16
Het huis van Rays moeder stond op een klein lapje grond in een straat met alleen maar eengezinswoningen. Het was een bakstenen huis van twee verdiepingen, met aan de voorkant een uitbouw van één verdieping. De twee smalle ramen aan de voorkant waren voorzien van anti-inbraaktralies. Een bordesje van drie betonnen treden leidde naar de voordeur onder een houten afdakje. Langs de rechterkant van het huis liep een paadje naar een deur aan de zijkant. Het huis ernaast was identiek, met als enige verschil het ontbreken van het afdakje boven de voordeur, waardoor die blootgesteld was aan de elementen.
Ray liep naar de zijdeur met Laura en mij in zijn kielzog als een stel jonge eendjes. Tussen de twee huizen voelde de lucht erg kil aan. Ik sloeg mijn armen over elkaar om warm te blijven, en wipte rusteloos van de ene voet op de andere, hopend dat we snel binnengelaten zouden worden. Ray klopte op het glas van de deur dat beschermd werd door ornamentele anti-inbraaktralies. Door het raam zag ik helder licht uit een kamer aan de linkerkant komen, maar er was geen enkel teken van leven te zien. Over zijn schouder zei hij tegen mij: 'Dit zijn zogenaamde doorschiethuizen, één kamer breed en vier kamers diep, zodat je vanaf de voordeur een kogel door het hele huis kon schieten.' Hij wees naar de verdieping. 'Dat van haar wordt een bultenaar genoemd, omdat het een tweede slaapkamer boven de keuken heeft. Mijn overgrootvader heeft allebei deze huizen gebouwd in 1880.'
'Daar zien ze ook wel naar uit,' zei Laura.
Hij priemde een vinger in haar richting. 'Hé, let een beetje op je woorden. Ik wil niet dat je haar gevoelens kwetst.'
'Hè ja. Alsof ik haar huis zou gaan staan afkatten. Jezus, Ray, ik ben heus niet achterlijk, hoor.'
In het huis ging nog een licht aan. Het gordijn werd opzij geschoven en een bejaarde vrouw tuurde naar buiten. Ze had haar gebit niet in, zodat haar mond helemaal ingevallen was. Ze was klein en mollig, met een zacht rond gezicht, het witte haar met elastiekjes strak samengebonden tot een harde knot boven op haar hoofd. Ze droeg een bril met metalen montuur en dikke glazen. 'Wat moeten jullie?' riep ze van achter het glas. Ray verhief zijn stem. 'Ma, ik ben het. Ray.'
Het duurde enkele seconden voor ze de informatie verwerkt had. Ze bracht haar knokige handen naar haar mond en begon toen de deur open te maken - grendel, drukslot, veiligheidsketting - eindigend met een ouderwetse grote sleutel waar ze nogal wat moeite mee had. Eindelijk ging de deur open en ze wierp zich in zijn armen. 'O, Ray,' zei ze met trillende stem. 'O, mijn Ray.'
Ray lachte en drukte haar tegen zich aan terwijl zij zachte geluidjes van vreugde en opluchting maakte. Ze mocht dan wel mollig zijn, maar ze was maar half zo lang als hij. Ze droeg een witte jasschort over een jurk die eruitzag of ze hem zelf gemaakt had: roze katoen met een diagonaal patroon van witte nopjes, de mouwen afgezet met roze boordsel. Ze deed een stap achteruit, de bril scheef op haar neus. Haar blik ging naar Laura, die achter hem op het pad stond. Het was duidelijk dat ze moeite had met het onderscheiden van gezichten in de wazige wereld van slechtziendheid. 'Wie is dat?' zei ze.
'Ik ben het, oma. Laura. En dit is Kinsey. Ze is met ons meegereden vanuit Dallas. Hoe gaat het met u?'
'O, hemeltje nog aan toe, Laura! Lieve kind. Ik kan het gewoon niet geloven. Wat fantastisch. Ik ben zo blij dat ik je zie. Kijk toch eens hoe ik eruitzie. Niemand heeft me verteld dat jullie zouden komen en nu heb ik dat ouwe vod aan.' Laura omhelsde haar en gaf haar een kus, waarbij ze zich een beetje wegdraaide om haar uitpuilende buik aan het gezicht te onttrekken.
