle sleutels en kon gaan en staan waar ik wilde, zolang ik hem maar met rust liet. Er was maar een opvallende uitzondering. Hij had een apart kamertje, een soort rommelkamer op zolder. Die zat altijd op slot. Niemand mocht daar ooit komen, ook ik niet. Als jongen keek ik wel eens nieuwsgierig door het sleutelgat, maar ik kon niet meer zien dan een verzameling oude koffers en dozen, net zoals je in zo'n ruimte zou verwachten.
Op een dag in maart 1883 lag er een brief met buitenlandse postzegel op tafel bij het bord van de kolonel. Hij ontving niet vaak brieven, want zijn rekeningen betaalde hij contant en vrienden had hij niet. "Uit India!" zei hij toen hij hem oppakte, "poststempel Pondicherry! Wat kan dat zijn?" Hij aakte de brief snel open en er vielen vijf kleine, gedroogde sinaasappelpitten op zijn bord. Ik begon te lachen, maar de lach bevroor op mijn lippen toen ik de uitdrukking op zijn gezicht zag. Zijn mond viel open, zijn ogen werden groter, zijn huid kreeg de kleur van stopverf, terwijl hij staarde naar de envelop die hij nog steeds in zijn trillende handen hield. "K K K!" schreeuwde hij en vervolgens: "Mijn God, mijn zonden komen over mij!"
"Wat is er oom?" riep ik.
"Dood, " zei hij. Hij stond op en trok zich terug in zijn kamer en liet mij hevig trillend achter. Ik pakte de envelop en zag op de binnenkant van de flap, net boven de gom, drie keer de letter K in rode inkt staan. Verder was er niets behalve de vijf gedroogde sinaasappelpitten. Waarom schrok hij zo geweldig? Ik stond van tafel op en liep naar boven. Op de trap kwam ik hem tegen. In zijn ene hand hielde hij een oude, roestige sleutel die bij de vliering moest horen en in zijn andere hand een klein koperen kistje, net een soort geldkistje.
"Ze doen maar, maar ik zal ze toch schaakmat zetten, " zwoor hij. "Zeg tegen Mary dat ze vandaag de haard in mijn kamer aanmaakt en laat Fordham, die advocaat uit Horsham, hier komen. "
Ik deed wat hij me opdroeg. Toen de advocaat er was, vroeg oom mij naar zijn kamer te komen. De haard brandde fel. Op de rooster lagen een heleboel asresten, alsof er papier was verbrand. Het koperen kistje stond open en was leeg. Toen ik naar het kistje keek, zag ik tot mijn schrik dat in het deksel een drievoudige K was gegraveerd, de K's die 's morgens ook op de envelop stonden.
"John, " zei mijn oom, "ik wil dat jij als getuige optreedt bij mijn testament. Ik laat het landgoed met alles erop en eraan na aan mijn broer, dus aan jouw vader. Jij krijgt het dan
ongetwijfeld weer van hem. Als jij er in vrede van kan genieten, mij best! Lukt je dat niet, dan adviseer ik je het aan je ergste vijand te geven. Het spijt me dat ik je voor een dilemma plaats, maar ik kan niet zeggen hoe de zaken verder gaan lopen. Wil je het papier tekenen op de plaats die meneer Fordham je aanwijst?"
Ik tekende het papier waar aangegeven en de advocaat nam het mee. U begrijpt dat het eigenaardige incident een diepe indruk op mij had gemaakt. Ik liep erover te piekeren en bedacht van alles zonder dat ik er iets mee kon. Toch kon ik een vaag gevoel van angst niet van mij afzetten, hoewel dat afnam naarmate de weken voorbijgingen en er niets ongewoons gebeurde. Maar ik zag wel een verandering bij mijn oom. Hij dronk meer dan ooit en had nog minder zin in welk gezelschap dan ook. Hij bleef veel op zijn kamer met de deur op slot. Maar soms dook hij op in een soort dronken razernij. Hij stormde dan het huis uit, de tuin in, met een revolver in zijn hand. Dan schreeuwde hij dat hij voor niemand bang was en dat hij zich door niemand als een schaap in een hok zou laten opsluiten, ook niet door de duivel. Wanneer zo'n aanval voorbij was, stormde hij met veel lawaai weer naar binnen, deed de deur op slot en vergrendelde die. Hij was niet langer opgewassen tegen de angst die uit het diepst van zijn ziel opwelde. Dan was zijn gezicht nat van het zweet, zelfs op koude dagen. Ik zag het dan glanzen van het vocht, alsof hij net uit bad kwam.
Meneer Holmes, ik ga u het slot van de kwestie vertellen en uw geduld niet langer op de proef stellen. Op een avond trok hij er weer op uit in zo'n aanval van razernij en kwam hij niet meer terug. We gingen hem zoeken en vonden hem met zijn gezicht naar beneden in een klein, groen uitgeslagen en smerig zwembad achter in de tuin. Er waren geen tekenen van geweld. Het water was maar een halve meter
diep. De jury van de rechtbank kwam, gelet op zijn excentriek gedrag, tot het oordeel dat hij zelfmoord had gepleegd. Maar ik wist hoe sterk hij huiverde bij de gedachte aan de dood en ik had veel moeite om mezelf ervan te overtuigen dat hij opzettelijk voor deze dood had gekozen. Daarna kwam mijn vader in het bezit van het landgoed en een bedrag van 14. 000 pond dat op de bank stond. '
'Een ogenblik, ' onderbrak Holmes hem, 'uw verklaring is een van de opmerkelijkste die ik ooit heb gehoord. Geeft u mij de datum waarop uw oom de brief ontving en de datum van zijn vermeende zelfmoord. '
'De brief kwam op 10 maart 1883. Hij stierf zeven weken later, op de avond van 2 mei. '
'Dank u. Gaat u verder. '
'Toen mijn vader het landgoed Horsham erfde, onderzocht hij op mijn verzoek de zolderkamer die altijd op slot had gezeten. We vonden daar het koperen kistje, maar de inhoud ervan was vernietigd. Op de binnenkant van het deksel zat een etiket geplakt met de letters K K K en daaronder "brieven, memoranda, ontvangstbewijzen en een register". We veronderstelden dat dit de papieren waren die kolonel Openshaw had vernietigd. Verder vonden we niets belangrijks op zolder, behalve een groot aantal overal verspreid liggende papieren en notitieboekjes die verband hielden met het verblijf van mijn oom in Amerika. Sommige daarvan dateerden uit de oorlog en vermeldden dat hij zijn plicht goed had vervuld en dat hij een dappere militair was. Andere dateerden uit de tijd dat de zuidelijke staten weer werden opgebouwd. De meeste gingen over de politiek, want hij voerde een sterke oppositie tegen de noordelijke politici die het zuiden kwamen besturen.
Begin 1884 ging mijn vader in Horsham wonen. Alles verliep zo goed als maar kon tot aan januari 1885. Op  januari hoorde ik mijn vader een kreet van verbazing slaken toen we samen aan het ontbijt zaten. Hij zat daar met in zijn ene hand een zojuist geopende envelop en in de palm van zijn andere hand vijf gedroogde sinaasappelpitten. Hij had altijd gelachen om wat hij beschouwde als mijn klets-verhaal over de kolonel. Maar hij keek zeer geschrokken en verbaasd nu hem hetzelfde overkwam.
"Wat in hemelsnaam moet dit betekenen, John?" stamelde hij.
Mijn hart werd loodzwaar. "Het is K K K, " zei ik.
Hij keek in de envelop. "Je hebt gelijk, " riep hij. "Hier staan die rotietters. Maar wat staat erboven geschreven?"
Leg de papieren op de zonnewijzer, las ik, over zijn schouder meekijkend.
"Welke papieren? Welke zonnewijzer?" vroeg hij.
"De zonnewijzer in de tuin. Ik ken geen andere, " zei ik. "Maar het moet wel gaan over de papieren die zijn vernietigd. "
"Nou!" zei hij en probeerde moed te vatten. "We leven hier in een beschaafd land en we kunnen dit soort rare streken niet dulden. Waar komt dit ding vandaan?"
"Uit Dundee, " antwoordde ik met een blik op het poststempel.
"Een of andere rare grap, " zei hij. "Wat moet ik met zonnewijzers en papieren? Laat ik op deze onzin maar geen acht slaan. "
"Ik zou er beslist mee naar de politie gaan, " zei ik.
"En dan hartelijk uitgelachen worden. Geen denken aan. "
"Laat mij het dan doen?"
"Nee, dat vind ik niet goed. Ik wil geen gedoe om die onzin.
Er viel verder niet met hem te praten, want hij was een bijzonder koppige man. Ik bleef maar rondlopen met een angstig voorgevoel.
Een dag of drie later ging mijn vader op bezoek bij een oude vriend van hem, majoor Freebody. Die was nog commandant geweest van een van de forten bij Portsdown Hill. Ik was blij dat hij daarheen ging, want het leek me dat hij daar minder gevaar liep dan wanneer hij thuis was. Maar daar vergiste ik mij in. Op de tweede dag na zijn vertrek kreeg ik een telegram van de majoor waarin hij me vroeg onmiddellijk te komen. Mijn vader was gevallen in een van de diepe kalksteengroeven daar in de buurt. Zijn schedel was verbrijzeld en hij was bewusteloos. Ik haastte mij naar hem toe, maar hij overleed zonder nog bij bewustzijn te zijn geweest. Het bleek dat hij in de schemering uit Fareham was teruggekeerd. Hij kende de omgeving niet en de groeve was niet afgezet. De jury van de rechtbank aarzelde niet bij de uitspraak "dood door ongeval". Ik ben zorgvuldig alles rond zijn dood nagegaan, maar kon niets vinden dat op een moord zou wijzen. Geen tekenen van geweld, geen voetafdrukken, geen beroving, geen vreemdelingen in de omgeving gesignaleerd. Niets van dat alles. Maar ik hoef u niet te vertellen dat ik mij helemaal niet op mijn gemak voelde. Ik wist zo goed als zeker dat er een of ander smerig complot tegen hem was gesmeed.
Langs deze sinistere weg kwam ik aan mijn erfenis. U vraagt mij waarom ik er geen afstand van heb gedaan? Dat komt omdat ik ervan overtuigd was dat onze tegenslagen op de een of andere manier te maken hadden met een gebeurtenis in het leven van mijn oom. Het gevaar zou in het ene huis net zo groot zijn als in een ander huis.
In januari 1885 is mijn arme vader overleden. Dat is nu twee jaar en acht maanden geleden. Al die tijd woonde ik met plezier in Horsham en ik begon al te hopen dat deze vloek niet langer op de familie rustte en zou zijn uitgewist met de laatste generatie. Maar dat was een misrekening,
want gistermorgen viel de klap voor mij in dezelfde vorm als hij mijn vader trof. '
De jongeman haalde uit zijn vest een verkreukelde envelop, draaide zich naar de tafel en schudde er vijf kleine gedroogde sinaasappelpitten uit.
'Dit is de envelop, ' vervolgde hij. 'Het poststempel is van Londen - afdeling oost. Binnenin staan dezelfde letters K K K als die in mijn vaders laatste bericht stonden en ook de woorden "Leg de papieren op de zonnewijzer". '
'Wat hebt u gedaan?' vroeg Holmes.
'Niets. '
'Niets?'
'Om u de waarheid te zeggen, ' hij begroef zijn gezicht in zijn slanke, witte handen, 'ik voel me hulpeloos. Ik voel me als een arm konijn waar een slang naartoe kronkelt. Het lijkt of ik in de macht ben van een of ander meedogenloos kwaad waaraan ik niet kan ontkomen, en waar geen maatregelen tegen bestand zijn. '
'Nou, nou, ' riep Sherlock Holmes uit. 'Kom in actie, man, anders bent u verloren. Alleen met energiek optreden kunt u het redden. Dit is geen moment om te wanhopen. '
'Ik ben al bij de politie geweest. ' 'Ah!'
'Maar ze moesten glimlachen om mijn verhaal. Ik geloof dat de inspecteur denkt dat de brieven een grap zijn, dat de sterfgevallen van mijn familie ongevallen zijn, zoals de jury al eerder verklaarde, en dat ze niets te maken hebben met de waarschuwingen. '
Holmes balde zijn handen en stak ze in de lucht. 'Ongelooflijk stompzinnig, ' riep hij.
'Ze hebben me bewaking gegeven. Er blijft nu een politieman in het huis. '
'Is hij vanavond met u meegekomen?'
'Nee. Hij had orders om in het huis te blijven. '
Weer ging Holmes tekeer.
'Waarom kwam u niet naar mij, ' riep hij, 'en vooral waarom bent u niet onmiddellijk gekomen?'
'Ik weet het niet. Pas vandaag heb ik met majoor Prendergast over mijn problemen gesproken. Hij raadde mij aan naar u toe te gaan. '
'Het is al weer twee dagen geleden dat u de brief kreeg. We hadden sneller tot actie moeten overgaan. Ik veronderstel dat u niet meer aanwijzingen hebt dan wat u ons nu hebt voorgelegd, geen veelzeggend detail dat ons verder kan helpen?'
'Er is nog iets, ' zei John Openshaw. Hij zocht in de zak van zijn jas en haalde er een stukje verschoten, blauwachtig papier uit en legde dat op tafel. 'Ik herinner me dat op de dag dat mijn oom de papieren verbrandde, het me opviel dat de onverbrande papierresten in de as dezelfde kleur hadden als dit stuk papier. Ik vond dit losse vel in zijn kamer op de grond. Misschien is dit een van de papieren die bij de rest hoorde, maar er tussenuit dwarrelde en daarom niet is vernietigd. Behalve de vermelding van de pitten denk ik niet dat het ons veel verder helpt. Het is waarschijnlijk een bladzijde uit een of ander dagboek. Het handschrift is ongetwijfeld van mijn oom. '
Holmes verplaatste de lamp en we bogen ons beiden over het vel papier dat aan de rand gerafeld was, omdat het uit een boek was gescheurd. Bovenaan stond "maart 1869", eronder stonden de volgende cryptische aantekeningen:
4e Hudson kwam. Bekende verhaal.
5 Pitten gestuurd naar McCauley, Paramore en John wain uit St. Augustine.
9e McCauley gezuiverd
10e John Swain gezuiverd
I2e Bezoek aan Paramore. Alles goed.
'Bedankt, ' zei Holmes. Hij vouwde het papier op en gaf het aan onze bezoeker terug. 'En nu hebt u geen enkele seconde meer te verliezen. We hebben zelfs geen tijd meer om de dingen te bespreken die u hebt verteld. U moet meteen naar huis terug en actie ondernemen. '
'Wat moet ik doen?'
'U moet maar een ding doen. Maar wel direct. U moet dit stuk papier dat u ons hebt laten zien in het koperen kistje stoppen, waarover u het had. Dan stopt u er ook een brief bij waarin u schrijft dat alle andere papieren door uw oom zijn verbrand en dat dit het enige is dat is overgebleven. U moet het zo opschrijven dat het overtuigend klinkt. Als u dit hebt gedaan, zet u het kistje meteen buiten op de zonnewijzer, zoals aangegeven. Begrijpt u het?'
'Helemaal. '
'Denk op dit moment even niet aan wraak of iets dergelijks. Ik ga ervan uit dat dit met behulp van de wet wel lukt, maar eerst moeten wij ons web weven terwijl hun web al klaar is. Allereerst moeten we het gevaar wegnemen dat u bedreigt. Vervolgens moeten we het mysterie oplossen en de schuldigen straffen. '
'Dank u wel, ' zei de jongeman. Hij stond op en trok zijn regenjas aan. 'U hebt mij weer hoop gegeven. Ik zal zeker doen wat u mij aanraadt. '
'Maar verlies geen seconde. En pas intussen vooral goed op uzelf, want het is heel zeker dat er een echt gevaar voor u op de loer ligt. Hoe gaat u terug?'
'Vanaf Waterloo met de trein. '
'Het is nog geen negen uur en het is nog druk op straat, dus ik vertrouw erop dat het veilig is. Toch moet u uzelf heel goed beschermen. '
'Ik heb een wapen. '
'Mooi. Morgen ga ik aan uw zaak werken. '
'Komt u dan naar Horsham?'
'Nee, de sleutel van uw geheim ligt in Londen. Ik moet dus hier op zoek gaan. '
'Dan breng ik u over een paar dagen weer een bezoek en vertel ik u wat er met het kistje en de papieren is gebeurd. Ik zal uw raad precies opvolgen. ' Hij gaf ons een hand en vertrok. Nog steeds loeide buiten de wind en de regen kletterde en plensde tegen de ramen. Dit vreemde, grillige verhaal kwam naar ons toe onder krankzinnige weersomstandigheden en leek als zeewier dat in een storm wordt meegevoerd. Nu werd het door dezelfde elementen weer opgeslorpt.
Sherlock Holmes bleef een tijdje zwijgend zitten, zijn hoofd wat voorovergebogen en zijn ogen gericht op de rode gloed van het haardvuur. Toen stak hij zijn pijp op, leunde achterover en keek de blauwe rookkringen na die elkaar achterna jaagden in de richting van het plafond.
'Watson, ' zei hij toen, 'ik denk dat we nog nooit zo'n bizarre zaak hebben gehad. '
'Behalve dan misschien Het teken van de vier. '
'O, ja. Misschien behalve die. Toch denk ik dat John Openshaw aan groter gevaren bloot staat dan de Sholto's toen. '
'Maar heb je al een bepaald idee over wat die gevaren inhouden?' vroeg ik.
'Daar bestaat geen misverstand over, ' antwoordde hij.
'Noem ze dan eens? Wie is die K K K en waarom achtervolgt hij deze ongelukkige familie?'
Holmes sloot zijn ogen. Hij liet zijn ellebogen op de armleuningen rusten. Zijn vingertoppen raakten elkaar. 'Bij een ideale manier van redeneren, bekijken we alle aspecten van een afzonderlijk feit. Dan deduceren we niet alleen een reeks ebeurtenissen die tot dat feit hebben geleid, maar ook de gevolgen die eruit voortkomen. De Franse paleontoloog Cuvier wist een compleet dier correct te beschrijven aan de hand van zijn studie van een enkel bot. Zo zou iemand die heel grondig een verband in een reeks gebeurtenissen observeert, in staat kunnen zijn om heel precies alle vorige en volgende gebeurtenissen te beschrijven. We hebben nog geen grip op de gevolgen. Dat kan alleen door diep na te denken. Problemen kunnen in de studeerkamer worden opgelost. Dit tot verbijstering van iedereen die met behulp van zijn zintuigen naar een oplossing zoekt. Maar om die kunst tot in de perfectie te beheersen, is het noodzakelijk dat men alle feiten gebruikt die men kent. Dat betekent, zoals je direct zult zien, dat men alle mogelijke kennis moet bezitten en dat is zelfs in deze tijd van groeiend onderwijs en van encyclopedieen een zeldzame prestatie. Maar het is niet onmogelijk dat iemand alle kennis bezit die hij voor zijn werk nodig heeft en dat is iets wat ik zelf probeer te doen. Als ik mij goed herinner, heb jij eens, toen we pas bevriend waren, mijn grenzen op een heel nauwkeurige manier aangegeven. '
'Ja, ' antwoordde ik lachend. 'Het was een uitzonderlijk document. Geen kennis van filosofie, astronomie en politiek, zo herinner ik me. Matige kennis van plantkunde en veel van geologie op het gebied van moddervlekken in een gebied met een omtrek van 80 km. Kennis van scheikunde buitenissig, van anatomie niet-systematisch en van sensatiebladen en misdaadverslagen uniek. Verder: vioolspeler, bokser, zwaardvechter, jurist en iemand die zichzelf vergiftigt met cocaine en tabak. Dat waren de belangrijke punten uit mijn analyse, geloof ik. '
Holmes grinnikte bij het laatste punt. 'Tja, ' zei hij, 'ik zeg nu wat ik toen ook zei, dat een man zijn bovenkamer met alle meubels inricht die hij denkt te gaan gebruiken. De rest topt hij weg in de 'rommelkamer' van zijn bibliotheek waar hij het kan pakken wanneer hij wil. Voor zo'n zaak als die ons vanavond is voorgelegd, moeten we zeker al onze bronnen aanboren. Wil je me de letter K van de Amerikaanse encyclopedie aanreiken? Hij staat op de boekenplank naast je. Dank je wel. Laten we de situatie eens doornemen en kijken wat we kunnen deduceren. Om te beginnen gaan we uit van een sterk vermoeden dat kolonel Openshaw een grondige reden had om weg te gaan uit Amerika. Iemand op zijn leeftijd verandert niet al zijn gewoonten en verruilt niet vrijwillig het heerlijke klimaat van Florida voor een eenzaam bestaan in een Engelse provinciestad. Zijn grote voorliefde voor eenzaamheid in Engeland doet vermoeden dat hij bang voor iets of iemand was. We kunnen dus als werkhypothese aannemen dat angst voor iets of iemand de drijfveer voor zijn vertrek uit Amerika was. Waar hij bang voor was, kunnen we slechts deduceren op basis van de angstaanjagende brieven die hij en zijn erfopvolgers ontvingen. Heb je opgemerkt waar de brieven vandaan kwamen?'
'De eerste kwam uit Pondicherry, de tweede uit Dundee en de derde uit Londen. '
'Uit Oost-Londen. Wat deduceer jij daaruit?'
'Het zijn allemaal zeehavens. De schrijver zat aan boord van een schip. '
'Uitstekend. We hebben al een aanwijzing. Het is dus waarschijnlijk, zelfs zeer waarschijnlijk, dat de schrijver van de brief aan boord van een schip verbleef. Laten we nu eens een ander punt bekijken. In het geval van Pondicherry zaten er negen weken tussen de bedreiging en de uitvoering, in Dundee waren er maar drie of vier dagen. Zegt dat iets?'
'Een grotere reisafstand. '
'Maar de brief moest ook een grotere afstand afleggen. '
'Dan zie ik het punt niet. '
'We kunnen er op zijn minst van uitgaan dat de boot waar de man of mannen meevoeren een zeilschip is. ' Het lijkt erop dat zij altijd hun eigenaardige waarschuwing zonden voordat ze aan hun missie begonnen. Je ziet hoe snel de daad volgde op het teken toen dit uit Dundee kwam. Als zij uit Pondicherry met een stoomschip waren gekomen, waren ze er bijna tegelijk met hun brief. Maar er gingen feitelijk zeven weken voorbij. Het verschil van die zeven weken zat in de postboot die de brief vervoerde en het zeilschip waarmee de schrijver reisde. '
'Dat is mogelijk. '
'Zelfs meer dan dat. Het is waarschijnlijk. Nu zie je de dodelijke urgentie van deze nieuwe zaak en waarom ik de jongeman Openshaw aanraadde om voorzichtig te zijn. De ramp voltrok zich altijd tegen de tijd dat de afzenders hun reis hadden afgelegd. Maar deze kwam van Londen en daarom hadden we geen respijt meer. '
'Goeie genade!' riep ik uit. 'Wat heeft deze meedogenloze jacht toch te betekenen?'
'De papieren die Openshaw bij zich had waren duidelijk van levensbelang voor de persoon of personen op het zeilschip. Dat er meer dan een persoon bij is betrokken, dat is voor mij heel duidelijk. Iemand krijgt het niet in zijn eentje voor elkaar om twee moorden op zo'n manier te plegen dat de jury van de rechtbank er zich door laat misleiden. Er moeten verscheidene vindingrijke en vastbesloten personen bij betrokken zijn. Ze willen de papieren hebben van degene die ze nu ook in zijn bezit heeft. Zo staan de drie K's niet voor de initialen van een persoon maar voor het embleem van een genootschap. '
'Welk genootschap?'
'Heb je dan nooit gehoord van de Ku Klux Klan?' vroeg Holmes, terwijl hij naar voren boog en zijn stem liet dalen.
'Nee, nooit. '
Holmes sloeg een paar bladzijden om van het boek dat zijn knieen lag. 'Hier staat het, ' zei hij al snel.
Een naam waarvan men met beweert dat hij is afgeleid van het geluid dat klinkt als de haan van een geweer wordt gespannen. Dit verschrikkelijk geheime genootschap werd na de Amerikaanse burgeroorlog opgericht door voormalige soldaten van de zuidelijke staten. Al spoedig werden er plaatselijke afdelingen in verschillende delen van het land opgericht, vooral in Tennessee, Louisiana, Noord- en Zuid-Carolina, Georgia en Florida. De macht werd gebruikt voor politieke doeleinden. Men terroriseerde hoofdzakelijk zwarte stemgerechtigden en vermoordde andersdenkenden of verdreef deze uit het land. De aanslagen werden gewoonlijk voorafgegaan door een waarschuwing te zenden aan het potentiele slachtoffer in een of andere bizarre, maar herkenbare vorm, een takje eikenbladeren in sommige delen van het land, meloenzaden of sinaasappelpitten in andere delen. Als het slachtoffer dit ontving, moest hij of openlijk zijn vroegere standpunten afzweren of het land uitvluchten. Negeerde hij de kwestie, dan zou dat onherroepelijk zijn dood worden, gewoonlijk op een vreemde en onvoorziene manier. Het genootschap was perfect georganiseerd. Zijn methodes waren zo systematisch dat er nauwelijks een geval bekend is waarbij iemand erin slaagde zijn strafte ontlopen. Ook van de daders ontbrak doorgaans elk spoor. De organisatie kende een aantal jaren van bloei ondanks inspanningen van de regering van de Verenigde Staten en van de plaatselijke gemeenschappen in het zuiden. Uiteindelijk stortte e beweging in 1869 toch nog onverwachts in, hoewel er nadien nog sporadische uitbarstingen van hetzelfde kaliber voorkwamen.
Holmes legde het boek neer en zei: 'Je ziet dat de plotselinge ontbinding van het genootschap samenviel met de verdwijning van Openshaw uit Amerika. Hij was in het bezit van hun papieren. Het kan een kwestie van oorzaak en gevolg zijn geweest. Het wekt dus geen verbazing dat hij en zijn familie door enkele extreem meedogenloze karakters werden achtervolgd. Je begrijpt dat dat register en dagboek slaan op een paar vooraanstaande lieden in het zuiden en dat menigeen niet rustig slaapt voordat de papieren zijn teruggebracht. '
'Dan is die bladzijde die we hebben gezien... '
'Dat mogen we wel aannemen. Als ik me goed herinner, stond erop, "zend de pitten naar A, B en C", dat wil zeggen, zend aan hen de waarschuwing van het genootschap. Dan staat er achtereenvolgens dat A en B gezuiverd zijn of het land uit, en ten slotte dat C werd bezocht met, naar ik vrees, noodlottige gevolgen voor C. Dokter, ik denk dat we wat licht in de duisternis hebben gebracht. Ik geloof dat de enige kans van de jonge Openshaw in de tussentijd eruit bestaat dat hij doet wat ik hem heb gezegd. Verder valt er vanavond niets meer over zeggen of te doen. Geef me mijn viool even aan dan proberen we even een halfuur dat verschrikkelijke weer en het nog verschrikkelijker gedrag van onze medemens te vergeten. '
De volgende morgen was het weer opgeklaard. Een waterig zonnetje scheen door de matte sluier die over de grote stad hing. Sherlock Holmes zat al aan het ontbijt toen ik beneden kwam.
'Sorry dat ik niet op je heb gewacht, ' zei hij. 'Ik voorzie een heel drukke dag vanwege die zaak met de jonge Openshaw. '
'Wat ga je doen?' vroeg ik.
'Dat hangt af van de resultaten van mijn eerste onderzoek. Misschien ga ik toch maar naar Horsham. '
'Je gaat daar niet als eerste heen?'
'Nee, Ik begin in de City. Bel het meisje maar even voor de koffie. '
Terwijl ik wachtte, nam ik de nog opgevouwen krant van de tafel en liet ik mijn ogen erover glijden. Ze bleven rusten bij een kop die mij de schrik om het hart deed slaan.
'Holmes, ' riep ik uit, 'Je bent al te laat. '
'Ah!' zei hij en zette zijn kop neer. 'Ik was er al bang voor. Hoe is het gebeurd?' Hij sprak rustig, maar ik zag dat hij zwaar geemotioneerd was.
'Mijn oog viel op de naam Openshaw en de kop 'Tragedie bij Waterloo Bridge. ' Hier is het verslag:
Gisteravond tussen negen en tien uur hoorde agent Cook van de afdeling H, die dienst deed bij Waterloo Bridge, een schreeuw om hulp en een plons in het water. Het was uitzonderlijk donker en stormachtig. Daardoor was het, ondanks de hulp van verscheidene voorbijgangers, niet mogelijk met een reddingsactie uit te varen. Er werd direct alarm geslagen en met behulp van de rivierpolitie werd uiteindelijk het lichaam gevonden. Het bleek te gaan om een jongeman. Zijn naam bleek op een envelop in zijn zak te staan. Het ging om John Openshaw, die in Horsham woonde. Men vermoedt dat hij zich had gehaast om de laatste trein van Waterloo Station te halen. Hij zou in die haast en de extreme duisternis van het pad zijn geraakt en over de rand van een van de smalle aanlegsteigers voor rivierstoomboten zijn gestruikeld. Het lichaam vertoonde geen sporen van geweld. Er bestaat geen twijfel over dat de overledene het slachtoffer is geworden van een ongeluk, hetgeen de aandacht van de autoriteiten vraagt voor de toestand van de aanlegsteigers langs de rivier.
We bleven een paar minuten zwijgend zitten. Holmes was meer geschokt en terneergeslagen dan ik hem ooit had gezien.
'Dat raakt mijn zelfrespect, Watson, ' zei hij uiteindelijk. 'Het is ongetwijfeld een bekrompen gevoel, maar het raakt mijn zelfrespect. Ik voel me nu persoonlijk geraakt. Zolang mijn gezondheid het toelaat, ga ik achter die bende aan. Hij kwam naar mij toe voor hulp en ik zond hem weg, de dood tegemoet... !' Hij sprong op uit zijn stoel. Opgewonden en zenuwachtig handenwringend liep hij door de kamer. Op zijn vaalgele wangen lag een blos.
'Het moeten geslepen duivels zijn, ' riep hij uiteindelijk. 'Hoe konden ze hem anders daar in de val lokken? De snelste weg naar het station loopt niet via de rivieroever. Op de brug was het op zelfs zo'n avond ongetwijfeld te druk voor hun plan. Watson, we zullen zien wie er uiteindelijk wint. Ik ga nu weg. '
'Naar de politie?'
'Nee, ik ben mijn eigen politie. Als ik mijn web heb gesponnen, mogen zij de vliegen vangen, niet eerder. '
Ik was de hele dag bezig in mijn praktijk en keerde pas laat op de avond weer terug naar Baker Street. Sherlock Holmes was nog niet terug. Pas tegen tienen kwam hij binnen, bleek en moe. Hij liep naar een kast, en scheurde een stuk van een brood af. Hij at het gulzig op en spoelde het met een slok water weg.
'Heb jij even trek, ' merkte ik op.
'Ik kom om van de honger. Ik had helemaal vergeten te eten. Sinds het ontbijt heb ik niks gehad. '
'Helemaal niets?'
'Geen hap. Ik had geen tijd om eraan te denken. '
'En, ben je geslaagd?'
'Ja. '
'Je hebt een aanwijzing?'
'Ik heb ze binnen handbereik. Binnenkort zal ik de jonge Openshaw wreken. Laten we die gasten eens met hun eigen duivelse handelsmerk confronteren, Watson. Dat komt hard aan!'
'Wat bedoel je?'
Hij nam een sinaasappel van de schaal, sneed hem in stukken en kneep de pitten uit op de tafel. Hij nam er vijf en deed ze in een envelop. Aan de binnenkant van de flap schreef hij een S. H. voor J. O. Daarna plakte hij hem dicht en adresseerde hem aan: 'Kapitein James Calhoun aan boord van de Lone Star, Savannah, Georgia'.
'Die krijgt hij als hij de haven binnenkomt, ' zei hij grinnikend. 'Het kon hem wel eens een slapeloze nacht bezorgen. Hij ervaart dat als een voorbode van zijn lot net als Openshaw dat deed. '
'Wie is die kapitein Calhoun?'
'De bendeleider. De anderen komen ook aan bod, maar hij als eerste. '
'Hoe heb je hem dan gevonden?'
Hij haalde een groot stuk papier uit zijn zak, vol met datums en namen.
'De hele dag heb ik gekeken in de registers van Lloyd en in krantenarchieven. Ik ben elke boot nagegaan die Pondicherry aandeed in januari en februari 1883. Het ging om zesendertig schepen met een behoorlijke tonnage. Een ervan, de one Star, trok meteen mijn aandacht. Hij stond weliswaar vermeld als uitgeklaard in Londen, maar hij draagt de naam van een van staten van de Unie. '
'Texas, veronderstel ik. '
'Dat weet ik nog niet, maar ik weet wel dat het oorspronkelijk een Amerikaans schip was. '
'En toen?'
'Ik zocht in de gegevens van Dundee. Toen ik ontdekte dat de Lone Star daar was in januari 1885, versterkte dat mijn vermoeden. Daarna won ik inlichtingen in over boten die op dit moment in de haven van Londen liggen. ' 'En?'
'De Lone Star ligt er sinds vorige week. Ik ging naar Albert Doek. Daar ontdekte ik dat de boot vanmorgen bij gunstig tij de rivier is afgevaren, huiswaarts richting Savannah. Ik heb toen een telegram naar Gravesend gezonden en vernomen dat de boot al weer enige tijd geleden daar voorbij was gevaren. De wind is oost, dus hij is nu al voorbij de Goodwin-eilanden en vlakbij het eiland Wight. '
'Wat ga je nu doen?'
'O, ik ga hem te grazen nemen. Ik hoorde dat hij en de twee stuurlui de enige Amerikanen aan boord zijn. De anderen zijn Finnen en Duitsers. Ik weet ook dat hij en de twee stuurlui gisteravond van boord waren. Dat hoorde ik van de stuwadoor die hun vracht heeft geladen. Tegen de tijd dat het zeilschip Savannah nadert, bezorgt de postboot deze brief. De politie van Savannah krijgt per telegram te horen dat deze drie heren hier wegens moord worden gezocht. '
Er kan altijd een kink in de kabel komen, zelfs bij de best doordachte plannen. Zo ontvingen de moordenaars van John Openshaw nooit de sinaasappelpitten, die hun zouden vertellen dat iemand anders, even slim en resoluut als zij, en op het spoor was. Het stormde lang en hevig dat jaar. We wachtten lang op het nieuws over de Lone Star uit Savannah, maar dat kwam maar niet. Pas vorig jaar vernamen we dat op de Atlantische oceaan een stuk van een verbrijzeld achtersteven op de golven dreef waarop de letters L. S. te zien waren. Dat was alles wat we ooit hoorden over het lot van de Lone Star. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De Man met de Misvormde Lip (The Man with the Twisted Lip)






