10
Ik haalde een van de linnenkarretjes uit de serviceruimte op Laura Huckaby's verdieping. Ik had mijn rode uniform weer aangetrokken, klaar om aan het werk te gaan. Ik pakte een stapel schone lakens en handdoeken van de plank in de linnenkast en legde die in mijn karretje, samen met dozen tissues, toiletpapier, diverse toiletartikelen en het geplastificeerde Kamermeisje aan het Werk-bordje dat ik al eerder had meegepikt. Ik keek op het klembord dat aan het karretje bevestigd was, samen met een ballpoint aan een stukje touw. Voor zover ik kon zien was nog geen van de kamers gedaan. De namen Bernadette en Eileen stonden op het werkrooster, maar geen van hun taken was afgekruist. Ik wist niet zeker wat er zou gebeuren als een van beiden kwam opdagen terwijl ik met mijn zogenaamde werk bezig was. Niemand zou er toch zeker bezwaar tegen hebben dat ik een handje hielp... tenzij die vrouwen een soort bezittersinstinct ontwikkelden op het gebied van toiletpotten. Ik duwde het linnenkarretje voor me uit de gang door. De wieltjes bleven voortdurend steken in de hoogpolige vloerbedekking en ik moest oppassen dat ik niet tegen de muren aanbotste.
Het plan dat Ray Rawson en ik hadden uitgewerkt was als volgt: Rawson zou via de huistelefoon Laura's kamer bellen aan de andere kant van de lounge, vanwaar hij zicht had op de receptie. Hij zou zich voordoen als receptionist, die een pakje voor haar in ontvangst had genomen waarvoor ze even moest tekenen. Hij zou haar vertellen dat hij nu met koffiepauze ging, maar dat hij het pakje op het bureau van de manager zou leggen. Als ze even naar beneden zou willen komen, zou een van de andere receptionisten het voor haar ophalen. Als ze zou vragen om het pakje naar haar kamer te laten brengen, zou hij haar meedelen dat dat tot zijn spijt tegen de regels van het hotel was. Nog niet zo lang geleden was er een pakje verkeerd bezorgd, en de manager stond er nu op dat de gasten voor hen bestemde pakjes persoonlijk aan de receptie afhaalden.
Terwijl dat alles zich afspeelde, zou ik me in de gang in de buurt van haar kamer ophouden, en goed opletten hoe laat ze haar kamer uit kwam. Zo-dra de liftdeur achter haar dichtgleed, zou ik met haar sleutel 1236 binnengaan. Laura zou zich bij de receptie melden, waar de receptionist ver-geels naar het niet-bestaande pakje zou zoeken. Verwarring alom, verontschuldigingen. Niemand zou iets afweten van een pakje of een regel dat pakjes niet op de kamer mochten worden bezorgd. Excuses voor het ongemak. Zodra het pakje boven water kwam, zou het op haar kamer worden bezorgd.
Zodra ze van de receptie weer terug naar boven ging, zou Rawson de kamer bellen en de telefoon één keer laten overgaan. Dat zou het sein zijn dat ik moest maken dat ik wegkwam, als ik er dan tenminste nog was. Aangezien ik precies wist waar de weekendtas opgeborgen was, zou het niet meer dan tien seconden hoeven te kosten om me van de inhoud meester te maken. Tegen de tijd dat Laura op de twaalfde verdieping uit de lift stapte, zou ik via de brandtrap alweer op weg zijn naar de achtste. Daar zou ik mijn eigen kleren weer aantrekken en mijn schoudertas pakken. Rawson zou in de lounge op me wachten, en voordat Laura zich zelfs maar zou realiseren dat ze beroofd was, zouden we op weg zijn naar het vliegveld, waar we met de eerstvolgende vlucht zouden vertrekken. Ik had geen enkele moeite met de ethiek van het beroven van dieven. Waar ik moeite mee had was het idee dat ik betrapt zou kunnen worden. Ik zette mijn karretje bij de deur van 1232, twee kamers bij Laura vandaan en keek op mijn horloge. Rawson zou exact om tien uur bellen, om mij de tijd te geven om me te installeren. Het was nu twee minuten voor tien. Ik ging druk in de weer met een lading handdoeken, die ik opvouwde en daarna nog eens opvouwde, want ik wilde bezig zijn als Laura Huckaby haar kamer uit kwam. Het was doodstil in de gang, en de akoestiek was zodanig dat ik de telefoon kon horen overgaan toen hij haar kamer belde. De hoorn werd na twee keer overgaan opgenomen en daarna werd het weer stil. Ik voelde mijn maag nerveus rommelen. Ik nam het hele scenario nog eens door, me voorstellend hoe ze de gang door zou lopen, de lift in zou stappen, zich naar de receptie zou begeven. Een paar woorden met de receptionist, het zoeken naar het pakje, frustratie en geruststellingen, en dan weer terug naar boven. Ik zou minstens vijf minuten de tijd hebben, meer dan genoeg voor de taak die ik mezelf had gesteld.
