1

Ik wil geen zeurpiet zijn, maar voortaan zal ik me wel twee keer bedenken voordat ik de vriend van een vriend een dienst bewijs. Nog nooit heb ik me zo'n hoop ellende op de hals gehaald. Aanvankelijk leek het allemaal zo onschuldig. Ik had echt op geen enkele manier kunnen vermoeden wat me te wachten stond. Ik ben ternauwernood aan de dood ontsnapt en, wat misschien nog wel erger is (mensen die net als ik aan een tandartsfobie lijden zullen ongetwijfeld begrijpen wat ik bedoel), het had maar een haartje gescheeld of ik was mijn twee voortanden kwijt geweest. Momenteel loop ik met een buil op mijn hoofd die ongeveer even groot is als mijn vuist. En dat allemaal voor een opdracht waarvoor ik niet eens betaald heb gekregen!

De zaak werd me onder de aandacht gebracht door mijn huisbaas, Henry Pitts, op wie ik, zoals iedereen weet, al jarenlang zo'n beetje in stilte verliefd ben. Het feit dat hij vijfentachtig is (nauwelijks vijftig jaar ouder dan ik) heeft op een of andere manier nooit afbreuk gedaan aan zijn aantrekkingskracht. Hij is een schat en hij vraagt me vrijwel nooit iets, dus hoe had ik kunnen weigeren? Vooral toen zijn verzoek op het eerste gezicht zo onschuldig leek, zonder de minste suggestie van de narigheid die me te wachten stond. 

Het was donderdag 21 november, de week voor Thanksgiving Day, en de voorbereidingen voor de bruiloft begonnen net op gang te komen. Henry's oudere broer William zou in het huwelijk treden met mijn vriendin Rosie, de eigenaresse van de slonzige eetgelegenheid bij mij in de buurt. De zaak bleef traditiegetrouw gesloten op Thanksgiving Day, en Rosie vond het maar wat geslaagd dat zij en William in de echt konden worden verbonden zonder dat het haar klandizie kostte. Door zowel de plechtigheid als de receptie in het restaurant te laten plaatsvinden, had ze het geld voor een kerkdienst weten uit te sparen. Ze had een rechter weten te strikken om het huwelijk te voltrekken, en ze ging er kennelijk van uit dat die zijn diensten gratis zou verlenen. Henry had haar ertoe trachten te bewegen de rechter een bescheiden honorarium aan te bieden, maar ze had hem met een wezenloze blik aangekeken, en gedaan alsof haar Engels niet toereikend was om hem te begrijpen. Ze is Hongaarse van geboorte en als het haar zo uitkomt verstaat ze ineens bijna geen Engels meer. Zij en William waren al bijna een jaar verloofd, en het werd tijd om de grote stap te zetten. Ik weet nog steeds niet precies hoe oud Rosie is, maar ze moet al aardig tegen de zeventig lopen. En aangezien William achtentachtig werd, was de zinsnede 'tot de dood ons scheidt' statistisch gesproken voor hen van meer gewicht dan voor de meeste bruidsparen. Voordat ik in detail treed over de aard van de opdracht die ik aannam, lijkt het me het beste om even iets over mezelf te vertellen. Mijn naam is Kinsey Millhone. Ik ben privé-detective, van het vrouwelijk geslacht, tweemaal gescheiden, zonder kinderen of andere hinderlijke wezens die aan mijn zorgen zijn toevertrouwd. Zes jaar lang had ik een informele overeenkomst gehad met California Fidelity Insurance, waarbij ik onderzoek deed naar schadeclaims waarbij mogelijk sprake was van brandstichting of overlijden onder verdachte omstandigheden, in ruil voor kantoorruimte. Sinds er bijna een jaar geleden aan die regeling een einde was gekomen, huurde ik een kantoortje van Kingman and Ives, een advocatenkantoor hier in Santa Teresa. Vanwege de bruiloft had ik een week vrijaf genomen om eens lekker uit te rusten en Henry af en toe een handje te helpen met de voorbereidingen voor het feest. Henry, een gepensioneerde bakker, maakte de bruiloftstaart en zou ook de hapjes en drankjes voor de receptie verzorgen.