Rays moeder scheen niets te merken. 'Laat me je eens goed bekijken.' Ze legde haar handen aan weerskanten van Laura's gezicht en bestudeerde haar aandachtig. 'Ik wou dat ik je beter kon zien, kind, maar ik geloof dat je op je grootvader Rawson lijkt. Hoe lang is het alweer geleden?' Tranen biggelden over haar wangen, en ten slotte trok ze het schort voor haar gezicht om haar gêne te verbergen. Daarna begon ze zichzelf koelte toe te waaien in een poging haar emoties de baas te worden. 'Wat mankeert me? Kom toch binnen, allemaal. Jongen, ik vergeef het je nooit dat je niet eerst even gebeld hebt. Ik zie er niet uit. Het huis ziet er ook niet uit.' We liepen achter haar aan de gang in, Laura eerst, daarna Ray, en ik als laatste. We bleven staan wachten terwijl de oude vrouw de deur weer afsloot. Het smalle trappehuis naar de slaapkamer op de verdieping dat zich rechts van ons bevond, was zelfs op dit uur van de dag in het donker gehuld. Links was de keuken, zo te zien het enige vertrek waar licht brandde. Omdat de huizen zo dicht op elkaar stonden, kwam er maar weinig daglicht binnen. Er was maar één keukenraam, in de linkermuur boven een ouderwets aanrecht van porselein en gietijzer. In het midden van de keuken stond een grote eikehouten tafel met vier niet bijpassende houten stoelen en een kale gloeilamp erboven. De lamp moet iets van 250 watt zijn geweest, want niet alleen straalde hij een oogverblindend licht uit, maar hij had er ook voor gezorgd dat het in de keuken zo'n zeven graden warmer was dan in de rest van het huis.
Het antieke fornuis was groen geëmailleerd met zwarte versieringen, met vier gasbranders en een opstaand deksel. Links van de deur stond een keukenkast met een uitschuifbaar metalen blad en een ingebouwde meelbak compleet met zeef. Ik voelde een golf herinneringen in me opkomen. Ergens had ik een soortgelijke keuken gezien, misschien in het huis van mijn grootmoeder in Lompoc toen ik vier was. Voor mijn geestesoog zag ik de spullen op de planken: het cilindrische donkerblauwe Morton-zoutvaatje met het meisje onder haar paraplu, Sanka-koffie in een oranje blikje, het pak tarwebloem, het blik Hershey-cacao. In de provisiekast van Mrs. Rawson bevonden zich veelal dezelfde spullen, tot en met de mintgroene matglazen pot met het woord SUIKER erop en het buitenmodel peper- en zoutstel.
Rays moeder was al druk bezig stapels kranten van de keukenstoelen te halen, ondanks Rays protesten. 'Zeg, kom nou, ma, dat hoef jij toch niet te doen. Laat mij maar even.'
Ze gaf hem een tik op zijn hand. 'Niks daarvan. Dat kan ik zelf nog wel. Als je me had laten weten dat jullie zouden komen, had ik van tevoren wel opgeruimd. Straks denkt Laura nog dat ik niet fatsoenlijk kan huishouden.'
Hij nam een stapel kranten van haar over en legde die tegen de muur neer. Laura mompelde iets en verdween naar de achterkamer. Ik hoopte maar dat er een badkamer in de buurt was waarvan ik te zijner tijd gebruik kon maken. Ik pakte een stoel, ging zitten, en keek om me heen terwijl Ray en zijn moeder opruimden. Vanaf de plek waar ik zat, kon ik een deel van de eetkamer zien met zijn ingebouwde servieskastjes. De kamer stond vol troep, en het zou niet meevallen je een weg te banen tussen het meubilair en de kartonnen dozen door. Ik zag een oude bruine houten radio, een Zenith met een ronde afstemknop in een radiomeubel dat het formaat van een ladenkast had. Onder de versleten stof kon ik de ronde vorm van de luidspreker zien. Het behang vertoonde een patroon van dwarrelende bruine bladeren.
