44
Beslissende argumenten
Déjà vu.
Het aanmelden verliep precies zoals de vorige keer. De ontvangstruimte van het gebouw, die eigenlijk was bedoeld om af te schrikken, was even steriel als een mortuarium, maar minder vredig. Er zat een nieuwe bewaker in het hokje, maar het licht gaf hem dezelfde bleke gelaatskleur als zijn voorganger, alsof hij net chemotherapie had ondergaan. En wederom werd Gurney door rechercheur Blatt, met zijn kapsel vol gel en een volslagen gebrek aan charme, naar de claustrofobische vergaderzaal gevoerd.
Hij liep voor Gurney uit naar binnen. Alles zag er net zo uit als de vorige keer, maar dan nog smoezeliger. Het kleurloze tapijt vertoonde vlekken die hem de vorige keer niet waren opgevallen. De klok, die niet helemaal recht hing en eigenlijk te klein was voor de wand, wees twaalf uur aan. Zoals gewoonlijk was Gurney precies op tijd, maar dat was eerder een teken van een neurose dan een goede eigenschap. Te vroeg komen, te laat komen; het gaf hem allebei een ongemakkelijk gevoel.
Blatt nam plaats aan de tafel. Wigg en Hardwick zaten er al, op dezelfde plekken als de vorige keer. Een vrouw met een gespannen gezicht stond bij de koffiepot in de hoek, blijkbaar ontevreden omdat Gurney niet vergezeld werd door degene op wie ze had gerekend. Ze leek zo erg op Sigourney Weaver dat Gurney zich afvroeg of ze moeite deed om de gelijkenis te benadrukken.
De drie stoelen halverwege de rechthoekige tafel stonden net als de vorige keer gekanteld tegen de rand aan. Toen Gurney naar de koffie liep, grijnsde Hardwick als een haai.
‘Inspecteur Gurney, ik heb een vraag.’
‘Hoi, Jack.’
‘Of beter nog, ik heb een antwoord. Eens kijken of je kunt raden wat de vraag is. Het antwoord is “een uit het ambt gezette priester in Boston”. Om de hoofdprijs te winnen hoef je alleen maar te raden wat de vraag is.’
Gurney gaf geen antwoord, maar pakte een kopje, zag dat het niet helemaal schoon was, pakte een ander kopje en daarna een derde, en koos vervolgens weer voor het eerste.
Sigourney tikte ongeduldig met haar voet en keek op haar Rolex, als een parodie op ongeduld.
‘Hallo,’ zei hij, nadat hij zich had neergelegd bij het idee dat hij het vuile kopje zou moeten vullen met wat hopelijk desinfecterend hete koffie was. ‘Ik ben Dave Gurney.’
‘Ik ben dokter Holdenfield,’ zei ze op een toon alsof ze zijn tweetjes met een handvol azen overtroefde. ‘Komt Sheridan er al aan?’
De toon van haar opmerking was intrigerend genoeg om zijn aandacht te trekken. En ‘Holdenfield’ deed een belletje rinkelen.
‘Ik zou het niet weten.’ Hij vroeg zich af wat de relatie tussen de officier en Holdenfield was. ‘U bent dus arts?’
‘Forensisch psycholoog,’ zei ze afwezig. Ze keek niet naar hem, maar naar de deur.
‘Zoals ik al zei, inspecteur,’ zei Hardwick op een toon die te luid was voor het kleine vertrek, ‘als het antwoord een uit het ambt gezette priester in Boston is, wat is dan de vraag?’
Gurney sloot zijn ogen. ‘Jack, ik zou het echt niet weten.’
Hardwick trok vol weerzin zijn neus op. ‘Dan moet ik het twee keer uitleggen, een keer voor jou en een keer voor het uitvoerend comité.’ Hij knikte naar de gekantelde stoelen.
De arts keek weer op haar horloge. Brigadier Wigg tikte wat op haar laptop en staarde naar wat er op haar beeldscherm verscheen. Blatt oogde verveeld. De deur ging open en Kline liep naar binnen, zo te zien met zijn gedachten ergens anders, gevolgd door Rodriguez, die een dikke dossiermap in zijn hand hield en er nog kwaadaardiger uitzag dan de vorige keer, en Stimmel, die aan een pessimistische kikker deed denken. Toen ze allemaal hadden plaatsgenomen, keek Rodriguez Kline vragend aan.
‘Ga je gang,’ zei Kline.
