'Ik zou niet denke dat er een wijnvat bestond, zo groot, dat jij je er niet uit vandaan kon drinke,' mompelde Gaspaud. 'Dus wat doen we, baassies? O, en natuurlijk bazinnetje? Zal ik - zal Henkie hier die knul gaan vertelle dat we meedoen?'
'Welzeker.'
'Voor mekaar.'
'Chraaawegak... fluut!'
'Benzblazerd!'
Ze keken Altegader Andriessen aan. Zijn lippen bewogen, zijn gezicht flakkerde. Toen stak hij vijf democratische vingers op. 'Voorstel bij meerderheid angenomme,' zei Gaspaud.

 

-~oOo~-

 

Meneer Prik stak een sigaar op. Roken was zijn enige zonde. Tenminste, het was zijn enige zonde die hij zelf als een zonde zag. Al de andere waren maar beroepsvaardigheden.
Meneer Tulps ondeugden waren ook grenzeloos, maar hij zwichtte voor goedkope aftershave want een man moet toch iets drinken. Die drugs telden niet mee, want de enige keer dat hij echte genomen had was toen ze een paardendokter beroofden en hij een paar pillen geslikt had waarvan elke ader in zijn lijf opzwol als een paarse regenpijp.
Ze waren geen zware jongens. Tenminste, het tweetal zag zichzelf niet als zware jongens. Ook waren ze geen dieven. Tenminste, ze beschouwden zichzelf nooit als dieven. Ze beschouwden zich ook niet als Moordenaars. Dat waren van die sjieke lui, met regels. Prik en Tulp - de Nieuwe Firma, zoals meneer Prik hun tweeën graag aanduidde - hadden geen regels.
Ze beschouwden zichzelf als arrangeurs. Zij waren de lui die regelden dat het gebeurde, lui die het aan het rollen brachten.
Men moet hier toevoegen dat als men 'ze beschouwden' zegt, dit neerkomt op 'meneer Prik beschouwde'. Meneer Tulp gebruikte zijn hoofd aan één stuk door, vanaf zowat twintig centimeter, maar hij was er, behalve op een of twee terreinen, niet de man naar om al te vaak zijn hersenen te gebruiken. Doorgaans liet hij de meerlettergrepige deliberatie aan meneer Prik over.
Meneer Prik was daarentegen niet zo goed in aanhoudende, blinde geweldpleging, en bewonderde het feit dat meneer Tulp er een kennelijk bodemloze bron van was. Bij hun eerste ontmoeting, toen ze in elkaar de kwaliteiten herkenden waardoor hun samenwerking meer zou zijn dan de som van de delen, had hij gezien dat meneer Tulp, anders dan hoe hij de rest van de wereld voorkwam, niet zomaar een lijpo was. Sommige negatieve kwaliteiten kunnen een graad van volmaaktheid bereiken waardoor hun hele aard verandert, en meneer Tulp had woede tot kunst verheven.

Het was geen woede ergens op. Het was gewoon pure, platonische woede uit ergens in de reptielse diepten van zijn ziel, een fontein van nimmer aflatende, roodgloeiende wrok; meneer Tulps leven speelde zich af op die dunne lijn waar de meeste mensen vertoeven vlak voordat ze uithalen en iemand herhaaldelijk met een steeksleutel bewerken. Voor meneer Tulp was woede de grondtoestand van het bestaan. Prik had zich wel eens afgevraagd wat de vent overkomen was dat hij zo woedend was geworden, maar voor meneer Tulp was het verleden een afgelegen gebied met zeer, zeer goed bewaakte grenzen. In de nacht hoorde meneer Prik hem soms schreeuwen.
Het was tamelijk moeilijk om meneer Tulp en meneer Prik in te huren. Je moest de juiste mensen kennen. Om preciezer te zijn, je moest de foute mensen kennen, en daar maakte je kennis mee door rond te hangen in een bepaald soort kroegen en dat te overleven, wat zoiets als een toelatingsexamen was. Natuurlijk, die foute lui zouden meneer Tulp en meneer Prik niet kennen.
Maar ze zouden een man kennen. En die man zou, zonder concreet te worden, onder voorbehoud de mening te kennen geven dat hij misschien wel wist hoe je in contact kwam met lieden van een Prikkelijke of Tulpolitieke gezindheid. Veel meer dan dat kon hij zich momenteel niet precies herinneren, wegens geheugenverlies als gevolg van geldgebrek. Eenmaal genezen kon hij misschien zo in het algemeen nog een adres opgeven waar je, in een donker hoekje, een vent kon ontmoeten die je nadrukkelijk zou toevoegen dat hij nog nooit had gehoord van iemand die Tulp heette, of Prik. Tevens zou hij vragen waar je je om, stel negen uur vanavond, zou ophouden.
En dan ontmoette je dus meneer Tulp en meneer Prik. Ze wisten steevast dat ie geld had, dat je met een probleem zat en, als je erg stom geweest was, waar je woonde.
En het was daarom een hele verrassing voor de Nieuwe Firma dat hun meest recente cliënt hen rechtstreeks benaderde. Dit was bedenkelijk. Het was ook bedenkelijk dat hij dood was. In het algemeen vond de Nieuwe Firma lijken best, maar ze hoorden ze liever niet praten.
Meneer Helling kuchte. Het ontging meneer Prik niet dat dit een stofwolkje voortbracht. Want meneer Helling was een zombie.
'Ik moet nogmaals benadrukken,' zei meneer Helling, 'dat ik in deze slechts arrangeur ben -'
'Net als wij,' zei meneer Tulp.

Met een blik beduidde meneer Helling dat hij nog in geen duizend jaar net als meneer Tulp zou zijn, maar hij zei: 'Bepaaldelijk. Mijn cliënten verzochten mij zekere... deskundigen te zoeken. Ik vond jullie. Ik heb je bepaalde verzegelde instructies gegeven. Jullie hebben het contract aanvaard. En ik begrijp dat je als gevolg hiervan zekere zaken... gearrangeerd hebt. Ik weet niet om welke arrangementen het gaat. Ik zal voortgaan met niet te weten om welke arrangementen het gaat. Mijn relatie met jullie is, zoals dat heet, op armlengte. Ben ik duidelijk?'
'Wat voor n-iarm is dat?' zei meneer Tulp. Het gezelschap van de dode jurist gaf hem de kriebels.
'Wij zien elkaar slechts als het nodig is, we zeggen zo weinig mogelijk.'
'Ik heb de pest aan n-kzombies,' zei meneer Tulp. Die ochtend had hij iets geprobeerd dat hij onder de gootsteen gevonden had. Als je er de afvoer mee schoon kreeg, redeneerde hij, dan was het dus chemisch. Nu kreeg hij vreemde berichten door uit zijn endeldarm.
'De gevoelens zijn ongetwijfeld wederzijds,' zei meneer Helling.
'Ik begrijp wat je zegt,' zei meneer Prik. 'Je zegt dat je ons als dit fout loopt nooit van je leven ge-'
'Ahum,' kuchte meneer Helling.
'- leven-na-de-dood gezien hebt,' verbeterde meneer Prik zichzelf. 'Goed. Maar hoe zit het met het geld?'
'Zoals verzocht zullen er dertigduizend daalders voor bijzondere onkosten worden toegevoegd aan het reeds eerder overeengekomen bedrag.'
'In edelstenen. Niet in muntgeld.'
'Uiteraard. En mijn cliënten gaan heus geen cheque uitschrijven. Het wordt hedenavond bezorgd. En misschien kan ik beter nog één andere kwestie aansnijden.' Zijn dorre vingers ritselden tussen de dorre papieren in zijn dorre aktetas, en hij overhandigde meneer Prik een dossiermap.
Meneer Prik las. Hij sloeg snel enkele bladzijden om.
'Je mag het ook wel aan je aap laten zien,' zei meneer Helling. Meneer Prik wist nog net meneer Tulps arm te grijpen voor hij het hoofd van de zombie bereikt had. Meneer Helling vertrok geen spier.
'Hij heeft onze hele levensgeschiedenis, meneer Tulp!'
'En? Kan ik toch evengoed zijn n-iaangenaaide kop er wel aftrekken!'
'Nee, dat kun je niet,' zei meneer Helling. 'Je collega zal zeggen waarom.'

'Omdat onze juridische vrind hier wel een hoop kopieën gemaakt zal hebben, klopt dat, meneer Helling? Die hij waarschijnlijk op allerlei plekken heeft opgeborgen voor het geval hij ster- voor het geval -'
'...er een ongeluk gebeurt,' zei meneer Helling glad. 'Bravo. Je hebt tot heden een interessante loopbaan gehad, heren. Je bent nog vrij jong. Jullie talent heeft je in korte tijd een heel eind verder gebracht en je een behoorlijke reputatie in het vak van je voorkeur bezorgd. Ofschoon ik er natuurlijk geen idee van heb welke taak je nu op je neemt - geen enkel idee, zeg ik met nadruk - twijfel ik niet aan de indruk die je op ons allen zult maken.'
'Weet hij van dat contract in Quorm?' zei meneer Tulp.
'Ja,' zei meneer Prik.
'Dat geval met dat kippengaas en die krabben en die n-kbankier?'
'Ja.'
'En die klus met die jonge hondjes en dat joch?'
'Nu wel,' zei meneer Prik. 'Hij weet vrijwel alles. Heel knap. Geloof je soms ook datje weet waar de lijken begraven zijn, meneer Helling?'
'Ik heb er een stuk wat gesproken,' zei meneer Helling. 'Maar het schijnt dat je nooit een misdrijf in Ankh-Meurbork gepleegd hebt, anders zou ik uiteraard geen gesprek met jullie kunnen voeren.'
'Wie zegt er dat wij nog nooit een n-imssdrijf in Ankh-Meurbork hebben gepleegd?' vroeg meneer Tulp op hoge en beledigde toon.
'Naar ik begrijp ben je nooit eerder in deze stad geweest.'
'Nou? We hadden de hele n-kdag!'
'Zijn jullie betrapt?' zei meneer Helling.
'Nee!'
'Dan heb je geen misdrijf gepleegd. Mag ik de hoop uitspreken dat jullie bezigheden hier geen enkele soort criminele activiteit behelzen?'
'Stel je voor, zeg,' zei meneer Prik.
'De Stadswachters zijn hier in sommige opzichten tamelijk vasthoudend. En de diverse Gilden bewaken hun beroepsterritoria angstvallig.'
'Wij hebben een hoge dunk van de politie,' zei meneer Prik. 'We hebben veel respect voor het werk dat ze doen.'
'We houden gewoon van die n-ppolitie,' zei meneer Tulp.
'Als er een politieagentenbal was, zouden we onder de eersten zijn om een kaartje te kopen,' zei meneer Prik.
'Helemaal als-ie op een voetstukkie stond, of op een sokkeltje in een vitrine,' zei meneer Tulp.
'Want we houwen van mooie dingen.'
'Ik wilde me er slechts van verzekeren dat we elkaar begrijpen,' zei meneer Helling terwijl hij zijn tas dichtklikte. Hij stond op, knikte naar ze en liep stijfjes de kamer uit.