Ik keek weer op mijn horloge: acht over tien. Waar bleef ze nou? Ik had gedacht dat ze vreselijk nieuwsgierig zou zijn naar een pakje dat voor haar bezorgd was, vooral omdat ze voor de ontvangst moest tekenen. Hoe het ook zij, het was dertien voor half elf voordat ze eindelijk te voorschijn kwam. Ik hield mijn gezicht afgewend en vermeed haar blik terwijl ik het klembord oppakte en in het wilde weg wat krabbeltjes zette. Ze trok de deur achter zich dicht en kreeg me toen in het oog. 'O, hallo. Herinner je je mij nog?'
Ik keek naar haar op. 'Ja, mevrouw. Hoe gaat het met u?' zei ik. Ik legde het klembord neer en pakte een handdoek op die ik dubbelvouwde. 'Heb je misschien mijn sleutel gezien toen je gisteravond in mijn kamer bezig was?' Ze droeg de gebruikelijke dikke laag make-up, en ze had het haar in een paardestaart gebonden met een felgroen zijden sjaaltje. 'Nee, mevrouw, maar als u hem kwijt bent, kunt u bij de receptie een duplicaat krijgen.' Ik vouwde een volgende handdoek dubbel en legde hem op de stapel.
'Ik denk dat ik dat maar doe,' zei ze. 'Bedankt. Prettige dag verder.' 'U ook, mevrouw.' Ik keek Laura na terwijl ze in de richting van de liften liep. Ze droeg een witkatoenen coltrui onder een donkergroene corduroy overgooier die al dan niet ontworpen was als positiejurk. Hij viel van achteren langer dan van voren. Ze sjorde aan het kledingstuk, dat rond haar taille een beetje opkroop. Ze droeg haar hoge rode tennisschoenen, en haar maillot was vandaag donkergroen. Als mijn vermoedens juist waren en ze het slachtoffer was van echtelijke mishandeling, zou dat een verklaring kunnen zijn voor haar neiging om zichzelf van top tot teen te bedekken. Ik stak mijn hand in mijn zak en voelde aan het opgevouwen vijfdollarbiljet dat ze me de vorige avond als fooi gegeven had. Dat bankbiljet was het enige blijk van waardering dat me ten deel gevallen was in mijn hoedanigheid van kamermeisje. Ik wou dat ze niet zo vriendelijk was geweest. Plotseling schaamde ik me voor wat ik op het punt stond te gaan doen.
Ze verdween om de hoek. Ik legde de handdoeken neer en haalde de sleutel alvast te voorschijn. Ik voelde me alsof ik stond te wachten op het afgaan van een startpistool. Ik hoorde het vertrouwde ping toen de lift op de verdieping stilhield en de deuren opengleden, toen het gedempte geluid van deuren die weer dichtgleden. Ik was al op weg naar de deur van 1236. Ik stak de sleutel in het slot, draaide hem om, deed de deur open, en hing het bordje Kamermeisje aan het Werk aan de klink, voor het geval ze onaangekondigd terug zou komen. Twaalf minuten voor half elf. Ik controleerde snel of de kamer en de badkamer inderdaad leeg waren. Ik deed het licht aan.