Rodriguez hield zijn blik gericht op Gurney en vertrok zijn lippen tot een dunne streep.
‘Er is sprake van een tragische ontwikkeling. Een politieman uit Connecticut, die blijkbaar op uw aanraden naar de woning van Gregory Dermott was gestuurd, is het slachtoffer geworden van moord.’
Alle aanwezigen keken Gurney met verschillende gradaties van onaangename nieuwsgierigheid aan.
‘Hoe?’ Hij klonk kalm, hoewel hij een vlaag van onrust voelde.
‘Op dezelfde manier als die vriend van u.’ Zijn toon klonk zuur en beschuldigend. Gurney besloot er niet op in te gaan.
‘Sheridan, wat is er in vredesnaam aan de hand?’ De arts, die aan de andere kant van de tafel stond, leek zo erg op de strijdlustige Sigourney in Alien dat Gurney tot de conclusie kwam dat ze het met opzet deed.
‘Becca! Sorry, ik had je niet gezien. We waren wat vertraagd door nieuwe ontwikkelingen. Blijkbaar weer een moord.’ Hij wendde zich tot Rodriguez. ‘Rod, als jij nu eens iedereen op de hoogte brengt van de zaak rond die politieman in Connecticut.’ Hij schudde even heel snel zijn hoofd, alsof hij water in zijn oren had. ‘Vreemdste zaak die ik ooit heb meegemaakt!’
‘Zeg dat wel,’ beaamde Rodriguez, die zijn map opensloeg. ‘Om vijf voor half twaalf vanmorgen werden we gebeld door inspecteur John Nardo van de politie in Wycherly, Connecticut, aangaande een moord op het perceel van ene Gregory Dermott, bij ons bekend als de eigenaar van de postbus in de zaak-Mark Mellery. Dermott had op aanraden van de heer David Gurney bescherming van de politie gekregen. Om acht uur hedenmorgen…’
Kline stak een hand omhoog. ‘Wacht eens even, Rod. Becca, ken je Dave al?’
‘Ja.’
Het koele, afgemeten, bevestigende antwoord leek te zijn bedoeld om een aanvullende uitleg te voorkomen, maar Kline vervolgde desondanks: ‘Jullie twee hebben heel wat om over te praten. De psycholoog met het grootste aantal correct opgestelde profielen in dit vak en de rechercheur met het grootste aantal arrestaties in moordzaken in de geschiedenis van het NYPD.’
De complimenten leken iedereen een ongemakkelijk gevoel te geven. Maar ze zorgden er ook voor dat Holdenfield voor het eerst met iets van belangstelling naar Gurney keek. En hoewel hij geen groot liefhebber van professionele profielschetsers was, wist hij nu waarom haar naam zo bekend had geklonken.
Kline ging verder, zo te horen vastbesloten zijn twee sterren in het zonnetje te zetten. ‘Becca leest hun gedachten, Dave spoort hen op: de Kerstkannibaal, Jason Strunk, Peter Possum Hoe-heet-hij-ook-alweer…’
De arts wendde zich tot Gurney en sperde haar ogen iets verder open. ‘Piggert? Dat was een zaak van u?’
Gurney knikte.
‘Een tamelijk befaamde arrestatie,’ zei ze met een zweem van bewondering.
Hij slaagde erin een kort, afwezig lachje te tonen. De situatie in Wycherly – en de vraag of het gedichtje dat hij in een opwelling had verstuurd iets te maken had met de dood van de politieman – vrat aan hem.
‘Ga verder, Rod,’ zei Kline opeens, alsof de hoofdinspecteur degene was die hem had onderbroken.
‘Om acht uur vanmorgen heeft Gregory Dermott in gezelschap van agent Gary Sissek het postkantoor in Wycherly bezocht. Volgens Dermott waren ze om half negen weer terug. Hij zette koffie, roosterde een paar boterhammen en nam zijn post door, terwijl agent Sissek buiten een rondje langs het perceel liep en keek of alles in orde was. Om negen uur ging Dermott kijken waar Sissek bleef en trof hij diens ontzielde lichaam op de veranda aan de achterzijde aan. Hij belde het alarmnummer. De agenten die als eerste ter plaatse waren, zetten de plaats delict af en troffen daarbij een briefje aan dat boven het lichaam op de achterdeur was geplakt.’
‘Een kogel en meerdere steekwonden, net als bij de anderen?’ vroeg Holdenfield.
