8

Ik ging met de lift naar beneden en liep wat rond door de lounge om enigszins vertrouwd te raken met het gebouw. Bij daglicht ademden het rode fluweel en het verguldsel de vale sfeer van een lege bioscoopzaal uit. Een blanke man in een rood uniform haalde een jankende stofzuiger heen en weer over de vloerbedekking. De nachtreceptioniste was verdwenen en de receptie werd nu bemand door een batterij gezond uitziende, in marineblauw geklede jongelui. Op hun medewerking hoefde ik niet te rekenen. Elk ongebruikelijk verzoek zou doorverwezen worden naar de chef, de bedrijfsleider of de directeur, die me stuk voor stuk zouden bejegenen met de achterdocht die ik verdiende. Bij mijn speurtocht naar informatie zou ik een beroep moeten doen op mijn vernuft - op list en bedrog dus. De meeste hotelgasten hebben de neiging om een hotel te beoordelen aan de hand van hun persoonlijke behoeften: de receptie, restaurants, de cadeaushop, toiletten, telefoons, de aanwezigheid van piccolo's, vergaderruimtes. In dit geval was ik eigenlijk meer op zoek naar de kantoren van de bedrijfsleiding. Ik dwaalde een tijdje rond en ging uiteindelijk een glazen deur door die toegang gaf tot een met weelderig tapijt belegde gang met lichthouten lambrizering en indirecte verlichting. Namen en functies van de diverse afdelingshoofden stonden met glanzende koperen letters op de deuren vermeld.

In dit gedeelte van het hotel was er geen poging gedaan om het middeleeuwse of het cowboy-concept door te voeren. Het was zaterdag, en dus waren de kantoren van de sales manager en het hoofd van de beveiligingsdienst in het donker gehuld en zaten de deuren op slot. De in goudkleurige letters vermelde kantoortijden maakten duidelijk dat ik tot maandagochtend negen uur vrij spel zou hebben. Ik nam aan dat de beveiligingsdienst vierentwintig uur per etmaal actief zou zijn, maar tot dusver had ik nog geen veiligheidsfunctionaris gezien. De naam van de sales manager was Jillian Brace. Het hoofd van de beveiligingsdienst heette Burnham J. Pauley. Ik sloeg de namen in mijn geheugen op en vervolgde mijn excursie door de administratieve vleugel van het hotel, die ik via een deur aan het andere eind van de verlaten gang weer verliet.

Ik liep terug naar de receptie en wachtte tot een van de receptionisten me te woord kon staan. De jongeman die naar me toe kwam was midden twintig: gladgeschoren, frisse gelaatskleur, blauwe ogen, en ietsje te dik. Volgens zijn naamplaatje was hij Todd Luckenbill. De heer en mevrouw Luckenbill hadden ervoor gezorgd dat zijn tanden recht stonden, zijn manieren onberispelijk waren, en er op zijn uiterlijke verschijning niets aan te merken viel. Geen oorringen, geen sieraden in zijn neus, geen zichtbare tatoeages. Hij zei: 'Ja, mevrouw. Kan ik u ergens mee van dienst zijn?' 'Nou, dat hoop ik maar, Todd,' zei ik. ik ben in Dallas in verband met een familieaangelegenheid, maar toevallig is mijn baas op zoek naar een hotel waar we volgend voorjaar een grote conferentie kunnen houden. Ik dacht erover om hem dit hotel aan te bevelen, maar ik heb geen idee wat voor groepsarrangement jullie te bieden hebben. Dus ik zou graag de sales manager even willen spreken. Is hij er vandaag?'

Todd glimlachte, en zei op enigszins berispende toon: 'Feitelijk is het geen "hij". Jillian Brace is onze sales manager, maar ze werkt niet in de weekends. U zou het maandagochtend kunnen proberen. Ze is er meestal tegen negenen en ik ben er zeker van dat ze u graag te woord zal staan.' 'Tja, dat zou ik graag doen, maar dan ben ik al weer vertrokken. Denk je dat je me aan haar adreskaartje zou kunnen helpen? Dan kan ik haar bellen als ik weer terug in Chicago ben.'