Sinds gisteravond hadden er nog meer toiletartikelen een plaatsje boven de wastafel gevonden. Ik liep naar de kast en deed de deur open. De weekendtas stond op dezelfde plek waar ik hem al eerder had gezien, met haar handtas ernaast. Ik trok de tas uit de kast en zette hem op het rek naast de wastafel, waar ik hem oppervlakkig op de aanwezigheid van booby-traps controleerde. Hij was gemaakt van zwaar beige canvas, waarschijnlijk waterdicht, met donkere leren hengsels en aan de buitenkant een vak voor tijdschriften. Aan beide uiteinden bevond zich een afsluitbaar vak waar kleinere spulletjes in opgeborgen konden worden. Ik ritste de tas open en doorzocht in razende vaart de inhoud. Sokken, katoenen pyjama, schoon ondergoed, panties. Ik ritste de vakken aan weerszijden open, maar die waren allebei leeg. Niets in het buitenvak. Misschien had ze het geld eruit gehaald en het ergens anders opgeborgen. Ik keek op mijn horloge. 10:19. Ik had vermoedelijk nog ruim drie minuten tot mijn beschikking. Ik zette de tas weer terug in de kast, haalde haar handtas eruit, en doorzocht de inhoud. In haar portefeuille bevonden zich een door de staat Kentucky uitgegeven rijbewijs, een aantal credit cards, diverse identiteitsbewijzen, en ongeveer honderd dollar in contanten. Ik zette de handtas weer terug naast de weekendtas. Over hoeveel geld hadden we het eigenlijk, en hoeveel ruimte kon dat in beslag nemen? Ik ging op mijn tenen staan en voelde op de plank boven in de kast, die leeg bleek te zijn. Ik voelde in de zakken van haar regenjas, daarna stak ik mijn hand in de zakken van de denim-jurk die ze gedragen had, en die nu naast de regenjas hing. Ik keek in het kastje onder de wastafel, maar daar bevonden zich uitsluitend afvoerbuizen. Snel doorzocht ik de badkamer en keek in de spoelbak van het toilet. Ik ging terug naar de slaapkamer, waar ik la na la opentrok. Allemaal waren ze leeg. Niets in het tv-meubel. Niets in het nachtkastje. Plotseling rinkelde de telefoon. Eén keer. Daarna stilte. Mijn hart begon te bonken. Laura Huckaby was op weg naar boven. Mijn tijd was bijna om. Ik liep naar de schrijftafel en trok de la open, keek of er iets met tape onder zat geplakt. Ik liet me op handen en knieën zakken en keek onder de bedden, sloeg toen de sprei terug en tilde de matrassen bij de rand op. Niets. Ik kwam weer overeind en trok de sprei recht. Ik ritste nogmaals de weekendtas open en wroette door de kledingstukken, terwijl ik me afvroeg wat ik over het hoofd had gezien. Misschien zat er binnenin nog wel ergens een ritssluiting met een verborgen vakje erachter. Ach, krijg ook het heen-en-weer. Ik trok de tas weer te voorschijn en liep ermee naar de deur. Ik rukte het Kamermeisje aan het Werk-bordje van de klink en trok de deur achter me dicht. Ik hoorde het ping van de lift en toen het geluid van de deuren die opengleden. Haastig schoof ik de tas onder een stapel schone lakens en begon het karretje de gang door te duwen. Laura Huckaby liep snel langs me heen. Ze had een kamersleutel in haar hand, dus haar uitstapje naar de receptie was niet helemaal voor niets geweest. Ditmaal keek ze zelfs mijn richting niet uit. Ze ging haar kamer binnen en smeet de deur met een klap achter zich dicht. Ik duwde het karretje in de bergruimte aan het eind van de gang, trok de tas te voorschijn, en haastte me naar de brandtrap. Ik ging op een holletje naar beneden. Als Laura Huckaby achterdochtig was, zou het niet lang duren voor ze merkte dat er iemand in haar kamer was geweest. Ik stelde me voor hoe ze meteen naar de kast zou lopen, haar stommiteit vervloekend toen ze zag dat de weekendtas verdwenen was. Ze zou zich uiteraard realiseren dat ze te pakken genomen was. Of ze herrie zou gaan schoppen of niet, hing ervan af hoeveel lef ze had. Als ze een groot bedrag aan contanten bij zich had gehad waar geen luchtje aan zat, waarom had ze dan geen gebruik gemaakt van de kluis van het hotel? Tenzij Ray Rawson natuurlijk gelogen had over de aard van de buit.