Sherlock Holmes

            Isa Whitney, een broer van wijlen Elias Whitney, doctor in de theologie en directeur van het Theologisch Instituut in St. George, was verslaafd aan opium. Ik begreep dat zijn verslaving was ontstaan uit een of andere dwaze bevlieging in zijn studententijd. Na het lezen van De Quincey's beschrijving van zijn dromen en gewaarwordingen, doordrenkte hij zijn tabak met laudanum in de hoop op dezelfde effecten. Evenals veel anderen kwam hij erachter dat je een verslaving gemakkelijker oploopt dan dat je er van afkomt. Jarenlang bleef hij de drug gebruiken. Vrienden en familie bejegenden hem met een mengeling van afschuw en medelijden. Ik zie hem nog voor me met zijn gelige, papperige gezicht, hangende oogleden, pupillen als speldenknoppen, ineengedoken in een stoel, een schaduw van de gentleman die hij eens was.
Op een avond in juni 1889 ging de bel op een tijdstip waarop een mens zijn eerste geeuw slaakt en eens op de klok kijkt. Ik ging rechtop zitten. Mijn vrouw liet haar handwerkje in haar schoot rusten en keek mij teleurgesteld aan.
'Een patient!' zei ze. 'Je moet op pad. '
Ik kreunde, want na een vermoeiende dag was ik nog maar net thuis.
We hoorden de deur opengaan, een paar gehaaste woorden en daarna wat snelle stappen op het linoleum. Onze deur vloog open en een dame kwam de kamer binnen. Ze droeg een donkerkleurige mantel en had een voile voor haar gezicht.
'Mijn excuus voor mijn late bezoek, ' begon ze. Plotseling verloor ze haar zelfbeheersing. Ze rende op mijn vrouw af, sloeg haar armen om haar heen en snikte tegen haar schouder. 'Ik zit toch zo lelijk in de nesten!' riep ze uit. 'Ik heb echt hulp nodig. '
'Nee maar, ' zei mijn vrouw toen ze haar voile omhoog
deed, 'Kate Whitney. Wat laat je me schrikken, Kate! Ik had geen flauwe notie wie je was toen je binnenkwam. '
'Ik wist niet wat ik moest doen, daarom kom ik maar regelrecht naar jou. ' Zo ging het altijd. Verdrietige mensen kwamen op mijn vrouw af zoals vogels op het licht.
'Goed dat je bent gekomen. Drink eerst wat wijn en water, ga rustig zitten en vertel ons wat er aan de hand is. Of heb je liever dat ik James naar bed stuur?'
'O, nee, nee! Ik wil ook raad en hulp van de dokter. Het gaat over Isa. Hij is al twee dagen niet thuisgekomen. Ik ben zo bang dat er iets met hem is gebeurd!'
Het was niet de eerste keer dat ze met ons sprak over de problemen van haar echtgenoot. Dat deed ze tegen mij als haar dokter en tegen mijn vrouw als haar oude vriendin en klasgenoot. We kalmeerden en troostten haar op alle mogelijke manieren. Wist ze waar haar man was? Konden wij ervoor zorgen dat hij weer naar huis kwam?
Daar zag het wel naar uit. Ze had uit zekere bron gehoord dat hij onlangs, toen hij het weer op zijn heupen kreeg, een opiumkit had bezocht in het meest oostelijke deel van de City. Tot nu toe hadden zijn uitspattingen nooit langer dan een dag geduurd. Hij kwam dan trillend en ontredderd 's avonds weer thuis. Maar nu was hij al meer dan achtenveertig uur onder zeil. Hij zou daar ongetwijfeld tussen het uitschot liggen en vergif inhaleren of zijn roes uitslapen. Daar moest hij wel zijn, in de Bar of Gold in Upper Swandam Lane. Dat wist ze heel zeker. Maar wat moest ze doen? Hoe kon een jonge, verlegen vrouw naar een dergelijke tent gaan en haar man daar wegsleuren bij al die schurken?
Dat was het probleem en natuurlijk kon dat maar op een manier worden opgelost. Of ik niet met haar wilde meegaan? En vervolgens, nadat ze even had nagedacht, waarom zou zij eigenlijk meegaan? Ik was de huisarts van Isa hitney en als zodanig had ik wel overwicht op hem. Ik had een betere kans als ik alleen was. Ik beloofde haar op mijn woord dat ik hem binnen twee uur in een rijtuig naar huis zou sturen, als hij inderdaad op het opgegeven adres was. Binnen tien minuten had ik dus mijn gemakkelijke stoel en mijn behaaglijke zitkamer verlaten en haastte ik me in een rijtuig richting het oosten met een vreemde boodschap. De toekomst zou uitwijzen hoe bijzonder vreemd deze boodschap was.
De eerste fase van mijn avontuur verliep zonder grote problemen. Upper Swandam Lane was een armoedige steeg, verscholen achter de hoge werven langs de noordelijke rivieroever ten oosten van London Bridge. Tussen een zaak met goedkope kleding en een kroeg liep een steile trap omlaag naar een zwart gat dat op de ingang van een grot leek. Daar was de opiumkit waarnaar ik op zoek was. Ik gaf de koetsier opdracht te wachten en liep de trap af. De treden waren in het midden uitgesleten door een eindeloze stroom voeten. In het licht van een flikkerende olielamp boven de deur vond ik de klink en vervolgde ik mijn weg door een lange, lage ruimte. Daar hing een dikke, zware opiumwalm. Er waren houten britsen opgestapeld, zoals in het vooronder van een emigrantenschip.
In het halfduister kon ik vaag een glimp opvangen van lichamen die in vreemde houdingen lagen, de schouders gekromd, de knieen opgetrokken, het hoofd achterover en de kin omhoog. Hier en daar draaide een dof oog zich naar de nieuwkomer. In de donkere schaduwen lichtten rode lichtpuntjes op, nu eens fel, dan weer zwak, als teken dat het brandende vergif opgloeide of doofde in de kop van de metalen pijp. De meesten lagen stil, maar sommigen mompelden in zichzelf. Anderen praatten tegen elkaar met een gedempte, monotone stem. Hun conversatie verliep bij vlagen ant verstomde dan opeens, ieder prevelde weer zijn eigen gedachten en schonk weinig aandacht aan de woorden van zijn buurman. Achterin stond een kleine houtskoolkachel. Daarnaast op een driepoot zat een lange, magere, oude man in het vuur te staren. Zijn kaken rustten op zijn vuisten en zijn ellebogen op zijn knieen.
Toen ik binnenkwam, haastte een bleke Maleise bediende zich naar mij toe met een pijp en een voorraadje drugs. Hij wenkte me naar een lege brits.
'Nee, dank u. Ik blijf hier niet, ' zei ik. 'Een vriend van mij is hier, Isa Whitney, ik wil hem spreken. '
Rechts van mij ontstond enige beweging en ik hoorde een kreet. Ik tuurde in de duisternis en zag Whitney, bleek, verwilderd en verwaarloosd mij aanstaren.
'Mijn hemel! Dat is Watson, ' zei hij. Hij verkeerde in een erbarmelijke toestand en trilde over zijn hele lichaam. 'Eh, hoe laat is het, Watson?'
'Tegen elven. '
'Wat voor een dag is het vandaag?'
'Vrijdag 19 juni. '
'Mijn hemel! Ik dacht dat het woensdag was. Het is woensdag. Waarom wil je me bang maken?' Hij liet zich op zijn armen zakken en begon met een hoog geluid te snikken.
'Ik zeg je dat het vrijdag is, man. Je vrouw wacht al twee dagen op je. Je moet je schamen!'
'Dat doe ik. Maar jij haalt de dingen door elkaar, Watson. Ik ben hier pas een paar uur, ik rookte een pijpje of drie, vier, ik ben de tel kwijt. Maar ik ga met jou mee naar huis. Ik wil Kate niet bang maken, mijn arme Kate. Geef me je hand! Ben je met een rijtuig?'
'Ja, er wacht er eentje. '
'Dan stap ik daar in. Maar ik moet nog even afrekenen.
Vraag eens wat ik moet betalen, Watson. Ik voel me helemaal niet goed. Ik kan het niet zelf. '
Ik liep door een nauwe doorgang tussen een dubbele rij slapende figuren op zoek naar de baas. Ik hield mijn adem in om de smerige, verdovende dampen van de drugs niet binnen te krijgen. Toen ik de lange man bij de houtskoolkachel passeerde, voelde ik plotseling een ruk aan mijn kleding. Een gedempte stem fluisterde: 'Loop langs me heen en draai je dan naar mij om. ' Ik kon de woorden heel duidelijk horen. Ik keek omlaag. Ze konden alleen van de oude man aan mijn kant komen, toch zat hij net zo in gedachten verzonken als tevoren. Hij was heel mager, erg gerimpeld en krom voor zijn leeftijd. Een opiumpijp bungelde tussen zijn knieen alsof deze van louter vermoeidheid uit zijn vingers was gevallen. Ik deed twee stappen vooruit en keek om. Ik moest mij heel erg beheersen om geen kreet van verbazing te slaken. Hij had zich omgedraaid zodat alleen ik hem kon zien. Zijn gestalte was weer voller geworden, zijn rimpels waren weg, de doffe ogen hadden hun glans terug. Daar bij de kachel zat, grinnikend om mijn verbazing, niemand anders dan Sherlock Holmes. Hij wenkte me dichterbij te komen en tegelijkertijd, toen hij zijn gezicht weer naar het gezelschap wendde, zakte hij weer weg als een seniel mannetje met trillende, half geopende lippen.
'Holmes!' fluisterde ik, 'wat doe jij hier in deze opiumkit?'
'Praat zo zacht als je kunt, ' antwoordde hij, 'mijn oren zijn heel scherp. Als jij zo vriendelijk wilt zijn om je van die benevelde vriend van je te ontdoen, wil ik heel graag even met je praten. '
'Ik heb een rijtuig buiten staan. '
'Stuur hem daarmee naar huis. Dat kun je rustig doen, want hij is te slap om problemen te maken. Geef de koetsier dan ook een briefje mee voor je vrouw om haar te zeggen at onze paden elkaar weer hebben gekruist. Als je buiten even wacht, ben ik binnen vijf minuten bij je. '
Ik vond het moeilijk om een verzoek van Holmes te weigeren, want ze werden altijd op een zo besliste en dwingende toon uitgesproken. Toen ik Whitney in het rijtuig had gestopt, had ik het gevoel dat mijn missie was voltooid. Ik kon mij nu niets beters wensen dan samen met mijn vriend een van de bijzondere avonturen te beleven die bij zijn normale bestaan behoorden. Binnen een paar minuten had ik mijn briefje geschreven, betaalde ik de rekening van Whitney, bracht hem naar het rijtuig en zag ik hem in de duisternis wegrijden. Even later dook een haveloze figuur uit de opiumkit op en liep ik samen met Holmes de straat uit. Nog twee straten lang schuifelde hij met een kromme rug en onzekere pas. Daarna, na even snel rond te hebben gekeken, richtte hij zich op en barstte hij in lachen uit.
'Ik veronderstel, Watson, ' zei hij, 'dat jij nu denkt dat ik naast de cocaine-injecties ook opium schuif. Voeg dat eens bij alle andere kleine zwakheden die jij vanuit medisch oogpunt mij toedicht. '
'Ik was zeker verrast toen ik je hier zag. '
'Maar ik niet minder toen ik jou zag. '
'Ik was op zoek naar een vriend. '
'En ik naar een vijand. '
'Een vijand?'
'Ja. Een van mijn natuurlijke vijanden of beter gezegd, een van mijn natuurlijke prooien. Kort gezegd, Watson, ik zit midden in een opmerkelijk onderzoek. Vroeger vond ik al eens een aanwijzing in het onsamenhangende gekeuvel van deze verslaafden. Ik hoop dat nu weer te doen. Als ik in die opiumkit zou zijn herkend, dan was mijn leven geen cent meer waard geweest. Ik ben er al eens eerder voor mijn eigen belangen geweest en die schurk van een matroos die er e scepter zwaait heeft toen gezworen dat hij wraak op mij neemt. Aan de achterkant van het gebouw, vlak bij de hoek van Paul's Wharf, is een nooduitgang die vreemde verhalen zou kunnen vertellen over wat er allemaal op maanloze nachten gebeurt. '
'Wat! Je bedoelt toch geen lijken?'
'Jawel, Watson, lijken. We zouden rijk zijn als we 1000 pond kregen voor elke arme duivel die in die opiumkit is doodgegaan. Het is de smerigste moordfuik van de hele waterkant en ik vrees dat Neville St. Clair naar binnen is gegaan en er niet meer levend is uitgekomen. Dus hier moeten we onze val zetten. ' Hij stak twee vingers tussen zijn lippen en floot schril. Het signaal werd vanaf een afstand met eenzelfde fluitsignaal beantwoord en kort daarna hoorden we het geratel van wielen en het geklepper van hoefijzers.
'Je gaat toch wel met me mee, Watson?' zei Holmes toen een rijtuig opdoemde uit de duisternis. De zijlantaarns wierpen twee gouden tunnels met geel licht.
'Als ik je kan helpen. '
'O, een trouwe vriend komt altijd van pas en als hij kroniekschrijver is zelfs nog meer. Ik heb een kamer met een dubbel bed in de Cedars. '
'De Cedars?'
'Ja, dat is het huis van de heer St. Clair. Ik logeer daar tijdens het onderzoek. '
'Waar is dat dan?'
'Bij Lee in Kent. We hebben nog twaalf kilometer voor de boeg. '
'Maar ik tast nog in het duister. '
'Natuurlijk. Ik zal het je zo meteen vertellen. Klim er maar op. Oke John, je kunt gaan. Hier heb je een halve crown. Zorg dat je morgen rond elf uur klaarstaat. Ga iets leuks doen. Tot ziens. '
Hij gaf het paard een tikje met zijn zweep. We denderden door een onafzienbare reeks sombere, verlaten straten, die geleidelijk breder werden tot we over een brug met een brede reling raceten. Eronder stroomde traag een donkere rivier. Aan de overzijde lag weer een woestenij van gemetselde stenen. De stilte werd alleen verbroken door de regelmatige voetstappen van een agent of de liederen en kreten van een stel vrolijke klanten. Langzaam dreef een grauw wolkendek voorbij. Hier en daar fonkelde een ster zwakjes tussen de wolkenflarden. Onder het rijden bleef Holmes zwijgen. Hij zat met zijn kin op de borst in gedachten verzonken. Ik zat naast hem, nieuwsgierig om te horen waarom dit nieuwe onderzoek zijn krachten zo op de proef stelde, maar ook bang om zijn gedachten te onderbreken. We hadden al een aantal kilometers afgelegd en naderden de rand van de voorsteden, toen hij opschrok, zijn schouders rechtte, zijn pijp aanstak en daarmee uitstraalde dat hij tevreden was over wat hij had gedaan.
'Jij kunt erg goed zwijgen, Watson, dat is een gave, ' zei hij. 'Je bent een zeer waardevolle metgezel. Neem van mij aan dat ik het erg belangrijk vind om met iemand te praten, want mijn eigen gedachten zijn niet erg prettig. Ik vraag me af wat ik straks tegen die lieve vrouw moet zeggen als ze de deur voor me open doet. '
'Je vergeet dat ik nog van niets weet. '
'Ik heb net genoeg tijd om je de feiten te vertellen voordat we in Lee zijn. Het lijkt belachelijk eenvoudig, maar toch krijg ik er op de een of ander manier geen vat op. Er zijn wel genoeg aanknopingspunten, maar ik krijg er nog geen grip op. Laat ik de zaak duidelijk en precies voor je uiteenzetten, Watson. Misschien zie jij een lichtpunt. Voor mij is het een en al duisternis. '
'Ga eens door. '
'Een paar jaar geleden, om precies te zijn in mei 1884, kwam Neville St. Clair, een man in goeden doen, naar Lee. Hij kocht een groot huis, liet een mooie tuin aanleggen en leefde geheel in stijl. Langzamerhand maakte hij vrienden in de buurt en in 1887 trouwde hij de dochter van een plaatselijke brouwer. Ze kregen twee kinderen. Hij oefende geen beroep uit, maar had belangen in verscheidene bedrijven. Doorgaans ging hij 's morgens naar de stad en 's middags vertrok hij met de trein van 17. 14 uur vanuit Cannon Street naar huis. St. Clair is nu 37 jaar, een man met een sobere levensstijl, een goede echtgenoot, liefhebbende vader en is graag gezien door iedereen die hem kent. Ik zeg er nog bij dat zijn schulden, voor zover we kunnen nagaan, 88 pond en 10 shilling bedragen. Bij de Capital and Counties Bank heeft hij 220 pond op zijn rekening staan. Er is geen reden aan te nemen dat hij onder geldzorgen gebukt ging.
Afgelopen maandag vertrok de heer St. Clair vroeger dan gewoonlijk naar de stad. Voor hij wegging, vertelde hij dat hij twee belangrijke zaken moest regelen en dat hij voor zijn zoontje een bouwdoos zou meenemen. Heel toevallig kreeg zijn vrouw op diezelfde maandag, kort na zijn vertrek, een telegram met de mededeling dat er voor haar een pakketje op het kantoor van Aberdeen Shipping Company klaar lag. Als je goed bekend bent in Londen, weet je dat het kantoor zich bevindt in Fresno Street die uitkomt op Upper Swandam Lane, waar je me gisteravond aantrof. Mevrouw St. Clair lunchte, ging daarna naar de City, winkelde wat, ging daarna naar het kantoor, haalde haar pakket af en liep op de terugweg naar het station precies om 16. 35 uur door Swandam Lane. Kun je me tot zover volgen?'
'Het is me volslagen duidelijk. '
'Je herinnert je misschien nog dat het maandag een uitzonderlijk warme dag was. Mevrouw St. Clair liep langzaam n keek uit naar een rijtuig, want ze voelde zich niet op haar gemak in deze buurt. Terwijl ze zo door Swandam Lane liep, hoorde ze plotseling een kreet. Ze was heel verbaasd dat ze haar echtgenoot zag die vanuit een raam op de tweede verdieping naar haar omlaag keek, en, zo leek het haar, haar wenkte. Het raam stond open. Zijn gezicht was voor haar duidelijk zien. Ze beschreef hem als zeer opgewonden. Hij zwaaide verwoed naar haar en verdween zo plotseling uit het zicht dat ze de indruk kreeg dat hij met veel geweld werd weggetrokken. Een eigenaardig punt viel nog op aan haar vrouwelijk oog. Hij droeg wel een donker jasje, zoals hij aanhad toen hij wegging, maar hij had geen boord of das meer om.
Ervan overtuigd dat er iets met hem aan de hand was, rende ze de trap af - het was de opiumkit waar je me vanavond aantrof. Ze liep door de voorkamer en probeerde de trap naar de eerste verdieping op te lopen. Maar onderaan de trap kwam ze die schurk van een matroos tegen over wie ik al sprak. Hij duwde haar terug en werkte haar vervolgens naar buiten met behulp van zijn Deense assistent. Geplaagd door gekmakende twijfel en angst, holde ze de straat uit. In Fresno Street kwam ze stom toevallig een aantal agenten en een inspecteur tegen die hun ronde wilden gaan doen. De inspecteur en twee man gingen met haar mee terug. Ondanks hevig verzet van de eigenaar liepen ze naar de kamer waarin de heer St. Clair voor het laatst was gezien. Er was geen spoor van hem te bekennen. Op de hele verdieping troffen ze trouwens niemand aan, behalve een kreupele sloeber die er verschrikkelijk uitzag en die daar leek te wonen. Zowel hij als de matroos verklaarde heel stellig dat niemand anders die middag in de voorkamer was geweest. Ze waren zo heftig in hun ontkenning dat de inspecteur overstag ging en al bijna geloofde dat mevrouw St. Clair zich ad vergist, toen zij met een kreet naar een houten doosje vloog dat op tafel stond. Ze trok er het deksel af. Er vielen een heleboel bouwsteentjes uit. Dit was het speelgoed dat hij mee zou brengen.
Door deze ontdekking, maar ook door de duidelijke verwardheid van de kreupele man, besefte de inspecteur dat de zaak ernstig was. De kamers werden zorgvuldig doorzocht en de resultaten wezen allemaal in de richting van een afschuwelijk misdrijf. De voorkamer was net zo eenvoudig gemeubileerd als de zitkamer. Ernaast was een kleine slaapkamer met uitzicht op de achterkant van een van de werven. Tussen de werf en het raam van de slaapkamer lag een smalle strook die bij eb droogviel en bij vloed ten minste anderhalve meter water bevatte. Het slaapkamerraam was breed en kon omhoog worden geschoven. Bij onderzoek werden bloedsporen op het raamkozijn aangetroffen en op de houten vloer van de slaapkamer lagen verspreide druppels. Achter een gordijn in de voorkamer lagen alle kleren van de heer St. Clair, maar niet zijn jas. Zijn laarzen, sokken, hoed, horloge, alles lag er. Op de kledingstukken werden geen sporen van geweld aangetroffen. Er was geen spoor van de heer St. Clair zelf. Hij moest blijkbaar door het raam de kamer hebben verlaten, want er was geen andere uitgang. De veelbetekenende bloedvlekken op het raamkozijn gaven weinig hoop dat hij zich zwemmend had kunnen redden, want het was hoog tij op het moment van de tragedie.
Maar laten we het nu over de schurken hebben die direct bij de zaak zijn betrokken. De matroos stond bekend als iemand met de slechtste antecedenten, maar volgens het verhaal van mevrouw St. Clair was hij de persoon die aan de voet van de trap stond, enkele seconden nadat haar echtgenoot bij het raam was verdwenen. Hij kon nauwelijks meer dan een medeplichtige bij de misdaad zijn. Hij ontkende alles. Hij wist niets van het doen en laten van Hugh Boone, zijn kamerhuurder, en hij kon niet verantwoordelijk worden gehouden voor de aanwezigheid van de kleren van de verdwenen man.
Dit wat betreft de matroos die er de baas is. Nu de ongure, kreupele man die op de tweede verdieping van de opiumkit woont. Hij was beslist de laatste persoon die Neville St. Clair heeft gezien. Hij heet Hugh Boone en zijn afstotelijke gezicht is bekend bij iedereen die veel in de City komt. Hij is beroepsbedelaar, maar heeft zogenaamd een handeltje in lucifers om de politieverordening te ontduiken. Een eindje verderop in Threadneedle Street is aan de linkerkant een kleine uitsparing in de muur. Dat heb je misschien gezien. Hier zit deze figuur dagelijks in kleermakerszit met een voorraadje lucifers op zijn schoot. Omdat hij er zo beklagenswaardig uitziet, regent het muntjes in de vettige leren pet die naast hem op de stoep ligt. Ik heb de vent vroeger meer dan eens in de gaten gehouden en bleef me verbazen over de oogst die hij in korte tijd binnenhaalde. Hij ziet er zo ongewoon uit dat niemand hem ongemerkt kan passeren. Een vlammende haardos en een bleek gezicht dat werd ontsierd door een akelig, samengetrokken litteken dat de buitenkant van zijn bovenlip optrekt, een kin als een buldog en een paar doordringend zwarte ogen die een eigenaardig contrast vormen met zijn haarkleur. Dat maakt dat hij opvalt in het leger bedelaars. Dat geldt ook voor zijn gevatheid, want hij heeft steeds een antwoord klaar als een voorbijganger de spot met hem drijft. Dit is de man van wie we nu weten dat hij de kamerhuurder is in de opiumkit. Hij moet de laatste zijn geweest die de door ons gezochte persoon heeft gezien.
'Maar een kreupele vent!' zei ik. 'Wat kon hij zonder steun van anderen uitrichten tegen een man in de bloei van zijn leven?'
'Hij is dan kreupel in die zin dat hij met zijn been trekt, maar in andere opzichten lijkt hij een krachtige man die goed doorvoed is. Uit jouw medische ervaring weet je toch dat een zwak lichaamsdeel vaak gecompenseerd wordt door uitzonderlijke kracht in andere delen. '
'Ga door met je verhaal. '
'Mevrouw St. Clair viel flauw bij het zien van het bloed op de vensterbank. Ze werd door de politie in een rijtuig naar huis gebracht omdat haar aanwezigheid bij hun onderzoek niet van belang was. Inspecteur Barton had de leiding over het onderzoek. Hij heeft het pand zorgvuldig onderzocht, maar niets gevonden dat enig nieuw licht op de zaak kon werpen. Ze hadden een fout gemaakt door Boone niet onmiddellijk aan te houden zodat hij nog een paar minuten contact kon hebben met zijn vriend de matroos. De fout werd spoedig hersteld. Ze arresteerden en fouilleerden hem, maar vonden niets belastend. Weliswaar zaten er op de rechtermouw van zijn hemd enkele bloedvlekjes, maar hij wees naar zijn ringvinger die bij zijn nagel was ingescheurd. Daar kwam het bloed vandaan, zei hij. Ook zou hij nog niet zo lang geleden bij het raam geweest. De vlekken die daar te zien waren, kwamen ongetwijfeld uit dezelfde bron. Hij ontkende met klem dat hij ooit de heer St. Clair had gezien en hij bezwoer dat de aanwezigheid van de kleren in zijn kamer voor hem net zo'n raadsel was als voor de politie. Op de verklaring van mevrouw St. Clair dat ze haar man echt voor het raam had zien staan, beweerde hij dat ze of gek was of had gedroomd. Hij werd luid protesterend naar het politiebureau gebracht. De inspecteur bleef in het pand achter in de hoop dat hij bij eb misschien nog een aanwijzing zou krijgen.
Dat was het geval. Ze konden nog maar nauwelijks weer op de modderige oever lopen of ze vonden wat ze hadden evreesd. Toen het tij zich had teruggetrokken, vonden ze wel de jas van Neville St. Clair, maar niet hemzelf. Wat denk je dat ze in zijn zakken vonden?'
'Ik zou het niet weten. '
'Nee, ik denk ook niet dat je het zou raden. Elke zak zat vol met munten, 421 penny's en 270 halve penny's. Geen wonder dat de jas niet met de stroom was meegevoerd. Met een lichaam is dat anders. Tussen de werf en het huis staat een krachtige draaikolk. Zeer waarschijnlijk is de verzwaarde jas achtergebleven toen het ontklede lichaam de rivier in werd gezogen. '
'Maar ik begrijp dat alle andere kleren in de kamer zijn gevonden. Had hij dan alleen een jas aan?'
'Nee, maar de feiten zouden weieens bedrieglijk kunnen zijn. Stel dat die Boone Neville St. Clair uit het raam heeft gesmeten, dan is niemand daar getuige van geweest. Wat zou hij vervolgens hebben gedaan? Het zou natuurlijk direct in hem opkomen dat hij zich moest ontdoen van kleding met allerlei aanwijzingen. Hij zou de jas pakken om naar buiten te gooien. Op het laatste moment zou hij bedenken dat de jas niet zou zinken, maar zou blijven drijven. Hij had weinig tijd, want hij hoorde een schermutseling onderaan de trap toen de vrouw naar boven probeerde te lopen. Misschien hoorde hij al van de matroos dat de politie er aankwam. Hij had geen moment te verliezen. Hij rende naar zijn geheime bergplaats waar hij de vruchten van zijn bedelarij bewaarde en stopte zo veel munten als hij kon pakken in de zakken om te zorgen dat de jas zou zinken. Hij gooide de jas naar buiten en zou hetzelfde met de andere kledingstukken hebben gedaan als hij niet de aanstormende voetstappen had gehoord. Hij had nog net de tijd om het raam te sluiten voordat de politie verscheen. '
'Dat klinkt aannemelijk. '
'Laten we dit bij gebrek aan beter als werkhypothese nemen. Boone werd dus gearresteerd en naar het politiebureau gebracht. Daar bleek dat hij geen strafblad had. Hij stond al jaren bekend als een beroepsbedelaar, maar hij zou verder een rustig en onschuldig leven leiden. Dat is de stand van zaken. De volgende vragen zijn nog op te lossen. Wat deed Neville St. Clair in de opiumkit, wat gebeurde daar met hem, waar is hij nu en wat heeft Hugh Boone met zijn verdwijning te maken? Ik geef toe dat ik me geen zaak herinner die op het eerste gezicht er zo eenvoudig uitzag en die toch zo veel problemen opleverde. '
Terwijl Sherlock Holmes de eigenaardige reeks van gebeurtenissen uitvoerig vertelde, waren we door de buitenwijken van de grote stad gereden tot we laatste huizen achter ons hadden gelaten en we op een landweggetje met aan weerszijden heggen reden. Toen hij klaar was met zijn verhaal reden we door twee dorpen waar achter de ramen nog hier en daar een paar lichten brandden.
'We zijn nu in de buitenwijken van Lee, ' zei mijn metgezel. 'Op onze korte rit zijn we door drie graafschappen gereden, te beginnen in Middlesex, daarna een stukje Surrey en nu eindigen we in Kent. Zie je dat licht onder de bomen? Dat is de Cedars. Naast die lamp zit een vrouw die ongetwijfeld al het geklepper van onze paardenhoeven heeft gehoord. '
'Maar waarom behandel je de zaak niet vanuit Baker Street?' vroeg ik.
'Omdat ik veel inlichtingen hier moet verzamelen. Mevrouw St. Clair was zo vriendelijk mij twee kamers te geven en ze zal mijn vriend en collega zeker welkom heten. Watson, ik zie ertegenop haar te ontmoeten, want ik heb geen nieuws over haar echtgenoot. We zijn er. Ho!, paard, ho!'
"We stopten voor een groot huis met veel eigen grond eromheen. Een staljongen liep naar het paard. Ik sprong van het rijtuig af en liep achter Holmes aan over een smal, kronkelend grindpad dat naar het huis liep. Toen we daar aankwamen, vloog de deur open. Een kleine, blonde vrouw stond in de deuropening, gekleed in een lichte zijden mousselinen japon die bij haar hals en polsen met een accent van roze chiffon was afgezet. Haar figuur tekende zich af tegen een zee van licht achter haar. Met een hand hield ze de deur vast, de ander stak zij vol verwachting half omhoog. Haar lichaam was licht gebogen, haar gezicht wat naar voren, haar ogen vol verlangen, haar mond half geopend, een groot vraagteken.
'En?' riep ze, 'En?' Toen ze zag dat we met zijn tweeen waren, slaakte ze een hoopvolle kreet die in een kreun veranderde toen ze zag dat mijn metgezel zijn hoofd schudde en zijn schouders ophaalde.
'Geen goed nieuws?'
'Nee. '
'Geen slecht nieuws?'
'Nee. '
'Godzijdank. Maar komt u binnen. U zult wel moe zijn na zo'n lange dag. '
'Dit is mijn vriend, dokter Watson. Hij heeft mij in verschillende zaken heel goed geholpen. Ik kwam hem toevallig tegen en heb hem gevraagd of hij me in dit onderzoek wil helpen. '
'Aangenaam, ' zei ze en drukte mij hartelijk de hand. 'Excuses als op het moment niet alles even perfect loopt, want u begrijpt dat de klap voor ons heel plotseling kwam. '
'Beste mevrouw, ' zei ik, 'Ik ben een veteraan, maar al zou ik dat niet zijn, ik zie heel goed dat u zich niet hoeft te verontschuldigen. Als ik u of mijn vriend wat kan helpen, zal ik dat graag doen. '
'Meneer Holmes, ' zei de dame toen we een goed verlichte eetkamer inliepen waar een koud souper al klaar stond, 'ik zou u graag nog een paar duidelijke vragen willen stellen die u hopelijk duidelijk kunt beantwoorden. '
'Ga uw gang, mevrouw. '
'Maakt u zich geen zorgen over mijn emoties. Ik ben niet hysterisch en ik val niet flauw. Ik wil alleen horen wat uw echte, echte mening is. '
'Waarover?'
'Denkt u in het diepst van uw hart dat Neville leeft?'
Sherlock Holmes leek door de vraag in verlegenheid gebracht.
'Recht voor zijn raap, nu!' herhaalde ze. Ze stond en keek hem scherp aan toen hij achterover leunde in zijn rieten stoel.
'Eerlijk gezegd, mevrouw, ik geloof van niet. '
'U denkt dat hij dood is?' 'Ja. '
'Vermoord?'
'Dat heb ik niet gezegd. Misschien. '
'En wanneer is hij doodgegaan?'
'Op maandag. '
'Meneer Holmes, kunt u mij dan uitleggen hoe het komt dat ik vandaag een brief van hem heb gekregen?'
Sherlock Holmes sprong uit zijn stoel op alsof hij een zweepslag had gekregen.
'Wat!' brulde hij.
'Ja, vandaag. ' Ze glimlachte en hield een stuk papier omhoog.
'Mag ik het bekijken?'
'Zeker. '
Hij griste het gretig uit haar handen, streek het glad op tafel, trok de lamp bij en onderzocht het aandachtig. Ik was pgestaan en keek over zijn schouder mee. De envelop was van een goedkope soort en droeg een poststempel van Gravesend met de datum van die dag of eerder van de vorige dag, want het was al na middernacht. 'Hanepoten, ' mompelde Holmes. 'Het is vast niet het handschrift van uw man, mevrouw. '
'Nee, maar dat wat er in zit wel. '
'Ik zie ook dat degene die het adres op de envelop heeft geschreven, naar het adres heeft geinformeerd. '
'Waar baseert u dat op?'
'Ziet u, de naam is met zwarte inkt geschreven die langs natuurlijke weg is opgedroogd. De rest is grijsachtig van kleur. Dat betekent dat er vloeipapier is gebruikt. Als het direct was opgeschreven en afgevloeid, zou geen van de letters diepzwart zijn. Deze man heeft de naam geschreven. Vervolgens stopte hij voordat hij het adres schreef. Dat kan alleen maar betekenen dat hij het niet kende. Het is natuurlijk maar een bagatel, maar niets is zo belangrijk als een bagatel. Laten we eens naar de brief kijken. Ha! er zit nog iets in. '
'Ja, een ring. Zijn zegelring. '
'En u weet zeker dat dit het handschrift van uw man is?'
'Een van zijn handschriften. '
'Een?'
'Zijn handschrift als hij gehaast was. ' Het ziet er niet uit als zijn gewone manier van schrijven, maar toch ken ik het goed. '
Lieveling, wees niet bang. Alles komt goed. Er is een grote fout begaan en het kost wat tijd om dit recht te zetten. Heb geduld.
Neville
'Geschreven in potlood op het schutblad van een boek, octavo, geen watermerk. Vandaag op de post gedaan in Gravesend door een man met een vuile duim. Ha! En de flap is dichtgeplakt door iemand die op tabak kauwt, als ik mij niet vergis. En u twijfelt er niet aan dat dit het handschrift van uw man is, mevrouw?'
'Nee. Het was Neville die dit briefje schreef. '
'Het is vandaag op de post gedaan in Gravesend. Tja, mevrouw St. Clair, de lucht begint op te klaren, maar ik durf nog niet te zeggen dat het gevaar is geweken. '
'Maar hij moet nog in leven zijn, meneer Holmes. '
'Tenzij dit een slimme vervalsing is om ons op een dwaalspoor te brengen. De ring bewijst natuurlijk niets. Die kan hem afgepakt zijn. '
'Nee, nee. Het is, het is zijn eigen handschrift!'
'Prima. De brief kan ook maandag zijn geschreven en pas vandaag gepost. '
'Dat is mogelijk. '
'Maar als dat zo is, kan er veel in de tussentijd zijn gebeurd. '
'O, u moet mij niet ontmoedigen, meneer Holmes. Ik weet dat alles goed met hem is. We voelen zo veel genegenheid voor elkaar dat ik het zou weten als er iets ergs met hem was gebeurd. Op dezelfde dag dat ik hem zag, sneed hij zichzelf in de badkamer. Ik zat in de eetkamer en rende onmiddellijk naar boven in de zekerheid dat er iets met hem was gebeurd. Denkt u dat ik op zo'n kleinigheid wel zou reageren en niet op zijn dood?'
'Ik heb te veel meegemaakt om niet te weten dat de indruk van een vrouw meer waard is dan de conclusie van iemand die analytisch redeneert. In deze brief hebt u zeker een bewijs dat uw standpunt ondersteunt. Maar als uw echtgenoot leeft en in staat is om een brief te schrijven, waarom komt hij dan niet naar u toe?'
'Dat weet ik niet. Dat is voor mij ondenkbaar. '
'En maandag maakte hij geen opmerkingen voordat hij wegging?'
'Nee. '
'Was u verrast toen u hem in Swandam Lane zag?'
'Heel erg. '
'Stond het raam open?'
'Ja. '
'Kan hij u dan hebben geroepen?'
'Dat zou kunnen. '
'Hij gaf, als ik het goed begrijp, een ongearticuleerde kreet?'
'Ja. '
'Een schreeuw om hulp, dacht u?'
'Ja. Hij zwaaide met zijn handen. '
'Maar het kan een kreet van verrassing zijn geweest. Verbazing omdat hij u onverwachts zag en daarom zijn handen ophief?'
'Dat is mogelijk. '
'U dacht dat hij naar binnen werd getrokken?'
'Hij verdween zo plotseling. '
'Hij kan ook teruggedoken zijn. U zag niemand anders in de kamer?'
'Nee, maar die verschrikkelijke man bekende dat hij er was geweest en de matroos stond onderaan de trap. '
'Precies. Had uw echtgenoot, voor zover u kon zien, zijn gewone kleren aan?'
'Ja, maar zonder boord of das. Ik kon zijn blote hals zien. '
'Heeft hij ooit over Swandam Lane gesproken?'
'Nooit. '
'Hebt u ooit aan hem gemerkt dat hij opium had gebruikt?'
'Nooit. '
'Dank u, mevrouw St. Clair. Dit zijn de belangrijkste punten waarover ik graag duidelijkheid wilde hebben. We gebruiken nu graag een lichte maaltijd. Daarna gaan we slapen, want morgen wordt het een erg drukke dag. '
We hadden een grote, comfortabele slaapkamer gekregen en ik schoof snel tussen de lakens, want ik was moe na mijn avontuurlijke avond. Als Sherlock Holmes nog een probleem moest oplossen, kon hij dagen of zelfs een week zonder rust doorgaan. Hij bekeek alles, rangschikte de feiten opnieuw, bekeek alles vanuit een ander gezichtspunt totdat hij alles had getoetst of zichzelf had overtuigd dat hij over onvoldoende informatie beschikte. Het werd mij snel duidelijk dat hij zich voorbereidde op zo'n nachtelijke sessie. Hij deed zijn jasje en vest uit, trok een grote blauwe kamerjas aan en verzamelde de kussens van zijn bed, de sofa en de stoelen. Daarvan maakte hij een soort oosterse divan waarop hij met gekruiste benen ging zitten. Hij legde een ons tabak en een doosje lucifers voor zich neer. In het zwakke schijnsel van de lamp zag ik hem daar zitten, een oude bruyerepijp tussen zijn lippen, zijn ogen gericht op een hoek van het plafond en de blauwe rook omhoog kringelend. Zo zat hij daar zonder zich te bewegen met het licht op zijn gelaatstrekken die veel weg hadden van een adelaar. Zo zat hij nog toen ik door een plotselinge uitroep wakker werd en merkte dat de zomerzon volop in de kamer scheen. De pijp was nog steeds tussen zijn lippen geklemd, de rook kringelde nog steeds omhoog en de kamer stond blauw van de tabaksrook. Van de pijptabak die ik vorige avond nog zag, was niets meer over.
'Ben je wakker, Watson?' vroeg hij.
'Ja. '
'Zin in een ochtendritje?'
'Zeker. '
'Kleed je dan aan. Niemand is nog op, maar ik weet waar de staljongen slaapt, dus het rijtuig staat zo klaar. ' Hij grinnikte in zichzelf terwijl hij sprak, met een schittering in zijn ogen. Hij leek in niets meer op de sombere denker van de vorige avond.
Terwijl ik mij aankleedde, keek ik op mijn horloge. Geen wonder dat alles nog in diepe rust was. Het was vijf voor half vijf. Ik was nog maar nauwelijks klaar toen Holmes terugkwam met de mededeling dat de jongen bezig was het paard in te spannen.
'Ik wil een kleine theorie van mij onderzoeken, ' zei hij en trok zijn laarzen aan. 'Watson, ik denk dat je nu een van de grootste dwazen in Europa voor je ziet staan. Je kunt me voor alles wat lelijk is uitmaken, maar ik denk dat ik de sleutel voor de oplossing van de affaire nu heb gevonden. '
'Waar is die dan?'vroeg ik glimlachend.
'In de badkamer, ' antwoordde hij. 'Nee, ik maak geen grap, ' ging hij door toen hij mijn ongelovige blik zag. 'Ik ben er net geweest, heb het meegenomen en in deze tas gestopt. Kom mee, beste kerel, we gaan kijken of de sleutel in het slot past. '
We gingen zachtjes naar beneden en naar buiten, de stralende ochtendzon in. Paard en koets stonden voor de deur. De halfgeklede staljongen stond erbij te wachten. We sprongen erin en weg waren we, richting Londen. Er reden een paar boerenwagens op de weg met groenten voor de stad, maar de huizen aan weerszijden stonden er stil en levenloos bij, als een stad in een droom.
'In bepaalde opzichten was dit een eigenaardige zaak, ' zei Holmes, die met een tikje het paard in galop bracht. 'Ik geef toe dat ik zo blind als een mol was, maar je kunt beter Iaat dan nooit wijs worden. '
In de stad stonden wat vroege vogels slaperig uit het raam te staren toen we door de straten van Surrey reden. Bij Waterloo Bridge staken we de rivier over. We stoven Wellington Street in. Na een scherpe bocht naar rechts kwamen we in Bow Street aan. Sherlock Holmes was voor de politie een goede bekende en de twee agenten voor de deur groetten hem. Een van hen pakte de teugels terwijl de ander ons naar binnen bracht.
'Wie heeft er dienst?' vroeg Holmes.
'Inspecteur Bradstreet, meneer. '
'Ah, Bradstreet, hoe gaat het met je?' Een lange, corpulente politieman met platte pet en galons op zijn tuniek kwam in de betegelde gang aanlopen. 'Ik wil graag even een babbeltje met je maken, Bradstreet. '
'Dat is goed, meneer Holmes. Laten we op mijn kamer gaan zitten. '
Het was een kleine kamer, een soort kantoortje. Op tafel lag een groot rapportenboek en aan de muur hing een telefoon. De inspecteur ging achter zijn bureau zitten.
'Wat kan ik voor u betekenen, meneer Holmes?'
'Ik heb inlichtingen gevraagd over een bedelaar, ene Boone, die ervan wordt beschuldigd betrokken te zijn bij de verdwijning van Neville St. Clair uit Lee. '
'Ja. Hij is ingesloten voor verder verhoor. '
'Dat heb ik gehoord. Hebben jullie hem hier?'
'Hij zit in de cel. '
'Is hij rustig?'
'O, hij maakt geen moeilijkheden. Maar het is een vuile schurk. '
'Vuil?'
'Ja, we krijgen hem alleen zover dat hij zijn handen wast. Zijn gezicht is zo zwart als roet. Maar zodra de zaak hier klaar is, krijgt hij geregeld een bad in de gevangenis. Als u em ziet, bent u het vast met me eens dat hij dat nodig heeft. '
'Ik wil hem graag even spreken. '
'O, ja? Dat regelen we even. Komt u maar mee. U kunt uw tas hier laten staan. '
'Nee, die wil ik meenemen. '
'Oke. Deze kant op, alstublieft. ' Hij ging ons voor door een gang, ontgrendelde een deur, liep een wenteltrap af en bracht ons naar een wit gesausde galerij met een rij celdeuren aan elke kant.
'De derde rechts is hem, ' zei de inspecteur. 'Hier is het!' Hij schoof het luikje in de deur weg en keek naar binnen.
'Hij slaapt, ' zei hij. 'U kunt u hem duidelijk zien liggen. '
We keken beiden door het luikje. De arrestant lag met zijn gezicht naar ons toe in zeer diepe slaap. Hij ademde langzaam en zwaar. Hij had een normale lengte, zijn kleding paste bij zijn beroep, een gekleurd hemd was zichtbaar door een scheur in de smoezelige jas. Zoals de inspecteur al had gezegd, zag hij er zeer smerig uit, maar het roet op zijn gezicht kon zijn weerzinwekkende lelijkheid niet verbergen. Een brede striem van een oud litteken liep van oog tot kin. Door de samentrekking van het litteken was een kant van de bovenlip opgetrokken, zodat drie tanden ontbloot waren die zijn gezicht een voortdurende grimas gaven. Zijn vlammend rode haardos viel tot over zijn ogen.
'Knappe jongen, vindt u niet?' zei de inspecteur.
'Hij heeft inderdaad een wasbeurt nodig, ' merkte Holmes op. 'Ik had al zo'n idee en daarom heb ik wat gereedschap bij me gestoken. ' Hij opende de tas en haalde er tot mijn verbazing een heel grote badspons uit.
'He! 'He! U bent een grappenmaker, ' lachte de inspecteur.
'Als u de deur zachtjes wilt opendoen, zullen we hem gauw wat toonbaarder maken. '
'Tja, waarom ook niet, ' sprak de inspecteur. 'Hij ziet er niet uit als een sieraad voor dit cellencomplex, nietwaar?' Hij stak zijn sleutel in het slot en we liepen zachtjes de cel in. De slapende man draaide zich half om en viel meteen weer in een diepe sluimering. Holmes boog zich over de waterkan en maakte de spons nat. Daarna wreef hij er twee keer krachtig mee over het gezicht van de arrestant.
'Ik stel u voor, ' riep hij uit, 'aan de heer Neville St. Clair afkomstig uit Lee in het graafschap Kent. '
Ik had iets dergelijks nog nooit gezien. Het gezicht van de man werd afgepeld met de spons alsof het de bast van een boom was. Weg was de smerige bruine tint! Weg was ook het vreselijke litteken dat erover liep en de opgetrokken lip die zo'n weerzinwekkende uitdrukking aan het gezicht gaf! Met een ruk werd hij ontdaan van het verwarde, vlammende haar. Daar zat op zijn bed een bleke man met een treurige blik. Hij had donker haar en een gave huid. Het gaf hem iets gedistingeerds. Hij wreef in zijn ogen en keek slaperig en verbijsterd in het rond. Plotseling besefte hij de situatie, gaf een schreeuw en wierp zich met zijn gezicht in een kussen.
'Goeie genade!' riep de inspecteur. 'Hij is inderdaad de vermiste man. Ik herken hem van de foto. '
De arrestant wendde zijn hoofd af met de onverschillige houding van iemand die verder alles over zich heen laat komen. 'Het zij zo, ' zei hij. 'Mag ik weten waarvan ik word beschuldigd?'
'Van het zoekraken van de heer Neville St.... O, nee, daar kunt u niet van worden beschuldigd, tenzij ze er een poging tot zelfmoord van maken, ' zei de inspecteur met een grijns. 'Tja, ik zit nu al zevenentwintig jaar bij de politie, maar dit slaat alles. '
'Als ik Neville St. Clair ben, is het duidelijk dat er geen misdrijf is gepleegd. Dus word ik ten onrechte vastgehouden. '
'Er is geen misdrijf gepleegd, maar er is wel een heel grote vergissing begaan, ' zei Holmes. 'U had beter uw vrouw in vertrouwen kunnen nemen. '
'Het ging niet om mijn vrouw, maar om de kinderen, ' kreunde de arrestant. 'Ik wilde niet dat ze zich voor hun vader moesten schamen. 'Mijn hemel! Wat een toestand! Wat nu?'
Sherlock Holmes ging naast hem op het bed zitten en klopte hem vriendelijk op zijn schouder.
'Laat u het voor de rechter komen om de zaak op te helderen, ' zei hij, 'dan kunt u de publiciteit niet voorkomen. Maar als u aan de andere kant de politie ervan overtuigt dat zij geen zaak tegen u heeft, weet ik niet of er een reden is de details aan de krant te verstrekken. Ik weet zeker dat inspecteur Bradstreet aantekeningen wil maken van alles wat u gaat zeggen. Hij zal die dan aan het bevoegde gezag voorleggen. De zaak komt dan helemaal niet voor de rechter. '
'O, als dat waar is!' riep de arrestant vurig. 'Ik zou nog liever de gevangenis in gaan of naar het schavot, dan zo'n miserabel geheim als smet op mijn kinderen achterlaten.
U bent de eerste die mijn verhaal te horen krijgt. Mijn vader was onderwijzer in Chesterfield. Ik heb een voortreffelijke opvoeding gehad. In mijn jeugd heb ik veel gereisd. Daarna ging ik aan het toneel en uiteindelijk werd ik verslaggever voor een avondblad in Londen. Op een dag wilde mijn redacteur een serie artikelen over het bedelen in de hoofdstad publiceren en ik bood aan ze te schrijven. Dat was het moment waarop mijn avonturen begonnen. Door voor bedelaar door te gaan, zou ik de feiten voor mijn artikelen kunnen verzamelen. Toen ik nog toneelspeelde, leerde ik alle geheimen van het grimeren. In de artiestenfoyer roemde men mij om mijn vaardigheid. Daar deed ik nu mijn voordeel mee. Ik grimeerde mijn gezicht zodat ik er eelijwekkend uit zou zien. Dus maakte ik een litteken en ik zette een kant van mijn lip tot een plooi vast met een stukje vleeskeurig plakband. Met rood haar en geschikte kleding ging ik op straat zitten in het zakengedeelte van de stad, zogenaamd als luciferverkoper maar in werkelijkheid als bedelaar. Toen ik zo zeven uur lang mijn handel had volgehouden, ontdekte ik 's avonds na mijn terugkeer tot mijn verrassing dat ik ruim 26 shilling had ontvangen.
Ik schreef mijn artikelen en dacht weinig meer aan de kwestie tot ik enige tijd later borg stond voor een vriend en gesommeerd werd om 25 pond te betalen. Ik was ten einde raad en wist niet hoe ik aan het geld zou komen, maar plotseling kreeg ik een idee. Bij mijn schuldeiser bedelde ik om twee weken uitstel, vroeg vakantie bij mijn werkgever en bracht de tijd in de City door, bedelend in mijn vermomming. Binnen tien dagen had ik het geld bij elkaar en betaalde ik de schuld af.
Tja, u kunt zich voorstellen hoe moeilijk ik het had om daarna weer lastig werk te doen voor 2 pond per week. En dat terwijl ik wist dat ik dat bedrag per dag kon verdienen door wat verf op mijn gezicht te smeren, mijn pet op de grond te leggen en stil te zitten. Ik voerde een lange strijd tussen mijn trots en het geld, maar uiteindelijk won het geld. De verslaggeving gaf ik op en zo zat ik dag in dag uit op de hoek die ik al eerder had gekozen met een afstotelijk gezicht medelijden uit te stralen. Ondertussen vulde ik mijn zakken. Slechts een man kende mijn geheim. Hij was eigenaar van die opiumkit in Swandam Lane waar ik kamers huurde. Iedere morgen dook ik als een smerige bedelaar op en in de namiddag transformeerde ik mezelf weer in een goede geklede man van de stad. Die vent, een matroos, heb ik goed betaald voor zijn kamers, zodat ik wist dat mijn geheim bij hem veilig was.
Ik ontdekte spoedig dat ik aanzienlijke bedragen opzij kon leggen. Dat elke bedelaar in de straten van Londen 700 pond per jaar kan verdienen, hoort u mij niet zeggen. Dat is overigens minder dan mijn gemiddelde verdiensten. Maar ik had wel veel voordeel door mijn grime en ook door mijn gevatheid. Die nam in de praktijk nog toe en die zorgde ervoor dat ik een bekende verschijning in de City werd. De hele dag door regende het penny's, afgewisseld met zilveren munten. Ik had een bijzonder slechte dag als ik minder dan 2 pond ophaalde.
Naarmate ik rijker werd, werd ik ook ambitieuzer. Ik kocht een huis op het platteland en trad uiteindelijk in het huwelijk. Niemand had ook maar enig vermoeden wat mijn echte beroep was. Mijn lieve vrouw wist dat ik voor zaken naar de City ging. Ze wist niet wat voor zaken het waren. Afgelopen maandag was ik klaar en stond ik mij in mijn kamer boven de opiumkit te verkleden. Ik keek uit het raam en zag tot mijn verbazing dat mijn vrouw op straat stond. Ze keek me strak aan. Ik slaakte een kreet van verrassing en sloeg mijn armen voor mijn gezicht. Daarna snelde ik naar mijn vertrouweling, de matroos, en vroeg hem met klem om niemand naar mij toe te laten komen. Ik hoorde haar stem beneden aan de trap, maar ik wist dat ze niet boven kon komen. Vlug trok ik mijn kleren uit en die van bedelaar aan. Ik schminkte me en zette mijn pruik op. Zelfs de ogen van een echtgenote konden niet door de vermomming doordringen. Maar toen bedacht ik dat de kamer misschien zou worden doorzocht en dat de kleren mij zouden verraden. Ik gooide het raam open, maar deed dat zo krachtig dat een wondje dat ik 's morgens in de badkamer had opgelopen, weer open ging. Ik pakte daarna mijn jas, die zwaar was omdat ik de koperen munten zojuist had overgeheveld uit de leren zak waarin ik de opbrengsten vervoerde. Ik smeet em uit het raam en zag hem in de Theems verdwijnen. De andere kleren zouden zijn gevolgd als niet op dat moment politieagenten de trap opstormden. Een paar minuten later werd ik niet geidentificeerd als Neville St. Clair, maar als zijn moordenaar. Dat laatste tot mijn opluchting, moet ik bekennen.
Ik weet niet of ik nog iets moet uitleggen. Ik wilde mijn vermomming zo lang mogelijk behouden, vandaar mijn voorkeur voor een smerig gezicht. Ik wist dat mijn vrouw vreselijk bezorgd zou zijn. Daarom deed ik mijn ring af. Ik gaf die aan de matroos toen de politieagenten even niet opletten. Ook gaf ik hem een haastig geschreven krabbel mee waarin ik zei dat ze niet bang hoefde te zijn. '
'Die boodschap kreeg ze gisteren pas, ' zei Holmes.
'Mijn hemel! Wat een week moet dat voor haar geweest zijn. '
'De politie hield die matroos in de gaten, ' zei inspecteur Bradstreet. 'Ik kan me voorstellen dat hij het moeilijk vond om die brief onopgemerkt op de bus te doen. Waarschijnlijk heeft hij die aan een klant meegegeven die er vervolgens een paar dagen niet aan heeft gedacht. '
'Dat zal het geweest zijn, ' zei Holmes en knikte goedkeurend, 'daar twijfel ik niet aan. Maar bent u nooit vervolgd voor bedelarij?'
'Een heleboel keer, maar wat betekende een boete nu voor mij?'
'Maar u moet er nu wel mee ophouden, ' zei Bradstreet. 'Als de politie deze kwestie buiten de publiciteit wil houden, mag er geen sprake meer zijn van Hugh Boone. '
'Dat heb ik al gezworen. '
'In dat geval worden er waarschijnlijk geen verdere stappen tegen u ondernomen. Maar als we u weer aantreffen, komt alles naar buiten. Meneer Holmes, we zijn u veel dank erschuldigd voor het oplossen van deze zaak. Ik wou dat ik wist hoe u dat doet. '
'Dat lukte me door op vijf kussens te gaan zitten en een ons tabak te roken, ' zei mijn vriend. 'Watson, laten wij eens naar Baker Street rijden. We komen dan nog net op tijd voor het ontbijt. ' 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het Avontuur van de Blauwe Karbonkel (The Adventure of the Blue Carbuncle)