‘De steekwonden zijn reeds bevestigd, de kogel nog niet.’
‘En het briefje?’
Rodriguez las vanaf een fax in zijn map. ‘“Vraag me eens: waar kwam ik vandaan?/ Of beter nog: waarheen zal ik gaan?/ Wees nu verstandig, anders wacht slechts de dood/Voor degenen die hoopten op bijstand in nood.”’
‘Dat is weer uiterst merkwaardig,’ zei Kline. ‘Wat denk jij ervan, Becca?’
‘Mogelijk wordt het proces nu versneld.’
‘Het proces?’
‘Tot nu toe was alles van tevoren tot in detail beraamd: de keuze voor de slachtoffers, de briefjes, alles. Maar dit is anders, dit is eerder een reactie dan een vooraf beraamd plan.’
Rodriguez keek sceptisch. ‘Het zijn dezelfde rituele steekwonden, en een soortgelijk briefje.’
‘Maar dit slachtoffer zat niet in zijn planning. Blijkbaar was die meneer Dermott het doelwit, maar deed toevallig de gelegenheid zich voor om deze politieman te doden.’
‘Maar het briefje…’
‘Het briefje was wellicht bedoeld voor op het lichaam van Dermott, of misschien heeft de moordenaar het ter plekke bedacht toen de omstandigheden veranderden. Het zijn slechts vier regels, wellicht is dat van belang. Telden de andere briefjes geen acht regels?’ Ze keek Gurney aan, vragend om bevestiging.
Hij knikte, nog steeds half verzonken in schuldbewuste speculaties, maar dwong zichzelf toen terug te keren naar het heden. ‘Ik ben het met dokter Holdenfield eens. Ik had er nog niet aan gedacht dat vier versus acht wellicht van betekenis kan zijn, maar dat is zeer goed mogelijk. Ik wil ook nog opmerken dat dit misdrijf weliswaar niet vooraf lijkt te zijn beraamd, maar dat er wel degelijk een element aanwezig is dat we ook bij de andere zaken zagen, en dat is de haat jegens de politie. Daardoor past ook deze moord in het patroon, en wellicht is het ook de reden voor de rituele aspecten die de hoofdinspecteur al noemde.’
‘Becca zei iets over versnellen,’ zei Kline. ‘We zitten al met vier slachtoffers. Moeten we rekening houden met meer?’
‘Vijf, om precies te zijn.’
Iedereen keek naar Hardwick.
De hoofdinspecteur hief zijn vuist op en stak bij elke naam die hij noemde nadrukkelijk een vinger omhoog. ‘Mellery. Schmitt. Kartch. Sissek. Dat zijn er vier.’
‘Pastoor Michael McGrath. Dat maakt vijf,’ zei Hardwick.
‘Wie?’ Die vraag klonk tegelijkertijd uit de monden van Kline (opgewonden), de hoofdinspecteur (geërgerd) en Blatt (stomverbaasd).
‘Vijf jaar geleden is een pastoor in Boston uit zijn functie ontheven, na beschuldigingen dat hij zich aan de misdienaartjes zou hebben vergrepen. Hij wist tot een overeenkomst met de bisschop te komen, weet zijn ongepaste gedrag aan zijn drankmisbruik, liet zich opnemen in een ontwenningskliniek, verdween uit het zicht, einde verhaal.’
‘Wat was dat toen toch met Boston?’ zei Blatt snerend. ‘Het stierf er van de pedo’s.’
Hardwick schonk geen aandacht aan hem. ‘Einde verhaal, tot een jaar geleden. Toen werd McGrath dood aangetroffen in zijn woning. Meerdere steekwonden in de keel. Een wraakzuchtig briefje op het lichaam geplakt. Een gedichtje van acht regels, in rode inkt.’
Rodriguez liep rood aan. ‘Hoe lang weet u dit al?’
Hardwick keek op zijn horloge. ‘Een half uur.’
‘Wat?’
‘Inspecteur Gurney heeft me verzocht of ik alle korpsen in de staten in het noordwesten wilde vragen of zij zaken kenden die overeenkomsten vertoonden met de modus operandi in de zaak-Mellery. Vanmorgen was het raak, met wijlen pastoor McGrath.’
‘Is er iemand aangehouden of vervolgd vanwege die moord?’ vroeg Kline.