'Natuurlijk. Als u een ogenblikje geduld hebt, haal ik er even eentje voor u.'

'Dank je. O, en dan is er nog iets dat me ineens te binnen schiet. Mijn baas hecht erg veel waarde aan de beveiliging tijdens de conferentie. We hebben vorig jaar een probleempje gehad met een van de grote hotels, en ik weet dat hij niet graag een definitief besluit neemt voordat hij ervan overtuigd is dat de veiligheidsmaatregelen afdoende zijn.'

'In wat voor soort branche zit u?'

'Financieringsbanken. Allemaal heel vertrouwelijk.'

'Daar zult u met de heer Pauley over moeten praten. Hij is het hoofd van de beveiligingsdienst. Wilt u zijn kaartje ook?'

'Graag. Dat zou ik zeer op prijs stellen, als het niet te veel moeite is.' 'Geen probleem.'

Terwijl hij zijn missie uitvoerde, pakte ik een paar ansichtkaarten uit een rekje op de balie. De glanzende foto op de voorkant toonde de donkerrode lounge met twee herauten in livrei die op hoorns bliezen die veel langer waren dan hun armen. Ik keek even om me heen, maar ze schenen vandaag vrijaf te hebben. Even later kwam Todd terug met de beloofde adreskaartjes. Ik bedankte hem en liep door de lounge naar een hoekje met een mahoniehouten tafeltje en twee met fluweel beklede bankjes. Ik vond wat hotelpostpapier in de la van de tafel en maakte een paar aantekeningen. Daarna haalde ik diep adem, pakte een van de huistelefoons op, en vroeg de telefoniste om me door te verbinden met Laura Huckaby. Het bleef even stil, en toen zei de telefoniste: 'Het spijt me, maar er staat niemand van die naam ingeschreven.'

'O nee? Hé, dat is vreemd. O, wacht even. Probeer Laura Hudson maar.' De telefoniste zei niets, maar kennelijk verbond ze me door met een gast van die naam. Ik hoopte maar dat het de juiste was. Ik noteerde de naam en omcirkelde die, zodat ik hem niet zou vergeten.

Een vrouw nam vrijwel direct op. Ze klonk ongerust en uit haar humeur. 'Farley?'

Farley ? Wat was dat nou weer voor naam? Ik vroeg me af of hij de man was die ze op het vliegveld van Santa Teresa achtergelaten had. 'Ms. Hudson? U spreekt met Sara Fullerton, de assistente van Jillian Brace, onze sales manager. Hoe gaat het met u?' Ik gebruikte die onechte, warme toon die alle telefonische klantenwervers aangeleerd krijgen op de school voor telefonische klantenwerving.

'Prima,' zei Laura behoedzaam, wachtend op wat er komen ging. ik ben blij dat te horen. Ms. Hudson, we houden een enquête onder een aantal geselecteerde gasten, en ik vraag me af of ik u misschien een paar vragen zou mogen stellen. Ik beloof u dat ik niet langer dan twee minuten van uw tijd in beslag neem. Zouden we een beroep op u mogen doen?' Laura klonk niet echt geïnteresseerd, maar ze wilde ook weer niet onbeleefd zijn. 'Okay, als u het maar kort houdt. Ik zit op een telefoontje te wachten, en ik wil niet dat de lijn te lang bezet is.'

'Dat begrijp ik, en we zijn u dankbaar voor uw medewerking. Goed. Volgens onze gegevens bent u gisteravond gearriveerd vanuit Santa Teresa, Californië, met vlucht 508 van American Airlines, klopt dat?' Het bleef stil.

'Neem me niet kwalijk, Ms. Hudson. Is dat juist?' Haar toon was behoedzaam. 'Ja.'

'En uw aankomsttijd was ongeveer kwart voor twee 's ochtends?' 'Dat klopt.'

'Hebt u problemen gehad met het bellen van de pendeldienst vanuit de bagage-afhaalruimte?'

'Nee. Ik heb gewoon de telefoon gepakt en het nummer gedraaid.' 'Hebt u lang op de bus moeten wachten?'

'Ongeveer een kwartier, maar dat leek me redelijk.' 'Juist. Was de chauffeur beleefd en behulpzaam?' 'Ja hoor.'

