6

Iemand volgen met slechts één auto is meestal pure tijdverspilling, zeker in het donker, wanneer degene die je volgt al gauw dat tweede stel koplampen in zijn achteruitkijkspiegel in de gaten krijgt. Maar in dit geval dacht ik niet dat deze knaap enig idee had dat hij gevolgd werd. Toen hij Johnny's appartement verliet had hij niet bepaald een waakzame indruk gemaakt, dus ik ging ervan uit dat dat wel het laatste was dat hij verwachtte. Ik had het zelf trouwens ook niet verwacht. Op de snelweg deed hij niets -onverwacht van rijbaan veranderen, plotseling een afslag in schieten - dat erop zou kunnen duiden dat hij zich van mijn aanwezigheid bewust was. Het silhouet van de Stetson zorgde voor een handig visueel herkenningspunt in het licht van tegemoetkomende koplampen. Terwijl ik mijn linkerhand aan het stuur hield, zocht ik met mijn rechter in mijn handtas naar een stukje papier en een pen. Ik kon in elk geval zijn kenteken noteren nu ik hem in het zicht had. De Penny-Car-Rental sticker op de kentekenplaat vertelde me dat het een huurauto was. Ik noteerde het nummer op de achterkant van een oud boodschappenlijstje. Later zou ik wel iemand bij het autoverhuurbedrijf de gegevens laten natrekken.

Het was ruim kwart over zeven toen de witte Taurus de binnenplaats van het Capri op draaide, een klein 'motor-hotel' aan een secundaire weg. De omtrek van de parkeerplaats werd aangegeven door een doorzakkend snoer kerstboomverlichting dat van paal tot paal was gespannen. Het motel zelf bestond uit twee rijen kleine houten huisjes, elk met een carport ernaast. Het donker onttrok de afbladderende verf, de kromgetrokken raamhorren en de gammele constructie aan het gezicht. De meeste huisjes waren zo te zien niet bezet: onverlichte ramen, geen auto in de carport. Voor een van de huisjes stond een bestelbusje geparkeerd. De eerste twee huisjes aan de linkerkant waren bezet, evenals het tweede aan de rechterkant, waar de Taurus voor geparkeerd stond.

De bestuurder sloot zijn portier af en liep naar het portaaltje, dat verlicht werd door een lamp van 40 watt. Ik wachtte tot hij de deur had opengemaakt en naar binnen was gegaan voordat ik langzaam over de parkeerplaats naar een in het donker gehuld huisje aan de andere kant reed. Ik reed de auto achteruit de carport in, deed de koplampen uit en draaide het portierraampje omlaag. De stilte werd nog geaccentueerd door het getik van de afkoelende motor en door een defecte groene kerstboomlamp die flikkerde en zoemde als een opgewonden groene bij. Ik zat in het donker en overwoog hoe lang ik bereid was te wachten voordat ik weer op weg naar huis zou gaan. Die arme Nell zou zich onderhand wel afvragen waar ik bleef. Ik had haar beloofd dat ik zo weer terug zou zijn - een kwartier op zijn hoogst. Ik was nu al langer dan een half uur weg. Ik had een onrustig gevoel in mijn maag, een vreemde emotionele combinatie van ongerustheid en opwinding. Wat zat er in de weekendtas waarmee die knaap uit Johnny's appartement gekomen was? Het zou inbrekersgereedschap kunnen zijn. Ik ging uit van de veronderstelling dat dit dezelfde man was die het appartement al eerder met een bezoek had vereerd, hoewel ik geen idee had wat er de moeite waard kon zijn om voor terug te komen. Ray Rawson had gezegd dat hij misschien wist wie de inbreker was geweest, maar hij had niet gezegd waarom iemand zich überhaupt die moeite zou getroosten. Ik wou nu dat ik hem daar wat steviger over aan de tand had gevoeld. Ondertussen leek het me wel de moeite waard om een tijdje te wachten. Als mijn geduld opraakte, zou ik het adres van het motel noteren en de volgende ochtend bellen om met een smoes te weten te komen wie er in dat huisje logeerde.