‘Nee. Die vent in Boston met wie ik heb gesproken wilde het niet met zo veel woorden zeggen, maar hij liet doorschemeren dat deze zaak niet echt veel prioriteit had gekregen.’
‘Wat wil dat zeggen?’ De hoofdinspecteur klonk mokkend.
Hardwick haalde zijn schouders op. ‘Voormalig kindermisbruiker wordt doodgestoken, de moordenaar laat een briefje achter met vage toespelingen op wandaden uit het verleden. Blijkbaar wilde iemand wraak nemen. Misschien dacht de politie: wat maakt het uit, we hebben al genoeg andere dingen op ons bordje, er zijn genoeg boeven te vangen die minder nobele bedoelingen hebben dan het recht verlaat in eigen hand nemen. Dus misschien hebben ze er gewoon niet zo veel aandacht aan geschonken.’
Rodriguez keek alsof hij last van indigestie had. ‘Maar dat zei hij niet met zo veel woorden.’
‘Nee, natuurlijk niet.’
‘Goed,’ zei Kline op zijn samenvattende toon, ‘het doet er niet zo veel toe wat de politie van Boston nu wel of niet heeft gedaan, feit blijft dat pastoor Michael McGrath slachtoffer nummer vijf is.’
‘Sí, número cinco,’ zei Hardwick spottend. ‘Of eigenlijk de número uno, omdat de pastoor al een jaar eerder dan de anderen het hoekje om is gegaan.’
‘Dus Mellery, die we voor het eerste slachtoffer aanzagen, is eigenlijk het tweede,’ zei Kline.
‘Daar zet ik bijzonder grote vraagtekens bij,’ zei Holdenfield. Toen ze ieders aandacht had getrokken, vervolgde ze: ‘Er is geen enkel bewijs dat de pastoor de eerste was; voor hetzelfde geld is hij de tiende. Maar ook al was hij de eerste, dan hebben we nog een ander probleem. Eén moord per jaar, en dan opeens vier in nog geen twee weken, dat is een patroon dat je normaal gesproken nooit ziet. Ik zou er tussendoor meer verwachten.’
‘Tenzij,’ kwam Gurney zachtjes tussenbeide, ‘er een andere factor van invloed is op de timing en de keuze van de slachtoffers en het niet alleen aan de psychopathologie van de moordenaar ligt.’
‘Waar denkt u aan?’
‘Ik denk dat de slachtoffers meer met elkaar gemeen hadden dan alleen maar een verleden vol alcoholmisbruik, maar dat wij nog niet weten wat.’
Holdenfield draaide haar hoofd nadenkend van de ene kant naar de andere en trok een gezicht dat uitdrukte dat ze het niet met Gurneys veronderstelling eens was, maar dat ze ook geen argumenten kon bedenken om die te ontkrachten.
‘Dus we zouden misschien nog een verband met oudere zaken kunnen ontdekken,’ zei Kline, die eruitzag alsof hij niet goed wist wat hij hiervan moest denken.
‘Om nog maar te zwijgen over nieuwe gevallen,’ zei Holdenfield.
‘Wat wil dat nu weer zeggen?’ Het leek Rodriguez’ lievelingsvraag te worden.
Holdenfield schonk geen aandacht aan zijn geprikkelde toon. ‘Zoals ik al eerder zei, lijkt het tempo waarin de moorden plaatsvinden aan te geven dat de eindfase is begonnen.’
‘Eindfase?’ Kline liet het woord klinken alsof het hem wel beviel.
Holdenfield vervolgde: ‘In het meest recente geval was hij gedwongen om zonder een vooraf bepaald plan te werken. Mogelijk begint hij de controle op het proces te verliezen. Ik heb het gevoel dat hij het niet veel langer in de hand zal kunnen houden.’
‘Dat hij wat niet in de hand zal kunnen houden?’ Blatt stelde die vraag zoals hij zijn meeste vragen stelde, met een soort aangeboren vijandigheid.
Holdenfield keek hem even uitdrukkingsloos aan en wendde zich toen tot Kline. ‘Hoeveel uitleg dien ik hier te geven?’
‘Misschien is het verstandig om een paar belangrijke elementen nader uit te leggen. Ik kan me vergissen,’ zei hij, terwijl hij zijn blik over de aanwezigen liet gaan en duidelijk niet verwachtte dat iemand hem zou tegenspreken, ‘maar ik vermoed dat Dave de enige hier is die in de praktijk met seriemoordenaars te maken heeft gehad.’