'Wat een -' begon meneer Tulp, maar meneer Prik legde een vinger op zijn lippen. Hij stak stilletjes over naar de deur en deed hem open.
De jurist was verdwenen.
'Hij weet n-ibest waarvoor we hier zijn,' fluisterde meneer Tulp opgewonden.
'Waarom doet hij nou zo n-kalsof ?'
'Omdat hij een jurist is,' zei meneer Prik. 'Aardig pand, dit,' ging hij verder, een beetje te luid.
Meneer Tulp keek om zich heen. 'Neu,' zei hij minachtend. 'Ik dochdat eerst ook, maar het is gewoon maar een laat achttiendeeeuwse kopie van de n-kBarok. De afmetingen hebben ze hartstikke fout gedaan. Zaggie die pilaren in de hal? Zaggie? N-izestiendeeeuws Thebisch met Tweederijkse Dwejl-elbabse n-kkapitelen! Ik kon me lachen haast niet inhouden.'
'Ja,' zei meneer Prik. 'Zoals ik al eerder heb opgemerkt, meneer Tulp, ben je in menig opzicht een heel onverwacht persoon.'
Meneer Tulp liep naar een met een doek bedekt schilderij en tilde de lap even opzij.
'Jee, - de -, het is een da n-Quorm,' zei hij. 'Heb ik ooit een prent van gezien. Vrouw Met Fret. Deed-ie toen-ie net uit Waarland verhuisd was en onder de invloed van die n-kCarravraggio stond. Moet je die n-itoets eens zien! Zie je hoe de lijn van die hand je n-kblik het schilderij in trekt? Kijkes naar dat subtiele licht op het landschap datje daar door dat n-kraam ziet. Zie je hoe die neus van de fret je overal volgt? Da's n-igeniaal, hoor. Ik durf je wel vertellen dat ik assik hier in me eentje was in n-idikke tranen zou uitbarsten.'
'Het is erg leuk.'
'Leuk?' zei meneer Tulp, in wanhoop over de smaakvan zijn collega. Hij liep naar een beeld naast de deur, tuurde er streng naar en liet toen zijn vingers zachtjes over het marmer glijden.
'Dochikket niet! Dit is een n-kScolpini! Durf ik alles om verwedden. Maar heb ik nooit ergens in een catalogus gezien. En dat laten ze dan staan in een n-ileeg huis, waar iedereen zomaar naar binnen kan en het jatten!'
'Dit perceel staat onder strenge bewaking. Je hebt de zegels op de deur gezien.'
'Gilden? Stelletje n-kamateurs. Wij zouwen door dit pand heen gaan assen heet mes door een n-ilagie ijs, dat weet jij ook. Amateurs, brokken steen, tuinversiersels en dooien, dat loopt hier maar rond... Wij zouwen die n-kstad hier kunnen inpakken.'
Meneer Prik zweeg. Een gelijksoortig idee was ook al bij hem opgekomen, maar anders dan bij zijn collega volgde de daad niet werktuiglijk op wat voor een gedachte doorging.

De Firma had inderdaad nooit eerder zaken gedaan in AnkhMeurbork. Meneer Prik was uit de buurt gebleven omdat, och, er zat andere steden waren en een overlevingsinstinct hem had ingegeven dat de Grote Wahoenie * nog even moest wachten. Hij had een Plan bedacht, al meteen toen hij meneer Tulp tegenkwam en aanvoelde dat zijn eigen vernuft in combinatie met meneer Tulps aanhoudende woede een succesrijke loopbaan voorspelde. Hij had hun zaak opgebouwd in Waarland, Pseudopolis en Quorm - steden die kleiner en makkelijker te hanteren waren dan Ankh-Meurbork al schenen ze er, de laatste tijd, steeds meer op te lijken.
De reden voor hun voorspoed, had hij beseft, was dat iedereen vroeg of laat verwekelijkte. Neem bevobbeld de trolse Magmia. Toen ze eenmaal de piefel- en zerkroute tot in Überwald hadden uitgebouwd en de rivaliserende bendes uit de weg geruimd waren, waren de trollen slap geworden. De tons stortten zich in het uitgaansleven. Net zo ging het overal - de oude grote bendes en families kwamen in een soort evenwicht met de maatschappij en kristalliseerden tot een specialistisch soort zakenlui. Ze bezuinigden op beulen en namen in plaats daarvan butlers in dienst. Maar dan, als er een probleempje rees, hadden ze spierkracht nodig die denken kon... en daar had ie de Nieuwe Firma, paraat en voor alles in.
En in afwachting.
Ooit zou de tijd aanbreken voor een nieuwe generatie, dacht meneer Prik. Eentje met een nieuwe manier van doen, eentje zonder de belemmering van de ketens van de traditie. Slagvaardige lui. Meneer Tulp, bijvoorbeeld, was altijd slagvaardig.
'Hela, moetje dit n-iding eens effies zien,' zei de slagvaardige Tulp die nog een schilderij had onthuld. 'Signatuur van Golgi, maar wel een n-ivervalsing. Moeje naar deze lichtval hier kijken, ja? En de blaadjes aan deze boom. Als die n-kGolgi dat heeft geschilderd, dan zeker met zijn n-ivoet. Zal wel van een n-kleerling wezen...'
Terwijl ze pas op de plaats maakten in de stad was meneer Prik, in een kielzog van schuurpoeder en wormenpillen voor de hond, met meneer Tulp meegegaan langs het ene museum ene na het andere. De kerel had erop gestaan. Het was leerzaam geweest, vooral voor de conservatoren.
Meneer Tulp had het instinct voor kunst dat hij niet had voor scheikunde. Poedersuiker niezend en talkpoeder kwijlend werd hij binnengelaten in galerieën waar hij zijn bloeddoorlopen blik over zenuwachtig aangeboden bladen met ivoren miniaturen liet gaan.

 

* 's Werelds zeldzaamste en onwelriekendste tuinbouwproduct, en derhalve hogelijk gewaardeerd bij connaisseurs (die zelden iets goedkoops en ordinairs waarderen). Tevens bargoens voor AnkhMeurbork, al is de stank nu ook weer niet zo erg.

 

 

Meneer Prik had in zwijgende bewondering toegezien hoe zijn collega in kleuren en geuren uitweidde over de verschillen tussen op de oude manier, met beenderen vervalst ivoor, en de nieuwe n-mmanier die de n-kdwergen hadden bedacht, met n-igeraffineerde olie, kalk en n-kGeest van Perlemon.
Hij was naar de gobelins gewankeld, had uitgebreid het woord gevoerd over effen binding en inleg over de volle breedte, was in tranen uitgebarsten ten overstaan van een groen uitgeslagen tafereel en had ten slotte aangetoond dat het pronkstuk van de galerie, een dertiendeeeuws Stoolats wandtapijt, niet meer dan zo'n honderd jaar oud kon zijn omdat, kijk, zie je dat stukkie n-ipaars daar? Die n-kverfstof was er toen van z'n leven niet. 'En... wat hebben we hier? Een Agatese balsempot van de P'gi Soe Dinastie? Iemand heeft je verneukt, meneertje. Dat glazuur is vullis.'
Het was verbijsterend, en meneer Prik ging er zo in op dat hij bijna vergat om een paar waardevolle stukjes in zijn zak te laten glijden. Maar in feite was hij wel bekend met Tulp over Kunst. Wanneer ze nu en dan een pand in de hens moesten steken zorgde meneer Tulp altijd wel dat eerst de waarlijk onvervangbare stukken werden verwijderd, al betekende dat ook het uittrekken van extra tijd om de bewoners op hun bed vast te binden. Ergens onder dat zelftoegebrachte littekenweefsel en in het hart van die sidderende woede zat de ziel van een echte connaisseur met een onfeilbaar instinct voor schoonheid. Het was een vreemd iets om aan te treffen in het lichaam van een vent die nog zou trippen op badzout.
De zware deur aan de overkant van het vertrek zwaaide open en onthulde een donkere ruimte erachter.
'Meneer Tulp?' zei meneer Prik.
Tulp rukte zich los uit een zorgvuldig onderzoek van een mogelijke Tapasi tafel, met dat prachtige inlegwerk uit tientallen zeldzame n-ifineren.
'Hè?'
'Tijd om de bazen weer eens te ontmoeten,' zei meneer Prik.

 

-~oOo~-

 

Willem maakte net aanstalten om zijn kantoor uit te gaan toen er iemand aanklopte.
Hij deed de deur behoedzaam open, maar die werd met geweld verdergeduwd.
'Jij totaal, totaal - ondankbaar sujet!'
Zoiets werd je niet graag genoemd, vooral niet door een jongedame. Ze bezigde het eenvoudige woord 'ondankbaar' op een manier die uit de mond van meneer Tulp enige strepen gevergd zou hebben.
Willem had Sacharisse Knipslot wel eerder gezien, doorgaans bij het helpen van haar grootvader in diens werkplaatsje. Hij had nooit erg op haar gelet. Ze was niet bijzonder aantrekkelijk, maar ook niet bepaald lelijk. Ze was gewoon een meisje met een schort voor dat op de achtergrond doende was met gracieuze bezigheidjes, zoals stof afnemen en bloemenschikken. Voor zover hij zich een mening over haar had gevormd, was het dat ze leed aan misplaatste deftigheid en de dwaling dat etiquette stond voor beschaving. Ze verwarde maniertjes met goede manieren.
Nu kon hij haar een stuk duidelijker zien, vooral omdat ze door de kamer op hem afstevende, en op die duizelende manier van mensen die denken dat ze op het punt staan te sterven drong het tot hem door dat ze best knap was, mits waargenomen vanaf verscheidene eeuwen. Het schoonheidsbegrip verschuift met de jaren en twee eeuwen geleden hadden de ogen van Sacharisse de grote schilder Carravraggio zijn penseel in tweeën doen bijten; driehonderd jaar geleden had de beeldhouwer Berini na één blik op haar kin zijn beitel op zijn voet laten vallen; duizend jaar geleden zouden de Thebische dichters eensgezind hebben gedicht dat haar neus alleen al op zijn minst veertig schepen te water kon laten. En ze had fraaie middeleeuwse oren.
Haar hand was echter behoorlijk modern en die verkocht Willem een klinkende pets op zijn wang.
'Die twintig daalders per maand waren bijna al wat we hadden!'
'Pardon? Wat?'
'Goed, erg snel is hij niet, maar in zijn tijd was hij een van de beste graveurs in het vak!'
'O. .. ja. Uh.. .' Willem kreeg een plotse vlaag van schuldgevoel over meneer Knipslot.
'En jij pakt dat zomaar even af!'
'Niet expres! De dwergen gingen gewoon... het liep gewoon zo!'
'Werk je dan voor die lui?'
'Zo'n beetje... met ze...' zei Willem.
'Terwijl wij verhongeren, dus maar?'
Sacharisse stond erbij te hijgen. Ze had een welgeboetseerde voorraad andere kenmerken die nimmer uit de mode raken en zich in elke eeuw prima op hun gemak voelen. Ze geloofde kennelijk dat die door strenge, ouderwetse jurken getemperd werden. Dat werden ze niet.