Sherlock Holmes


            Op de tweede ochtend na Kerstmis ging ik langs bij mijn vriend Sherlock Holmes om hem een beleefdheidsbezoek te brengen. Hij lag in een paarse kamerjas op de sofa met zijn pijpenrek binnen handbereik aan de rechterkant en een stapel verkreukelde ochtendkranten, duidelijk net gelezen, in de buurt. Naast de sofa stond een houten stoel met over de rugleuning een vieze, sjofele, harde vilthoed die veel gedragen was en op verschillende plekken gebarsten. Een vergrootglas en een forceps die op de zetel van de stoel lagen, suggereerden dat hij de hoed zo had opgehangen om hem te kunnen onderzoeken.
'Je bent ergens mee bezig, ' zei ik, 'misschien kom ik ongelegen. '
'Helemaal niet. Ik ben blij dat ik een vriend heb met wie ik het over mijn resultaten kan hebben. Het gaat over een onbeduidende zaak' - hij wees met zijn duim naar de oude hoed - 'maar er zitten kanten aan die wellicht interessant zijn en waar we misschien iets van kunnen leren. '
Ik ging in een armstoel zitten en warmde mijn handen aan het knapperende haardvuur. Het vroor hard en de ramen zaten vol ijsbloemen. 'Ik neem aan, ' merkte ik op, 'dat er aan dit vieze vod een of ander dodelijk verhaal verbonden is - dat het een aanwijzing bevat voor de oplossing van een mysterie en de arrestatie van een misdadiger. '
'Nee, nee, geen misdaad, ' zei Sherlock Holmes lachend. 'Alleen een van die typische voorvalletjes die soms optreden als je met vier miljoen mensen op drie vierkante kilometer zit samengepropt. Tussen de actie en reactie binnen zo'n zwerm van menselijke bedrijvigheid kan elke denkbare combinatie van gebeurtenissen plaatsvinden en er kunnen zich kleine probleempjes voordoen die opmerkelijk en bizar zijn, zonder meteen misdadig te hoeven zijn. Dat hebben we toch al eens eerder meegemaakt. '
'Het is waar, ' gaf ik toe, 'dat van de laatste zes zaken die ik heb opgeschreven, er drie buiten de categorie misdadig vallen. '
'Precies. Je doelt op mijn poging om de papieren van Irene Adler boven water te krijgen, op de eigenaardige zaak van juffrouw Mary Sutherland en op het avontuur van de man met de misvormde lip. Wel, ik twijfel er niet aan dat deze kleine zaak in dezelfde onschuldige categorie valt. Ken je Peterson, de kruier?'
'Ja. '
'Deze trofee is van hem. '
'Het is zijn hoed?'
'Nee, nee, hij heeft hem gevonden. We weten niet wie de eigenaar is. Ik verzoek je om hem niet te beschouwen als een gedeukte bolhoed maar als een intellectueel probleem. Het ding kwam hier op kerstochtend, in het gezelschap van een mooie vette gans die op dit moment ongetwijfeld boven Petersons vuur geroosterd wordt. Dit zijn de feiten: om ongeveer vier uur op de ochtend van Kerstmis kwam Peterson, die zoals je weet een buitengewoon eerlijk man is, terug van een klein feestje en hij liep naar huis door Tottenham Court Road. Hij zag dat er een vrij lange man wankelend voor hem liep met een witte gans over zijn schouder. Toen hij bij de hoek van Goodge Street aankwam, brak er een vechtpartijtje uit tussen de vreemdeling en een groepje tuig van de straat. De hoed van de man werd van zijn hoofd geslagen, waarop hij zich met zijn stok probeerde te verdedigen. Hij haalde uit en brak de etalageruit achter hem. Peterson was naar voren gerend om de vreemdeling te helpen, maar de man was geschrokken dat hij de ruit had gebroken en toen hij een officieel uitziend persoon in uniform op zich af zag komen, liet hij zijn gans vallen en ging er vandoor. Hij verdween in het doolhof van kleine straatjes achter de
Tottenham Court Road. Het gespuis was ook verdwenen toen ze Peterson hadden zien aankomen. Hij bleef achter op het slagveld in het bezit van de oorlogsbuit die bestond uit deze afgeleefde hoed en een prachtige kerstgans.
'Die hij natuurlijk aan de eigenaar heeft teruggegeven. '
'Mijn beste, dat is nu net het probleem. Het is zo dat er een kaartje aan de linkerpoot van het beest was bevestigd met de tekst 'voor mevrouw Henry Baker' erop. Het is ook zo dat de initialen H. B. op de voering van de hoed staan, maar er zijn wel duizend Bakers en honderden Henry Bakers in deze stad. Het is lastig om de juiste te vinden. '
'Wat heeft Peterson dan gedaan?'
'Hij heeft op kerstochtend zowel de hoed als de gans naar mij gebracht. Hij weet dat ik ook belangstelling heb voor kleine problemen. De gans hebben we tot vanmorgen bewaard; toen waren er tekenen dat hij, ondanks de lichte vorst, zonder onnodige vertraging moest worden opgegeten. De vinder heeft hem daarom meegenomen om de gans het lot van een gans te laten ondergaan. Ik blijf achter met de hoed van de onbekende man die zijn kerstdiner is kwijtgeraakt.
'Heeft hij geen advertentie gezet?'
'Nee. '
'Hoe kun je dan achter zijn identiteit komen?'
'We kunnen wel wat dingen deduceren. '
'Van deze hoed?'
'Precies. '
'Dat kun je niet menen! Wat kun je nou opmaken uit die oude hoop gedeukt vilt?'
'Hier heb je mijn vergrootglas, je weet hoe ik werk. Wat kun jij zeggen over de identiteit van de man die dit ding heeft gedragen?'
Ik nam het gehavende object ter hand en draaide het met tegenzin om. Het was een doodgewone hoed met de gewone onde vorm en hij was flink versleten. De voering was van rode zijde geweest maar inmiddels flink verkleurd. De naam van de maker ontbrak, maar, zoals Holmes al had gezegd, waren de initialen H. B. tegen de zijkant gekrabbeld. Er zat een gaatje in voor een beveiligingsband maar het elastiek was weg. Verder was hij gebarsten, zeer stoffig en er zaten vlekken op - hoewel er een poging was gedaan om de verkleurde plekken met inkt te maskeren.
'Ik zie niets, ' zei ik, en ik gaf de hoed terug aan mijn vriend.
'Integendeel, Watson, je ziet alles. Je trekt echter geen conclusies uit wat je ziet. Je moet gevolgtrekkingen durven maken. '
'Vertel me dan alsjeblieft wat jij uit die hoed kunt afleiden. '
Hij pakte de hoed en keek ernaar op die speciale, onderzoekende manier die ik zo goed van hem kende. 'Misschien is er minder aan te zien dan mogelijk zou zijn, ' merkte hij op, 'toch zijn er een paar zaken heel duidelijk en paar andere waar met een flinke mate van waarschijnlijkheid iets uit valt af te leiden. Dat de man een intellectueel is, is natuurlijk meteen duidelijk. Hij was de laatste drie jaar ook behoorlijk bemiddeld, hoewel hij nu zwaardere tijden kent. Hij had een vooruitziende blik, maar dat is nu minder geworden. Dat is te wijten aan een morele achteruitgang die, gezien de financiele neergang, waarschijnlijk een nare oorzaak heeft, zoals drank. Dat zal ook de oorzaak zijn van het duidelijke feit dat zijn vrouw niet meer van hem houdt. '
'Mijn beste Holmes!'
'Toch heeft hij nog wat zelfrespect over, ' vervolgde hij, zonder acht te slaan op mijn onderbreking. 'Hij is een man die een zittend leven leidt, weinig uitgaat en een slechte conditie heeft. Hij is van middelbare leeftijd, heeft grijze strepen in zijn haar, dat hij onlangs heeft laten knippen en aar hij limoen-gel in gebruikt. Dit zijn de duidelijkste zaken die uit zijn hoed zijn af te leiden. Het is overigens nogal onwaarschijnlijk dat hij gasleidingen in zijn huis heeft laten aanleggen. '
'Nu houd je me toch voor de gek, Holmes?'
'Helemaal niet. Kan het zijn dat je zelfs nu, terwijl ik je de resultaten geef, niet ziet hoe ik aan die informatie kom?'
'Ik twijfel er niet aan dat ik erg dom ben, maar ik moet toegeven dat ik je niet kan volgen. Hoe weet je bijvoorbeeld dat deze man een intellectueel is?'
Bij wijze van antwoord zette Holmes de hoed op zijn hoofd. De rand zakte over zijn voorhoofd en bleef hangen tegen de brug van zijn neus.
'Het is een kwestie van inhoud, ' zei hij. 'Een man met zo'n grote hersenpan heeft veel hersenen. '
'Zijn financiele neergang dan?'
'Deze hoed is drie jaar oud. De platte rand met opgekrulde zijkanten kwam toen in de mode. Het is een hoed van de beste kwaliteit. Kijk maar naar de band van geribbelde zijde en de prachtige voering. Als de man zich drie jaar geleden zo'n dure hoed kon veroorloven, en hij daarna geen hoed meer heeft gekocht, dan is hij er beslist niet rijker op geworden. '
'Ja, dat is duidelijk, maar hoe zit het met die vooruitziende blik en de morele neergang?'
Sherlock Holmes lachte. 'Hier is de vooruitziende blik, ' zei hij, en hij wees op het kleine gaatje voor de beveiligingsband. 'Die banden worden nooit automatisch verkocht. Als deze man er een heeft besteld, betekent het dat de man een vooruitziende blik had want hij deed zijn best om een voorzorgsmaatregel tegen de wind te nemen. We zien nu dat het elastiek is gebroken, en niet vervangen; hij is nu dus minder vooruitziend dan eerst. Dat is een duidelijk bewijs van een zwakker wordend karakter. Aan de andere kant heeft hij geprobeerd om een aantal vlekken te verbergen met inkt; dat wil zeggen dat hij zijn zelfrespect nog niet helemaal verloren heeft. '
'Je redenering klinkt beslist plausibel. '
'De andere punten, dat hij van middelbare leeftijd is, onlangs naar de kapper is geweest en limoen-gel gebruikt, kunnen allemaal worden geconcludeerd uit een nauwkeurig onderzoek van de onderste helft van de voering. Door het vergrootglas kun je een heleboel eindjes haar zien die netjes zijn afgeknipt door een kapper. Ze lijken allemaal zelfklevend en er is een geur van limoen-gel. Het stof, zoals je ziet, is niet het grove, grijze stof van de straat maar het pluizige, bruine huisstof. Daaraan is te zien dat de hoed meestal binnen hangt. De vochtvlekken aan de binnenkant zijn een teken dat de drager flink transpireert en dus is het niet waarschijnlijk dat hij een goede conditie heeft. '
'Maar zijn vrouw - je zei dat ze niet meer van hem houdt. '
'De hoed is al weken niet afgeborsteld. Als ik jou zie, mijn beste Watson, met het stof van een week op je hoed, en je vrouw laat je zo de straat op gaan, dan zou ik bang zijn dat je, ongelukkig genoeg, de affectie van je vrouw hebt verspeeld. '
'Maar hij kan vrijgezel zijn. '
'Nee, hij wilde de gans naar huis brengen als een teken van goede wil. Denk maar aan het kaartje aan de ganzenpoot. '
'Je hebt overal een antwoord op. Maar hoe weet je in vredesnaam dat hij geen gasleidingen in zijn huis heeft?'
'Een talgvlek kan bij toeval op de hoed terecht komen, maar ik zie er niet minder dan vijf. De man moet dus regelmatig in contact zijn met brandende talg - misschien loopt hij 's avonds naar boven met een brandende kaars in de ene hand en zijn hoed in de andere. Van een gaslamp krijgt hij in elk geval geen talgvlekken. Tevreden?'
'Och, het is allemaal erg slim, ' zei ik lachend, 'maar omdat er zoals je zei, geen misdaad is begaan en, buiten het verlies van de gans, geen schade is aangericht, lijkt het me wel een beetje verspilde moeite. '
Sherlock Holmes deed zijn mond al open om te antwoorden toen de deur openvloog en Peterson, de kruier, het appartement binnenstormde met een rood hoofd en een uitdrukking van stomme verbazing op zijn gezicht.
'De gans, meneer Holmes! De gans, meneer!' hijgde hij.
'Eh, wat is er aan de hand? Is hij weer gaan leven en weg gefladderd door het keukenraam?' Holmes draaide zich om op de sofa om het gezicht van de man beter te kunnen zien. 'Kijk eens wat mijn vrouw heeft gevonden in de krop van het beest, meneer! Hij stak zijn hand uit en liet een prachtige, fonkelende, blauwe steen zien. De steen was kleiner dan een boon maar zo puur en stralend dat hij gloeide als een elektrisch puntje in de donkere holte van zijn hand.
Sherlock Holmes kwam overeind en floot van verbazing. 'Goeie hemel, Peterson!' zei hij, 'Dit is inderdaad een kostbare vondst. Weet je wel wat dat is?'
'Een diamand, meneer? Een kostbare steen waarmee je zelfs door glas kunt snijden. '
'Het is meer dan een kostbare steen. Het is de kostbare steen. '
'Toch niet de blauwe karbonkel van de gravin van Morcar?' riep ik opgewonden.
'Dat is hem. Ik weet precies hoe hij eruitziet want ik heb elke dag de advertentie hierover in The Times gelezen. Hij is absoluut uniek en naar de waarde kunnen we alleen maar gissen, maar de uitgeloofde beloning van 1000 pond is beslist nog geen twintigste deel van de marktwaarde. '
'Duizend pond! Grote God sta ons bij!' De kruier liet zich in een stoel vallen en staarde ons om beurten aan.
'Dat is de beloning, en ik heb redenen om aan te nemen dat er op de achtergrond sentimenten spelen waardoor de barones de helft van haar fortuin er voor over zou hebben om de steen terug te krijgen. '
'Hij was verdwenen in het Cosmopolitan Hotel, als ik me goed herinner, ' zei ik.
'Inderdaad, op 22 december, precies vijf dagen geleden. John Horner, een loodgieter, werd ervan beschuldigd dat hij hem uit het juwelenkistje van de gravin had gestolen. Het bewijs tegen hem was zo sterk dat er een rechtszitting met een jury zou plaatsvinden. Ik geloof dat ik hier ergens een verslag van de zaak heb. ' Hij bladerde door zijn kranten en keek naar de data totdat hij er een uit haalde. Hij vouwde deze dubbel en las het volgende stuk voor:
Juwelenroof in het Cosmopolitan Hotel. John Horner (26), loodgieter, werd voorgeleid op grond van de beschuldiging dat hij op de 22e jl een waardevol juweel, dat bekend staat onder de naam de blauwe karbonkel, zou hebben ontvreemd uit het juwelenkistje van de gravin van Morcar. James Ryder, de manager van het hotel, verklaarde dat hij John Horner had binnengelaten in de kleedkamer van de gravin van Morcar op de dag van de diefstal om een losse tralie van het haardrooster te solderen. Hij was een poosje bij Horner gebleven maar hij werd weggeroepen. Toen hij terugkwam, zag hij dat Horner was verdwenen, dat het bureau was opengebroken en dat het kleine Marokkaanse kistje, waarin naar later bleek het juweel in placht te worden bewaard, leeg op de kaptafel stond. Ryder sloeg direct alarm en Horner werd dezelfde avond nog gearresteerd. De steen werd echter noch op zijn persoon, noch in zijn huis aangetroffen.
Catherine Cusack, hofdame van de gravin, vertelde dat ze Ryder had horen schreeuwen van schrik toen hij de roof ontdekte. Ze was de kamer in gesneld en zag alles precies zoals de laatste getuige had beschreven. Inspecteur Bradstreet, afdeling B, getuigde van de arrestatie van Horner. Deze stribbelde fel tegen en hield bij hoog en laag vol dat hij onschuldig was. Omdat de gevangene al eerder voor roof was veroordeeld', gelastte de rechter een zitting met jury. Horner, die de gang van zaken zeer geemotioneerd had gevolgd, viel hierop flauw en werd de rechtbank uit gedragen.
'Hm! Mooie boel bij die rechtbank, ' zei Holmes nadenkend, en hij schoof de krant terzijde. 'De vraag die wij moeten oplossen, is de opeenvolging van gebeurtenissen die begint bij een leeggeroofd juwelenkistje en die eindigt in de krop van een gans in de Tottenham Court Road. Weet je Watson, onze deducties wijzen plotseling op een belangrijker en minder onschuldig aspect. Hier hebben we de steen; de steen kwam uit de gans. De gans kwam van een meneer Henry Baker, de heer met de versleten hoed en alle andere kenmerken waarmee ik je heb verveeld. Nu moeten we serieus werk maken van het opsporen van die meneer en uitzoeken wat zijn rol in deze zaak is geweest. Daarvoor passen we eerst de eenvoudigste methode toe, en dat is een advertentie in de avondkranten. Als dat niets oplevert, treffen we andere maatregelen. '
'Wat wil je schrijven?'
'Geef me een potlood en dat stukje papier. Kijk;
Gevonden op de hoek van Goodge Street: een gans en een vilthoed. De heer Henry Baker kan ze hedenavond om 6. 30 uur komen afhalen op 221B, Bakerstreet.
'Dat is kort en bondig. '
'Zeker, maar zal hij het lezen?'
'Hij zal zeker de kranten in de gaten houden, want voor een arme man was dit een zwaar verlies. Hij was duidelijk zo geschrokken van het feit dat hij de ruit had gebroken, en door de komst van Peterson, dat hij er meteen vandoor ging. Nu zal hij wel spijt hebben van het feit dat hij de vogel heeft laten vallen. Verder zal het feit dat zijn naam wordt genoemd, ervoor zorgen dat hij het ziet want iedereen die hem kent, zal hem op de advertentie wijzen. Kijk eens, Peterson, loop even naar het advertentiekantoor en laat dit in de avondkranten plaatsen. '
'In welke krant meneer?'
'Oh, in de Globe, Star, PallMall, St. James's, Evening News, Standard, Echo, en elke andere die maar in je opkomt. '
'Goed meneer. En de steen?'
'Ah, ja, die houd ik bij me. Dankjewel. En Peterson, koop op de terugweg even een gans en breng me die want we hebben er een nodig om het beest te vervangen dat nu door jouw familie wordt opgegeten. '
Toen de kruier was vertrokken, hield Holmes de steen tegen het licht. 'Leuk dingetje, ' zei hij. 'Kijk eens hoe hij glanst en flonkert. Geen wonder dat hij misdadigers aantrekt. Dat doet elke goede steen. Het zijn verlokkingen van de duivel. In grote, oude stenen staat elk facet voor een bloedige daad. Deze steen is nog geen twintig jaar oud. Hij is gevonden aan de oever van de Amoyrivier in Zuid-China. Hij bezit elke karakteristiek van een karbonkel, behalve dat hij blauw is, in plaats van robijnrood. Ondanks zijn betrekkelijk korte bestaan, heeft hij al een sinistere geschiedenis. Vanwege dit stukje gekristalliseerd houtskool hebben al twee moorden, een verminking met vitriool, een zelfmoord en diverse berovingen plaatsgevonden. Wie zou denken dat o'n mooi stukje speelgoed hofleverancier is voor de galg en de gevangenis? Ik stop hem in mijn brandkast en zal de gravin een berichtje sturen dat wij hem hebben. '
'Denk je dat die Horner onschuldig is?'
'Dat kan ik niet zeggen. '
'Denk je dan dat die andere, die Henry Baker, iets met de zaak van doen heeft?'
'Het lijkt mij veel waarschijnlijker dat Henry Baker een onschuldig man is, die niet in de gaten had dat die vogel die hij in zijn armen had, aanzienlijk waardevoller was dan wanneer hij van massief goud zou zijn vervaardigd. Ik zal dat echter vaststellen met een eenvoudige test als er een reactie komt op onze advertentie. '
'Tot die tijd kun je niets doen?'
'Nee. '
'In dat geval ga ik verder met mijn ronde. Vanavond kom ik terug op de tijd die je hebt genoemd want ik ben zeer benieuwd naar de afloop. '
'Je bent van harte welkom. Ik eet om zeven uur, houtsnip, als ik me niet vergis. Gezien de recente ontwikkelingen moet ik mevrouw Hudson misschien vragen om eens goed in de krop te kijken. '
Ik werd opgehouden, en het was al halfzeven geweest toen ik weer in Baker Street aankwam. Toen ik het huis naderde, zag ik een lange man staan in de halve cirkel van licht voor de voordeur. Hij droeg een Schotse baret en een jas die tot aan zijn kin was dichtgeknoopt. Toen ik bij de deur aankwam, ging deze net open en we werden samen in Holmes' kamer binnengelaten.
'Meneer Henry Baker, neem ik aan, ' zei deze terwijl hij opstond uit zijn leunstoel en zijn bezoeker begroette met die jovialiteit die hij zo makkelijk tevoorschijn haalde. 'Ga lekker bij het vuur zitten, meneer Baker. Het is een koude avond en k zie dat uw bloedcirculatie meer op de zomer is berekend dan op de winter. Ha, Watson, je bent precies op het goede moment gekomen. Is dat uw hoed, meneer Baker?'
'Ja meneer, dat is zonder twijfel mijn hoed. '
Hij was een grote man met ronde schouders, een groot hoofd en een breed, intelligent gezicht dat uitliep in een grijsbruine, puntige baard. Een vleugje rood in zijn neus en wangen, en een lichte trilling in zijn uitgestoken hand ondersteunden Holmes' vermoeden van zijn gewoonten. Zijn roestzwarte overjas was aan de voorkant dichtgeknoopt, de kraag opgeslagen, en zijn magere polsen staken uit de mouwen zonder teken van manchetten of overhemd. Hij praatte langzaam en hortend, zijn woorden zorgvuldig kiezend. Hij wekte de indruk een gestudeerd man te zijn wie het geluk niet mee had gezeten.
'We hebben deze dingen al een paar dagen; we hadden eigenlijk een advertentie van u verwacht, met uw adres. Waarom hebt u overigens niet geadverteerd?'
Onze bezoeker lachte een beetje beschaamd. 'Mijn portemonnee is helaas niet meer zo gevuld als vroeger, ' zei hij. 'Ik twijfelde er niet aan dat het tuig dat me had aangevallen er met mijn hoed en de gans vandoor was gegaan. Ik wilde geen geld besteden aan een hopeloze poging om ze terug te krijgen. '
'Heel begrijpelijk. De vogel hebben we overigens moeten opeten. '
'Opeten!' Onze bezoeker kwam van opwinding half overeind uit zijn stoel.
'Ja, als we dat niet hadden gedaan, zou het beest voor iedereen nutteloos zijn geworden. Ik neem echter aan dat die andere gans, daar op het dressoir, voor u de zelfde functie kan vervullen. '
'O ja, beslist, ' antwoordde meneer Baker met een zucht van verlichting.
'Natuurlijk hebben we de veren, poten, krop en zo van uw eigen vogel, dus als u die nog wilt -'
De man lachte hartelijk. 'Ze zouden een mooie herinnering zijn aan mijn avontuur, ' zei hij, 'maar verder zie ik niet in wat de disjecta membra van mijn voormalige metgezel voor me zouden kunnen betekenen. Nee meneer, als u het goed vindt, beperk ik mij tot de uitstekende gans die daar op het dressoir ligt. '
Sherlock Holmes keek me scherp aan en haalde zijn schouders licht op.
'Hier is uw hoed dan, en daar uw vogel, ' zei hij. 'Overigens, zou u ons willen vertellen waar u de andere vandaan had? Ik ben nogal gek op gevogelte en ik heb niet vaak zo'n mooie gans gezien. '
'Natuurlijk meneer, ' zei Baker. Hij was opgestaan en had zijn nieuwste bezit onder de arm genomen. 'Een aantal van ons komt vaak in de Alpha Inn, vlakbij het museum - overdag zijn we in het museum, ziet u. Dit jaar heeft Windigate, onze gastheer, een ganzenclub opgericht. Door elke week een paar pennies te betalen, konden we met Kerstmis een gans krijgen. Ik heb mijn pennies betaald, en de rest weet u. Ik ben u veel verschuldigd meneer; een Schotse baret past noch bij mijn leeftijd, noch bij mijn waardigheid. ' Hij boog naar ons op een quasi serieuze manier en stapte naar buiten.
'Dat voor wat betreft meneer Henry baker, ' zei Holmes toen hij de deur achter de man had dicht gedaan. 'Het lijkt me duidelijk dat hij niets met de zaak te maken heeft. Heb je honger, Watson?'
'Niet erg, nee. '
'Dan stel ik voor dat we van ons een diner een souper maken en het spoor volgen terwijl het nog warm is. '
'Helemaal mee eens. '
Het was een zeer koude avond, dus hulden we ons in
overjassen en shawls. De sterren stonden koud in een wolkenloze hemel en de adem van voorbijgangers was zichtbaar als de rook uit een pistool. Onze voetstappen weerkaatsten toen we stevig doorliepen door het dokterskwartier, Wimpole Street, Harley Street en daarna door Wigmore Street naar Oxford Street. Binnen een kwartier bevonden we ons in Bloomsbury in de Alpha Inn, een klein cafeetje op de hoek van een van de straten naar Holborn. Holmes duwde de deur van de prive-bar open en bestelde twee glazen bier bij de uitbater met zijn rode gezicht en witte schort.
'Uw bier is uitstekend als het net zo goed is als uw ganzen, ' zei hij.
'Mijn ganzen?' de man leek verbaasd.
'Ja, een halfuurtje geleden sprak ik de heer Henry Baker, die lid was van uw ganzenclub. '
'O ja, ik begrijp het, maar het zijn niet onze ganzen meneer. '
'Zo, van wie zijn ze dan?'
'Wel, ik kocht twee dozijn van een verkoper in Covent Garden. '
'Zo, ik ken er wel een paar van. Wie was het?'
'Hij heet Breckinridge. '
'O, die ken ik niet. Nou ja, op uw gezondheid en goede zaken toegewenst. Goedenavond. '
'Op naar meneer Breckinridge, ' vervolgde hij, en hij knoopte zijn jas dicht toen we weer buiten in de vrieskou kwamen. 'Denk er aan, Watson, dat er zich weliswaar aan het ene einde van de ketting een doodnormale gans bevindt, maar dat er aan de andere kant een man zeven jaar dwangarbeid te wachten staat als we zijn onschuld niet kunnen aantonen. Het kan ook zo zijn dat zijn schuld wordt bevestigd door ons onderzoek; hoe dan ook, we volgen een spoor dat de politie heeft gemist en dat toevallig bij ons terecht is ekomen. Laten we het volgen tot het bittere einde. De blik naar het zuiden, en voorwaarts mars!'
We liepen Holborn door, langs Endell Street, en via een zigzag van steegjes naar Covent Garden Market. Op een van de grootste kramen prijkte de naam Breckinridge. Een uitbater, een man met een scherp gezicht en bakkebaarden die op een paard leken, hielp een jongen met het sluiten van de luiken.
'Goedenavond, koud he?' zei Holmes.
De verkoper knikte en wierp mijn metgezel een vragende blik toe.
'Geen ganzen meer, zie ik, ' vervolgde Holmes, en hij wees op de lege marmerplaten.
'U kunt er morgenochtend vijfhonderd krijgen. '
'Daar heb ik niets aan. '
'Bij dat stalletje met die gaslamp hebben ze er nog een paar. '
'Maar u bent mij aanbevolen. '
'Door wie?'
'De uitbater van de Alpha. '
'O ja, ik heb hem er een stuk of twintig gestuurd. '
'Het waren prima beesten. Waar had u die vandaan?'
Tot mijn verbazing werd de man boos door deze vraag.
'Wel meneer, ' zei hij met zijn hoofd in zijn nek en zijn handen in de zij, 'wat wilt u daarmee zeggen?'
'Dat lijkt me duidelijk genoeg. Ik wil graag weten wie u de ganzen voor de Alpha heeft verkocht. '
'Wel, dat vertel ik u niet. '
'Ach, het is niet zo belangrijk; maar ik snap niet dat u zich zo opwindt over niets. '
'Me opwinden? U zou zich ook opwinden als u zo werd lastig gevallen als ik. Als ik goed geld betaal voor bepaalde goederen zou de kous daarmee af moeten zijn, maar het is voortdurend: "Waar zijn de ganzen?" en "Aan wie hebt u ze erkocht?" "Wat moet ik voor die ganzen betalen?" Je zou haast denken dat het de enige ganzen op de wereld zijn, zo veel drukte dat er om die beesten wordt gemaakt. '
Wel, ik heb niets te maken met anderen die inlichtingen hebben ingewonnen, ' zei Holmes achteloos. 'Als u het ons niet wilt vertellen, gaat de weddenschap niet door, dat is alles. Als het om gevogelte gaat, wil ik echter altijd mijn opvatting checken, en ik heb er vijf pond op gezet dat het beest dat ik heb gegeten van het platteland komt. '
'Nou, dan bent u die vijf pond kwijt want die ganzen komen uit de stad, ' zei de verkoper nijdig.
'Dat is onmogelijk. '
'Ik zeg u dat het zo is. '
'Ik geloof het niet. '
'Denkt u dat u meer weet van vogels dan ik? Ik heb met vogels gewerkt sinds ik een kleuter ben. Ik zeg u dat alle dieren die ik naar de Alpha heb gestuurd, uit de stad komen. '
'U krijgt me nooit zo ver dat ik dat geloof. '
'Wilt u erom wedden dan?'
'Het is meer een kwestie van uw geld in ontvangst nemen, want ik weet dat ik gelijk heb, maar goed, ik zet er een soeverein op, gewoon om u een lesje te leren. '
De verkoper lachte grimmig. 'Breng me de boeken, Bill, ' zei hij.
De jongen kwam aanzetten met een klein dun boekje en een groter boek met een vettige rug. Hij legde ze samen onder de hanglamp.
'Zo, meneer Zeker Weten, ' zei de verkoper, 'ik dacht dat ik geen ganzen meer had, maar voordat ik klaar ben, zult u zien dat er zich toch nog een in mijn winkel bevindt. Ziet u dit kleine boekje?'
'Ja en?'
'Dat is de lijst van mensen van wie ik koop. '
Welnu, op deze bladzijde vindt u de mensen van buiten de stad. De nummers achter hun namen verwijzen naar hun rekeningen in de grote klapper. Oke. Ziet u die andere bladzijde in rode inkt? Dat is een lijst van mijn leveranciers in de stad. Kijk nu eens naar de derde naam en lees die maar eens voor. '
'Mevrouw Oakshott, 117 Brixton Road - 249, ' las Holmes.
'Precies. Sla dat nu eens op in de klapper. '
Holmes zocht de aangeduide bladzijde op. 'Hier staat het, mevrouw Oakshot, 117 Brixton Road, leverancier van eieren en gevogelte. '
'Inderdaad, wat is de laatste inboeking?'
'22 december. Vierentwintig ganzen voor zeveneneenhalve shilling.
'Ja, Ziet u wel? En eronder?'
'Verkocht aan de heer Windigate van de Alpha voor 12 shilling. '
'Wat hebt u nu te zeggen?'
Sherlock Holmes leek bijzonder uit zijn humeur. Hij haalde een soeverein uit zijn zak en smeet die op de marmerplaat, waarna hij zich omdraaide als een man wiens minachting te diep is voor woorden. Een eindje verderop stopte hij onder een lantaarnpaal en lachte op de voor hem typerende geluidloze manier.
'Als je een man ziet met zulke bakkebaarden, kun je hem altijd tot een weddenschap verleiden, ' zei hij. 'Ik durf te beweren dat wanneer ik hem honderd pond had gegeven, minder gedetailleerde informatie had gekregen dan door hem te laten denken dat hij een weddenschap van me won. Watson, ik denk dat we het einde van ons onderzoek naderen. Het enige wat we nu moeten beslissen, is of we vanavond al naar mevrouw Oakshot gaan of dat we het morgen oen. Het lijkt duidelijk, gezien de woorden van onze knorrige vriend, dat er anderen zijn die belangstelling voor de zaak hebben en ik zou... '
Zijn woorden werden plotseling onderbroken door een luid rumoer bij de stal waar we net vandaan kwamen. Toen we ons omdraaiden, zagen we een kleine man met een rattengezicht in de gele lichtcirkel van de hanglamp staan. Breckinridge, de verkoper, stond in de deuropening van zijn kraam en schudde woedend zijn vuist tegen de ineenkrimpende figuur.
'Ik ben jou en je gans spuugzat, ' riep hij. 'Ik wou dat jullie samen in de hel zaten. Als je me nog een keer lastig komt vallen met je gezwets, stuur ik de hond op je af. Als je mevrouw Oakshot hierheen stuurt, zal ik haar te woord staan maar jij hebt er niets mee te maken. Ik heb jou toch geen ganzen verkocht?'
'Nee, maar toch was een van de ganzen van mij, ' zeurde de kleine man.
'Dan vraag je mevrouw Oakshot maar om je gans. '
'Zij stuurde me naar u. '
'Voor mijn part vraag je een gans aan de koning van Pruisen. Ik heb er genoeg van. Wegwezen! Hij rende op de man af en deze ging er schielijk vandoor, het donker in.
'Mooi, dat scheelt ons een bezoekje aan Brixton Road, ' fluisterde Holmes. 'Kom, dan zullen we eens zien wat we aan die kerel hebben. ' Mijn metgezel beende tussen de verspreid staande groepjes mensen door die rondhingen bij de verlichte kramen. Algauw had hij de kleine man ingehaald en hij tikte deze op zijn schouder. De man draaide zich bliksemsnel om, en in het licht van de gaslampen kon ik zien dat zijn gezicht doodsbleek was.
'Wie bent u? Wat wilt u?' vroeg hij met een bibber stemmetje.
'Neemt u me niet kwalijk, ' zei Holmes, 'maar ik kon het niet helpen dat ik hoorde wat u daarnet aan die verkoper vroeg. Misschien kan ik u helpen. '
'U? Wie bent u? Hoe kunt u hier iets van weten?'
'Mijn naam is Sherlock Holmes. Het is mijn vak om te weten wat andere mensen niet weten. '
'Maar hier kunt u niets van weten!'
'Neem me niet kwalijk maar ik weet er alles van. U probeert ganzen terug te vinden die door mevrouw Oakshot van Brixton Road zijn verkocht aan een verkoper met de naam Breckinridge. Hij heeft ze weer verkocht aan de heer Windigate van de Alpha en deze verkocht ze aan zijn ganzen-club, waarvan de heer Henry Baker lid is. '
'O, meneer, dan bent u precies de man die ik graag wilde ontmoeten, ' riep het kereltje met uitgestrekte armen en trillende vingers. 'Ik kan amper uitleggen hoe belangrijk dit voor me is. '
Sherlock Holmes hield een rijtuig aan dat net langs kwam. 'In dat geval kunnen we de discussie beter voortzetten in een gerieflijke kamer dan op dit winderige marktplein, ' zei hij. Vertel me echter even, met wie heb ik het genoegen?'
De man aarzelde heel even. 'Mijn naam is John Robinson, ' antwoordde hij met afgewende blik.
'Nee, nee; uw echte naam, ' zei Holmes vriendelijk. 'Het is altijd zo onprettig om zaken te doen met een schuilnaam.
Er verscheen een blos op de wangen van de vreemdeling. 'Goed dan, ' zei hij, 'mijn naam is James Ryder. '
'Precies, de manager van het Cosmopolitan Hotel. Stapt u alstublieft in het rijtuig, dan zal ik straks alles vertellen wat u graag wilt weten. '
De kleine man keek ons om beurten aan met half angstige, half hoopvolle blikken. Hij leek niet weten of hij zich op de drempel van een ramp of van een meevaller bevond.
Daarna stapte hij in en binnen een halfuur zaten we weer in de zitkamer op Baker Street. Tijdens de rit werd niet gesproken, maar de hoge, dunne ademhaling van onze nieuwe metgezel en zijn voortdurend handenwringen gaven zijn nerveuze spanning weer.
'We zijn er!' zei Holmes vrolijk, toen we de kamer in liepen. 'Het vuur is lekker behaaglijk met dit weer. U ziet er koud uit, meneer Ryder. Neemt u de rieten stoel. Ik trek even mijn pantoffels aan voordat we die zaak van u regelen. Zo, u wilt dus weten wat er met die ganzen is gebeurd?'
'Ja meneer. '
'Of eigenlijk, zou ik denken, met die ene gans. Ik stel me voor dat u vooral in een vogel geinteresseerd bent -- een witte met een zwarte streep over de staart. '
Ryder trilde van emotie. 'O, meneer, ' riep hij, 'kunt u me vertellen waar die gans heen is gegaan?'
'Die is hierheen gegaan. '
'Hierheen?'
'Ja, en het bleek een zeer opmerkelijke vogel te zijn. Ik snap best dat u er speciale interesse voor hebt. Het beest legde na zijn dood een ei - het mooiste, helderste kleine blauwe eitje dat ik ooit heb gezien. Ik heb het hier in mijn museum. '
Onze bezoeker stond wankelend op en zocht met zijn rechterhand steun tegen de schouw. Holmes ontsloot zijn brandkast en haalde de blauwe karbonkel tevoorschijn. De steen blonk als een veelpuntige ster met een heldere, koude straling. Ryder staarde ernaar met een vertrokken gezicht, onzeker of hij het ding moest opeisen of er afstand van moest doen.
'Het spel is uit, Ryder, ' zei Holmes kalm. 'Hou je vast man, anders val je in het vuur! Help hem even in zijn stoel, Watson. Hij heeft niet genoeg bloed om... Geef hem een scheutje brandy. Zo, nu ziet hij er wat menselijker uit.
Wat is het toch een klein opdondertje!'
Hij wankelde even en was bijna gevallen, maar de brandy bracht wat kleur terug op zijn gezicht. Hij zat zijn beschuldiger angstig aan te kijken.
'Ik heb bijna alle schakels in handen, en alle bewijzen die ik maar nodig heb. Je hoeft me dus maar weinig te vertellen. Met dat beetje kunnen we de hele zaak wel ophelderen, dus kom er maar mee voor de dag. Je hebt wel gehoord van de blauwe steen van de gravin van Morcar, Ryder?'
'Catherine Cusack vertelde me erover, ' zei hij met een klein stemmetje. '
'Ik begrijp het, de hofdame van de gravin. Wel, de verleiding om in een klap rijk te worden, was te groot voor je; net als voor talrijke mannen voor jou. Je had wel erg weinig scrupules bij de methode die je hanteerde. Het lijkt me, Ryder, dat je echt aanleg hebt om een gemene schurk te worden. Je wist dat Horner, de loodgieter, wel eens bij zo'n zaakje betrokken was geweest, en dat de verdenking snel op hem zou vallen. Wat heb je toen gedaan? Je verzon een karweitje - samen met je medeplichtige Cusack -- en je zorgde ervoor dat hij werd gestuurd. Toen hij vertrokken was, roofde je het kistje leeg, sloeg alarm, en de onfortuinlijke loodgieter werd gearresteerd. Daarna... '
Ryder wierp zichzelf plotseling op de vloer en omklemde de knieen van mijn metgezel. 'Om godswil, heb medelijden!' piepte hij. 'Denk aan mijn vader en mijn moeder! Het zou hun hart breken. Ik heb nooit eerder zoiets gedaan. Het zal nooit meer gebeuren, dat zweer ik. Dat zweer ik op de bijbel. Alstublieft niet de rechtbank, in 's hemelsnaam!'
'Ga in je stoel zitten, ' zei Holmes streng. 'Het is allemaal mooi en aardig dat je je nu zo in bochten wringt, maar je hebt geen moment aan die arme Horner gedacht toen je hem die misdaad in de schoenen schoof. '
'Ik zal vluchten, meneer Holmes. Ik verlaat het land, dan zal de zaak tegen hem niet ontvankelijk worden verklaard. '
'Hm, daar hebben we het nog wel over. Vertel ons eerst maar eens wat je vervolgens hebt gedaan. Hoe kwam de steen in de gans terecht, en hoe kwam de gans op de markt? Vertel de waarheid; daarin ligt je enige kans. '
Ryder likte aan zijn droge lippen. 'Ik zal u precies vertellen wat er is gebeurd, meneer, ' zei hij. 'Toen Horner was gearresteerd, leek het me beter om direct van de steen verlost te zijn; het zou altijd kunnen gebeuren dat de politie mij en mijn kamer zou willen onderzoeken. In het hotel was nergens een veilige plek. Ik ging naar buiten, alsof ik een boodschap moest doen, en ik ging naar het huis van mijn zuster. Ze is getrouwd met een man die Oakshot heet en ze woont aan de Brixton road. Daar mest ze gevogelte vet voor de markt. Elke man die ik tegenkwam, leek wel een politieagent of een detective, en ondanks de kou gutste het zweet over mijn gezicht toen ik in Brixton Road aankwam. Mijn zuster vroeg wat er aan de hand was, en waarom ik zo bleek zag. Ik vertelde haar dat ik van streek was door de juwelenroof in het hotel. Daarna ging ik in de achtertuin een pijpje roken en nadenken over wat ik het beste kon doen.
Ik was ooit bevriend geweest met een man die Maudsley heet. Hij was op het verkeerde pad terechtgekomen en had net zijn straf uitgezeten in Pentonville. Hij heeft me eens het een en ander verteld over de kneepjes van het dievenvak en hoe ze van gestolen waar afkwamen. Ik wist dat ik hem kon vertrouwen, want ik weet een paar dingen over hem. Ik besloot naar Kilburn te gaan, waar hij woont, om hem in vertrouwen te nemen. Hij kon me laten zien hoe ik de steen kon verkopen. Maar hoe kon ik hem veilig bereiken? Ik dacht aan de angsten die ik onderweg van het hotel al had doorstaan. Ik kon elk moment worden aangehouden en gefouilleerd, en die steen zat in de zak van mijn jasje. Ik stond tegen de muur geleund en de ganzen waggelden rond mijn voeten. Plotseling kwam er een idee bij me op hoe ik zelfs de beste detective te slim afkon zijn. Mijn zuster had me al weken eerder gezegd dat ik een gans mocht uitzoeken bij wijze van kerstcadeau, en ze houdt zich altijd aan haar woord. Ik zou nu een gans kiezen, en die zou mijn steen naar Kilburn brengen. Er stond een klein schuurtje in de tuin. Daar dreef ik een van de ganzen achter, een mooie grote witte met een streep op zijn staart. Ik ving hem, dwong hem om zijn snavel open te doen, en duwde de steen zo ver mogelijk naar binnen. De vogel slikte, en ik voelde dat de steen door zijn strot zijn krop in gleed. Het beest fladderde en worstelde, en mijn zuster kwam naar buiten om te kijken wat er gebeurde. Toen ik me omdraaide om tegen haar te praten, brak het beest los en zocht het beschutting bij de andere ganzen.
"Wat ben je nou met dat beest aan het doen, Jem?" vroeg ze.
"Je had me beloofd dat ik er een voor kerst kreeg, " zei ik, "ik wilde voelen welke de vetste is. "
"O, maar we hebben die van jou al apart gezet, " zei ze. Het is die grote witte daar. Er zijn er zesentwintig; een voor jou, een voor ons, en vierentwintig voor de verkoop. "
"Dankjewel, maar als het jou niet uitmaakt, neem ik liever dat beest dat ik net in mijn handen had, "
"Die andere is wel drie pond zwaarder, " zei ze, "we hebben hem speciaal voor jou vetgemest. "
"Geeft niet. Ik wil die andere en ik neem hem meteen mee, " zei ik.
"Dan moet je het zelf maar weten, " zei ze een beetje gepikeerd. "Welke wil je dan?"
"Die witte met die streep op zijn staart, daar in het midden van de troep. "
"Nou, goed hoor. Slacht maar en neem maar mee. "
"Zo gezegd zo gedaan, meneer Holmes, en ik heb het beest helemaal naar Kilburn gesjouwd. Ik vertelde mijn maat wat ik had gedaan; aan hem kon ik zoiets wel kwijt. Hij moest zo lachen dat hij bijna stikte, daarna pakten we een mes haalden de gans open. Mijn bloed veranderde in ijs, want de steen was niet te vinden. Ik wist dat ik een vreselijke vergissing had gemaakt. Ik liet de vogel achter en rende terug naar mijn zuster, en direct door naar haar achtertuin. Er was geen gans meer te zien.
"Waar zijn ze allemaal Maggie?" riep ik.
"Naar de verkoper, Jem. "
"Welke verkoper?"
"Breckinridge, in Covent Garden. "
"Was er nog een met een zwarte streep in zijn staart?" vroeg ik, "net zo een als ik heb meegenomen?"
"Inderdaad, ik kon ze nooit uit elkaar houden. "'
Toen snapte ik het natuurlijk en ik ben zo hard als ik kon naar die Breckinridge gelopen maar die had het hele stel meteen verkocht en hij wilde me niet vertellen aan wie. U hebt hem zelf gehoord vanavond. Zo deed hij de hele tijd tegen me. Mijn zuster denkt dat ik gek aan het worden ben; soms denk ik dat zelf ook. En nu, en nu ben ik dus voor altijd een dief, en het heeft me helemaal niets opgeleverd. God wees me genadig! God wees me genadig!'
Hij barstte in tranen uit, met zijn gezicht in zijn handen verborgen.
Er viel een lange stilte, die alleen werd onderbroken door zijn zware ademhaling en door het ritmische getik van Sherlock Holmes' vingertoppen op de rand van de tafel. Toen stond mijn vriend op een gooide de deur open.
'Eruit!' zei hij.
'Wat zegt u? Oh, moge de hemel u zegenen!'
Meer woorden waren niet nodig. Er klonk geruis, geklepper op de trap, een deur die dichtsloeg, en het scherpe geluid van rennende voetstappen op straat.
'Tenslotte Watson, ' zei Holmes terwijl hij naar zijn stenen pijp reikte, 'word ik niet door de politie betaald om hun fouten recht te zetten. Als Horner gevaar liep, zou het wat anders zijn, maar deze figuur zal niet tegen hem getuigen en de zaak zal worden geseponeerd. Ik neem aan dat ik een misdrijf bega maar het kan zijn dat ik er een ziel mee red. Deze man zal niet meer in de fout gaan; hij is veel te bang. Als hij nu de cel in gaat, wordt hij een misdadiger. Het is trouwens het seizoen van de vergeving. Het toeval heeft ons een bijzonder en grillig raadsel gezonden; we zijn beloond met de oplossing. Als je zo goed wilt zijn om de bel te beroeren, dokter, kunnen we aan een volgend onderzoek beginnen. Daarin zal ook een vogel de hoofdrol spelen. ' 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het Avontuur van de Gespikkelde band (The Adventure of the Speckled Band)




Sherlock Holmes

 