'Hoe zou u de incheckprocedure beoordelen? Uitstekend, goed, voldoende, of slecht?'

'Uitstekend, zou ik zeggen. Ik bedoel, ik heb geen enkel probleem gehad of zo.' Ze begon zich nu echt in te leven, en probeerde zo eerlijk en objectief mogelijk te zijn in haar reactie.

'We zijn blij dat te horen. En wat is de verwachte duur van uw verblijf?' 'Dat weet ik nog niet. Ik blijf in elk geval nog één nacht, maar verder is het nog niet helemaal duidelijk. Moet ik het doorgeven zodra ik weet wanneer ik vertrek?'

'Dat is niet nodig. We vinden het fijn dat u onze gast bent voor zolang het u uitkomt. Als ik u alleen nog even mag vragen om uw kamernummer te bevestigen, dan zijn we er.' ik zit in 1236.'

'Perfect -1236 komt overeen met onze gegevens. Dat was alles. We stellen uw medewerking zeer op prijs, mevrouw, en we hopen dat u een aangenaam verblijf zult hebben. Als we u op welke wijze dan ook van dienst kunnen zijn, belt u me dan gerust.'

Nu hoefde ik alleen nog maar een manier te vinden om haar kamer binnen te komen.

Ik maakte opnieuw een verkenningstocht door de lounge, ditmaal op zoek naar een toegang tot de achterkant van het gebouw. Ik was geïnteresseerd in de goederenliften, diensttrappen, ongemarkeerde deuren, of deuren met het opschrift Personeel. Ik vond er een met het opschrift Uitsluitend Personeel. Ik deed de deur open en daalde een betonnen trapje af naar een deur met het opschrift Geen Toegang. Dat moest een grapje zijn geweest, want de deur zat niet op slot.

Elk hotel heeft twee gezichten: datgene wat de gasten te zien krijgen -vloerbedekking, meubilair, stoffering, lambrizering, alles schoon en tot in de puntjes verzorgd. Maar het eigenlijke werk geschiedt onder veel minder luxueuze omstandigheden. De gang die ik in stapte had kale betonnen wanden en een vloer van bruine vinyltegels. Het was hier veel warmer en het rook er naar machines, etenswaren, en oude zwabbers. De hoge plafonds waren bezaaid met leidingen, dikke kabels, en verwarmingsbuizen. Ik kon het gekletter van vaatwerk horen, maar de akoestiek maakte het moeilijk te beoordelen waar het geluid vandaan kwam. Ik nam een kijkje in beide richtingen. Links van me bevonden zich brede metalen roldeuren en kon ik de laadplaats zien. Grote vrachtwagens stonden met hun achterkant tegen de laadzones geparkeerd en in de hoeken waren camera's gemonteerd, mechanische ogen die iedereen observeerden die binnen hun bereik kwam. Ik wilde niet dat mijn aanwezigheid opgemerkt zou worden, dus keerde ik om en liep de andere kant op. Ik liep de gang door en na een bocht kwam ik in de eerste van een serie keukens terecht die als een doolhof in elkaar overliepen. Aan de muur tegenover me stonden zes ijsmachines. Ik telde twintig metalen voedselkarretjes met rekken voor dienbladen. De vloeren waren pas geschrobd; ze glommen van het water en roken naar ontsmettingsmiddel. Ik liep behoedzaam verder, langs grote roestvrijstalen deegkommen, soepvaten, en industriële vaatwassers waaruit stoom wolkte. Nu en dan wierp een keukenmedewerker, met een wit voorschoot en een haarnetje, me een nieuwsgierige blik toe, maar niemand scheen vraagtekens te plaatsen bij mijn aanwezigheid daar. Een zwarte vrouw was groene paprika's in stukjes aan het hakken. Een blanke man bedekte een van de karretjes met plasticfolie om het voedsel te beschermen. Ik zag kamergrote ovens en roestvrijstalen koelkasten die groter waren dan de morgue in St. Terry's Hospital. Medewerkers met witte voorschoten, haarnetjes, en plastic handschoenen waren slablaadjes aan het wassen, en legden die op borden die klaargezet waren op het roestvrijstalen aanrecht.