Er waren zes genodigden. Rosies zus, Klotilde, die aan een rolstoel gekluisterd was, zou de bruid terzijde staan. Henry zou getuige van de bruidegom zijn, met zijn oudere broers, Lewis en Charlie, als bruidsjonkers. Die vier-Henry, William, Lewis, en Charlie (ook wel 'de jongelui' of 'de jongens' genoemd) - varieerden in leeftijd van Henry's vijfentachtig tot Charlies drieënnegentig. Hun enige zus, Nell, nog altijd vol energie op haar vijfennegentigste, was een van de twee bruidsmeisjes. Het tweede bruidsmeisje was ik. Rosie had haar keus laten vallen op een gebroken witte organza kaftan met een krans van gipskruid op haar in een opvallende tint rood geverfde haar. Ze had in de uitverkoop een rol glanzende, uitbundig gedessineerde katoenen stof op de kop getikt... roze en lichtpaarse rozen op een felgroene ondergrond. De rol stof was opgestuurd naar Flint, Michigan, waar Nell bijpassende kaftans 'in elkaar had geflanst' voor de bruidsmeisjes. Ik kon nauwelijks wachten tot ik de mijne aan kon passen. Ik was er zeker van dat we eruit zouden zien als een stel wandelende slaapkamergordijnen. Ik had de stille hoop gekoesterd op mijn vijfendertigste als het oudste bloemenmeisje in de geschiedenis te kunnen fungeren, maar Rosie had besloten het zonder bloemenmeisje te doen. Dit zou de bruiloft van het decennium worden, en ik zou het voor geen goud willen missen. Wat ons weer terugbrengt bij de 'inleidende gebeurtenissen,' zoals we dat in de misdaadbusiness noemen.

Die donderdagochtend om negen uur liep ik bij het verlaten van mijn appartement Henry tegen het lijf. Ik woon in een verbouwde garage die via een doorgang in verbinding staat met Henry's huis. Ik was op weg naar de supermarkt, waar ik een voorraadje junkfood voor de komende dagen wilde inslaan. Toen ik mijn deur opendeed, stond Henry op de stoep met een velletje kladpapier en een rol plakband in zijn hand. In plaats van zijn gebruikelijke korte broek, T-shirt en slippers droeg hij een pantalon en een blauw overhemd met opgerolde mouwen.

Ik zei: 'Tjonge, wat zie jij er fantastisch uit.' Zijn haar is spierwit en meestal zit het nonchalant opzij geborsteld. Vandaag had hij het met water nat gemaakt en gefatsoeneerd en ik rook de citrusgeur van zijn aftershave. Hij heeft een mager, gebruind gezicht en felblauwe ogen. Hij is lang en slank, goedhartig, intelligent, zijn manier van doen een perfecte combinatie van hoffelijkheid en nonchalance. Als hij niet oud genoeg was om mijn grootvader te kunnen zijn, zou ik hem ogenblikkelijk inpikken. Henry glimlachte toen hij me zag. 'Ah, daar ben je. Perfect. Ik wilde juist een briefje voor je achterlaten. Ik dacht dat je niet thuis was, anders had ik wel geklopt. Ik moet zo naar het vliegveld om Nell en de jongens af te halen, maar ik wou je om een gunst vragen. Heb je even tijd?' 'Natuurlijk. Ik was op weg naar de supermarkt, maar dat heeft geen haast,' zei ik. 'Zeg het maar.'

'Herinner je je de oude meneer Lee nog? Ze noemden hem Johnny hier in de buurt. Hij woonde om de hoek in Bay Street. Dat kleine witgestucte huis met de verwilderde voortuin. Om precies te zijn, Johnny woonde in het garage-appartement. Zijn kleinzoon, Bucky, en zijn vrouw wonen in het huis zelf.'