            In de afgelopen acht jaar heb ik een stuk of zeventig zaken opgeschreven waarin ik de methodes van mijn vriend Sherlock Holmes bestudeer. Er zijn veel tragische verhalen bij, een paar komische, veel vreemde, maar geen enkele alledaagse. Hij werkte vooral vanwege de liefde voor zijn kunst; niet om rijkdom te vergaren. Hij wilde niets te maken hebben met onderzoeken waar niet een ongebruikelijke of zelfs fantastische kant aan zat. Van al deze verschillende zaken kan ik me er echter geen herinneren die vreemder was dan de zaak die te maken had met de bekende familie uit Surrey, de Roylotts van Stoke Moran. De gebeurtenis vond plaats in de tijd dat ik Holmes nog maar kort kende, toen we nog vrijgezel waren en een etage deelden in Baker Street. Ik heb het al eerder opgeschreven, maar ik was destijds gebonden door een belofte van geheimhouding waarvan ik pas onlangs ben ontheven door de vroegtijdige dood van de dame aan wie ik mijn belofte had gedaan. Misschien is het nu beter dat de feiten aan het licht komen, want ik heb redenen om aan te nemen dat er geruchten gaan over de dood van dokter Grimesby Roylott die de zaak nog verschrikkelijker maken dan de waarheid zal doen.
Het was begin april in het jaar 1883 toen ik wakker werd en Sherlock Holmes aantrof, geheel gekleed, naast mijn bed. In de regel stond hij laat op, en omdat de klok op de schoorsteenmantel me vertelde dat het pas kwart over zeven was, keek ik hem verbaasd aan. Misschien zelfs een beetje verontwaardigd want ik was een man van vaste gewoonten.
'Het spijt me enorm dat ik je wek, Watson, ' zei hij, 'maar dat lijkt vanmorgen de gewoonte te zijn. Mevrouw Hudson is wakker gemaakt, zij speelde de bal door naar mij, en ik naar jou. '
'Wat is er dan, brand?'
'Nee, een client. Er is blijkbaar een zeer opgewonden jongedame gearriveerd; ze staat erop dat ik haar te woord sta.
Ze zit te wachten in de zitkamer. Wel, als jongedames op dit tijdstip door deze wereldstad rondreizen en slaperige mensen uit hun bed halen, dan neem ik aan dat ze iets dringends te vertellen hebben. Als het een interessante zaak blijkt te zijn, denk ik dat je er vanaf het begin bij betrokken wilt worden. Ik wilde je in elk geval even waarschuwen en je de kans geven. '
'Mijn beste, ik zou het voor geen goud willen missen. '
'Niets verschafte me meer plezier dan het volgen van Holmes bij zijn professionele onderzoeken. Ik had bewondering voor zijn slimme deducties die wel intuitief leken, maar altijd een logische basis hadden. Hij ontrafelde er altijd de problemen mee die hij kreeg voorgezet. Ik schoot snel wat kleren aan en was in een paar minuten klaar om mijn vriend te volgen naar de zitkamer. Een in het zwart geklede, gesluierde dame, die in de vensterbank had gezeten, stond op toen we binnenkwamen.
'Goedemorgen, mevrouw, ' zei Holmes opgewekt. 'Mijn naam is Sherlock Holmes. Dit is mijn goede vriend en medewerker dokter Watson. Tegen hem kunt u net zo vrijelijk praten als tegen mij. Ha, ik zie dat mevrouw Hudson zo verstandig is geweest om het vuur aan te steken. Gaat u lekker voor de haard zitten, ik zal een kop warme koffie voor u bestellen; ik zie dat u huivert. '
'Ik huiver niet van de kou, meneer Holmes, ' zei de vrouw zacht, en ze nam plaats bij het vuur.
'Waarvan dan?'
'Van angst, meneer Holmes, van angst. ' Ze tilde haar sluier op terwijl ze sprak en we konden zien dat ze inderdaad in een beklagenswaardige staat van opwinding verkeerde. Haar gezicht was grijs en afgetobd, haar ogen stonden rusteloos en angstig als die van een opgejaagd dier. Ze had de trekken en het figuur van een vrouw van dertig maar haar haar be
vatte al grijze strepen en haar uitdrukking was vermoeid en gekweld. Sherlock Holmes nam haar op met een van zijn snelle, allesziende blikken.
'U moet niet bang zijn, ' zei hij, en hij boog zich naar haar toe en gaf een klopje op haar arm. 'We zullen de zaak spoedig in orde maken, daar twijfel ik niet aan. U bent vanmorgen met de trein aangekomen?'
'Kent u me dan?'
'Nee, maar ik zie de helft van een retourkaartje in de palm van uw rechterhandschoen. U moet vroeg vertrokken zijn, en toch hebt u al een flinke rit in een tweewielige koets achter de rug over zwaar terrein voordat u bij het station was. '
De dame schrok en staarde mijn metgezel verbijsterd aan.
'Dat is niet mysterieus, mevrouw, ' zei hij glimlachend. 'De linkermouw van uw jas heeft modderspatten op minstens zeven plekken. De sporen zijn nog vers. Er is geen enkel vervoermiddel, behalve een tweewielige koets, dat op die manier modder opgooit, en dan nog alleen wanneer u links van de menner zit. '
'Wat uw bedoeling er ook mee is, u hebt het bij het juiste eind, ' zei ze. 'Ik ben voor zessen van huis vertrokken, kwam om twintig over in Leatherhead aan en ik arriveerde met de eerste trein naar Waterloo. Meneer, ik kan niet langer tegen de spanning; als het zo doorgaat, word ik gek. Ik heb niemand tot wie ik me kan wenden - niemand behalve een, die om me geeft, maar die arme man kan me niet helpen. Ik heb over u gehoord meneer Holmes; mevrouw Farintosh vertelde over u. U hebt haar bijgestaan in moeilijke tijden. Zij heeft me uw adres gegeven. Oh, meneer, zou u mij misschien ook kunnen helpen, of op zijn minst de duisternis die mij omringt een beetje verlichten? Op dit moment ben ik niet in staat om u voor uw diensten te betalen maar over een maand, of zes weken, zal ik getrouwd zijn en een eigen
inkomen hebben. U zult merken dat ik geen ondankbaar mens ben. '
Holmes ging naar zijn bureau, ontsloot het, haalde er een boekje uit en bladerde dat door.
'Farintosh, ' zei hij. 'O ja, ik herinner me die zaak; het ging om een tiara met opalen. Dat zal voor jouw tijd geweest zijn, Watson. Mevrouw, ik kan alleen zeggen dat ik u net zo graag zal helpen als uw vriendin. Wat een beloning betreft; mijn beroep is op zichzelf al een beloning, maar u bent vrij om eventuele onkosten te vergoeden op een moment dat u schikt. Nu zou ik graag willen dat u alles vertelt waardoor wij ons een oordeel kunnen vormen over de zaak. '
'Helaas, ' antwoordde onze bezoekster, 'het treurige van mijn situatie is dat mijn angsten zo vaag zijn, en dat mijn verdenkingen op zulke kleine dingen zijn gebaseerd. Die dingen kunnen voor anderen heel triviaal lijken. Het is zelfs zo dat hij tot wie ik mij in de eerste plaats kan wenden voor steun en advies, alles wat ik hem vertel, beschouwt als verzinsels van een nerveuze vrouw. Hij zegt het niet, maar ik kan het opmaken uit zijn sussende antwoorden en zijn neergeslagen ogen. Ik heb gehoord, meneer Holmes, dat u in staat bent om diep in de krochten van de menselijke geest te kijken. Ik vraag u om me te adviseren hoe ik moet omgaan met de gevaren die me omringen. '
'Ik ben een en al oor, mevrouw. '
'Mijn naam is Helen Stoner en ik woon bij mijn stiefvader, die de laatste overlevende is van een oude Angelsaksische familie, de Roylotts van Stoke Moran uit West-Surrey. '
Holmes knikte. 'Die naam ken ik, ' zei hij.
'Ooit was de familie een van de rijkste van Engeland. De landerijen strekten zich in het noorden uit tot in Berkshire en in het westen tot in Hampshire. Tijdens de laatste eeuw aren er vier achtereenvolgende erfgenamen met een besluiteloos en spilziek karakter. Het bankroet van de familie werd tenslotte veroorzaakt door een gokker tijdens de Regency. Er was niets over behalve een stukje land en een tweehonderd jaar oud huis, waar een zware hypotheek op rustte. De laatste landheer leidde het vreselijke bestaan van een verpauperde aristocraat. Zijn enige zoon, mijn stiefvader, zag in dat hij zich moest aanpassen aan de nieuwe omstandigheden. Hij leende geld van een familielid zodat hij een artsendiploma kon halen en ging naar Calcutta. Daar wist hij, door zijn professionele vaardigheden en zijn sterke karakter, een grote praktijk te vestigen. In een vlaag van woede, veroorzaakt door een aantal berovingen in zijn huis, sloeg hij zijn Indiase butler dood en ontsnapte hij ternauwernood aan de doodstraf. Hij zat heel lang in de gevangenis en keerde daarna terug naar Engeland als een teleurgesteld man.
'Toen dokter Roylott in India was, trouwde hij met mijn moeder, Mevrouw Stoner, de jonge weduwe van generaal-majoor Stoner van de Bengaalse artillerie. Mijn zus Julia en ik waren tweelingen en we waren nog maar twee jaar oud toen mijn moeder hertrouwde. Ze had een flink inkomen -niet minder dan duizend pond per jaar - en dat ging rechtstreeks naar dokter Roylott toen we bij hem woonden. Mijn zuster en ik zouden een jaargeld krijgen als we trouwden. Kort nadat we terug waren in Engeland, stierf mijn moeder - ze kwam acht jaar geleden om bij een spoorwegongeluk bij Crewe. Dokter Roylott gaf toen zijn pogingen op om een praktijk in Londen te beginnen. Hij ging met ons in het voorouderlijke huis in Stoke Moran wonen. Het geld dat mijn moeder had nagelaten, was genoeg voor al onze behoeften en niets leek ons geluk in de weg te kunnen staan.
'Helaas onderging mijn stiefvader toen een vreselijke verandering. In plaats van dat hij vrienden maakte en op bezoek ging bij onze buren, die blij waren dat er weer een Roylott in het oude landhuis woonde, sloot hij zichzelf op in het huis en kwam hij alleen naar buiten om felle ruzies uit te vechten met wie er maar op zijn weg kwam. Manische opvliegendheid is erfelijk langs de mannelijk lijn van de familie. In het geval van mijn stiefvader is het waarschijnlijk erger geworden door zijn lange verblijf in de tropen. Er was een reeks onverkwikkelijke ruzies; twee ervan eindigden voor de rechter. Uiteindelijk werd hij de schrik van het dorp, de mensen gingen er meteen vandoor als ze hem zagen want hij is enorm sterk en hij kan zijn woede niet beteugelen.
Vorige week smeet hij de plaatselijke smid over een muurtje in een beek. Door al het geld te betalen dat ik bij elkaar kon krijgen, wist ik een nieuw publiek schandaal te voorkomen. Hij had geen vrienden, behalve rondzwervende landlopers die hij hun kamp liet opslaan op het met doornstruiken begroeide stuk land waar het landgoed uit bestaat. Als betaling genoot hij hun gastvrijheid; soms was hij wekenlang met hen op pad. Hij heeft ook een passie voor Indiase dieren, die soms door een kennis naar hem toe worden gestuurd. Op dit moment heeft hij een cheeta en een baviaan. Ze lopen vrij rond over het terrein en worden door de dorpelingen net zo erg gevreesd als hun eigenaar.
U kunt zich voorstellen dat mijn arme zuster Julia en ik geen vrolijk leven leidden. Er was geen bediende die bij ons wilde blijven, en lange tijd deden wij al het werk in huis. Ze was nog maar dertig toen ze stierf en toch begon haar haar al grijs te worden, net als het mijne. '
'Uw zuster is dus dood?'
'Ze stierf twee jaar geleden, en daar wil ik het met u over hebben. U kunt zich voorstellen, gezien het leven dat ik u beschreven heb, dat we weinig mensen van onze leeftijd en positie zagen. We hadden wel een tante, juffrouw Honoria
Westphail, die in de buurt van Harrow woont, en we mochten af en toe een poosje bij haar logeren. Julia ging er twee jaar geleden met kerst naar toe en ontmoette daar een majoor van de marine op wachtgeld, met wie ze zich verloofde. Mijn stiefvader hoorde van de verloving en maakte geen bezwaar tegen het huwelijk, maar nog geen veertien dagen voor de vastgestelde datum vond het verschrikkelijke ongeluk plaats dat me van mijn enige gezelschap beroofde. '
Sherlock Holmes had achterover in zijn leunstoel gezeten met gesloten ogen en zijn hoofd tegen een kussen gedrukt, maar nu deed hij zijn ogen halfopen en wierp hij de bezoekster een blik toe.
'Vertel alstublieft nauwkeurig de details, ' zei hij.
'Dat is geen probleem, want alle gebeurtenissen uit die vreselijke periode staan in mijn geheugen gegrift. Het landhuis is heel oud, zoals ik al zei, en er is maar een vleugel van bewoond. De slaapkamers in die vleugel bevinden zich op de begane grond, de zitkamers zijn in het centrale gedeelte van het gebouw. De eerste slaapkamer is van dokter Roylott, de tweede van mijn zuster en de derde van mij. Er zijn geen verbindingsdeuren tussen, maar ze openen allemaal op dezelfde gang. Is dit duidelijk?'
'Zeer duidelijk. '
'De ramen van de drie kamers kijken uit op het gazon. Op die fatale nacht was dokter Roylott vroeg naar zijn kamer gegaan maar we wisten dat hij nog niet naar bed was, want mijn zuster had last van de lucht van de sterke Indiase sigaren die hij aan het roken was. Ze verliet daarom haar kamer en kwam de mijne binnen om een beetje over haar op handen zijnde huwelijk te praten. Om elf uur stond ze op om weg te gaan, maar in de deuropening stopte ze en draaide ze zich om. '
"Zeg eens, Helen, " zei ze, "heb je wel eens midden in de nacht iemand horen fluiten?"
"Nee, nooit, " zei ik.
"Het kan zeker niet zijn dat je zelf fluit, in je slaap?"
"Natuurlijk niet, maar waarom?"
"Omdat ik de laatste tijd, steeds rond drie uur in de ochtend, een zacht, helder gefluit heb gehoord. Ik slaap licht en ik ben er wakker van geworden. Ik weet niet waar het vandaan kwam - misschien uit de volgende kamer, misschien van het gazon. Ik wilde je gewoon vragen of jij het ook had gehoord. "
"Nee, ik heb niets gehoord. Het zullen die zigeuners in de plantage wel zijn. "
"Waarschijnlijk wel, Toch, als het van het gazon kwam, snap ik niet dat jij het niet hebt gehoord. "
"Ik slaap vaster dan jij. "
"Nou ja, het doet er ook niet toe. " Ze glimlachte naar me, deed mijn deur dicht en even later hoorde ik haar sleutel in het slot. '
'Zo zo, ' zei holmes. 'Was het uw gewoonte om altijd 's nachts de deur op slot te doen?' 'Altijd. '
'Waarom?'
'Ik geloof dat ik al had verteld dat de dokter een cheeta en een baviaan had. We voelden ons niet veilig als onze kamers niet waren afgesloten. '
'Natuurlijk, gaat u alstublieft verder. '
'Die nacht kon ik niet slapen. Ik werd geplaagd door een vaag gevoel van naderend onheil. Wij waren tweelingen, zoals u zich zult herinneren, en u weet hoe subtiel de verbindingen zijn tussen twee zielen die elkaar zo na staan. Het was een onrustige nacht. Buiten huilde de wind, en de regen sloeg tegen de ruiten. Plotseling, midden in het geweld van de storm, klonk de ijselijke schreeuw van een doodsbange vrouw. Ik wist dat het mijn zuster was. Ik sprong uit bed, loeg een omslagdoek om me heen en haastte me de gang in. Toen ik mijn deur open deed, leek het alsof ik een zacht gefluit hoorde, zoals mijn zuster had omschreven, en even later een metalige klap. Ik rende de gang door. De deur van mijn zuster was open en bewoog heen en weer. Ik staarde er angstig naar; ik wist niet wat er door naar buiten kon komen. In het licht van de lamp in de gang zag ik mijn zuster in de deuropening verschijnen. Haar gezicht was verstijfd van schrik. Haar handen zochten steun, ze wankelde naar voren en naar achteren als een dronkeman. Ik rende naar haar toe en nam haar in mijn armen, maar op dat moment begaven haar knieen het en viel ze op de vloer. Ze kronkelde als iemand die vreselijk pijn lijdt; ze vertrok haar armen en benen. Eerst dacht ik dat ze me niet had herkend maar toen ik me over haar heen boog gilde ze met een stem die ik nooit meer zal vergeten: "O mijn God, Helen! Het was de band, de gespikkelde band!" Ze probeerde nog iets anders te zeggen en ze prikte met een vinger in de lucht naar de kamer van de dokter, maar ze kreeg een volgende stuiptrekking die haar het spreken belette. Ik rende haar kamer uit en riep hard om mijn stiefvader. Ik kwam hem tegen toen hij haastig, met zijn kamerjas aan, de gang op kwam. Toen hij bij mijn zuster aankwam, was ze bewusteloos, en hoewel hij brandy in haar mond goot en direct medische hulp liet halen in het dorp, waren alle pogingen vruchteloos. Ze kwam niet meer bij bewustzijn en stierf. Dat was de verschrikkelijke dood van mijn geliefde zuster. '
'Een ogenblikje, ' zei Holmes, 'bent u helemaal zeker van dat fluitje en van die metalige klap? Kunt u dat zweren?'
'Dat vroeg de patholoog-anatoom me ook tijdens het onderzoek. Ik ben ervan overtuigd dat ik het heb gehoord, maar het is mogelijk dat ik werd misleid door het lawaai van de storm en het kraken van het oude huis. '
'Was uw zuster aangekleed?'
'Nee, ze had haar nachtkleding aan. In haar rechterhand heeft men een verkoold stompje van een lucifer gevonden en in haar linkerhand een doosje lucifers. '
'Ze heeft dus een lucifer aangestoken en om zich heen gekeken toen ze werd gealarmeerd. Dat is belangrijk. En tot welke conclusie is de patholoog-anatoom gekomen?'
'Hij heeft de zaak zeer zorgvuldig onderzocht want het gedrag van dokter Roylott was bekend in het hele graafschap, maar hij kon geen enkele bevredigende doodsoorzaak vinden. Ik kon getuigen dat de deur aan de binnenkant afgesloten was geweest, en voor de ramen zaten ouderwetse luiken met brede ijzeren staven die elke nacht werden vastgezet. De muren zijn goed nagekeken; ze waren overal massief. De vloer is ook onderzocht, met hetzelfde resultaat. De schoorsteen is wijd maar die is versperd met vier ijzeren staven. Het is dus zeker dat mijn zuster alleen was toen ze haar dood tegemoet ging. Er zijn ook geen tekenen van geweld op haar aangetroffen. '
'Vergif misschien?'
'De artsen hebben haar onderzocht, maar zonder succes. '
'Waaraan denkt u dat deze ongelukkige vrouw is gestorven?'
'Ik ben ervan overtuigd dat ze is gestorven van angst, maar waarvan ze zo hevig is geschrokken, dat weet ik niet. '
'Waren er op dat moment zigeuners op de plantage?'
'Ja, er zijn er altijd wel een paar. '
'Ah, en wat maakte u op uit die opmerking over die band, die gespikkelde band?'
'Soms denk ik dat het gewoon betekenisloos gepraat in een delirium is geweest. Soms denk ik dat het te maken heeft met een band tussen mensen, misschien iets met die zigeuners -- wellicht had het iets van doen met die gevlekte zakdoeken die velen van hen vaak op hun hoofd dragen. '
Holmes schudde zijn hoofd, als een man die verre van tevreden is.
'Dit zijn bijzonder diepe wateren, ' zei hij, 'ga alstublieft verder met uw verhaal. '
'Er zijn inmiddels twee jaar verstreken en mijn leven is eenzamer geworden dan ooit. Een maand geleden echter, heeft een goede vriend die ik al jaren ken, mij ten huwelijk gevraagd. Hij heet Armitage, Percy Armitage, en hij is de tweede zoon van de heer Armitage uit Crane Water, bij Reading. Mijn stiefvader heeft geen bezwaar tegen het huwelijk en we zullen in de lente gaan trouwen. Twee dagen geleden werd begonnen met reparaties in de westelijke vleugel van het huis. Er zijn gaten gemaakt in de muren van mijn kamer, waardoor ik moest verhuizen naar de kamer waarin mijn zuster is gestorven. Ik slaap in hetzelfde bed waar ze in stierf. U kunt zich dan ook voorstellen dat ik me een ongeluk schrok toen ik in de stilte van de nacht aan haar vreselijke dood lag te denken en plotseling het zachte gefluit klonk dat aan haar einde was vooraf gegaan. Ik sprong overeind en deed een lamp aan maar er was niets te zien. Ik was te erg geschrokken om weer naar bed te gaan dus kleedde ik me aan en ging bij het eerste daglicht naar buiten. Ik nam een tweewielige koets bij de Crown Inn aan de overkant en reed naar Leatherhead. Daarvandaan ging ik onmiddellijk hierheen met de bedoeling om u om hulp te vragen. '
'Daar hebt u goed aan gedaan, ' zei mijn vriend, 'maar hebt u me alles verteld?'
'Ja, alles. '
'Juffrouw Roylott, dat is niet waar. U ontziet uw stiefvader. '
'Hoezo, wat bedoelt u?'
Bij wijze van antwoord trok Holmes de versiering van een van de handschoenen van onze bezoekster aan de kant. Vijf leine duidelijk vlekken, de afdrukken van vier vingers en een duim, waren te zien op haar witte pols.
'U bent hardhandig vastgepakt, ' zei Holmes.
De vrouw bloosde diep en bedekte haar gewonde pols.
'Hij is erg sterk, ' zei ze, 'misschien kent hij zijn eigen kracht niet. '
Er viel een stilte. Holmes steunde zijn kin in zijn handen en staarde in het vuur.
'Dit is een moeilijke zaak, ' zei hij. 'Er zijn wel duizend details die ik zou willen kennen voordat ik een beslissing kan nemen over wat ons te doen staat. Toch hebben we geen moment te verliezen. Als we vandaag naar Stoke Moran gaan, is het dan mogelijk dat we die kamers kunnen bekijken zonder dat uw stiefvader het weet?'
'Toevallig is hij vandaag naar de stad voor een belangrijke zaak. Waarschijnlijk is hij de hele dag weg; niemand zal u dus kunnen storen. We hebben wel een huishoudster maar die is oud en niet zo snugger. Ik kan haar wel uit de buurt houden. '
'Uitstekend. Je hebt niets tegen dit uitstapje, Watson?'
'Zeker niet. '
'Dan gaan we samen. Wat bent u zelf van plan?'
'Er zijn een paar dingen die ik wil doen, nu ik toch in de stad ben. Ik ga terug met de trein van twaalf uur, dan ben ik op tijd terug voor uw komst. '
'U kunt ons aan het begin van de middag verwachten. Ik moet eerst een paar dingen regelen. Wilt u niet hier een ontbijtje nuttigen?'
'Nee, ik moet er vandoor. Ik ben al een stuk opgeluchter, nu ik u in vertrouwen heb genomen. Ik kijk er naar uit om u vanmiddag weer te zien. ' Ze liet de dikke zwarte sluier weer over haar gezicht vallen en gleed de kamer uit.
'Wat denk jij van dit alles, Watson?' vroeg Sherlock holmes terwijl hij achterover leunde in zijn stoel.
'Het lijkt mij een nogal duistere en sinistere zaak. '
'Duister en sinister genoeg ja. '
'Als de muren en de vloer inderdaad massief zijn, en je niet door de ramen, deur of schoorsteen naar binnen kunt, moet de zuster wel alleen zijn geweest toen ze zo geheimzinnig aan haar eind kwam. '
'Hoe verklaar je die nachtelijk fluitjes, en wat denk je van de laatste woorden van de stervende vrouw?'
'Dat weet ik niet. '
'Er is een groot aantal gegevens: het fluiten in de nacht, de aanwezigheid van de zigeunervrienden van de oude dokter, het feit dat de dokter waarschijnlijk goede redenen had om het huwelijk van zijn stiefdochter tegen te houden, de verwijzing van de stervende naar een band, en het metalige geluid dat Helen Stoner hoorde. Het geluid kan zijn veroorzaakt door de metalen staven waarmee de luiken werden gesloten, misschien ligt daarin de oplossing van het mysterie. '
'Maar wat hebben de zigeuners er mee te maken?'
'Ik heb geen idee. '
'Ik zie nog wel wat bezwaren tegen je theorie. '
'Ik ook. Dat is precies de reden dat we vandaag naar Stoke Moran gaan. Ik wil zien of onze bezwaren terecht zijn, of dat ze kunnen worden weggeredeneerd. Maar wat voor de donder!'
De uitbarsting van mijn metgezel werd veroorzaakt door het feit dat de deur plotseling werd opengesmeten en een enorme man in de deuropening verscheen. Zijn kleding was een merkwaardig mengsel van boers en stads. Hij droeg een zwarte hoge hoed, een lange overjas en een paar slobkousen, en hij had een rijzweep in zijn hand. Hij was zo lang dat zijn hoed de deuropening raakte en zo breed dat hij deze helemaal leek te vullen. Zijn door de zon gebruinde gezicht vol rimpels keek ons om beurten boosaardig aan. Zijn diepliggende bloeddoorlopen ogen en zijn hoge, smalle neus gaven hem het uiterlijk van een gemene oude aasgier.
'Wie van jullie is Holmes?' vroeg de verschijning.
'Dat is mijn naam meneer, maar met wie heb ik het genoegen?'
'Ik ben dokter Grimesby Roylott uit Stoke Moran. '
'Juist ja, neem een stoel, dokter, ' zei Holmes vlak.
'Dat doe ik helemaal niet. Mijn stiefdochter is hier geweest. Ik heb haar gevolgd. Wat heeft ze u verteld?'
'Dat het wat frisjes is voor de tijd van het jaar, ' zei Holmes.
'Wat heeft ze u verteld?' schreeuwde de oude man woedend.
'Maar ik heb gehoord dat de krokussen het toch goed doen, ' vervolgde mijn vriend onverstoorbaar.
'Hah, u houdt me voor de gek he?' zei onze bezoeker. Hij deed een stap naar voren en zwaaide met zijn rijzweep. 'Ik ken jou, vlegel! Ik heb al eerder over je gehoord. Jij bent die Holmes, die bemoeial. '
Mijn metgezel glimlachte.
'Holmes de intrigant!'
Zijn glimlach werd breder.
'Holmes, dat verwaande ambtenaartje van Scotland Yard!'
Holmes lachte hartelijk. 'Uw bent zeer vermakelijk, ' zei hij. 'Als u vertrekt, doe dan de deur dicht; het tocht duidelijk een beetje. '
'Ik ga als ik mijn zegje heb gedaan. Waag het niet om je met mijn zaken te bemoeien. Ik weet dat juffrouw Stoner hier is geweest. Ik ben haar gevolgd! Ik ben een gevaarlijk man om ruzie mee te hebben. Kijk maar!' Hij stapte snel naar voren, greep de pook en verboog deze met zijn grote bruine handen.
'Zorg maar dat ik je niet te pakken krijg, ' gromde hij. Hij smeet de verbogen pook op de vloer en beende de kamer uit.
'Hij lijkt me wel een aardige kerel, ' zei Holmes lachend. 'Ik ben niet zo breed als hij maar als hij was gebleven zou ik hem hebben laten zien dat mijn greep niet minder stevig is dan de zijne. ' Hij pakte de stalen pook op en boog hem met een ruk weer recht.
'Stel je voor; hij had de euvele moed om mij te associeren met de politie! Dit incident maakt ons alleen maar enthousiaster over ons onderzoek. Het enige wat ik hoop, is dat onze kleine vriendin geen problemen krijgt vanwege haar loslippigheid, als die bruut haar vindt. Nu bestellen we het ontbijt Watson, daarna loop ik naar Doctors Commons, waar ik wat gegevens hoop te verkrijgen die ons in deze zaak kunnen helpen. '
Het was bijna een uur toen Sherlock Holmes terugkwam van zijn uitstapje. Hij had een stuk blauw papier in zijn hand, vol aantekeningen en figuren.
'Ik heb het testament van de dode echtgenote gezien, ' zei hij. 'Om de precieze betekenis ervan vast te stellen, heb ik de huidige koersen moeten uitrekenen van de investeringen die erin staan. Het totale inkomen, dat ten tijde van het overlijden van de vrouw bijna 1100 pond was, is nu door de daling van de prijs van agrarische goederen, niet meer dan 750 pond. Elke dochter heeft, wanneer ze trouwt, recht op een jaargeld van 250 pond. Het is dus duidelijk dat wanneer beide dochters getrouwd waren, die mooie kerel slechts een hongerloontje zou hebben. Zelfs als er maar een trouwde, zou hij al enorm worden gekort. Ik heb de ochtend goed besteed, want het is nu duidelijk dat hij een zeer sterk motief heeft om elk huwelijk tegen te houden. We mogen niet langer treuzelen, Watson, vooral omdat de oude man weet dat we belangstelling hebben voor de zaak. Als je klaar bent, nemen we een rijtuig naar Waterloo. Ik zou het prettig vinden ls je je revolver in je zak stopte. Een Eley's No. 2 is een prima argument tegenover heren die stalen poken in een knoop kunnen leggen. Dat, en een tandenborstel, is alles wat we nodig hebben. '
Op Waterloo Station namen we de trein naar Leatherhead. Daar huurden we een tweewielige koets bij de stationsherberg waarmee we de zes of zeven kilometer over de prachtige wegen van Surrey aflegden. Het was een prachtige zonnige dag met slechts een paar kleine wolkjes aan de hemel. De bomen en de heggen langs de wegen begonnen net uit te botten en overal hing de heerlijke geur van vochtige aarde. Wat mij betreft kon het contrast niet groter zijn tussen de zoete beloften van het voorjaar en de sinistere zaak waar we mee bezig waren. Mijn metgezel zat voorin het voertuig, de armen over elkaar, kin op zijn borst, diep in gedachten verzonken. Plotseling schrok hij op, tikte me op de schouder en wees over de weilanden.
'Kijk daar, ' zei hij.
Een park met dicht opeen staande bomen lag tegen een glooiende helling. Op het hoogste punt vormden de bomen een dicht bos. Tussen de takken waren de grijze stenen en het dak te zien van een zeer oud landhuis.
'Stoke Moran?' vroeg hij.
'Ja meneer, dat is het huis van dokter Grimesby Roylott, ' antwoordde de koetsier.
'Ze zijn met bouwwerkzaamheden bezig, ' zei Holmes. 'Daar gaan we heen. '
'Daar is het dorp, ' zei de koetsier, en hij wees naar een groepje daken verderop aan de linkerkant. 'Als u naar het huis wilt, is het korter om langs dit draaihek te lopen en dan het voetpad langs het veld te nemen. Daar is het, waar die dame loopt. '
'En de dame is juffrouw Stoner, neem ik aan, ' zei Holmes, terwijl hij zijn hand boven zijn ogen hield.
'Ja, ik denk dat we maar op uw suggestie ingaan. '
We stapten uit, betaalden, en het koetsje ratelde terug naar Leatherhead.
'Het leek me beter om deze man te laten denken dat we hier zijn als architecten of zoiets. Dat voorkomt misschien roddels. Goedemiddag juffrouw Stoner. U ziet dat we woord gehouden hebben. '
Onze cliente van die ochtend haastte zich naar ons toe. Op haar gezicht stond vreugde te lezen. 'Ik heb met smart op u gewacht, ' riep ze, en ze schudde ons hartelijk de hand. 'Alles ziet er uitstekend uit. Dokter Roylott is naar de stad en hij is hoogstwaarschijnlijk niet voor de avond terug. '
'We hebben al het genoegen gehad om met de dokter kennis te maken, ' zei Holmes, en in een paar woorden vertelde hij wat er was gebeurd. Juffrouw Stoner werd doodsbleek.
'Goeie God!' riep ze uit, 'hij heeft me dus gevolgd. '
'Daar lijkt het wel op. '
'Hij is zo slim dat ik nooit weet wanneer ik veilig voor hem ben. Wat zal hij zeggen als hij terugkomt?'
'Hij moet oppassen want misschien komt hij wel iemand tegen die slimmer is dan hijzelf. U moet hem vanavond beslist buitensluiten. Als hij gewelddadig wordt, brengen we u naar uw tante in Harrow. Nu moeten we onze tijd zo goed mogelijk benutten, breng ons dus alstublieft direct naar de kamers die we moeten onderzoeken. '
Het gebouw was opgetrokken uit grijze, met mos bevlekte stenen. Er was een hoog centraal gebouw en twee gebogen vleugels, die als de scharen van een krab aan twee kanten stonden. In een van de vleugels waren de ramen kapot. Er waren houten platen tegen bevestigd en het dak was voor een deel ingestort. Het centrale deel was in iets betere staat en de rechterkant was verhoudingsgewijs modern. De blin
den voor de ramen en de blauwe rook uit de schoorstenen waren een teken dat daar de familie woonde. Er stond een steiger tegen de achtermuur en er was aan de muur gewerkt, maar er waren tijdens ons bezoek geen werklieden te zien. Holmes wandelde langzaam heen en weer over het slecht gemaaide gazon en bestudeerde geconcentreerd de buitenkanten van de ramen.
'Ik neem aan dat dat het raam is van de kamer waar u eerst sliep, het middelste van uw zusters kamer, en het raam naast het centrale huis dat van dokter Roylotts kamer?'
'Ja, precies, maar ik slaap nu in de middelste kamer. '
'In verband met de verbouwing begrijp ik. Aan die kant lijkt me overigens de noodzaak voor reparaties het minst groot. '
'Die waren helemaal niet nodig. Ik denk dat het een excuus is om mij van kamer te laten veranderen. '
'Ah, dat geeft te denken. Aan de andere kant van deze smalle vleugel loopt dus de gang waar deze drie kamers op uitkomen. De gang heeft ramen, neem ik aan?'
'Ja, maar die zijn erg klein. Te klein voor iemand om doorheen te kruipen. '
'Aangezien u allebei uw deuren 's nachts op slot deed, waren uw kamers van die kant dus onbereikbaar. Zou u zo vriendelijk willen zijn om nu uw kamer in te gaan en de luiken te vergrendelen?'
Juffrouw Stoner deed wat Sherlock Holmes haar vroeg. Hij probeerde na een zorgvuldig onderzoek door het open raam, de luiken open te krijgen, maar zonder succes. Er was geen kier om een mes door te steken en een staaf op te lichten. Hij bekeek de scharnieren door zijn vergrootglas. Ze waren van massief ijzer en stevig in het metselwerk verankerd. 'Hm, ' zei hij, en hij krabde op zijn kin, 'mijn theorie geeft wat problemen. Niemand komt door deze luiken als ze ijn vergrendeld. Laten we eens kijken of we aan de binnenkant meer kunnen ontdekken. '
Een kleine zijdeur gaf toegang tot de gang achter de drie slaapkamers. Holmes wilde de derde slaapkamer niet inspecteren, dus we gingen meteen naar de tweede; de kamer waarin juffrouw Stoner nu sliep, en waarin haar zuster aan haar eind was gekomen. Het was een eenvoudige kleine kamer met een laag plafond en een enorme open haard, zoals in oude landhuizen gebruikelijk is. In een hoek stond een bruine ladekast, in een andere hoek een smal wit bed met een sprei. Links van het raam stond een kaptafel. Samen met twee stoelen van vlechtwerk was dat al het meubilair in de kamer, behalve een vierkant tapijt midden op de vloer. De lambrisering en de plinten waren van bruin, door houtworm aangevreten eikenhout. Het was zo oud en verkleurd dat het uit de tijd van de bouw van het huis moest zijn. Holmes zette een stoel in een hoek en ging er in zitten. Hij liet zwijgend zijn ogen ronddwalen, naar boven en naar beneden, en nam elk detail in zich op.
'Waar komt die bel op uit?' vroeg hij eindelijk, terwijl hij naar een dik belkoord naast het bed wees.
'Die gaat naar de kamer van de huishoudster. '
'Hij lijkt nieuwer dan de andere dingen. '
'Ja, die is een paar jaar geleden aangelegd. '
'Heeft uw zuster daarom gevraagd?'
'Nee, ik geloof niet dat ze hem ooit heeft gebruikt. We haalden altijd zelf wat we nodig hadden. '
'Het leek me onnodig om zo'n mooi belsysteem aan te leggen. Excuseert u me een paar minuten, dan ben ik klaar met deze verdieping. ' Hij ging op zijn buik liggen met zijn vergrootglas in zijn handen en kroop snel heen en weer, waarbij hij nauwkeurig de spleten tussen de vloerplanken bestudeerde. Daarna deed hij hetzelfde met de lambrisering.
Vervolgens liep hij naar het bed, waar hij een poosje naar staarde; ook liet hij zijn ogen op en neer over de muur dwalen. Uiteindelijk gaf hij een flinke ruk aan het belkoord.
'He, hij werkt niet, ' zei hij.
'Klinkt er geen bel?'
'Nee, er zit zelfs geen draad aan vast. Dit is heel interessant. U kunt zien dat het koord is vastgemaakt aan een haak, daar net boven die ventilatieopening. '
'Wat raar! dat is me nooit eerder opgevallen. '
'Heel gek, mompelde Holmes, terwijl hij aan het koord trok. 'Er zijn een paar bijzondere zaken in deze kamer. Het is bijvoorbeeld zeer vreemd om een ventilatieopening te maken die in een andere kamer uitkomt; met dezelfde moeite kan er een opening naar buiten worden gemaakt!'
'Die opening is vrij recent, ' zei de dame.
'Gemaakt ten tijde van het belkoord?' vroeg Holmes.
'Ja, in die tijd zijn een paar kleine veranderingen aangebracht. '
'Het zijn wel bijzondere veranderingen - nutteloze belkoorden en ventilatievoorzieningen die niet ventileren. Met uw permissie, juffrouw Stoner, gaan we nu de binnenste kamer bekijken. '
De kamer van dokter Grimesby Roylott was groter dan die van zijn stiefdochter, maar even schaars gemeubileerd. Een veldbed, een kleine plank vol boeken, de meeste over technische zaken, een armstoel naast het bed, een simpele houten stoel tegen de muur, een ronde tafel en een ronde ijzeren brandkast waren de meest in het oog springende dingen. Holmes liep langzaam rond en bestudeerde alles zeer aandachtig.
'Wat zit hierin?' vroeg hij, en hij wees op de brandkast.
'Zakelijke papieren van mijn stiefvader. '
'O, u hebt hem wel eens open gezien?'
'Een keer maar, jaren geleden. Ik weet nog dat hij vol papieren zat. '
'Er zit niet bijvoorbeeld een kat in?'
'Nee, wat een vreemde veronderstelling!'
'Nou, kijk hier eens naar!' Hij pakte een schoteltje melk op dat er bovenop stond.
'Nee, we hebben geen kat, maar wel een cheeta en een baviaan. '
'Ja natuurlijk! Een cheeta is gewoon een grote kat, maar toch - een schoteltje melk is wat weinig voor zo'n groot dier, zou ik zeggen. Er is een ding dat ik graag zou willen vaststellen. '
Hij hurkte voor de houten stoel en inspecteerde de zitting met de grootste belangstelling.
'Dank u, dat is geregeld, ' zei hij, terwijl hij opstond en het vergrootglas in zijn zak deed. 'Hallo, hier hebben we iets interessants!'
Het voorwerp waar zijn oog op was gevallen, was een kleine hondenriem die aan een hoek van het bed hing. Er was een knoop in de riem gelegd, op zo'n manier dat er een lus aan zat.
'Wat denk je daar van, Watson?'
'Het lijkt me een gewone hondenriem maar ik snap niet waarom er een lus aan zit. '
'Dat is nogal ongewoon, nietwaar? Wat leven we toch in een rare wereld, en als een man het pad van de misdaad op gaat, is het nog erger. ' Ik heb hier wel genoeg gezien, juffrouw Stoner. Als u het goed vindt, gaan we eens op het gazon wandelen. '
Ik had nog nooit zo'n grimmige uitdrukking gezien op het gezicht van mijn vriend als op het moment dat we die net bestudeerde plek verlieten. We hadden al verschillende keren heen en weer over het gazon gelopen. Noch juffrouw
Stoner, noch ik wilde Holmes storen in zijn gedachtegang. Uiteindelijk maakte hij zelf een einde aan zijn gepeins.
'Het is heel belangrijk, juffrouw Stoner, dat u voortdurend precies doet wat ik u zeg. '
'Dat zal ik zeker doen. '
'De zaak is te belangrijk voor getalm. Uw leven kan afhangen van uw medewerking. '
'Ik verzeker u dat ik volledig met u meega. '
'In de eerste plaats moeten mijn vriend en ik de nacht doorbrengen in uw kamer. '
Zowel juffrouw Stoner als ik keken hem stomverbaasd aan. '
'Ja, dat moet echt. Ik zal het uitleggen. Is dat de dorpsherberg, daar verderop?'
'Ja, dat is de Crown Inn. '
'Heel goed. Uw ramen zijn van daaruit zichtbaar?'
'Zeker. '
'Als uw stiefvader terugkomt, moet u zich terugtrekken in uw kamer onder het voorwendsel dat u hoofdpijn hebt. Als u hoort dat hij naar bed gaat, moet u de luiken voor uw raam opendoen, de grendel losmaken en uw lamp neerzetten als teken voor ons. Daarna gaat u naar de kamer waar u eerst sliep; neem alles mee wat u maar nodig denkt te hebben. U zult het, ondanks de reparaties, best een nachtje in die kamer kunnen uithouden. '
'O ja, geen probleem. '
'De rest laat u aan ons over. '
'Wat bent u van plan?'
'We zullen de nacht in uw kamer doorbrengen en de oorzaak van de geluiden onderzoeken waardoor u bent gestoord. '
'Ik vermoed dat u die oorzaak al denkt te kennen, ' zei juffrouw Stoner, en ze legde haar hand op de mouw van mijn vriend.
'Misschien wel. '
'Vertel me dan alstublieft wat de oorzaak van de dood van mijn zuster was. '
'Ik wil graag een duidelijker bewijs voordat ik er iets over zeg. '
'Misschien kunt u me zeggen of ik gelijk had; is ze gestorven van angst?'
'Nee, dat denk ik niet. Ik denk dat er waarschijnlijk een tastbaardere oorzaak was. Nu moeten we u gaan verlaten juffrouw Stoner. Als dokter Roylott terugkomt en ons hier aantreft, is onze reis tevergeefs geweest. Tot ziens, en wees dapper. Als u precies doet wat ik u heb gevraagd, kunt u er zeker van zijn dat we de gevaren zullen elimineren waardoor u wordt bedreigd. '
Sherlock Holmes en ik namen zonder problemen een zit en slaapkamer in de Crown Inn. Ze lagen op de bovenste verdieping. Vanuit ons raam konden we het hek naar de oprijlaan zien en de bewoonde vleugel van het landhuis Stoke Moran. In de schemering zagen we dokter Grimesby Roylott langsrijden. Zijn grote gestalte verrees dreigend naast de jongen die hem reed. De jongen had problemen met het openen van het grote ijzeren hek en we hoorden de dokter commentaar leveren met zijn schorre stem en we zagen dat hij zijn vuist schudde naar de jongen. Het rijtuig reed verder. Even later verscheen er licht achter de bomen; er was licht gemaakt in een van de zitkamers.
'Weet je, Watson, ' zei Holmes terwijl we samen in het donker zaten, 'ik weet niet of ik je wel mee moet nemen vanavond. Het is beslist gevaarlijk. '
'Kan ik me nuttig maken?'
'Je aanwezigheid kan van onschatbare waarde zijn. '
'Dan kom ik zeker mee. '
'Dat stel ik zeer op prijs. '
'Je hebt het over gevaar. Het is duidelijk dat je meer hebt gezien in die kamers dan ik. '
'Nee, maar ik denk dat ik er waarschijnlijk meer uit heb afgeleid. Ik denk wel dat jij alles hebt gezien wat ik zag. '
'Ik heb niets bijzonders gezien buiten dat belkoord. Waar dat voor diende, is me echt een raadsel. '
'Je hebt ook de ventilatieopening gezien?'
'Ja, maar ik denk niet dat het zo heel ongewoon is dat er een opening is tussen twee kamers. Hij is zo klein dat er amper een rat doorheen kan. '
'Ik wist al dat we een opening zouden vinden voordat we naar Stoke Moran kwamen. '
'Mijn beste Holmes!'
'Ja hoor, dat is echt zo. Je weet nog wel dat ze in haar verklaring vertelde dat haar zuster last had van de stank van dokter Roylotts sigaar. Dat hield al in dat er een verbinding tussen de twee kamers moest zijn. Het kon alleen maar een kleine opening zijn, anders was daar bij het onderzoek wel aandacht aan geschonken. Ik nam aan dat het om een ventilatieopening ging. '
'Maar wat is het probleem daarmee?'
'Wel, er is op zijn minst een merkwaardige samenloop van gebeurtenissen. Er is een ventilatieopening gemaakt, een koord opgehangen, en een dame die in het bed slaapt, sterft. Vind je dat niet vreemd?'
'Ik zie tot nu toe geen verband. '
'Is je aan dat bed niets vreemds opgevallen?'
'Nee. '
'Het was aan de vloer bevestigd. Heb je ooit gezien dat een bed op die manier was vastgemaakt?'
'Nee, dat kan ik niet zeggen. '
'De dame kon haar bed niet verschuiven. Het moest altijd op dezelfde positie blijven staan ten opzichte van de opening en het belkoord; om het maar zo te noemen, want het is duidelijk nooit bedoeld als belkoord. '
'Holmes, ' riep ik, 'ik begin vaag te begrijpen waar je heen wilt. We zijn maar net op tijd om een subtiele en afschuwelijke misdaad te voorkomen!'
'Subtiel genoeg en afschuwelijk genoeg. Als een dokter het verkeerde pad opgaat, is hij meteen een topcrimineel. Hij is standvastig en hij heeft veel kennis. Palmer en Pritchard behoorden tot de besten in hun beroep. Deze man is zelfs nog erger, maar ik denk Watson, dat wij in staat zijn om nog een stapje verder te gaan. Voor het einde van de nacht zullen we een aantal verschrikkingen meemaken. Laten we maar een pijpje opsteken en onze gedachten een paar uur wijden aan vrolijker zaken. '
Om negen uur werd het licht achter de bomen gedoofd, en in de richting van het landhuis was alles donker. Twee uren gingen traag voorbij, en toen, plotseling, om precies elf uur, scheen er een enkel helder licht tegenover ons.
'Dat is ons teken, ' zei Holmes, en hij sprong overeind; 'het komt uit het middelste raam. '
Toen we naar buiten gingen, wisselde hij een paar woorden met de herbergier; hij vertelde dat we een laat bezoek aan een kennis gingen brengen en dat we misschien daar de nacht zouden doorbrengen. Even later bevonden we ons op de donkere weg. Een koude wind blies ons in het gezicht. Er was een geel licht dat als baken diende in het duister, om ons de weg te wijzen naar onze sombere taak.
Het was niet moeilijk om op het terrein te komen. Tussen de bomen door bereikten we het gazon, we staken dat over en we wilden net door het raam naar binnen klimmen toen er uit de bosjes iets opdook wat wel een lelijk misvormd kind leek te zijn. Het wierp zichzelf op het gras met kronkelende ledematen en rende toen snel over het gras het donker in.
'Mijn God!' fluisterde ik, 'zag je dat?'
Even was Holmes net zo verbouwereerd als ik. Toen lachte hij zachtjes en fluisterde met zijn lippen bij mijn oor: 'Een fijn huishouden hier. Dat is die baviaan. '
Ik was de vreemde huisdieren van de dokter vergeten. Er was ook een cheeta. Misschien kon die elk moment op onze schouders landen. Ik geef toe dat ik me meer op mijn gemak voelde toen ik, het voorbeeld van Holmes volgend, mijn schoenen uit had gedaan en de slaapkamer binnen was gestapt. Mijn metgezel deed zachtjes de luiken dicht, zette de lamp op de tafel en liet zijn ogen door de kamer dwalen. Alles was nog net zoals we het bij daglicht hadden gezien. Holmes kwam naar me toe, maakte een trompetje van zijn handen en fluisterde zo zacht dat ik de woorden maar net kon onderscheiden: 'Het kleinste geluidje kan onze plannen bederven. '
Ik knikte dat ik het had gehoord.
"We moeten in het donker blijven zitten. Hij kan het licht zien door de ventilatieopening. '
Ik knikte weer.
'Val niet in slaap; je leven kan ervan afhangen. Houd je pistool bij de hand voor het geval we het nodig hebben. Ik ga op de rand van het bed zitten, en jij in die stoel. '
Ik haalde mijn revolver tevoorschijn en legde die op een hoek van de tafel.
Holmes had een lange dunne stok meegebracht, deze legde hij naast zich op het bed, evenals een stompje kaars en een doos lucifers. Daarna draaide hij de lamp uit en we zaten in het donker.
Hoe zal ik ooit die vreselijke nachtwake vergeten? Ik kon niets horen, zelfs geen ademhaling, en toch wist ik dat mijn etgezel een meter van me vandaan met open ogen zat te wachten, met dezelfde nerveuze spanning als ik. De luiken hielden zelfs het kleinste beetje licht tegen en we wachtten in absolute duisternis. Nu en dan kwam van buiten de kreet van een nachtvogel, en een keer vlak bij ons raam een gejammer als van een kat. De cheeta liep daar dus inderdaad rond. Van ver weg hoorden we elk kwartier de diepe tonen van een kerkklok. Wat leken die kwartieren lang te duren! De klok sloeg twaalf, en een, twee en drie uur; nog steeds zaten we stil te wachten op wat er ook maar komen ging.
Plotseling was er heel even een glimpje licht uit de richting van het ventilatiegat. Het verdween direct weer maar het werd gevolgd door een sterke geur van brandende olie en verhit metaal. In de belendende kamer had iemand een lamp aangestoken. Ik hoorde zacht iemand bewegen, daarna was het weer stil, maar de geur werd sterker. Ik zat een halfuur met mijn oren gespitst. Toen klonk er plotseling een ander geluid - een heel zacht, geruststellend geluid; ongeveer zoals wanneer er voortdurend een beetje stoom uit een ketel ontsnapt. Op het moment dat we het hoorden, sprong Holmes van het bed, stak een lucifer aan, en haalde ziedend uit met zijn stok naar het belkoord.
'Zie je het, Watson?' schreeuwde hij, 'zie je het?'
Ik zag niets. Op het moment dat Holmes licht maakte, hoorde ik een zacht en helder fluitend geluid maar het plotselinge licht dat in mijn vermoeide ogen scheen, maakte het onmogelijk om te zien waar mijn vriend zo woest op inhakte. Ik kon wel zien dat hij doodsbleek was en dat zijn gezicht een uitdrukking van angst en afschuw vertoonde.
Hij sloeg niet meer en hij staarde naar de ventilatieopening toen er in de stilte van de nacht plotseling de naar-geestigste gil klonk die ik ooit heb gehoord. Het klonk steeds luider, een schorre kreet van pijn en angst; samengebald in een vreselijke schreeuw. Men zegt dat verderop in het dorp, en zelfs in verder weg gelegen huizen, mensen werden gewekt door de schreeuw. De schrik sloeg ons om het hart. Ik stond Holmes aan te staren, en hij stond mij aan te staren totdat eindelijk de laatste echo's waren weggestorven in de stilte die er eerder door was verbroken.
'Wat heeft dat te betekenen?' hijgde ik.
'Het betekent dat het voorbij is, ' antwoordde Holmes. 'Misschien is dat uiteindelijk maar goed ook. Neem je pistool mee, dan gaan we naar dokter Roylotts kamer. '
Met een ernstig gezicht stak hij de lamp aan en ging me voor door de gang. Hij klopte twee keer op de deur van de kamer zonder dat er antwoord kwam. Daarna draaide hij de knop om en deed de deur open. Ik volgde hem met mijn pistool in de hand.
We troffen een bijzonder tafereel aan. Op de tafel stond een halfgeopende dievenlantaarn die een heldere lichtstraal wierp op de ijzeren brandkast, waarvan de deur op een kier stond. Naast de tafel zat dokter Grimesby Roylott, gekleed in een lange kamerjas waar zijn blote enkels onderuit staken. Zijn voeten waren gestoken in rode Turkse slippers zonder hiel. Op zijn schoot lag de korte stok met de lange zweep die we overdag hadden gezien. Zijn kin stak omhoog en zijn ogen keken onnatuurlijk strak naar een hoek van het plafond. Om zijn voorhoofd zat een merkwaardige gele band met bruine spikkels, die strak leek vastgebonden. Toen we binnenkwamen, maakte hij geen enkel geluid en hij bewoog ook niet.
'De band! De gespikkelde band!' fluisterde Holmes.
Ik zette een stap naar voren. Direct begon het vreemde hoofddeksel te bewegen, en vanuit het haar verrees de diamantvormige kop en opgeblazen nek van een walgelijke slang.
'Het is een moerasadder!' riep Holmes, 'de dodelijkste slang in heel India. Hij moet zijn gestorven binnen tien seconden na de beet. Wie geweld gebruikt zal door geweld worden getroffen en wie een kuil graaft voor een ander... Laten we dit ondier terug in zijn hol gooien, daarna brengen we juffrouw Stoner naar een veilige plek en vertellen we de politie wat er is gebeurd. '
Terwijl hij sprak, griste hij de hondenzweep van de schoot van de dode man, wierp de lus om de kop van het reptiel, trok het dier van zijn gruwelijke rustplek en slingerde het in de ijzeren brandkast waarna hij de deur sloot.
Dat zijn de ware feiten over de dood van dokter Grimesby Roylott van Stoke Moran. Het is onnodig om een verhaal dat al zo lang is nog verder uit te rekken door te vertellen hoe we het bange meisje het droevige nieuws brachten, hoe we haar op de ochtendtrein naar haar goede tante in Harrow zetten, hoe traag het verloop van het officiele onderzoek was en hoe men tot de conclusie kwam dat de dokter zijn einde had gevonden door te spelen met een levensgevaarlijk huisdier. Het beetje dat ik nog niet wist over de zaak, vertelde Sherlock Holmes me toen we de volgende dag terugreisden.
'Ik was, ' zei hij, 'tot een volkomen foutieve conclusie gekomen. Zo zie je maar, mijn beste Watson, hoe gevaarlijk het is om te redeneren op basis van onvoldoende gegevens. De aanwezigheid van de zigeuners en het gebruik door het arme meisje van het woord 'band', wat ongetwijfeld is veroorzaakt door hetgeen ze heel vluchtig had gezien bij het licht van een lucifer, waren voldoende om me op een geheel verkeerd spoor te zetten. Ik kan me alleen maar verdedigen door te zeggen dat ik mijn standpunt heroverwoog toen het duidelijk werd dat de bewoner van de kamer niet kon worden bedreigd door een gevaar dat door het raam of de deur wam. Mijn aandacht werd, zoals je je zult herinneren, meteen getrokken door dat ventilatiegat en door het belkoord. De ontdekking dat het koord niet werkte en dat het bed aan de vloer was vastgeklonken, gaf voedsel aan de gedachte dat het touw daar hing als een brug voor iets dat door het gat naar het bed kon komen. De gedachte aan een slang kwam onmiddellijk in me op. Toen ik hoorde dat de dokter een aantal dieren uit India hield, vermoedde ik dat ik op het juiste spoor zat. Het idee dat er een gifsoort was toegepast die niet door een chemische test kon worden aangetoond, is echt iets voor een slimme en gewetenloze man met een achtergrond in het verre oosten. Vanuit zijn standpunt gezien, zou een snelwerkend gif een groot voordeel zijn. Een lijkschouwer zou wel erg scherpe ogen moeten hebben om die twee minuscule gaatjes te zien die door de giftanden zijn veroorzaakt. Toen dacht ik aan het gefluit. De slang moest natuurlijk worden teruggeroepen voordat het slachtoffer hem in het ochtendlicht zou kunnen zien. Hij heeft: het dier getraind om het terug te kunnen roepen, waarschijnlijk met behulp van de melk die we hebben gezien. Hij zou de slang door het gat laten kruipen op een geschikt moment. Het beest zou zeker langs het koord op het bed belanden. De zuster die in het bed lag, zou wel of niet worden gebeten. Het meisje kon misschien een week lang elke nacht ontkomen maar vroeg of laat zou ze het slachtoffer worden. '
'Deze conclusies had ik al getrokken voordat ik de kamer van binnen had gezien. Onderzoek aan zijn stoel wees uit dat hij de gewoonte had om er op te gaan staan; dat was natuurlijk nodig om de ventilatieopening te kunnen bereiken. De brandkast, het schoteltje melk en de lus aan de riem waren voldoende om elke twijfel uit te sluiten. De metalige klap die juffrouw Stoner had gehoord, is veroorzaakt door haar stiefvader die haastig de deur van de brandkast dicht gooide achter zijn griezelige bewoner. Je weet welke maatregelen ik trof om mij theorie te bewijzen. Ik hoorde het beest sissen, net zoals jij dat ongetwijfeld hebt gehoord, ik maakte direct licht en viel het aan. '
'Met als resultaat dat je het terug joeg door het gat.
'En ook met het resultaat dat het aan de andere kant zijn baas aanviel. '
'Een paar van de klappen zijn aangekomen en hebben zijn slangenhumeur versterkt. Het beest viel de eerste aan die het tegenkwam. Ik ben ongetwijfeld indirect verantwoordelijk voor de dood van dokter Grimesby Roylott maar ik kan niet zeggen dat het als een zware last op mijn geweten ligt. ' 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het avontuur van de duim van de ingenieur (The Adventure of the Engineer's Thumb)