Ik keek weer op mijn horloge. Twee minuten over half acht. De man was nu al ongeveer een kwartier binnen. Zou hij daar de nacht doorbrengen? Ik kon hier toch echt niet eeuwig blijven wachten, en het leek me ook niet zinvol om bij het huisje rond te gaan sluipen en te proberen door de ramen naar binnen te gluren. Misschien had hij wel een valse hond bij zich die aan zou slaan. Dit was het soort etablissement waar kinderen en huisdieren wel welkom moesten zijn. Hoe zouden ze anders ooit klandizie krijgen, tenzij door puur toeval?

Net toen ik op het punt stond om naar huis te gaan, zag ik wat beweging in het portaal. De man kwam te voorschijn, in het gezelschap van een vrouw die nu de weekendtas droeg. Hij had zijn hoed nog steeds op en hij droeg een koffer die hij in de kofferbak legde. Ze gaf hem de tas aan en die zette hij naast de koffer. Hij hield het portier aan de passagierskant voor haar open. Het viel me op dat ze niet bij de receptie langs gingen. Of ze zouden straks weer terugkomen, of ze vertrokken zonder te betalen. Hij liep om de auto heen en stapte in. Ik startte mijn motor op hetzelfde moment dat hij de zijne startte, zodat hij het niet zou horen. Zijn achterlichten floepten aan, en daarna zijn witte achteruitrijlichten.

Ik deed mijn koplampen pas aan nadat de Taurus de parkeerplaats af was gereden en rechtsaf was geslagen. Hij reed in de richting van de snelweg, en ik volgde hem op ruime afstand. De situatie beviel me niet. Er was niet veel verkeer op de weg, en als ik hem lang zou moeten volgen, zou hij me zeker in de gaten krijgen. Gelukkig reed hij in de richting van de oprit naar de snelweg, waar genoeg verkeer was om mijn aanwezigheid te camoufleren.

De bestuurder van de Taurus bleef op de rechterbaan en nam ten slotte de afrit naar het vliegveld en de universiteit. Met twee stuks bagage in de kofferbak leek het me niet dat ze op weg waren naar een avondcursus op de universiteit. De afrit maakte een bocht naar links en ging over in een zesbaansweg. Ik nam gas terug om een taxi de gelegenheid te geven in te voegen. De Taurus bleef op de rechterbaan, nam de afslag bij Rockpit, en sloeg bij de stoplichten rechtsaf. Ik bleef volgen toen eerst de Taurus en vervolgens de taxi de toegangsweg naar het vliegveld in sloegen. De Taurus ging naar de linkerbaan en stopte bij de kaartjesautomaat van het parkeerterrein voor kortparkeerders. De slagboom ging omhoog als een automatisch saluut. De taxi hield rechts aan en stopte voor de terminal, waar twee passagiers met hun bagage uitstapten. Ik wachtte tot de Taurus het parkeerterrein opreed voordat ik weer optrok. De kaartjesautomaat zoemde en een kaartje kwam als een tong te voorschijn uit de gleuf. Ik pakte het kaartje en reed langzaam het parkeerterrein op. De Taurus was het eerste vak links in geslagen en had inmiddels een plek vlakbij de weg gevonden. Ik ving een glimp op van het stel dat in de richting van de terminal liep. Hij droeg zowel de koffer als de weekendtas. Zij droeg een regenjas die ze om zich heen had getrokken. Ik vond een plekje, parkeerde de VW, sloot het portier af, en ging op een sukkeldrafje achter hen aan. Ze waren druk in gesprek, en geen van beiden scheen zich bewust van mijn aanwezigheid.