'Hoor nou, ik zit aan ze vast,' zei Willem die zijn blik in toom probeerde te houden. 'Ik bedoel, vast aan die dwergen. Heer Ottopedi was daar erg... onwrikbaar over. En het is opeens allemaal erg ingewikkeld -'
'Het Graveursgilde wordt hier razend over, weet je dat wel?' hield ze hem voor.
'Uh... ja.' Een wanhopig idee trof Willem harder dan haar hand.
'Daar zeg je wat. Kun je dat misschien, uh, officieel maken? Je weet wel: "Wij zijn razend," aldus de woordvoerd- woordvoerster van het Graveursgilde?'
'Waarom?' zei ze achterdochtig.
'Ik zit te springen om dingen voor mijn volgende editie,' zei Willem benard. 'Hoor eens, kun jij me soms helpen? Dan geef ik je - och, twintig duiten per onderwerp, en ik kan er op zijn minst vijf per dag gebruiken.'
Ze deed haar mond al open voor een bits antwoord, maar berekening kwam ertussen. 'Een daalder per dag?' zei ze.
'Meer, als ze lekker lang zijn,' zei Willem in het wilde weg.
'Voor dat briefgedoe van je?'
'Ja.'
'Een daalder?'
'Ja.'
Ze nam hem wantrouwig op. 'Dat kun je toch niet opbrengen? Ik dacht dat je zelf maar dertig daalders kreeg. Heb je tegen grootvader gezegd.'
'Er is wat vaart in gekomen. Zelf loop ik nog wat achter, eerlijk gezegd.'
Ze bekeek hem nog steeds weifelend, maar de natuurlijke AnkhMeurborkse belangstelling voor een in het verschiet liggende daalder kreeg de overhand.
'Tja, ik hoor wel eens wat,' begon ze. 'En... och, dingen opschrijven? Ik neem aan dat dat wel een passende bezigheid voor een jongedame is? Het is praktisch iets cultureels.'
'Uh... daar dichtbij, denk ik toch.'
'Ik zou niet graag iets doen dat niet... fatsoenlijk was.'
'O, het is vast wel fatsoenlijk.'
'En daar kan het Gilde toch geen bezwaar tegen maken? Ga maar na, jij doet het al jaren...'
'Hoor eens, ik ben zomaar iemand,' zei Willem. 'Als het Gilde bezwaar heeft, moeten ze het maar opnemen met de Patriciër.'
'Nou... vooruit dan... als je er zeker van bent dat het passend werk voor een jongedame is...'
'Kom morgen dan maar naar de drukkerij,' zei Willem. 'Ik denk dat we met een paar dagen wel een nieuw blad met nieuws kunnen maken.'

 

-~oOo~-

 

Dit was een balzaal, nog vol rood-met-gouden pluche, maar muf in het halfduister en spookachtig door de met lappen omhangen kroonluchters. Het kaarslicht middenin werd weerkaatst in de spiegels rondom aan de wanden; die hadden het hier ooit vast aardig opgefleurd maar met de jaren had zich een eigenaardig soort van verwering over hen uitgevlekt, zodat de weerspiegeling van de kaarsen eruitzag als een flauwe onderzeese gloed door een woud van zeewier.
Meneer Prik was al halverwege het vertrek toen het tot hem doordrong dat de enige voetstappen die hij hoorde zijn eigen waren. Meneer Tulp was in de schemer afgebogen en trok nu het laken van iets dat men tegen de wand geschoven had.
'Wel. Ammenooit...' begon de kerel. 'Dit n-kgeval is gewoon een juweeltje! Dochik het niet! En nog een n-iechte Intaglio Ernesto ook. Zie je dit parelmoeren inlegwerk?'
'Dit is niet het moment, meneer Tulp -'
'Daar heeft-ie er maar zes van gemaakt! O, nee hè, ze hebben het n-iding niet eens gestemd weten te houden!'
'Godenverdomme, wij zijn toch zeker beroeps...'
'Misschien wil je - collega het wel graag cadeau krijgen?' zei een stem uit het midden van het vertrek.
Er stond een zestal stoelen om de kaarsenkring. Ze waren van ouderwets model, en de rugleuningen krulden op- en voorwaarts zodat ze een diepe, lederen boog vormden die, nam je aan, ontworpen was tegen de tocht maar nu zorgde dat de inzittenden elk hun eigen schaduwgrot hadden.
Meneer Prik was hier eerder geweest. Hij had de opstelling bewonderd. Iemand die binnen de kaarsenkring stond kon niet zien wie er in de diepte van de stoelen zat, terwijl hij tegelijkertijd zelf volledig te zien was.
Het kwam bij hem op dat de opstelling ook inhield dat iemand in zo'n stoel niet kon zien wie er in de andere stoelen zaten.
Meneer Prik was een rat. Met die beschrijving was hij best tevreden. Over ratten viel veel goeds te melden. En deze opstelling was bedacht door iemand die net zo dacht als zij.
Een van de stoelen zei: 'Die vriend Narcis van je -'
'Tulp,' zei meneer Prik.

'Zou je vriend meneer Tulp als deel van jullie beloning misschien graag dat klavecimbel willen hebben?'
'Dit is geen n-kkaavecimbel, het is een n-kvirginaal,' grauwde meneer Tulp. 'Eén n-isnaar per noot in plaats van twee! Heet zo omdat het een n-kinstrument was, speciaal voor jongedames!'
'Nee maar, heus?'zei een van de stoelen. 'En ik maar denken dat het maar een soort vroege piano was!'
'Bedoeld om bespeeld te worden door jongedames,' zei meneer Prik onverstoorbaar. 'En meneer Tulp verzamelt geen kunst, hij is er slechts... gevoelig voor. Onze vergoeding dient in edelstenen te zijn, zoals afgesproken.'
'Zoals je wilt. Kom nu alsjeblieft in die kring...'
'Een n-kklavecimbel,' kankerde meneer Tulp.
De Nieuwe Firma stelde zich op en kwam dus onder de verborgen ogen van de stoelen.
De stoelen zagen het volgende:
Meneer Prik was klein en tenger en net als de speld waarmee men zijn naamgenoot uitdeelt iets breder van hoofd dan normaal. Als er naast 'rat' nog een ander woord voor hem was zou dat 'kwiek' zijn; hij dronk weinig, lette op wat hij at en beschouwde zijn lichaam, ietwat mismaakt als het was, als een tempel. Hij deed ook iets te veel olie in zijn haar en kamde er een middenscheiding in die twintig jaar uit de mode was, zijn zwarte pak had iets vettigs en zijn oogjes stonden niet stil, maar hielden alles in de gaten.
Meneer Tulps ogen waren lastig te zien, waarschijnlijk door te veel geestdrift voor dingen in zakjes. * Die zakjes waren vermoedelijk ook oorzaak van zijn globale puisterigheid en de uitpuilende aderen op zijn voorhoofd, maar meneer Tulp was toch al het zwaargebouwde soort kerel dat op het punt staat om uit zijn kleren te barsten, en ondanks zijn artistieke aandrang wekte hij de indruk van een aspirantworstelaar die gezakt was voor de intelligentietest. Als zijn lichaam een tempel was, dan wel zo'n vreemde waar men in de kelder rare dingen uithaalde met dieren, en als hij al lette op wat hij at, dan was dat om het te zien kronkelen.
Verscheidene stoelen vroegen zich niet zozeer af of ze wel juist handelden, want dat stond buiten kijf, maar of ze het wel deden met de juiste mensen. Meneer Tulp was immers niet iemand die je graag te dicht in de buurt van open vuur zag komen.
'Wanneer zijn jullie klaar?' zei een stoel. 'Hoe gaat het vandaag met je... beschermeling?'

 

* Je Brein Aan De Drugs is vreselijk om te zien, maar meneer Tulp was een levend bewijs voor het feit dat dit ook gold voor Je Brein aan de paardenzalf, zwart-op-wit en verpulverde plaspillen.

 

'We denken dat dinsdagochtend een goed moment is,' zei meneer Prik. 'Tegen die tijd is hij zover, en beter wordt hij toch niet.'
'En er mogen geen doden bij vallen,' zei een stoel. 'Dat is van belang.'
'Meneer Tulp zal zo zacht als een lammetje zijn,' zei meneer Prik. Onzichtbare blikken meden de aanblik van meneer Tulp, die juist dit ogenblik koos om een grote hoeveelheid zerk op te snuiven.
'Uh, ja,' zei een stoel. 'Zijne genade mag niet meer schade dan strikt nodig is oplopen. Een dode Ottopedi zou gevaarlijker zijn dan een levende.'
'En er mag tot elke prijs geen narigheid zijn met de Wacht.'
'Jaja, van die Wacht weten we af,' zei meneer Prik. 'Meneer Helling heeft er ons over verteld.'
'Commandeur Flinx leidt een heel... doeltreffende Wacht.'
'Geen probleem,' zei meneer Prik.
'En er zit een weerwolf bij.'
Wit poeder spoot als een fontein omhoog. Meneer Prik moest zijn collega op zijn rug slaan.
'Een n-kweerwolf? Zijn jullie helemaal n-igek?'
'Uh, waarom zegt je compagnon toch aldoor "ngk" en "njj", meneer Prik?' zei een stoel.
'Het is jullie zeker in je n-ibol geslagen!' grauwde meneer Tulp.
'Spraakgebrek,' zei meneer Prik. 'Een weerwolf? Dank je voor de inlichting. Hartelijk bedankt. Die zijn erger dan vampiers als ze je spoor volgen! Dat wisten jullie toch zeker wel?'
'Je werd ons aanbevolen als vindingrijke lieden.'
'Dure vindingrijke lieden,' zei meneer Prik.
Een stoel slaakte een zucht. 'Er zijn maar zelden andere. Al goed, al goed. De heer Helling zal dit met jullie opnemen.'
'Jaja, maar ze hebben een reukzintuig van jewelste,' ging meneer Tulp verder. 'Geld is niks waard voor een n-kdooie.'
'Zijn er nog meer verrassingen?' zei meneer Prik. 'Jullie hebben dus slimme wachters en eentje ervan is een weerwolf. Verder nog iets? Soms nog trollen ook?'
'O, ja. Verscheidene. En dwergen. En zombies.'
'Bij een Wacht? Wat is dat voor een stad hier van jullie?'
'Wij hebben het hier niet voor het zeggen,' zei een stoel.
'Maar we zijn begaan met hoe het hier toegaat,' zei een andere.
'Ach,' zei meneer Prik. 'Juist. Ik weet het al. Jullie zijn bezorgde burgers.' Die kende hij wel, bezorgde burgers. Waar ze ook woonden, allemaal spraken ze dezelfde privé-taal, waarin je met 'normen en waarden' gewoon 'hang maar iemand op' bedoelde. Hij had daar, door de bank genomen, geen moeite mee, maar het kon nooit kwaad om je opdrachtgever te begrijpen.

'Je had ook iemand anders kunnen nemen,' zei hij. 'Je hebt hier een Moordenaarsgilde.'
Een stoel maakte een zuigend geluidje tussen zijn tanden.
'Het probleem met de stad is momenteel,' zei deze, 'dat een aantal overigens verstandige mensen de status quo wel... handig vinden, ook al zal de stad er zonder twijfel aan te gronde gaan.'
'Aha,' zei meneer Prik. 'Dat zijn de onbezorgde burgers.'
'Precies, heren.'
'Zijn dat er soms een hoop?' De stoel negeerde dit.
'Wij zien ernaar uit je weer te zien, heren. Morgenavond. Ik vertrouw erop dat ie dan meldt dat je klaar bent. Goedenavond.'
Na het vertrek van de Nieuwe Firma zweeg de stoelenkring een tijdje. Toen kwam er door de zware deur geluidloos een in het zwart geklede gedaante binnen, die de lichtkring naderde, knikte en weer wegsnelde.
'Ze hebben het gebouw geheel verlaten,' zei een stoel.
'Wat een akelige lui.'
'Hadden we toch het Moordenaarsgilde moeten gebruiken.'
'Poe! Die zijn er onder Ottopedi anders aardig op vooruitgegaan. En trouwens, we willen hem niet dood hebben. Het valt me echter in dat we eventueel uiteindelijk wel iets voor dat Gilde te doen kunnen hebben, naderhand.'
'Zeg dat wel. Als onze vrienden veilig en wel de stad uit zijn... de wegen kunnen in deze tijd van het jaar toch zo onveilig zijn.'
'Nee, heren. We houden ons aan het plan. Die ene die Jopie heet houden we bij de hand tot alles volledig in kannen en kruiken is, voor het geval hij nog ergens toe dienen kan, en dan brengen onze heren hem heel, heel ver weg om met hem, ha, af te rekenen. Misschien doen we later nog een beroep op de Moordenaars, mocht meneer Prik slimme plannetjes hebben.'
'Goed bedacht. Al lijkt het wel erg zonde. Watje niet allemaal met Jopie zou kunnen doen...'
'Ik zei al, het zou niet lukken. Het ventje is een sukkel.'
'Ik neem aan dat je wel gelijk hebt. Beter één ferme ingreep, dus.'
'We begrijpen elkaar vast wel. En nu... verklaar ik deze bijeenkomst van het Comité ter Ontkiezing van de Patriciër voor gesloten. En voor nooit plaatsgevonden.'