Sherlock Holmes


Onder alle problemen die gedurende de jaren van onze vriendschap aan mijn vriend, de heer Sherlock Holmes, zijn voorgelegd, waren er slechts twee door mij onder zijn aandacht gebracht -- die van de duim van meneer Hatherley, en die van de krankzinnigheid van kolonel Warburton. Misschien dat dit laatste een scherpzinnig en origineel waarnemer een fraaier thema bood, maar het eerste was bij aanvang zo merkwaardig en in de details zo spectaculair dat het misschien van groter belang is om op schrift te worden gesteld, ook al bood het mijn vriend minder kansen voor de methodes van deductie waarmee hij zulke opmerkelijke resultaten boekte. Ik meen dat deze geschiedenis meer dan eens in de kranten is verhaald, maar zoals het bij zoiets gaat, is het effect veel minder treffend wanneer het in zijn geheel in een halve krantenkolom wordt uiteengezet dan wanneer de feiten zich langzaam voor je ogen ontrollen en het mysterie geleidelijk wordt opgehelderd, zodat elke nieuwe ontdekking ons een stap dichter bij de ontknoping brengt. Indertijd maakten de omstandigheden een diepe indruk op mij, en het verstrijken van twee jaar heeft dit effect nauwelijks minder gemaakt.
De gebeurtenissen die ik nu ga samenvatten, deden zich voor in de zomer van 1889, niet lang na mijn huwelijk. Ik had mijn praktijk hervat en was nu eindelijk uit de kamers van Holmes in Baker Street vertrokken, al bleef ik hem opzoeken, en verleidde ik hem er af en toe zelfs toe zijn bohemienachtige leefgewoonten op te geven en ons een bezoek te brengen. Mijn praktijk was gestaag gegroeid, en omdat ik niet op grote afstand woonde van Paddington Station had ik enkele patienten die bij het spoor werkten. Een van hen, die ik had genezen van een pijnlijke en slepende ziekte, liet nooit na mij lof toe te zwaaien en deed zijn best elke zieke op wie hij ook maar enige invloed had naar mij toe te sturen.
Op een ochtend, even voor zeven uur, maakte het dienstmeisje mij wakker door op de deur te tikken, met de mededeling dat twee mannen van Paddington waren gekomen en in de spreekkamer zaten te wachten. Ik kleedde mij snel aan, want ik wist uit ervaring dat spoorweggevallen meestal heel belangrijk waren, en haastig ging ik naar beneden. Terwijl ik de trap afging kwam mijn oude bondgenoot, de conducteur, de kamer uit en sloot hij de deur zorgvuldig achter zich.
'Hij zit hier, ' fluisterde hij, wijzend met zijn duim over zijn schouder, 'alles is in orde. '
'Wat er is aan de hand?' vroeg ik, want zijn manier van doen leek aan te geven dat hij een of ander vreemd schepsel in mijn kamer had opgesloten.
'Het is een nieuwe patient, ' fluisterde hij. 'Het leek me beter hem zelf te komen brengen zodat hij niet meer weg kon lopen. Hier zit hij veilig. Ik moet nu gaan, dokter, ik hem m'n werk, net als u. ' En daar ging hij alweer, deze trouwe vriend, zonder mij zelfs de kans te geven hem te bedanken.
Ik ging mijn spreekkamer binnen en zag er een heer aan tafel zitten. Hij was bescheiden gekleed in een tweedpak en zijn pet had hij op mijn boeken neergelegd. Zijn ene hand was omwikkeld met een zakdoek, die overal met bloedspatten bevlekt was. Hij was nog jong, zo te zien nauwelijks vijfentwintig, en hij had een krachtig, mannelijk gelaat; maar hij was buitengewoon bleek en maakte op mij de indruk van iemand die door een hevige onrust was aangedaan, die hij met moeite moest onderdrukken.
'Het spijt mij zo vroeg bij u aan te bellen, dokter, ' zei hij, 'maar vannacht is mij een ernstig ongeluk overkomen. Ik arriveerde vanmorgen per trein, en toen ik op Paddington informeerde naar een dokter was deze brave man zo aardig mij onder zijn hoede te nemen. Ik heb mijn visitekaartje aan et dienstmeisje gegeven, maar ik zie dat ze dit op het tafeltje daar heeft laten liggen. '
Ik pakte het kaartje op en bekeek het.
VICTOR HATHERLEY, WATERBOUWKUNDIG INGENIEUR, l6A, VICTORIA STREET (DERDE VERDIEPING)
Dit waren de naam, het beroep en het adres van mijn vroege bezoeker. 'Het spijt me dat ik u heb laten wachten, ' zei ik, terwijl ik in mijn leunstoel plaatsnam. 'U hebt een nachtelijke reis achter de rug, begrijp ik, en dat is op zich al eentonig. '
'O, deze nacht was zeker niet eentonig, ' sprak hij en lachte. Hij lachte erg uitbundig, met een hoge, schelle stem, hij schudde van het lachten terwijl hij achterover leunde in zijn stoel. Al mijn medische instincten waarschuwden mij voor dit gelach.
'Houd op!' riep ik, 'beheerst u zich!', en ik schonk hem wat water in uit een karaf.
Maar het was zinloos. Het was een van die hysterische uitbarstingen die een sterk karakter overkomen wanneer een grote crisis eenmaal voorbij is. Spoedig kwam hij weer bij zinnen, nu erg vermoeid en bleek.
'Ik heb me als een dwaas aangesteld, ' bracht hij uit.
'Helemaal niet. Drink dit maar op. ' Ik goot wat cognac bij het water, en zijn bleke wangen begonnen weer wat meer kleur te vertonen.
'Dat is beter' sprak hij. 'Dokter, wilt u nu misschien zo vriendelijk zijn naar mijn duim te kijken, of tenminste naar de plek waar mijn duim zich bevond. '
Hij maakte de zakdoek los en strekte zijn hand uit. Hoe gehard ik ook was, toch ging er een huivering door me heen. Er waren vier gestrekte vingers en een afschuwelijk, sponsachtig oppervlak daar waar de duim had moeten zitten. Deze was afgehakt of afgesneden op de plaats van de handwortel.
'Mijn hemel!' riep ik uit, 'dat is een vreselijke verwonding. Het moet heel erg hebben gebloed. '
'Ja, dat klopt. Ik viel flauw toen het gebeurde, en ik denk dat ik geruime tijd buiten bewustzijn ben geweest. Toen ik weer bijkwam bleek ik nog steeds te bloeden en heb ik daarom het ene eind van mijn zakdoek heel stevig rond mijn pols geknoopt en met een stokje verder aangedraaid. '
'Uitstekend! U had arts moeten worden. '
'Het is een kwestie van druk in een vloeistof, ziet u, en dat behoort tot mijn eigen terrein. '
'De duim is eraf gesneden, ' zei ik terwijl ik de wond onderzocht, 'door een erg zwaar en scherp voorwerp. '
'Zoiets als een hakmes, ' zei hij.
'Een ongeluk, neem ik aan?'
'Absoluut niet. '
'Wat! Een moordaanslag?'
'Moorddadig genoeg. '
'U maakt mij aan het schrikken. '
Ik depte de wond, maakte deze schoon, en verbond de wond met watten en in carbol gedrenkt verbandgaas. De man lag achterover zonder een kik te geven, al beet hij zo nu en dan op zijn lippen.
'Hoe voelt het nu?' vroeg ik toen ik klaar was.
'Geweldig! Door de cognac en het verband voel ik me als herboren. Ik was erg zwak maar ik heb dan ook heel wat doorgemaakt. '
'Misschien is het beter er nu niet over te praten. Het grijpt u te veel aan. '
'O nee, nu niet. Ik zal de politie alles moeten vertellen, maar onder ons gezegd en gezwegen: als ik niet het overtuigende bewijs van mijn wond had, zou het me verbazen als ze ij geloofden, want het is een heel merkwaardig geval en ik beschik over niet veel bewijs; en zelfs als ze mij geloven, zijn de aanwijzingen die ik kan geven zo vaag dat het de vraag is of de schuldigen gepakt kunnen worden. '
'Ha!' riep ik uit, 'als het een probleem is dat u graag opgelost zou willen zien, dan raad ik u sterk aan naar mijn vriend de heer Sherlock Holmes te gaan voordat u de politie bezoekt. '
'O, ik heb over hem gehoord, ' antwoordde mijn bezoeker, 'en ik zou het erg fijn vinden als hij de zaak op zich zou willen nemen, al moet ik natuurlijk ook naar de politie stappen. Zou u mij bij hem kunnen introduceren?'
'Ik weet iets beters. Ik zal u zelf naar hem toebrengen. '
'Daar zou ik u zeer dankbaar voor zijn. '
'We laten een huurkoets komen en gaan samen naar hem toe. We zijn dan nog net op tijd om met hem te ontbijten. Voelt u zich daar nu toe in staat?'
'Ja. Ik zal pas rust hebben als ik de hele geschiedenis heb verteld. '
'Dan laat ik mijn dienstmeisje een huurkoets roepen. Ik ben zo weer bij u terug. ' Ik snelde naar boven, legde de zaak in het kort aan mijn vrouw uit, en nog geen vijf minuten later waren ik en mijn nieuwe kennis al op weg naar Baker Street.
Zoals ik had verwacht, zat Sherlock Holmes in zijn ochtendjas in de zitkamer te luieren. Hij las de overlijdensberichten in The Times en rookte zijn pijp van voor het ontbijt, die bestond uit alle restjes van de vorige dag, zorgvuldig gedroogd en bijeengebracht op de hoek van de schoorsteenmantel. Hij ontving ons hartelijk, liet extra spiegeleieren met gebakken spek komen, waarna we met zijn drieen begonnen te eten. Toen we daarmee klaar waren, installeerden we onze nieuwe kennis op de bank, plaatsten een kussen onder zijn hoofd en zetten een glas cognac en wat water binnen zijn bereik.
'Het is goed te zien dat u niet iets alledaags hebt meegemaakt, meneer Hatherley, ' zei hij. 'Gaat u alstublieft liggen en doe alsof u thuis bent. Vertel ons zo veel mogelijk, maar pauzeer even zodra u vermoeid raakt en bedien u van de drank. '
'Dank u, ' sprak mijn patient, 'maar ik voel me al een ander mens sinds de dokter mij verbond, en ik denk dat uw ontbijt de genezing heeft bespoedigd. Ik zal zo min mogelijk van uw kostbare tijd in beslag nemen, en daarom steek ik maar direct van wal met mijn uitzonderlijke belevenissen. '
Holmes zat in zijn grote leunstoel en had een vermoeide uitdrukking op zijn gezicht waardoor zijn alerte natuur werd verborgen. Ik ging tegenover hem zitten. We luisterden in stilte naar de vreemde geschiedenis die de bezoeker ons uit de doeken deed.
'U moet weten, ' zei hij, 'dat ik wees en ongetrouwd ben en in Londen alleen op kamers woon. Mijn beroep is waterbouwkundig ingenieur, en gedurende de zeven jaar dat ik in opleiding was bij Venner and Matheson, de bekende firma uit Greenwich, ben ik in mijn vak zeer bedreven geraakt. Toen ik daar twee jaar geleden klaar was, en door het overlijden van mijn arme vader een aanzienlijke geldsom had geerfd, besloot ik voor mijzelf te beginnen en vestigde ik mij in Victoria Street.
Ik neem aan dat iedereen zijn eerste tijd als zelfstandige als onaangenaam ervaart. Voor mij gold dit in buitengewone mate. In deze twee jaar ben ik driemaal om advies gevraagd en kreeg ik een kleine opdracht, en meer dan dat heeft mijn beroep mij niet opgeleverd. Mijn bruto inkomsten bedragen 27 pond 10 shilling. Elke dag zat ik in mijn kamertje van 's morgens negen uur tot 's middags vier uur te wachten, totdat ik de moed begon op te geven en tot de overtuiging wam dat ik nooit een echte praktijk zou hebben.
Maar gisteren, net toen ik op het punt stond het kantoor te verlaten, kwam mijn bediende binnen en zei dat er een heer was die mij over een zakelijke aangelegenheid wilde spreken. Hij had ook een visitekaartje, waarop de naam KOLONEL LYSANDER STARK stond gedrukt. Onmiddellijk achter hem aan volgde de kolonel zelf, een man van meer dan gemiddelde lengte maar uitzonderlijk mager. Ik geloof niet dat ik ooit zo'n magere man heb gezien. Zijn hele gezicht spitste zich toe op neus en kin, en zijn huid was strak over zijn jukbeenderen getrokken. Toch scheen zijn uitgemergelde uiterlijk iets natuurlijks en niet veroorzaakt door ziekte, want zijn blik was helder, zijn tred snel en zijn optreden zelfverzekerd. Hij ging eenvoudig maar netjes gekleed, en zijn leeftijd was denk ik dichter bij de veertig dan de dertig.
"Meneer Hatherley?" zei hij, met een licht Duits accent. "U bent mij aanbevolen, meneer Hatherley, als iemand die niet alleen bekwaam is in zijn professie maar ook discreet is en in staat is om een geheim te bewaren. "
Ik boog, en voelde me bij deze woorden zo gevleid als een jonge man maar zijn kan. "Mag ik u vragen wie zich zo positief over mij uitliet?"
"Misschien is het beter dat ik u dit nog even niet vertel. Dezelfde bron informeerde mij dat u wees en ongetrouwd bent en alleen in Londen woont. "
"Dat is volkomen juist, " antwoordde ik; maar u moet mij niet kwalijk nemen als ik niet inzie hoe dit alles te maken heeft met mijn professionele bekwaamheden. U wilde mij toch spreken over een zakelijke kwestie?"
"Zeer zeker. Maar u zult zien dat alles wat ik opmerkte ter zake is. Ik heb een zakelijke opdracht voor u, maar volstrekte geheimhouding is essentieel - volstrekte geheimhouding, begrijpt u, en uiteraard is deze meer te verwachten van ie
mand die alleen is dan van iemand die in de schoot van zijn familie verkeert. "
"Als ik beloof iets geheim te houden, " zei ik, "dan kunt u daar volstrekt van op aan. "
'Hij keek me doordringend aan terwijl ik dit zei. Ik had nog nooit zulke wantrouwende en vorsende ogen op mij gericht gezien.
"Belooft u het dus?" zei hij ten slotte.
"Ja, ik beloof het. "
"Volstrekt en volledig stilzwijgen ervoor, tijdens en erna? Geen enkele verwijzing naar deze zaak, in woord of geschrift?"
"Ik heb u reeds mijn woord gegeven. "
"Uitstekend. " Plotseling sprong hij op, en bliksemsnel vloog hij de kamer door en zwaaide de deur open. Buiten in de gang was niemand.
"Dat is in orde, " zei hij en kwam weer terug. "Ik weet dat bedienden vaak erg nieuwsgierig zijn naar de zaken van hun baas. Nu kunnen we ongestoord praten. " Hij trok zijn stoel dicht naar die van mij en begon me weer met dezelfde vorsende en bedachtzame blik aan te staren.
Een gevoel van afkeer, en iets wat op angst leek, was bij mij opgekomen door de vreemde kuren van deze magere vent. Zelfs mijn vrees om een klant te verliezen weerhield me er niet van mijn ongeduld te tonen.
"Ik verzoek u om te zeggen waar het om gaat, meneer, " zei ik, "mijn tijd is kostbaar. " De hemel moge mij deze laatste woorden vergeven, maar ze rolden zomaar uit mijn mond.
"Gaat u akkoord met vijftig guinea's voor een karweitje dat u een nacht kost?" vroeg hij.
"Zeer zeker. "
"Ik zeg nu wel een nacht, maar een uur is dichter bij de waarheid. Ik wil enkel uw mening over een hydraulische pers die onklaar is geraakt. Als u ons laat zien wat er mis is ullen we deze zelf repareren. Wat denkt u van een dergelijke opdracht?"
"Het werk lijkt niet zwaar en de betaling heel behoorlijk. "
"'Dat dacht ik ook. We zouden willen dat u vanavond komt met de laatste trein. "
"Waarheen?"
"Naar Eyford, in Berkshire. Het is een klein plaatsje dichtbij de grens van Oxfordshire, zo'n tien kilometer van Reading. Er gaat een trein van Paddington die daar om ongeveer kwart over elf aankomt. "
"Akkoord. "
"Ik kom u met een rijtuig ophalen. "
"Het is dan nog een eindje rijden?"
"Ja, ons huis ligt buiten het dorp, zo'n twaalf kilometer van het station van Eyford. "
"Dat betekent dat we zeker niet voor middernacht arriveren. Ik vermoed dat er dan geen trein meer terug is. Ik zou genoodzaakt zijn te overnachten. "
"Ja, we kunnen zonder probleem voor een slaapplaats zorgen. "
"Liever niet. Zou ik niet op een geschikter tijdstip kunnen komen?"
"We vinden het beter dat u op dit late tijdstip komt. Om u te compenseren voor enig ongemak betalen we u, een jonge en onbekende man, een honorarium waarmee we een opinie zouden kunnen krijgen van een beroemde specialist. Maar wanneer u het liever niet doet, kunt u het nu nog zeggen. "
Ik dacht aan de vijftig guinea's, en hoe goed die me van pas zouden komen. "Zeker niet, " zei ik, "ik zal me naar u schikken. Wel zou ik iets duidelijker willen weten wat u van mij verlangt. "
"Juist. Het spreekt vanzelf dat de wens tot geheimhouding ie we van u geeist hebben uw nieuwsgierigheid heeft gewekt. Voordat ik u alles uit de doeken heb gedaan wil ik u ook niet op iets vastleggen. Ik neem aan dat we hier niet kunnen worden afgeluisterd?"
"Volstrekt niet. "
"De kwestie is deze. U weet waarschijnlijk dat volaarde een kostbaar product is, en dat het slechts op enkele plaatsen in Engeland wordt aangetroffen?"
"Dat heb ik gehoord. "
"Enige tijd geleden heb ik een landhuisje gekocht -- het is echt heel klein - nog geen vijftien kilometer van Reading. Tot mijn geluk kwam ik erachter dat in een van mijn velden een laag volaarde zit. Maar toen ik er nader naar keek, bleek het te gaan om een betrekkelijk smalle laag, die de verbinding vormde tussen twee veel grotere aan weerszijden -- maar die zich op het terrein van mijn buren bevinden. Deze brave lieden wisten volstrekt niet dat hun land iets bevatte dat even kostbaar was als een goudmijn. Uiteraard was het in mijn belang hun land te kopen voordat ze er de echte waarde van ontdekten, maar helaas bezat ik niet het kapitaal om dit te doen. Ik nam enkele vrienden in vertrouwen en die stelden voor dat wij rustig en heimelijk onze eigen laag zouden verwerken, om op die manier het geld te verwerven voor de aankoop van de aangrenzende landerijen. Daar zijn we nu al enige tijd mee bezig, en ten behoeve van onze werkzaamheden hebben we een hydraulische pers opgesteld. Zoals ik u al zei, is deze pers onklaar geraakt, en daarover willen we u om advies vragen. We gaan zeer zorgvuldig met ons geheim om, en als het bekend raakte dat er waterbouwkundig ingenieurs bij ons langs kwamen, zou dit al snel tot navraag leiden, en als de feiten dan boven kwamen, konden we de kans om deze landerijen te verwerven en onze plannen uit te voeren wel vergeten. Dat is de reden waarom ik u
ik een opmerking om de eentonigheid van de rit te doorbreken, maar de kolonel antwoordde slechts met een enkel woord en al snel verflauwde de conversatie. Eindelijk werd het gehobbel van de weg verruild voor een gladde grindweg, en kwam het rijtuig tot stilstand. Kolonel Lysander Stark sprong eruit en toen ik hem volgde trok hij mij haastig in een portiek vlak voor ons. We stapten als het ware van het rijtuig direct in het portaal, zodat ik geen enkele indruk van de voorkant van het huis kreeg. Zodra ik de drempel over was, sloeg de deur zwaar achter ons dicht, en ik hoorde nog vaag het geratel van het wegrijdende rijtuig.
Het was pikdonker in het huis en de kolonel zocht op de tast naar lucifers terwijl hij zachtjes mompelde. Plotseling ging er een deur open aan het andere eind van de gang, en een lange gele lichtbundel viel in onze richting. Deze werd breder en er verscheen een vrouw die in haar hand een lamp droeg die ze boven haar hoofd hield, terwijl zij haar gezicht naar voren hield om goed naar ons te kijken. Ik kon zien dat ze aantrekkelijk was, en uit de glans waarmee het licht op de donkere japon scheen maakte ik op dat deze van dure stof was. Ze sprak enkele woorden in een vreemde taal op een toon alsof ze iets vroeg, en toen mijn metgezel haar kortaf antwoordde, schrok zij zo dat de lamp bijna uit haar hand viel. Kolonel Stark ging op haar af, fluisterde haar iets in het oor, en terwijl hij haar terugduwde in de kamer waaruit ze gekomen was, liep hij weer op mij toe met de lamp in zijn hand.
"Misschien wilt u zo vriendelijk zijn even in deze kamer te wachten, " zei hij terwijl hij een andere deur openmaakte. Het was een stemmig, sober ingericht kamertje, met in het midden een ronde tafel, bezaaid met verscheidene Duitse boeken. Kolonel Stark plaatste de lamp op het harmonium naast de deur. "Het zal niet lang duren, " zei hij, en verdween in de duisternis.
Ik wierp een blik op de boeken op tafel, en al ken ik geen Duits: ik kon zien dat twee ervan wetenschappelijke verhandelingen waren en de andere gedichtenbundels. Toen liep ik naar het raam, in de hoop een glimp van het landschap op te vangen, maar het was gesloten met een stevig vergrendeld eiken luik. Het was een ongelooflijk stil huis. Ergens in de gang tikte een oude klok, maar verder was alles doodstil. Een vaag gevoel van beklemming begon me in de greep te krijgen. Wie waren deze Duitsers, en wat voerden ze in hun schild in dit vreemde, afgelegen huis? En waar stond dit huis? Het bevond zich ongeveer zestien kilometer van Eyford, meer wist ik niet, maar ik had geen idee of het naar het noorden, zuiden, oosten of westen was. Reading, en mogelijk andere grotere plaatsen, bevonden zich trouwens binnen deze straal -- en misschien lag het huis dus helemaal niet afgelegen. Toch was het door de volstrekte stilte wel zeker dat we ons op het platteland bevonden. Ik beende op en neer en neuriede zachtjes een liedje om goedgemutst te blijven en had het gevoel dat ik mijn vijftig guinea's niet met nietsdoen verdiende.
Zonder dat er een geluid aan vooraf was gegaan, ging de deur van mijn kamer plotseling langzaam open. In de deuropening stond de vrouw, met de duistere gang achter haar, terwijl het gele licht van mijn lamp op haar mooie, expressieve gezicht viel. Ik zag in een oogopslag dat ze ziek van angst was, en het werd me kil om het hart. Ze hield een bevende vinger omhoog om me te waarschuwen stil te zijn en ze fluisterde enkele woorden in gebroken Engels, terwijl haar ogen, als van een verschrikt paard, omkeken in de donkerte achter haar. "Ik zou maar weggaan, " zei ze, met naar het mij leek grote moeite om kalm te blijven, "Ik zou maar weggaan. Ik zou hier niet blijven. Er valt hier niets goeds voor u te doen. "
"Maar mevrouw, " zei ik, "ik heb nog niet gedaan waar oor ik gekomen ben. Ik kan onmogelijk vertrekken voordat ik de machine heb gezien. "
"U krijgt er spijt van als u wacht, " ging ze verder. "De deur is open, niemand houdt u tegen. " En toen ze zag dat ik glimlachte en het hoofd schudde, verloor ze plotseling haar beheersing en zette een stap voorwaarts. "In hemelsnaam! fluisterde ze, "gaat u weg voordat het te laat is!"
Maar ik ben van nature enigszins koppig, en des te meer geneigd om iets op me te nemen als er een hindernis in de weg wordt gelegd. Ik dacht aan mijn honorarium van vijftig guinea's, aan mijn vermoeiende reis, en aan de onplezierige nacht die ik voor de boeg leek te hebben. Zou dit alles voor niets zijn? Waarom moest ik mij uit de voeten maken zonder mijn opdracht te hebben uitgevoerd, en zonder de beloning waar ik recht op had? Deze vrouw zou evengoed krankzinnig kunnen zijn. Al had haar manier van doen mij meer aangegrepen dan ik durfde toegeven, ik deed mij dapper voor, bleef het hoofd schudden en gaf aan dat ik wilde blijven waar ik was. Zij zou juist haar smeekbeden weer herhalen toen ik boven ons een deur hoorde slaan en het geluid van voetstappen op de trap. Even luisterde zij ernaar, verhief haar handen in een gebaar van wanhoop, en verdween net zo plotseling en geruisloos als ze was gekomen.
Wie nu verschenen waren kolonel Lysander Stark en een korte dikke man met een zware baard die groeide uit de plooien van zijn onderkin. Hij werd mij voorgesteld als meneer Ferguson.
"Dit is mijn secretaris en ook bedrijfsleider, " zei de kolonel. "Ik meende overigens dat ik de deur zo-even had dichtgedaan. Ik ben bang dat u de tocht hebt gevoeld. "
"In tegendeel, " zei ik. "Ik heb de deur zelf geopend omdat ik de kamer wat bedompt vond. "
Hij wierp mij een van zijn wantrouwige blikken toe.
"Misschien kunnen we dan maar beter aan de slag gaan, " zei hij. "Meneer Ferguson en ik nemen u mee naar de machine. "
"Dan kan ik mijn hoed beter even opzetten. "
"O nee, de machine is hier. "
"Wat, graaft u de volaarde in het huis?"
"Nee, nee. Daar persen we deze samen. Maar dat doet er niet toe. We willen alleen maar dat u naar de machine kijkt en ons vertelt wat er mee mis is. "
Wij gingen nu samen naar boven, voorop de kolonel met de lamp, de dikke bedrijfsleider en ik erachter. Het oude huis was een doolhof, met gangetjes, portalen, nauwe wenteltrappen en lage deurtjes, waarvan de drempels waren uitgesleten door de vele generaties die eroverheen hadden gelopen. Vanaf de eerste verdieping ontbraken vloerkleden of tekenen van meubilering, en de kalk brokkelde af als groene schimmel. Ik probeerde zo onverstoorbaar mogelijk te doen, maar al had ik ze ook in de wind geslagen: de waarschuwingen van de vrouw was ik niet vergeten, en ik hield mijn twee metgezellen nauwlettend in de gaten. Ferguson scheen een norse, stille man, maar uit het weinige dat hij zei, kon ik opmaken dat hij in ieder geval een landsman van mij was.
Kolonel Lysander Stark hield ten slotte stil voor een laag deurtje, dat hij ontsloot. Het was een kleine, vierkante kamer waar wij drieen met moeite tegelijk in konden. Ferguson bleef buiten staan en de kolonel wenkte mij naar binnen.
"We bevinden ons nu, " zei hij, "in feite in de hydraulische pers, en het zou erg onplezierig zijn als iemand deze nu aanzette. De zoldering van dit kamertje is in werkelijkheid de onderkant van de zuiger die met een kracht van vele tonnen op deze metalen vloer neerkomt. Buiten zijn waterleidingen aangelegd die de kracht opvangen, en op de manier die u ekend is, deze overbrengen en vermenigvuldigen. De machine loopt wel goed, maar een beetje stroef en met verlies van enig vermogen. Misschien wilt u zo goed zijn er even naar te kijken en ons laten zien wat er aan te doen valt. "
Ik nam de lamp van hem over en inspecteerde de machine grondig. Deze was inderdaad van zeer grote omvang en in staat om een enorme druk uit te oefenen. Toen ik eromheen liep en de hefbomen in werking stelde, wist ik door het suizende geluid onmiddellijk dat er een klein lek was, zodat het water in een van de zijcilinders terugstroomde. Nader onderzoek bracht aan het licht dat een van de gummibanden rondom het einde van een zuigerstang was gekrompen, zodat de holte waarin hij bewoog niet geheel gevuld werd. Dit was duidelijk de oorzaak van het verlies aan vermogen en ik liet het mijn metgezellen zien, die mijn opmerkingen nauwgezet volgden en verscheidene praktische vragen stelden over hoe dit hersteld kon worden. Toen ik hen dit duidelijk had gemaakt, keerde ik terug naar het kamertje en bekeek alles eens goed om mijn eigen nieuwsgierigheid te bevredigen. Het was in een oogopslag duidelijk dat het verhaal over de volaarde volledig verzonnen was, want het zou absurd zijn daar een dergelijk krachtige machine voor te bedenken. De wanden waren van hout, terwijl de vloer bestond uit een grote ijzeren bak, en toen ik deze nader inspecteerde zag ik een laagje van een of ander metaal. Ik had me juist gebukt om wat af te schrapen toen ik achter mij in het Duits een gesmoorde uitroep hoorde en het lijkbleke gezicht zag van de kolonel die op mij neerkeek.
"Wat doet u daar?" vroeg hij.
Ik was kwaad om op zo'n ingewikkelde manier voor de gek te zijn gehouden. "Ik bewonderde uw volaarde, " zei ik; "ik denk dat ik u beter advies zou kunnen geven over uw machine als ik wist waarvoor deze echt gebruikt werd. "
Op het moment dat ik deze woorden uitsprak, had ik al spijt van mijn onbezonnenheid. Zijn gezicht verstrakte, en zijn grijze ogen kregen iets onheilspellends.
"Uitstekend, " zei hij, "u zult over de machine alles te weten komen. " Hij deed een stap achterwaarts, sloeg het deurtje dicht en draaide de sleutel om. Ik sprong naar voren en morrelde aan de kruk, maar er zat geen beweging in, hoe ik er ook tegenaan trapte. "He!" gilde ik. "He! Kolonel! Laat me eruit!"
Maar toen hoorde ik in de stilte plotseling een geluid dat mij het bloed in de aderen deed stollen. Het was het geluid van de hefbomen en het gesuis van de lekkende cilinder. Hij had de machine aangezet. De lamp stond nog steeds op de vloer waar ik deze had neergezet toen ik de bak onderzocht. Bij dit schijnsel zag ik dat het zwarte plafond op mij af kwam, met een kracht die mij binnen een minuut tot vormloze pulp zou pletten. Gillend wierp ik mij tegen de deur en krabde met mijn nagels aan het slot. Ik smeekte de kolonel mij eruit te laten, maar mijn roepen ging verloren in het genadeloze geratel van de machine. Het plafond was nu nog maar zo'n halve meter boven mijn hoofd, en als ik mijn hand ophief kon ik het harde, ruwe oppervlak voelen. Toen schoot me te binnen dat de pijn van mijn dood erg zou afhangen van de positie waarin ik deze tegemoet trad. Als ik op mijn gezicht lag, zou het gewicht op mijn rug komen, en ik huiverde bij de gedachte aan het gruwelijke knappen. Misschien was het beter andersom te liggen -- maar had ik wel de moed omhoog te kijken naar de dodelijke zwarte schaduw die zich over mij uitvouwde? Toen ik al niet meer rechtop kon staan, zag ik iets dat mij weer een vlaag van hoop gaf.
Ik heb verteld dat hoewel de vloer en het plafond uit ijzer bestonden, de wanden van hout waren. Toen ik een snelle laatste blik om mij heen wierp, zag ik een smalle reep gelig icht tussen twee van de planken, die breder en breder werd naarmate een klein paneel werd teruggeschoven. Een moment lang kon ik nauwelijks geloven dat er inderdaad een deur was die wegvoerde van de dood. Het volgende ogenblik wierp ik mijzelf erdoorheen, en lag ik halfbewusteloos aan de andere kant. Het paneel was achter mij dichtgegaan, maar het breken van de lamp, en enkele momenten later het ketsen van de twee metalen platen, vertelde me hoezeer ik op het nippertje was ontkomen.
Ik kwam weer tot mijzelf toen er heftig aan mijn pols werd gerukt. Ik bleek te liggen op de stenen vloer van een smalle gang, en een vrouw boog zich over mij heen die met haar linkerhand aan mij trok terwijl ze in haar rechterhand een kandelaar hield. Het was dezelfde goede vriendin wier waarschuwing ik zo dwaas in de wind had geslagen.
"Kom! kom!" riep ze buiten adem. "Ze kunnen elk moment hier zijn. Ze zullen zien dat u er niet bent. O, verspil geen kostbare tijd, kom toch mee!"
Ditmaal versmaadde ik haar raad niet. Ik krabbelde overeind en rende met haar de gang door en een wenteltrap af. Deze voerde naar een andere brede gang, en net toen we die bereikt hadden, hoorden we het geluid van snellende voeten en twee stemmen die elkaar antwoord gaven, de ene op onze verdieping en de andere op een onder ons. Mijn gids hield halt en leek ten einde raad. Toen gooide ze een deur open die toegang gaf tot een slaapkamer, waar de maan helder door het raam scheen.
"Het is uw enige kans, " zei ze. "Het is hoog, maar misschien kunt u springen. "
Terwijl zij sprak, werd er een licht zichtbaar aan het eind van de gang, en zag ik de magere gestalte van kolonel Lysander Stark naar voren snellen, met een lantaarn in de ene hand en een soort slagersmes in de andere. Ik vloog oor de slaapkamer, gooide het raam open, en keek naar buiten. Hoe rustig en harmonisch zag de tuin er in het maanlicht uit, en naar beneden toe was het niet meer dan een meter of negen. Ik klom op de vensterband maar aarzelde nog om te springen tot ik wist wat zich afspeelde tussen mijn redster en de schoft die mij achterna zat. Als zij mishandeld werd, was ik vastbesloten elk risico te nemen om haar te hulp te snellen. Die gedachte was mij nog niet door de geest geschoten of hij was al bij de deur en duwde haar omver; maar zij sloeg haar armen om hem heen en probeerde hem tegen te houden.
"Fritz! Fritz!" riep ze in het Engels, "denk aan wat je de laatste keer hebt beloofd. Je zou het niet weer doen. Hij zal zijn mond houden! O, hij zal zijn mond houden!"
"Je bent krankzinnig, Elise!" schreeuwde hij, terwijl hij zich aan haar probeerde te ontworstelen. "Jij wordt onze ondergang. Hij heeft te veel gezien. Laat me er langs, zeg ik je!" Hij schoof haar aan de kant, en snellend naar het raam probeerde hij mij met zijn gevaarlijke wapen te raken. Ik had mijzelf al laten zakken en hing nu met mijn handen aan de vensterbank toen de slag kwam. Ik was me bewust van een doffe pijn, mijn greep verslapte, en ik viel naar beneden in de tuin.
Ik was door de val wat verdoofd maar niet gewond; dus stond ik op, zo goed en zo kwaad als het ging en holde ik door de struiken zo hard mogelijk weg, want ik begreep dat ik nog lang niet buiten gevaar was. Terwijl ik rende, werd ik plotseling door een dodelijke duizeligheid overvallen. Ik keek naar beneden naar mijn hand, die pijnlijk klopte, en toen zag ik voor het eerst dat mijn duim was afgehakt en dat het bloed uit de wond stroomde. Ik probeerde mijn zakdoek eromheen te binden, maar plotseling begonnen mijn oren te gonzen, en een moment later lag ik bewusteloos tussen de rozenstruiken.
Hoe lang ik bewusteloos bleef, kan ik niet zeggen. Het moet geruime tijd zijn geweest, want de maan was al ondergegaan, en een stralende ochtend was aangebroken toen ik bijkwam. Mijn kleren waren helemaal nat van de dauw, en de mouw van mijn jas was doordrenkt met het bloed van mijn verwonding. Door de pijn dacht ik onmiddellijk terug aan de gebeurtenissen tijdens mijn nachtelijk avontuur, en ik sprong op met het gevoel dat ik misschien nog steeds niet veilig voor mijn belagers was. Maar toen ik om mij heen keek, waren tot mijn verbazing het huis of de tuin niet te zien. Ik had gelegen in een hoek van de heg dicht bij de weg, en iets lager verderop stond een langgerekt gebouw, dat toen ik erheen liep hetzelfde station bleek te zijn waar ik de vorige nacht was aangekomen. Had mijn hand niet de lelijke wond vertoond, dan zou alles wat ik deze vreselijke uren had beleefd een kwade droom geweest kunnen zijn.
Halfverdoofd liep ik het station in en informeerde naar de ochtendtrein. Er ging er een naar Reading in minder dan een uur. Het bleek dat dezelfde kruier van bij mijn aankomst dienst deed. Ik vroeg bij hem na of hij ooit gehoord had van een kolonel Lysander Stark. De naam zei hem niets. Had hij de avond tevoren dan een rijtuig gezien dat op mij wachtte? Nee, dat was niet het geval. Was er dan een politiebureau in de buurt. Ja, zo'n vijf kilometer verderop.
Dat was voor mij, zwak en ziek, te ver weg. Om mijn verhaal aan de politie te vertellen, besloot ik te wachten tot ik in de stad terug was. Even na zes uur arriveerde ik er, dus liet ik eerst mijn wond verzorgen, en de arts was zo vriendelijk mij hierheen te brengen. Deze zaak is nu in uw handen en ik zal precies doen wat u mij adviseert. '
Wij beiden bleven enige tijd stil nadat we naar dit uitzonderlijke verhaal geluisterd hadden. Toen haalde Sherlock olmes van een plank een van de dikke boeken waarin hij zijn krantenknipsels bewaarde.
'Hier is een advertentie die u zal interesseren, ' zei hij.
'Ze stond in alle kranten ongeveer een jaar geleden. Luister:
Verdwenen, op de ge van deze maand, meneer Jeremiah Hayling, oud 26 jaar, waterbouwkundig ingenieur. Verliet zijn huis tien uur 's avonds, en van hem is sindsdien niets meer vernomen. Was gekleed in... (enzovoort)
Ha! Dat was de laatste keer dat de kolonel zijn machine moest laten repareren, vermoed ik. '
'Mijn hemel!' riep mijn patient uit. 'Dat verklaart dan wat het meisje zei. '
'Ongetwijfeld. Het is glashelder dat de kolonel een kille en wanhopige man is, die wat hij in zijn schild voert absoluut door niets laat tegenhouden, net als piraten die op een veroverd schip niemand in leven laten. Nu, we hebben geen moment te verliezen, dus als u zich ertoe in staat acht, gaan we onmiddellijk naar Scotland Yard als eerste stap op weg naar Eyford. '
Ongeveer drie uur later zaten we allen in de trein, op weg van Reading naar het kleine dorpje in Berkshire. Dat waren dan Sherlock Holmes, de waterbouwkundig ingenieur, inspecteur Bradstreet van Scotland Yard, een rechercheur in burger, en ikzelf. Bradstreet had een stafkaart van het graafschap op de treinbank uitgespreid, en tekende met zijn passer een cirkel met Eyford als middelpunt.
'Kijk, ' zei hij, 'deze cirkel is getrokken met een straal van zestien kilometer vanaf het dorp. Het huis dat we zoeken moet zich ergens in de buurt van deze lijn bevinden. U zei toch zestien kilometer, meneer?'
'Het was ruim een uur rijden. '
'En u denkt dat ze u helemaal terugbrachten toen u bewusteloos was?'
'Dat moet wel. Ik herinner me ook vaag dat ik werd opgetild en ergens neergelegd. '
'Wat ik niet begrijp, ' zei ik, 'is waarom ze u in leven hebben gelaten toen ze u bewusteloos in de tuin aantroffen. Misschien hadden de smeekbeden van de vrouw de wreedaard vermurwd. '
'Dat lijkt me nauwelijks waarschijnlijk. In mijn hele leven zag ik nimmer een gezicht dat hardvochtiger was. '
'O, dat zullen we spoedig allemaal ophelderen, ' zei Bradstreet. 'Nu, ik heb mijn cirkel getrokken, en ik zou alleen willen dat ik wist op welk punt de personen die we zoeken aangetroffen kunnen worden. '
'Ik denk wel dat ik het kan aanwijzen, ' zei Holmes bedaard.
'Werkelijk?' riep de inspecteur uit, 'heeft u zich al een mening gevormd? Kom, we zullen eens zien wie het met u eens is. Ik zeg dat het ten zuiden is, want het landschap is daar verlatener. '
'En ik zeg ten oosten, ' zei mijn patient.
'Ik opteer voor het westen, ' merkte de rechercheur in burger op. 'Er zijn daar verscheidene rustige dorpjes. '
'En ik kies voor het noorden, ' zei ik, 'omdat daar geen heuvels zijn, en onze vriend zegt dat hij niet heeft opgemerkt dat het rijtuig moest stijgen. '
'Kom, ' riep de inspecteur lachend, 'dat is een behoorlijke verscheidenheid aan meningen. We zijn het hele kompas rond geweest. Aan wie geeft u de beslissende stem?'
'U hebt het allemaal mis. '
'Maar we kunnen het toch niet allemaal bij het verkeerde eind hebben?'
'O ja, dat kan wel. Hier is het. ' Hij zette zijn vinger op het middelpunt van de cirkel. 'Hier zullen we hen aantreffen. '
'En hoe zit het dan met de rit van twintig kilometer?' bracht Hatherley uit.
'Tien heen en tien terug. Heel simpel. U zegt zelf dat het paard er nog fris en glanzend uitzag toen u instapte. Hoe is dit mogelijk als het twintig kilometer over lastige wegen had afgelegd?'
'Dit is inderdaad een voor de hand liggende list, ' stelde Bradstreet nadenkend vast. 'Natuurlijk kan er geen twijfel bestaan over de aard van deze bende. '
'In het geheel niet, ' zei Holmes. 'Het zijn valsemunters die op grote schaal actief zijn, en ze hebben de machine gebruikt om het amalgaam te vormen dat in de plaats komt van het zilver. '
'We weten al een tijdje dat er een sluwe bende actief was, ' zei de inspecteur. 'Ze hebben vijfjes bij duizenden in omloop gebracht. We hebben hen tot aan Reading kunnen volgen, maar verder kwamen we niet want ze hebben hun sporen uitgewist op een wijze die aangaf dat ze erg professioneel zijn. Dankzij dit gelukkige toeval denk ik dat we ze nu echt te pakken hebben. '
Maar de inspecteur had het mis, want deze misdadigers zouden niet in handen van de politie vallen. Toen we het station van Eyford binnenreden, zagen we een kolossale rookwolk die opsteeg van achter een nabij groepje bomen en die als een immense struisveer over het landschap hing.
'Staat er een huis in brand?' vroeg Bradstreet toen de trein weer verder reed.
'Ja, meneer!' zei de stationchef.
'Wanneer is deze uitgebroken?'
'Men zegt dat dit vannacht is gebeurd, meneer, maar nu is het erger geworden en staat het hele huis in brand. '
'Wie is de eigenaar van het huis?'
'Dokter Becher. '
'Vertel mij eens, ' kwam de ingenieur tussenbeide, 'is dokter Becher een Duitser, en erg mager, met een lange, scherpe neus?'
De stationchef lachte uitbundig. 'Nee, meneer, dokter Becher is een Engelsman, en hier in de gemeente is er niemand die er zo welvarend uitziet. Maar hij heeft iemand te logeren, een patient geloof ik, een buitenlander, en die ziet eruit alsof hij wel wat Berkshire biefstuk zou kunnen gebruiken. '
De stationchef was nog niet uitgesproken of wij snelden al in de richting van de brand. De weg liep over een lage heuvel en voor ons lag een groot, ruimgebouwd, witgekalkt huis, waaruit overal de vlammen naar buiten sloegen, terwijl in de tuin drie brandweerwagens vergeefs probeerden de vlammen onder controle te houden.
'Dat is het!' riep Hatherley, die enorm opgewonden was. 'Dat is de grindweg, en daar zijn de rozenstruiken. En uit dat tweede raam ben ik gesprongen. '
'Nu, in ieder geval, ' zei Holmes, 'is uw wraak zoet. Ongetwijfeld heeft uw olielamp, toen deze door de pers werd verpletterd, de houten wanden in brand gezet, al waren ze ongetwijfeld te druk bezig u achterna te gaan om dit toen op te merken. Let u nu goed op of u in de menigte uw vrienden van vannacht ontdekt, al ben ik erg bang dat ze inmiddels al ver weg zijn. '
En de vrees van Holmes werd bewaarheid, want vanaf dat moment is er van de mooie vrouw, de sinistere Duitser, of de knorrige Engelsman niets meer vernomen, 's Ochtends vroeg was een boer een kar met verscheidene personen en een paar grote koffers tegengekomen, die snel in de richting van Reading reed, maar daar losten alle sporen van de vluchtenden in het niets op, en zelfs Holmes' scherpzinnigheid kon er niet achter komen waar ze zich nu bevonden.
De brandweerlieden waren door de vreemde toestanden die ze binnen aantroffen erg van hun stuk gebracht, te meer omdat ze op een raamkozijn op de tweede verdieping een pas afgehakte duim vonden. Tegen zonsondergang hadden hun inspanningen eindelijk succes en konden ze de vlammen doven, maar niet nadat het dak was ingestort. Maar van het hele huis was weinig meer over dan wat puin, en afgezien van enkele verbogen cilinders en ijzeren pijpen was er geen spoor van de machine waarvoor onze ongelukkige vriend zo'n hoge prijs had betaald. In een schuur werden grote hoeveelheden nikkel en tin ontdekt, maar geen munten, wat misschien de al vermelde omvangrijke koffers verklaart.
Hoe onze waterbouwkundige ingenieur was overgebracht van de tuin naar de plek waar hij weer bijkwam, zou voor altijd een mysterie zijn gebleven zonder de voetafdrukken in de zachte grond die dit heel duidelijk maakten. Kennelijk was hij door twee personen gedragen, van wie de ene opmerkelijk kleine voeten had en de andere ongewoon grote. Al met al was het zeer waarschijnlijk dat de zwijgzame Engelsman, die minder bruut of moorddadig was dan zijn metgezel, de vrouw had geholpen om de bewusteloze man buiten gevaar te brengen.
'Nu, ' zei onze ingenieur spijtig toen we op weg naar Londen onze plaatsen weer innamen, 'een mooie geschiedenis! Ik heb mijn duim verloren en ik heb vijftig guinea's verloren, en wat ben ik er beter van geworden?'
'Ervaring, ' zei Holmes lachend. 'Indirect kan het van belang zijn, weet u; u hoeft het alleen maar aan anderen te vertellen om voor de rest van uw leven de reputatie te verwerven uitstekend gezelschap te zijn. '
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het Avontuur van de Adelijke Vrijgezel (The Adventure of the Noble Bachelor)



Sherlock Holmes


Het huwelijk van Lord St. Simon en de merkwaardige wijze waarop dit eindigde, interesseren de geexalteerde kringen waarin de ongelukkige bruidegom zich beweegt al lang niet meer. Nieuwe schandalen hebben het in de schaduw gesteld, en de pikantere details ervan hebben de roddelaars van dit drama van vier jaar geleden weggelokt. Maar omdat ik reden heb te geloven dat de volledige feiten nimmer aan het grote publiek zijn onthuld, en omdat mijn vriend Sherlock Holmes een aanzienlijk aandeel had in het ophelderen van deze zaak, meen ik dat geen aan hem gewijd gedenkschrift volledig zou zijn zonder een kleine schets van dit opmerkelijke voorval.
Enkele weken voor mijn eigen huwelijk, toen ik nog kamers deelde met Holmes in Baker Street, lag er 's middags na een wandeling op tafel een brief op hem te wachten. Ik was de hele dag thuis gebleven, want het was plotseling regenachtig weer geworden, met een herfstachtige wind, en de Jezail-kogel die ik in een van mijn ledematen had meegebracht als aandenken aan mijn Afghaanse veldtocht, klopte met doffe hardnekkigheid. Met mijn lichaam in een gemakkelijke stoel en mijn benen op een andere, had ik mijzelf omringd door een berg kranten totdat ik, geheel verzadigd door het nieuws van de dag, ze alle opzij schoof en lusteloos bleef liggen. Ik keek naar de reusachtige kroon met monogram op de envelop op tafel en vroeg me loom af wie de adellijke correspondent van mijn vriend zou kunnen zijn.
'Er is een erg chique brief gekomen, ' merkte ik op toen hij binnenkwam. 'De brieven van vanmorgen waren, als ik me goed herinner, afkomstig van een visverkoper en een kommies te water. '
'Ja, mijn correspondentie heeft zeker de aantrekkelijkheid afwisselend te zijn, ' antwoordde hij glimlachend, 'en de nederigste zijn meestal de meest interessante. Dit ziet eruit als en van die onwelkome sociale verplichtingen die iemand verplichten zich te vervelen of te liegen. '
Hij verbrak het zegel en bestudeerde even de inhoud.
'O, misschien is het toch wel enigszins interessant. '
'Dus niet iets sociaals?'
'Nee, uitgesproken zakelijk. '
'En afkomstig van een adellijke klant?'
'Een van de allerhoogste in Engeland. '
'Beste kerel, mijn gelukwensen. '
'Ik verzeker je, Watson, zonder aanstellerij, dat de sociale status van mijn klant voor mij van minder belang is dan wat een zaak boeiend maakt. Maar het is mogelijk dat het ook daaraan in dit nieuwe onderzoek niet ontbreekt. Je hebt de kranten recent toch zorgvuldig gelezen?'
'Daar lijkt het wel op, ' zei ik spijtig, en wees op een hoge stapel in de hoek. 'Ik had niets anders te doen. '
'Dat komt goed uit, want misschien ben je in staat om mij bij te praten. Ik lees uitsluitend het misdaadnieuws en de overlijdensberichten. Die laatste zijn altijd leerzaam. Maar als jij het laatste nieuws zo nauwgezet gevolgd hebt, moet je ongetwijfeld hebben gelezen over Lord St. Simon en zijn huwelijk?'
'O ja, met zeer veel interesse. '
'Dat is mooi. De brief in mijn hand is afkomstig van Lord St. Simon. Ik zal je hem voorlezen, en als tegenprestatie moet jij die kranten doornemen en me alles vertellen wat met deze zaak te maken heeft. Dit is wat hij schrijft:
Mijn waarde Sherlock Holmes,
Volgens Lord Blackwater kan ik onvoorwaardelijk uitgaan van uw oordeelkundigheid en discretie. Daarom heb ik besloten op u een beroep te doen en u e raadplegen over de erg pijnlijke gebeurtenis die zich heeft voorgedaan rond mijn huwelijk. Meneer Lestrade, van Scotland Yard, houdt zich al met de zaak bezig, maar naar hij mij heeft verzekerd, heeft hij geen bezwaar tegen uw medewerking, en hij denkt zelfs dat ze van enig nut zou kunnen zijn. Ik zal vanmiddag om vier uur bij u langskomen, en mocht u op dat tijdstip een andere afspraak hebben, dan hoop ik dat u deze wilt verzetten, omdat het hier gaat om een zaak van het hoogste belang.