Het was inmiddels helemaal donker en de terminal was verlicht als zo'n miniatuurhuisje dat je onder de kerstboom zet. Twee kruiers plakten labels op de koffers van de twee reizigers die uit de taxi waren gestapt. Het stel dat ik volgde ging de vertrekhal binnen. Het viel me op dat ze niet bij de balie van een van de autoverhuurbedrijven langs gingen. Zouden ze er zonder af te rekenen vandoor gaan? Ik versnelde mijn tempo en mijn schoudertas bonkte tegen mijn heup terwijl ik naar de ingang draafde. De terminal van Santa Teresa Airport beschikt maar over zes gates. In de linkervleugel waren de Gates 1, 2 en 3 bestemd voor korte binnenlandse vluchten: van en naar Los Angeles, San Francisco, San Jose, Fresno, Sacramento, en andere bestemmingen binnen een straal van zo'n zevenhonderd kilometer. In de centrale hal deelde United Airlines een balie met American Airlines. Ik liet mijn blik over de wachtende passagiers in de hal dwalen. Door de Stetson zou de man makkelijk te herkennen moeten zijn, maar het stel was in geen velden of wegen te bekennen.

De meeste vertrekkende passagiers moesten door Gate 5, waar ik vanuit de kleine hal een goed zicht op had. Op dit uur van de avond was er niet zoveel luchtverkeer en op de monitor met vertrektijden stonden slechts twee vluchten aangekondigd, Een ervan was een vlucht van United naar Los Angeles, de andere een vlucht van American naar Palm Beach met een tussenlanding in Dallas/Fort Worth. Recht voor me bevond zich Gate 4, in gebruik voor de inkomende vluchten van United. Boograampjes boden uitzicht op een stuk gazon, beschenen door buitenverlichting en omringd door een gestucte muur met een opstaande rand van veiligheidsglas van ongeveer een meter hoog. Ik hoorde het gierende geluid van een klein vliegtuig dat over de startbaan naderde. Ik liep naar de dubbele deur vanwaar ik de hele binnenplaats kon overzien, waar zich maar een paar mensen bevonden: een vrouw met een kleuter, drie studenten, een ouder echtpaar met een hond aan de riem. Geen spoor van het stel dat ik zocht. Toen ik door de hal naar de vleugel voor de binnenlandse vluchten liep, zag ik de zwarte vilten Stetson met de brede rand en de hoge zachte bol. Hij stond in de cadeaushop, waar hij een paar tijdschriften afrekende. Ik zag alleen zijn profiel, maar het licht was uitstekend. Alsof hij me een dienst wilde bewijzen, zette hij zijn hoed af en streek door zijn haar voordat hij hem weer opzette. Ik nam hem zorgvuldig in me op zodat ik hem kon herkennen als dat ooit nog eens nodig mocht zijn. Ik schatte hem op eind vijftig, met kleine donkere ogen in een mager, scherp gezicht. Hij had een borstelige peper-en-zoutkleurige snor. Wat er onder de straatverlichting had uitgezien als donker krulhaar bleek in werkelijkheid doorweven met grijs. Hij droeg cowboylaarzen, een spijkerbroek en een dik donker wollen jack. Hij was ongeveer één meter tachtig, hoewel de laarzen daar misschien de nodige centimeters aan bijdroegen, en hij woog vermoedelijk tussen de zeventig en tachtig kilo. Hij stak de tijdschriften onder zijn arm en stopte het wisselgeld los in zijn zak. Toen hij mijn richting uit kwam, liep ik weg van de deur.

Achter me bevond zich een rij openbare telefoons. Deels om me aan zijn blik te onttrekken en deels uit vertwijfeling, liep ik naar het eerste toestel en pakte het telefoonboek dat met een ketting aan het metalen rek onder het toestel was bevestigd. Ik hield mezelf onledig met het opzoeken van Bucky's nummer terwijl de man de cadeaushop achter me uit kwam. Uit mijn ooghoeken zag ik hem de hal door lopen en zich bij de vrouw voegen, die nu in de rij bij de ticketbalie stond met haar rug naar me toe, de weekendtas aan haar voeten. Waar was zij nou ineens vandaan gekomen? Waarschijnlijk het damestoilet. Ze had haar regenjas uitgetrokken en droeg die nu over haar arm. De passagier die voor haar in de rij stond, was klaar en ze stapte naar de balie en zette een grote koffer op het weegapparaat. Met haar voet schoof ze de weekendtas naar voren totdat die naast haar tegen de balie aan stond.