Het vertrek achter de eetkamer was waarschijnlijk de zitkamer met zijn twee ramen die uitkeken op de straat. De keuken rook naar een combinatie van motteballen en sterke koffie die te lang op het fornuis had gestaan. Ergens werd een wc doorgetrokken, en het geluid deed me denken aan een waterval die zich van grote hoogte met donderend geraas naar beneden stort. Toen Laura even later weer uit de achterkamer te voorschijn kwam, had ze haar buikgordel afgedaan. Waarschijnlijk voelde ze er weinig voor om tekst en uitleg te moeten geven over haar 'zwangerschap' als haar grootmoeder iets op zou vallen.
Ik keek naar de oude vrouw, die nog steeds goedmoedig aan het mopperen was over het onverwachte bezoek. 'Hoe kan ik nou een fatsoenlijke maaltijd bereiden zonder de spullen ervoor in huis te hebben?' 'Nou, dat zal ik je vertellen,' zei Ray geduldig. 'Jij maakt een lijst met de dingen die je nodig hebt, wij rijden naar de supermarkt en we zijn in een mum van tijd weer terug.'
'Ik heb nog wel ergens een lijstje, als ik hem tenminste kan vinden,' zei ze, terwijl ze in een stapeltje losse papieren zocht dat midden op de keukentafel lag. 'Freida Green, mijn buurvrouw van twee huizen verderop, neemt me eens per week mee naar de supermarkt. Hier heb ik het. Wat staat erop?'
Ray pakte het lijstje van haar aan en las met verdraaide stem hardop voor: 'Varkenskoteletjes met jus, cassavewortel, gebakken appeltjes met ui, maïsbrood...'
Ze stak haar hand uit naar het lijstje, maar hij hield het buiten haar bereik. 'Helemaal niet. Dat staat er niet. Laat eens zien. Is dat soms wat je wilt eten, jongen?'
'Precies.' Hij gaf haar het lijstje.
'Nou, dat kan. Ik heb nog wel cassavewortel, en ik geloof dat ik ook nog wat snijbonen en ingemaakte tomaten overheb van afgelopen zomer. Ik heb net een nieuwe voorraad pindakaaskoekjes gebakken. Die kunnen we als toetje eten, als jij even een literpak vanilleijs haalt. Maar wel roomijs. Ik wil geen bevroren melk.' Ze schreef terwijl ze praatte, met grote, hoekige letters die schuin over het papier liepen. 'Klinkt goed. Wat vind jij, Kinsey?' vroeg hij. 'Heerlijk.'
'O, hemeltjelief, Kinsey. Ik schaam me dood voor mijn slechte manieren. Ik was je helemaal vergeten, liefje. Wat wil je drinken? Misschien heb ik nog ergens een blikje fris. Kijk maar even in de kast en let maar niet op hoe die eruitziet. Ik ben al een hele tijd van plan om hem eens flink uit te mesten, maar ik ben er nog niet aan toe gekomen.'
'Eerlijk gezegd zou ik dolgraag even de telefoon willen gebruiken, en een pen en een stukje papier, als u er geen bezwaar tegen hebt.' 'Ga gerust je gang, zolang je maar niet met het buitenland belt. Ik leef van een uitkering en die telefoon is me toch al te duur. Hier heb je een stukje papier. Laura, laat jij haar even zien waar de telefoon staat. In de slaapkamer naast het bed. Ik maak mijn lijstje even af.'
Ray zei: 'Ik heb haar beloofd dat ze wat kleren in de wasmachine kon stoppen. Heb je nog wasmiddel?'
'In de bijkeuken,' zei ze, terwijl ze naar de deur wees. Ik nam de pen en het stukje papier aan en liep de slaapkamer in, waar het zo bedompt was als in een kolenhok. Het enige licht was afkomstig uit een kleine badkamer die aan de linkerkant van de slaapkamer grensde. De zware gordijnen voor de ramen waren dichtgetrokken en aan elkaar gespeld. De tweepersoonsmatras lag doorgezakt in een ijzeren ledikant dat vol lag met zelfgehaakte spreien. De kamer zou perfect gepast hebben in een tentoonstelling over woninginrichting in de jaren veertig. Alle oppervlakken waren bedekt met een dun laagje stof. Feitelijk zag niets in het huis er uitgesproken schoon uit, hetgeen waarschijnlijk te wijten was aan de slechtziendheid van de oude vrouw.