Hoogachtend, St. Simon
De brief is verzonden van Grosvenor Mansions, geschreven met een ganzenveer, en de adellijke lord heeft de pech dat op de buitenkant zijn rechterpink een inktvlek is gekomen, ' merkte Holmes op en vouwde toen de brief op.
'Hij zegt vier uur. Het is drie uur. Hij is hier over een uur. '
'Dan heb ik net genoeg tijd om met jouw hulp met het onderwerp op de hoogte te raken. Neem jij deze kranten door en leg de berichten in chronologische volgorde, terwijl ik even kijk wie onze client eigenlijk is. ' Hij haalde een boek met rode omslag uit een rij naslagwerken naast de schoorsteenmantel. 'Hier heb ik hem, ' zei hij, terwijl hij ging zitten en het boek op zijn knie openlegde. 'Lord Robert Walsingham de Vere St. Simon, tweede zoon van de hertog van Balmoral. Hm! Wapenschild: Azuur, drie voetangels boven een zwart faas. Geboren in 1846. Hij is 41, wat niet jong is voor een huwelijk. Was onderminister voor kolonien in de vorige regering. De hertog, zijn vader, was ooit minister van buitenlandse zaken. Zij hebben in rechte lijn Plantagenet-bloed geerfd, en van de Tudors in de vrouwelijke linie. Ha! Daar schieten we allemaal niet zo veel mee op. Ik vermoed at ik me tot jou moet wenden voor iets wat concreter is. '
'Het kost mij weinig moeite om te vinden wat ik zoek, ' zei ik, 'want de feiten zijn erg recent en deze zaak trof me als opmerkelijk. Ik durfde ze echter niet aan je voor te leggen omdat ik wist dat je met een onderzoek bezig was en je het vervelend vindt als er iets tussendoor komt. '
'O, bedoel je het kleine raadsel rond de meubelverhuiswagen in Grosvenor Square. Dat is nu helemaal opgehelderd -- al was het vanaf het begin al duidelijk. Mag ik nu alsjeblieft de resultaten van je krantenselecties. '
'Hier is het eerste bericht dat ik kan vinden. Het staat in de familieberichten van de Morning Post, en zoals je ziet is het van een paar weken geleden:
Een huwelijk is gearrangeerd en zal, als de geruchten juist zijn, al binnenkort plaatsvinden tussen Lord Robert St. Simon, de tweede zoon van de hertog van Balmoral, en juffrouw Hatty Doran, de enige dochter van de heer Aloysius Doran, uit San Francisco, Cal., U. S. A.
Dat is alles. '
'Beknopt en ter zake, ' merkte Holmes op, die zijn lange, magere benen naar het vuur uitstrekte.
'In dezelfde week stond in een van de societybladen een stukje dat uitvoeriger was. Ah, hier heb ik het:
Spoedig zal er behoefte ontstaan aan het beschermen van de huwelijksmarkt, want de huidige vrijhandel lijkt zich ernstig te keren tegen ons eigen product. Een voor een gaat de leiding van de adellijke huizen van Groot-Brittannie over in handen van onze schone ichten aan de overkant van de Atlantische Oceaan. De vorige week zorgde voor een belangrijke toevoeging aan deze reeks van prijzen die door deze charmante indringsters in de wacht zijn gesleept. Lord St. Simon, die zich meer dan twintig jaar bestand toonde tegen de pijlen van de kleine liefdesgod, heeft nu definitief zijn aanstaande huwelijk aangekondigd met juffrouw Hatty Doran, de fascinerende dochter van een Californische miljonair, juffrouw Doran, wier bevallige figuur en opvallende gezichtje veel aandacht trokken tijdens de festiviteiten in Westbury House, is enig kind, en naar verluidt zal haar bruidschat een getal van zes cijfers aanzienlijk te boven gaan, terwijl er in de toekomst nog meer valt te verwachten. Omdat het een publiek geheim is dat de hertog van Balmoral in de afgelopen jaren gedwongen is geweest zijn schilderijen te verkopen, en Lord St. Simon geen eigen bezit heeft afgezien van het kleine landgoed Birchmoor, is het duidelijk dat de Californische erfgename niet de enige is die wint bij een verbintenis die haar in staat zal stellen de simpele en gebruikelijke overgang te maken van een republikeinse dame naar een Britse edelvrouw. '
'Nog iets anders?' vroeg Holmes die moest geeuwen.
'O ja, heel veel. Zo is er nog een stukje in de Morning Post dat zegt dat het huwelijk in alle stilte zal worden voltrokken, in de kerk van St. George, Hanover Square, dat er slechts een handjevol intieme vrienden zal worden uitgenodigd, en dat het gezelschap daarna terugkeert naar het gemeubileerde huis in Lancaster Gate, dat gekocht is door meneer Aloysius Doran. Twee dagen later - dat wil zeggen jongstleden woensdag -- is er een kort bericht dat het huwelijk is voltrokken, en dat de wittebroodsweken zullen worden doorgebracht in het huis van Lord Blackwater, nabij Petersfield. Dat zijn alle berichten die zijn verschenen voor het verdwijnen van de bruid. '
'Voor het wat?' vroeg Holmes, plotseling opschrikkend.
'Voor het verdwijnen van de dame. '
'Wanneer is ze dan verdwenen?'
'Tijdens het bruiloftsmaal. '
'Nee maar. Dit is veel interessanter dan het beloofde te worden; eigenlijk heel spectaculair. '
'Ja, het trof mij als enigszins ongebruikelijk. '
'Vaak verdwijnen ze voor de plechtigheid, en af en toe tijdens de wittebroodsweken; maar ik kan me geen geval herinneren waarin het zo snel is gegaan. Mag ik de details van je?'
'Ik moet je waarschuwen dat ze onvolledig zijn. '
'Misschien kunnen wij daar wat aan doen. '
'Alles wat bekend is, staat vermeld in een artikel van de ochtendkrant van gisteren, dat ik je zal voorlezen. De kop luidt:
Opmerkelijke gebeurtenis tijdens een deftig huwelijk
De familie van Lord Robert St. Simon is in de grootst mogelijke beroering geraakt door de bizarre en pijnlijke taferelen die rond zijn huwelijk hebben plaatsgevonden. De plechtigheid, zoals de krant van gisteren al kort berichtte, vond eergisterochtend plaats; maar pas nu is het mogelijk gebleken om de vreemde geruchten te bevestigen die zo hardnekkig de ronde deden. Ondanks de pogingen van vrienden om de zaak stil te houden, heeft deze nu zo veel publieke aandacht getrokken dat er geen doel mee gediend kan zijn om een onderwerp waar iedereen over praat, te negeren. De plechtigheid, die werd voltrokken in St. George's,
Hanover Square, vond in alle stilte plaats. De enige aanwezigen waren de vader van de bruid, meneer Aloysius Doran, de hertogin van Balmoral, Lord Blackwater, Lord Eustace en Lady Clara St. Simon (de jongere broer en zus van de bruidegom), en Lady Alicia Whittington. Het hele gezelschap begaf zich na afloop naar het huis van meneer Aloysius Doran, in Lancaster Gate, waar de maaltijd gereed stond. Er schijnen wat moeilijkheden te zijn veroorzaakt door een vrouw, wier naam niet is vastgesteld, die na het huwelijksgezelschap het huis probeerde binnen te komen, en die beweerde dat zij een zeker recht kon laten gelden op Lord St. Simon. Pas na een pijnlijke scene, die enige tijd nam, werd zij door de butler en de livreibediende het huis uitgezet. De bruid, die gelukkig het huis had betreden voor deze ongelukkige onderbreking, was met de anderen aan tafel gegaan, maar vervolgens klaagde zij over een plotselinge hoofdpijn en trok ze zich in haar kamer terug. Omdat haar lange afwezigheid enig commentaar ontlokte, ging haar vader haar achterna, en hoorde van haar dienstmeisje dat ze maar eventjes naar haar kamer was gegaan, een lange mantel en hoedje had opgehaald, en door de gang was weggesneld. Een van de livreiknechten verklaarde dat hij een dame met dit uiterlijk het huis had zien verlaten, maar hij weigerde te geloven dat dit zijn meesteres was, in de veronderstelling dat zij bij het gezelschap was. Toen hij vaststelde dat zijn dochter was verdwenen, stelde meneer Aloysius Doran, in overleg met de bruidegom, zich onmiddellijk in verbinding met de politie, en er is een doortastend onderzoek ingesteld dat waarschijnlijk zal leiden tot een spoedige opheldering van deze zeer eigenaardige zaak.
Maar tot gisteravond laat is er niets aan het licht gekomen over de verblijfplaats van de vermiste dame. Er gaan geruchten over een misdrijf en men zegt dat de politie de vrouw die de eerste ordeverstoring veroorzaakte, heeft laten arresteren, menend dat zij, uit jaloezie of een ander motief te maken zou kunnen hebben met de vreemde verdwijning van de bruid.
En dat is alles?'
'Slechts een klein berichtje in een van de andere ochtendkranten, maar dat is wel veelzeggend. '
'En dat luidt... '
'Dat juffrouw Flora Millar, de dame die de ordeverstoring veroorzaakte, is aangehouden. Het blijkt dat zij vroeger danseuse was in de Allegro, en dat zij de bruidegom al jaren kende. Er zijn nog wat details, en daarmee beschik je over de hele zaak voor zover deze in de pers is uiteengezet. '
'En het lijkt een uitzonderlijke interessante zaak. Ik had hem voor geen goud willen missen. Maar nu wordt er aangebeld, Watson, en omdat het volgens de klok vier minuten over vier is, twijfel ik er niet aan dat het onze adellijke client zal blijken te zijn. Waag het niet om weg te gaan, Watson, want ik heb heel graag een getuige, al was het maar om mijn eigen geheugen te kunnen controleren. '
'Lord Robert St. Simon, ' kondigde onze huisbediende aan, terwijl hij de deur opengooide. Binnen trad een heer, met een aangenaam, beschaafd uiterlijk, een hoge neus, bleek, met iets humeurigs rond zijn mond, en met de kalme, open blik van een man wiens aangename lot het is geweest om altijd te bevelen en gehoorzaamd te worden. Zijn manier van doen was kwiek, maar toch maakte hij in het algemeen een indruk van overmatige ouderdom, want hij ging iets voorover gebogen en als hij liep waren zijn knieen wat eknikt. Toen hij zijn hoed met de opgekrulde rand zwierig afzette, bleek ook zijn haar wat grijzend aan de slapen en bovenop wat dun. Wat zijn kleding betreft, deze was zeer verzorgd, bijna fatterig, met een hoog boord, een zwarte geklede jas, wit vest, gele handschoenen, lakleren schoenen, en lichtgekleurde slobkousen. Traag liep hij de kamer binnen, waarbij hij zijn hoofd van links naar rechts neeg, en in zijn rechterhand het koord heen en weer draaide waarmee hij zijn gouden lorgnet vasthield.
'Goedendag, Lord St. Simon, ' zei Holmes, die opstond en boog. 'Wilt u in de rieten stoel plaatsnemen. Dit is mijn vriend en collega, dokter Watson. Komt u iets dichter bij het vuur, en dan zullen we de zaak bespreken. '
'Een zeer pijnlijke zaak voor mij, zoals u zich onmiddellijk kunt voorstellen, meneer Holmes. Ik ben tot in het diepst van mijn ziel gekrenkt. Ik begrijp dat u reeds verscheidene van dit soort delicate zaken hebt afgehandeld, mijnheer, al neem ik aan dat ze zeker niet uit dezelfde maatschappelijk klasse stamden. '
'Nee, ik daal nu een stapje af. '
'Pardon. '
'Mijn laatste dergelijke client was een koning. '
'O, werkelijk! Ik had er geen idee van. En welke koning?'
'De koning van Scandinavie. '
'Wat! Was hij zijn vrouw kwijtgeraakt?'
'U zult begrijpen, ' zei Holmes minzaam, 'dat ik ten aanzien van de aangelegenheden van mijn andere clienten dezelfde geheimhouding in acht neem als die ik u beloof. '
'Natuurlijk! Heel juist! Heel juist! Wilt u mij vooral niet kwalijk nemen. Wat mijn zaak betreft, ben ik bereid u alle informatie te geven die u kan helpen om u een mening te vormen. '
'Dank u. Ik heb reeds alles vernomen wat in het openbaar s gepubliceerd, niets meer dan dat. Ik neem aan dat het klopt - dit artikel, bijvoorbeeld, over de verdwijning van de bruid. '
Lord St. Simon wierp er een blik op. 'Ja, wat er staat is correct. '
'Maar er moet nog heel veel aangevuld worden voordat iemand zich een mening kan vormen. Ik denk dat ik het snelst aan mijn feiten kan komen door u vragen te stellen. '
'Gaat uw gang. '
'Wanneer ontmoette u juffrouw Hatty Doran voor het eerst. '
'In San Francisco, een jaar geleden. '
'U maakte een reis door de Verenigde Staten?'
'Ja. '
'Hebt u zich toen verloofd?'
'Nee. '
'Maar u verkeerde op vriendschappelijke voet?'
'Haar gezelschap amuseerde mij, en zij kon zien dat ik mij amuseerde. '
'Haar vader is erg rijk?'
'Men zegt dat hij de rijkste man van de Stille Oceaankust is. '
'En hoe heeft hij zijn geld verworden?'
'In de mijnbouw. Enkele jaren geleden bezat hij nog niets. Toen boorde hij goud aan, investeerde dit, en vervolgens ging het heel snel met hem. '
'Nu, welke indruk hebt u van het karakter van de jonge dame - uw vrouw?'
De edelman liet zijn lorgnet iets sneller heen en weer slingeren en staarde in het vuur. 'Ziet u, meneer Holmes, ' zei hij, 'mijn vrouw was al twintig toen haar vader een rijk man werd. Al die tijd had ze in een mijnkamp vrij rondgelopen en door wouden of bergen gezworven, zodat voor haar opvoeding eerder door de natuur is zorggedragen dan door een choolmeester. In Engeland zouden we haar een wilde meid noemen, zij heeft een sterk karakter, en zij is wars van alles wat geijkt is. Zij is impulsief - eigenlijk wilde ik zeggen dat ze heel heftig kan zijn. Ze komt snel tot een besluit en is niet bang dit dan ook uit te voeren. Anderzijds zou ik haar niet de naam hebben gegeven die ik de eer heb te dragen' - er volgde een deftig kuchje - 'als ik haar in wezen niet als een edele vrouw had gezien. Ik denk dat zij in staat is tot heldhaftige zelfopoffering en dat iets wat oneerbaar was haar zeer zou tegenstaan. '
'Bezit u haar portret?'
'Ik heb dit meegenomen. ' Hij opende een medaillon en liet ons het gezicht en face van een erg mooie vrouw zien. Het was geen foto, maar een ivoren miniatuur, waarbij de kunstenaar het effect van het weelderige haar, de grote ogen en de aantrekkelijke mond ten volle had laten uitkomen. Holmes keek er lang en ernstig naar. Toen sloot hij het medaillon en gaf het terug aan Lord St. Simon.
'De jongedame kwam dus naar Londen en u ging opnieuw met haar om?'
'Ja, haar vader bracht haar hier voor het afgelopen Londense seizoen. Ik ontmoette haar verscheidene malen, we raakten verloofd, en ik heb haar nu gehuwd. '
'Naar ik begrijp bracht zij een aanzienlijke bruidschat in?'
'Een behoorlijke bruidschat. Niet groter dan gebruikelijk in mijn familie. '
'En die blijft uiteraard van u, aangezien het huwelijk een fait accompli is?'
'Daar heb ik geen navraag naar gedaan. '
'Begrijpelijk. Hebt u juffrouw Doran gezien op de dag voor het huwelijk?'
'Ja. '
'Verkeerde ze in een goede stemming?'
'Beter dan ooit. Ze sprak voortdurend over wat we in ons toekomstige leven zouden gaan ondernemen. '
'Nee maar! Dat is erg interessant. En op de ochtend van het huwelijk?'
'Ze was buitengewoon vrolijk - tenminste tot na de plechtigheid. '
'Hebt u toen enige verandering bij haar waargenomen?'
'Nu, om de waarheid te zeggen, toen zag ik de eerste tekenen dat haar stemming wat geprikkeld was. Maar het voorval was te onbeduidend om te vermelden en kan onmogelijk op deze zaak betrekking hebben. '
'Vertelt u het toch maar. '
'O, het is wat onnozel. Ze liet haar boeket vallen toen we naar de sacristie liepen. Ze passeerde toen juist de voorste bank en het boeket viel over de rand in deze bank. Er was even een oponthoud, maar de heer in de bank gaf hem haar terug, en het boeket leek onder de val niet te hebben geleden. Maar toen ik haar erover aansprak, reageerde ze wat kortaf; en in het rijtuig op de terugweg scheen ze overdreven geschokt door deze onnozele kwestie. '
'Juist! U zei dat in deze bank een heer zat. Er waren dus ook gewone mensen aanwezig?'
'O ja. Het is niet mogelijk hen buiten te houden als de kerk open is. '
'Deze heer was niet een van de vrienden van uw vrouw?'
'Nee, nee; ik noem hem uit beleefdheid een heer, maar hij zag er nogal gewoontjes uit. Ik heb niet zo goed op hem gelet. Maar ik denk dat we nu nogal afdwalen. '
'Lady St. Simon keerde dus van de trouwplechtigheid in een minder vrolijke stemming terug dan toen ze vertrok. Wat deed zij toen zij haar vaders huis weer binnenging?'
'Ik zag haar praten met haar dienstmeisje. '
'En wie is haar dienstmeisje?'
'Zij heet Alice. Zij is Amerikaanse en is met haar uit Californie gekomen. '
'Een vertrouwde bediende?'
'Iets te veel. Het kwam mij voor dat haar meesteres haar te veel vrijheden toestond. Maar in Amerika denkt men daar natuurlijk anders over. '
'Hoe lang sprak zij met deze Alice?'
' O, een paar minuten. Ik was toen met iets anders bezig. '
'U kon toevallig niet horen wat zij zeiden?'
'Lady St. Simon zei iets over "een claim overnemen". Zij gebruikte wel vaker dit soort van jargon. Ik heb geen idee wat ze bedoelde. '
'Het Amerikaanse jargon is soms zeer plastisch. En wat deed uw vrouw toen ze met haar dienstmeisje was uitgesproken?'
'Zij liep naar de ontbijtkamer. '
'Aan uw arm?'
'Nee, alleen. Zij was in dit soort kleine dingen erg zelfstandig. Nadat we ongeveer tien minuten hadden aangezeten, stond ze gehaast op, mompelde een of andere verontschuldiging, en verliet de kamer. Ze keerde nooit weer terug. '
'Maar dit dienstmeisje, Alice, verklaart, als ik het wel heb, dat zij naar haar kamer ging, een lange jas over haar bruidsjurk aandeed, een hoed opzette, en naar buiten liep. '
'Dat klopt. En later heeft men haar zien lopen in Hyde Park in gezelschap van Flora Miller, een vrouw die nu wordt vastgehouden, en die dezelfde ochtend al voor rumoer had gezorgd in het huis van meneer Doran. '
'Ah, ja. Ik zou wat details willen weten over deze jonge dame en uw betrekkingen tot haar. '
Lord St. Simon haalde zijn schouders op en trok zijn wenkbrauwen op. 'Wij zijn een paar jaar bevriend geweest -ik mag wel zeggen innig bevriend. Vroeger werkte zij in de llegro. Ik heb haar niet onedelmoedig behandeld, en zij had gewoon geen reden om zich over mij te beklagen, maar u weet hoe vrouwen zijn, meneer Holmes. Flora was een lief ding, maar buitengewoon driftig en hartstochtelijk aan mij gehecht. Zij schreef me afschuwelijk brieven toen ze hoorde dat ik zou gaan trouwen, en, om de waarheid te zeggen, de reden waarom ik het huwelijk in alle stilte wilde voltrekken, was mijn vrees dat het in de kerk tot een schandaal kon komen. Zij verscheen aan de deur bij meneer Doran vlak nadat wij waren teruggekeerd, en zij probeerde binnen te dringen, terwijl ze beledigingen aan het adres van mijn vrouw richtte en haar zelfs bedreigde. Maar iets dergelijks had ik voorzien, en er waren dan ook twee politieagenten in burger, die haar al snel weer naar buiten werkten. Zij bedaarde toen ze zag dat het maken van een scene niets opleverde. '
'Heeft uw vrouw dit allemaal gehoord?'
'Nee, gelukkig niet. '
'En later heeft men haar zien lopen met deze vrouw?'
'Ja. En dat vat meneer Lestrade, van Scotland Yard, heel serieus op. Men denkt dat Flora mijn vrouw naar buiten heeft gelokt en een vreselijke valstrik voor haar heeft opgezet. '
'Nu, dat is een mogelijkheid. '
'U denk dat dus ook?'
'Ik zei niet dat het waarschijnlijk was. Maar uzelf acht het niet aannemelijk?'
'Flora zou denk ik nog geen vlieg kwaad doen. '
'Toch kan jaloezie een karakter vreemd misvormen. Mag ik dan uw theorie weten over wat er is gebeurd?'
'Eigenlijk kwam ik hier op zoek naar een theorie, niet om er een te verkondigen. Ik heb u alle feiten geleverd. Maar nu u het zo vraagt: mij lijkt het niet onmogelijk dat de hele opwinding rond dit alles, het besef dat zij zo'n enorme maat
schappelijke stap heeft gezet, bij mijn vrouw tot een lichte nerveuze stoornis heeft geleid. '
'Kortom, dat zij plotseling ernstig verward is geraakt?'
'Nu, werkelijk, als ik bedenk dat zij zich heeft afgekeerd -misschien dan niet van mij maar dan toch van wat velen vergeefs hebben nagestreefd - dan kan ik het nauwelijks anders verklaren. '
'Ook dat is zeker een voorstelbare hypothese, ' zei Holmes, glimlachend. 'En nu, Lord St. Simon, denk ik dat ik over bijna alle feiten beschik. Mag ik u nog vragen of u vanaf de lunchtafel naar buiten kon kijken?'
'We konden de overzijde van de straat en het park zien. '
'Juist. Dan denk ik dat ik u niet langer zal ophouden. U hoort nog van mij. '
'Mocht u zo gelukkig zijn dit raadsel op te lossen, ' zei onze client, terwijl hij opstond.
'Ik heb het al opgelost. '
'He? Wat beweert u nu?'
'Ik zeg dat ik het al heb opgelost. '
'En waar is mijn vrouw dan?'
'Dat detail zal ik spoedig verschaffen. '
Lord St. Simon schudde het hoofd. 'Ik ben bang dat daarvoor wijzere hoofden nodig zijn dan die van u of van mij, ' merkte hij op, en terwijl hij op statige, ouderwetse wijze boog, vertrok hij.
'Het is erg nobel van Lord St. Simon om mijn hoofd op gelijk niveau met het zijne te plaatsen, ' zei Sherlock Holmes lachend. 'Ik denk dat ik maar eens een whiskysoda en een sigaar neem na dit kruisverhoor. Ik had mijn conclusies over deze zaak al gevormd voordat de client de kamer binnenkwam. '
'Mijn beste Holmes!'
'Ik bezit aantekeningen over vergelijkbare gevallen, al was r geen, zoals ik al eerder opmerkte, zo snel als deze. Door mijn onderzoek werd mijn vermoeden een zekerheid. Aanwijzingen zijn soms erg overtuigend, zoals wanneer je in de melk een forel aantreft, om bij Thoreau's voorbeeld te blijven. '
'Maar ik heb niet meer gehoord dan jij. '
'Evenwel zonder de kennis omtrent vorige zaken waar ik zo veel baat bij heb. Er was een overeenkomstig voorbeeld in Aberdeen een paar jaar geleden, en iets dat er heel erg op lijkt in Munchen een jaar na de Frans-Duitse oorlog. Een van deze zaken - maar kijk, daar hebben we Lestrade! Goedemiddag, Lestrade! Op het dressoir staat nog een glas, en in deze doos zitten sigaren. '
De officiele speurder was gekleed in een jopper en een halsdoek, wat hem beslist een nautisch voorkomen gaf, en hij voerde een zwarte canvas tas mee. Met een korte groet ging hij zitten en stak de sigaar aan die hem was aangeboden.
'Wat is er aan de hand?' vroeg Holmes met een twinkeling in zijn ogen. 'Je maakt een ontevreden indruk. '
'En ik ben ook ontevreden. Het is dat ellendige St. Simon-huwelijk. Ik kan er geen touw aan vastknopen. '
'Werkelijk! Je verbaast me. '
'Wie heeft ooit zoiets verwarrends gehoord? Elke aanwijzing lijkt je weer te ontglippen. Ik ben er de hele dag mee in de weer geweest. '
'En je lijkt je ook nog nat te hebben gemaakt, ' zei Holmes, terwijl hij zijn hand op de arm van de jopper legde.
'Ja, ik heb de Serpentine laten uitdreggen. '
'Waarom in vredesnaam?'
'Op zoek naar het lichaam van Lady St. Simon. '
Sherlock Holmes leunde achterover in zijn stoel en schaterde.
'Heb je ook het bekken van de fontein op Trafalgar Square itgedregd?' vroeg hij.
'Waarom? Wat bedoelt u?'
'Omdat de kans om het lichaam van deze dame daar te vinden net zo groot is. '
Lestrade wierp mijn vriend een nijdige blik toe. 'Ik neem aan dat u er weer alles van af weet, ' gromde hij.
'Nu, ik heb pas zojuist de feiten gehoord, maar ik ben wel tot een conclusie gekomen. '
'O werkelijk! Denkt u dan dat de Serpentine er geen rol in speelt?'
'Het lijkt mij zeer onwaarschijnlijk. '
'Zou u me dan willen uitleggen waarom we er dit dan hebben aangetroffen? Hij maakte zijn tas open en liet op de vloer vallen een trouwjurk van doorweekte zijde, een paar witsatijnen schoenen, en een bruidsslinger en bruidssluier, alle verkleurd en kletsnat. 'Hier, ' zei hij, en plaatste een nieuwe trouwring bovenop de stapel. 'Wilt u deze noot dan eens kraken, meester Holmes. '
'Nee maar!' zei mijn vriend, terwijl hij blauwe kringetjes de lucht in blies. 'Heb je die uit de Serpentine opgedregd?'
'Nee. Een parkwachter zag ze vlak bij de oever drijven. Ze zijn geidentificeerd als haar kleren, en het kwam mij voor dat als de kleren daar waren het lichaam niet ver weg zou zijn. '
'Op grond van dezelfde briljante redenering zou het lichaam van ieder mens aangetroffen kunnen worden niet ver van zijn klerenkast. En vertel me eens wat je hiermee hoopt te bereiken?'
'Enig bewijs dat Flora Millar bij de verdwijning betrokken maakt. '
'Ik vrees dat dat moeilijk wordt. '
'Denkt u dat echt?' riep Lestrade met enige bitterheid. 'Ik vrees, Holmes, dat u niet erg praktisch bent met uw deducties en conclusies. In twee minuten tijd heeft u evenzoveel
blunders gemaakt. Deze jurk betrekt juffrouw Flora Millar er wel degelijk in. '
'Hoe dan?'
'In de jurk zit een zak. In die zak zit een visiteboekje. In het visiteboekje zit een briefje. En hier is dit briefje. ' Hij smeet het voor hem op tafel. 'Wat vindt u hier dan van:
JE ZIET ME ALS ALLES GEREED IS. KOM DAN ONMIDDELLIJK.
F. H. M.
Nu was het aldoor al mijn theorie dat Lady St. Simon werd weggelokt door Flora Millar, en dat zij, ongetwijfeld met medeplichtigen, verantwoordelijk was voor haar verdwijning. Dit is, met haar eigen initialen, nota bene het briefje dat ongetwijfeld bij de deur onopvallend in haar hand werd gestopt en dat haar naar hen toe wist te lokken. '
'Bravo, Lestrade, ' zei Holmes lachend. 'Je bent echt erg goed. Laat mij eens zien. ' Hij pakte het papiertje was lusteloos op, maar zijn aandacht werd onmiddellijk door iets getrokken, en hij gaf een kleine kreet van voldoening. 'Dit is inderdaad belangrijk, ' zei hij.
'Ha! u meent het?'
'Absoluut. Mijn hartelijke gelukwensen. '
Lestrade stond triomfantelijk op en boog zijn hoofd om te kijken. 'Wat, ' riep hij uit, 'u kijkt op de verkeerde kant!'
'In tegendeel, dit is de goede kant. '
'De goede kant? U bent niet goed wijs! Hier is het met potlood geschreven briefje. '
'En op deze kant staat naar wat lijkt een fragment van een hotelrekening, die mij zeer interesseert. '
'Dat betekent niets. Ik heb er al naar gekeken, ' zei Lestrade.
4 O KT., LOGIES 8 SHILLING, ONTBIJT 2 SHILLING 116
SIXPENCE, COCKTAIL I SHILLING, LUNCH 2 SHILLING SIXPENCE, GLAS SHERRY 8 PENNIES
'Ik zie daar niets in. '
'Hoogstwaarschijnlijk niet. Toch is het erg belangrijk. Wat het briefje aangaat, ook dat is belangrijk, of in ieder geval de initialen, dus nogmaals mijn gelukwensen. '
'Ik heb nu genoeg tijd verdaan, ' zei Lestrade, die opstond. 'Ik geloof in hard werken en niet bij het vuur zitten en fraaie theorieen bedenken. Goedendag, meneer Holmes, we zullen wel zien wie dit het eerst tot op de bodem heeft uitgezocht. ' Hij raapte de kleren bij elkaar, stopte ze in de tas, en begaf zich naar de deur.
'Nog een tip, Lestrade, ' teemde Holmes nog voordat zijn rivaal verdwenen was; 'ik zal je de echte oplossing van deze zaak vertellen. Lady St. Simon is een mythe. Die persoon bestaat niet, en heeft ook nooit bestaan. '
Lestrade keek mijn vriend wat droevig aan. Toen wendde hij zich tot mij, tikte driemaal op zijn voorhoofd, schudde ernstig zijn hoofd, en snelde weg.
Nauwelijks had hij de deur achter zich dichtgedaan of Holmes stond op en deed zijn jas aan. 'Er zit wel iets in wat die kerel zegt over werk buitenshuis, ' merkte hij op, 'dus denk ik dat ik jou een tijdje aan je kranten overlaat. '
Sherlock Holmes vertrok even na vijven, maar nog voordat ik me eenzaam kon gaan voelen, verscheen er binnen het uur een traiteursknecht met een erg grote, platte doos. Deze maakte hij, samen met een hulpje dat hij had meegenomen, open, en begon toen tot mijn zeer grote verbazing een werkelijk epicurisch koud souper op de nederige tafel van onze huurkamer uit te stallen. Er waren een paar koppels houtsnippen, een fazant, een pastei van pate de foi gras, en enkele met spinrag overdekte oude flessen. Nadat zij deze weelde
hadden neergezet, verdwenen mijn twee bezoekers weer, als de goede geesten in de verhalen van Duizend-en-een-nacht, zonder uitleg, behalve dan dat deze dingen betaald waren en op dit adres besteld.
Net voor negen uur stapte Sherlock Holmes kwiek de kamer binnen. Hij zag er ernstig uit, maar zijn ogen flonkerden zodat ik meende dat hij in zijn conclusies niet was teleurgesteld.
'Ze hebben dus het souper klaargezet, ' zei hij, terwijl hij zich in zijn handen wreef.
'Je schijnt bezoek te verwachten. Er is gedekt voor vijf personen. '
'Ja, ik vermoed dat er bezoek komt, ' zei hij. 'Het verbaast me dat Lord St. Simon nog niet is gearriveerd. Ha! Ik geloof dat ik op de trap zijn voetstappen hoor. '
Inderdaad was het onze bezoeker van hedenmiddag die nu wat gehaast binnenkwam, meer dan ooit zijn brillenglazen heftig ronddraaide, en met een erg verontruste uitdrukking op zijn aristocratische gelaatstrekken.
'Mijn boodschap heeft u bereikt?' vroeg Holmes.
'Ja, en ik moet bekennen dat de inhoud mij buitengewoon ontstelde. Beschikt u over goede gronden om dit te beweren?'
'De allerbeste. '
Lord St. Simon zakte weg in een stoel en streek met zijn hand over zijn voorhoofd.
'Wat zal de hertog wel niet zeggen, ' mompelde hij, 'wanneer hij verneemt dat een lid van de familie aan zo'n vernedering is blootgesteld?'
'Het is puur toeval. Het wil er bij mij niet in dat het een vernedering is. '
'Ah, u kunt hier anders tegenaan kijken dan ik. '
'Ik zie niet in dat iemand schuldig is. Ik zou niet weten oe de dame anders had kunnen reageren, al moet haar kordate handelwijze zeker betreurd worden. Omdat ze geen moeder had, was er niemand om haar in een dergelijke crisis raad te geven. '
'Het was versmading, meneer, een openlijke versmading, ' zei Lord St. Simon, terwijl hij met zijn vingers op de tafel trommelde.
'U moet wat consideratie hebben met het arme meisje, dat in zo'n ongehoorde positie belandde. '
'Ik heb geen consideratie. Ik ben echt erg kwaad, en ik ben schaamteloos gebruikt. '
'Ik denk dat ik een bel hoorde, ' zei Holmes. 'Ja, er zijn voetstappen op de overloop. Als ik u niet kan overhalen tot een mildere kijk op deze zaak, Lord St. Simon, dan heb ik voor een pleiter gezorgd die misschien meer succes heeft. ' Hij deed de deur open en liet een dame en een heer binnen. 'Lord St. Simon, ' zei hij, 'mag ik u voorstellen aan meneer en mevrouw Francis Hay Moulton. Mevrouw heeft u denk ik al eens ontmoet. '
Bij het zien van de nieuwkomers was onze client uit zijn stoel opgesprongen en stond nu kaarsrecht, met neergeslagen ogen en zijn hand tussen de revers van zijn geklede jas, een toonbeeld van gekwetste trots. De dame was snel een stap naar voren gekomen en had haar hand naar hem uitgestoken, maar nog steeds weigerde hij zijn ogen op te slaan. Dat was misschien maar goed ook, want aan haar smekende gezicht viel moeilijk weerstand te bieden.
'Je bent boos, Robert, ' zei zij. 'En ik denk dat je er alle reden toe hebt. '
'Spaar me je excuses, ' zei Lord St. Simon bitter.
'O ja, ik weet dat ik je erg slecht heb behandeld en dat ik met je had moeten praten voordat ik wegging; maar ik was nogal van streek, en vanaf het moment dat ik Frank hier eer zag wist ik gewoon niet wat ik deed of zei. Het verbaast me nog dat ik niet vlak voor het altaar ben flauwgevallen. '
'Misschien, mevrouw Moulton, vindt u het prettig als mijn vriend en ik even de kamer uitgaan terwijl u de zaak uitlegt?'
'Als ik iets mag zeggen, ' merkte de vreemde heer op, 'in deze zaak is al iets te veel geheimzinnigheid geweest. Wat mij betreft mogen Europa en Amerika alle finesses horen. ' Hij was een kleine, gespierde, door de zon gebruinde man, met een scherp gezicht en een waakzame manier van doen.
'Dan zal ik de geschiedenis maar direct vertellen, ' zei de dame. 'Frank en ik ontmoetten elkaar in 1884, in het kamp van McQuire, niet ver van de Rockies, waar pa een claim aan het bewerken was. Frank en ik raakten verloofd; maar op zekere dag stuitte vader op een rijke goudader en verdiende een hele hoop geld, terwijl mijn arme Frank een claim had die uitgeput raakte en niets opleverde. Hoe rijker pa werd, des te armer Frank; zodat pa uiteindelijk niets meer wilde weten van onze verloving en mij meenam naar 'Frisco. Maar Frank weigerde op te geven en ging mij dus achterna, en zonder dat pa dit wist ontmoetten we elkaar. Die zou erg kwaad zijn geworden als hij dit geweten had en dus bedachten we zelf maar iets. Frank zei dat hij zelf heel veel geld ging verdienen, en pas terug zou komen om mij op te eisen als hij evenveel geld bezat als mijn vader. Dus beloofde ik tot in eeuwigheid op hem te blijven wachten, en beloofde mezelf plechtig zolang hij leefde niet met een ander te trouwen. "Waarom zouden we dan niet meteen trouwen, " zei hij, "dan voel ik me helemaal zeker van jou; en ik zal mijn rechten als echtgenoot pas opeisen als ik terugkom. " We praatten er lang en breed over, en we hadden het prima geregeld, met een dominee die al klaar stond, dus toen hebben we het maar gelijk gedaan. Vervolgens ging Frank zijn fortuin achterna, en ik weer naar pa.
Het volgende dat ik over Frank hoorde was dat hij in Montana was, en toen ging hij op zoek naar goud in Arizona, en vervolgens kreeg ik bericht van hem uit New Mexico. Daarna volgde een lang krantenartikel over de overval van een mijnkamp door Apache-indianen, en onder de gedoden bevond zich de naam van mijn Frank. Ik stortte ter plekke in en ik was maandenlang ziek. Pa dacht aan verval van krachten en sleepte me langs de helft van de dokters van 'Frisco. Toen kwam Lord St. Simon naar 'Frisco en reisden we naar Londen en werd een huwelijk geregeld. Pa was erg ingenomen, maar de hele tijd had ik het gevoel dat niemand de plaats in mijn hart kon innemen die ik aan mijn arme Frank had geschonken.
'Toch, als ik met Lord St. Simon was getrouwd, dan had ik natuurlijk mijn plicht tegenover hem gedaan. Onze liefde valt niet af te dwingen, maar onze daden wel. Ik ging met hem naar het altaar met de bedoeling een zo goed mogelijke vrouw voor hem te zijn. Maar u kunt zich indenken wat ik voelde toen ik, net toen ik naar het altaarhek kwam, omkeek en in de voorste bank Frank zag zitten. Eerst dacht ik dat het zijn geest was, maar toen ik nogmaals keek, was hij er nog steeds, en met een vragende blik in zijn ogen, alsof hij me wilde vragen of ik blij of ongelukkig was hem te zien. Het verbaast me dat ik niet flauwviel. Ik weet wel dat alles om mij heen tolde en dat de woorden van de dominee slechts een gezoem in mijn oren waren. Ik wist niet wat ik doen moest. De dienst laten onderbreken en in de kerk een scene veroorzaken? Ik keek weer naar hem, en hij scheen te weten wat ik dacht want hij bracht zijn vinger naar zijn lippen om me te beduiden dat ik me stil moest houden. Toen zag ik hem wat krabbelen op een papiertje, en wist ik dat hij een boodschap schreef. Toen ik op weg naar buiten zijn ank passeerde, liet ik mijn boeket vallen en hij drukte mij het papiertje in handen toen hij mij de bloemen teruggaf. Er stond op dat ik met hem mee moest komen zodra hij het teken gaf. Natuurlijk twijfelde ik geen moment dat mijn eerste plicht nu hem gold, en ik besloot gewoon alles te doen wat hij zou vragen.
Toen ik terugkeerde, vertelde ik het aan mijn dienstmeisje, die hem in Californie gekend had en altijd goed met hem had kunnen opschieten. Ik droeg haar op niets te zeggen, maar wel een paar dingen in te pakken en mijn lange jas klaar te leggen. Ik weet dat ik met Lord St. Simon had moeten spreken, maar dat was vreselijk moeilijk in aanwezigheid van zijn moeder en al die andere voorname mensen. Ik besloot gewoon om weg te lopen en het later uit te leggen. Ik was nog geen tien minuten aan tafel toen ik vanuit het raam aan de overzijde van de straat Frank zag. Hij wenkte me en liep vervolgens het Park in. Ik kneep er tussenuit, trok wat andere kleren aan, en ging hem achterna. Er was een vrouw die tegen mij aanpraatte over St. Simon -- blijkbaar had hij voor zijn huwelijk ook zelf een geheimpje - maar ik wist haar af te schudden en haalde Frank al snel in. We namen samen een huurkoets naar de kamers die hij had gehuurd in Gordon Square, en dat was mijn echte huwelijk na al die jaren van wachten. Frank was door de Apachen gevangen gehouden, was ontsnapt, had 'Frisco bereikt, en daar gehoord dat ik hem had opgegeven en naar Engeland was vertrokken. Hij volgde me hierheen, en had me uiteindelijk op de ochtend van mijn tweede huwelijk opgespoord. '
'Ik las het in de krant, ' legde de Amerikaan uit. 'Er stond de naam en de kerk, maar niet waar de dame woonde. '
'Vervolgens spraken we erover wat we moesten doen, en Frank was er heel erg voor om open kaart te spelen, maar ik schaamde me zo erg dat ik liever helemaal in het niets zou plossen en geen van hen ooit weerzien - enkel misschien pa een berichtje sturen om aan te geven dat ik nog in leven was. Ik vond het een vreselijke gedachte dat al die lords en ladies aan het bruiloftsmaal zaten in afwachting van mijn terugkomst. Daarom nam Frank mijn trouwkleren en andere dingen, maakte er een pakje van, zodat ik niet opgespoord zou kunnen worden, en gooide ze op een onvindbare plek weg. Waarschijnlijk zouden we morgen naar Parijs zijn vertrokken, als deze aardige heer, meneer Holmes, vanavond niet bij ons langs was gekomen, al kan ik niet bedenken hoe hij ons wist te vinden, en ons erg duidelijk en vriendelijk vertelde dat ik ongelijk had en Frank gelijk, en dat we ons met dit stiekeme gedoe zouden blameren. Toen bood hij ons de gelegenheid onder vier ogen met Lord St. Simon te praten, en dus kwamen we direct naar zijn huis. Nu, Robert, dit is het dan, en het spijt me heel erg als ik je pijn heb gedaan, en ik hoop dat je niet erg slecht over mij denkt. '
Lord St. Simon was in zijn houding nog even verkrampt gebleven en had met gefronste blik en samengeperste lippen naar het relaas geluisterd.
'Neem me niet kwalijk, ' zei hij, 'maar het is niet mijn gewoonte mijn meest intieme persoonlijke aangelegenheden zo in het openbaar te bespreken. '
'Vergeef je me dus niet? Wil je me niet de hand schudden voordat ik wegga?'
'O jawel, als je dat plezierig vindt. ' Hij stak zijn hand uit en nam koel de hand die zij naar hem uitstak.
'Ik had gehoopt', stelde Holmes voor, 'dat u vriendschappelijk met ons zou willen mee-eten. '
'Ik denk dat dat iets te veel gevraagd is, ' antwoordde de lord. 'Al ben ik dan misschien gedwongen mij te schikken in de recente ontwikkelingen, men kan nauwelijks verwachten dat mij dat vrolijk stemt. Met uw welnemen denk ik dat ik  allen nu een zeer prettige avond wens. ' Hij betrok ons allen in een diepe buiging en schreed de kamer uit.
'Dan ga ik ervan uit dat u dan mij de eer van uw gezelschap wilt aandoen, ' zei Sherlock Holmes. 'Het is altijd een vreugde een Amerikaan te ontmoeten, meneer Moulton, want ik behoor tot degenen die menen dat de dwaasheid van een vorst en de blunders van een minister in voorbije tijden onze kinderen niet mogen verhinderen om ooit nog burgers van dezelfde wereldwijde staat te worden, onder een vlag die de Union Jack en de Stars and Stripes combineert. '
'Het was een interessante zaak, ' merkte Holmes op toen onze bezoekers waren vertrokken, 'omdat deze wel erg duidelijk laat zien hoe eenvoudig de verklaring van een geval zijn kan dat op het eerste gezicht bijna onverklaarbaar lijkt. Niets is natuurlijker dan de loop der gebeurtenissen zoals door deze dame verteld, en niets vreemder is het resultaat als bijvoorbeeld meneer Lestrade van Scotland Yard ernaar kijkt. '
'Had je het zelf dan ook niet mis?'
'Vanaf het begin waren twee feiten voor mij erg duidelijk, het ene dat de dame de huwelijksplechtigheid erg graag had ondergaan, het andere dat zij er kort voor thuiskomst spijt van had gekregen. Kennelijk was er die ochtend iets gebeurd waardoor zij van gedachten was veranderd. Wat kon dit zijn? Zij kon buiten niet met iemand gesproken hebben, want zij was in het gezelschap van haar bruidegom. Had zij dan iemand gezien? Zo ja, dan moest het iemand zijn uit Amerika, omdat zij pas zo kort in dit land was dat zeker niemand al zo veel invloed op haar had kunnen krijgen dat alleen al zijn aanblik haar ertoe zou aanzetten haar plannen volledig te wijzigen. Je merkt dat we, door een proces van uitsluiting, al op de gedachte zijn gekomen dat zij misschien een Amerikaan had gezien. Wie zou deze Amerikaan dan
kunnen zijn, en waarom zou hij zo'n grote invloed op haar hebben? Het zou een minnaar kunnen zijn, of een echtgenoot. Als jonge vrouw had zij geleefd in een ruige omgeving en onder vreemde omstandigheden. Dit alles wist ik al voordat ik het verslag van Lord St. Simon hoorde. Toen hij ons vertelde over een man in een kerkbank, over de verandering in de manier van doen van de bruid, over een zo doorzichtige truc om een briefje in ontvangst te nemen door een boeket te laten vallen, over het inschakelen van haar vertrouwde dienstmeisje, en over haar veelzeggende toespeling op claim overnemen - wat in het spraakgebruik van mijnwerkers zoiets is als bezit nemen van datgene waar iemand anders een eerdere claim op heeft - werd de hele situatie volstrekt duidelijk. Zij had de benen genomen met een man, en deze man was een minnaar of een vroegere echtgenoot -- en de kans op dit laatste was groter. '
'En hoe wist je hen in vredesnaam te vinden?'
'Dat had lastig kunnen zijn, maar onze Lestrade bezat informatie waarvan hij de waarde zelf niet besefte. De initialen waren uiteraard van het grootste belang, maar nog waardevoller was de wetenschap dat hij in de afgelopen week zijn rekening had betaald in een van de duurste Londense hotels. '
'Hoe deduceerde je tot de duurste?'
'Door de hoge prijzen. Acht shilling voor een bed en acht penny voor een glas sherry wezen op een van de allerduurste hotels. In Londen zijn er niet veel die zo'n hoog tarief rekenen. In het tweede dat ik bezocht in Northumberland Avenue kwam ik uit het gastenboek te weten dat Frances H. Moulton, een heer uit Amerika, pas een dag daarvoor was vertrokken, en toen ik zijn rekening doornam trof ik dezelfde kostenposten aan die ik op de doorslagnota had gezien. Zijn post moest worden doorgestuurd naar Gordon Square 226. Dus daarheen begaf ik mij, en ik had het geluk het liefdespaar thuis aan te treffen. Ik was zo vrij hen wat vaderlijk advies te geven en hen erop te wijzen dat het in elk opzicht beter zou zijn als zij hun positie wat verduidelijkten, zowel aan het publiek in het algemeen als aan Lord St. Simon in het bijzonder. Ik nodigde hen uit om hem hier te ontmoeten, en je hebt gemerkt dat hij zich aan de afspraak hield. '
'Maar zonder een erg goed resultaat, ' merkte ik op. 'Zijn optreden was zeker niet erg hoffelijk. '
'Ach, Watson, ' zei Holmes glimlachend, 'misschien zou jij ook niet erg hoffelijk zijn als je, na alle moeite van hofmakerij en trouwen, je je op hetzelfde moment beroofd ziet van een echtgenote en een fortuin. Ik denk dat we erg mild over Lord St. Simon moeten oordelen, en ons gesternte danken dat wij ons waarschijnlijk nooit in dezelfde positie zullen bevinden. Trek je stoel wat dichterbij en reik mij mijn viool aan, want het enige probleem dat we nu nog moeten oplossen is deze sombere herfstavonden door te komen. '
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het avontuur van de kroon van Berillen (The Adventure of the Beryl Coronet)




Sherlock Holmes

 