De baliemedewerkster begroette haar, en de twee wisselden enkele woorden. Terwijl de medewerkster op het toetsenbord van haar computer tikte, pakte de vrouw een kartonnen label uit een houder op de balie. Ze vulde de gegevens in en gaf de label aan de medewerkster, die net bezig was het ticket samen te stellen. De vrouw legde een stapeltje bankbiljetten neer, en de medewerkster telde het geld en borg het op. Vervolgens bevestigde ze de label aan de koffer en zette die op de lopende band. Even later verdween hij door een kleine opening als een doodkist op weg naar de vlammen. De twee beëindigden hun transactie, en de medewerkster overhandigde de vrouw haar ticket.

Toen ze zich weer tot haar metgezel wendde, zag ik dat ze zes of zeven maanden zwanger was. Was ze soms zijn dochter? Ze was veel jonger dan hij: begin of midden dertig, met opzichtig kastanjebruin haar dat ze opgestoken droeg. Haar bleke teint was waarschijnlijk het gevolg van te veel foundation, met daar overheen een vleugje poeder dat haar gezicht een beetje groezelig deed lijken. Ze droeg een wijde lichtblauwe denim positiejurk met korte mouwen en een lage taille, waar haar buik tegenaan puilde. Onder de jurk droeg ze een wit T-shirt met lange mouwen. Verder droeg ze een roodwit gestreepte maillot en hoge rode tennisschoenen. De jurk had ik wel eens gezien in een tuincatalogus. De stijl was geliefd bij voormalige hippies die drugs en vrije seks in de commune hadden ingeruild voor organisch verbouwde groente en kleding van natuurlijke vezels. De man pakte de weekendtas op en ze gingen een eindje verderop staan toen de volgende passagier in de rij zich aan de balie meldde. Hij zette de tas weer neer en ze wisselden enkele woorden met elkaar. Deze mensen stonden op het punt om aan boord van een vliegtuig te gaan, en wat moest ik nu? Hen aanhouden uit hoofde van mijn burgerplicht leek me een uiterst discutabele optie. Ik kon niet eens onder ede verklaren dat er een misdrijf was gepleegd. Anderzijds, wat had die kerel anders uit moeten voeren in het appartement van Johnny Lee? Ik had lang genoeg bij de politie gewerkt om een neus voor dit soort zaken ontwikkeld te hebben. Naar het zich liet aanzien zou de weekendtas op korte termijn over de staatsgrens verdwijnen. Ik had geen flauw idee of het stel van plan was naar Santa Teresa terug te keren of dat ze zich uit de voeten maakten.

Ik richtte mijn aandacht weer op het telefoonboek en sloeg geagiteerd de pagina's om. Kom op, kom op. Lawrence. Laymon. Ik liet mijn wijsvinger langs de kolommen glijden. Leason. Leatherman. Leber. Ah. Vijftien Lee's, maar slechts één op Bay. Bucyrus Lee. Heette Bucky Bucyrus? Ik vond een kwartdollar in de zak van mijn blazer, duwde die in de gleuf en draaide het nummer. De telefoon ging twee keer over voordat hij opgenomen werd. 'Hallo, Bucky?' 'Met Chester. Met wie spreek ik?' 'Kinsey...'

'Shit. Je kunt maar beter hier naartoe komen. De poppen zijn hier aan het dansen.'

'Wat is er aan de hand?'

'Toen we terugkwamen van Rosie's, troffen we Ray Rawson aan die over onze oprit kroop met zijn gezicht onder het bloed en een van zijn handen opgezwollen tot het formaat van een honkbalhandschoen. Hij heeft twee gebroken vingers en God mag weten wat nog meer. Er is opnieuw iemand in het appartement geweest en de afdekplaat onder het aanrecht is weggebroken...'

Over het intercomsysteem werd een mededeling omgeroepen over een vlucht van American Airlines. 'Een ogenblikje,' zei ik. Ik legde mijn hand over het mondstuk. Ik had de bijzonderheden gemist, maar het moest de oproep zijn voor de vlucht naar Palm Beach. Uit mijn ooghoeken zag ik de man de weekendtas oppakken, samen met de zwangere vrouw de vertrekhal uit lopen, en linksaf slaan naar de gate van American Airlines. Ik voelde mijn hart bonzen. Ik richtte mijn aandacht weer op Chester. 'Hoe is het met Rawson?'