Het ouderwetse zwarte telefoontoestel met draaischijf stond naast een leeslamp op het nachtkastje, tussen boeken met grote letters, flesjes pillen, lotions, en zalfjes. Ik deed de lamp aan en belde Inlichtingen, waar ik het nummer van zowel United als American Airlines opvroeg. Daarna belde ik eerst United, waar ik de gebruikelijke mechanische plichtplegingen te horen kreeg alvorens in de wacht te worden gezet tot mijn 'gesprek beantwoord kon worden in de volgorde waarin het binnengekomen was'. Uit respect voor Rays moeder weerhield ik me ervan om in haar nachtkastje te snuffelen terwijl ik op mijn verbinding wachtte. Wel liet ik mijn blik door de kamer dwalen, op zoek naar de buikgordel. Die moest hier ergens zijn. Eindelijk kwam er iemand aan de lijn die me aan de gewenste reserveringen hielp. Er ging om twaalf over zeven een vlucht van Louisville naar Chicago. De aankomsttijd was tweeëntwintig over zeven, vanwege het uur tijdsverschil. Daarna zou ik dan overstappen op een vlucht die om veertien over acht vanuit Chicago vertrok, en om zes voor half elf plaatselijke tijd in Los Angeles aankwam. De vlucht naar Santa Teresa vertrok om elf uur en landde vijfenveertig minuten later. Die laatste verbinding was krap, maar de medewerker bezwoer me dat de gates voor aankomst en vertrek dicht bij elkaar zouden liggen. Aangezien ik zonder bagage reisde, dacht hij niet dat dat een probleem zou opleveren. Hij raadde me wel aan om een uur voor vertrek op de luchthaven aanwezig te zijn, zodat ik tijd genoeg zou hebben om mijn ticket op te halen en te betalen. Hij had me net weer even in de wacht gezet toen Ray zijn hoofd om de hoek van de deur stak, met een schone handdoek in zijn hand. 'Die is voor jou,' zei hij, terwijl hij hem op het bed gooide. 'Als je klaar bent met bellen, kan je onder de douche. Er hangt een badjas aan de deur. Ma zegt dat ze je kleren in de wasmachine zal stoppen zodra je hier klaar bent.' Ik legde mijn hand over het mondstuk en zei: 'Bedankt. Ik kom ze zo brengen. Hoe zit het met de spullen in de auto?' 'Die heeft ze al. Ik heb alles naarbinnen gebracht.'
Hij liep weg maar stak even later zijn hoofd weer naar binnen. 'O, dat vergat ik nog bijna. Ma zegt dat er een stomerij met een één-uursservice zit in hetzelfde winkelcentrum als de supermarkt. Als je mij je blazer meegeeft, geef ik hem af voordat we boodschappen gaan doen en dan pik ik hem op de terugweg weer op.' De medewerker was weer aan de lijn gekomen en begon de vluchtgegevens te bevestigen terwijl ik enthousiast naar Ray knikte. Met de hoorn tussen mijn kin en mijn schouder geklemd, haalde ik de zakken van mijn blazer leeg en gaf hem het kledingstuk aan. Hij zwaaide en verdween terwijl ik het gesprek afrondde. Ik ging op weg naar de badkamer, waar ik na een oppervlakkige speurtocht de buikgordel ontdekte onder in de wasmand. Ik haalde hem te voorschijn en bekeek hem eens goed, onder de indruk van de ingenieuze constructie. Het geheel had wel iets weg van een buitenmodel gezichtsmasker van een honkbalcatcher, een bol frame van flexibele plastic buisjes met een zacht omhulsel, waarin talloze gebundelde stapeltjes bankbiljetten waren verpakt. Het geheel was voorzien van stevige canvasriemen om het op zijn plaats te houden. Ik bekeek enkele van de stapeltjes en liet de verschillende formaten biljetten van vijf, tien, twintig en vijftig dollar door mijn vingers ritsen. Veel van de biljetten kwamen me onbekend voor en ik nam aan dat ze niet langer in omloop waren. Verscheidene stapeltjes waren zo te zien gloednieuw. Het deed me pijn aan het hart als ik eraan dacht dat Laura de dagelijkse uitgaven betaalde met bankbiljetten waar een serieuze verzamelaar heel wat geld voor neergeteld zou hebben. Ray was een dwaas om zijn dochter dat alles zomaar te laten verspillen. Wie weet hoeveel geld er nog op te sporen viel?