'Holmes, ' zei ik toen ik op een ochtend vanuit ons erkertje beneden op straat keek, 'er komt een krankzinnige aan. Het heeft iets treurigs dat zijn familie hem zo maar laat lopen. '
Mijn vriend stond lui op uit zijn fauteuil en keek met zijn handen in de zakken van zijn kamerjas over mijn schouders mee. Het was een heldere, frisse februari ochtend en de sneeuw van de vorige dag lag nog hoog op de grond, blinkend in de winterzon. In het midden van Baker Street was die door het verkeer tot een bruine, kruimelige strook omgeploegd, maar aan beide zijden en op de opgehoogde randen van de trottoirs lag ze nog even wit als toen ze gevallen was. Het grijze plaveisel was schoongeveegd en schoon gekrabd, maar was nog steeds gevaarlijk glad, zodat er minder voorbijgangers waren dan gebruikelijk. Uit de richting van het station van de ondergrondse kwam zelfs alleen maar de ene heer wiens excentrieke gedrag mijn aandacht had getrokken.
Hij was een man van ongeveer vijftig, lang, gezet en indrukwekkend, met een massief, sterk getekend gezicht en een respect afdwingende gestalte. Hij ging ingetogen maar rijk gekleed, in een zwarte geklede jas, een glimmende hoed, keurige bruine slobkousen, en een goed getailleerde parelgrijze broek. Toch waren zijn bewegingen in absurd contrast met de waardigheid van zijn kleding en gelaatstrekken, want hij rende, met af en toe sprongetjes, zoals een vermoeid man wel doet die niet gewoon is veel van zijn benen te vergen. Onder het lopen bewoog hij zijn handen met rukkende bewegingen op en neer, schudde hij wild met zijn hoofd, en wrong hij zijn gezicht tot de wonderlijkste grimassen.
'Wat kan er in vredesnaam met hem aan de hand zijn? vroeg ik. 'Hij kijkt naar de nummers op de huizen. '
'Ik geloof dat hij hierheen komt, ' zei Holmes, terwijl hij zich in de handen wreef.
'Hierheen?'
'Ja, ik denk eigenlijk dat hij een beroep op mij gaat doen. Ik denk dat ik de symptomen herken. Ha! Heb ik het niet gezegd?' Terwijl hij sprak, stormde de hijgende en blazende man op onze voordeur af en trok hij zo hevig aan de bel dat het hele huis van het geklingel weergalmde.
Enkele momenten later bevond hij zich in onze kamer, nog steeds hijgend en druk gebarend, maar met een zo strakke blik van verdriet en wanhoop in zijn ogen dat onze grijns onmiddellijk in afgrijzen en medelijden overging. Eventjes kon hij nog niet uit zijn woorden komen, maar hij draaide met zijn lijf en plukte aan zijn haar als iemand die bijna buiten zinnen was geraakt. Toen sprong hij plotseling overeind, beukte zijn hoofd tegen de muur met zo'n kracht dat wij beiden op hem af snelden en hem wegtrokken naar het midden van de kamer. Sherlock Holmes duwde hem in de gemakkelijke stoel en, terwijl hij naast hem ging zitten, klopte hij hem op zijn hand en praatte met hem op de relaxte, geruststellende toon die hij zo goed wist te gebruiken.
'U bent hier gekomen om uw geschiedenis te vertellen, toch?' zei hij. 'U bent uitgeput door uw grote haast. Wacht u nog even tot u wat op verhaal bent gekomen, en dan zal ik heel graag naar het probleem kijken dat u mij voorlegt. '
De man bleef misschien langer dan een minuut zo zitten, terwijl zijn borst tekeer ging en hij vocht tegen zijn emotie. Toen veegde hij zijn zakdoek over zijn voorhoofd, trok zijn lippen strak, en keek ons aan.
'Ongetwijfeld denkt u dat ik gek ben?' zei hij.
'Ik kan zien dat u in grote problemen verkeert, ' antwoordde Holmes.
'Dat weet de hemel! - een probleem dat groot genoeg is om mij van mijn verstand te beroven, zo plotseling en verschrikkelijk is het. Openbare schande had ik misschien nog aangekund, al ben ik iemand op wie nooit iets viel aan te merken. Persoonlijk verdriet is iets wat iedereen treft, maar als beide zich voordoen, en dan nog ook zo gruwelijk, dan schokt dit je in tot in het diepst van je ziel. Bovendien gaat het niet om mij alleen. De edelste personen in het land zouden er onder kunnen lijden, tenzij een uitweg wordt gevonden uit deze afschuwelijke affaire. '
'Probeert u alstublieft uw kalmte te hervinden, meneer, ' zei Holmes, 'en doet u mij helder verslag van wie u bent en wat u is overkomen. '
'Mijn naam, ' antwoordde onze bezoeker, 'is u waarschijnlijk wel bekend. Ik ben Alexander Holder, van het bankiershuis Holder & Stevenson in Threadneedle Street. '
Die naam was ons inderdaad goed bekend, want hij behoorde toe aan de oudste firmant van de op twee na grootste private bank in de City van Londen. Wat zou er gebeurd kunnen zijn dat een van de voornaamste burgers van Londen in zo'n beklagenswaardige crisis was terechtgekomen? Heel nieuwsgierig wachten wij af, tot hij zich nogmaals vermande om zijn geschiedenis te vertellen.
'Ik denk dat er geen tijd te verliezen is, ' zei hij, 'daarom heb ik me zo gehaast toen de politie-inspecteur mij de suggestie deed uw hulp in te roepen. Ik ben met de ondergrondse naar Baker Street gekomen en vervolgens heb ik gelopen want de huurkoetsen rijden langzaam door deze sneeuw. Daarom was ik zo buiten adem, want ik krijg maar weinig beweging. Ik voel me nu weer wat beter, en ik zal u de feiten zo kort en helder mogelijk uiteenzetten.
Het is u uiteraard bekend dat in een succesvolle bankzaak er evenveel afhangt van winstgevende investeringen voor onze fondsen als van het doen toenemen van onze connecties en het aantal van onze geldverstrekkers. Een van de lucratiefste manieren om geld te beleggen, is het uitgeven van eningen die gegarandeerd zijn. In de afgelopen jaren hebben wij in deze richting heel veel ondernomen, en er zijn veel adellijke families die wij grote geldsommen hebben verstrekt op onderpand van hun schilderijen, bibliotheken of zilver.
Gisterochtend zat ik in mijn kantoor in de Bank toen een van de bedienden mij een visitekaartje kwam brengen. Ik keer ervan op toen ik de naam zag van - misschien is het beter dat ik ook u niet meer vertel dat het een van de hoogste, edelste, meest verheven namen in Engeland is. Ik was overrompeld door de grote eer en ik probeerde, toen hij binnenkwam, dit ook te zeggen, maar hij kwam onmiddellijk ter zake met de houding van iemand die snel een onaangename taak wil afdoen.
"Meneer Holder, " zei hij. "Mij is gezegd dat u wel geld voorschiet. "
"De firma doet dit als er een goed onderpand aanwezig is, " antwoordde ik.
"Het is voor mij absoluut van vitaal belang, " zei hij, "dat ik direct over vijftigduizend pond kan beschikken. Een dergelijk onbeduidende som zou ik natuurlijk in tienvoud van mijn vrienden kunnen lenen, maar ik vind het veel prettiger om het zakelijk te houden en er zelf voor te zorgen. U begrijpt natuurlijk dat het in mijn positie onverstandig is aan iemand verplichtingen te hebben. "
"Voor hoe lang, mag ik vragen, heeft u dit bedrag nodig?" vroeg ik.
"Aanstaande maandag verwacht ik een groot bedrag, en ik zal dan zeker uw voorschot terugbetalen, met welke rente u ook maar redelijk acht. Maar het is vitaal dat het geld onmiddellijk wordt uitbetaald. "
"Ik zou het u graag en zonder verdere onderhandelingen zelf voorschieten, " zei ik, "ware het niet dat dit mijn draagkracht te boven gaat. Als ik het daarentegen zou doen na ens de firma dan moet ik er, dat is niet meer dan billijk jegens mijn partner, op staan dat, zelfs in uw geval, elke zakelijke voorzorg wordt genomen. "
"Dat heeft ook zeker mijn voorkeur, " zei hij, terwijl hij een vierkant, zwart marokijnleren foedraal omhooghield dat hij naast zijn stoel had gelegd. "U hebt ongetwijfeld gehoord over de kroon van berillen?"
"Een van de kostbaarste publieke bezittingen van het Britse Rijk, " zei ik.
"Precies. " Hij opende het foedraal en daar, gevat in zacht, vleeskleurig fluweel, lag het schitterende juweel dat hij genoemd had. "Het bevat 39 kolossale berillen, " zei hij, "en de waarde van het gouden drijfwerk is niet te berekenen. De laagste schatting zou de waarde van de kroon op het dubbele stellen van wat ik gevraagd heb. Ik ben bereid de kroon als mijn onderpand bij u achter te laten. "
Ik nam de kostbare foedraal in handen en keek wat verbijsterd naar mijn beroemde client.
"U betwijfelt de waarde?" vroeg hij.
"Geenszins. Ik twijfel alleen - "
"Of ik het wel achter mag laten. Zit u daar maar niet over in. Dat zou niet bij mij opkomen als ik niet volstrekt zeker was dat ik hem over vier dagen weer kan opeisen. Het is zuiver een formaliteit. Is het onderpand voldoende?"
"Meer dan voldoende. "
"U begrijpt, meneer Holder, dat ik u een sterk bewijs geef van mijn vertrouwen in u, dat is gebaseerd op alles wat ik over u hoorde. Ik vertrouw erop dat u niet alleen discreet bent en niet over deze zaak zult praten, maar bovenal deze kroon met alle mogelijke voorzorg omringt, omdat ik u wellicht niet hoef te zeggen dat een groot publiek schandaal het gevolg zou zijn als er iets mee gebeurde. Elke schade eraan zou bijna even erg zijn als het algehele verlies, want nergens er wereld zijn nog zulke bijzondere berillen, en het zou dus onmogelijk zijn ze te vervangen. Ik laat hem echter in het volste vertrouwen bij u achter, en maandagochtend kom ik hem weer ophalen. "
Omdat ik zag dat mijn client graag snel weer vertrok, zei ik verder niets meer. Ik riep de kassier bij me en droeg hem op vijftig biljetten van duizend pond uit te betalen. Maar toen ik weer alleen was, met het kostbare foedraal voor mij op tafel, moest ik wel met wat bange voorgevoelens denken aan de immense verantwoordelijkheid die op mij rustte. Aangezien dit een nationaal bezit vormde, kon er geen twijfel over bestaan dat een afgrijselijk schandaal zou ontstaan als er iets mee gebeurde. Ik had reeds spijt dat ik ermee had ingestemd het juweel onder mijn hoede te nemen. Maar het was te laat hier nog iets aan te veranderen, dus borg ik het op in mijn prive-kluis en ging ik weer aan het werk.
Toen het avond werd, vond ik het onbezonnen om zo'n kostbaar voorwerp in mijn bureau achter te laten. Bankkluizen zijn al eens opengebroken, en waarom niet die van mij? En mocht dit zich voordoen, hoe vreselijk zou mijn positie dan wel niet zijn! Daarom besloot ik om gedurende de komende dagen het foedraal altijd met mij mee te dragen, zodat het altijd onder handbereik zou zijn. Met dat plan liet ik een huurkoets komen en reed ik naar mijn huis in Streatham, terwijl ik het juweel meenam. Ik kon pas weer rustig ademhalen toen ik het naar boven had gebracht en het was weggesloten in het bureau van mijn kleedkamer.
Laat ik nu iets vertellen over mijn huishouding, meneer Holmes, zodat u de situatie volledig overziet. Mijn rijknecht en mijn livrei-jongen slapen buitenshuis, zodat we hen geheel kunnen uitsluiten. Ik heb drie dienstmeisjes die al jaren voor mij werken en wier volstrekte betrouwbaarheid boven elke verdenking staat. Lucy Parr, het tweede kamermeisje, is as een paar maanden in mijn dienst. Wel beschikte zij over uitstekende referenties en ik ben altijd erg tevreden over haar geweest. Het is een knap meisje en zij heeft bewonderaars getrokken die soms bij het huis rondhangen. Dat is het enige wat tegen haar pleit, maar we geloven dat zij een door een door goed kind is.
Dat wat betreft mijn personeel. Mijn familie is zo klein dat deze snel kan worden beschreven. Ik ben weduwnaar en heb maar een zoon, Arthur. Hij heeft mij teleurgesteld, meneer Holmes - diep teleurgesteld. Ik twijfel er niet aan dat het mijn schuld is. De mensen zeggen mij dat ik hem heb verwend. Hoogst waarschijnlijk is dat ook zo. Toen mijn dierbare vrouw stierf, had ik het gevoel dat hij de enige was van wie ik nog kon houden. Ik vond het onverdraaglijk dat de glimlach op zijn gezicht ook maar even zou verdwijnen. Ik heb hem in alles zijn zin gegeven. Misschien dat het voor ons beiden beter was geweest als ik mij strenger had opgesteld, maar ik had de beste bedoelingen.
Uiteraard was het mijn bedoeling dat hij mij in de zaak zou opvolgen, maar hij had geen aanleg voor zaken. Hij was losbandig en onberekenbaar, en, om de waarheid te zeggen, het omgaan met grote geldbedragen kon ik niet aan hem overlaten. Toen hij jong was werd hij lid van een aristocratische club, en algauw was hij, door zijn charmante manieren, erg vertrouwelijk met een aantal mannen met veel geld en dure gewoontes. Hij leerde er kaartspelen en geld verkwisten op de paardenrennen, en telkens weer moest hij naar mij toe komen voor een voorschot op zijn toelage om zijn ereschulden te kunnen voldoen. Meer dan eens probeerde hij zich los te maken van het gevaarlijke gezelschap dat hij er op na hield, maar telkens was de invloed van zijn vriend, Sir Georg Burnwell, voldoende om hem weer terug te trekken.
En het verbaasde mij ook niet dat iemand als Sir George urnwell invloed op hem wist te verkrijgen, want hij heeft hem herhaaldelijk mee naar huis genomen en ook ik vond hem zeer fascinerend. Hij is ouder dan Arthur, een man van de wereld tot in zijn vingertoppen, die overal geweest is, alles gezien heeft, een briljant causeur, en een man van grote fysieke schoonheid. Op grond van zijn cynische manier van praten en de blik die in zijn ogen waarnaam, ben ik ervan overtuigd dat hij diep moet worden gewantrouwd. Zo denk ik erover, en zo denkt ook mijn kleine Mary erover, die als vrouw een snel inzicht in een karakter heeft.
En dan blijft alleen zij nog over om beschreven te worden. Zij is mijn nichtje; maar toen mijn broer vijf jaar geleden overleed en haar alleen in de wereld achterliet, heb ik haar geadopteerd, en sindsdien heb ik haar altijd beschouwd als mijn eigen dochter. Zij vormt een zonnestraal in mijn huis -- lief, beminnelijk, mooi, een geweldige huishoudster, toch ook zo teder, kalm en zacht als een vrouw maar zijn kan. Zij is mijn rechterhand. Ik weet niet wat ik zonder haar moest. Slechts in een kwestie is zij altijd tegen mijn wensen ingegaan. Tweemaal heeft mijn zoon haar ten huwelijk gevraagd, want hij houdt hartstochtelijk van haar, maar elke keer heeft zij hem afgewezen. Ik denk dat als iemand hem op het rechte pad zou kunnen trekken zij het was, en dat zijn huwelijk zijn hele leven kon hebben veranderd. Maar nu is het helaas te laat - voor altijd te laat!
Meneer Holmes, nu weet u wie er in mijn huis wonen, en vervolg ik mijn ellendige geschiedenis.
Toen we die avond na de avondmaaltijd koffie dronken in de salon, vertelde ik Arthur en Mary wat mij overkomen was, en over de kostbare schat die zich onder ons dak bevond, en ik verzweeg alleen de naam van mijn client. Ik weet zeker dat Lucy Parr, die de koffie had gebracht, de kamer al had verlaten; maar ik durf niet te zweren dat de deur icht was. Mary en Arthur waren erg geinteresseerd en wilden de beroemde kroon graag zien, maar het leek mij beter deze te laten waar hij was.
"Waar hebt u hem opgeborgen?" vroeg Arthur.
"In mijn eigen bureau. "
"Dan hoop ik wel dat er vannacht in huis niet wordt ingebroken, " zei hij.
"Hij zit achter slot, " antwoordde ik.
"O, met elke oude sleutel kom je in dat bureau. Als jongen heb ik het zelf opengemaakt met de sleutel van de kast in de bergruimte. "
Hij sprak vaak met nogal wat bravoure, zodat ik er weinig aandacht aan besteedde. Maar deze avond volgde hij mij met een heel ernstig gezicht naar mijn kamer.
"Zeg vader, " zei hij met terneergeslagen ogen, "zou u mij tweehonderd pond kunnen geven?"
"Nee, dat gaat niet!" antwoordde ik scherp. "Ik ben met jou op geldgebied al veel te royaal geweest. "
"U bent vreselijk aardig geweest, " zei hij, "maar ik heb dit geld nodig anders durf ik mijn gezicht in de club niet meer te vertonen. "
"Dat zou helemaal geen kwaad kunnen!" riep ik.
"Ja, maar u zou toch niet willen dat ik er als een onteerd man vertrok, " zei hij. "Ik zou de schande niet kunnen verdragen. Ik moet het geld op een of andere manier bij elkaar krijgen, en als u het me niet geeft, moet ik het op een andere manier proberen. "
Ik was erg kwaad, want dit was het derde verzoek binnen een maand. "Je krijgt geen cent meer van me, " riep ik, waarop hij boog en zonder nog een woord te spreken de kamer verliet.
Toen hij weg was, ontsloot ik mijn bureau, vergewiste me ervan dat de schat veilig was, en sloot weer af. Daarna maakte ik een rondgang door het huis om te zien of alles veilig as -- een taak die ik meestal aan Mary overlaat maar die ik vanavond beter zelf kon verrichten. Toen ik de trap afkwam, zag ik Mary zelf bij het zijraam van de vestibule, dat zij dichtdeed en afsloot toen ik er aankwam.
"Zeg vader, " zei zij, en volgens mij zag zij er toen wat bezorgd uit, "hebt u Lucy permissie gegeven om vanavond uit te gaan?"
"Beslist niet. "
"Zij kwam zojuist door de achterdeur naar binnen. Ik weet zeker dat zij alleen maar naar het zijpoortje is gelopen om iemand te ontmoeten, maar ik vind dat geen prettig idee en er moet een eind aan komen. "
"Je moet haar er morgenochtend over aanspreken, of als je dat liever hebt doe ik het. Weet je zeker dat alles goed op slot zit?"
"Heel zeker, pap. "
"Dan maar goedenacht. " Ik kuste haar en ging weer naar mijn kamer, en ik viel spoedig in slaap.
Ik doe mijn best u alles te vertellen, meneer Holmes, dat enige betrekking kan hebben op deze zaak, maar vraagt u mij alstublieft iets als ik me niet duidelijk genoeg uitdruk. '
'In tegendeel, uw verklaring is buitengewoon helder. '
'Ik kom nu tot het deel van mijn verhaal waarvoor ik dat met name belangrijk vind. Ik ben geen diep erg diepe slaper, en door mijn zorgen was ik dat ongetwijfeld zelfs nog minder dan gewoonlijk. Om ongeveer twee uur in de ochtend werd ik wakker van een geluid in huis. Het had al opgehouden voordat ik echt wakker was, maar het had een indruk achtergelaten alsof ergens een raam zachtjes was dichtgegaan. Ik spitste mijn oren. Plotseling was er tot mijn ontzetting duidelijk het geluid te horen van voetstappen die zachtjes door de aangrenzende kamer bewogen. Ik liet mij uit bed glijden, en terwijl ik van angst helemaal trilde, keek ik voorzichtig om het hoekje van de deur van mijn kleedkamer.
"Arthur!" riep ik uit, "Jij bedrieger! Jij dief! Hoe durf je aan de kroon te komen!"
De gaslamp brandde op halve kracht, zoals ik die had achtergelaten, en mijn ellendige zoon, die alleen zijn hemd en broek aan had, stond naast het licht met de kroon in zijn handen. Hij leek er aan te trekken of deze met alle macht te verbuigen. Op mijn kreet liet hij hem uit zijn handen vallen en werd doodsbleek. Ik pakte de kroon snel op en onderzocht hem. Een van de gouden hoeken, met drie van de berillen, ontbrak.
"Jij schurk!" Brulde ik, buiten mezelf van woede. "Je hebt hem kapotgemaakt! Je hebt mij voor eeuwig te schande gemaakt! Waar zijn de juwelen die je hebt gestolen?"
"Gestolen?" riep hij.
"Ja, dief!" schreeuwde ik, terwijl ik hem bij zijn schouders heen en weer schudde.
"Er ontbreekt niets. Het kan niet zijn dat er iets ontbreekt, " zei hij.
"Er ontbreken er drie. En jij weet waar ze zijn. Moet ik je niet alleen een dief maar ook nog een leugenaar noemen? Ik zag toch dat je er nog een stuk van probeerde af te trekken?"
"U hebt me nu wel genoeg uitgescholden, " zei hij, "ik verdraag dit niet langer. Ik zeg wel niets meer, omdat u mij alleen maar wilt beledigen. Ik zal morgenochtend dit huis verlaten en me verder zelf wel redden. "
"Je zult het verlaten in handen van de politie!" riep ik uit, half krankzinnig van verdriet en woede. "Ik laat deze zaak tot op de bodem uitzoeken!"
"Van mij hoort u niets meer, ' zei hij met een felheid die ik niet van hem had verwacht. "Als u ervoor kiest te politie erbij te halen, laten die het dan maar opknappen. "
Inmiddels was het hele huis in rep en roer, want in mijn oede had ik mijn stem verheven. Mary snelde als eerste de kamer in, en bij het zien van de kroon en Arthurs gezicht begreep ze de hele geschiedenis en viel ze met een kreet op de vloer in zwijm. Ik liet het dienstmeisje de politie halen en droeg het onderzoek onmiddellijk aan hen over. Toen de inspecteur en een agent het huis betraden, vroeg Arthur, die somber en met de armen over elkaar was blijven staan, of ik van plan was hem van diefstal te beschuldigen. Ik antwoordde dat dit niet langer een prive-aangelegenheid was maar iets publiekelijks was geworden omdat de vernielde kroon nationaal bezit was. Ik was vastbesloten dat het recht in alles zijn loop zou krijgen.
"Laat me dan tenminste, "zei hij, "niet onmiddellijk arresteren. Het zou zowel in uw belang als dat van mij zijn als ik het huis vijf minuten mocht verlaten. "
"Zodat je ervandoor kon gaan, of misschien kon verbergen wat je hebt gestolen, " zei ik. Toen ik me de vreselijke positie realiseerde waarin ik mij bevond, smeekte ik hem te bedenken dat niet alleen mijn eer maar ook die van een veel hogergeplaatst persoon op het spel stond; en dat hij een schandaal dreigde te ontketenen dat de natie zou schokken. Hij kon dit voorkomen als hij me vertelde wat hij met de drie ontbrekende edelstenen had gedaan.
"Je kunt beter onder ogen zien, " zei ik, "dat je op heterdaad bent betrapt, en geen enkele bekentenis maakt je schuld minder schandelijk. Als je in ieder geval maar zo veel mogelijk goedmaakt en ons vertelt waar de berillen zijn, zal alles worden vergeven en vergeten. "
"Bewaar uw vergeving maar voor degenen die erom vragen, " antwoordde hij, terwijl hij zich met een spotlach van mij afwendde. Ik zag in dat hij te zeer verhard was om door mijn woorden nog beinvloed te worden. Er restte maar een ding. Ik riep de inspecteur en gaf hem in verzekerde bewaring ver. Onmiddellijk werd er een onderzoek ingesteld, niet alleen bij hemzelf maar ook in zijn kamer en in elk gedeelte van het huis waar hij mogelijk de edelstenen kon hebben verstopt; maar elk spoor van ze ontbrak, en hoe we hem ook trachtten te overreden of te dreigen, de ellendige jongen weigerde maar iets te zeggen. Vanmorgen is hij naar zijn cel overgebracht, en nadat ik alle politieformaliteiten heb vervuld, ben ik hierheen gesneld om u te smeken al uw bedrevenheid in te zetten om deze zaak te ontraadselen. De politie heeft openlijk toegegeven dat zij er op het moment geen raad mee weten. U mag alle onkosten maken die u noodzakelijk acht. Ik heb al een beloning aangeboden van duizend pond. Mijn God, wat moet ik beginnen! In een nacht tijd ben ik mijn eer, mijn edelstenen en mijn zoon kwijtgeraakt. O, wat moet ik beginnen!'
Hij legde een hand op beide zijden van zijn hoofd en bewoog het heen en weer, waarbij hij in zichzelf praatte als een kind wiens verdriet onbeschrijflijk is geworden.
Sherlock bleef enige minuten stil zitten, met gefronst voorhoofd en zijn ogen gericht op het vuur.
'Ontvangt u veel bezoek?' vroeg hij.
'Alleen mijn zakenpartner en zijn gezin, en af en toe een van de vrienden van Arthur. Sir George Burnwell is de laatste tijd herhaalde malen op bezoek geweest. Niemand anders, denk ik. '
'Gaat u veel uit?'
Arthur wel. Mary en ik blijven thuis. Geen van ons beiden geeft er erg om. '
'Dat is ongebruikelijk bij een jong meisje. '
'Zij heeft een rustig karakter. Bovendien is ze niet heel erg jong. Zij is 24. '
'Deze zaak is, op grond van wat u vertelt, ook voor haar een grote schok geweest. '
'Verschrikkelijk! Ze is er nog meer door aangedaan dan ik. '
'Geen van u beiden twijfelt eraan dat uw zoon schuldig is?'
'Hoe zou dat mogelijk zijn nu we hem met eigen ogen met de kroon in zijn handen aantroffen?'
'Dat beschouw ik nauwelijks als doorslaggevend bewijs. Was de rest van de kroon nog beschadigd?'
'Ja, die was verbogen. '
'Denkt u dan niet dat hij die misschien probeerde recht te buigen?'
'God zegene u! U doet al het mogelijke voor hem en voor mij. Maar dat lijkt me te veel gevraagd. Wat deed hij daar eigenlijk? Als zijn bedoeling onschuldig was, waarom zei hij dat dan niet?'
'Precies. En als hij schuldig was, waarom verzon hij dan geen leugen? Dat hij zweeg lijkt volgens mij beide mogelijkheden uit te schakelen. Aan deze zaak zitten verscheidene vreemde aspecten. Wat vond de politie van het geluid waardoor u wakker werd?'
'Zij dachten dat het veroorzaakt zou kunnen zijn door Arthur toen hij zijn slaapkamerdeur dichtdeed. '
'Hoe onwaarschijnlijk! Alsof iemand die een misdaad aan het plegen is met zijn deur zou slaan om de hele familie wakker te maken. En wat zeiden ze over de verdwijning van de edelstenen?'
'Ze zijn nog steeds bezig met onder de planken te kijken en het meubilair na te gaan, in de hoop ze daar aan te treffen. '
'Hebben ze er ook aan gedacht buitenshuis te kijken?'
'Ja, ze hebben een enorme energie aan de dag gelegd. De hele tuin is al grondig onderzocht. '
'Mijn beste meneer, ' zei Holmes, 'heeft u dan niet in de gaten dat deze zaak veel dieper gaat dan u of de politie aanvankelijk geneigd waren te denken? Het leek u een eenvoudige zaak; maar mij komt ze buitengewoon ingewikkeld voor. Bedenk wat er voor uw theorie komt kijken. U veronderstelt dat uw zoon zijn bed verliet, met groot risico naar uw kleedkamer kwam, uw bureau opende, uw kroon eruit haalde, met geweld er een klein deel afbrak, naar een andere plaats ging en daar drie van de negenendertig edelstenen verborg, zo goed dat niemand ze kan vinden, en toen terugkeerde met de andere zesendertig waar hij het grootst mogelijke gevaar liep om ontdekt te worden. Nu vraag ik u, is dat een houdbare theorie?'
'Maar is er een andere?' riep de bankier uit met een gebaar van wanhoop. 'Als zijn motieven onschuldig waren, waarom legt hij ze dan niet uit?'
'Het is aan ons om daar achter te komen, ' antwoordde Holmes, 'dus als het goedvindt, meneer Holder, gaan we nu samen naar Streatham en besteden een uurtje om wat dieper op de details in te gaan. '
Mijn vriend stond erop dat ik op deze expeditie met hen meeging, wat ik maar al te graag deed, want zowel mijn nieuwsgierigheid als mijn medeleven waren diep gewekt door de geschiedenis waarnaar we geluisterd hadden. Ik moet toegeven dat de schuld van de zoon van de bankier mij even duidelijk voorkwam als zijn ongelukkig vader, maar ik had nog wel zo veel vertrouwen in het oordeelsvermogen van Holmes dat er toch enige gronden voor hoop moesten bestaan als hij de aanvaarde verklaring onbevredigend vond. De hele rit naar de zuidelijk gelegen buitenwijk zei hij nauwelijks iets, maar zat met zijn kin op zijn borst en zijn hoed over zijn ogen getrokken in zeer diepe gedachten verzonken. Onze client leek nieuwe moed te hebben gevat uit de sprankjes hoop die hem waren aangereikt, en zelfs begon hij met mij van de hak op de tak over zaken te praten. Een korte treinreis en een nog kortere wandeling voerden ons naar Fairbank, het bescheiden herenhuis van de grote financier.
Fairbank was een vrij groot vierkant huis van witte steen, dat iets van de weg af stond. Een dubbele gebogen oprijlaan en een met sneeuw bedekt gazon strekten zich uit naar twee grote ijzeren hekken die de ingang afsloten. Aan de rechterkant was een houten hekje, dat leidde naar een smal pad tussen twee keurige heggetjes van de weg naar de keukendeur, die de leveranciersingang vormde. Links liep een laantje naar de stallen, dat niet zelf op het terrein lag maar een openbare, zij het weinig gebruikte, weg was. Holmes liet ons bij de deur achter en liep langzaam om het huis heen, langs de voorzijde, over het leverancierspad, en zo door de tuin naar het stal-laantje. Hij bleef zo lang weg dat meneer Holder en ik de eetkamer binnengingen en bij het haardvuur op zijn terugkomst wachtten. We zaten daar in stilte toen de deur openging en een jongedame binnenkwam. Zij was van meer dan gemiddelde lengte, tenger, met donker haar en donkere ogen, die afgezet tegen de volstrekte bleekheid van haar huid nog donkerder leken. Ik denk niet dat ik ooit een vrouwengelaat zag dat zo dodelijk bleek was. Ook uit haar lippen was alle bloed weggetrokken, maar haar ogen waren rood van het huilen. Toen ze stilletjes de kamer binnensloop, gaf zij mij een groter besef van verdriet dan de bankier deze ochtend had gegeven, en dit was des te opmerkelijker omdat zij duidelijk een vrouw met een sterk karakter was, met een groot vermogen tot zelfbeheersing. Terwijl ze mijn aanwezigheid negeerde, liep ze direct naar haar oom en liet ze haar hand in een lieve, vrouwelijke liefkozing over zijn hoofd gaan.
'U hebt toch wel opdracht gegeven om Arthur vrij te laten, vader?' vroeg zij.
'Nee, nee, mijn kind, de zaak moet tot op de bodem worden uitgezocht. '
'Maar ik ben er zo zeker van dat hij onschuldig is. U kent toch het instinct van een vrouw? Ik weet dat hij geen kwaad eeft gedaan en dat u spijt zult krijgen zo hardvochtig te hebben gehandeld. '
'Waarom zwijgt hij dan, als hij onschuldig is?'
'Wie zal het zeggen? Misschien dat hij boos is omdat u hem verdacht. '
'Ik moest hem toch wel verdenken, toen ik hem letterlijk met de kroon in zijn hand aantrof?'
'O, die wilde hij alleen maar bekijken. Gelooft u me toch dat hij onschuldig is! Laat u de zaak toch rusten. Het is zo vreselijk te bedenken dat onze lieve Arthur in de gevangenis zit!'
'Ik kan dit niet loslaten totdat de edelstenen zijn gevonden - echt niet, Mary! Je genegenheid voor Arthur verblindt je voor de vreselijke gevolgen voor mij. In plaats van de zaak in de doofpot te stoppen, heb ik uit Londen iemand meegebracht die grondiger onderzoek kan doen. '
'Deze meneer?' vroeg ze, en ze draaide zich naar mij om.
'Nee, zijn vriend. Hij wilde dat we hem alleen lieten. Hij loopt nu rond bij het stallaantje. '
'Het stallaantje?' Zij trok haar donkere wenkbrauwen op. 'Wat denkt hij daar te vinden? Ah, daar zal hij zijn. Ik ben er zeker van, meneer, dat u erin slaagt te bewijzen wat ik voor waar houd, namelijk dat mijn neef Arthur part noch deel heeft aan deze misdaad. '
'Ik ben het helemaal met u eens, en ik ga er met u vanuit dat we het zullen bewijzen, ' antwoordde Holmes, die naar de mat terugliep om de sneeuw van zijn schoenen te kloppen. 'Ik geloof dat ik het genoegen heb met juffrouw Mary Holder. Mag ik u een paar vragen stellen?'
'Gaat uw gang, meneer, als ik kan helpen om deze afschuwelijke zaak op te lossen. '
'Zelf hebt u vannacht niets gehoord?'
'Niets, totdat mijn oom zo hard begon te praten. Dat hoorde ik en toen ging ik naar beneden. '
'U sloot de avond tevoren ramen en deuren af. Hebt u alle ramen afgesloten?'
'Ja. '
'Waren ze vanmorgen nog allemaal afgesloten?'
'Ja. '
'Heeft u niet een dienstmeisje met een vrijer? Ik geloof dat u gisteravond tegen uw oom opmerkte dat ze naar buiten was geweest om hem te ontmoeten?'
'Ja, en zij was het meisje dat ons in de salon bediende en kan hebben gehoord wat oom over de kroon opmerkte. '
'Juist. U suggereert dat zij misschien naar buiten ging om dit aan haar vrijer te vertellen, en dat deze twee de beroving hebben beraamd. '
'Maar wat hebben al deze vage theorieen voor zin, ' riep de bankier ongeduldig uit, 'als ik u al heb verteld dat ik Arthur zag met de kroon in zijn handen!'
'Nog even geduld, meneer Holder. Daar komen we op terug. Wat betreft dit meisje, juffrouw Holder. Ik neem aan dat u haar via de keukendeur zag terugkomen?'
'Ja, toen ik ging kijken of de deur wel afgesloten was voor de nacht, zag ik haar net naar binnen glippen. In het donker zag ik ook de man. '
'Kent u hem?'
'O ja! Hij bezorgt onze groenten. Zijn naam is Francis Prosper. '
'Hij stond, ' zei Holmes, 'links van de deur -- dat wil zeggen verder op het pad dan noodzakelijk om bij de achterdeur te komen. '
'Ja, dat is zo. '
'En hij is een man met een houten been?'
In de expressieve donkere ogen van de jonge dame schoot iets van angst. 'U lijkt wel een tovenaar, ' zei ze. 'Hoe weet u dat?'
Ze glimlachte, maar op Holmes spitse, alerte gezicht werd de glimlach niet beantwoord.
'Ik zou nu naar de bovenverdieping willen gaan, ' zei hij. 'Waarschijnlijk zal ik later de buitenkant van het huis nogmaals inspecteren. Misschien is het handig als ik bij de ramen van de benedenverdieping een kijkje neem voordat ik naar boven ga. '
Hij liep snel van het ene raam naar het andere, en hield even stil bij het grote raam dat van het huis uitkeek op het stallaantje. Hij opende dit en onderzocht het zorgvuldig met zijn krachtige vergrootglas. 'Nu gaan we naar boven, ' zei hij ten slotte.
De kleedkamer van de bankier was een sober ingericht kamertje, met een grijs vloerkleed, een groot bureau, en een hoge spiegel. Holmes ging naar het bureau en keek scherp naar het slot.
'Met welke sleutel werd het geopend?Vroeg hij.
'Met die waar mijn zoon zelf op gewezen had - die van de kast in de opbergkamer. '
'Heeft u die hier?'
'Daar op de toilettafel. '
Sherlock Holmes pakte hem op en opende het bureau.
'Het is een geluidloos slot, ' zei hij. 'Geen wonder dat u er niet van wakker werd. Ik neem aan dat dit foedraal de kroon bevat? Laten we er eens een blik op werpen. ' Hij opende het foedraal, nam het diadeem eruit en legde het op tafel. Het was een schitterend voorbeeld van juwelierskunst, en de zesendertig stenen waren de fraaiste die ik ooit gezien heb. Aan een zijde van de kroon was een kromgebogen rand, waar een hoek die drie edelstenen bevatte, was afgerukt.
'Meneer Holder, ' zei Holmes, 'dit is dus de hoek die overeenkomt met wat helaas verloren is geraakt. Zou ik u mogen vragen er wat vanaf te breken?'
De bankier deinsde vol afschuw terug. 'Ik denk er niet aan om dat te proberen, ' zei hij.
'Dan doe ik het. ' Direct spande Holmes al zijn kracht in, maar zonder resultaat. 'Ik voel enige beweging, ' zei hij, 'maar hoewel ik buitengewoon sterk ben in mijn vingers, zou het me heel wat tijd kosten om het te doen breken. Een gemiddeld mens is er niet toe in staat. En wat denkt u dat er zou gebeuren als het wel afbrak, meneer Holder? Het zou een lawaai maken alsof er een pistool afging. Wilt u zeggen dat dit alles zich afspeelde enkele meters van uw bed en dat u niets hoorde?'
'Ik weet niet wat ik moet denken. Het is mij volslagen duister. '
'Misschien kunnen we geleidelijk wat meer helderheid verschaffen. Wat is uw mening, juffrouw Holder?'
Ik moet toegeven dat ik even verbijsterd ben als mijn oom. '
'Uw zoon droeg geen schoenen of pantoffels toen u hem zag?'
'Hij had niets aan behalve zijn broek en hemd. '
'Dank u. We hebben in dit onderzoek echt bijzonder veel geluk, en het zal volledig onze eigen schuld zijn als we deze zaak niet weten op te helderen. Met uw permissie, meneer Holder, zal ik nu mijn onderzoek buiten voortzetten. '
Op zijn verzoek ging hij alleen, want hij legde uit dat elke onnodige voetafdruk zijn taak lastiger zou kunnen maken. Een uur of nog langer was hij aan het werk, daarna kwam hij terug, met zijn voeten onder de sneeuw en zijn gelaatstrekken even ondoorgrondelijk als altijd.
'Ik denk dat ik nu alles heb gezien wat er te zien is, meneer Holder, ' zei hij. 'Ik kan u het best van dienst zijn door nu naar mijn appartement terug te keren. '
'Maar de edelstenen, meneer Holmes. Waar zijn ze?'
'Dat kan ik u niet zeggen. '
De bankier wrong zich de handen. 'Ik zal ze nooit terugzien!' riep hij uit. 'En mijn zoon? Kunt u mij hoop geven?'
'Mijn mening is niet gewijzigd. '
'Wat had in vredesnaam dit duistere gedoe dat zich gisternacht in mijn huis afspeelde dan te betekenen?'
'Als u morgenochtend tussen negen en tien naar mijn adres in Baker Street wilt komen, dan zal ik graag alles doen om dit duidelijker te maken. Ik begrijp dat u mij carte blanche geeft om voor u op te treden, als ik maar de edelstenen terugkrijg, en dat u geen limiet stelt aan het bedrag dat ik kan opnemen?'
'Ik heb er mijn vermogen voor over om ze terug te krijgen. '
'Uitstekend. Ik ga er nu mee aan de slag. Goedendag; het is mogelijk dat ik hier voor vanavond nog terug moet komen. '
Het was mij duidelijk dat het voor mijn vriend al vaststond hoe de zaak in elkaar stak, al kon ik me ten aanzien van zijn conclusies zelfs geen flauwe voorstelling maken. Verscheidene malen tijdens onze terugrit poogde ik hem op dit punt te peilen, maar telkens dwaalde hij af naar een ander onderwerp, totdat ik het ten slotte wanhopig opgaf. Het was nog geen drie uur toen we weer onze vertrekken bereikten. Onmiddellijk ging hij naar zijn eigen kamer en al enkele minuten later verscheen hij weer, nu gekleed als een doodgewone zwerver. Met zijn opgezette kraag, zijn sjofele, vuile jas, zijn rode sjaal en zijn versleten schoenen was hij het toonbeeld van dit mensensoort.
'Ik denk dat dit ermee door kan, ' zei hij, met een blik in de spiegel boven de haard. 'Ik zou wel willen dat jij meekwam, Watson, maar ik ben bang dat het niet gaat. Het kan zijn dat ik iets op het spoor ben, of anders is het een hersenschim, daar kom ik wel snel achter. Ik hoop in een paar uur erug te zijn. ' Hij sneed een plak vlees van het stuk dat op het buffet lag, legde het tussen twee boterhammen, stopte dit primitieve maal in zijn zak en begon aan zijn expeditie.
Ik had net thee gedronken toen hij terugkeerde, kennelijk in een uitstekend humeur en zwaaiend met een oude hoge schoen. Hij wierp deze in een hoek en schonk zichzelf een kop thee in.
'Ik kom hier even in het voorbijgaan, ' zei hij. 'Ik ga direct weer door. '
'Waarheen?'
'O, naar de andere kant van het West End. Het kan wel even duren voordat ik terug ben. Blijf niet voor me op mocht het erg laat worden. '
'Maak je vorderingen?'
'O, dat gaat wel. Ik mag niet klagen. Sinds ik je het laatst zag ben ik naar Streatham geweest, maar niet in het huis. Het is een heel aardig probleempje, en ik zou het voor geen goud gemist hebben. Maar laat ik hier niet blijven babbelen, deze sjofele kleren moeten uit en laat ik terugkeren naar mijn eigen hoogst respectabele zelf. '
Uit zijn manier van doen kon ik opmaken dat hij sterkere redenen voor tevredenheid had dan zijn woorden alleen aangaven. Zijn ogen schitterden, en zijn grauwe wangen vertoonden zelfs een waas van kleur. Hij haastte zich naar boven en enkele minuten later hoorde ik de deur van de vestibule dichtslaan, wat mij vertelde dat hij nogmaals aan zijn prettige jachtpartij was begonnen.
Ik wachtte tot middernacht, maar nog was hij er niet, en ik trok me terug naar mijn eigen kamer. Het was niet ongebruikelijk dat hij dagen en nachten achtereen weg was als hij echt iets op het spoor was, zodat ik door zijn late terugkomst niet verrast was. Ik weet niet op welke tijdstip hij terugkeerde, maar toen ik 's ochtends aan het ontbijt verscheen, zat hij er al, met een kop koffie in de ene hand en de krant in de andere, zo fris en netjes als maar mogelijk was.
'Mijn excuses dat ik niet op je gewacht heb, Watson, ' zei hij, 'maar je zult je herinneren dat onze client vanmorgen tamelijk vroeg een afspraak heeft. '
'Het is al na negenen, ' antwoordde ik. 'Het zou me niet verbazen als dat hem al is. Ik dacht dat ik de bel hoorde. '
Het was inderdaad onze vriend de financier. Ik was geschokt door de verandering die hij had ondergaan, want zijn gezicht dat van nature breed en massief was, was nu geplooid en ingevallen, terwijl zijn haar mij nog iets witter leek. Hij kwam binnen met een vermoeidheid en lethargie die zelfs nog pijnlijker leek dan zijn wildheid van de ochtend hiervoor, en hij plofte neer in de leunstoel die ik voor hem aanschoof.
'Ik weet niet wat ik gedaan heb om zo vreselijk beproefd te worden', zei hij. 'Nog geen twee dagen geleden was ik een gelukkig en welvarend man, zonder zorgen. Nu rest mij niets dan een eenzame en onteerde ouderdom. De ene smart wordt op de voet gevolgd door een ander. Mijn nichtje, Mary, heeft mij verlaten. '
'U verlaten?'
'Ja. Haar bed vanmorgen was onbeslapen, haar kamer was leeg, en er lag voor mij een briefje op de tafel in de gang. Gisteravond had ik tegen haar gezegd, uit verdriet en niet uit boosheid, dat als zij met mijn zoon was getrouwd, alles misschien was goedgekomen met hem. Misschien was het wat onnadenkend om dat te zeggen. In dit briefje heeft ze het erover:
MIJN ALLERLIEFSTE OOM,
Ik heb het gevoel dat ik u deze ellende heb bezorgd, en dat -- als ik anders had gehandeld -- dit vreselijke ongeluk zich nooit had voorgedaan. Als ik daar aan denk, kan ik nooit meer gelukkig bij u in huis wonen, en daarom vind ik dat ik u voor altijd moet verlaten. Maakt u zich niet bezorgd over mijn toekomst, want daarvoor is gezorgd; en gaat u vooral niet naar mij op zoek, want dat is zinloos en het zou mij een slechte dienst bewijzen. In leven of in dood, steeds de uwe UW LIEFHEBBENDE MARY
Wat zou ze daarmee bedoelen, meneer Holmes? Denkt u dat het wijst op zelfmoord?'
'Nee, nee, in het geheel niet. Misschien is het de best mogelijke oplossing. Ik ben ervan overtuigd, meneer Holder, dat uw moeilijkheden bijna voorbij zijn. '
'Ha! Meent u dat? U heeft iets gehoord, meneer Holmes, u bent iets te weten gekomen! Waar zijn de edelstenen?'
'U vindt duizend pond per stuk geen overdreven bedrag?'
'Ik heb er wel tien voor over. '
'Dat is niet nodig. Drieduizend is wel genoeg. En ik neem aan dat er een kleine beloning is. Heeft u uw checkboek bij de hand? Hier heb ik een pen. Schrijft u er maar een uit voor vierduizend pond. '
Verbouwereerd schreef de bankier de gevraagde check uit. Holmes liep naar zijn bureau, haalde er een klein driehoekig stukje goud met daarop drie edelstenen uit, en wierp dit op tafel. Met een kreet van vreugde griste onze client het weg.
'U hebt ze!' hijgde hij. 'Ik ben gered! Ik ben gered!'
De reactie van vreugde was even hartstochtelijk als eerder zijn verdriet en hij drukte zijn herkregen juwelen tegen zijn borst.
'Er is nog iets anders dat u verschuldigd bent, meneer Holder, ' zei Holmes nogal streng.
'Schuldig bent?' Hij pakte zijn pen op. 'Noem het bedrag, en ik betaal het. '
'Nee, u bent het niet mij verschuldigd. U bent een zeer nederige spijtbetuiging verschuldigd aan die edele jongen, uw zoon, die zich in deze zaak gedragen heeft op een wijze waarop ik trots zou zijn als het mijn eigen zoon betrof, mocht ik het geluk hebben er ooit een te bezitten. '
'Het was dus niet Arthur die ze wegnam?'
'Ik zei u gisteren al, en ik herhaal het vandaag, dat niet hij het was. '
'Weet u het zeker! Laten we dan snel naar hem toegaan en hem laten weten hoe het wel zit. '
'Hij weet het al. Toen ik alles had opgehelderd, heb ik met hem gesproken, en toen ik merkte dat hij mij de feiten niet wilde zeggen, heb ik ze hem verteld, waarop hij moest toegeven dat ik gelijk had en enkele kleine details aanvulde die mij nog niet helemaal duidelijk waren. Maar uw nieuwtje van vanmorgen zou hem wel eens aan het praten kunnen krijgen. '
'In vredesnaam, vertelt u me nu dan dit buitengewone mysterie!'
'Dat zal ik doen, en ik zal u stap voor stap laten zien hoe ik erachter kwam. Laat ik u eerst zeggen wat mij het zwaarst valt u te zeggen en voor u om te horen te krijgen: er heeft een zekere verhouding bestaan tussen Sir George Burnwell en uw nichtje Mary. Ze zijn er nu samen vandoor. '
'Mijn Mary? Onmogelijk!'
'Het is helaas niet alleen mogelijk, het is zo. U noch uw zoon kenden de ware aard van deze man toen uw hem tot uw familiekring toeliet. Hij is een van de gevaarlijkste mannen in Engeland - een geruineerde gokker, een nietsontziende schurk, een man zonder gevoel of geweten. Uw nicht wist niets van dergelijke mannen. Toen hij haar zijn geloften influisterde, zoals hij al aan honderden voor haar had gedaan, vleide zij zichzelf met de gedachte dat alleen zij zijn hart had geraakt. De duivel mag weten wat hij zei, maar in ieder geval werd zij zijn werktuig en ontmoette zij hem bijna elke avond. '
'Ik kan en wil het niet geloven!' riep de bankier uit, wiens gezicht asgrauw was geworden.
'Dan zal ik u vertellen wat er op die avond in uw huis gebeurde. Nadat zij dacht dat u naar uw kamer was gegaan, sloop uw nichtje naar beneden en sprak zij met haar geliefde door het raam dat uitkomt op het stallaantje. Zijn voetafdrukken waren helemaal door de sneeuw heen gedrukt, zo lang heeft hij daar gestaan. Zij vertelde hem over de kroon. Dat wekte zijn verdorven lust naar goud en hij wist haar ertoe te krijgen zijn zin te doen. Ik twijfel er niet aan dat zij van u hield, maar er zijn vrouwen bij wie de liefde voor een geliefde alle andere liefdes doet doven, en ik denk dat zij er zo een was. Nauwelijks had ze zijn instructies aangehoord of ze zag u naar beneden komen, waarop ze snel het raam sloot en u vertelde over de escapade van een van de bedienden met haar liefje met het houten been, wat allemaal waar was.
Uw zoon Arthur ging na zijn onderhoud gelijktijdig met u naar bed, maar hij sliep slecht vanwege zijn zorgen over zijn clubschulden. Midden in de nacht hoorde hij zachte voetstappen langs zijn kamer komen, dus stond hij op, keek op de gang en was verrast dat zijn nichtje heel heimelijk door de gang sloop en in uw kleedkamer verdween. Te versteld om iets te ondernemen, trok hij wat kleren aan en wachtte in het duister wat in deze vreemde zaak zou volgen. Even later kwam zij weer uit de kamer tevoorschijn, en bij het schijnsel van de ganglamp zag uw zoon dat zij de kostbare kroon in haar handen had. Ze ging de trap af en hij, huiverend van afgrijzen, verstopte zich achter het gordijn bij uw deur, vanwaar hij kon zien wat zich in de gang beneden fspeelde. Hij zag dat ze behoedzaam het raam opende, de kroon overhandigde aan iemand in het duister, en het toen weer sloot en zich naar haar kamer terughaastte, waarbij ze hem achter het gordijn rakelings passeerde.
Zolang zij in de buurt was, kon hij niets ondernemen zonder de vrouw van wie hij hield gruwelijk te ontmaskeren. Maar zodra zij weg was, besefte hij hoe vernietigend dit onheil voor u zou zijn, en hoe ontzettend belangrijk het zou zijn dit weer goed te maken. Hij snelde naar beneden zoals hij was, op blote voeten, opende het raam, sprong in de sneeuw, en rende het pad af, waar hij in het maanlicht een donkere gestalte zag. Sir George Burnwell probeerde te ontsnappen, maar Arthur kreeg hem te pakken, en vervolgens was er een worsteling, waarbij uw zoon aan het ene eind van de kroon trok en zijn tegenstander aan het andere. In dit handgemeen raakte uw zoon Sir George en bracht hij hem een snee boven zijn oog toe. Toen knapte er plotseling iets, en uw zoon die zag dat hij de kroon in zijn handen had, snelde terug, sloot het raam, ging de trap op naar uw kamer, en had net ontdekt dat de kroon tijdens het gevecht was verwrongen en was bezig hem recht te buigen toen u ten tonele verscheen. '
'Hoe is het mogelijk!' hijgde de bankier.
'U wekte vervolgens zijn woede door hem uit te schelden op een moment dat hij meende uw meest warme dank te hebben verdiend. Hij kon de ware toedracht niet uitleggen zonder haar te verraden die absoluut maar heel weinig consideratie van zijn kant verdiende. Maar hij gedroeg zich ridderlijk en bewaarde haar geheim. '
'En daarom gilde ze en viel ze flauw toen ze de kroon zag, ' riep meneer Holder uit. 'O, mijn God, wat ben ik een blinde dwaas geweest! En toen vroeg hij nog of hij vijf minuten naar buiten mocht! De goede jongen wilde kijken of het ntbrekende stuk op de plaats van het handgemeen lag. Wat heb ik hem gruwelijk verkeerd beoordeeld!'
'Toen ik bij het huis aankwam, ' vervolgde Holmes, 'liep ik er direct zorgvuldig omheen om te zien of er sporen in de sneeuw waren die mij konden helpen. Ik wist dat er niets meer gevallen was sinds de vorige avond, en ook dat het streng had gevroren zodat de indrukken in de sneeuw bewaard waren. Ik liep over het leverancierspad, maar alles was daar vertrapt en niet meer na te gaan. Maar even verderop, voorbij de keukendeur, had een vrouw staan praten met een man, wiens ronde afdruk aan een kant liet zien dat hij een houten been had. Zelfs kon ik zien dat ze gestoord werden, want de vrouw was snel teruggerend naar de deur, getuige de diepe teen- en lichte hielafdrukken, terwijl het houten been even had gewacht en toen was weggegaan. Op dat moment dacht ik nog dat dit het dienstmeisje en haar liefje waren, over wie u mij gesproken had, en nadere ondervraging wees dit ook uit. Ik liep de tuin rond zonder iets anders te zien dan wat toevallige sporen, die ik voor die van de politie hield. Maar toen ik bij het stallaantje kwam, zag ik dat er in de sneeuw een lang en gecompliceerd verhaal voor me geschreven stond.
Er was een dubbele rij voetsporen van een gelaarsde man, en een tweede dubbele rij die tot mijn vreugde behoorde aan een man op blote voeten. Op grond van wat u mij vertelde, was ik er onmiddellijk van overtuigd dat deze laatste van uw zoon afkomstig waren. De eerste had heen en weer gelopen, maar de tweede had gerend, en omdat zijn voetsporen op sommige plaatsen over de afdruk van de laarzen heen stonden, was het duidelijk dat hij na de ander was voorbijgekomen. Ik volgde ze verder en ontdekte dat ze naar het raam van de vestibule leidden, waar de Laars tijdens het wachten alle sneeuw had weggeveegd. Toen liep ik naar het ndere eind, zo'n honderd meter of iets meer het pad af. Ik ontdekte waar de Laars zich had omgedraaid, de sneeuw was platgetrapt alsof er een gevecht had plaatsgevonden, en ten slotte hadden er een paar druppels bloed gevloeid, om aan te geven dat ik me niet vergist had. De Laars was vervolgens het pad afgerend, en nog een tweede bloedvlek gaf me aan dat hij was gewond. Aangekomen bij de hoofdweg aan het andere eind, zag ik dat het wegdek was schoongeveegd, zodat daar het spoor eindigde.
Maar toen ik het huis binnenkwam, onderzocht ik nauwkeurig, zoals u zich herinnert, de vensterbank en de omlijsting van het raam in de vestibule, en kon ik onmiddellijk zien dat iemand naar buiten was gestapt. Ik kon de omtrekken zien van een wreef waar de natte voet was neergezet bij het naar binnen komen. Ik begon me toen een mening te vormen over wat zich had afgespeeld. Een man had buiten het raam staan wachten; iemand had de juwelen gebracht; dat was gezien door uw zoon; hij was de dief achter-nagegaan; had met hem gevochten; beiden hadden aan de kroon getrokken, en hun gezamenlijke kracht had voor de schade gezorgd waar elk afzonderlijk niet toe in staat was. Hij was met de buit teruggekeerd, maar had een onderdeel in handen van zijn tegenstander achtergelaten. Tot zover was het duidelijk. De vraag was nu wie deze man was en wie hem de kroon had gebracht?
Er is een oude stelregel dat als je het onmogelijke hebt uitgesloten, datgene wat overblijft, hoe onwaarschijnlijk ook, waar moet zijn. Ik wist dat niet li hem naar beneden had gebracht, dus bleven alleen uw nichtje en de dienstmeisjes over. Maar als het de dienstmeisjes waren, waarom liet uw zoon zich dan in hun plaats beschuldigen? Daar kon geen enkele mogelijke reden voor bestaan. Maar als hij zijn nichtje beminde, bestond er een uitstekende verklaring waarom ij haar geheim zou bewaren - temeer omdat het geheim schandelijk was. Toen ik mij herinnerde dat u haar bij het raam had gezien, en hoe zij was flauwgevallen bij het terugzien van de kroon, werd mijn vermoeden een zekerheid.
En wie kon dan haar medeplichtige zijn? Kennelijk een geliefde, want wat kon zwaarder wegen dan de liefde en dankbaarheid die zij ongetwijfeld jegens u voelde? Ik wist dat u maar weinig uitging, en dat uw vriendenkring erg beperkt was. Maar daaronder bevond zich Sir George Burnwell. Ik had eerder al over hem gehoord als iemand die bij vrouwen een kwalijke reputatie genoot. Hij moest het geweest zijn die deze laarzen droeg en de ontbrekende juwelen had achtergehouden. Zelfs al wist hij dat Arthur hem had ontmaskerd, dan nog kon hij zich vleien met de gedachte dat hij veilig was, want de jongen kon niets zeggen zonder zijn eigen familie in opspraak te brengen.
U zult goed kunnen begrijpen welke maatregelen ik vervolgens nam. In de vermomming van een zwerver ging ik naar het huis van Sir George, waar ik goede maatjes wist te worden met zijn bediende en erachter kwam dat zijn meester de vorige avond een snee in zijn hoofd had opgelopen. Voor een bedrag van zes shilling verkreeg ik ten slotte zekerheid door een paar afgedankte schoenen te kopen. Daarmee reisde ik naar Streatham en stelde ik vast dat die exact in de sporen pasten. '
'Ik heb een haveloos geklede vagebond op het pad gezien gisteravond, ' zei meneer Holder.
'Precies. Dat was ik. Ik begreep dat ik mijn man gevonden had, dus ging ik naar huis en kleedde mij om. Vervolgens had ik een delicate rol te vervullen, want ik besefte dat een openbare vervolging diende te worden vermeden om een schandaal te voorkomen, en ik wist dat een zo sluwe schurk zou beseffen dat onze handen in deze zaak gebonden waren.
Ik ging bij hem op bezoek. Aanvankelijk ontkende hij natuurlijk alles. Maar toen ik hem elk detail gaf van wat zich had afgespeeld, probeerde hij me te overtroeven en greep hij een ploertendoder van de muur. Maar ik stond mijn mannetje en voordat hij toe kon slaan, sloeg ik hem met een pistool op zijn hoofd. Toen werd hij wat redelijker. Ik zei hem dat we hem zouden betalen voor de edelstenen die hij bezat
- duizend pond per stuk. Dat wekte bij hem de eerste tekenen van spijt die hij getoond had. "Wel vervloekt!" zei hij, "ik heb ze voor zeshonderd de drie van de hand gedaan!" Al snel kreeg ik het adres van de heler uit hem los, als ik beloofde dat er geen vervolging zou plaatsvinden. Ik ging er direct op af, en na veel gemarchandeer verkreeg ik onze stenen voor duizend pond het stuk. Toen ging ik bij uw zoon langs, vertelde hem dat alles voor elkaar was, en ten slotte belandde ik om twee uur in bed, na een -- mag ik wel zeggen  echt flinke werkdag. '
'Een dag die Engeland een groot publiek schandaal heeft: bespaard, ' zei de bankier, die opstond. 'Meneer, ik weet niet hoe ik u kan bedanken, maar weest u ervan overtuigd dat ik zeer dankbaar ben voor wat u gedaan hebt. Uw bekwaamheid heeft echt alles overtroffen wat ik erover gehoord had. En nu moet ik snel naar mijn lieve zoon om me bij hem te verontschuldigen voor het onrecht dat ik hem heb aangedaan. Wat u me over de arme Mary hebt verteld, dat gaat me echt aan het hart. Zelfs uw bekwaamheid kan mij niet vertellen waar zij nu is. '
'Ik denk dat we rustig kunnen aannemen, ' antwoordde Holmes, 'dat zij is waar Sir George Burnwell zich bevindt. Het is even zeker dat, welke haar zonden ook zijn, die spoedig meer dan voldoende bestraft zullen worden. '
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het Avontuur van de Bruine Berken (The Adventure of the Copper Beeches)





Sherlock Holmes
|

 