'Er staan hier allemaal politiewagens en er is een ambulance onderweg. Hij ziet er niet al te best uit. Wat is dat toch voor een herrie? Ik kan je nauwelijks verstaan.'

'Daarom bel ik je. Ik ben op de luchthaven,' zei ik. ik zag een man het appartement uit komen met een weekendtas. Het ziet ernaar uit dat hij en een vrouw op het punt staan om aan boord van een vliegtuig te stappen. Ik ben hem tot hier gevolgd, maar als we die tas eenmaal uit het oog verliezen, is het alleen nog maar mijn woord tegen het zijne.' 'Blijf waar je bent. Ik kom met Bucky naar het vliegveld. Verlies hem niet uit het oog.'

'Chester, de passagiers gaan al aan boord. Weet je wat hij meegenomen heeft?'

'Ik heb geen idee. Ik kan niet eens het appartement in zolang de politie er nog bezig is. Hoe zit het met de luchthavenpolitie? Kun je die niet om hulp vragen?'

'Hoezo, luchthavenpolitie? Er is geen politieman te bekennen. Ik sta er in mijn eentje voor.'

'Nou, doe in godsnaam iets.'

Snel overwoog ik de mogelijkheden. 'Als je me volmacht geeft om een ticket te kopen, volg ik hem,' zei ik. 'Waar naartoe?'

'Het vliegtuig gaat naar Palm Beach met een tussenlanding in Dallas. Je moet nu beslissen, want als we nog twee minuten langer wachten, is hij vertrokken.'

'Doe maar. We rekenen later wel af. Bel me zo gauw mogelijk.' Ik smeet de hoorn op de haak en wierp in het voorbijgaan een blik op de monitor met vertrektijden. Naast de aangekondigde vertrektijd van vlucht 508 van American stond het woordje boarding vrolijk te knipperen. De wachtende passagiers waren uit de vertrekhal verdwenen, en hadden zich blijkbaar verzameld bij de gate. Ik draafde door de hal naar de ticketbalie van American Airlines. Een van de twee medewerksters was bezig met een passagier, maar de ander merkte me op. 'Wat kan ik voor u doen?'

'Is er nog plaats op de vlucht naar Palm Beach?' Ik had geen idee of het stel op weg was naar Dallas of Palm Beach, maar ik moest uitgaan van de laatste mogelijkheid als ik van plan was om ze niet uit het oog te verliezen, ik zal even kijken wat we nog hebben. Ik weet dat de vlucht niet volgeboekt is.' Ze begon snel op haar toetsenbord te tikken en keek naar de gegevens die op de monitor verschenen. 'We hebben nog zeventien stoelen... twaalf toeristenklasse en vijf eerste klas.' 'Hoeveel is de toeristenklasse ?' 'Vierhonderdzevenentachtig dollar.' 'Dat viel nogal mee. 'Dat is retour?' 'Enkele reis.'

'Vierhonderdzevenentachtig dollar voor een enkele reis?' Mijn stem sloeg over alsof ik zojuist in de puberteit terecht was gekomen. 'Ja, mevrouw.'

'Doe maar,' zei ik. 'Laat de datum van de retourvlucht maar open. Ik weet nog niet precies hoe lang ik blijf.' De waarheid was dat ik geen idee had waarheen het stel op weg was. Hun uiteindelijke bestemming kon wel Mexico zijn, of Zuid-Amerika, of noem maar op. Ik had ze geen paspoorten zien overhandigen, maar ik kon de mogelijkheid niet uitsluiten. Dit was niet dezelfde medewerkster die de zwangere vrouw had geholpen, dus het had geen zin om bij haar te informeren naar haar bestemming. Ik haalde mijn portefeuille te voorschijn, viste er een creditcard uit en legde die op de balie. Ze scheen de wijsheid van mijn impuls niet in twijfel te trekken. Als Chester niet over de brug kwam, was ik bankroet.