Ik stak mijn hoofd om de hoek van een enorme voorraadkamer, waar dozen met flessen ketchup stonden; grootverpakkingen mosterd, olijven, piccalilly; planken vol verpakt brood; rekken vol croissants, zelfgemaakt gebak, pasteitjes, broodjes. Plastic kratten waren gevuld met verse produkten. De lucht was doortrokken van sterke geuren: gesneden uien, pruttelende tomatensaus, kool, selderij, citrusvruchten, gist; een scala aan etens- en schoonmaakluchtjes. Er was iets onaangenaams aan die waaier van geuren, en het was een opluchting om dit gedeelte van het complex achter me te kunnen laten. De temperatuur daalde, en de geuren waren plotseling weer zuiver als die in een bos. Ik vond de hoofdgang en sloeg rechtsaf.

Even verderop zag ik een compleet treintje van linnenkarretjes langs de muur staan. De gele canvas zijkanten puilden uit van de bergen vuile lakens en handdoeken. Ik liep verder met een air van doelbewustheid, en wierp een blik in elke ruimte waar ik langs kwam. Bij de ingang van de wasserij bleef ik even staan: een grote ruimte met tegen alle wanden wasmachines, de meeste veel groter dan ikzelf. Enorme zakken vol linnengoed kwamen zwaaiend een bocht om aan een serie haken die aan een soort lopende band aan het plafond waren bevestigd. Ergens verderop klonk het geluid van zware wasdrogers. De lucht was doortrokken van de geur van vochtig katoen en wasmiddel. Twee vrouwen in uniform stonden samen bij een apparaat dat zo te zien lakens perste en vouwde. De vrouwen haalden alleen maar lakens uit het apparaat zodra dat zijn tweeledige proces had voltooid. Elk laken werd opnieuw gevouwen en op een stapel gelegd, terwijl het apparaat het volgende versgeperste laken alweer naar voren schoof.

Ik liep verder de gang door, en kwam bij een halve deur met een smalle plank die een soort balie vormde. Op het bord boven de deur stond Linnengoed Personeel. Kijk eens aan. Ik bleef even staan en keek naar wat de wasserij voor personeelsuniformen moest zijn. Net als in een stomerij hingen er honderden identieke schone, geperste katoenen uniformen aan een soort lopende band te wachten tot ze door het personeel werden opgehaald. Ik boog me over de onderste helft van de deur heen en tuurde door een dicht woud van stomerijzakken. Er leek niemand aanwezig te zijn. 'Hallo?'

Geen antwoord.

Ik deed de deur open en stapte naar binnen. Ik bekeek snel een aantal uniformen, die allemaal bleken te bestaan uit een korte rode katoenen rok en een rode tuniek. Onmogelijk te zeggen wat voor maat het was. Op een papieren label aan elk van de hangers stond de voornaam van de draagster: Lucy, Guadaloupe, Historia, Juanita, Lateesha, Mary, Gloria, Nettie. Enzovoorts, enzovoorts. Ik koos er op goed geluk drie uit, ging weer naar buiten en deed de deur achter me dicht. 'Kan ik u ergens mee helpen?'

Ik schrok me wezenloos en botste bijna tegen de potige blanke vrouw op die vlak achter me in de gang stond. Ik wist zo gauw niets te zeggen. De neusvleugels van de vrouw trilden alsof ze onraad rook. 'Wat moet u met die uniformen?' Ik kon bijna haar neus in kijken, en dat was geen prettig gezicht. Op haar naamplaatje stond Mrs. Spitz, Hoofd Linnen-dienst.

'Ah. Goede vraag, mevrouw. Ik was net naar u op zoek. Ik ben de assistente van Jillian Brace, de sales manager.' Met mijn vrije hand haalde ik een adreskaartje uit de zak van mijn blazer te voorschijn en liet haar dat zien.