 

-~oOo~-

 

Heer Ottopedi had de gewoonte zo vroeg op te staan dat bedtijd louter een excuus was om zich om te kleden.
Hij hield van de tijd vlak voor de winterse dageraad. Het mistte dan doorgaans, wat de stad moeilijk te zien maakte, en een paar uur lang was er geen ander geluid dan af en toe een korte gil.
Maar deze ochtend werd de rust doorbroken door een kreet van net buiten de paleispoort.
'Vojjembienèèèèr!'
Hij liep naar het raam.
'Mojglaajole erbejjeur!'
De Patriciër liep weer naar zijn bureau en luidde de bel voor zijn schrijver Tromknoops, die op onderzoek gestuurd werd naar de paleismuur.
'Het is de bedelaar die bekend staat als Vieze Ouwe Henkie, heer,' rapporteerde Tromknoops vijf minuten later. 'Hij vent met dat... blad vol met dingen.' Hij hield het tussen twee vingers omhoog alsof hij bang was dat het ontplofte.
Heer Ottopedi pakte het aan en las het door. Toen las hij het nog eens door.
'Kijk, kijk,' zei hij. "'Het Ankh-Meurborks Nieuwsblad". Was er nog iemand anders die het kocht?'
'Een aantal lieden, heer. Lui die van de nachtploeg kwamen, markthandelaren en zo.'
'Ik zie toch nergens iets vermeld over Vojjembienèr of Mojglaajole erbejjeur.'
'Nee, heer.'
'Wat uiterst eigenaardig.' Heer Ottopedi las nog even en zei: 'Hm-hm. Annuleer even al mijn afspraken voor vanmorgen, wil je? Ik spreek het Stadsomroepersgilde om negen uur en het Graveursgilde om tien minuten over.'
'Van die afspraken was ik niet op de hoogte, heer.'
'Dat komt wel,' zei Heer Ottopedi. 'Als ze dit zien, komen ze wel. Kijk, kijk... ik lees dat er bij een kroeggevecht zesenvijftig gewonden vielen.'
'Dat lijkt wat veel, heer.'
'Het moet wel waar zijn, Tromknoops,' zei de Patriciër. 'Het staat gedrukt. O ja, stuur ook even bericht naar die aardige meneer Van der Woord. Hem zie ik wel om half tien.'

Hij liet zijn blik nog eens over het grijze zetsel glijden. 'En geef ook even door dat ik niet wil dat meneer Van der Woord iets naars overkomt, wil je?'
Tromknoops, doorgaans zo vaardig in het begrijpen van zijn meesters behoeften, aarzelde even.
'Heer, bedoel je dat je wilt dat meneer Van der Woord niets naars overkomt, of soms dat jij wilt dat meneer Van der Woord niets naars overkomt?'
'Knipoogde je daar naar me, Tromknoops?'
'Nee, heer!'
'Tromknoops, ik geloof dat het het recht is van elke AnkhMeurborkse burger om over straat te lopen zonder te worden lastiggevallen.'
'Goeie goden, heer! Is dat waar?'
'Zeker.'
'Maar ik dacht toch dat je sterk gekant was tegen drukwerk met losse letters, heer. Je zei dat drukwerk er te goedkoop door werd, en dat de mensen dan -'
'Nallemojjekleurèè,' schreeuwde de nieuwsbladventer voor de poort.
'Al in de startblokken voor dat nieuwe spannende millennium dat voor ons ligt, Tromknoops? Ben je gereed om de toekomst met bereidwillige hand aan te grijpen?'
'Ik weet niet, heer. Moet je je daar speciaal op kleden?'

 

-~oOo~-

 

De andere pensiongasten zaten al aan de ontbijttafel toen Willem zich naar beneden haastte. Hij had haast omdat mevrouw Esoteer een Mening had over lieden die te laat voor de maaltijd waren.
Mevrouw Esoteer, eigenares van Mevrouw Euschizia Esoteers Pension voor Fatsoenlijke Employés, was datgene waar Sacharisse onbewust voor oefende. Ze was niet zomaar fatsoenlijk, ze was Fatsoenlijk; het was levenshouding, godsdienst en hobby in één. Ze hield van fatsoenlijke lui die Welvoeglijk en Deugdzaam waren; ze hanteerde de term alsof je onmogelijk het één kon zijn zonder het ander. Ze maakte een fatsoenlijk bed op en kookte een goedkope doch fatsoenlijke maaltijd voor haar fatsoenlijke gasten, die afgezien van Willem vooral van middelbare leeftijd, ongetrouwd en uiterst nuchter waren. Het waren grotendeels ambachtslieden in het kleinbedrijf, en vrijwel allemaal zwaargebouwd, schoongepoetst, in het bezit van degelijk schoeisel en schutterig beleefd aan de eettafel.
Raar genoeg - of tenminste raar genoeg gegeven Willems verwachtingen van zulke lui als mevrouw Esoteer - was ze niet afkerig van dwergen en trollen. Tenminste, van de welvoeglijke en deugdzame. Mevrouw Esoteer stelde Deugdzaamheid boven soort.
'Hier staat dat er zesenvijftig lui gewond raakten bij een vechtpartij,' zei meneer Mormelbrak, die vanwege dat hij de langst overlevende pensiongast was zo'n beetje als tafelpresident fungeerde. Op weg naar huis van de bakkerij waar hij voorman van de nachtploeg was, had hij een exemplaar van het Nieuwsblad gekocht.
'Stel je toch eens voor,' zei mevrouw Esoteer.
'Ik denk vast dat het er vijf of zes waren,' zei Willem.
'Hier staat zesenvijftig,' zei meneer Mormelbrak streng. 'Zwart op wit.
'Het moet wel juist zijn,' zei mevrouw Esoteer onder algemene instemming, 'anders zouden ze het er niet in mogen zetten.'
'Ik vraag me af wie dat doet,' zei meneer Vatbaar, handelsreiziger in schoenen en laarzen.
'O, dat zullen wel bijzondere lui zijn, voor zulk werk,' zei meneer Mormelbrak.
'O, denk je?' zei Willem.
'O, ja,' zei meneer Mormelbrak die een van die forse mannen was die in alles een instantdeskundige zijn. 'Ze gaan niet zomaar iemand laten opschrijven waar hij zin in heeft. Dat spreekt voor zich.'
Het was dan ook in een peinzende stemming dat Willem de weg naar de schuur achter De Emmer aflegde.
Goedenberg keek op van de steen waarop hij zorgvuldig de tekst van een theateraffiche stond te zetten.
'Er ligt daar een bedragje voor je,' zei hij met een knik naar een werkbank.
Willem zette grote ogen op. 'Dit kan toch niet kloppen,' fluisterde hij.
'Meneer Henkie en zijn vrienden bleven maar terugkomen voor meer,' zei Goedenberg.
'Maar... maar het waren maar de gewone dingetjes,' zei Willem. 'Er was niet eens iets belangrijks bij. Gewoon... wat er gebeurde.'
'Tja, ach, men hoort nu eenmaal graag over wat er gebeurt,' zei de dwerg. 'En ik schat dat we er morgen drie maal zo veel kunnen verkopen als we de prijs halveren.'
'De prijs halveren?'
'Mensen willen op de hoogte blijven. Het is maar een idee.' De dwerg grijnsde nog eens. 'In de achterkamer zit een jongedame.'

In de tijd dat het hier een wasserij was, nog in het pre-hobbelpaardentijdperk, had men één stuk met wat schotten tot buikhoogte afgescheiden, ter afzondering van het kantoorpersoneel van degene die de taak had om klanten uit te leggen waar hun sokken gebleven waren. Sacharisse zat hier zedig op een krukje, met haar handtasje tegen zich aangeklemd en haar ellebogen strak tegen haar zijden, om zo weinig mogelijk van zichzelf aan het vuil bloot te stellen.
Ze gaf hem een knik.
Tja, waarom had hij haar toch gevraagd om mee te doen? O ja... ze was verstandig, min of meer, en hield haar grootvaders boekhouding bij en, eerlijk is eerlijk, Willem kwam niet zo veel geletterde lui tegen. Voor het soort dat hij tegenkwam was een pen maar een moeilijk stuk apparatuur. Zolang ze wist wat een apostrof was, kon hij het feit dat ze deed alsof ze twee eeuwen geleden leefde door de vingers zien.
'Is je kantoor nu hier?' fluisterde ze.
'Ik denk het wel.'
'Je zei niets van die dwergen!'
'Heb je daar iets op tegen?'
'O, nee hoor. Dwergen zijn heel oppassend en fatsoenlijk, naar mijn ervaring.'
Nu besefte Willem dat hij in gesprek was met een meisje dat nog nooit tegen sluitingstijd in zekere buurten geweest was.
'Ik heb al twee goeie berichtjes voor je,' ging Sacharisse verder alsof ze een staatsgeheim mededeelde.
'Uh... ja?'
'Mijn grootvader zegt dat dit de langste en koudste winter is die hij zich heugen kan.'
'Ja, en?'
'Nou, hij is tachtig. Dat is een hele tijd.'
'O.'
'En de bijeenkomst voor de Jaarlijkse Wedstrijd van de Poesjenel Zusterkring voor Bakken en Bloemen moest gisteravond worden gestaakt omdat de koektafel omvergegooid werd. Daarover ben ik alles aan de weet gekomen van de secretaresse, en ik heb het netjes opgeschreven.'
'O? Uh. Denk je eigenlijk dat dat echt interessant is?'
Ze gaf hem een uit een goedkoop schoolschrift gescheurd blaadje. Hij las: "'De Jaarlijkse Wedstrijd van de Poesjenel Zusterkring voor Bakken en Bloemen vond plaats in de Leeszaal in de Keiling-Klofstraat, Poesjenel Zusters. Mevrouw H. Revier presideerde. Ze heette alle deelnemers welkom en loofde de Kostelijke Inzendingen. De Prijzentoekenning luidde als volgt..."'
Willem liet zijn blik langs de uitvoerige lijst met namen en prijzen glijden.
'"Bruin exemplaar in Pot"?' informeerde hij.
'Dat was bij de dahliacompetitie,' zei Sacharisse.
Willem voegde zorgvuldig 'v. dahlia' toe achter het woord 'exemplaar' en las verder.
"'Fraaie Naaidoos met jongeheer"?'
'Handgeschilderd.'
'Ach... op die manier.' Willem veranderde dit met zorg in 'Met Jongeheer Beschilderde Naaidoos', wat nauwelijks een verbetering was, en las verder met het air van de oerwoudontdekkingsreiziger die niet weet wat voor uitheems beest er zo dadelijk weer uit het vredige struweel tevoorschijn zal springen. Het verhaal besloot met:
'De Genoeglijke Stemming werd echter Bedorven toen er een naakte manspersoon, die werd achternagezeten door de Wacht, door het Venster binnendrong en rondrende in het Vertrek wat veel Verwarring zaaide onder de Taarten tot hij Gegrepen werd bij de Gevulde Koeken. De bijeenkomst sloot om 21 uur. Mevrouw Revier dankte alle Leden.'
'Wat vind je ervan?' zei Sacharisse met ergens een vleugje zenuwen.
'Nou zeg,' zei Willem op een toon alsof hij heel ver weg was, 'ik vind het heel onwaarschijnlijk dat dit stuk op wat voor manier ook nog zou zijn te verbeteren. Uh... wat zou jij zeggen dat de belangrijkste gebeurtenis van die bijeenkomst was?'
Haar hand vloog ontzet naar haar mond. 'O ja! Dat heb ik er vergeten in te zetten! Mevrouw Flatteer kreeg de eerste prijs voor haar sprits! En ze was ook al zes jaar telkens tweede!'
Willem staarde naar de muur. 'Bravo,' zei hij. 'Ik zou dat er maar inzetten, als ik jou was. Maar je kon ook even bij het Wachthuis in Poesjenel Zusters langsgaan om naar de naakte man te informeren -'
'Geen denken aan! Fatsoenlijke vrouwen willen niets te maken hebben met de Wacht!'
'Ik bedoel natuurlijk om te vragen waarom hij werd achtervolgd.'
'Maar waarom zou ik dat doen?'
Willem probeerde een vaag idee in woorden te vangen. 'Het publiek zal het willen weten,' zei hij.
'Maar vindt de Wacht het niet erg als ik het vraag?'
'Och, het is onze Wacht. Ik zie daar geen reden voor. En misschien kun je nog wat meer flink oude mensen vinden om die naar het weer te vragen? Wie is er de oudste inwoner hier?'
'Weet ik niet. Zal wel een van de tovenaars zijn.'

