Hoofdstuk 11

INDIANEN IN HUIS

VROEG op een morgen nam Pa zijn geweer en ging op jacht.

Hij was van plan geweest om die dag het ledikant te maken. Hij had de planken binnen gebracht, toen Ma zei dat ze geen vlees voor het middageten had. Daarom zette hij de planken tegen de wand en pakte hij zijn geweer.

Jack wilde mee op jacht. Zijn ogen smeekten Pa hem mee te nemen, en er kwam gejank uit zijn borst, dat natrilde in zijn keel, tot Laura bijna met hem meehuilde. Maar Pa legde hem aan de ketting aan de stal.

„Nee, Jack," zei Pa. „Jij moet hier blijven en op het erf passen." Daarna zei hij tegen Mary en Laura: „Laat hem niet los, meisjes."

Arme Jack ging liggen. Het was een vernedering om aan de ketting te liggen, en hij voelde die diep. Hij draaide zijn kop weg en wilde niet zien hoe Pa met het geweer over zijn schouder wegliep. Pa liep verder en verder weg, tot de prairie hem opslokte en hij verdwenen was.

Laura probeerde Jack te troosten, maar hij wilde niet getroost worden. Hoe meer hij aan de ketting dacht, hoe akeliger hij zich voelde. Laura probeerde hem op te vrolijken en met hem te spelen, maar hij werd alleen maar knorriger.

Mary en Laura vonden allebei dat ze Jack niet alleen konden laten nu hij zo ongelukkig was. Daarom bleven ze de hele morgen bij de stal. Ze aaiden Jacks gladde, gestreepte kop en krabden hem om zijn oren, en vertelden hem hoe het hun speet, dat hij aan de ketting lag. Hij likte hun handen wel even, maar hij was heel bedroefd en boos.

Zijn kop lag op Laura's knie en ze praatte tegen hem, toen hij opeens opstond en gromde met een woeste, diepe grom. Zijn nekhaar stond recht overeind en zijn ogen schitterden woest.

Laura was bang. Jack had nog nooit tegen haar gegromd. Toen keek ze over haar schouder, in de richting waar Jack keek, en ze zag dat er twee naakte wilden achter elkaar over het Indianenpad aankwamen.

„Mary! Kijk!" riep ze. Mary keek en zag ze ook.

Het waren lange, magere mannen, die er grimmig uitzagen. Hun huid was bruinachtig rood. Het was of hun hoofden in een punt eindigden, en die punt was een toef haar, die rechtop stond en in veren eindigde. Hun ogen waren zwart en onbeweeglijk en glinsterden, als slange-ogen.

Ze kwamen dichter en dichter bij. Toen verdwenen ze uit het gezicht, aan de andere kant van het huis.

Laura's hoofd draaide mee en dat van Mary ook, en ze keken naar de plaats waar die vreselijke mannen te voorschijn moesten komen als ze het huis voorbij waren.

„Indianen!" fluisterde Mary. Laura rilde: ze had een raar gevoel in haar maag en haar knieën knikten. Ze wilde gaan zitten. Maar ze bleef staan kijken en wachten tot die Indianen vanachter het huis te voorschijn zouden komen. Maar dat gebeurde niet.

Al die tijd had Jack gegromd. Nu hield hij op met grommen, en rukte hij aan de ketting. Hij had rode ogen en opgetrokken lippen en al zijn rugharen stonden overeind. Hij sprong en sprong met zijn vier poten van de grond om te proberen los te komen van de ketting. Laura was blij dat de ketting hem hield waar zij was.

„Jack is bij ons," fluisterde ze tegen Mary. „Jack zorgt wel dat ze ons niets doen. We zijn veilig als we vlak bij Jack blijven."

„Ze zijn in huis," fluisterde Mary. „Ze zijn in huis bij Ma en Carrie."

Toen begon Laura van top tot teen te beven. Ze begreep dat ze iets moest doen. Ze wist niet wat die Indianen met Ma en kleine Carrie deden. Er kwam geen enkel geluid uit het huis.

„O, wat doen ze Ma!" riep ze fluisterend.

„Dat weet ik niet!" fluisterde Mary.

„Ik ga Jack loslaten," fluisterde Laura hees. „Jack maakt ze wel dood."

„Pa zei dat het niet mocht," antwoordde Mary. Ze waren te bang om hardop te praten. Met hun hoofden dicht bij elkaar keken ze naar het huis en fluisterden.

„Hij wist niet, dat er Indianen zouden komen," zei Laura. 

„Hij zei, dat we Jack niet los mochten laten." Mary huilde bijna.

Laura dacht aan kleine Carrie en aan Ma, die in huis zaten met die Indianen. Ze zei: „Ik ga naar binnen, om Ma te helpen!"

Ze holde twee stappen, nam een langzame stap, toen draaide ze zich om en vloog terug naar Jack. Ze omarmde hem wild en klemde zich vast aan zijn sterke, hijgende nek. Jack zou haar tegen alles beschermen.

„We kunnen Ma niet alleen laten daar binnen," fluisterde Mary. Ze stond doodstil en trilde. Mary kon nooit een stap verzetten als ze bang was.