Ze pakte het kaartje uit mijn hand en bekeek het met gefronst voorhoofd. 'Hier staat Burnham J. Pauley. Wat heeft dit te betekenen?' Ze had een groot, grof gezicht, dat een en al achterdocht uitstraalde. 'Eh,' zei ik. 'Tja. Ik ben blij dat u dat vraagt. Ziet u, het zit namelijk zo dat het management overweegt om nieuwe uniformen aan te schaffen. Uit veiligheidsoogpunt. En meneer Pauley heeft mevrouw Brace gevraagd om hem een voorbeeld te laten zien van wat we momenteel in gebruik hebben.'

'Dat is het meest belachelijke dat ik ooit gehoord heb,' snauwde ze. 'We hebben die uniformen pas, zoals het management heel goed weet. Bovendien is dit niet de geëigende procedure, en dat pik ik niet. Ik heb Mr. Tompkins op onze laatste afdelingsvergadering gezegd dat dit mijn toko is, en dat wil ik graag zo houden. Wacht u hier maar even. Ik ga hem nu meteen bellen. Ik laat niemand van de directie zich met mijn verantwoordelijkheden bemoeien.' Zelfs haar adem rook naar verontwaardiging. Ze keek me aan. 'Hoe is uw naam?' 'Vikki Biggs.' 'Waar is uw naamplaatje?' 'Boven.'

Ze priemde een wijsvinger mijn richting uit. 'U blijft hier. Ik ga dit tot op de bodem uitzoeken. Hoe halen ze het daarboven in hun hoofd om zomaar onaangekondigd iemand op mijn dak te sturen. Wat is het toestelnummer van mevrouw Brace?'

'202,' zei ik automatisch. Dat is nou het mooie als je dat soort vaardigheden bijhoudt. In een crisissituatie hoefde ik mijn mond maar open te doen en er rolde een leugentje uit. Een ongeoefend leugenaar zou zich lang niet altijd zo gemakkelijk uit een dergelijke situatie weten te redden als ik. Ze deed de halve deur open en stapte naarbinnen, waarbij ze zich verrassend snel bewoog. De deur viel achter haar dicht. Ik legde de hangers met uniformen over mijn linkerarm en liep met bonkend hart en op het oog zelfverzekerd verder. Zodra ik de hoek om was, zette ik het op een drafje. Ik vond het trappehuis en nam de trap met twee treden tegelijk. Ik durfde het niet te riskeren om van de lift gebruik te maken. Voor mijn geestesoog zag ik Mrs. Spitz de beveiligingsdienst waarschuwen, waarna het bewakingspersoneel massaal naar me op zoek zou gaan. Tegen de tijd dat ik op de derde verdieping aankwam was ik buiten adem, maar ik bleef doorlopen. Ik passeerde de zesde verdieping, hijgend, met brandende dijbeenspieren en knieën die aanvoelden alsof de knieschijven het elk moment konden begeven. Ten slotte strompelde ik door de deur op de overloop die met een '8' aangegeven stond, en bevond me toen weer op vertrouwd terrein, slechts één bocht in de gang verwijderd van mijn kamer. Ik maakte de deur van 815 open, gooide de meegesmokkelde uniformen over de rug van een stoel en liet me op het keurig opgemaakte bed vallen. Ik moest lachen terwijl ik weer op adem probeerde te komen. Mrs. Spitz kon maar beter haar hormoonspiegel laten controleren of haar medicatie laten aanpassen. Als ze zo tegen het management tekeer bleef gaan, zou ze vroeg of laat ontslagen worden. Ik verwachtte half en half dat er iemand gebiedend op mijn deur kwam bonzen om me te beschuldigen aan de hand van een gespecificeerde opsomming van de leugens die ik verteld had. Ik stond weer op, liep naar de deur, en schoof de veiligheidsketting op zijn plaats. Daarna paste ik de gestolen uniformen aan. Het eerste paste het best. Ik bekeek mezelf in de passpiegel. De rok was te wijd in de taille, maar dat leek er niet zoveel toe te doen met de tuniek die er overheen viel. Aan elke tuniek zat met een veiligheidsspeld een wit geplooid kraagje bevestigd dat met drukknoopjes op zijn plaats moest worden gebracht. De tuniek zelf had pofmouwen. De kleur ging eigenlijk best. Met blote benen en op sportschoenen zag ik eruit alsof ik in een mum van tijd een badkamer kon schoonmaken. Ik trok mijn spijkerbroek weer aan en hing mijn uniform in de kast. Ik wist niet goed wat ik met de twee andere uniformen aan moest, dus ik vouwde ze op en legde ze in de la van de schrijftafel. Voor ik uit het hotel vertrok, zou ik ze wel ergens dumpen. Ik liet de room service een lunch op mijn kamer bezorgen, want ik durfde me op dit moment niet goed in het hotel te vertonen. Om twee uur stapte ik de gang op voor een verkenningsexpeditie over de verdieping. Ik lokaliseerde het brandblusapparaat, twee nooduitgangen, en het ijsblokjesapparaat. Tegenover de liften stond een huistelefoon op een consoletafeltje. In een soort alkoof aan het eind van de gang zag ik twee linnenkarretjes staan. Ik liep erheen en inspecteerde de beschikbare uitrustingsstukken. Extra strijkijzers en strijkplanken, twee stofzuigers. Boven de alkoof bevond zich een grote linnenkast met planken die tot bijna aan het plafond toe vol lagen met schone lakens en handdoeken. Ik zag grote verpakkingen toiletpapier en plastic mandjes met kleinere toiletartikelen. Prima. Dit beviel me wel. Een armvol handdoeken verschaft meestal een goed excuus om een kamer binnen te komen. Ik vond een plastic bordje met de tekst Kamermeisje aan het Werk, dat ik meepikte nu ik toch bezig was. Nadat ik alle mogelijkheden in me opgenomen had, ging ik naar het winkeltje in de lounge om iets te lezen te kopen. Ik was gedwongen om te kiezen uit vijftien hartstochtelijk romantische titels, die de hele voorraad van het hotel vormden. Ik kocht ook nog wat afzonderlijk verpakte pepermuntjes. In de lounge belde ik het nummer van Laura's kamer. Toen ze opnam zei ik: 'Ooops, sorry,' en hing op. Het klonk alsof ik haar midden in een dutje had gestoord. De middag bracht ik door met lezen en af en toe een dutje. In een spectaculair vertoon van gebrek aan fantasie bestelde ik bij de room service een diner dat exact gelijk was aan mijn lunch: cheeseburger, frites, en Pepsi Light.

Even na zevenen stapte ik uit mijn spijkerbroek en trok mijn parmantige rode uniform aan. Ik was niet zo te spreken over de blote benen en de sportschoenen, maar wat moest ik? Ik stopte wat pepermuntjes in mijn zakken en haalde de twee andere uniformen uit de la waarin ik ze opgeborgen had. Ik stak mijn kamersleutel in mijn zak en ging op weg naar de brandtrap. Op de tiende verdieping bleef ik even staan om de twee gestolen uniformen in de werkkast te hangen. Ik wilde de andere kamermeisjes niet in de problemen brengen door mijn jatwerk.

De twaalfde verdieping had exact dezelfde indeling als de achtste, alleen was de werkkast niet zo goed voorzien. Ik pakte een stofdoek en een stofzuiger, vond een stopcontact in de gang, en begaf me al stofzuigend in de richting van Laura Huckaby's kamer. De vloerbedekking was een uitbundige wei van geometrische patronen, elkaar overlappende goudgroene driehoeken. Stofzuigen is altijd rustgevend: trage, zich steeds herhalende bewegingen, vergezeld van een laag zoemend geluid en die voldoening schenkende tik als er iets bevredigends opgezogen wordt. Nog nooit was dat stuk vaste vloerbedekking zo grondig gezogen. Ik werkte me in het zweet, maar mijn inspanning bood me de mogelijkheid om op de gang te blijven rondhangen.