Ik stopte de gordel weer in de wasmand. Ik vind het heerlijk om zaken tot een bevredigend einde te brengen en ik heb er een hekel aan om zoveel vragen onbeantwoord te laten. Maar dit waren mijn zaken niet meer. Over zes uur zou ik op weg zijn naar Californië. Als er nog ergens verborgen kapitalen lagen te wachten, dan was dat uitsluitend Rays zaak. Er hing een blauwe chenille badjas aan een haakje aan de deur. Ik trok mijn geleende denim jurk en ondergoed uit, trok de badjas aan, en bracht mijn vuile was naar de keuken. Ray en Laura waren kennelijk al vertrokken om boodschappen te doen. Op het fornuis zag ik cassavewortels sudderen in een donkerblauw geëmailleerde pan met witte spikkels. Grote weckflessen met tomaten en snijbonen waren van de planken van de provisiekast gehaald en op het aanrecht gezet. Heel even overwoog ik de mogelijkheden van voedselvergiftiging ten gevolge van onzorgvuldig ingemaakte levensmiddelen, maar ach, wat zou ik me eigenlijk druk maken, het sterftecijfer ten gevolge van botulisme is hooguit zo'n vijfenzestig procent. Rays moeder zou waarschijnlijk nooit zo'n hoge leeftijd bereikt hebben als ze haar inmaakvaardigheid niet geperfectioneerd had.
De deur naar de bijkeuken stond open. Die ruimte was niet geïsoleerd en de lucht die eruit stroomde was ijskoud. Rays moeder was in de weer alsof ze zich niet bewust was van de kou. Een overjarig model wasmachine en een droger stonden tegen de linkermuur opgesteld. Tussen de twee apparaten in stond een bijna antieke stofzuiger. Het model had wel iets weg van de neuskegel van een ruimteraket. 'Ik ga zo onder de douche, Mrs. Rawson. Mag ik u deze geven?' vroeg ik.
'Ah, daar ben je,' zei ze. 'Ik was net de paar spulletjes aan het inladen die Laura me gegeven heeft. Je mag me wel Helen noemen, hoor,' voegde ze eraan toe. 'Mijn man zaliger noemde me altijd Hel en Verdoemenis.' Ze tastte naar het maatbekertje en stak haar duim over de rand om te voelen hoeveel wasmiddel erin zat. 'Voor de instanties ben ik al jaren blind, en mijn ogen worden nog steeds slechter. Ik kan nog steeds mijn weg wel vinden, zolang ik geen onverwachte obstakels tegenkom. Ik sta op de wachtlijst voor een operatie, maar ik moest wachten tot Ray thuiskwam om bij te springen. Ach, wat loop ik toch te zeuren. Ik hou je maar op.' 'Welnee,' zei ik. 'Kan ik je ergens mee helpen?'
'Nee hoor, liefje. Ga jij nou maar lekker douchen. Je kunt die badjas aanhouden tot je spullen droog zijn. Dat duurt niet zo lang met die oude apparaten. Mijn vriendin, Freida Green, heeft een nieuwe wasmachine en die doet er drie keer zo lang over en gebruikt twee keer zoveel water. Zo gauw ik hiermee klaar ben, ga ik maïsbrood maken. Ik hoop dat je een gezonde eetlust hebt.'
'Absoluut. Ik ben zo klaar met douchen en dan kom ik je een handje helpen.'
De douche was geen onverdeeld genoegen. De waterdruk was miniem, en heet en koud wisselden elkaar op de meest onverwachte momenten af, blijkbaar in reactie op de cycli van de wasmachine. Maar ik slaagde erin mezelf grondig schoon te boenen, mijn haar te wassen in een cumuluswolk van schuim, net zo lang inzepend en uitspoelend tot ik me weer schoon en fris voelde. Ik droogde me af en trok Helens badjas weer aan. Ik trok ook mijn Reeboks aan, omdat ik nou eenmaal te kieskeurig was om op blote voeten rond te lopen op vloeren die nauwelijks schoon te noemen waren. Normaal gesproken maak ik me niet zo druk over hoe ik eruitzie, maar ik kon nauwelijks wachten tot ik mijn eigen kleren weer aan kon trekken.