'Kun je bij de Universiteit langsgaan en hem vragen of hij zich nog herinnert of het ooit kouder dan nu was?'
'Ben ik hier goed voor waar ze dingen in het nieuwsblad zetten?' zei een stem bij de deur.
Deze was van een kereltje met een opgetogen blozend gezicht, een van die lui die gezegend zijn met de eeuwige uitdrukking van iemand die net een nogal ondeugend grapje gehoord heeft.
'Zie je, ik heb zo'n wortel,' ging hij verder, 'en me dunkt dat-ie nogal in een interessante vorm is gegroeid. Nou? Wat vind je? Wat je giechelen noemt, hè? Ik heb hem meegenomen naar de kroeg, en iedereen lag slap! Ze zeiden dat ik hem in dat blad van jullie moest zetten!'
Hij hield hem omhoog. Het was een heel interessante vorm. En Willem kreeg een heel interessante kleur.
'Dat is een hele rare wortel,' zei Sacharisse die er kritisch naar keek. 'Wat vind je ervan, meneer Van der Woord?'
'Uh... uh... ga jij nu even gauw bij de Universiteit langs? Dan zorg ik wel voor deze... meneer,' zei Willem, toen hij dacht dat hij zijn stem wel weer had.
'Mijn vrouw bleef maar lachen!'
'Wat ben jij dan een gelukkig mens, meneer,' zei Willem ernstig. 'Vind je't niet jammer dat jullie geen plaatjes in jullie blad kunnen zetten?'
'Ja, maar ik denk dat ik zo al wel genoeg problemen krijg,' zei Willem terwijl hij zijn notitieblokje openklapte.
Toen de man met zijn hilarische groente was afgehandeld wandelde Willem de drukkerij in. De dwergen stonden in een groepje te praten om een luik in de vloer.
'Pomp is alweer bevroren,' zei Goedenberg. 'Kunnen geen inkt meer mengen. Die vent van Kaas zegt dat hier vroeger ergens een bron was...'
Er klonk een schreeuw uit de diepte. Een paar dwergen klom omlaag langs het laddertje.
'Meneer Goedenberg, kun jij soms wat voor reden ook bedenken waarom ik dit in het blad zou zetten?' zei Willem, terwijl hij hem Sacharisses verslag van de Bloemen en Bakken bijeenkomst aanreikte. 'Het is wat... saai...'
De dwerg las de kopij. 'Er zijn drieënzeventig redenen,' zei hij. 'Da's vanwege dat er drieënzeventig namen in staan. Ik neem aan dat iedereen graag zijn naam tegenkomt in het blad.'

'Maar die blote vent dan?'
'Ach ja... zonde dat ze niet achter zijn naam kon komen.'
Er klonk weer een schreeuw uit de diepte.
'Zullen we even gaan kijken?' zei Goedenberg.
Tot Willems complete gebrek aan verrassing was de kelder onder de schuur veel beter gebouwd dan de schuur zelf. Maar ja, praktisch overal in Ankh-Meurbork zaten kelders die ooit de eerste of zelfs tweede of derde verdiepingen van antieke gebouwen waren, gebouwd als de stad weer eens over een machtig rijk heerste en men dacht dat de toekomst eeuwig zou duren. En dan was de rivier weer overstroomd, met modder en al, en waar Ankh-Meurbork thans voornamelijk op was gebouwd was Ankh-Meurbork. Er werd wel gezegd dat iedereen met een goed richtingsgevoel en een houweel de stad ondergronds kon oversteken door gewoon telkens gaten in muren te hakken.
Verroeste blikken en stapels tot vloeipapiersterkte verotte planken stonden tegen de ene muur opgetast. En middenin die muur zat een dichtgemetseld deurkozijn, waarvan de moderne bakstenen er al sleets en sjofel uitzagen in vergelijking met de antieke steenblokken eromheen.
'Waar komt dit op uit?' zei Boddonie.
'De oude straat, waarschijnlijk,' zei Willem.
'Heeft de straat een kelder? Wat bewaart hij daar dan?'
'Och, als er stadsdelen erg onder water lopen bouwen ze gewoon steeds hogerop,' zei Willem. 'Dit hier zal ooit wel begane grond geweest zijn, zie je. Ze metselden gewoon de ramen en deurkozijnen dicht en bouwden er weer een verdieping op. Ze zeggen dat er in sommige stadsdelen wel zes of zeven ondergrondse niveaus zijn. Voornamelijk vol modder. En dan druk ik me netjes uit -'
'Ik bennop zoek naar meneer Vanner Woord,' dreunde een stem van boven.
Een reusachtige trol versperde het nu donkere gat van het luik. 'Dat ben ik,' zei Willem.
'De Patriciër ken je nou ontvange,' zei de trol.
'Maar ik heb helemaal geen afspraak met Heer Ottopedi!'
'Och ja,' zei de trol, je zou dervan staan te kijke hoeveel der een afspraak met de Patriciër hebbe ender niks van wete. Dus schiet nou maar op. Ik zou voortmake, azzik jou was.'

 

-~oOo~-

 

Er was geen ander geluid dan het getik van de klok. Willem zat met angst en beven te kijken terwijl Heer Ottopedi, die zijn aanwezigheid kennelijk weer vergeten had, nogmaals het Nieuwsblad doorlas.
'Wat een bijzonder... interessant document,' zei de Patriciër die het opeens weglegde. 'Maar ik voel me toch gedwongen om deze vraag te stellen... Waarom?'
'Het is gewoon mijn blad met nieuwtjes,' zei Willem, 'maar groter. Uh... er zijn lui die gewoon van alles willen weten.'
'Welke lui?'
'Nou... iedereen eigenlijk.'
'Dat willen ze? Dat hebben ze tegen je gezegd?'
Willem slikte moeizaam. 'Nou... nee. Maar ie weet dat ik nu al een tijdje die nieuwsbrief schrijf-'
'Voor diverse buitenlandse notabelen en dergelijke personen.' Heer Ottopedi knikte. 'Lui die het moeten weten. Dingen weten is onderdeel van hun functie. Maar jij verkoopt dit aan willekeurig wie in deze stad, klopt dat?'
'Ja, dat zal wel, heer.'
'Interessant. Dus bij jou zou, dacht je, nooit het idee opkomen dat een staat nogal wat heeft van, laat ik zeggen, zo'n geroeide galei van vroeger? Met van die banken vol roeiers onderin, en een roerganger en zo bovenop? Het is stellig in ieders belang dat het schip niet zinkt maar, moet ik je voorhouden, het is misschien niet in het belang van de roeiers om van elke ontweken zandbank en elke vermeden botsing te weten. Dat zou ze maar aan het piekeren en dus van slag brengen. Wat de roeiers moeten weten is hoe je moet roeien, hmm?'
'En dat er een bekwame roerganger is,' zei Willem. Hij kon de zin niet inhouden. Die zei zichzelf. Hij was eruit, hing in de lucht.
Heer Ottopedi gunde hem een koele blik die verscheidene tellen langer aanhield dan de noodzakelijke duur. Toen plooide zijn gezicht zich zonder overgang in een brede lach.
'Welzeker. En zo hoort het, zo hoort het. Dit is immers het woordentijdperk. Zesenvijftig gewonden in een kroeggevecht, dus? Verbazingwekkend. Heb je nog meer nieuws voor ons, meneer?'
'Och, uh... het is de laatste tijd erg koud...'
'O ja? Is dat echt zo? Nee, maar!' Op het bureau botste het kleine ijsbergje tegen de zijkant van Heer Ottopedi's inktpot.
'Ja, en er waren gisteravond wat... wanordelijkheden op een gebakbijeenkomst...'
'Wanordelijkheden, zeg ie?'

'Och, eigenlijk meer ongeregeldheden, waarschijnlijk. * En iemand heeft een grappig gevormde groente gekweekt.'
'Zo mag ik het horen. Wat voor vorm?'
'Een... een olijke vorm, heer.'
'Mag ik je misschien een weinig raad geven, meneer Van der Woord?'
'Graag, heer, alsjeblieft.'
'Wees voorzichtig. Mensen laten zich graag vertellen wat ze al weten. Onthoud dat. Ze worden onrustig als je ze nieuwigheden vertelt. Nieuwigheden... tja, nieuwigheden zijn waar ze niet op rekenen. Ze weten graag dat, laat ik zeggen, een hond een man kan bijten. Dat doen honden nu eenmaal. Ze willen niet weten dat een man een hond bijt, want zo hoort het niet te gaan in de wereld. Kortom, wat mensen denken dat ze willen is nieuws, maar waar ze werkelijk naar smachten is ouds. Ik zie dat je er al slag van begint te krijgen.'
'Ja, heer,' zei Willem, er helemaal niet zo zeker van dat hij dit goed begreep, maar wel zeker dat het stukje dat hij wel begreep hem niet aanstond.
'Ik geloof dat het Graveursgilde het een ander te bespreken heeft met meneer Goedenberg, Willem, maar ik heb altijd gevonden dat we vooruit, de toekomst in moeten.'
'Ja, heer. Een andere kant op zou heel lastig zijn.'
En alweer die te lange blik en het plotse ontdooien van het gezicht. 'Inderdaad. Goedendag, meneer Van der Woord. O... en pas goed op. Je wilt vast liever niet zelf nieuws worden... toch?'

 

-~oOo~-

 

Op de terugweg naar de Glimstraat wikte en woog Willem de woorden van de Patriciër, en het is niet verstandig om al te diep na te denken als je de straten van Ankh-Meurbork bewandelt.
Hij passeerde Snij'k-In-Eigen-Vlees Snikkel met nauwelijks een knikje, maar meneer Snikkel werd toch al anderszins in beslag genomen. Hij had twee klanten. Behalve als de ene de andere uitdaagde was twee tegelijk een grote zeldzaamheid. Maar over deze twee maakte hij zich zorgen. Ze onderzochten de handelswaar.

 

* Woorden lijken op vissen in het feit dat sommige alleen kunnen overleven in een bepaald soort rif, waar hun eigenaardige vormen of gebruikswijzen bescherming vinden tegen het gewoel van de open zee. 'Wanordelijkheden' en 'ongeregeldheden' kom je alleen tegen in bepaalde kranten (op net zo'n manier als je 'spiritualiën' alleen tegenkomt op bepaalde menukaarten). Niemand gebruikt ze ooit in een normaal gesprek.