Om vijf over half acht hoorde ik de ping van de lift en iemand van room service verscheen met een dienblad. Hij liep in de richting van kamer 1236; met het dienblad moeiteloos balancerend op schouderhoogte klopte hij op haar deur. Ik stofzuigde die richting uit, en wist een glimp van haar op te vangen toen ze hem binnenliet. Ze was blootsvoets en zag er tamelijk omvangrijk uit in een hotelbadjas waar een lange nachtjapon onderuit hing. De kledingstukken leken erop te duiden dat ze die avond haar kamer niet meer zou verlaten, wat gunstig was vanuit mijn gezichtspunt. Even later kwam de ober de kamer weer uit. Hij liep zonder iets te zeggen langs me heen en verdween in de lift zonder zelfs maar nota te nemen van mijn bestaan. Voor het geval Laura misschien een bezoeker zou hebben of er toch nog op uit zou gaan, bleef ik in de gang rondhangen. Toen ik het stofzuigen beu was, pakte ik mijn stofdoek, liet me op handen en knieën zakken, en begon plinten af te nemen die kennelijk in geen jaren meer een stofdoek hadden gezien. Op de een of andere manier zag ik mijn mannelijke collega's dit soort dingen nog niet doen. Af en toe legde ik mijn hoofd tegen Laura Huckaby's deur zonder iets te horen. Als ik blafte en aan de deur krabde zou ze me misschien wel binnenlaten. Andere hotelgasten kwamen en gingen, maar niemand besteedde ook maar de geringste aandacht aan me.

Wat ik tijdens mijn kortstondige carrière als kamermeisje geleerd heb is het volgende: mensen kijken je maar zelden aan. Af en toe gleed iemands blik misschien bij toeval over je gezicht, maar niemand zou je later in een verdachtenparade kunnen identificeren. Goed nieuws voor mij, hoewel ik denk dat zelfs in Texas het zich uitgeven voor kamermeisje niet als misdaad zou worden beschouwd.

Om kwart over acht bracht ik de stofzuiger terug naar de werkkast en wapende me met een voorraad schone handdoeken. Ik liep terug naar 1236 en klopte aan, terwijl ik met opgewekte stem 'Huishoudelijke Dienst' riep. Dat werkte als een toverformule. Even later deed Laura Huckaby de deur op een kier open. De veiligheidsketting zat er nog voor. 'Ja?' Zonder oogmake-up zagen haar lichtbruine ogen er zacht en flets uit. De vele lichte sproeten die eerst door haar foundation gemaskeerd waren, gaven haar teint iets blozends. Ook had ze een kuiltje in haar kin dat me nog niet eerder opgevallen was.

Ik richtte mijn woorden nederig tot de deurklink. 'Ik kom het bed openslaan.'

'Hoort dat bij de service van het hotel?' Het klonk ongelovig, alsof het idee bespottelijk was. 'Ja, mevrouw.'

Ze zweeg even en haalde toen haar schouders op. 'Een ogenblikje,' zei ze. Ze deed de deur dicht. Het duurde een paar minuten voordat hij weer openging. Ze deed een stap opzij om me binnen te laten. Uit mijn ooghoeken kon ik nog heel wat in me opnemen. Hoe ijdel kon ze zijn? Ik had er een eed op durven doen dat ze zich in de tussentijd opnieuw opgemaakt had. Het kastanjebruine haar was net gewassen en plakte nog tegen haar hoofd. De warme, vochtige lucht in de badkamer rook naar shampoo. Ik legde de schone handdoeken op het rekje naast de wastafel, liep toen de kamer in en trok de gordijnen dicht. Het televisietoestel stond aan met het geluid uit. Ze had haar kamersleutel op de schrijftafel gelegd. Ik begon onmiddellijk een plan te beramen om die te pakken te krijgen. Aan de wanorde kon ik zien dat ze op bed gelegen had met de telefoon vlak naast zich. Misschien had ze het telefoontje gekregen waar ze op wachtte. De weekendtas was nergens te zien.