De woning in kwestie, waar ik elke dag tijdens het joggen langs kwam, was een vervallen bungalowtje temidden van een zee van onkruid. De bewoners waren bepaald geen chique lui, tenzij je een auto op blokken als het summum van tuindecoratie beschouwt. Buurtbewoners klaagden al jarenlang tevergeefs. 'Ik ken het huis, maar de naam zegt me niet zoveel.' 'Je hebt ze waarschijnlijk wel eens bij Rosie's gezien. Bucky lijkt me wel een aardige knul, maar zijn vrouw is een beetje een vreemd type. Ze heet Babe. Ze is klein van stuk en vrij dik, kijkt je nooit recht in de ogen. Johnny wekte altijd de indruk dat hij dakloos was, maar hij had niets te klagen.'

Ik kon me het drietal dat hij beschreef vaag voor de geest halen: een oude man in een sjofel colbertje, het jonge stel dat voortdurend aan elkaar zat te friemelen, en er te jong uitzag om getrouwd te zijn. 'Je gebruikt de verleden tijd. Is de oude man dood?'

'Ik ben bang van wel. Een hartaanval, vier of vijf maanden geleden. Ik geloof dat het ergens in juli was. Niet dat daar verder iets vreemds aan was,' voegde Henry er haastig aan toe. 'Hij was pas in de zeventig, maar zijn gezondheid had altijd al te wensen overgelaten. Hoe dan ook, een tijdje geleden liep ik Bucky tegen het lijf en die zit met een probleem dat hij me voorlegde. Het is niet dringend, maar hij zit er nogal mee en ik dacht dat jij hem misschien wel zou kunnen helpen.'

Ik stelde me in gedachten een ongemerkte sleutel van een safeloket voor, spoorloze erfgenamen, verdwenen activa, een dubbelzinnigheid in het testament, een van die toestanden die de levenden erven van de onlangs ver-scheidenen. 'Okay. Wat is het probleem?' 'Wil je de lange versie of de korte?'

'Doe de lange maar, als je maar een beetje snel praat. Dat bespaart me misschien de nodige vragen.'

Henry wierp een snelle blik op zijn horloge en stak van wal. 'Ik moet een beetje om mijn tijd denken, maar dit is de situatie in een notedop. De oude baas wilde geen begrafenis; hij wilde gecremeerd worden, en dat gebeurde ook. Bucky dacht erover om de as terug te brengen naar Columbus, Ohio, waar zijn vader woont, maar hij bedacht dat zijn grootvader recht had op een militaire begrafenis. Ik heb begrepen dat Johnny gevechtsvlieger was tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij zat bij de American Volunteer Group onder commando van Claire Chennault. Hij praatte er niet veel over, maar af en toe haalde hij herinneringen op aan Birma, de luchtoorlog boven Rangoon, dat soort dingen. Om kort te gaan, Bucky zag dat wel zitten: een witte marmeren gedenkplaat met zijn naam erop, je kent dat wel. Hij sprak er met zijn vader over, en Chester vond het ook wel een aardig idee, dus Bucky ging naar de plaatselijke afdeling van de Veterans Administration, de VA, en vulde een aanvraagformulier in. Hij beschikte niet over alle informatie, maar hij deed wat hij kon. Er gingen drie maanden voorbij en hij hoorde maar niets. Hij begon net een beetje geïrriteerd te raken toen het aanvraagformulier terugkwam met het stempel 'Niet te identificeren'. Met een naam als John Lee was dat ook weer niet zo verwonderlijk. Bucky belde de VA en ze stuurden hem een nieuw formulier om in te vullen, ditmaal een verzoek om inlichtingen over zijn militaire staat van dienst. Deze keer duurde het maar drie weken voordat het formulier terugkwam met hetzelfde stempel erop. Bucky is niet dom, maar hij is niet veel ouder dan drieëntwintig en hij heeft nog niet zoveel ervaring met de bureaucratie. Hij belde zijn vader en vertelde hem wat er aan de hand was. Chester pakte onmiddellijk zelf de telefoon en belde Randolph Air Force Base in Texas, waar alle personeelsgegevens van de Luchtmacht opgeslagen zijn. Ik weet niet met hoeveel mensen hij gesproken heeft, maar uiteindelijk komt het erop neer dat de Luchtmacht geen dossier heeft van John Lee, of dat ze er niet over willen praten. Chester is ervan overtuigd dat hij aan het lijntje gehouden wordt, maar wat moet hij? Dus zo staan de zaken nu. Bucky is gefrustreerd en zijn vader is pisnijdig. Ze zijn vastbesloten om ervoor te zorgen dat Johnny krijgt waar hij recht op heeft. Ik heb ze verteld dat jij misschien wel een suggestie zou hebben over hoe ze het verder aan zouden kunnen pakken.'