Laura drukte haar gezicht tegen Jack aan en hield hem stijf vast.

Toen dwong ze zich haar armen los te laten. Haar handen balden zich tot vuisten, ze deed haar ogen stijf dicht en ze holde zo hard als ze kon naar huis.

Ze struikelde en viel en haar ogen schoten open. Ze was weer overeind en holde voor ze na kon denken. Mary liep vlak achter haar. Ze kwamen bij de deur. Hij stond open en ze glipten zonder geluid te maken het huis in.

De naakte wilden stonden bij de haard. Ma stond over het vuur gebogen iets te koken. Carrie hield zich met beide handen aan Ma's rokken vast en haar gezicht was in de plooien verborgen.

Laura holde naar Ma toe, maar net toen ze bij de . haard was, rook ze een afschuwelijk nare lucht en ze keek omhoog naar de Indianen. Vliegensvlug dook ze achter de lange, smalle plank, die tegen de wand stond.

De plank was net breed genoeg om allebei haar ogen te bedekken. Als ze haar hoofd doodstil hield, en haar neus tegen de plank drukte, kon ze de Indianen niet zien. En ze voelde zich veiliger. Maar ze kon het niet laten om haar hoofd heel even te bewegen, zodat één oog om de hoek kwam kijken en ze de wilde mannen kon zien.

Eerst zag ze hun leren mocassins. Daarna hun pezige, naakte, roodbruine benen tot boven aan toe. Om hun middel droegen de Indianen allebei een leren riem, en daaraan hing aan de voorkant de bonten vacht van een klein dier. Het bont had wit met zwarte strepen, en nu begreep Laura waar die lucht vandaan kwam. De huiden waren verse huiden van stinkdieren.

Een mes, net als het jachtmes van Pa, en een bijl, net als Pa's bijl, waren ertussen gestoken.

De ribben van de Indianen vormden richeltjes op hun naakte lijf. Hun armen hadden ze over elkaar geslagen. Tenslotte keek Laura weer naar hun gezichten, en ze schoot weer vlug achter de plank.

Ze hadden brutale, grimmige, vreesaanjagende gezichten. Hun zwarte ogen glinsterden. Hoog boven hun voorhoofden en boven hun oren waar het haar groeit, hadden deze wilde mannen geen haar. Maar bovenop hun hoofden stond een toef haar recht overeind. Die toef was met koord omwonden, en er waren veren in gestoken.

Toen Laura weer langs de plank gluurde, keken de Indianen haar allebei recht aan. Haar hart klopte in haar keel, zodat ze benauwd van het bonzen werd. Twee zwarte schitterende ogen keken omlaag in de hare. De Indiaan bewoog zich niet, geen spier van zijn gezicht bewoog. Alleen zijn ogen glansden en schitterden naar haar. Laura bewoog evenmin. Ze haalde zelfs geen adem.

De Indiaan maakte twee korte, scherpe geluiden in zijn keel. De andere Indiaan maakte een geluid, zoiets als „Ha!" Laura verborg haar ogen weer achter de plank.

Ze hoorde dat Ma het deksel van de oven lichtte. Ze hoorde dat de Indianen voor de haard gingen zitten. Na een poosje hoorde ze hen eten.

Laura gluurde, en verstopte zich, en gluurde weer, terwijl de Indianen de maiskoek opaten, die Ma gebakken had. Ze aten hem helemaal op en pikten zelfs de kruimels van de grond. Ma stond toe te kijken en streelde het hoofd van kleine Carrie. Mary stond vlak achter Ma en hield haar mouw vast.

Laura hoorde flauwtjes Jacks ketting rammelen. Jack probeerde nog aldoor om los te komen.

Toen iedere kruimel van de maiskoek op was, stonden de Indianen op. De stinkdierlucht was erger als ze zich bewogen. Een van hen maakte weer scherpe geluiden in zijn keel. Ma keek hem met grote ogen aan; ze zei niets. De Indiaan draaide zich om, de andere Indiaan draaide zich ook om, en ze liepen over de vloer en door de deur naar buiten. Hun voeten maakten geen enkel geluid.

Ma zuchtte heel, heel diep. Ze drukte Laura stijf in haar ene arm en Mary stijf in haar andere arm, en door het venster zagen ze de Indianen weggaan, achter elkaar over het flauwe pad naar het westen. Toen ging Ma op het bed zitten en omarmde Laura en Mary nog stijver, en ze beefde. Ze zag er ellendig uit.

„Voelt u zich naar, Ma?" vroeg Mary.

„Nee," zei Ma. „Ik ben alleen maar dankbaar dat ze weg zijn."

Laura trok haar neus op en zei: „Ze ruiken akelig."

„Dat kwam van de stinkdierhuiden die ze droegen," zei Ma.

Toen vertelden ze haar hoe ze Jack alleen gelaten hadden en in huis gekomen waren, omdat ze bang waren dat de Indianen haar en kleine Carrie wat zouden doen. Ma zei dat ze haar dappere meisjes waren.

„Nu moeten we het middageten klaar maken," zei ze. „Pa komt al gauw en dan moeten we het eten klaar hebben voor hem. Mary, haal jij nu wat hout. Laura, jij kunt de tafel dekken."