 

 

S.I.E.V. Snikkel verkocht zijn broodjes en kroketten overal in de stad, zelfs op de stoep voor het Moordenaarsgilde. Hij kon mensen goed inschatten, vooral als het aankwam op schatten wanneer hij onschuldig een zijstraat moest inslaan om het dan op een lopen te zetten, en hij had net begrepen dat de plek waar hij stond wel heel slecht uitkwam en dat het te laat was.
Hij kwam zelden slachters tegen. Wel moordenaars, maar die met een kleine m hadden meestentijds nogal rare motieven en door de bank genomen vermoordden ze trouwens vrienden en familieleden. Moordenaars met een grote M had hij ook zat ontmoet, maar hun aanslagen hadden een zekere stijl en zelfs bepaalde regels.
Deze lui waren slachters. De grote met die poederstrepen op zijn jasje en een geur van mottenballen was gewoon een zware, zij het gemene jongen, en dat was in orde, maar om die kleine met dat sluike haar hing een geur van gewelddadige en boosaardige dood. Zo vaak keek je niet in de ogen van iemand die doden zou omdat hem dat op het moment wel aardig leek.
Met behoedzame handen deed Snikkel het speciale compartiment van zijn ventblad open, het gedeelte van stand dat worstjes bevatte met als ingrediënten 1) vlees, 2) van een met name bekend viervoetig dier, dat 3) waarschijnlijk op het land leefde.
'Of mag ik je dit aanbevelen, heren,' zei hij en omdat oude gewoonten niet zomaar slijten kon hij het niet nalaten om eraan toe te voegen: 'Fijnste varkensgehakt.'
'Zijn zeker lekker?'
'Je zult nooit meer iets anders willen eten, meneer.'
De andere man zei: 'En die van de andere soort?'
'Pardon?'
'Met hoeven en varkenssnot, en ratten die in de n-igehaktmolen gevallen zijn?'
'Wat meneer Tulp hier bedoelt,' zei meneer Prik, 'is een organischer worstje.'
'Ja, hoor,' zei meneer Tulp. 'Wat dat betreft ben ik hartstikke van het n-kmilieu.'
'Zeker weten? Nee, nee, best!' Snikkel stak een hand op. De twee mannen waren van houding veranderd. Ze waren duidelijk overal erg zeker van. 'Nou-ou, dus je wilt een sle- minder goed worstje... uh?'
'Met echte n-ivingernagels,' zei meneer Tulp.
'Nou, uh.. . ik heb... ik kan...' Snikkel gaf het op. Hij was verkoper. Wat je verkocht, dat verkocht je. 'Laat ik je dan wat over deze worstjes vertellen,' ging hij verder, terwijl hij een inwendige motor zonder knersen in de achteruit zette. 'Toen iemand op het slachthuis z'n duim eraf hakte, hebben ze de molen niet eens even stilgezet. Je zal der weschijnlijk geen ratten in vinden, want ratten blijven daar uit de buurt. Er zitten daar dieren in die... nou, je weet toch dat ze zeggen dat het leven begon in een soort grote soep? Net zo met deze worstjes. Als je een slecht worstje zoekt, dan krijg je nergens betere dan deze.'

'Die bewaar je zeker voor bijzondere klanten van je?' zei meneer Prik.
'Voor mij, meneer, is elke klant een bijzondere.'
'En heb je ook mosterd?'
'Ze noemen het wel mosterd,' begon Snikkel die door het dolle raakte, 'maar ik noem het -'
'Ik ben gek op n-kmosterd,' zei meneer Tulp.
'- echt geweldige mosterd,' zei Snikkel zonder ook maar te haperen.
'We nemen er twee,' zei meneer Prik. Hij tastte niet naar zijn portefeuille.
'Rondje van de zaak!' zei Snikkel. Hij gaf twee worstjes een mep, enkadetteerde ze en stak ze toe. Meneer Tulp pakte ze alletwee aan, met de mosterdpot.
'Weet je wel hoe ze in Quorm deze broodjes-met-worst noemen?' zei meneer Prik terwijl het tweetal doorliep.
'Nee?' zei meneer Tulp.
'Die noemen ze pensa sosíes.'
'Wat, in die vreemde n-ktaal? Je maakt een n-dolletje!'
'Ik maak nooit n-ilolletjes, meneer Tulp.'
'Ik bedoel, ze zouden ze... ze... pains á verge motte noemen,' zei meneer Tulp. Hij nam een hapje van zijn Snikkelse lekkernij. 'Hé, daar smaakt dit n-kgeval ook naar,' voegde hij eraan toe.
'Pensa sosíes, meneer Tulp.'
'Ik weet waarover ik het heb. Dit is een smerig n-kworstje.' Snikkel keek ze na. Zo vaak hoorde je zulke taal niet in AnkhMeurbork. De meeste lui praatten zonder hiaten in hun zinnen, en hij vroeg zich ook af wat die woorden 'nj' en 'ngk' toch betekenden.

 

-~oOo~-

 

Er had zich een menigte verzameld voor een groot gebouw in Welkom Zeep, en het karrenverkeer stond al helemaal tot de Breestraat in de file. En, bedacht Willem, overal waar je een menigte aantreft hoort iemand op te schrijven waarom.
In dit geval was de reden wel duidelijk. Op de platte richel vlak onder het raam op de vierde verdieping stond een man met zijn rug tegen de muur en een bevroren blik op zijn gezicht in de diepte te staren.
In die diepte probeerde de menigte om behulpzaam te zijn. Het lag niet in de kranige Ankh-Meurborkse aard om iemand in die positie van zijn voornemen af te brengen. Ze waren niet voor niets burgers van een wereldstad. Hun adviezen gaven ze wel voor niets.
'Je kunt veel beter naar het Dievengilde!' gilde een vent. 'Zes verdiepingen, en dan krijg je mooi harde keien! Kraken je schedel al bij de eerste poging!'
'Om het paleis liggen echte natuurstenen tegels,' adviseerde de man ernaast.
'Och, natuurlijk,' zei zijn onmiddellijke buurman. 'Maar de Patriciër vermoordt hem toch als hij vandaaraf probeert te springen?'
'En?'
'Nou, het gaat toch om de stijl?'
'Toren der Kunsten is een goeie,' zei een vrouw met overtuiging. 'Ruim tweehonderdvijftig meter. En een schitterend uitzicht.'
'Zeker, zeker. Maar dan krijg je ook erg veel tijd om na te denken. Onderweg omlaag, bedoel ik. Niet de beste gelegenheid voor zelfonderzoek, naar mijn opvatting.'
'Hoor eens, ik heb een lading garnalen in mijn wagen en als ik nog langer word opgehouden gaan die straks lopend naar huis,' jammerde een vrachtrijder. 'Waarom springt hij niet gewoon?'
'Hij staat erover te denken. Het is nogal een stap, moet je nagaan.' De man op het randje draaide bij een schuifelend geluidje zijn hoofd om. Willem kwam over de richel aangeschoven, terwijl hij zijn best deed om niet naar beneden te kijken.
'Goeiemorgen. Jij komt zeker proberen om me om te praten?' 'Ik... ik...' Nu probeerde Willem echt om niet naar beneden te kijken. De richel had vanaf de straat een stuk breder geleken. Hij had al spijt van het hele gedoe. 'Ik zou er niet aan denken...'
'Ik sta er altijd voor open om omgepraat te worden.'
'Ja, ja... uh... kun je me misschien je naam en adres even geven?' zei Willem. Er stond hier een tevoren niet vermoede gemene bries, met verraderlijke vlagen om de daken. De blaadjes van zijn notitieblok wapperden helemaal.
'Hoezo?'
'Uh... omdat je dat met deze hoogte en die harde grond naderhand vaak moeilijk kunt achterhalen,' zei Willem die probeerde om niet te veel uit te ademen. 'En als ik dit in het blad ga zetten ziet het er veel beter uit als ik schrijf wie je bent.'
'Wat voor blad?'

Willem haalde een exemplaar van het Nieuwsblad uit zijn zak. Het klapperde in de wind terwijl hij het aangaf.
De man ging het even zitten lezen, met bewegende lippen en zijn benen boven de afgrond bengelend.
'Dus dit is, zeg maar, dingen die gebeuren?' zei hij. 'Net als een stadsomroeper, maar dan opgeschreven?'
'Dat klopt. Goed, hoe heette je dus?'
'Hoe bedoel je, heette?'
'Nou, je weet wel... het is duidelijk dat...' zei Willem in het nauw gebracht. Hij wuifde naar de afgrond en verloor bijna zijn evenwicht.
'Als jij...'
'Arie Maff'
'En waar woonde je, Arie?'
'De Kwebbelsteeg.'
'En wat voor werk deed je?'
'Daar begin je weer met ie deed. De Wacht geeft me meestal een kop thee, hoor.'
In Willems hoofd rinkelde een alarmbelletje. 'Jij... springt zeker nogal vaak?'
'Alleen de stukkies die moeilijk zijn.'
'En dat zijn?'
'De klimstukkies. Het feitelijke springen doe ik niet, uiteraard. Dat is maar ongeschoold werk. Ik verdiep me meer in het "schreeuw om hulp" aspect.'
Willem probeerde de kale, steile muur vast te grijpen. 'En de hulp die jij wilt is..?'
'Kun je er twintig daalders van maken?'
'Anders spring je?'
'Och, nou ja, niet echt springen, vanzelf. Niet de hele sprong. Niet helendal letterlijk. Maar ik ga wel door met dreigen om te springen, als je effe meevoelt.'
Het gebouw kwam Willem een stuk hoger voor dan toen hij de trap opkwam. De mensen beneden waren een stuk kleiner. Hij kon nog net wat omhoogkijkende gezichtjes onderscheiden. Daar was Vieze Ouwe Henkie, met zijn schurftige hondje en de rest van de ploeg, want zij vertoonden een griezelig feilloze aantrekkingsreactie bij onvoorbereid straattheater. Hij kon zelfs Roggel Aatjes bord met 'Ken Dreige Om Ete' ontcijferen. En hij kon de lange karrenopstoppingen zien die inmiddels de halve stad lamlegden. Hij voelde zijn knieën al knikken...
Arie greep hem vast. 'Hela zeg, dit is mijn stekkie,' zei hij. 'Zoek je eigen plek.'

'Je zei toch dat het omlaagspringen geen geschoold werk was?' zei Willem, terwijl hij zich in de om hem heen tollende wereld op zijn aantekeningen probeerde te concentreren. 'Wat deed je dan voor werk, meneer Maff?'
'Torenhersteller.'
'Arie Maff, kom onmiddellijk van dat dak af!'
Arie keek omlaag.
'O godens, hebben ze er het vrouwmens bijgehaald,' zei hij. 'Stadswachter Fiezelement hier zegt dat je...' het rose gezichtje van mevrouw Maff zweeg even om nog eens goed naar de stadswachter die naast haar stond te luisteren, 'het com-mer-cieel wel-varen van de stad belemmert, halvegare sukkel!'
'Tegen het vrouwmens heb ik niks in te brengen,' zei Arie met een schaapachtige blik naar Willem. 'Moet ik soms weer je broek verstoppen, ouwe sul. Kom naar beneden of ik laatje ervan lusten!'
'Drie jaar gelukkig getrouwd,' zei Arie monter en hij wuifde naar het poppetje in de diepte. 'Die andere tweeëndertig waren ook niet echt beroerd. Maar kool koken kan ze geen barst van.'
'O nee?' zei Willem en dromerig viel hij voorover.
Hij werd languit op de grond wakker, wat hij wel, maar nog steeds in driedimensionale vorm, wat hij niet had verwacht. Het drong tot hem door dat hij niet dood was. Eén van de oorzaken hiervan was het gezicht van Korporaal Bollebos van de Wacht dat op hem neerkeek. Willem ging ervan uit dat hij een betrekkelijk onschuldig leven geleid had en verwachtte dus als hij stierf geen confrontatie met iets dat een gezicht had zoals Korporaal Bollebos, het ergste dat ooit een uniform beroerde als je zeemeeuwen niet meetelde.
'Ach, je leeft nog,' zei Bollebos een tikkeltje teleurgesteld.
'Voel me... flauw,' mompelde Willem.
'Ik zou ie eventueel mond-op-mond beademing kunnen geven,' zei Bollebos.
Zonder seintje van Willem sleurden diverse spieren in een plotse kramp hem zo snel verticaal dat zijn voeten heel even van de grond kwamen.
'Stuk beter al!' riep hij.
'Want zie je, we hebben dat wel geleerd op het Wachthuis, maar ik heb nog geen kans gezien om het eens te prob-'
'Zo fit als een hoentje!' jammerde Willem.
'...al heb ik wel geoefend op mijn hand en zo...'
'Beter dan ooit!'
'Die Arie Maff doet dat nou altijd,' zei de wachter. 'Hij doet het louter om wat tabaksgeld. Evengoed, iedereen moest klappen toen hij je naar beneden droeg. Je staat versteld dat-ie nog zo langs de regenpijpen kan klimmen.'
'Nog zo..?' Willem voelde zich raar leeg.
'Het werd echt gaaf toen je moest overgeven. Ga maar na, vanaf vier verdiepingen zag het er best geinig uit. Iemand had er een kiekje van moeten maken -'
'Ik moet er nodig vandoor!' krijste Willem.
Ik word vast krankzinnig, dacht hij terwijl hij zich naar de Glimstraat repte. Waarom deed ik dat nou, verdomme? Je kon moeilijk zeggen dat het zijn zaken waren.
Alleen, bij nader inzien, nu dus wel.