Ik bereikte de achtste verdieping en duwde de deur open, op weg naar kamer 815. Plotseling bleef ik staan. Er stond een man in de gang voor mijn kamerdeur. Hij draaide zich om toen hij mij in het oog kreeg. Ik zag dat hij een naamplaatje op zijn colbert droeg. De weekendtas kwam me plotseling reusachtig groot en erg opvallend voor. Waarom zou een kamermeisje met een dergelijk soort tas rondzeulen? Ik liep automatisch in de richting van de bergruimte. Ik had het plotseling warm en ik begon te hyperventileren. Uit mijn ooghoeken zag ik hem weer op mijn deur kloppen. Nonchalant keek hij eerst naar de ene kant van de gang en toen naar de andere, haalde toen een loper te voorschijn en maakte de deur van mijn kamer open. O God, wat nu?
Ik zette de tas op een plank in de linnenkast en legde er een stapel schone lakens overheen. De lakens gleden op de vloer en de tas kwam er achteraan. Ik pakte de tas op en schoof hem zolang in een enorme waszak die voor het vuile linnengoed was bedoeld. Ik ging op mijn knieën zitten en begon de lakens opnieuw op te vouwen. Ik moest toch iets doen terwijl ik wachtte tot die kerel weer uit mijn kamer verdwenen was. Ik gluurde om de hoek van de deur. Niets te zien, dus ik nam aan dat hij nog steeds in mijn kamer was en mijn spullen doorzocht. Mijn schoudertas lag in de kast, en ik wilde niet dat hij die doorzocht, maar er was geen enkele manier om dat te voorkomen, tenzij ik het hotel in brand stak. Ik hoorde de deur naar de brandtrap open- en weer dichtgaan. Alstublieft, alstublieft, alstublieft God, laat het niet een van de echte kamermeisjes zijn, dacht ik. Iemand stapte mijn gezichtsveld binnen. Ik keek op. Nou, mijn schietgebedje was in elk geval verhoord. Het was geen kamermeisje, het was iemand van de beveiligingsdienst.
Ik voelde een scheut van angst door me heentrekken, en het zweet brak me uit. Hij was midden veertig, kort haar, bril, gladgeschoren, te zwaar. Eigenlijk zou hij buikspieroefeningen moeten doen om zijn overgewicht kwijt te raken. Hij stond daar toe te kijken terwijl ik een kussensloop opvouwde. Ik wierp hem een wezenloze glimlach toe. Mijn mond was kurkdroog, en ik deed het bijna in mijn broek van de zenuwen.
'Mag ik vragen wat je aan het doen bent?'
'Ah. Ik ben deze lakens aan het opvouwen. Mrs. Spitz zei dat ik de linnen-voorraad hier moest controleren.' Ik kwam overeind. Zelfs in mijn hoedanigheid van nederig kamermeisje wilde ik niet dat hij boven me uittorende. Hij nam me aandachtig op. De blik in zijn ogen was uitdrukkingloos, zijn toon een mengeling van autoriteit en achterdocht. 'Hoe is je naam?' 'Katy. Ik ben hier nieuw. Ik ben nog in opleiding. Eigenlijk hoor ik Eileen en Bernadette te helpen, maar ik heb deze lakens laten vallen.' Ik probeerde weer te glimlachen, maar mijn gelaatsuitdrukking kwam dichter in de buurt van een domme grijns.