Rodriguez keek alsof hij bezwaar wilde maken, maar zei niets.
Holdenfield toonde een vreugdeloos glimlachje. ‘Is iedereen op zijn minst bekend met de grote lijnen van de typologie van Holmes waar het seriemoordenaars betreft?’
Er werd rond de tafel bevestigend geknikt en gemompeld. Blatt was de enige die een vraag had. ‘Sherlock Holmes?’
‘Ronald M. Holmes. Meer van deze tijd, en een echt bestaand persoon,’ zei Holdenfield op een overdreven vriendelijke toon die Gurney niet helemaal kon plaatsen. Deed ze soms een presentator van een kinderprogramma na die een vijfjarige toesprak?
‘Holmes deelt seriemoordenaars in aan de hand van hun drijfveren: het type dat wordt aangemoedigd door denkbeeldige stemmen; het type dat de wereld wil ontdoen van wat in zijn ogen een niet te tolereren groep is, zoals bijvoorbeeld zwarten of homoseksuelen; het type dat streeft naar totale dominantie; het type dat voortdurend naar spanning zoekt en bevrediging ontleent aan het doden, en ten slotte de lustmoordenaar. Maar ze hebben allemaal één ding gemeen…’
‘De teringlijers zijn allemaal volslagen geschift,’ zei Blatt met een zelfvoldane grijns.
‘Een interessant oordeel, meneer,’ zei Holdenfield akelig vriendelijk, ‘maar wat ze echt met elkaar gemeen hebben, is een ondraaglijke innerlijke spanning. Iemand vermoorden is voor hen een manier om die spanning in elk geval tijdelijk te verminderen.’
‘Een beetje zoals van bil gaan?’
‘Rechercheur Blatt,’ zei Kline op nijdige toon, ‘het is wellicht verstandig om uw vragen voor u te houden totdat Rebecca klaar is met haar betoog.’
‘Zijn vraag is helemaal niet zo vergezocht. Een orgasme verlicht inderdaad seksuele spanning. Bij een normaal persoon is er echter nooit sprake van een negatieve spiraal waarbij er steeds vaker een orgasme nodig is en er steeds meer nodig is om die ontlading te bereiken. Ik vind zelf dat een seriemoordenaar in dat opzicht veel gemeen heeft met een drugsverslaafde.’
‘Verslaafd aan moord,’ zei Kline langzaam, nadenkend, alsof hij een krantenkop voorlas.
‘Dat klinkt dramatisch,’ zei Holdenfield, ‘en er schuilt een zekere waarheid in. De seriemoordenaar leeft, meer dan anderen, in zijn eigen fantasiewereld. Zo op het oog lijkt hij normaal te functioneren in onze maatschappij, maar zijn openbare leven schenkt hem geen voldoening, en hij heeft geen belangstelling voor de levens van anderen. Hij leeft slechts voor zijn fantasieën: fantasieën over controle, dominantie, straf. Voor hem zijn die fantasieën hyperreëel; ze vormen een wereld waarin hij belangrijk en almachtig is, waarin hij echt leeft. Heeft er iemand op dit moment nog vragen?’
‘Ja, ik,’ zei Kline. ‘Heb je al enig idee naar welk type seriemoordenaar we moeten zoeken?’
‘Ja, dat heb ik, maar ik wil graag eerst de mening van de heer Gurney daarover horen.’
Gurney vermoedde dat haar oprechte, collegiale uitdrukking even nep was als haar glimlach.
‘Een man met een missie,’ zei hij.
‘De wereld van dronkenlappen bevrijden?’ Kline klonk nieuwsgierig en sceptisch tegelijk.
‘Ik vermoed dat “dronkenlap” inderdaad deel uitmaakt van de beschrijving van de slachtoffers, maar er kan meer zijn dat ervoor zorgt dat hij juist voor deze personen kiest.’
Kline antwoordde met een nietszeggende grom. ‘Als ik vraag om een iets uitgebreider profiel dan een “man met een missie”, hoe zou je de dader dan omschrijven?’
Gurney besloot zijn kruit niet zomaar te verschieten. ‘Ik heb zo mijn vermoedens, maar zou ook graag horen wat dokter Holdenfield erover te zeggen heeft.’