'Weten ze zeker dat hij bij de Luchtmacht gediend heeft?' 'Voor zover ik weet wel.'

Ik trok een bedenkelijk gezicht. 'Ik kan wel eens met Bucky gaan praten als je wilt, maar het is niet echt een terrein waarop ik thuis ben. Als ik het goed begrijp, zegt de Luchtmacht niet dat hij niet bestaart heeft. Ze zeggen alleen dat ze hem niet kunnen identificeren aan de hand van de informatie die Bucky ze opgestuurd heeft.'

'Dat klopt,' zei Henry. 'Maar zolang zijn dossier niet boven water komt, kunnen ze de aanvraag onmogelijk honoreren.'

Ik begon al te peuteren aan het probleem alsof het een knoop in een stukje touw was. 'Heette het indertijd niet de Army Air Force?' 'Wat zou dat voor verschil maken?'

'Dat zou kunnen betekenen dat zijn militaire dossier misschien ergens anders bewaard wordt. Misschien heeft de Landmacht het wel.' 'Dat zou je aan Bucky moeten vragen. Ik neem aan dat hij daar zelf ook wel aan gedacht heeft.'

'Het zou iets heel onbenulligs kunnen zijn... een verkeerde initiaal, of een onjuiste geboortedatum.'

'Dat heb ik ook al gezegd, maar je weet hoe het gaat. Je bent zo lang met iets bezig dat je dat soort dingen niet eens meer ziet. Het kost jou waarschijnlijk niet meer dan vijftien of twintig minuten, maar ik weet dat ze je dankbaar zouden zijn voor de hulp. Chester is overgekomen uit Ohio om wat zaken te regelen in verband met de nalatenschap van zijn vader. Het was niet mijn bedoeling om ze jouw diensten aan te bieden, maar het lijkt me een waardige zaak.'

'Nou, ik zal zien wat ik doen kan. Wil je dat ik er nu meteen naartoe ga ? Ik heb wel even tijd, als je denkt dat Bucky thuis is.'

'Ik denk het wel. Een uur geleden was hij er tenminste nog. Ik stel het zeer op prijs, Kinsey. Niet dat Johnny nou direct een goede vriend van me was, maar hij woonde al net zo lang als ik in deze buurt en ik zou het prettig vinden als hem recht werd gedaan.'

'Ik zal mijn best doen, maar het is niet direct mijn terrein.' 'Dat begrijp ik, en als het te ingewikkeld is, vergeet je de hele zaak gewoon.'

Ik haalde mijn schouders op. 'Dat is een van de voordelen als je niet betaald wordt. Je kunt ermee uitscheiden wanneer je maar wilt.' 'Zo is dat,' zei hij.

Ik sloot mijn voordeur af terwijl Henry naar de garage liep, en daarna wachtte ik bij de oprit terwijl hij de auto achteruit naar buiten reed. Bij speciale gelegenheden rijdt hij een Chevrolet Coupé uit 1932 met de originele felgele lak. Vandaag nam hij de stationcar naar het vliegveld aangezien hij drie passagiers en talloze stukken bagage moest oppikken. 'De jongelui,' zoals hij ze noemde, zouden twee weken blijven en hadden de neiging om bij het pakken met alle mogelijke onvoorziene omstandigheden rekening te houden. Hij remde af en draaide het portierraampje omlaag. 'Vergeet niet dat je vanavond bij ons eet.'

'Ik was het niet vergeten. Lewis is vandaag toch jarig? Ik heb zelfs een cadeautje voor hem gekocht.'