Voordat ik weer naar de keuken ging, gebruikte ik mijn telefoonkaart om Henry te bellen. Hij was er blijkbaar niet, want ik kreeg zijn antwoordapparaat aan de lijn. Ik zei: 'Henry, dit is Kinsey. Ik zit in Louisville, Kentucky. Het is hier over enen en ik heb om zeven uur een vlucht naar huis geboekt. Ik weet niet hoe laat we naar de luchthaven gaan, maar de eerstvolgende uren ben ik waarschijnlijk nog wel hier. Als het even kan, zou ik graag willen dat je me afhaalt van het vliegveld. Ik zit vrijwel zonder geld en ik kan het parkeergeld voor mijn auto niet betalen. Ik kan het geld hier wel proberen te lenen, maar deze mensen maken geen al te betrouwbare indruk. Als ik niks van je hoor voordat ik vertrek, bel ik je zodra ik in Los Angeles ben.' Ik keek naar het telefoonnummer op het ronde kartonnetje in het midden van de draaischijf, en sprak het nummer van Helen in voordat ik ophing. Ik haalde een kam door mijn haar en liep naar de keuken, waar Helen me aan het werk zette met het dekken van de keukentafel. Ray en Laura kwamen terug met mijn blazer in een doorzichtige plastic stomerijtas en hun armen vol boodschappen, die we uitpakten en opborgen. Ik hing mijn blazer aan de knop van de slaapkamerdeur. Laura kwam achter me aan, en verdween in de badkamer om te douchen. De was moest inmiddels gedraaid zijn, want ik hoorde het gebonk van de droger tegen de muur. Zodra alles droog was, zou ik mijn kleren eruit halen en me aankleden.
Ondertussen deed Helen me voor hoe ik de cassavewortels moest schillen en pureren terwijl zij appels en uien in vieren sneed en ze met boter in de braadpan deed. Ik hield me zo afzijdig mogelijk, als een vlieg op de muur, en luisterde naar het gesprek tussen Ray en zijn moeder terwijl zij met het eten bezig was. 'Een maand of vier geleden is er bij Freida Green ingebroken. Toen heb ik al die tralies laten aanbrengen. Er was een buurtvergadering met twee politiemensen die ons vertelden wat we moesten doen als we aangevallen werden. Freida en haar vriendin, Minnie Paxton, hebben een cursus zelfverdediging gevolgd. Ze zeiden dat ze geleerd hadden hoe ze moesten schreeuwen en hard opzij moesten trappen. Het is de bedoeling dat je de knieschijf van zo'n kerel breekt en hem uitschakelt. Freida was aan het oefenen en viel plat op haar rug. Stuitbeen gebarsten. Minnie moest zo vreselijk lachen dat ze het bijna in haar broek deed, tot ze zag hoeveel pijn Freida had. Ze heeft een maand lang op een ijszak moeten zitten, het arme kind.'
'Nou, laat ik niet horen dat jij een of andere vent een schop probeert te geven.'
'Nee, nee. Dat zou ik nooit doen. Dat heeft geen zin voor een oude vrouw als ik. Oude mensen kunnen niet op lichaamskracht vertrouwen. Daar is zelfs Freida het mee eens. Daarom heb ik al die sloten laten aanbrengen.
's Zomers liet ik altijd de deuren openstaan om frisse lucht binnen te laten. Nu niet meer. O nee.'
'Zeg, ma. Voor ik het vergeet. Heb je hier nog post voor me? Het zou kunnen zijn dat mijn kameraad in Californië een pakje of een brief voor me hier naartoe heeft gestuurd.'
'Ja, nou je het zegt, er is inderdaad iets voor je gekomen. Ik heb het ergens opgeborgen. Waar heb ik het nou toch ook weer gelegd ? Kijk eens in die la daar onder al die troep.'