'Wilt u een stoel aan het gangpad of aan het raam?' 'Aan het gangpad. Zo ver mogelijk vooraan.' Wie weet zou het stel als eerste uitstappen, en ik wilde niet het risico lopen ze uit het oog te verliezen.

Ze tikte op haar gemak weer een paar toetsen in. 'Hebt u bagage bij zich?' 'Alleen handbagage,' zei ik. Ik wilde haar toeschreeuwen dat ze op moest schieten, maar dat had geen enkele zin. Het ticketapparaat begon te zoemen, en even later kwamen mijn ticket, de instapkaart, en het bonnetje van de credit card te voorschijn. Ik tekende het bonnetje op de daarvoor bestemde plaats. Het duizelde me even toen ik zag wat ik betaald had. Het retourtje toeristenklasse had me $974 gekost. Ik voerde uit het hoofd snel wat berekeningen uit. De limiet op deze credit card was $2500, en ik was nog steeds een paar aankopen aan het afbetalen die ik de afgelopen zomer had gedaan. Volgens mijn berekeningen had ik nog zo'n vierhonderd dollar ruimte. Nou ja. Ik had nog wel geld op mijn spaarrekening, maar daar had ik op dit moment niet veel aan.

Ik nam mijn ticket aan, bedankte de medewerkster en haastte me de hal uit naar Gate 6, waar ik mijn handtas op de lopende band legde die door het röntgenapparaat voerde. Ik haalde Johnny's sleutel uit de zak van mijn spijkerbroek en stopte hem in mijn handtas. Ik passeerde de metaaldetector zonder problemen en pakte aan de andere kant mijn handtas weer van de band. Eerste-klaspassagiers en ouders met kleine kinderen waren de gate al door. Ik kon ze over het platform naar het wachtende vliegtuig zien lopen. De overige passagiers gingen nu ook door de controle en ik sloot me achteraan de langzaam bewegende rij aan. Ik had de man met de Stetson duidelijk in het zicht.

Het stel stond ongeveer zes plaatsen voor me. Ze zeiden weinig of niets tegen elkaar. Zij had nu de tijdschriften onder haar arm en hij droeg de weekendtas. Hun onderlinge gedrag maakte een geforceerde indruk en hun gezichten stonden strak. Ik zag geen enkel teken van genegenheid, afgezien van haar buik, die in elk geval op één moment van intimiteit, zo'n zes of zeven maanden geleden, leek te wijzen. Misschien waren ze gedwongen geweest om te trouwen vanwege de baby. Wat de verklaring ook mocht zijn, van enige emotionele dynamiek tussen hen leek geen sprake meer te zijn.

Toen ze bij de gate kwamen, overhandigde de man haar de weekendtas en zei iets tegen haar. Ze mompelde iets terug zonder hem aan te kijken. Haar reactie maakte een gesloten, uitgesproken koele indruk. Hij legde een arm om haar schouder en gaf haar een kus op haar wang. Toen stapte hij uit de rij, stak zijn handen in zijn zakken, en keek toe hoe ze haar instapkaart aan de controleur overhandigde en verder liep met de weekendtas in haar hand. O jee, wat nu? Hij wachtte bij de gate tot ze uit het zicht verdwenen was. Ik aarzelde, terwijl ik mijn opties overwoog. Ik kon hem natuurlijk wel volgen, maar het ging uiteindelijk om die tas, in elk geval tot ik erachter was wat erin zat. Als de buit eenmaal verdwenen was, konden we het verder wel vergeten.