'Dat is heel lief van je, maar dat was echt niet nodig geweest.' 'Hè, ja. Lewis zegt altijd dat je geen cadeautje moet kopen, maar als je het niet doet, gaat hij zitten pruilen. Hoe laat verwacht je me?' 'Rosie komt om kwart voor zes. Zie maar hoe laat je komt. Je weet hoe William is. Als we niet stipt op tijd aan tafel gaan, krijgt hij last van suikertekort.'

'Gaat hij niet mee naar het vliegveld?'

'Hij is bij de kleermaker om de maat te laten nemen voor zijn smoking. Lewis, Charlie en ik moeten er vanmiddag heen.' 'Deftig hoor,' zei ik. 'Tot vanmiddag dan.'

Ik zwaaide Henry na en ging toen zelf op weg. Het was misschien een halve minuut lopen naar het huis van de familie Lee - naar het eind van de straat, de hoek om, en daar was het. De stijl van het huis viel moeilijk te definiëren, een gedateerde Californische bungalow met afbladderend stucwerk en een verschoten vaalrood pannendak. Aan het eind van de smalle betonnen oprit bevond zich een dubbele garage met scheefhangende houten deuren. In de verwilderde achtertuin stond een gedeeltelijk gesloopte Ford Fairlane met een roestig chassis. De voorkant van het huis ging grotendeels schuil achter hoog opgeschoten onkruid. Het tuinpad naar de voordeur werd aan het gezicht onttrokken door iets wat eruitzag als pollen hoog opgeschoten wilde haver. Ik moest mijn armen voor mijn gezicht houden terwijl ik me door het onkruid heen een weg naar de voordeur baande.

Ik belde aan en nam toen even de tijd om de klitten uit mijn sokken te trekken. Ik stelde me voor hoe microscopische stuifmeeldeeltjes als een zwerm muggen mijn keel binnendrongen, en ik voelde een onbedwingbare niesbui opkomen. Ik probeerde aan iets anders te denken. Ook zonder een stap over de drempel te hebben gezet, kon ik voorspellen hoe het huis er van binnen uit zou zien: kleine kamers met grofgestucte bogen ertussen, met mogelijk wat vruchteloze pogingen om het geheel te 'moderniseren'. Ik had een hard hoofd in de onderneming, maar toch belde ik nog maar eens aan. Even later werd er opengedaan door een jongeman die ik herkende. Bucky was voor in de twintig. Hij was misschien tien centimeter langer dan ik, dus zo'n één meter vijfenzeventig. Hij was niet echt dik, meer pafferig. Hij had lang rossig haar, met een slordige scheiding in het midden, dat hij in een onverzorgd staartje in zijn nek droeg. Hij had blauwe ogen en een blozend gezicht dat er wat vlekkerig uitzag onder een roodbruine baard van vier dagen. Hij droeg een spijkerbroek en een loshangend donkerblauw corduroy overhemd met lange mouwen. Moeilijk te zeggen wat hij voor de kost deed, als hij al een baan had. Hij zou een popster kunnen zijn met een vette bankrekening, maar dat betwijfelde ik. 'Ben jij Bucky?' 'Ja.'

Ik stak mijn hand uit. 'Ik ben Kinsey Millhone. Ik ben een vriendin van Henry Pitts. Hij zei dat jullie problemen hadden met een claim bij de Veterans Administration.'

Hij gaf me een hand, maar door de manier waarop hij me aankeek kreeg ik de neiging om op zijn schedel te kloppen en te vragen of er daar misschien iemand thuis was. Ik zei: 'Hij dacht dat ik misschien zou kunnen helpen. Mag ik binnenkomen?'

'O, sorry. Ja, nou begrijp ik het. Jij bent die privé-detective. Ik dacht eerst even dat je iemand van de VA was. Hoe zei je ook weer dat je heette?'

'Kinsey Millhone. Henry's huurster. Je hebt me waarschijnlijk wel eens bij Rosie's gezien. Daar kom ik drie of vier keer per week.'

Eindelijk verscheen er iets van herkenning in zijn ogen. 'Jij zit altijd aan dat tafeltje achterin.'

'Precies.'

'Natuurlijk. Nou weet ik het weer. Kom verder.' Hij deed een stap achteruit en ik stapte een klein halletje binnen met een hardhouten vloer die al in geen jaren meer geboend was. Ik ving een glimp op van de keuken achter in het huis. 'Mijn vader is er op het moment niet, en ik geloof dat Babe onder de douche staat. Ik zal haar even zeggen dat je er bent. Hé, Babe!' Geen reactie.

Hij hield zijn hoofd schuin en luisterde. 'Hé, Babe!'

Ik ben nooit zo'n voorstander geweest van het schreeuwen van het ene vertrek naar het andere. 'Ga er gerust heen. Ik wacht wel even.' 'Laat ik dat maar even doen. Ik ben zo terug. Ga zitten,' zei hij. Hij liep de gang in, de harde zolen van zijn schoenen klossend op het hout. Hij deed een deur aan de rechterkant open en stak zijn hoofd naar binnen. Er klonk gerochel van waterleidingbuizen toen de douche uitgezet werd. Ik stapte een treetje af de woonkamer in, die maar nauwelijks groter was dan het vloerkleed van drie bij vier meter. Aan een kant van het vertrek bevond zich een ondiepe schouw van witgeschilderde baksteen, met een houten schoorsteenmantel die vol stond met snuisterijen. Aan weerskanten van de schouw bevonden zich ingebouwde boekenkasten die vol lagen met kranten en tijdschriften. Ik nam voorzichtig plaats op een bultige bank waar een bruingeel kleed overheen lag. Ik rook schimmel of natte hond. De salontafel lag vol fast-foodverpakkingen en alle zitplaatsen stonden opgesteld voor een oud televisietoestel in een veel te groot tv-meubel.

Bucky kwam weer terug. 'Ze zegt dat we maar alvast moeten beginnen. We moeten straks ergens heen en ze is zich aan het aankleden. Mijn vader zal ook wel zo terugkomen. Hij is naar Perdido om naar lampen te kijken. We proberen opa's appartement op te knappen om het te verhuren.' Hij bleef in de deuropening staan en zweeg even, terwijl hij kennelijk het vertrek bekeek door dezelfde ogen als ik. 'Het ziet er niet uit, maar opa was vreselijk zuinig.' 'Hoe lang wonen jullie hier al?'

'Bijna twee jaar, sinds Babe en ik getrouwd zijn,' zei hij. 'Ik dacht dat die ouwe ons wel zou matsen met de huur, maar dat konden we mooi vergeten. Hij maakte van zijn gierigheid een soort wetenschap.' Aangezien ik zelf ook gierig ben, was mijn nieuwsgierigheid uiteraard gewekt. Misschien viel er voor mij nog wat te leren, dacht ik bij mezelf. 'Hoe bedoel je?'

Bucky's mondhoeken trokken naar beneden. 'Ik weet niet. Hij wilde niet betalen voor het ophalen van het huisvuil, dus op dagen dat de vuilniswagen kwam, stond hij vroeg op en stopte zijn afval in de vuilnisemmers van de buren. En iemand had hem ooit eens verteld wat je moet doen als je rekeningen van gemeentelijke nutsbedrijven betaalt. Je plakt er de goedkoopste postzegel op en doet hem zonder retouradres op de post in een afgelegen brievenbus. De posterijen bezorgen hem, want de gemeente wil zijn geld, dus zo bespaar je op de portokosten.'

Ik zei: 'Hé, dat is slim bekeken. Wat denk je, tien dollar per jaar? Hij moet een bijzonder type zijn geweest.' 'Heb je hem nooit ontmoet?'

'Ik heb hem regelmatig bij Rosie's gezien, maar ik geloof niet dat we ooit met elkaar kennis hebben gemaakt.'

Bucky knikte in de richting van de schouw. 'Dat is hem. Daar rechts.' Ik volgde zijn blik, in de verwachting een foto op de schoorsteenmantel te zien. Het enige wat ik zag waren drie urnen en een metalen kistje. Bucky zei: 'Die groenige marmeren urn is mijn grootmoeder, en die ernaast is mijn oom Duane. Hij is de enige broer van mijn vader, heel jong gestorven. Hij was acht, geloof ik. Speelde op de spoorbaan en kwam onder de trein. Mijn tante Maple zit in de zwarte urn.'

Ik kon met geen mogelijkheid een passende reactie bedenken. Het fortuin moest de familie in de loop der jaren steeds meer in de steek hebben gelaten, want het zag ernaar uit dat er aan de opeenvolgende doden steeds minder geld was besteed en dat de laatste, John Lee, gewoon genoegen had moeten nemen met het crematoriumkistje. De schoorsteenmantel begon al aardig vol te raken. De volgende die 'ging' zou waarschijnlijk in een schoenendoos vervoerd worden en op de terugweg van het crematorium uit het portierraam gedumpt worden.

Hij maakte een nonchalant handgebaar. 'Maar dat doet er verder niet toe. Je bent hier niet gekomen om over koetjes en kalfjes te praten. Ik heb alle paperassen hier ergens liggen.' Hij liep naar een boekenplank en begon tussen de tijdschriften te zoeken, waar zo te zien nogal wat onbetaalde rekeningen en meer van dergelijke belangrijke zaken tussen lagen. 'Het gaat om een bedrag van niet meer dan driehonderd dollar voor opa's begrafenis,' zei hij. 'Babe en ik hebben zijn crematie betaald en dat willen we graag vergoed hebben. Ik geloof dat de regering honderdvijftig dollar extra betaalt voor een teraardebestelling. Het lijkt misschien niet veel, maar we hebben het niet zo breed. Ik weet niet wat Henry je verteld heeft, maar we kunnen het ons niet veroorloven om je te betalen voor je hulp.' 'Dat had ik al begrepen. Ik denk trouwens niet dat er veel is dat ik kan doen. Op dit moment weet jij waarschijnlijk meer van dit soort zaken af dan ik.'

Hij trok een bundeltje paperassen te voorschijn en overhandigde dat aan mij. Ik verwijderde de paperclip en bestudeerde de kopie van de overlijdensakte van John Lee, de verklaring van de begrafenisondernemer, zijn geboorteakte, sociale-verzekeringskaart, en kopieën van de twee formulieren van de Veterans Administration. Het eerste formulier was de aanvraag voor een begrafenisuitkering, het tweede een verzoek om toezending van zijn militaire dossier. Op dat laatste formulier was het krijgsmachtonderdeel ingevuld, maar registratienummer, eenheid, rang, en begin- en einddatum van de diensttijd van de oude baas ontbraken. Geen wonder dat de VA problemen had met het verifiëren van de claim. 'Het ziet ernaar uit dat er nogal wat informatie ontbreekt. Ik neem aan dat je zijn registratienummer of de eenheid waarbij hij diende niet weet?' 'Nee. Dat is nou juist het probleem,' zei hij, terwijl hij over mijn schouder meekeek. 'Het slaat gewoon nergens op. We kunnen zijn dossier niet krijgen omdat we niet genoeg informatie hebben, maar als we die informatie hadden, zouden we zijn dossier niet hoeven opvragen.' 'Dat noemen ze zorgvuldig bestuur. Bedenk eens wat een geld ze uitsparen op al die niet-gehonoreerde claims.'

'We vragen niets meer dan waarop hij recht heeft. Eerlijk is eerlijk. Opa heeft voor zijn land gevochten, en het is toch niet zoveel gevraagd. Driehonderd dollar, verdomme. De regering smijt miljarden over de balk.' Ik draaide het formulier om en las de aanwijzingen op de achterkant. Onder de kop 'Rechthebbenden op de Standaard Begrafenisuitkering', stond vermeld dat de overleden veteraan 'anders dan oneervol uit actieve dienst ontslagen moest zijn, een militair pensioen moest hebben genoten, of een aanvraag voor een dergelijk pensioen moest hebben ingediend', bla, bla, bla. 'Misschien kunnen we hier iets mee. Had hij een militair pensioen?' 'Als dat zo was, dan heeft hij het ons nooit verteld.' Ik keek hem aan. 'Waar leefde hij dan van?'

'Hij had zijn ouderdomspensioen, en ik denk dat pa ook wel bijsprong. Babe en ik betaalden zeshonderd dollar huur per maand. Er zat geen hypotheek meer op het huis, dus ik neem aan dat hij dat geld gebruikte om eten van te kopen en de vaste lasten te betalen.' 'En hij woonde hier achter?'

'Ja. Boven de garage. Het zijn maar twee kleine kamertjes, maar het is best een leuke ruimte. We hebben iemand die erin wil trekken zodra we de boel opgeknapt hebben. Een ouwe vriend van opa. Hij zegt dat hij bereid is om alle rotzooi op te ruimen als we hem een beetje matsen met zijn eerste maand huur. Het meeste is troep, maar we wilden niks weggooien zolang we niet zeker weten of er misschien wat belangrijks bij zit. Op dit moment zit de helft van opa's spullen in kartonnen dozen en de andere helft slingert overal rond.'

Ik las het verzoek om toezending van zijn militaire dossier nog eens door. 'Hoe zit het met het jaar waarin hij is afgezwaaid? Daar is niets ingevuld.' 'Laat eens zien.' Hij hield zijn hoofd schuin terwijl hij naar het hokje keek waar ik mijn duim bij hield. 'O. Dat ben ik vergeten in te vullen. Pa zegt dat het 17 augustus 1944 moet zijn geweest, want hij kan zich nog herinneren dat opa op tijd thuis was voor zijn verjaardagsfeestje toen hij vier werd. Hij was twee jaar weg geweest, dus hij moet ergens in 1942 vertrokken zijn.'

'Zou hij misschien oneervol ontslagen kunnen zijn? Ik heb net gelezen dat hij in dat geval niet in aanmerking zou komen voor de uitkering.' 'Geen sprake van,' zei Bucky beslist.

'Het was maar een vraag.' Ik draaide het formulier om en bestudeerde de kleine lettertjes op de achterkant, maar daar werd ik niet veel wijzer van. Ik gooide het over een andere boeg. 'Hoe stond het met de medische voorzieningen? Als hij oorlogsveteraan was, kwam hij waarschijnlijk in aanmerking voor gratis geneeskundige hulp. Misschien heeft de plaatselijke VA-kliniek ergens een dossiernummer van hem.' Bucky schudde het hoofd. 'Dat heb ik geprobeerd. Ze hebben het uitgezocht, maar ze hebben niets over hem. Pa gelooft niet dat hij ooit een vergoeding voor geneeskundige hulp heeft aangevraagd.' 'Wat deed hij als hij ziek werd?' 'Meestal dokterde hij zelf maar wat.'

'Tja. Dan ben ik zo'n beetje door mijn ideeën heen,' zei ik. Ik gaf de paperassen aan hem terug. 'Hoe staat het met zijn persoonlijke bezittingen? Heeft hij brieven bewaard uit zijn tijd bij de Luchtmacht? Zelfs een oude foto zou kunnen helpen bij het achterhalen van het onderdeel waarbij hij gediend heeft.'

'Tot dusver hebben we niets van dien aard gevonden. Wat eventuele foto's betreft, bij die mogelijkheid heb ik zelfs nog nooit stilgestaan. Wil je zelf misschien eens kijken?'

Ik aarzelde, terwijl ik probeerde mijn gebrek aan belangstelling niet al te duidelijk te laten blijken. 'Dat zou ik natuurlijk wel kunnen doen, maar eerlijk gezegd, als het om niet meer dan driehonderd dollar gaat, zou het misschien verstandiger zijn om de hele zaak maar te laten schieten.' 'In feite is het vierhonderd vijftig dollar, inclusief de teraardebestelling,' zei hij.

'Maar dan nog. Bij een kosten-batenanalyse zou je waarschijnlijk tot de conclusie komen dat je er alleen maar op toelegt.'

Bucky reageerde nauwelijks, blijkbaar niet onder de indruk van mijn halfhartige advies. De suggestie was misschien ook meer voor mezelf dan voor hem bedoeld. Bij nader inzien had ik mijn eigen advies beter kunnen opvolgen. In plaats daarvan hobbelde ik even later braaf achter Bucky aan. Wat een oen. Ik heb het over mezelf, niet over hem.