Hij keek me nadenkend aan, terwijl hij vermoedelijk het waarheidsgehalte van mijn verklaring afwoog. Hij liet zijn blik over mijn uniform glijden. 'Waar is je naamplaatje, Katy?'
Ik legde mijn hand op mijn hart, alsof ik trouw zwoer aan de vlag. Ik kon zo gauw geen bevredigend antwoord bedenken. 'Eh, dat ben ik kwijt. Ik moet nog een ander halen.'
'Je hebt er toch geen bezwaar tegen als ik dat bij Mrs. Spitz navraag?' 'Nee, natuurlijk niet. Ga gerust uw gang.'
'Hoe is je achternaam?' Hij had zijn walkie-talkie al te voorschijn gehaald en zijn duim bewoog zich in de richting van het knopje. 'Beatty, net als Warren Beatty,' zei ik zonder erbij na te denken. Ik realiseerde me rijkelijk laat dat mijn naam nu Katy Beatty was. 'Als u soms op zoek bent naar de manager, die is in 815. De vrouw die hij zoekt is op weg naar beneden,' zei ik. Ik wees in de richting van 815. Mijn hand trilde nogal, maar dat scheen hem niet op te vallen. Hij had zich omgedraaid en keek de gang in. 'Mr. Denton is hier boven?'
'Ja. Tenminste, ik geloof dat het hem is. Ik had de indruk dat hij op zoek was naar die vrouw, maar die was net vertrokken.' 'Wat is er dan aan de hand?' 'Dat zei hij niet.'
Hij liet de walkie-talkie zakken. 'Hoe lang geleden was dat?' 'Vijf minuten. Ik kwam juist uit de lift toen zij instapte.' Hij zweeg even en staarde me aan terwijl hij de walkie-talkie weer aan de achterkant van zijn riem bevestigde. Zijn blik viel op mijn schoenen en daarna keek hij me weer aan. 'Die schoenen zijn niet volgens de voorschriften.'
Ik keek naar mijn voeten. 'O? Daar heeft niemand ooit iets over gezegd.'
'Als Mrs. Spitz dat ziet, zwaait er wat voor je.'
Mijn hele gezicht gloeide. 'Bedankt. Ik zal eraan denken.'
Hij liep de gang in. Ik stond daar als aan de grond genageld. Ik wilde niets liever dan me zo snel mogelijk uit de voeten maken, maar ik durfde me nauwelijks te bewegen uit vrees dat ik de aandacht op me zou vestigen. Hij klopte op mijn deur. Even later ging de deur op een kier open. De man van de beveiligingsdienst wisselde een paar woorden met de man in mijn kamer. Toen kwam die laatste naar buiten en trok de deur achter zich dicht. De twee mannen liepen gehaast de gang door in de richting van de liften. Ik wachtte tot ik het vertrouwde ping hoorde en haalde toen de tas uit de waszak te voorschijn. De liftdeuren waren nog maar net dichtgegleden toen ik op een drafje door de gang liep, mijn kamer binnenging, en de veiligheidsketting op de deur deed. Hoe lang zou het duren voor ze erachter kwamen dat Kinsey Millhone en het kamermeisje zonder naamplaatje dat zich niet aan de kledingvoorschriften hield, één en dezelfde persoon waren?