Ray trok de la open en zocht tussen allerlei spulletjes: stukken snoer, batterijen, potloden, kroonkurken, zegeltjes, hamer, schroevedraaier, keukengerei. Achterin lag een stapeltje enveloppen, maar de meeste waren geadresseerd aan 'Bewoner'. Er zat maar één persoonlijk poststuk bij, geadresseerd aan Ray Rawson, zonder naam of adres van de afzender. Hij bekeek het poststempel op de envelop. 'Dit is het,' zei hij. Hij maakte de envelop open en haalde er een condoléancekaart uit met een zwartwitfoto van een kerkhof op de voorkant geplakt. De tekst binnenin luidde:
Ik zal u de sleutels geven van het Rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn. Mattheus 16:19.
Ik denk aan je in je uur van verlies.
Op de achterkant zat met tape een kleine koperen sleutel bevestigd. Ray trok hem los en draaide hem een paar keer om in zijn hand voordat hij hem aan mij gaf. Ik bestudeerde eerst de ene kant en toen de andere, net als hij. Hij was ongeveer vier centimeter lang. Aan de ene kant stond het woord Master gestempeld en aan de andere kant het nummer M550. Dat was in elk geval niet moeilijk te onthouden: het was mijn geboortedatum in verkorte vorm. Ik zei: 'Waarschijnlijk van een hangslot.' 'Hoe zit het met de sleutel die jij hebt?'
'Die ligt in de slaapkamer. Ik zal hem pakken zodra Laura daar klaar is.' Het eten stond al bijna op tafel toen Laura eindelijk te voorschijn kwam. Het leek erop of ze extra-veel aandacht had besteed aan haar haar en haar make-up, ondanks het feit dat haar grootmoeder nauwelijks kon zien. Terwijl Helen bij het fornuis de schalen volschepte, liep ik naar de slaapkamer en haalde mijn Zwitserse legermes te voorschijn uit het stapeltje spullen dat ik op het nachtkastje had gelegd. Ik haalde mijn blazer uit de zak van de stomerij en gebruikte het kleine schaartje aan het mes om de steken door te knippen waarmee ik de schoudernaad had vastgenaaid. Ik peuterde de sleutel te voorschijn. Ik hield hem onder de lamp, benieuwd of dit ook een Master was. Lawless stond er op de steel gestempeld, maar verder helemaal niets. Master-hangsloten kende ik wel. Van Lawless had ik nog nooit gehoord. Het zou een plaatselijke firma kunnen zijn of een bedrijf dat inmiddels opgeheven was.
Ik ging terug naar de keuken, waar ik ging zitten en de sleutel aan Ray gaf.
'Waar is die voor?' vroeg Laura terwijl ze ook ging zitten.
'Ik weet het niet zeker, maar ik denk dat hij bij deze hoort,' zei Ray. Hij legde de grote sleutel naast de kleinere in het midden van de tafel. 'Deze had Johnny met tape aan de binnenkant van zijn safe bevestigd. Chester vond hem van de week toen ze het appartement aan het opruimen waren.'
'Hebben ze iets te maken met de buit?'
'Ik hoop het. Anders hebben we pech gehad,' zei hij.
'Hoezo?'
'Omdat het de enige aanwijzing is die we hebben. Tenzij jij een idee hebt waar we moeten zoeken naar een hoop geld die meer dan veertig jaar geleden verborgen is.'
'Ik zou niet eens weten waar ik moest beginnen,' zei ze. 'Ik ook niet. Ik had gehoopt dat Kinsey ons zou willen helpen, maar het ziet ernaar uit dat we het zonder haar zullen moeten stellen,' zei hij, en wendde zich toen tot zijn moeder. 'Zal ik bidden, ma?' Waarom voelde ik me nou schuldig? Ik had toch niets gedaan? De maaltijd was een overvloedig eerbetoon aan de ouderwetse zuidelijke keuken. Dit was het eerste voedsel sinds dagen dat niet verzadigd was met additieven en conserveringsmiddelen. Suiker-, zout- en vetgehalte lieten weliswaar iets te wensen over, maar ik ben niet direct kieskeurig op het gebied van voedsel. Ik at hongerig en geconcentreerd, me slechts vaag bewust van de conversatie aan tafel, totdat Ray zijn stem verhief. Hij had zijn vork neergelegd en staarde zijn dochter aan met een blik van afschuw en ontzetting op zijn gezicht. 'Je hebt wat gedaan?' 'Wat is daar verkeerd aan?' 'Wanneer heb je met haar gesproken?'