De man draaide zich om en liep langs me heen naar de uitgang. Hij keek me even aan voordat ik mijn blik kon afwenden. Ik maakte een geestelijke foto van zijn grauwe gezicht, het litteken op zijn kin, een opvallende witte groef die begon bij zijn onderlip en doorliep tot in zijn hals. Of hij was door een ruit gevallen, of iemand had hem een jaap met een mes gegeven. Ik overhandigde de controleur mijn ticket en kreeg het afgescheurde strookje van mijn instapkaart terug. Als ik nog terug wilde, moest ik het nu doen. Voor me uit, op het spaarzaam verlichte platform, zag ik de zwangere vrouw de verrijdbare trap beklimmen en het vliegtuig binnengaan. Ik haalde diep adem, stapte het platform op en liep naar de trap. Het was fris, en de wind die altijd over vliegvelden lijkt te jagen sneed dwars door mijn wollen blazer heen. Ik liep de trap op, waarbij mijn schoenen een klikkend geluid maakten op de metalen treden. Ik voelde me prettiger toen ik me eenmaal in de verlichte, warme cabine van de 737 bevond. Ik keek naar de drie eerste-klaspassagiers, maar daar was de zwangere vrouw niet bij. Ik keek naar het stoelnummer op het strookje van mijn instapkaart: 10D, waarschijnlijk boven de vleugel aan de linkerkant van het toestel. Terwijl ik wachtte tot de passagiers voor me hun handbagage opgeborgen hadden en plaats hadden genomen, liet ik mijn blik over de eerste paar rijen van de toeristenklasse gaan. Ze zat op de achtste rij aan de rechterkant. Ze bekeek zich in het spiegeltje van een poederdoos. Ze haalde een flesje make-up te voorschijn, draaide het open, en bracht wat beige aan op haar wangen.

De meeste bagagecompartimenten aan weerszijden van het gangpad stonden open. Ik liep een eindje naar voren, en moest toen weer even wachten terwijl de student voor me een grote canvastas in het bagagecompartiment boven zijn stoel propte. Toen ik langs rij acht liep, zag ik de weekendtas, half aan het oog onttrokken door de opgevouwen regenjas van de zwangere vrouw. Tas en regenjas werden geflankeerd door een uitpuilende canvas kledingzak, een aktentas en een bagagekarretje - precies het soort voorwerpen waarvan je kon verwachten dat ze bij de landing naar beneden zouden komen en op je hoofd terecht zouden komen. Als ik het lef had gehad, zou ik de weekendtas gewoon uit het bagagecompartiment hebben gehaald en hem onder mijn stoel hebben geschoven totdat ik tijd had om de inhoud te bekijken. De zwangere vrouw keek mijn richting uit. Ik keek nonchalant een andere kant op.

Ik vond mijn stoel, ging zitten en legde mijn schoudertas onder de stoel voor me. De twee stoelen naast me waren leeg, en ik prevelde een schietgebedje dat dat zo mocht blijven. Desnoods kon ik de armsteunen omhoog klappen en languit een tukje doen. Op dat moment kwam de zwangere vrouw overeind uit haar stoel en stapte het gangpad in om iets uit het bagagecompartiment te halen. Ze duwde de kledingzak opzij en haalde een boek met een harde kaft uit een buitenvak van de weekendtas te voorschijn. Achter haar kwam een stewardess door het gangpad aanlopen die de deurtjes van de bagagecompartimenten dichtklapte. Even later gingen de deuren van het vliegtuig dicht, de stewardess stelde zich op voor het verzamelde gezelschap en gaf gedetailleerde instructies, vergezeld van een praktische demonstratie, hoe we onze veiligheidsriemen vast en weer los moesten maken. Ik vroeg me af of er ook maar iemand was die daar nog moeite mee had. Ze legde ook uit wat we moesten doen als we op het punt stonden verpletterd te worden of levend te verbranden in het geval het toestel zich van onze vlieghoogte van achtduizend meter met duizelingwekkende snelheid dwars door de aardkorst dreigde te boren. Mij leek het zuurstofkapje dat in geval van nood naar beneden kwam volkomen irrelevant, maar kennelijk stelde het haar gerust om ons tips te verstrekken over het gebruik ervan. Om ons af te leiden van de mogelijkheid dat we de vlucht niet zouden overleven, beloofde ze ons een drankje en een hapje zodra we eenmaal in de lucht waren.

Het vliegtuig rolde weg van de terminal en taxiede naar de startbaan. Daar stopte het, om even later weer in beweging te komen en met steeds hogere snelheid de startbaan af te razen. Het toestel verhief zich van de grond, de nachtelijke hemel tegemoet, en de verlichte gebouwen onder ons werden snel kleiner tot er nog slechts een vaag lichtpatroon te zien was.