Ma rolde haar mouwen op en waste haar handen en maakte het maismeel aan, terwijl Mary hout haalde en Laura de tafel dekte. Ze zette een blikken bord met een mes en een vork en een beker neer voor Pa, en hetzelfde voor Ma, met het tinnen bekertje van Carrie naast die van Ma. En ze zette blikken borden en messen en vorken voor haar en Mary neer, en hun ene beker tussen de borden.

Ma maakte van het maismeel met water twee dunne koeken, allebei in de vorm van een halve cirkel. Ze legde de koeken met de rechte kanten tegen elkaar aan in de oven, en ze drukte met haar vlakke hand even op de twee koeken. Pa zei altijd dat hij er geen ander zoet bij verlangde, als Ma de afdruk van haar hand op de koeken zette.

Laura had de tafel net gedekt toen Pa er was. Hij het een groot konijn en twee prairiehoenders buiten liggen, en stapte naar binnen en legde zijn geweer op de haken. Laura en Mary vlogen in zijn armen en praatten allebei tegelijk.

„Wat is er? Wat is er?" zei hij, en streek hun haren door elkaar. „Indianen? Eindelijk heb je dus Indianen gezien, Laura? Ik heb gezien, dat ze in een dalletje naar het westen toe een kampeerplaats hebben. Zijn er Indianen in huis geweest, Caroline?"

„Ja, Karel, twee," zei Ma. „Het spijt me, maar ze hebben al je tabak meegenomen, en ze hebben een 94 heleboel maisbrood gegeten. Ze wezen naar het maismeel en maakten gebaren dat ik wat moest bakken. Ik was bang om het niet te doen. O, Karel, ik was zo bang!"

„Je hebt het goed gedaan," zei Pa. „We willen geen Indianen tot vijand hebben." Toen zei hij: „Oei! wat een lucht."

„Ze droegen verse stinkdierhuiden," zei Ma. „En dat was alles wat ze droegen."

„Dat moet een dikke lucht geweest zijn toen ze binnen waren," zei Pa.

„En of, Karel. En we hadden nog maar zo weinig maismeel."

„Nou ja. We hebben genoeg om het nog even uit te houden. En ons vlees loopt hier overal rond. Maak je geen zorgen, Caroline."

„Maar ze hebben al je tabak meegenomen."

„Dat hindert niet," zei Pa. „Ik doe het wel zonder tabak tot ik die tocht naar de stad kan maken. Het belangrijkste is dat we op goede voet met de Indianen staan. Ik wil liever niet op een nacht wakker worden met een bende van die schreeuwende dui..."

Hij zweeg. Laura wilde verschrikkelijk graag weten wat hij had willen zeggen. Maar Ma's lippen waren op elkaar geperst en ze schudde even met haar hoofd tegen Pa.

„Vooruit, Mary en Laura!" zei Pa. „We gaan dat konijn stropen en de prairiehoenders schoonmaken, terwijl die maiskoeken gaar worden. Vlug! Ik heb honger als een wolf!"

Ze gingen in de wind en de zon op de houtstapel zitten en keken hoe Pa het wild schoonmaakte. „Dat konijnevel ga ik zouten en opspannen tegen de muur om te drogen," zei Pa. „Dat wordt een warme bontmuts voor een klein meisje voor van de winter."

Maar Laura kon de Indianen niet vergeten. Ze zei tegen Pa, dat als ze Jack losgelaten hadden, hij die Indianen meteen opgegeten zou hebben.

Pa legde zijn mes neer. „Hebben jullie erover gedacht om Jack los te laten?" vroeg hij met strenge stem.

Laura boog haar hoofd en fluisterde: „Ja, Pa."

„Terwijl ik gezegd heb dat het niet mocht?" zei Pa nog strenger.

Laura kon niets zeggen, maar Mary zei benepen: „Ja, Pa."

Een ogenblik zweeg Pa. Hij zuchtte heel diep, net als Ma toen de Indianen weg waren.

„Denk er om," zei hij met een heel strenge stem, „dat jullie in het vervolg altijd doen wat je gezegd wordt. Je mag er niet eens aan denken om ongehoorzaam te zijn. Horen jullie dat?"

„Ja, Pa," fluisterden Laura en Mary.

„Weet je wat er gebeurd zou zijn als jullie Jack losgelaten hadden?" vroeg Pa.

„Nee, Pa," fluisterden ze.

„Hij zou die Indianen gebeten hebben," zei Pa. „En dan zou er narigheid geweest zijn. Heel veel narigheid. Begrijpen jullie dat?"

„Ja, Pa," zeiden ze. Maar ze begrepen het niet.

„Zouden ze Jack dood gemaakt hebben?" vroeg Laura.

„Ja. En dat niet alleen. Onthoud het goed, meisjes: je doet wat je gezegd wordt, wat er ook gebeurt."

„Ja, Pa," zei Laura, en Mary zei: „Ja, Pa." Ze waren blij, dat ze Jack niet los gelaten hadden.

„Doe wat je gezegd wordt," zei Pa, „dan kan jullie niets overkomen."