Ze ging met haar tijdschrift aan de schrijftafel zitten. Ze sloeg haar benen over elkaar, en even zag ik een stukje blote huid. Haar rechterenkel en scheenbeen tot aan de knie waren een aaneenschakeling van oude blauwe plekken die aan de randen groen begonnen te worden. Had haar vijftig-plus metgezel haar soms in elkaar geslagen? Dat zou in elk geval haar ijzige houding ten opzichte van hem verklaren en haar geobsedeerdheid met haar uiterlijk. Het dienblad van de room service stond voor haar op de schrijftafel, met een verkreukeld wit katoenen servet achteloos op de vuile borden gegooid. Wat ze ook besteld had, ze had er niet veel van gegeten. Hoewel ik voor zover zij wist gewoon mijn werk deed, leek ze zich niet op haar gemak te voelen door mijn aanwezigheid in de kamer, wat in feite in mijn voordeel werkte. Ze negeerde me grotendeels, hoewel ze af en toe een onzekere blik in mijn richting wierp. Ik begon te genieten van mijn onzichtbaarheid. Ik kon haar van dichtbij observeren zonder dat er sprake was van hinderlijk persoonlijk contact. Zag ik daar op haar rechterwang ook de schaduw van een kneuzing, of begon ik me nu dingen te verbeelden? Wat was dat voor een vent met wie ze samen was? Naar wat ik gehoord had, had hij Ray Rawson tot moes geslagen, dus misschien had hij haar ook wel te grazen genomen.

Mijn uniform maakte efficiënt ritselende geluidjes terwijl ik de beddesprei terugsloeg en hem aan het voeteneinde opvouwde. Ik sloeg het laken een eindje terug, schudde de kussens op, en legde een van de verpakte pepermuntjes op het nachtkastje.

Ik ging terug naar de badkamer om de wastafel schoon te maken. Ik draaide de kranen open en dicht, maar daar bleef het wel zo'n beetje bij. Ik bekeek haar voorraad make-up: een camouflagestift, foundation, poeder, rouge. Een klein rond potje bevatte een produkt genaamd DermaSeal, 'een waterbestendig schoonheidsmiddel om onvolmaaktheden in het gelaat te camoufleren'. Toen ik even om de hoek van de badkamer gluurde, zag ik dat ze in mijn richting keek. Achter me bevond zich de kast, die ik dolgraag zou willen doorzoeken. Ik pakte een vochtige handdoek op die ze over de rand van de badkuip had gelegd. Ik trok het douchegordijn recht en trok het toilet door alsof ik dat net had schoongemaakt. Ik liep naar de kast en deed die open. Bingo. De weekendtas.

Ik hoorde haar roepen: 'Wat ben je aan het doen?' Ze klonk geïrriteerd, en ik was bang dat ik te ver was gegaan. 'Hebt u meer hangertjes nodig, mevrouw?' 'Wat? Nee. Ik heb er genoeg.'

Nou zeg, ik probeerde alleen maar behulpzaam te zijn. Ze hoefde niet zo geïrriteerd te doen.

Ik deed de kastdeur dicht en pakte het stapeltje schone handdoeken op. Ze was de kamer door gelopen en stond naar me te kijken. Ik richtte mijn blik op een punt links van haar. 'Zal ik het dienblad meenemen?' Ze keek even naar de schrijftafel. 'Graag.'

Ik legde de handdoeken neer en liep naar de schrijftafel, waar ik de kamersleutel oppakte en hem op het dienblad legde, met het verkreukelde servet er overheen. Ik liep naar de deur en hield die met mijn heup open terwijl ik het dienblad in de gang op de vloer zette. Daarna haalde ik mijn voorraadje handdoeken op.

Ze stond bij de deur met iets dat ze in mijn richting hield. Eerst dacht ik dat ze me een briefje toestak. Toen realiseerde ik me dat ze me een fooi gaf. Ik mompelde dankuwel en stak het biljet zonder ernaar te kijken in de zak van mijn tuniek. Als ik wel gekeken had, had dat misschien een hebberige indruk gemaakt. 'Een prettige avond verder,' zei ik. 'Dank je.'

Zodra ik de deur uit was, haalde ik het bankbiljet te voorschijn en bekeek het. Wow! Ze had me een briefje van vijf dollar gegeven. Niet slecht voor een simpel karweitje van nog geen tien minuten. Misschien moest ik ook maar eens aankloppen bij de deur aan de overkant van de gang. Als ik de hele verdieping afwerkte, ving ik misschien wel genoeg fooi om mijn kamer voor vannacht te betalen. Ik pakte haar sleutel van het dienblad en liet dat in de gang staan. Dat was eigenlijk geen gezicht, zeker niet nu ik de gang net zo grondig had schoongemaakt, maar het behoorde nu eenmaal niet tot de taak van een kamermeisje om dienbladen op te halen.