 

-~oOo~-

 

Meneer Tulp liet een boertje. 'Wat gaan we nou doen?' zei hij.
Meneer Prik had zich een stadsplattegrond aangeschaft en die bekeek hij nauwkeurig.
'Wij zijn niet van die ouderwetse raudauers, meneer Tulp. Wij zijn denkende lieden. Wij leren. Wij leren snel.'
'Wat gaan we nou doen?' herhaalde meneer Tulp. Vroeg of laat zou hij wel weer gelijk weten te komen.
'Wij gaan ons van een beetje verzekering voorzien, dat gaan we doen. Het zint me niks als zo'n jurist al die troep van ons weet. Aha... daar zijn we. Het is de achterkant van de Universiteit.'
'Gaan we iets betoverds kopen?' zei meneer Tulp.
'Niet helemaal betoverd.'
'Ik dacht dat je zei dat die stad hier een n-kmakkie was?'
'Hij heeft zijn goede kanten, meneer Tulp.'
Meneer Tulp grijnsde. 'Klopt,' zei hij. 'Ik wil wel weer naar dat n-iMuseum van Oudheden!'
'Kom, kom, meneer Tulp. Eerst de zaken, dan de pleziertjes,' zei meneer Prik.
'Ik wil ze n-kallemaal bekijken!'
'Later dus. Later. Kun je geen twintig minuten wachten zonder te ontploffen?'
De kaart voerde ze naar de Thaumatologische Dreef, meteen Naafwaarts van de Gesloten Universiteit. Het industrieterrein was zo nieuw, dat de moderne gebouwen met hun platte daken, winnaars van diverse prijzen van het Architectengilde, nog niet eens begonnen waren met regenwater doorlaten en vensterglazen laten dwarrelen in het windje.

Men had een poging gedaan om de onmiddellijke omgeving wat op te fleuren met bomen en gras, maar aangezien men de wijk deels gebouwd had op de oude grond die eerder bekend stond als de klopgeestgrond of de ongewoonwijk, was dit niet volgens plan uitgepakt. Duizenden jaren was het terrein een stortplaats voor de Gesloten Universiteit. Er lag daar onder het maaiveld heel wat meer dan oude schapenbotjes, en toverkracht geeft af. Op elke kaart van toververvuiling zou de ongewoonwijk het middelpunt zijn van enige uiterst concentrische cirkels.
Het gras kreeg al bonte kleuren en sommige bomen waren weggelopen.
Niettemin was hier een aardig aantal bloeiende firma's gevestigd, voortbrengselen van wat de Aartskanselier, of tenminste zijn toesprakenschrijver, beschreven had als 'een huwelijk tussen toverij en het moderne zakenwezen; de moderne wereld heeft immers wel minder behoefte aan toverringen en toverzwaarden, maar zal nog steeds zijn afspraken ergens mee bij moeten houden. Hoop flauwekul, eigenlijk, maar kennelijk houdt het iedereen zoet. Is het al tijd voor die lunch?'
Een van de resultaten van deze blijde verbintenis lag nu op de toonbank voor meneer Prik.
'Dit is Versie 2.0,' zei de tovenaar, die maar al te blij was dat er een toonbank tussen hem en meneer Prik zat. 'Splinternieuw.'
'Da's mooi,' zei meneer Tulp. 'Met n-isplinters ken ik een kunstje.'
'Hoe werkt-ie?' zei meneer Prik.
'Hij heeft context help,' zei de tovenaar. 'Je hoeft alleen maar het, uh, dekseltje open te doen.'
Bij toverslag en tot afgrijzen van de tovenaar verscheen er een heel smal mes in de hand van zijn klant, die het gebruikte om er het grendeltje mee los te maken.
Het dekseltje klapte meteen omhoog. Er sprong een groen duveltje overeind.
'Bingele-bingele-bie-' Het verstijfde. Zelfs een schepsel van biotoverijdeeltjes moet wel aarzelen als er een mes tegen zijn keeltje gedrukt wordt.
'Wat is dit nou, verdomme?'zei meneer Prik. 'Ik zei toch dat ik wat wou dat luisterde?'
'Het luistert ook, het luistert!' zei de tovenaar gauw. 'Maar het kan ook praten!'
'Hoe dan? Van je bingele-bingele?'
Het duveltje begon met een zenuwachtig kuchje. 'Gefeliciteerd!' zei het. 'Je bent zo verstandig geweest om je de Haspelagenda Versie 2.0 aan te schaffen, het laatste snufje in biotoverkrachtig design, met talrijke nuttige extra's en zonder ook maar de geringste gelijkenis met Versie 1 die je wellicht ongewild vernietigd hebt door er hard op te trappen!' zei het, en het vervolgde:

'Dit apparaat wordt verstrekt zonder enige vorm van garantie aangaande betrouwbaarheid, nauwkeurigheid, bestaanbaarheid of anderszins, of geschiktheid voor enig specifiek doel en Bioalchemische Producten waarborgt, garandeert, impliceert of beweert inzonderheid volstrekt niets ter zake van de verkoopbaarheid ervan voor welk specifiek doel dan ook en zal bovendien geen aansprakelijkheid of verantwoordelijkheid dragen jegens de koper of enig ander persoon, wezen of godheid met betrekking tot iedere vorm van verlies of schade veroorzaakt door dit apparaat of voorwerp of door enige poging om het te vernietigen door het tegen de muur te beuken of in een diepe put te laten vallen of welke andere manier ook en stelt bovendien vast dat de koper deze overeenkomst of enige andere overeenkomst die wanneer dan ook ervoor in de plaats wordt gesteld heeft aanvaard door zich binnen tien kilometer van dit product te begeven of het door grote telescopen of welk ander middel ook waar te nemen omdat jij, de koper een simpel te koeioneren sukkel bent die zonder morren arrogante en eenzijdige voorwaarden op een stuk duurbetaalde rommel accepteert die je van zijn leven niet zou pikken op een zak hondenbrokken en kan slechts op eigen risico worden gebruikt.'

Het duveltje haalde even diep adem. 'Mag ik je nu laten kennismaken met de rest van mijn ruime keuze aan interessante en grappige geluidjes, Hier Naam Invullen?'
Meneer Prik keek meneer Tulp even aan. 'Vooruit maar.'
'Als voorbeeld kan ik van "tra-la!" doen.'
'Nee.'
'Een grappige trompetstoot?'
'Nee.'
"'Ding!"?'
'Nee.'
'Ook kan men mij opdracht geven om lollig en vermakelijk commentaar te geven bij het uitvoeren van diverse handelingen.'
'Waarom?'
'Uh... sommige lui vinden het leuk als wij zulke dingen zeggen als: "Als je de volgende keer de doos opendoet ben ik er weer" of zoiets...'
'Waarom maak je van die geluidjes?' zei meneer Prik.
'Mensen houden van geluidjes.'
'Wij niet,' zei meneer Prik.
'Wij hebben de n-kpleuris aan geluidjes,' zei meneer Tulp.
'Goed zo! Ik kan een heleboel zwijgen,' bood het duveltje aan. Maar zelfmoordgeneigde programmering dwong het om te vervolgen met: 'En wil je soms een ander kleurschema?'
'Wat?'
'Wat voor kleur had je graag dat ik was?' Onder het spreken werd een van de lange oortjes van het duveltje langzaam paars en het neusje kreeg een toch wel verontrustend blauwe tint.

'Wij willen helemaal geen kleuren,' zei meneer Prik. 'We willen geen geluidjes. We willen geen grapjes. Wij willen gewoon dat jij doet wat je gezegd wordt.'
'Misschien wil je nu even de tijd nemen om je registratiekaart in te vullen?' zei het duveltje radeloos, terwijl hij die omhooghield.
Een snel als een slang geworpen mes griste de kaart uit zijn handje en spijkerde hem vast op het bureau.
'Of misschien wil je dat liever voor later bewaren...'
'Die vent van je hier -' begon meneer Prik. 'Waar is-ie gebleven?'
Meneer Tulp stak een arm achter de toonbank en hees de tovenaar overeind.
'Die vent van je hier zegt dat jij een van die duveltjes bent die kunnen herhalen watje gehoord hebt,' zei Prik.
'Jawel, meneer Hier Naam Invullen,' zei het duveltje.
'En je verzint dan niks zelf?'
'Kunnen ze niet,' hijgde de tovenaar. 'Ze hebben totaal geen verbeelding.'
'Dus als iemand dat hoorde, wist-ie dat het waar was?'
'Jazeker.'
'Klinkt als precies wat we nodig hebben,' zei meneer Prik.
'En hoe wilde je betalen?' zei de tovenaar.
Meneer Prik knipte met zijn vingers. Meneer Tulp richtte zich in zijn volle breedte op, rechtte zijn schouders en kraakte knokkels die wel twee zakken met rose walnoten leken.
'Voor we het over n-ibetalen gaan hebben,' zei meneer Tulp, 'willen we eerst effies praten met die gast die die n-kgarantie geschreven heeft.'