Ik trok mijn schoenen uit, trok de tuniek over mijn hoofd, ritste de uniformrok open en stapte eruit. Ik leunde tegen de muur terwijl ik mijn sokken aantrok. Ik stapte in mijn spijkerbroek en hupte heen en weer terwijl ik hem omhoog sjorde. Ik trok mijn coltrui over mijn hoofd en stak mij n voeten weer in mijn schoenen zonder de veters vast te maken. Ik deed de kastdeur open. Mijn handtas lag nog onderin, waar ik hem neergelegd had, maar één blik was genoeg om me ervan te overtuigen dat de man erin gesnuffeld had. De hufter. Ik rukte mijn blazer van het hangertje en trok hem aan. Ik liet mijn blik snel door de kamer gaan om er zeker van te zijn dat ik niets achtergelaten had. Ik herinnerde me de vijf dollar fooi in de zak van mijn uniform en haalde die eruit. Ik pakte de weekendtas op en liep naar de deur. Ik liep weer terug, raapte het rode uniform op van de vloer, propte het in elkaar en stopte het in de tas. Als ze de kamer nogmaals doorzochten, wilde ik ze niet de voldoening schenken het uniform daar aan te treffen. Ik trok de deur achter me dicht en ging op een sukkeldrafje op weg naar de brandtrap.
Ik daalde acht trappen af. Toen ik bij de deur naar de lounge kwam, deed ik die op een kier open en gluurde naar buiten. Een groepje zakenlieden scheen een geïmproviseerde bijeenkomst belegd te hebben in een van de conversatiehoekjes. Er lagen allerlei paperassen op de tafel uitgespreid. Ik keek naar links. Een man en een vrouw stonden te praten met de portier, die zo te zien een plattegrond van de omgeving in zijn hand had. Mr. Denton of de man van de beveiligingsdienst waren in geen velden of wegen te bekennen. Datzelfde gold trouwens voor Ray Rawson. Hij had gezegd dat hij me op zou wachten bij de huistelefoon, die ik duidelijk kon zien aan de andere kant van de lounge. Er was daar niemand te bekennen. Ik keek naar rechts. Ongeveer anderhalve meter verderop bevond zich een rij munttelefoons, met daarnaast de toiletten voor 'Edelen' en 'Jonkvrou wen'. Schuin links tegenover me was de ingang van de cafetaria. Ik verliet de betrekkelijke veiligheid van het trappehuis en liep zo onopvallend mogelijk naar de damestoiletten. Twee van de vijf wc-deuren waren dicht, maar toen ik me bukte en onder de deuren keek, waren er geen voeten te zien. Ik sloot mezelf op in het gehandicaptentoilet, ging erbij zitten, en maakte mijn veters vast. Daarna ritste ik de weekendtas open en deponeerde de inhoud op de vloer.
Eerst onderwierp ik de tas zelf aan een grondig onderzoek. Ik had gedacht dat ik misschien een of ander verborgen vakje zou vinden, maar daar scheen geen sprake van te zijn, hoe zorvuldig ik ook zocht. Ik inspecteerde elk kledingstuk, dat ik daarna weer opvouwde en terugstopte. Achtereenvolgens verdwenen het gestolen uniform, een katoenen pyjama, twee maillots, T-shirts, tampons, twee beha's, en talloze slipjes en sokken weer in de tas. Er was absoluut niets te vinden.
Ik voelde mijn ongerustheid toenemen. Ik was dit waardeloze stuk bagage gevolgd over drie staatsgrenzen heen, in de veronderstelling dat het iets bevatte dat de moeite van het volgen waard was. Nu zag het ernaar uit dat ik alleen maar opgescheept zat met een hoeveelheid gebruikte lingerie. Wat moest ik tegen Chester zeggen? Hij zou des duivels zijn als ik hem vertelde dat ik hiervoor helemaal naar Dallas was gevlogen. De man had er het geld niet voor om mij het land te laten doorkruisen op jacht naar katoenen slipjes. Ik had de wet overtreden. Ik liep het risico de gevangenis in te draaien. Ik had zowel mijn vergunning als privé-detective als mijn broodwinning op het spel gezet. Ik keek nog eens in de tas. Gelukkig zagen de slipjes eruit alsof ze me zouden passen, en ik kon wel een schoon exemplaar gebruiken. Ik aarzelde. Nou nee, bij nader inzien toch niet zo'n goed idee. Als ik wegens diefstal gearresteerd werd, zou het misschien beter zijn als ik het bewijsmateriaal niet aan mijn kont had.
Toen ik de toiletruimte verliet, probeerde ik er nonchalant uit te zien, en niet als een voortvluchtige lingeriedief. Ik kon mezelf er niet toe brengen de tas achter te laten. Ondanks alles klampte ik me nog altijd vast aan het idee dat die tas méér vertegenwoordigde dan mijn toegangsbewijs tot de bajes. Ik keek naar links, naar de huistelefoon, maar Ray was nog steeds nergens te bekennen. Ik posteerde me bij een van de munttelefoons. Ik voelde in de zak van mijn blazer, en haalde die leeg op zoek naar kleingeld. Op het metalen plateautje legde ik het bioscoopkaartje, de ballpoint, het vijfdollarbiljet dat ik als fooi gekregen had, twee kwartdollars, en de paperclip. Ik stopte een van de kwartdollars in de gleuf en vroeg een gesprek met Chester in Californië aan ten laste van mijn telefoon-credit card. Ik kreeg mijn kwartdollar terug en legde die weer naast de andere, waarna ik de spulletjes op het plateautje begon te herschikken vanwege het kalmerende effect. Ik dacht niet dat Chester blij zou zijn. Ik hoopte eigenlijk dat hij niet thuis was, maar hij nam in hoogsteigen persoon op nadat het toestel drie keer was overgegaan. 'Hallo.'
'Hallo, Chester? Met Kinsey.'
'Kunt u wat harder praten? Ik kan u niet verstaan. Met wie spreek ik?' Ik hield mijn hand voor het mondstuk en draaide mijn rug naar de lounge, om te voorkomen dat iedereen mijn naam zou horen. 'Ik ben het, Kinsey,' siste ik. 'Ik heb de weekendtas, maar er zit niks bijzonders in.' Doodse stilte. 'Dat meen je niet.'
'Ik ben bang van wel. Of ze heeft zich inmiddels van de buit ontdaan, òf er is überhaupt niks gestolen.'
'Natuurlijk hebben ze iets gestolen! Ze hebben verdomme de afdekplaat onder het aanrecht weggebroken. Waarschijnlijk had pa daar geld verborgen.'
'Heb je dat geld ooit gezien?'
'Nee, maar dat wil nog niet zeggen dat het er niet was.' 'Dat is pure speculatie. Misschien heeft die kerel ingebroken maar niets gevonden. Die tas kan wel leeg zijn geweest.' Ik begon de spulletjes op de plank weer te herschikken en legde een van de kwartdollars op het gezicht van Lincoln op het vijfdollarbiljet. Op het muntstuk zag George Washington er maar naakt uit, terwijl op het bankbiljet Lincoln uitgedost was in zijn zondagse pak. Ze hadden George zeker in de sauna betrapt met zijn haar achterover gekamd.
Op geïrriteerde toon zei Chester: 'Ik begrijp dit niet. Waarom bel je me eigenlijk als je me niks beters te melden hebt?'
'Ik vond dat ik je op de hoogte moest stellen. Dat leek me niet meer dan normaal.'
'Normaal? Vind jij het normaal dat ik al dat geld uitgegeven heb om jou voor noppes naar Dallas te laten vliegen? Ik verwachtte resultaten.' 'Ho eens even. Tot dusver heb jij nog geen cent uitgegeven. Ik heb dat geld uitgegeven. Jij wordt verondersteld me terug te betalen.' Met mijn ballpoint voorzag ik Lincoln van een snor, waardoor zijn neus kleiner leek. Het was me tot nu toe nooit opgevallen wat een gok hij had. 'Jou terugbetalen waarvoor? Frisse lucht en zonneschijn? Vergeet het maar.'
'Kom op. We hebben een besluit genomen dat verkeerd is uitgepakt.' 'Waarom zou ik je dan betalen? Ik ga jou niet betalen voor je incompetentie.'
'Chester, je kunt me geloven als ik zeg dat ik hard genoeg werk voor mijn geld. Ik heb hier van alles uitgehaald dat me mijn vergunning zou kunnen kosten. Ik ben niet eens bevoegd om in deze staat mijn beroep uit te oefenen.' Ik legde de twee kwartdollars op tegenovergestelde hoeken van het bankbiljet om het op zijn plaats te houden.
'Dat is jouw probleem, niet het mijne. Ik zou nooit akkoord zijn gegaan als ik geweten had dat je je in een of andere zinloze onderneming zou storten.' 'En wat dacht je dan van mij ? Dat is het risico dat we genomen hebben. Jij wist net zoveel als ik toen we dat besluit namen,' zei ik. Om mezelf bezig te houden schreef ik een vies woord op het vijfdollarbiljet. Het was de enige manier die ik kon bedenken om mezelf ervan te weerhouden tegen hem te gaan schreeuwen.
'Je bekijkt het verder maar. Je bent ontslagen!' Ik hoorde hem 'Godverdomme!' zeggen vlak voordat hij de hoorn op de haak kwakte. Ik trok een grimas tegen de telefoonhoorn en rolde toen met mijn ogen. Ik pakte het telefoonboek en ging op zoek naar het reserveringsnummer van American Airlines. Het was gênant om toe te moeten geven dat alles voor niets was geweest, maar ik zag het nut er niet van in om nog langer in Dallas te blijven. Ik had misgekleund. Ik had me vanaf het begin gerealiseerd dat mijn handelingen impulsief waren. Ik had gedaan wat ik dacht dat ik moest doen op basis van de informatie waarover ik beschikte, en als ik de situatie verkeerd beoordeeld bleek te hebben, dan kon ik daar nu niets meer aan veranderen. Ik merkte dat ik druk bezig was mezelf te verdedigen, maar dat ging gewoon vanzelf na Chesters nijdige reactie. Wie zou het de man kwalijk kunnen nemen?
Ik pakte het vijfdollarbiljet op en hield het dichterbij om de details te bestuderen. Papiergeld is voorzien van een barok assortiment namen en getallen, kantachtig figuurwerk, en officiële zegels. Hé, dat was eigenaardig. Sinds wanneer was Henry Morgenthau minister van Financiën? En wie was die Julian, wiens kriebelige handtekening nauwelijks te ontcijferen viel? Rechts naast her portret van Lincoln stond 'Serie 1934 A'. Ik haalde mijn portefeuille uit mijn handtas en bekeek de weinige bankbiljetten die zich daarin bevonden. Het enige andere briefje van vijf in mijn bezit behoorde tot serie 1981 Buchanan-Regan. De ééndollarbiljetten waren 1981 Buchanan-Regans en 1981 -A Ortega-Regans met ook nog een paar gloednieuwe 1985 Ortega-Bakers. Een biljet van twintig en een van tien dollar waren eveneens van 1985. Als ik me niet vergiste, kwam het erop neer dat de fooi die Laura Huckaby me gegeven had, een biljet was dat uit 1934 dateerde. Duidde dat er niet op dat ze geld uitgaf uit een voorraad oude biljetten? Ze zou toch zeker niet zomaar toevallig een dergelijk bankbiljet in haar bezit hebben.
Ik legde het telefoonboek neer, en stapte af van het idee om het vliegtuig terug te nemen. Misschien dat nog niet alles verloren was. Ik pakte de weekendtas op en liep de lounge in. Het groepje zakenlieden stond nog steeds over de tafel gebogen terwijl ze de pagina's van een of ander rapport aan elkaar doorgaven. Zoals gebruikelijk in een dergelijk groepje, scheen een van hen alle aandacht naar zich toe te trekken. Achter me ging de deur plotseling open, en voordat ik me om kon draaien werd ik bij de elleboog gegrepen en het trappehuis in getrokken.