Ik zag hoe Laura een kleur kreeg. 'Toen we hier aankwamen,' zei ze op verdedigende toon. 'Je hebt toch gezien dat ik naar de andere kamer ging. Wat dacht je dat ik daar ging doen? Ik heb gebeld.' 'Jezus Christus. Je hebt haar gebeld?'
'Ze is mijn moeder. Natuurlijk heb ik haar gebeld. Ik wilde niet dat ze zich zorgen zou maken voor het geval Gilbert ineens bij haar op de stoep zou staan. En wat dan nog?'
'Als Gilbert haar opzoekt, vertelt ze hem waar je bent.' 'Dat doet ze niet.'
'Natuurlijk wel. Met zijn mooie manieren praat hij haar zo van de sokken. Trouwens, vergeet die mooie manieren maar. Hij slaat haar verrot. Natuurlijk vertelt ze hem wat hij wil weten. Dat heb ik toch ook gedaan. Toen hij eenmaal mijn vingers begon te breken, wist ik niet hoe gauw ik hem zijn zin moest geven. Heb je haar dan tenminste gewaarschuwd?' 'Gewaarschuwd waarvóór?'
'O, Jezus,' zei Ray. Hij wreef met zijn handpalm over zijn gezicht. 'Luister eens, Ray. Je hoeft me niet te behandelen als een volslagen imbeciel.'
'Je begrijpt het nog steeds niet, hè? Die gozer wil me vermoorden. Hij zal jou ook vermoorden. Hij zal Kinsey vermoorden, je grootmoeder, en wie hem verder ook in de weg staat. Hij is alleen maar uit op het geld. Wat hem betreft ben jij niet meer dan een middel om dat doel te bereiken.'
'Hoe zou hij ons moeten vinden? Hij vindt ons nooit,' zei ze.
'We moeten hier weg.' Ray stond op en gooide zijn servet op tafel terwijl hij mij aankeek. Ik wist net zo goed als hij dat als Gilbert eenmaal wist waar we waren, hij hier binnen het uur zou zijn.
'Ik ga met je mee,' zei ik terwijl ik mijn stoel achteruit schoof.
Laura staarde ons met grote ogen aan. 'We zijn nog niet eens klaar met eten. Wat mankeert jullie?'
Hij wendde zich tot mij. 'Kleed je aan. Ma, je hebt een jas nodig. Draai het gas uit. Laat alles maar staan. Dat komt later wel.'
Zijn paniek was besmettelijk. Helens blik dwaalde door de kamer en haar stem trilde. 'Wat is er aan de hand, jongen? Ik begrijp niet wat er aan de hand is. Waarom zouden we weggaan? We hebben ons toetje nog niet eens op.'
'Doe wat ik zeg en schiet een beetje op,' snauwde hij, terwijl hij haar uit haar stoel overeind trok. Hij draaide de gaspitten en de oven uit. Ik was niet gekleed op een overhaaste vlucht. Het enige dat ik aanhad waren mijn Reeboks en Helens chenille badjas. Ik liep naar de bijkeuken, waarbij ik bijna zijn stoel omver liep in mijn haast om bij de droger te komen. Laura protesteerde heftig, maar ik zag dat ze net zoveel haast maakte als wij allemaal. Ik trok het deurtje van de droger open, greep een armvol hete kleren, en liep naar de slaapkamer. Ik schopte mijn schoenen uit, trok sokken, beha, en slipje aan, mijn coltrui en mijn spijkerbroek, en stapte daarna in mijn Reeboks. God, het was weer eens zover, op weg naar de gouden medaille op de Olympische Spelen Kleren Aanschieten. Ik trok mijn blazer aan en begon mijn spulletjes in de zakken te stoppen: geld, credit cards, huissleutels, de pil, mijn lopersetje. Vanuit de keuken klonk een gil van Laura, gevolgd door het geluid van een schaal die stukviel op de vloer. Ik liep naar de keuken terwijl ik de laatste spulletjes in de zakken van mijn spijkerbroek propte.
Er heerste een doodse stilte in de keuken. Helen, Ray, en Laura verroerden zich niet. Op de vloer lag de inhoud van de schaal cassavepuree temidden van de scherven. Dat deed er op dit moment niet toe want Gilbert stond in de deuropening van de eetkamer met een pistool recht op mij gericht.