 

-~oOo~-

 

Wat Willem nu moest beschouwen als zijn kantoor was danig veranderd. De oude wasserij-uitrusting, gevierendeelde hobbelpaarden en andere rommel was weggeruimd en midden in het vertrek stonden rug aan rug twee bureaus.
Het was een oeroud en gehavend stel en tegen het wiebelen moesten er, in weerwil van ieder gezond verstand, stukjes karton onder alle vier de poten.
'Ik heb ze uit de tweedehandswinkel verderop in de straat,' zei Sacharisse zenuwachtig. 'Ze waren niet zo duur.'
'Ja, dat zie ik wel. Uh. .. juffrouw Knipslot... ik heb lopen denken... je grootvader kan toch een plaatje graveren?'
'Ja, natuurlijk. Waarom zit je toch zo vol modder?'
'En als we nu aan een iconograaf konden komen en leerden hoe je er plaatjes mee maakte,' ging Willem zonder daarop in te gaan verder, 'zou hij dan het plaatje dat het duveltje schildert kunnen graveren?'
'Dat denk ik.'
'En ken jij hier in de stad nog goeie iconografen?'
'Ik kan ernaar vragen. Wat is er met je gebeurd?'
'Och, iemand dreigde met zelfmoord in Welkom Zeep.'
'Nog wat goeds?' Sacharisse leek verbaasd over het geluid van haar eigen stem. 'Ik bedoel, natuurlijk zou ik niet willen dat er iemand doodging, maar, uh, we hebben nog een hoop ruimte...'
'Misschien kan ik er iets van brouwen. Hij, uh, redde het leven van de man die omhoogklom om hem naar beneden te praten.'
'Wat dapper. Heb je de naam nog weten te krijgen van de man die hem achternaklom?'
'Uh, nee. Uh, het was een Geheimzinnig Persoon,' zei Willem.
'Nou ja, dat is tenminste iets. Er staat hierbuiten een stel op je te wachten,' zei Sacharisse. Ze keek even in haar notities. 'Er is een man die zijn horloge kwijt is, een zombie die... tja, ik kan er niet uitkomen wat die nu weer wil. Er is een trol die werk zoekt, en er is iemand met een klacht over het verhaal van die vechtpartij in de Gelijmde Trom en die wil je onthoofden.'
'O, jeetje. Vooruit dan maar, één voor één...'
De horlogeverliezer was makkelijk.
'Het was zo'n nieuw opwindgeval, dat ik van mijn vader gekregen heb,' zei de man. 'Ik zoek er al een week naar!'
'Het is eigenlijk niet echt wat -'
'Als jij in de krant wilt zetten dat ik het kwijt ben, misschien kan dan iemand die het gevonden heeft het hier inleveren?' zei de man met nergens op stoelende hoop. 'Dan geef ik je zes duiten voor de moeite.'
Duiten waren duiten. Willem maakte een notitie.
De zombie was lastiger. Om te beginnen was hij grijs, hier en daar neigend naar groen, en rook hij heel sterk naar aftershave met kunstmatige hyacintgeur, nu sommige van de recentere zombies doorhadden dat hun kansen om in dit nieuwe leven vrienden te krijgen sterk zouden worden verbeterd als ze naar bloemen riekten in plaats van gewoon riekten.
'Het publiek wil graag meer weten over lui die dood zijn,' zei hij. Hij heette meneer Boggie, en dat sprak hij uit op een manier die duidelijk maakte dat het 'meneer' wel degelijk onderdeel van de naam was.

'Wil men dat?'
'Ja,' zei meneer Boggie nadrukkelijk. 'Dode lui kunnen heel interessant zijn. Ik verwacht dat men heel geïnteresseerd is om meer te lezen over dode lui.'
'Bedoel je levensberichten van overledenen?'
'Och ja, daar zou het op neerkomen. Ik zou ze op een pakkende manier kunnen schrijven.'
'Vooruit maar. Twintig duiten per stuk, dan.'
Meneer Boggie knikte. Het was duidelijk dat hij het ook voor niks gedaan had. Hij gaf Willem een paar velletjes vergeeld, knisperend papier.
'Hier is alvast een interessante,' zei hij.
'O? Van wie is die?'
'Van mij. Heel interessant. Vooral het stuk over toen ik stierf.'
De volgende die zich aandiende was nota bene een trol. Nogal ongebruikelijk voor trollen, die doorgaans net genoeg aanhadden om aan 's mensen raadselachtige fatsoenseisen te voldoen, had deze zowaar een pak aan. Tenminste, het bestond globaal uit textielbuizen die het lichaam bedekten, en 'pak' was zowat het enige woord.
'Ikke b'n Rotsie,' mompelde hij met neergeslagen ogen. 'Ik pak elk baantje an, baas.'
'Wat was je vorige baantje?' zei Willem.
'Bokser, baas. Maar het beviel me niks. Werd aldoor maar neergeslagen.'
'Kun je soms ook schrijven of kiekjes maken?' zei Willem, zichtbaar huiverend.
'Nee, baas. Ik ken wel zwaar tillen. Ennik ken deuntjes fluiten, baas.'
'Dat is een... mooi talent, maar ik geloof niet dat wij -'
De deur vloog open en er stormde een breedgeschouderde en in leder gehulde man binnen die met een bijl wapperde.
'Jij mag dat niet zomaar over mij in je nieuwsblad zetten!' zei hij, met het scherp van de bijl vlak onder Willems neus.
'Wie ben jij?'
'Ik ben Brenzock de Barbaar, en ik -'
Het brein werkt sneller als het denkt dat het zo dadelijk in tweeën gehakt wordt.
'O, maar als je een klacht heb moet je je vervoegen bij de redacteur Klachten, Onthoofdingen en Afranselingen,' zei Willem. 'Meneer Rotsie hier.'

'Dabbennik,' donderde Rotsie opgewekt, met een hand op Brenzocks schouder. Daar was maar plaats voor drie van zijn vingers. Brenzock zakte wat in.
'Ik... wou... alleen zegge,' zei Brenzock langzaam, 'dat je derin schreef dat ik iemand een slag met een tafel verkocht heb. Dat dee-ik ammenooit niet. Wat zoue mense niet van me denke asse hoorde dat ik met tafels mepte? Wat bleef er dan nog over van me reputasie?'
'Ach, op die manier.'
'Ik stakkem neer. Tafels benne wates voor watjes.'
'Wij zullen zeker een correctie afdrukken,' zei Willem en hij pakte zijn potlood.
'Zou je der dan gelijk in kenne zette dat ik met me tande Kelsie de Japer ze oor deraf scheurde? Daar kijke de luitjes van op. Zo makkelijk benne ore niet.'
Toen ze allemaal weg waren, Rotsie om plaats te nemen op een stoel aan de andere kant van de deur, staarden Willem en Sacharisse elkaar een tijdje aan.
'Dit was wel een heel rare ochtend,' zei hij.
'Ik ben alles over de winter aan de weet gekomen,' zei Sacharisse. 'En er was een beroving zonder vergunning van een juwelierszaak in de Ambachtenstraat. Ze zijn ervandoor met een hoop zilverwerk.'
'Hoe ben je daar achter gekomen?'
'Een van de juweliersknechten heeft me dat verteld.' Sacharisse kuchte even. 'Hij, uh, komt altijd even een babbeltje maken als hij me langs ziet lopen.'
'Echt? Goed zo!'
'En terwijl ik op jou zat te wachten kreeg ik een idee. Ik heb Lauwerens er een tekst onder laten zetten.' Ze duwde verlegen een vel papier over het bureau.

 

 

'Bovenaan de pagina ziet het er indrukwekkender uit,' zei ze zenuwachtig. 'Wat vind je ervan?'
'Wat zijn dat voor vruchtenslaatjes en blaadjes en zo?' zei Willem.

Sacharisse bloosde. 'Heb ik gemaakt. Wat onofficieel graveerwerk. Ik dacht dat het er misschien... cachet en prestige aan zou geven. Uh... vind je het mooi?'
'Het is erg knap,' zei Willem gauw. 'Heel mooie... uh, kersen -'
'- druiven -'
'Ja, natuurlijk, ik bedoel ook druiven. Waaruit is dat citaat? Het is heel betekenisvol zonder, uh, al te veel te betekenen.'
'Het is gewoon maar een citaat, denk ik,' zei Sacharisse.

 

-~oOo~-

 

Meneer Prik stak een sigaret op en blies een sliert rook door de nog vochtige lucht van de wijnkelder.
'Tja, het komt me voor dat we hier te maken hebben met een communicatiestoornis,' zei hij. 'Ga maar na, we vragen bepaald niet of je een heel boek of zo uit je hoofd leert. Je hoeft alleen maar even naar meneer Tulp hier te kijken. Is dat nou zo moeilijk? Hopen luitjes doen het zonder speciaal te oefenen.'
'Ik krijg zo'n beetje... de zenuwen,' zei Jopie. De lege flessen om zijn voeten rammelden mee.
'Meneer Tulp is toch geen griezelige vent,' zei meneer Prik. Dit stond haaks op de voorhanden feiten, moest hij toegeven. Zijn compagnon had een dosis gekocht van wat de dealer hem bezwoer dat duvelstof was maar wat er voor meneer Prik toch erg uitzag als fijngestampt kopersulfaat, en dit had blijkbaar gereageerd met de chemicaliën in meneer Tulps Zerktussendoortje, waardoor een van zijn voorhoofdsholtes nu in een zakje elektriciteit was veranderd. Zijn rechteroog tolde langzame rondjes en op zijn neusharen twinkelden vonkjes.
'Kijk nou, ziet hij er soms eng uit?' ging meneer Prik verder. 'Denk erom, jij bent Heer Ottopedi. Begrijp je? Jij pikt helemaal niks van zomaar een schildwacht. Als hij wat durft te zeggen, kijk je hem gewoon aan.'
'Zo dus,' zei meneer Tulp terwijl zijn halve gezicht aan- en uitflitste. Jopie sprong achteruit.
'Misschien niet helemaal zo,' zei meneer Prik. 'Maar daar in de buurt.'
'Ik wil dit helemaal niet meer!' jammerde Jopie.
'Tienduizend daalders, Jopie,' zei meneer Prik. 'Da's een hoop geld.'
'Ik heb over die Ottopedi gehoord,' zei Jopie. 'Als dit straks misgaat laat-ie me in de schorpioenenkuil smijten!'

Meneer Prik spreidde in een hartelijk gebaar zijn handen. 'Och, dat erge van die schorpioenenkuil is maar opklopperij, hoor.'
'Vergeleken met mij is het een n-koperette,' rommelde meneer Tulp, terwijl zijn neus aanfloepte.
Jopies ogen zochten een uitweg. Helaas was eentje daarvan slimmigheid. Meneer Prik kon Jopie die slim probeerde te wezen niet aanzien. Het was of je een hond zag proberen trombone te spelen.
'Ik doe het niet voor tienduizend daalders,' zei hij. 'Ga maar na... jullie kunnen niet zonder me...'
Hij liet dit in de lucht hangen en meneer Prik dacht erover om dat met Jopie te doen.
'We hadden iets afgesproken, Jopie,' zei hij ingehouden.
'Jaja, nou, nu denk ik dat hier meer geld in zit,' zei Jopie.
'Wat vind jij, meneer Tulp?'
Tulp deed zijn mond open om te antwoorden maar in plaats daarvan niesde hij een ijle bliksemschicht die insloeg in Jopies ketting. 'Misschien zouden we tot vijftienduizend kunnen gaan,' zei meneer Prik. 'En dat komt dan wel uit ons aandeel, Jopie.'
'Tja, och...' zei Jopie. Hij hield zich nu zo ver mogelijk bij meneer Tulp vandaan, want het droge haar van die kerel stak naar alle kanten uit.
'Maar dan willen we wel wat extra inspanning zien, ja?' zei meneer Prik. 'Vanaf ditzelfde moment. Al wat je hoeft te zeggen... Wat moet je ook weer zeggen?'
"'Je bent ontheven van je taak, beste man. Ga weg,"' zei Jopie.
'Alleen zeggen we het dan niet zo, hè, Jopie?' zei meneer Prik. 'Het is een bevel. Jij bent zijn chef. En je moet hem hooghartig aankijken... Hoor eens, hoe zal ik het zeggen? Jij bent dus winkelier. Stel je eens voor dat hij je heeft gevraagd om het op te schrijven.'

 

-~oOo~-

 

Het was zes uur's ochtends. IJzige mist hield de stad in een ademloze greep.
Door de nevels kwamen ze aanzetten, achter De Emmer hinkten en waggelden ze de perskamer in en door de nevels vertrokken ze weer, op allerlei benen, krukken en wieltjes.
'Meburklees-dibblat!' Heer Ottopedi hoorde de kreet en stuurde de nachtsecretaris weer naar de poort.
Hij signaleerde de kop. Hij glimlachte om het motto.
Hij las de tekst: