11

 

 

Signora Fanelli was een beetje beledigd toen ze vernam dat Adam wegging, hoewel dat al iets minder werd toen hij aanbood de kamerprijs voor een hele weekte betalen.

‘Wanneer vertrek je?’

‘Niet morgen, maar de dag na die dag.’ Hij nam zich voor om het Italiaanse woord voor ‘overmorgen’ op te zoeken.

Signora Fanelli was in de trattoria druk bezig met het poetsen van de glazen voor in het restaurant die avond. Ze droeg een lager uitgesneden jurk dan gewoonlijk, en een gouden kruisje dat verleidelijk vlak boven haar decolleté bungelde. Het was hem nooit eerder opgevallen, maar met haar hoge jukbeenderen had ze iets weg van Flora.

‘Heeft de signora je echt uitgenodigd om bij haar te logeren?’

‘Ja.’

‘Vreemd.’

‘Hoezo?’

‘Ze is erg op zichzelf.’

‘Die indruk wekt ze niet.’

‘Zo was ze ook niet. Vroeger. Ze was heel… levendig.’

‘Waardoor is dat veranderd?’

Ze keek hem met haar grote, donkere ogen recht aan. ‘Door de moord natuurlijk.’

‘Op Emilio, bedoel je?’

‘Een vreselijk voorval.’ Ze sloeg met minimale bewegingen een kruis, waardoor zijn blik opnieuw naar haar decolleté werd getrokken.

De familie was de dood van Emilio nooit echt te boven gekomen,

ging ze verder, al had de man van signora Docci, Benedetto, het er het moeilijkst mee gehad. Langzaam maar zeker was hij uit beeld verdwenen. Hij werd nog maar zelden buitenshuis gesignaleerd, zelfs niet tijdens de oogst, als de druiven en olijven werden geplukt en geperst. Toen stierf hij plotseling, aan een hartaanval. Naar haar mening hadden de Duitsers hem net zo goed meteen kunnen doodschieten, want vanaf het moment dat ze zijn oudste zoon hadden vermoord, was hij stervende geweest.

‘Wat is er met hen gebeurd? Met die Duitsers?’

‘Omgekomen, allebei, tijdens de slag om Florence.’

‘Gerechtigheid.’

‘Vind je? Twee levens in ruil voor het zijne? Tien misschien… vijftig… honderd levens. Omdat ze hem zomaar hebben vermoord, een man die hen in zijn eigen huis had verwelkomd.’

De herinnering maakte haar nog steeds boos. Het was iets heel lichamelijks, verontrustend voor een Engelsman.

Ze streek een verdwaalde haarlok uit haar gezicht. ‘Door hen is alles hier anders geworden. Niets is nog hetzelfde. Iedereen weet wat er is gebeurd, en we voelen het nog steeds. Met wat zij in een fractie van een seconde hebben veroorzaakt, moeten wij voor altijd leven.’

 

Later, toen hij had gedoucht, las hij de brief door die hij aan Gloria had geschreven, opgelucht dat hij er nooit aan toe was gekomen om hem op de post te doen. Toen hij hem schreef, dacht hij dat hij precies de juiste toon van grootmoedigheid had getroffen door haar te vergeven voor het feit dat ze hun relatie zo bruut had beëindigd, maar er ging iets van hoogdravendheid en zelfmedelijden schuil in zijn woorden. Wat kon het haar schelen hoe hij erover dacht? Ze was op zoek geweest naar iemand die haar tot de zomervakantie bezig kon houden. Hij moest haar helemaal niet vergeven, hij moest zichzelf berispen omdat hij de tekenen niet eerder had herkend.

Zijn gedachten dwaalden af naar signora Fanelli, naar de vonk van woede in haar ogen en de duistere hartstocht in haar stem toen ze het over de moord op Emilio had. Ook dacht hij na over wat ze tegen hem had gezegd vlak voordat hij naar boven ging.

‘Ik vind het jammer dat je weggaat, maar ik begrijp het wel.’

Het was een doodgewone opmerking, maar ze had even haar blik afgewend, alsof ze zich geneerde, alsof ze te veel van zichzelf had blootgegeven. Had er iets uitdagends uit die verlegen blik gesproken? Het was niet geheel ondenkbaar. Al sinds hun eerste gesprek, toen ze met een ondeugend glimlachje zijn Italiaans had verbeterd, had de aard van hun relatie het midden gehouden tussen ontspannen vrijpostigheid en koketterie. De afgelopen dagen hadden ze grapjes uitgewisseld, had hij haar complimentjes gemaakt en had zij elke gelegenheid te baat genomen om hem speels te berispen. Het was niet bepaald een opmerkelijke relatie, maar er was onmiskenbaar een vonk tussen hen overgesprongen.

Toen hij voor het avondeten naar beneden ging, wees niets in signora Fanelli’s gedrag er echter op dat er ooit een dergelijke gedachte bij haar was opgekomen. Ze had het te druk om zoals gewoonlijk met hem mee te lopen naar zijn tafeltje. In plaats daarvan wees ze naar het terras en blafte: ‘Buiten. ’ En toen ze er eindelijk aan toekwam om zijn bestelling op te nemen, bleef het gebruikelijke kletspraatje achterwege terwijl hij wikte en woog (veel langer dan nodig was). Ze stond erop dat hij als voorgerecht de cacciucco zou nemen, wat dat ook was, en ging er gehaast vandoor.

Cacciucco bleek gestoomde mosselen in een pittige rode saus te zijn. Ze waren verrukkelijk, veel te lekker om iets anders te doen tijdens het eten, en bovendien maakte hij er zo’n knoeiboel van dat het niet verstandig zou zijn om een boek op tafel te leggen, laat staan drie. Zodra de resten waren opgeruimd, sloeg hij La divina commedia open. Veel woorden stonden niet eens in zijn woordenboek, en het werd hem al snel pijnlijk duidelijk dat hij er met geen mogelijkheid doorheen zou komen, zelfs niet als hij de rest van zijn tijd in Italië eraan zou spenderen. Toch hield hij vol, nu de opwinding over zijn ontdekking nog vers was.

Hij had geprobeerd gaten te schieten in het bewijsmateriaal, maar alles wees nog steeds op een duidelijk verband tussen de tuin en Dantes Inferno. Net als Dante had Federico een gelaagde hel gecreëerd, en door Flora op de tweede verdieping van boven te laten plaatsen, had hij een duidelijke boodschap uitgezonden over zijn jonge vrouw, namelijk dat ze een overspelige hoer was.

De vraag was niet langer óf Federico Docci zo’n vernietigend oordeel over haar had uitgesproken, maar waarom. Waarom had hij de moeite genomen om een gedenktuin voor haar aan te leggen, als hij zo over haar dacht? Het sloeg nergens op, tenzij het verhaal meer om het lijf had, als Federico nog meer aanwijzingen in de cyclus had verstopt.

Dit vereiste een gedegen studie van Dantes gedicht, een grondige zoektocht naar mogelijke andere associaties met de tuin. Het betekende dat hij hoe dan ook moest doorploeteren. En dat deed hij dan ook, zelfs tijdens het hoofdgerecht – aan het spit geroosterde kip à la Val d’Arno – terwijl een warme, windstille avond neerdaalde over het terras.

Dante en Vergilius waren nog maar nauwelijks de poorten van de hel gepasseerd, toen signora Fanelli met een gratis glas cognac naar zijn tafeltje kwam.

‘Je werkt te hard.’

‘Gaat het weer een beetje?’ vroeg hij.

Ze schonk hem een verlegen, berouwvol glimlachje. ‘Mijn excuses. Ik heb een vervelende avond achter de rug. Ik leg het straks wel uit.’

Daar kreeg ze de kans niet voor. Een paar laatkomers in de trattoria en de gebruikelijke volhouders aan de bar zorgden ervoor dat ze nog hard aan het werk was toen hij eindelijk naar bed ging.

 

Hij werd gewekt door een strook licht die de duisternis doorsneed. Er stond een donkere gestalte in de deuropening van zijn kamer.

Het was signora Fanelli.

Hij sloot zijn ogen en deed alsof hij sliep, terwijl hij zijn best deed om deze nieuwe ontwikkeling te verwerken. Dus hij had het toch bij het rechte eind gehad.

‘Adam,’ fluisterde ze, terwijl ze zachtjes op hem afliep. Voorzichtig legde ze haar hand op zijn schouder. ‘Adam.’

Weinig overtuigend deed hij alsof hij nu pas wakker werd.

‘Ja?’ kraste hij zwakjes.

‘Het is Harry,’ zei ze. ‘Aan de telefoon.’

 

Harry stak meteen van wal, zonder zelfs maar “hallo’ te zeggen, en vanaf dat moment moest Adam zijn uiterste best doen om het verhaal te kunnen volgen, wat hem niet helemaal lukte.

Het had iets te maken met Harry die in Milaan was en op het station een meisje had ontmoet en het meisje kwam uit Zwitserland en ze was verdwaald en het was al laat en ze had het adres van een hotel in de buurt en daar waren ze naartoe gegaan en het was een goedkope tent zonder kruiers en Harry had haar koffer voor haar naar boven gebracht terwijl zij incheckte en toen hij beneden kwam ontdekte hij dat ze had uitgecheckt. Permanent. Met zijn koffer. De koffer die hij in zijn onschuld aan haar had toevertrouwd. De koffer waar al zijn geld in zat.

Dit leek sterk op een aantal andere verhalen die Adam in de loop der jaren van Harry te horen had gekregen.

‘Harry, hoe laat is het?’

‘Wat nou, ben je soms te laat voor de opera? Jezus, het is al laat, oké, en ik zit vast in een smerig hotelletje in Milaan met een koffer vol kranten die ik heb gekregen van een Zwitsers meisje.’

‘Ik betwijfel of ze uit Zwitserland kwam.’

‘Je betwijfelt of ze uit Zwitserland kwam?’

‘Dat betwijfel ik.’

‘Nou, ze had geen vlechtjes, en ze had ook geen gigantische melkkoe aan een riempje bij zich, als je dat verdomme bedoelt!’

‘Rustig nou maar, Harry.’

‘Doe jíj maar eens rustig. Jij bent niet degene die met een koffer vol kranten in Milaan vastzit.’

‘Heb je je paspoort nog?’

‘Natuurlijk,’ verzuchtte Harry verontwaardigd.

‘Heb je nog geld?’

‘Niet genoeg om hier weg te komen, anders hoefde ik jou niet te bellen.’

‘Waar bel je vandaan? Het hotel?’

‘Ja.’

‘Spreken ze daar Engels?’

‘Als je dat Engels wilt noemen.’

‘Goed, luister. Ik heb een voorstel…’

Terwijl Adam praatte, keek hij naar signora Fanelli, die druk bezig was alles af te sluiten. Ze vergrendelde de luiken naar het terras, maar liet de deuren open zodat de koele nachtlucht naar binnen kon. Ze stond de bar schoon te vegen toen hij eindelijk de hoorn op de haak legde.

Opeens was hij zich er pijnlijk van bewust dat hij blootsvoets in de bar stond in zijn pyjamabroek en het groezelige T-shirt dat hij inderhaast had aangetrokken.

‘Problemen?’ vroeg ze.

‘Hebt u een broer?’

‘Ja.’

‘Is hij ook zo’n ramp?’

Ze moest lachen. Ze moest nog harder lachen toen hij haar vertelde over de netelige situatie waarin Harry was beland. Vervolgens schonk ze voor hen allebei een slaapmutsje in en verontschuldigde zich omdat ze eerder die avond zo kortaf tegen hem was geweest. Lucrezia, een van de kokkinnen, was die avond voor de zoveelste keer dronken op het werk verschenen. Signora Fanelli kon het wel begrijpen – Lucrezia’s man was een gewelddadige bruut, dat was hij altijd al geweest, zelfs als jongetje – maar haar drankgebruik liep nu echt uit de hand. Ze wist niet meer wat ze moest doen. Ze spraken haar dilemma grondig door voordat ze de trap opliepen om naar bed te gaan,

Adams kamer lag aan de gang naar haar appartement. Toen ze bij zijn deur waren aangekomen, wenste hij haar welterusten. Ze liep echter niet verder; ze gaf niet eens antwoord, niet meteen althans. Ze staarde even naar de grond, keek toen naar hem op en zei: ‘Iacopo is er niet vanavond. Hij logeert bij een vriendje.’

Hij wist wat die woorden betekenden – haar zoon was er niet, ze was alleen – maar hij wist niet precies wat ze ermee bedoelde. En hij wilde zichzelf niet voor gek zetten.

Dat hoefde ook niet. Ze pakte zijn hand vast en trok hem mee zijn kamer in, waarna ze de deur achter hen dichtdeed.

Haar handelingen hadden in eerste instantie niets jachtigs. Ze nam hem door de duisternis mee naar het bed, trok zijn T-shirt uit en liet het op de grond vallen. Ze liet haar handen over zijn huid glijden en trok zachtjes aan de lichte begroeiing die bij na voor borsthaar kon doorgaan. Toen ze haar gezicht naar hem ophief, boog hij zich naar voren om haar te kussen. Haar tong was klein, puntig, onderzoekend. Ze kon zijn groeiende opwinding kennelijk tegen haar buik voelen, want ze legde haar hand op zijn onderrug en trok hem dichter tegen zich aan.

Zo bleven ze een hele tijd staan kussen. Zijn handen zwierven over haar lichaam, genietend van wat er door het katoen van haar jurk heen voelbaar was, van haar tepels die stijf werden onder zijn aanraking.

Langzaam liet ze zich op haar knieën zakken en trok ze zijn pyjamabroek tot aan zijn bovenbenen omlaag. Hij kon haar adem voelen terwijl ze heel even leek na te denken over wat ze nu moest doen. Toen omvatte ze hem met haar lippen.

Ze deed bijna niets, liet hem alleen maar stijf worden in de vochtige warmte van haar mond, met haar handen lichtjes op zijn dijen.

Toen was haar mond opeens weg en stond ze weer voor hem, met haar rug naar hem toe.

Hij trok de rits naar beneden en schoof de jurk van haar schouders, zodat hij om haar enkels op de grond viel. Ze stapte er pas uit toen hij de sluiting van haar bh had opengemaakt.

Met haar slipje was ze hem voor. Ze bukte om het uit te trekken, waarna ze zich naar hem omdraaide. Nu ging haar ademhaling moeizamer, en ze greep hem stevig vast toen hun lippen elkaar weer vonden en haar tong stevig tegen de zijne drukte.

Zonder waarschuwing duwde ze hem achterover op het bed, en ze zat al schrijlings boven op hem voordat hij de kans kreeg netjes naar het midden van de matras te schuiven. Haar bekken drukte tegen zijn hardheid; haar dichte bos ruw schaamhaar was nu al vochtig.

Met haar hand in zijn nek trok ze hem een stukje omhoog, zodat ze zijn mond naar haar borsten kon leiden.

Ze bukte zich, drukte haar lippen tegen zijn oor. ‘Dit is ons geheimpje,’ fluisterde ze. ‘Begrepen?’

Hij bromde iets.

Ze haalde haar tepel uit zijn mond. ‘Begrepen?’

‘Ja.’

Ze dwong hem achterover op de matras. Hij wilde niets liever dan ter plekke bij haar binnendringen, maar dat stond ze niet toe, nog niet.

Stukje bij beetje schoof ze langs zijn lichaam omhoog, tot haar bedoeling duidelijk was. Met beide handen om de ijzeren stang aan het hoofdeinde van het bed geslagen ging ze schrijlings boven zijn gezicht zitten en liet ze zich zakken.