            'Voor iemand die gewoon van zijn vak houdt vanwege het vak zelf, ' merkte Sherlock Holmes op, terwijl hij het advertentiekatern van de Daily Telegraph weglegde, 'zijn het herhaaldelijk de onbelangrijkste en onnozelste uitingen waaraan het meest intense genoegen beleefd kan worden. Het doet me plezier om te zien, Watson, dat jij in de kleine verslagen van onze zaken die jij zo goed bent geweest op te tekenen, en, moet ik ook zeggen, af en toe te verfraaien, deze waarheid hebt begrepen en het accent hebt gelegd niet zozeer op de vele causes celebres en sensationele rechtszaken waarin ik ben opgetreden, maar eerder op die gevallen die zelf triviaal waren maar die ruimte boden voor de vermogens van deductie en logische redenering die mijn specialiteit zijn geworden. '
'En toch, ' zei ik glimlachend, 'kan ik mijzelf niet geheel vrijpleiten van de beschuldiging van effectbejag die tegen mijn verslagen is ingebracht. '
'Je hebt er misschien verkeerd aan gedaan, ' constateerde hij, terwijl hij met de tang een gloeiende sintel uit de haard nam en er zijn lange, kersenhouten pijp mee aanstak die gewoonlijk zijn stenen pijp verving als hij eerder in de stemming was om te discussieren dan na te denken - 'je hebt er misschien verkeerd aan gedaan om te proberen aan je uiteenzettingen kleur en leven te geven in plaats van je te bepalen tot de opdracht het strenge redeneren volgens oorzaak en gevolg vast te leggen dat echt het enig opmerkelijke aan zo'n zaak is. '
'Het komt mij voor dat ik je daarin volledig recht heb gedaan, ' antwoordde ik wat koeltjes, want het egoisme dat ik meer dan eens had geconstateerd in het eigenaardige karakter van mijn vriend stond mij tegen.
'Nee, het is geen egoisme of verwaandheid, ' zei hij, waarbij hij, zoals vaak, niet mijn woorden maar mijn gedachten eantwoordde. 'Als ik wil dat mijn kunst wordt recht gedaan, dan gaat het om iets onpersoonlijks - iets waar ikzelf buiten sta. Misdaad is alledaags. Logica is zeldzaam. Daarom zou je meer aandacht moeten geven aan de logica dan aan de misdaad. Wat een reeks verhandelingen had moeten worden, heb jij tot serie verhaaltjes gedegradeerd. '
Het was een koude ochtend in het vroege voorjaar, en we zaten na het ontbijt aan weerszijden van het genoeglijke vuur in de oude kamer in Baker Street. Een dikke mist ontrolde zich tussen de omtrekken van de grijsgekleurde huizen, en de ramen aan de overkant waren als zwarte, vormloze vlekken door de zware, gelige slierten zichtbaar. De gaslamp was aan en scheen op het witte tafelkleed en op het porselein en bestek, want de tafel was nog niet afgeruimd. Sherlock was de hele ochtend stil geweest, waarbij hij voortdurend in de advertenties van een hele reeks kranten zat te neuzen, totdat hij hier ten slotte kennelijk de brui aan had gegeven en mij op korzelige toon de les was gaan lezen over mijn literaire tekortkomingen.
'Tegelijk, ' merkte hij na een korte pauze op, waarin hij aan zijn pijp trok en in het vuur staarde, 'kan effectbejag je nauwelijks verweten worden, want bij deze gevallen, waarvoor jij zo vriendelijk bent geweest je te interesseren, gaat het heel vaak niet om misdaad in de juridische betekenis. De zaak waarin ik getracht heb de koning van Bohemen bij te staan, het zonderlinge avontuur van juffrouw Mary Sutherland, het probleem van de man met de misvormde lip, en het geval van de adellijke vrijgezel, vielen alle buiten de wet. Maar in het vermijden van sensatie ben je, vrees ik, wel bijna wat alledaags geworden. '
'Dat kan het resultaat zijn geweest, ' antwoordde ik, 'maar mijn methodes waren volgens mij nieuw en belangwekkend. '
'Pffi Beste kerel, wat kan het publiek, het grote, onachtzame publiek, dat niet in staat is een wever aan zijn tanden en een letterzetter aan zijn linkerduim te herkennen, de fijnere nuances van analyse en deductie schelen! Maar inderdaad, zo jij triviaal bent, kan ik je dit niet kwalijk nemen, want de dagen van de grote zaken behoren tot het verleden. De mens, of in ieder geval de misdadige mens, is alle initiatief en originaliteit verloren. Wat mijn eigen kleine praktijk aangaat, die lijkt te ontaarden in een bureau voor het terugvinden van verloren potloden en het adviseren van kostschoolmeisjes. Maar ik denk dat ik nu toch de bodem heb bereikt. Het briefje dat ik vanmorgen ontving, is vermoed ik het dieptepunt. Lees maar!' Hij schoof me een verfrommelde brief toe.
Deze was de vorige avond in Montague Place geschreven, en luidde aldus:
Geachte heer holmes,
ik zou u erg graag raadplegen over het al an niet aanvaarden van de betrekking van gouvernante die mij is aangeboden. ik zal morgenochtend om half elf bij u langskomen, als dit niet lastig is.
Hoogachtend, Violet Hunter
'Ken jij deze jongedame?' vroeg ik.
'Ik niet. '
'Het is nu halfelf. '
'Ja, en daar zullen we haar al hebben. '
'Het zou interessanter kunnen blijken te zijn dan je denkt. Herinner je je de zaak van de blauwe karbonkel, die aanvankelijk lichtgewicht leek, maar zich ontwikkelde tot een serieus onderzoek? Dat zou ook hier het geval kunnen zijn. '
'Laten we het hopen! Maar onze twijfel zal spoedig worden weggenomen, want als ik me niet sterk vergis is hier de persoon in kwestie. '
Terwijl hij sprak ging de deur open en kwam een jongedame de kamer binnen. Zij was eenvoudig maar netjes gekleed, met een opgewekt, intelligent gezicht, vol sproeten, en met de besliste manier van doen van een vrouw die zich alleen door het leven heeft moeten slaan.
'Ik hoop dat u het mij niet kwalijk neemt dat ik u lastig val, ' zei ze, toen mijn vriend opstond om haar te begroeten, 'maar er is mij iets vreemds overkomen, en omdat ik geen ouders of familie heb die ik om raad kan vragen, dacht ik dat u misschien zo vriendelijk zou willen zijn om mij te zeggen wat ik doen moet. '
'Gaat u alstublieft zitten, juffrouw Hunter. Ik zal heel graag alles doen om u van dienst te zijn. '
Ik kon zien dat Holmes een gunstige indruk had gekregen van het optreden van zijn nieuwe client. Hij keek haar eerst vorsend aan, en concentreerde zich vervolgens om naar haar geschiedenis te gaan luisteren, met halfgesloten ogen en zijn vingertoppen tegen elkaar gedrukt.
'Ik ben vijf jaar lang gouvernante geweest, ' zei ze, 'in het gezin van kolonel Spence Munro, maar twee maanden geleden werd de kolonel aangesteld in Halifax, Nova Scotia, en hij nam zijn kinderen mee, zodat ik mijn betrekking verloor. Ik plaatste een advertentie en solliciteerde, maar zonder succes. Ten slotte begon het kleine beetje geld dat ik gespaard had op te raken, en ik was ten einde raad wat ik doen moest.
Er bestaat in het West End een bekend bemiddelingsbureau voor gouvernantes, genaamd Westaway's, en daar ging ik elke week een keer langs om te kijken of er iets was opgedoken wat voor mij geschikt was. Westaway is de naam van de oprichter, maar de zaak wordt in feite geleid door juffrouw Stoper. Zij zit in haar eigen kleine kantoor, en de dames die werk zoeken zitten in een wachtkamer, en worden dan een voor een binnengelaten, waarna zij in haar kaartenbakken kijkt of er iets voor hen bij is.
Toen ik er de vorige week langs ging en als gebruikelijk in het kantoortje werd binnengelaten, zag ik dat juffrouw Stoper niet alleen was. Een buitengewoon dikke heer, met een glimlachend gezicht en vele onderkinnen, zat naast haar. Hij droeg een bril en keek de dames die binnenkwamen opmerkzaam aan. Toen ik binnenkwam, sprong hij opgewonden van zijn stoel en wendde zich snel tot juffrouw Stoper.
"Deze is uitstekend, " zei hij, "ik kon me geen betere voorstellen. Geweldig! Geweldig!" Hij scheen erg enthousiast en wreef zich zeer vergenoegd in de handen. Hij zag er zo gezellig uit dat het een genoegen was naar hem te kijken.
"U zoekt een betrekking, juffrouw?" vroeg hij.
"Ja, meneer. "
"Als gouvernante?"
Ja, meneer.
"En hoeveel wilt u verdienen?"
"In mijn laatste positie bij kolonel Spence Munro verdiende ik vier pond per maand. "
"Kom, kom, dat is een hongerloontje!" riep hij uit, en stak zijn dikke handjes in de lucht alsof hij bijna ontplofte. "Hoe kan iemand een dame die over zulke bekwaamheden beschikt zo'n schandelijk laag bedrag aanbieden?"
"Mijn bekwaamheden, meneer, zijn misschien geringer dan u denkt, " zei ik. "Een beetje Frans, een beetje Duits, muziek en tekenen - "
"Kom, kom!" riep hij uit. "Daar gaat het niet om. Het gaat erom of u al dan niet het voorkomen en de manieren an een dame hebt. Dat is de kern. Als u die niet bezit, bent u niet geschikt om een kind op te voeden dat eerdaags een grote rol zal vervullen in de geschiedenis van het land. Maar als u die wel bezit, hoe durft een heer u dan iets te laten accepteren dat een getal van onder de drie cijfers is? Bij mij zal uw salaris, mevrouw, aanvangen bij honderd pond per jaar. "
U kunt zich voorstellen, meneer Holmes, dat voor mij, in mijn berooide toestand, dit aanbod bijna te mooi leek om waar te zijn. Maar omdat de heer misschien de blik van ongeloof op mijn gezicht zag, opende hij een portefeuille en nam er een bankbiljet uit.
"Het is ook mijn gewoonte, " zei hij, terwijl hij alleraardigst glimlachte totdat zijn ogen niet meer dan twee glinsterende spleetjes waren te midden van de witte plooien van zijn gezicht, "mijn jongedames hun halve salaris vooruit te betalen, voor de kleine onkosten van hun reis en hun garderobe. "
Het kwam mij voor dat ik nog nooit zon fascinerende en voorkomende man had ontmoet. Omdat ik al in de schuld stond bij mijn leveranciers, kwam het voorschot mij erg goed uit, en toch was er iets onnatuurlijks aan de hele gang van zaken, zodat ik iets meer wilde weten voordat ik mij zou binden.
"Mag ik u vragen waar u woont, meneer?" zei ik.
"In Hampshire. Op een allercharmantst landgoed. De Bruine Beuken, acht kilometer voorbij Winchester. Het is een prachtige streek, mijn lieve jongedame, en een allercharmantst landhuis. "
"En mijn werkzaamheden, meneer? Ik zou graag weten waar die uit bestaan. "
"We hebben een kind - een lieve deugniet van net zes. O, u moest eens zien hoe hij met een pantoffel kakkerlakken doodslaat! Pets! Pets! Pets! Voor je het weet zijn er weer drie geweest!" Hij leunde achterover in zijn stoel en hij kwam bijna niet meer bij van het lachen.
Ik schrok wat van de aard van dit kinderspel, maar omdat de vader zo lachte, dacht ik dat hij misschien een grapje maakte.
"Mijn enige werkzaamheden, " vroeg ik, "bestaan dus uit de opvoeding van een kind?"
"Nee, nee, niet alleen daaruit, mijn lieve jongedame, " riep hij uit. "u zou ook, wat u ongetwijfeld redelijk vindt, kleine dingen moeten doen in opdracht van mijn vrouw, op voorwaarde natuurlijk dat het opdrachten betreft die van een dame gevraagd kunnen worden. Daar heeft u toch zeker geen bezwaar tegen?"
"Ik zal mij graag zo nuttig mogelijk maken. "
"Prachtig. Bij voorbeeld wat uw kleren betreft. Wij zijn nogal op kleren, weet u - nogal op kleren, maar heel onschuldig. Als van u gevraagd werd een jurk te dragen die wij u gaven, dan zou u tegen onze kleine wens toch geen bezwaar maken?"
"Nee, " zei ik, uitermate verbaasd over zijn woorden.
"Of om hier dan wel daar te gaan zitten, dat zou u niet vervelend vinden?"
O, nee.
"Of uw haar af te knippen voordat u naar ons toekomt?"
Ik kon mijn oren nauwelijks geloven. Zoals u ziet, meneer Holmes, is mijn haar nogal weelderig en van een eigenaardige kastanjebruine tint. Sommigen vinden het nogal artistiek. Ik dacht er niet over om het zomaar op te offeren.
"Ik ben bang dat dat echt onmogelijk is, " zei ik. Hij had mij met zijn kleine oogjes oplettend aangekeken en ik zag dat terwijl ik sprak zijn gezicht even betrok.
"Ik ben bang dat dat echt heel belangrijk is, " zei hij. "Het is een bijzondere wens van mijn vrouw, moet u weten, en de grillen van een vrouw moeten altijd gevolgd worden. U wilt uw haar dus niet afknippen?"
"Nee, meneer, dat gaat echt niet, " antwoordde ik ferm.
"Goed dan, dat is dan duidelijk. Het is spijtig, omdat u het in andere opzichten heel goed zou hebben gedaan. In dat geval, juffrouw Stoper, kunt u beter nog een paar andere jongedames laten komen. "
De directrice had al die tijd in haar papieren zitten kijken, zonder een woord tegen een van ons te spreken, maar nu keek ze mij aan, en zo onvriendelijk dat ik vermoedde dat zij een mooie provisie misliep door mijn weigering.
"Wilt u dat uw naam op de lijst blijft staan?" vroeg ze.
"Alstublieft, juffrouw Stoper. "
"Het lijkt me eigenlijk wat zinloos, nu u de schitterendste aanbiedingen op dit terrein afslaat, " zei ze scherp. "U kunt nauwelijks verwachten dat wij ons voor u inspannen om nog zo'n buitenkansje voor u te zoeken. Goedendag, juffrouw Hunter. " Ze sloeg op een tafelgong, en ik werd door de bediende uitgelaten.
Toen ik weer op mijn kamer was, meneer Holmes, en in de kamer maar weinig te eten vond, en op tafel een paar rekeningen, begon ik me toch af te vragen of ik niet erg dwaas was geweest. Want al hadden deze mensen vreemde kuren en eisten ze gehoorzaamheid ten aanzien van de vreemdste zaken, in ieder geval waren ze bereid om voor hun excentriciteit te betalen. Erg weinig gouvernantes in Engeland ontvangen per jaar honderd pond. Wat had ik bovendien aan mijn haar? Veel mensen zien er aantrekkelijker uit door het kort te dragen, en misschien behoorde ik tot hen. De volgende dag geloofde ik al dat ik een vergissing had begaan, en nog een dag later was ik ervan overtuigd. Bijna had ik mijn trots opzij gezet en was naar het bureau gegaan om te informeren of deze betrekking nog vacant was, toen ik deze brief van de heer zelf ontving. Ik zal hem u voorlezen:
De Bruine Beuken, bij Winchester Geachte juffrouw Hunter,
Juffrouw Stoper was zo vriendelijk mij uw adres te geven, en ik schrijf u van hier om te informeren of u op uw beslissing nog bent teruggekomen. Mijn vrouw zou heel graag willen dat u kwam, want mijn beschrijving van u vond zij zeer aantrekkelijk. Wij zijn bereid u dertig pond per kwartaal te betalen, ofwel honderdtwintig pond per jaar, om u zo schadeloos te stellen voor elk klein ongemak dat onze eigenaardigheden u kunnen bezorgen. Die eisen overigens niet zo veel van u. Mijn vrouw is erg gecharmeerd van een bepaalde kleur blauw, en zij zou graag zien dat u een dergelijke jurk 's ochtends in huis droeg. Maar u hoeft geen onkosten te maken om er een aan te schaffen, aangezien we er een bezitten van mijn lieve dochter Alice (die nu in Philadelpia is), die u, denk ik, heel goed zou passen. Wat betreft het op een bepaalde plek gaan zitten, of op een bepaalde manier iets doen, dat hoeft u geen ongemak te bezorgen. Wat betreft uw haar, dat is ongetwijfeld jammer, met name omdat ik tijdens ons korte gesprekje niet kon nalaten op te merken dat het heel mooi haar is, maar ik ben bang dat ik hieraan moet vasthouden, en ik hoop alleen maar dat het verhoogde salaris u voor het verlies ervan schadeloos stelt. Uw plichten ten aanzien van het kind zijn erg licht. Ik hoop dus dat u wilt komen, en dan haal ik u in Winchester af met het rijtuig. Laat mij weten welke trein u neemt.
Hoogachtend, Jephro Rucastle
Dat is de brief die ik zojuist heb ontvangen, meneer Holmes, en ik heb besloten om er op in te gaan. Maar ik bedacht dat ik, voordat ik niet meer terug kon, de hele zaak nog aan u wilde voorleggen. '
'Als u nu al besloten hebt, juffrouw Hun ter, dan geeft dat de doorslag, ' zei Holmes, glimlachend.
'Maar raad u mij dan niet aan om het te af te slaan?'
'Ah, ik beschik niet over harde feiten. Ik kan het u niet zeggen. Wat denkt u er zelf van?'
'Er lijkt mij maar een ding mogelijk. Meneer Rucastle is een erg aardige en goedhartige man. Zou het niet zo kunnen zijn dat zijn vrouw krankzinnig is, dat hij dit voor de wereld verborgen wil houden uit vrees dat zij in een gesticht wordt opgenomen, en dat hij zo veel mogelijk aan haar grillen tegemoet komt om een uitbarsting te voorkomen?'
'Dat is een mogelijke verklaring -- in feite, zoals de zaken nu staan, de meest waarschijnlijke. Hoe dan ook lijkt het me geen prettige huishouding voor een jongedame. '
'Maar het geld, meneer Holmes, het geld!'
'Ja, het geld is natuurlijk goed - te goed. Dat maakt me wat onrustig. Waarom zouden ze u honderdtwintig pond per jaar betalen, als ze het voor veertig pond ook voor het uitkiezen hadden? Daar moet een gegronde reden achter zitten. '
'Ik had gedacht dat als ik u de omstandigheden had verteld, u het later zou begrijpen als ik uw hulp inriep. Ik zou me veel sterker voelen als ik wist dat u achter mij stond. '
'Oh, daar kunt u van op aan. Ik verzeker u dat uw kleine probleem mij als het interessantste voorkomt dat de laatste maanden op mijn pad is gekomen. Sommige aspecten hebben bepaald iets geheel nieuws. Mocht u gaan twijfelen of in gevaar raken -'
'Gevaar? Welk gevaar voorziet u?'
Holmes schudde ernstig zijn hoofd. 'Het zou geen gevaar meer zijn als we het konden aanwijzen, ' zei hij. 'Maar te allen tijde, dag of nacht, hoeft u maar een telegram te sturen en ik kom u te hulp. '
'Dat is genoeg. ' Ze stond kordaat uit haar stoel op, en alle zorg was van haar gezicht geweken. 'Ik vertrek nu heel rustig naar Hampshire. Ik zal meneer Rucastle direct schrijven, vanavond mijn arme haren offeren, en morgen naar Winchester afreizen. ' Na Holmes bedankt te hebben, wenste ze ons goedenavond en stoof ze de kamer uit.
'In ieder geval, ' zei ik terwijl we haar snelle, krachtige voetstappen de trap hoorden afdalen, 'lijkt ze mij een jongedame die heel goed voor zichzelf kan zorgen. '
'Dat zal ook nodig zijn, ' zei Holmes ernstig. 'Ik zou mij erg vergissen als wij binnen een paar dagen niet van haar horen. '
Het duurde niet lang voordat de voorspelling van mijn vriend uitkwam. Twee weken gingen voorbij, waarin ik regelmatig aan haar dacht en mij afvroeg in welke vreemde uitwassen van het menselijk bestaan deze alleenstaande vrouw verzeild was geraakt. Het ongebruikelijke salaris, de curieuze omstandigheden, de lichte werkzaamheden wezen alle op iets abnormaals, al was ik niet bij machte vast te stellen of het een eigenaardigheid betrof of een complot, en of deze man een weldoener of een schurk was. Wat Holmes aangaat, ik merkte op dat hij regelmatig een halfuur achtereen met gefronst voorhoofd voor zich uit zat te staren. Maar als ik er iets over zei, wuifde hij de hele zaak weg. 'Feiten! Feiten! Feiten!' riep hij ongeduldig uit. 'Zonder klei kan ik geen stenen maken. ' En toch eindigde hij altijd door te mompelen dat een zuster van hem een dergelijke betrekking niet had mogen aanvaarden.
Het telegram dat we ten slotte ontvingen kwam 's avonds laat, net toen ik naar bed wilde gaan en Holmes zich installeerde voor een van de chemische proeven waaraan hij zich regelmatig wijdde. Ik verliet hem dan 's avonds gebogen over een retort en een reageerbuisje en trof hem 's ochtends als ik ging ontbijten in dezelfde houding weer aan. Hij maakte de gele envelop open, en na een vluchtige blik erin, wierp hij me deze toe.
'Zoek jij in het spoorboekje even een trein op?' zei hij, en keerde toen weer terug naar zijn chemische onderzoek.
Het verzoek was kort en dringend:
komt u alstublieft morgen rond de middag aar hotel de zwarte zwaan in winchester.
komt u toch vooral! ik ben ten einde raad.
hunter.
'Ga je mee? vroeg Holmes, opkijkend.
'Graag. '
'Zoek je het dan even uit?'
'Er gaat een trein om half tien, ' zei ik, nadat ik vluchtig in het spoorboekje had gekeken. 'Hij komt om half twaalf in Winchester aan. '
'Dat is uitstekend. Misschien kan ik mijn analyse van ace-ton dan maar beter uitstellen, aangezien ik morgen heel fris moet zijn. '
De volgende ochtend tegen elf uur waren we goed en wel op weg naar de oude Engelse hoofdstad. Holmes was tijdens de heenreis verdiept geweest in de ochtendkranten, maar na het passeren van de grens met Hampshire legde hij ze weg en ging hij van het landschap genieten. Het was een volmaakte voorjaarsdag, een lichtblauwe lucht, terwijl er kleine witte schapenwolkjes van west naar oost overdreven. De zon scheen helder, en toch was er iets verfrissends in de atmosfeer, waardoor je energie gestimuleerd werd. Overal in het landschap, tot aan de golvende heuvels rondom Aldershot, doken de kleine rode en grijze daken van boerenhoeven op tussen het lichtgroen van het prille blad.
'Zijn ze niet prachtig?' riep ik met het enthousiasme van iemand die net de mist van Baker Street achter zich heeft gelaten.
Maar Holmes schudde ernstig het hoofd.
'Weet je, Watson, ' zei hij, 'dat het een van de plagen van een geest als de mijne is dat ik naar alles moet kijken in relatie tot mijn beroep. Jij kijkt naar deze eenzame huisjes en je wordt getroffen door hun schoonheid; en de enige gedachte die bij mij opkomt is een besef van hun isolement en hoe kwetsbaar ze zijn als er een misdrijf werd gepleegd. '
'Lieve hemel!' riep ik. 'Wie zou deze vriendelijke oude boerenhoeven met misdaad in verband brengen!'
'Ze doen me altijd wat huiveren. Ik ben ervan overtuigd, Watson, gebaseerd op ervaring, dat de armoedigste en akeligste steegjes in Londen niet meer zonde hebben gezien dan dit vriendelijk glimlachende platteland. '
'Je maakt me bang!'
'Maar de reden ligt voor de hand. De druk van de publieke opinie kan in de stad bewerkstelligen waartoe de wet niet bij machte is. Er is geen achterbuurt waarin de kreet van een mishandeld kind, of de vuistslagen van een dronkelap, niet de sympathie en verontwaardiging van de buren wekken, en vervolgens is het hele gerechtelijke apparaat nog wel zo snel dat een enkel woord of klacht het in gang zet en er tussen het misdrijf en de beklaagdenbank weinig tijd verloopt. Maar kijk eens naar deze eenzaam gelegen huizen, elk op zijn eigen terrein, voornamelijk bewoond door arme, onwetende mensen, die de wet niet kennen. Denk eens aan de helse wreedheden, de verborgen slechtheid die jaren achter en op dergelijke plaatsen kan doorgaan, zonder dat iemand erachter komt. Als de dame die onze hulp inroept in Winchester was gaan wonen dan zou ik nooit voor haar gevreesd hebben. Het gevaar bestaat uit de acht kilometer platteland. Al is duidelijk dat zij niet persoonlijk bedreigd wordt. '
'Nee. Als zij naar Winchester kan komen om ons te ontmoeten, beschikt zij nog over bewegingsvrijheid. '
'Precies. Zij heeft haar vrijheid. '
'Wat kan er dan wel aan de hand zijn? Heb jij er een verklaring voor?'
'Ik heb verschillende verklaringen bedacht, die elk overeenstemmen met de ons bekende feiten. Maar welke van deze klopt, valt alleen vast te stellen door de nieuwe informatie die ons ongetwijfeld wacht. Daar is de toren van de kathedraal, we zullen spoedig vernemen wat juffrouw Hunter ons heeft te vertellen. '
De Zwarte Zwaan is een befaamde herberg in High Street, niet ver van het station, en daar troffen we de jongedame aan. Zij had een apart kamertje gereserveerd, en onze lunch stond al op tafel.
'Ik ben zo blij dat u bent gekomen, ' zei ze ernstig. 'Het is vreselijk aardig van u beiden; maar ik weet dan ook niet wat ik doen moet. Uw raad is voor mij van onschatbaar belang. '
'Vertelt u eens wat u is overkomen. '
'Dat zal ik doen, en met enige haast, want ik heb meneer Rucastle beloofd voor drie uur weer terug te zijn. Hij stemde erin toe dat ik vanmorgen naar de stad ging, al kon hij niet weten waarvoor. '
'Alles op zijn tijd. ' Holmes strekte zijn lange magere benen naar het vuur en nam een luisterhouding aan.
'In de eerste plaats moet ik zeggen dat ik in het algemeen door meneer en mevrouw Rucastle niet slecht ben behandeld. Dat moet ik in alle eerlijkheid zeggen. Maar ik begrijp ze niet, en dat maakt me onrustig. '
'Wat begrijpt u niet?'
'De redenen voor hun gedrag. Maar ik zal u precies vertellen hoe het gegaan is. Meneer Rucastle haalde me op van het station en we reden in zijn rijtuig naar De Bruine Beuken. Zoals hij al verteld had, is het prachtig gelegen, al is het huis zelf niet mooi, want het is een groot vierkant blok, witgekalkt, maar overal akelig gevlekt door het vocht en het weer. Aan drie zijden zijn bossen, en aan de vierde zijde een veld dat afloopt naar de hoofdweg naar Southampton, die ongeveer honderd meter vanaf de voordeur een bocht maakt. Dit terrein hoort tot het huis, maar de bossen rondom zijn van Lord Southerton. Een stuk of wat bruine beuken vlak voor de ingang hebben het huis zijn naam gegeven.
Ik werd erheen gereden door mijn werkgever, die weer even beminnelijk was, en 's avonds stelde hij mij voor aan zijn vrouw en aan het kind. De veronderstelling die ons in uw kamers in Baker Street waarschijnlijk leek, klopt niet. Zij bleek een stille, bleke vrouw, veel jonger dan haar echtgenoot, niet ouder dan dertig, denk ik, terwijl hij nauwelijks jonger dan vijfenveertig kan zijn. Uit hun conversatie heb ik opgemaakt dat ze sinds ongeveer zeven jaar getrouwd zijn, dat hij een weduwnaar was, en dat zijn enige kind van zijn eerste vrouw de dochter is die naar Philadelphia is vertrokken. Meneer Rucastle vertelde me onder vier ogen dat de reden waarom zij bij hen was weggegaan, was dat zij een onredelijke hekel had aan haar stiefmoeder. Aangezien de dochter niet jonger dan twintig kan zijn geweest, kan ik mij goed voorstellen dat haar positie ten aanzien van de jonge vrouw van haar vader ongemakkelijk moet zijn geweest.
Mevrouw Rucastle leek mij in haar karakter even kleurloos als in haar uiterlijk. Zij maakte op mij een positieve och een negatieve indruk. Zij is onbeduidend. Het is goed te merken dat zij zowel aan haar echtgenoot als aan haar zoontje hartstochtelijk is gehecht. Haar lichtgrijze ogen dwaalden voortdurend af naar de een dan wel de ander, en ze probeerde zo mogelijk elke wens al voor te zijn. Hij is vriendelijk tegen haar op zijn joviale, luidruchtige manier, en over het geheel genomen leken zij een gelukkig paar. En toch had deze vrouw een heimelijk verdriet. Vaak was ze in diepe gedachten verzonken, met een zeer verdrietige uitdrukking op haar gezicht. Meer dan eens heb ik haar in tranen aangetroffen. Soms heb ik gedacht dat het karakter van haar kind haar zo bezwaarde, want nog nooit ben ik zo'n volstrekt verwend en kwaadaardig wezentje tegengekomen. Hij is klein voor zijn leeftijd, met een hoofd dat buitensporig groot is. Zijn hele leven lijkt op te gaan aan afwisselend hevige woedeaanvallen en sombere pruilbuien. Een wezen dat zwakker is dan hijzelf pijn doen, lijkt zijn enige vertier, en hij is opmerkelijk bedreven in het vangen van muizen, vogeltjes en insecten. Maar liever praat ik niet over dit akelige ventje, meneer Holmes, en hij heeft ook weinig te maken met mijn geschiedenis. '
'Ik hoor graag alle details, ' merkte mijn vriend op, 'of ze nu relevant lijken of niet. '
'Ik doe mijn best niets dat van belang is weg te laten. Het enig onplezierige in het huis, en dat mij onmiddellijk trof, is het uiterlijk en het optreden van de bedienden. Er zijn er slechts twee, een man en zijn vrouw. Toller, zo heet hij, is een ruwe, onbehouwen man, met grijzend haar en bakkebaarden, en die voortdurend naar drank ruikt. Tot tweemaal toe was hij gewoon dronken, en toch leek meneer Rucastle er geen notitie van te nemen. Zijn vrouw is een erg grote, sterke vrouw met een zuur gezicht, even zwijgzaam als mevrouw Rucastle maar veel minder vriendelijk. Ze vormen en buitengewoon onaangenaam paar, maar gelukkig ben ik de meeste tijd in de kinderkamer en in mijn eigen kamer, die naast elkaar liggen in een van de vleugels van het huis.
De eerste twee dagen na mijn aankomst op De Bruine Beuken verliep mijn leven erg rustig; op de derde kwam mevrouw Rucastle net na het ontbijt naar beneden en fluisterde zij haar echtgenoot iets in.
"O ja, " zei hij, terwijl hij zich tot mij wendde, "we zijn u erg dankbaar, juffrouw Hunter, dat u aan onze wens gevolg hebt gegeven en uw haar hebt afgeknipt. Ik verzeker u dat het aan uw verschijning niet de minste afbreuk heeft gedaan. We zullen nu eens kijken hoe de blauwe jurk u staat. Hij ligt op het bed in uw kamer, en we zouden het erg fijn vinden als u hem aan zou willen trekken. "
De jurk die voor mij klaar lag, was van een aparte tint blauw. De stof was uitstekend, een soort dunne wol, maar hij was onmiskenbaar al eerder gedragen. De maat kon niet beter zijn geweest als hij voor mij was aangemeten. Zowel meneer als mevrouw Rucastle lieten, op een wat overdreven manier, blijken dat ze erg ingenomen waren met hoe ik eruit zag. Ze zaten in de salon op mij te wachten, wat een erg grote kamer is, die de gehele voorzijde van het huis inneemt, met drie hoge ramen tot op de vloer. Dichtbij het middelste raam was een stoel neergezet, met de rug naar het raam toegekeerd. Ik werd verzocht daarin plaats te nemen, en vervolgens begon meneer Rucastle, terwijl hij op en neer liep aan de andere kant van de kamer, mij de meest grappige verhaaltjes te vertellen die ik ooit gehoord heb. U kunt zich niet voorstellen hoe komisch hij was, en ik lachte tot ik niet meer bijkwam. Maar mevrouw Rucastle, die kennelijk geen gevoel voor humor bezit, glimlachte nog niet eens, en zat met haar handen in haar schoot, en met een treurige, gespannen uitdrukking op haar gezicht. Na ongeveer een uur ei meneer Rucastle plotseling dat het voor mij tijd werd om aan de dagelijkse plichten te beginnen, en dat ik mij mocht verkleden en naar de kleine Edward gaan in de kinderkamer.
Twee dagen later voltrok zich dezelfde vertoning onder exact dezelfde omstandigheden. Weer verkleedde ik mij, en weer zat ik bij het raam, en weer lachte ik hartelijk om de grappige verhaaltjes waarvan mijn werkgever een immens repertoire bezat en die hij onnavolgbaar vertelde. Vervolgens reikte hij mij een roman in een gele omslag aan, en terwijl hij mijn stoel iets opzij schoof, zodat mijn eigen schaduw niet op de bladzijde kon vallen, verzocht hij mij hem voor te lezen. Ik las ongeveer tien minuten, vanaf het midden van een hoofdstuk, en toen beval hij mij plotseling, midden in een zin, om op te houden en me te gaan verkleden.
U kunt zich goed indenken, meneer Holmes, hoe nieuwsgierig ik werd naar de mogelijke betekenis van deze uitzonderlijke vertoning. Ik merkte op dat zij er altijd voor zorgden dat mijn gezicht van het raam was afgewend, zodat ik er hevig naar verlangde om te zien wat zich achter mijn rug afspeelde. Aanvankelijk leek dit onmogelijk, maar algauw bedacht ik er iets op. Mijn handspiegel was gebroken, en dus kreeg ik de slimme gedachte om een stukje glas in mijn zakdoek te verstoppen. Bij de volgende gelegenheid drukte ik, midden in het lachen, mijn zakdoek tegen mijn ogen en zag ik kans om alles te zien wat zich achter mij bevond. Ik moet bekennen dat ik teleurgesteld was. Er was helemaal niets. Dat was in ieder geval mijn eerste indruk. Maar toen ik beter keek, zag ik op de weg naar Southampton een kleine bebaarde man in een grijs pak die in mijn richting scheen te kijken. Het is een belangrijke verkeersweg en meestal zijn er wel mensen. Maar deze man leunde tegen het hek dat ons veld begrensde en keek aandachtig naar boven. Ik hield mijn zakdoek wat lager en keek mevrouw Rucastle aan, die mij lijkbaar intens in de gaten hield. Zij zei niets, maar ik ben ervan overtuigd dat zij had geraden dat ik een spiegel in mijn hand had en had kunnen zien wat zich achter mij bevond. Ze stond onmiddellijk op.
"Jephro, " zei ze, "er is een brutale vent op de weg die omhoogkijkt naar juffrouw Hunter. "
"Een vriend van u, juffrouw Hunter?" vroeg hij.
"Nee, ik ken hier niemand. "
"Goeie genade! Hoe brutaal! Wilt u zich omdraaien en hem gebaren weg te gaan?"
"Zou het niet beter zijn er niet op te letten?"
"Nee, nee, dan zou hij hier maar blijven rondhangen. Wilt u zich omdraaien en hem gebaren?"
Dat deed ik en op hetzelfde moment liet mevrouw Rucastle de gordijnen neer. Dat was een week geleden, en sindsdien heb ik niet meer bij dat raam gezeten, ook niet de blauwe jurk gedragen of op de weg deze man gezien. '
'Gaat u vooral verder, ' zei Holmes. 'Uw verhaal is zeer veelbelovend. '
'Ik ben bang dat u het wat onsamenhangend zult vinden, en misschien bestaat er maar weinig verband tussen de verschillende gebeurtenissen waarover ik het heb. Op mijn eerste dag in De Bruine Beuken nam meneer Rucastle mij mee naar een kleine schuur vlakbij de keukendeur. Bij het naderen hoorde ik het rinkelen van een ketting, en het geluid van een groot dier dat zich bewoog.
"Kijkt u eens!" zei meneer Rucastle, en wees op een spleet tussen twee planken. "Is het geen schoonheid?"
Ik keek en zag twee gloeiende ogen, en een vage gestalte, ineengedoken in het duister.
"U hoeft niet bang te zijn, " zei mijn werkgever, die moest lachen omdat ik zo geschrokken was. "Het is Carlo maar, mijn Engelse dog. Ik zeg nu wel dat hij van mij is, maar eigenlijk is de oude Toller, mijn knecht, de enige die hem aankan. We geven hem een keer per dag te eten, en ook niet al te veel, zodat hij altijd goed waaks is. Toller laat hem elke avond los, en wee degene die hij te pakken krijgt. Gaat u in vredesnaam 's avonds nooit naar buiten, want u zou het er niet levend van afbrengen. "
De waarschuwing was niet overbodig. Twee dagen later keek ik toevallig 's nachts om twee uur uit mijn slaapkamerraam. Het was een prachtige maannacht, en het gazon voor het huis lag in een heldere glans alsof het dag was. Verrukt door de vredige schoonheid van het tafereel stond ik daar, tot ik mij ervan bewust werd dat iets bewoog in de schaduw van de bruine beuken. Toen het maanlicht erop viel, zag ik wat het was. Het was een reusachtige hond, zo groot als een kalf, geelbruin van kleur, met hangwangen, een zwarte snuit, en zeer schonkig. Die afgrijselijke waakhond joeg mij de stuipen op het lijf die ik voor geen enkele inbreker zou hebben gevoeld.
En nu moet ik u iets heel vreemds vertellen. U weet dat ik in Londen mijn haar had afgeknipt, en ik had het in een vlecht onderop in mijn koffer gelegd. Op een avond, toen het kind naar bed was gegaan, begon ik mijzelf te vermaken door het meubilair van mijn kamer eens goed op te nemen en mijn eigen spulletjes te ordenen. In de kamer stond een oude kast, waarvan de twee bovenste laden leeg waren en de onderste afgesloten. In de eerste twee had ik mijn linnengoed opgeborgen, en omdat ik nog meer moest opbergen, vond ik het natuurlijk vervelend dat ik de derde lade niet kon gebruiken. Ik bedacht dat men die misschien bij vergissing had afgesloten, dus pakte ik mijn sleutelbos en probeerde hem te openen. Al de eerste sleutel paste, en ik trok de lade open. Er lag slechts een ding in, maar ik weet zeker dat u nooit geraden zou hebben wat. Het was mijn haarvlecht.
Ik nam hem in mijn hand en bekeek hem. Hij had dezelfde aparte kleur en was even dik. Maar toen drong de onmogelijkheid hiervan zich aan mij op. Hoe kon mijn haar in de lade zijn weggeborgen? Met trillende handen maakte ik mijn koffer open, haalde de inhoud eruit en vond op de bodem mijn eigen haar. Ik legde de twee vlechten naast elkaar, en ik verzeker u dat ze identiek waren. Was dit niet ongelooflijk? Hoe ik ook nadacht, ik kon niet bedenken wat dit alles te betekenen had. Ik deed het vreemde haar weer in de lade, en ik vertelde hier niets over aan de Rucastles, omdat ik het gevoel had er verkeerd aan te hebben gedaan een lade open te maken die zij hadden afgesloten.
Ik ben van nature opmerkzaam, zoals u misschien al hebt ontdekt, meneer Holmes, en al spoedig had ik de indeling van het hele huis goed in mijn hoofd. Maar er was een vleugel die helemaal niet bewoond leek te worden. Een deur, die er toegang toe gaf, tegenover de kamers van de Tollers, was onveranderlijk afgesloten. Maar toen ik op een dag de trap opging, zag ik meneer Rucastle uit deze deur komen, de sleutels in zijn hand, en met een blik op zijn gezicht die hem een heel ander persoon maakte dan de dikke, joviale man waaraan ik gewend was. Zijn wangen waren rood, zijn voorhoofd gerimpeld van woede, en de aderen aan zijn slapen waren gezwollen. Hij sloot de deur en liep mij snel voorbij, zonder een enkel woord of blik.
Dit wekte mijn nieuwsgierigheid, dus toen ik met mijn pupil een wandeling ging maken, liep ik naar de kant vanwaar ik de ramen in dit deel van het huis kon zien. Er waren er vier naast elkaar, drie waren gewoon vuil, en van het vierde waren de luiken afgesloten. Het was duidelijk dat ze alle leeg stonden. Terwijl ik heen en weer liep, en er af en toe een blik op wierp, kwam meneer Rucastle op mij af, even vrolijk en gezellig als altijd.
"Ah!" zei hij, "hopelijk vindt u mij niet onbeleefd dat ik u zonder een woord te zeggen langs u liep, mijn lieve jongedame. Ik werd in beslag genomen door een zakelijke kwestie. "
Ik verzekerde hem dat ik niet beledigd was. "Overigens, " zei ik, "u schijnt daar heel wat leegstaande kamers te hebben, en een ervan is met de luiken afgesloten. "
Hij keek me verrast aan en, zo kwam het me voor, een beetje ontdaan over mijn opmerking.
"Fotografie is een van mijn hobby's, " zei hij. "Ik heb daar mijn donkere kamer ingericht. Maar, goede genade, wat een opmerkingsgave bij zo'n jonge dame. Wie had dat gedacht? Wie had dat ooit kunnen denken?" Hij sprak schertsend, maar zoals hij mij aankeek lachten zijn ogen niet mee. Ik las er argwaan in, en irritatie, maar geen scherts.
Nu, meneer Holmes, vanaf het moment dat ik begreep dat er iets met deze kamers was wat ik niet mocht weten, was ik er erg op gebrand om ze te gaan zien. Het was niet louter nieuwsgierigheid, al is mij die niet vreemd. Het was meer iets als een plichtsgevoel - een gevoel dat het goed zou zijn als ik tot die kamers doordrong. Men spreekt wel over een vrouwelijk instinct; misschien was het een vrouwelijk instinct dat mij dit gevoel bezorgde. Het was er in ieder geval, en ik zocht naar elke gelegenheid om de verboden deur te passeren.
Die gelegenheid kwam pas gisteren. Ik moet u nog vertellen dat afgezien van meneer Rucastle zowel Toller als zijn vrouw iets in deze leegstaande kamers te doen hebben. Op een keer zag ik hem met een grote, zware linnen zak door de deur gaan. Kort geleden had hij hevig gedronken, en gisteravond was hij zeer dronken; en toen ik boven kwam zag ik dat de sleutel in het slot stak. Zonder twijfel had hij die erin laten zitten. Meneer en mevrouw Rucastle waren beiden beneden, en het kind was bij hen, dus dit was mijn kans. Ik raaide de sleutel zachtjes om, opende de deur en glipte naar binnen.
Voor mij bevond zich een gangetje, zonder behang en vloerbedekking, dat aan het eind een rechte hoek maakte. Voorbij deze hoek waren naast elkaar drie deuren, waarvan de eerste en derde openstonden. Ze voerden elk naar een lege kamer, stoffig en mistroostig, met in de ene twee ramen en in de andere een, die zo onder het vuil zaten dat het avondlicht er maar zwak doorheen scheen. De middelste deur was dicht en vastgemaakt met een brede spijl van een ijzeren bed, die aan de ene kant bevestigd was aan een ring in de muur en aan het andere aan een dik touw. Ook de deur zelf was afgesloten, en de sleutel ontbrak. Deze barricade behoorde duidelijk bij de kamer met de luiken ervoor, en toch kon ik door het flauwe licht dat eronderuit kwam zien dat het in de kamer niet donker was. Kennelijk was er een bovenlicht dat van boven licht toeliet. Terwijl ik daar stond en naar de onheilspellende deur keek en me afvroeg welk geheim deze verborg, hoorde ik plotseling in de kamer het geluid van voetstappen en zag ik in de kleine lichtkier onder de deur een schaduw heen en weer gaan. Bij het zien daarvan werd ik werd gegrepen door een redeloze paniek, en ik draaide me om en rende weg - ik rende weg alsof een afschuwelijke hand mij van achteren bij mijn jurk vasthield. Ik snelde door de gang, door de deur, en zo in de armen van meneer Rucastle, die mij stond op te wachten.
"Zo, " zei hij, glimlachend, "u was het dus, dat dacht ik al toen ik de deur zag openstaan. "
"Oh, ik ben zo geschrokken!" bracht ik hijgend uit.
"Mijn lieve jongedame! Mijn lieve jongedame!" - u kunt zich niet voorstellen hoe troostend en kalmerend hij deed - "en waar bent u dan van geschrokken, mijn lieve jongedame?"
Maar zijn stem was net iets te lief. Hij overdreef. Ik moest duidelijk op mijn hoede zijn.
"Ik was zo dom om de leegstaande vleugel in te gaan, " antwoordde ik. "Maar in dit halve licht is het er zo verlaten en spookachtig dat ik bang werd en wegrende. Oh, het is er zo afschuwelijk stil!"
"Dat is alles?" zei hij, waarbij hij mij scherp opnam.
"Ja, wat dacht u dan?" vroeg ik.
"Waarom denkt u dat ik deze deur afsluit?"
"Ik heb geen idee. "
"Dat is om mensen buiten te houden die er niets te maken hebben. Ziet u?" Nog steeds glimlachte hij allervriendelijkst.
"Als ik dat geweten had - "
"Dan weet u het bij deze. En als u ooit weer een voet over deze drempel zet" - en plotseling verhardde zijn glimlach zich tot een woedende grijns en keek hij me aan met het gezicht van een duivel - "dan laat ik de Engelse dog op u los. "
Ik was zo hevig geschrokken dat ik niet meer weet wat ik vervolgens deed. Vermoedelijk ben ik langs hem heen naar mijn kamer gevlogen. Ik kan me niets meer herinneren tot het moment dat ik bevend op bed lag. Toen moest ik aan u denken, meneer Holmes, want ik kon daar niet langer blijven zonder advies te krijgen. Ik was bang van het huis, van de man, van de vrouw, van de bedienden, zelfs van het kind. Ik vond ze allen even afschuwelijk. Als ik u maar hierheen kon brengen, dan kwam alles goed. Natuurlijk had ik het huis kunnen ontvluchten, maar mijn nieuwsgierigheid was bijna even sterk als mijn angst. Algauw nam ik een besluit. Ik zou u een telegram sturen. Ik pakte mijn jas en mijn hoed en liep naar het postkantoor, dat een kleine kilometer van het huis verwijderd is, en toen ik terugkwam voelde ik me veel rustiger. Bij het naderen van het huis werd ik wel even vervallen door de akelige twijfel of de hond soms losliep, maar ik bedacht dat Toller zich deze avond laveloos had gedronken, en ik wist dat hij als enige in huis iets te zeggen had over dit wilde monster en het zou wagen hem los te laten. Ik glipte veilig naar binnen en lag de halve nacht wakker, zo verheugde ik me erop u weer te zullen zien. Het kostte me geen moeite toestemming te krijgen naar Winchester te gaan, maar ik moet om drie uur terug zijn, want meneer en mevrouw Rucastle gaan op bezoek, zodat ik op het kind moet passen. Dat zijn al mijn belevenissen, meneer Holmes, en ik zou erg blij zijn als u mij kon vertellen wat dit alles te betekenen heeft, en vooral wat ik doen moet. '
Holmes en ik hadden ademloos geluisterd naar deze uitzonderlijke geschiedenis. Mijn vriend stond op en ijsbeerde door de kamer, zijn handen in zijn zakken, en met een uitdrukking van zeer diepe ernst op zijn gezicht.
'Is Toller nu nog dronken?' vroeg hij.
'Ja. Ik hoorde zijn vrouw tegen mevrouw Rucastle zeggen dat er niets met hem te beginnen viel. '
'Dat is mooi. En de Rucastles gaan vanavond uit?'
'Ja. '
'Is er een kelder met een goed stevig slot?'
'Ja. De wijnkelder. '
'Het komt mij voor dat u zich in deze zaak een dapper en verstandig meisje hebt betoond, juffrouw Hunter. Denkt u dat u nog iets zou kunnen doen? Ik zou het u niet vragen als ik u niet voor een heel bijzondere vrouw hield. '
'Ik wil het proberen. Waar gaat het om?'
'Wij, mijn vriend en ik, zullen om zeven uur bij De Bruine Beuken zijn. De Rucastles zijn dan inmiddels vertrokken, en naar we hopen slaapt Toller zijn roes nog uit. Blijft over mevrouw Toller, die alarm zou kunnen slaan. Als u haar naar de kelder zou kunnen sturen onder een of ander oorwendsel, en haar vervolgens opsluit, dan zou dat alles voor ons zeer vergemakkelijken. '
'Dat zal ik doen. '
'Geweldig! We zullen deze zaak dan eens goed onderzoeken. Natuurlijk is er maar een verklaring mogelijk. U bent hiernaartoe gebracht om iemands rol te spelen, en de echte persoon wordt in deze kamer gevangen gehouden. Dat is duidelijk. Wie deze gevangene is, is zonder twijfel de dochter, juffrouw Alice Rucastle, die als ik me goed herinner naar Amerika zou zijn gegaan. Ongetwijfeld werd u uitgekozen omdat u in lengte, postuur en haarkleur op haar leek. Dat van haar is afgeknipt, mogelijk vanwege een ernstige ziekte, en uiteraard moest ook dat van u worden opgeofferd. Door een merkwaardig toeval vond u haar vlechten. De man op de weg was ongetwijfeld een vriend van haar - mogelijk haar verloofde -- en omdat u de jurk van het meisje aan had en zo op haar leek, en omdat u steeds lachte als hij u zag, en later door het gebaar dat u maakte, raakte hij er ongetwijfeld van overtuigd dat juffrouw Rucastle volmaakt gelukkig was en niet langer van zijn attenties gediend was. De hond wordt 's avonds losgelaten om te voorkomen dat hij contact met haar probeert te maken. Tot zover is het behoorlijk duidelijk. Ernstiger is het karakter van het kind. '
'Wat heeft dat er in vredesnaam mee te maken?' riep ik uit.
'Mijn beste Watson, als medicus probeer je toch voortdurend inzicht te krijgen in de neigingen van een kind door zijn ouders te bestuderen. Begrijp je dan niet dat ook het omgekeerde opgaat? Herhaaldelijk heb ik pas echt inzicht gekregen in het karakter van ouders door hun kinderen te bestuderen. Het karakter van dit kind is abnormaal wreed, gewoon omdat het daar aardigheid aan beleeft, en of het dit nu van zijn glimlachende vader heeft, wat ik vermoed, of an zijn moeder, het belooft weinig goeds voor het arme meisje dat in hun macht is. '
'U hebt absoluut gelijk, meneer Holmes, ' riep onze cliente. 'Ik herinner me heel veel dingen waardoor ik zeker weet dat u het bij het recht eind hebt. Oh, laten we geen moment meer verliezen om dit arme schaap te hulp te snellen. '
'We moeten behoedzaam zijn, want te hebben te maken met een zeer geslepen man. Voor zeven uur kunnen we niets ondernemen. Op dat tijdstip zijn wij bij u, en het duurt niet lang meer voordat we het mysterie hebben opgelost. '
We hielden ons aan onze afspraak, want het was net zeven uur toen we bij De Bruine Beuken aankwamen, nadat we ons rijtuig aan de weg bij een herberg hadden neergezet. Aan het groepje bomen, waarvan de donkere bladeren in het licht van de ondergaande zon glommen als gepolijst metaal, viel het huis al genoeg te herkennen, ook als juffrouw Hunter niet glimlachend bij de ingang had gestaan.
'Is het u gelukt?' vroeg Holmes.
Ergens van beneden klonk een luid gebons.
'Dat is mevrouw Toller in de kelder, ' zei ze. Haar man ligt voor de haard in de keuken te snurken. Hier zijn zijn sleutels, dezelfde die meneer Rucastle heeft. '
'U hebt het voortreffelijk gedaan!' riep Holmes enthousiast. 'Gaat u ons nu voor en we zullen deze duistere geschiedenis spoedig opgehelderd hebben. '
We gingen de trap op, maakten de deur open, liepen door een gangetje, en stonden toen voor de barricade die juffrouw Hunter had beschreven. Holmes knipte het touw door en verwijderde de ijzeren staaf. Vervolgens paste hij verschillende sleutels in het slot, maar vergeefs. Van binnen kwam geen geluid, en toen alles stil bleef, betrok Holmes' gezicht.
'Ik hoop niet dat we te laat zijn, ' zei hij. 'Ik denk, juffrouw Hunter, dat we beter zonder u naar binnen kunnen aan. Watson, als jij nu je schouder tegen de deur zet, zullen we eens zien of we niet iets kunnen forceren. '
Het was een oude, gammele deur die zich onmiddellijk gewonnen gaf tegen onze vereende krachten. Samen snelden we de kamer in. Hij was leeg. Er was geen meubilair, afgezien van een klein veldbed, een tafeltje, en een mand met linnengoed. Het bovenlicht stond open en de gevangene was gevlogen.
'Hier is sprake van een misdrijf, ' zei Holmes. 'Deze boef heeft geraden wat juffrouw Hun ter van plan was en hij heeft zijn slachtoffer weggevoerd. '
'Maar hoe dan?'
'Door het bovenlicht. We zullen gauw zien hoe hij dat deed. ' Hij trok zich omhoog naar het plafond. 'Ah, ja, ' riep hij, 'er staat een lange lichte ladder tegen de dakrand. Zo is hij er in geslaagd. '
'Maar dat is onmogelijk, ' zei juffrouw Hunter, 'toen de Hunters vertrokken, stond die ladder er nog niet. '
'Hij moet zijn teruggekomen. Ik zeg u dat hij een slim en gevaarlijk man is. Het zou me niet erg verbazen als het zijn voetstappen zijn die ik op de trap hoor. Ik denk, Watson, dat je beter je pistool bij de hand kunt houden. '
Nauwelijks had hij dit gezegd of bij de deur van de kamer verscheen een man, een zeer dikke en ronde man, met een stevige stok in zijn hand. Juffrouw Hunter gilde en drukte zich tegen de muur toen ze hem zag, maar Sherlock Holmes sprong naar voren en ging de confrontatie aan.
'Jij schurk!' zei hij, 'waar is je dochter?'
De dikke man keek om zich heen, en vervolgens naar het open bovenlicht.
'En dat vragen jullie aan mij, ' riep hij, 'jullie dieven! Spionnen en dieven! Maar nu heb ik jullie toch te pakken! Jullie zijn in mijn macht. Ik zet het jullie betaald!' Hij draaide zich om en rende met veel lawaai zo snel hij kon de trap weer af.
'Hij laat de hond los!' riep juffrouw Hunter.
'Ik heb een revolver, 'zei ik.
'Laten we de voordeur dichtdoen, ' riep Holmes, en we snelden allemaal de trap af. Nauwelijks hadden we de vestibule bereikt of we hoorden het gehuil van een hond, en vervolgens een angstkreet, en ook een ander afschuwelijk geluid. Een oudere man, met een rood gezicht en trillend over zijn hele lichaam, kwam waggelend door een zijdeur naar binnen.
'Goede God!' riep hij. 'Iemand heeft de hond losgelaten. Die heeft in geen twee dagen te eten gekregen. Snel, snel voordat het te laat is!'
Holmes en ik renden naar buiten en de hoek van het huis om, met Toller achter ons aan. Daar was het kolossale uitgehongerde monster, dat met zijn zwarte snuit Rucastle bij de hals had, terwijl deze op de grond spartelde en schreeuwde. Ik snelde toe en schoot het in de kop. Het viel om, maar de scherpe witte tanden bleven nog in zijn vel staan. Met grote moeite trokken we hen uit elkaar en droegen hem, nog levend maar gruwelijk toegetakeld, het huis in. We legden hem op de bank in de salon, en nadat we de ontnuchterde Toller hadden weggestuurd om mevrouw te waarschuwen, deed ik alles wat ik kon om de pijn te verlichten. We stonden allen om hem heen toen de deur openging, en een lange, magere vrouw de kamer betrad.
'Mevrouw Toller!' riep juffrouw Hunter.
'Ta, juffrouw. Meneer Rucastle heeft me bevrijd toen hij terugkwam en voordat hij naar u ging. Ach, juffrouw, het is jammer dat u mij niet verteld hebt wat u van plan was, dan had ik u kunnen zeggen dat u zich de moeite had kunnen besparen. '
'Ha!', zei Holmes, die haar scherp aankeek. 'Het is duidelijk dat mevrouw Toller meer dan wie ook van deze zaak afweet. '
'Ja, meneer. Dat is zo, en ik wil het u allemaal graag vertellen. '
'Wilt u dan gaan zitten en laat het ons horen, want er zijn verscheidene aspecten aan deze zaak die mij, moet ik bekennen, nog duister zijn. '
'Die zal ik snel voor u ophelderen, ' zei ze, 'en ik zou dat al eerder hebben gedaan als ik uit de kelder had kunnen wegkomen. Als er een rechtszaak van komt, dan wil ik u er wel aan herinneren dat ik altijd aan de kant van uw vriendin heb gestaan, en dat ik ook aan de kant van juffrouw Alice heb gestaan.
Nadat haar vader hertrouwde, is juffrouw Alice hier nooit meer gelukkig geweest. Ze werd afgesnauwd en had niets in te brengen, maar ze kreeg het pas echt slecht toen zij bij een vriendin meneer Fowler had leren kennen. Voorzover ik heb kunnen nagaan, had juffrouw Alice recht op een deel van de erfenis, maar zij was zo bedeesd en lijdzaam dat ze er nooit iets over zei en alles aan meneer Rucastle overliet. Hij wist dat hij van haar niets te vrezen had, maar toen de kans ontstond dat zij zou trouwen, en dat haar man zou kunnen opeisen waar ze recht op hadden, vond haar vader het hoog tijd er een stokje voor te steken. Hij wilde dat ze iets zou tekenen waardoor hij, of ze nu getrouwd was of niet, over haar geld kon beschikken. Toen ze dit weigerde, bleef hij haar maar lastig vallen, totdat ze hersenkoorts kreeg en zes weken op de rand van de dood zweefde. Ten slotte herstelde ze, al was er maar een schaduw van haar over, en was haar mooie haar afgeknipt. Voor haar verloofde maakte dat allemaal niets uit, en hij bleef haar trouw. '
'Ah, ' zei Holmes, 'ik denk dat wat u ons heeft verteld de zaak behoorlijk duidelijk maakt, en dat ik de rest wel kan raden. Ik neem aan dat meneer Rucastle ertoe overging haar op te sluiten?'
'Ja, meneer. '
'En juffrouw Hunter uit Londen liet komen om zo van de vervelende volharding van meneer Fowler af te komen?'
'Inderdaad, meneer. '
'Maar omdat meneer Fowler niet van wijken wist, zoals een goed zeeman betaamt, bewaakte hij het huis, en wist hij u ervan te overtuigen, door middel van klinkende munt of andere argumenten, dat uw beider belangen dezelfde waren. '
'Meneer Fowler was een erg vriendelijke, vrijgevige heer, ' zei mevrouw Toller zedig.
'En op die manier wist hij ervoor te zorgen dat het uw man niet aan drank ontbrak, en dat er een ladder klaar zou staan op het moment dat uw baas weg was. '
'Zo ging het precies, meneer. '
'Het lijkt me dat u recht hebt op onze verontschuldigingen, mevrouw Toller, ' zei Holmes, 'want u hebt zeer zeker het hele raadsel voor ons opgehelderd. En daar zijn de huisarts en mevrouw Rucastle. Ik denk, Watson, dat we juffrouw Hunter nu maar terug moeten brengen naar Winchester, onze aanwezigheid hier is niet langer wenselijk. '
En zo werd dan het mysterie opgelost van het naargeestige huis met de bruine beuken bij de ingang. Meneer Rucastle bleef in leven, maar hij was een gebroken man die steeds afhankelijk bleef van de zorg van zijn toegewijde vrouw. Hun oude bedienden wonen nog bij hen, want die weten zo veel over Rucastles vroegere leven dat hij moeilijk van hen afkan komen. Meneer Fowler en juffrouw Rucastle zijn getrouwd, bij volmacht, in Southampton, een dag na hun vlucht. Hij heeft nu een regeringspost op het eiland Mauritius. Wat betreft juffrouw Hunter, zodra zij niet langer het middelpunt vormde van een van zijn problemen, verloor mijn vriend Holmes tot mijn teleurstelling alle belangstelling in haar. Zij staat nu aan het hoofd van een particuliere school in Walsall, en ik hoor dat zij daar veel succes heeft. 


01 De avonturen van Sherlock Holmes (The Adventures of Sherlock Holmes
(1982) 01 De avonturen van Sherlock Holmes (The Adventures of Sherlock Holmes.html