Ze haalde haar schouders op en zei toen snel en zakelijk: ‘Blanke man, dertig jaar oud, hoog IQ, geen vrienden, geen normale seksuele relaties. Beleefd maar afstandelijk. Heeft vrijwel zeker een moeilijke jeugd gehad waarin hij een zwaar trauma opliep dat van invloed is op de keuze van de slachtoffers. Omdat zijn slachtoffers mannen van middelbare leeftijd zijn, is het mogelijk dat het trauma iets te maken heeft met zijn vader en dat er sprake is van een oedipale relatie met zijn moeder…’
Blatt onderbrak haar. ‘U wilt toch niet beweren dat die vent letterlijk met zijn moeder… U weet wel…’
‘Niet per se. Dit gaat allemaal om fantasieën. Hij leeft in en voor zijn fantasiewereld.’
In Rodriguez’ stem was het ongeduld duidelijk te horen. ‘Ik heb toch moeite met dat woord, dokter. Vijf doden, dat is geen fantasie!’
‘Daar hebt u gelijk in, hoofdinspecteur. Voor u en voor mij zijn het helemaal geen fantasieën. Het zijn echte mensen, individuen met unieke levens, die respect en rechtvaardigheid verdienen, maar voor een seriemoordenaar zijn ze dat niet. Voor hem zijn het slechts spelers in een toneelstuk, geen menselijke wezens zoals u en ik ze zien. Voor hem zijn het tweedimensionale rekwisieten, rollen in zijn fantasie, net als de rituele elementen die op de plaatsen delict zijn aangetroffen.’
Rodriguez schudde zijn hoofd. ‘Dat klinkt allemaal min of meer logisch wanneer je het over een geschifte seriemoordenaar hebt, maar wat hebben wij daar concreet aan? Ik heb zo mijn problemen met deze hele benadering. Ik bedoel, wie heeft bepaald dat het om een seriemoordenaar gaat? Daar gaat u meteen maar van uit, zonder enige…’ Hij zweeg even, zich opeens bewust van zijn indringende toon en van de onbeleefde manier waarop hij een van Sheridan Klines favoriete experts aansprak. Hij vervolgde, met zachtere stem: ‘Opeenvolgende moorden zijn niet altijd het werk van een seriemoordenaar, dat bedoel ik. Je kunt er ook anders naar kijken.’
Holdenfield keek oprecht verbijsterd. ‘U hebt een andere hypothese?’
Rodriguez slaakte een zucht. ‘Gurney zegt telkens dat er waarschijnlijk meer factoren bepalend zijn voor de keuze van de slachtoffers, en niet alleen hun drankzucht. Een voor de hand liggende factor zou een gezamenlijke betrokkenheid bij een gebeurtenis in het verleden kunnen zijn, per ongeluk of met opzet. Een gebeurtenis die de moordenaar heeft verwond of gekwetst en die voor hem reden is om wraak te nemen op een hele groep. Zo simpel zou het kunnen zijn.’
‘Ik zeg niet dat een dergelijk scenario onmogelijk is,’ zei Holdenfield, ‘maar de planning, de gedichten, de details en het hele ritueel lijken te pathologisch voor een simpele wraakactie.’
‘Over pathologisch gesproken,’ zei Jack Hardwick met raspende stem, als een man die groots en meeslepend dreigde te bezwijken aan keelkanker, ‘wellicht is dit het perfecte moment om iedereen op de hoogte te brengen van het allernieuwste wonderbaarlijke bewijsstuk.’
Rodriguez keek hem nijdig aan. ‘Weer een verrassing?’
Hardwick vervolgde, zonder op hem in te gaan: ‘Op verzoek van Gurney is er een team technische rechercheurs naar de bed and breakfast gestuurd waar de moordenaar volgens hem in de nacht voor de moord op Mellery heeft gelogeerd.’
‘Wie heeft dat verzoek goedgekeurd?’
‘Ik, meneer,’ zei Hardwick. Hij leek trots te zijn op zijn ongehoorzaamheid.
‘Waarom heb ik de formulieren daarvoor nooit gezien?’
‘Gurney nam aan dat daar geen tijd voor was,’ loog Hardwick. Toen legde hij, met een eigenaardig geschrokken uitdrukking die aan leek te geven dat hij een hartaanval kreeg, zijn hand op zijn bovenlijf en liet een keiharde boer. Blatt schrok op uit een of andere dagdroom en schoof met zo veel kracht zijn stoel naar achteren dat die bijna omviel.
Voordat Rodriguez, geërgerd door de onderbreking, weer over de formulieren kon beginnen, nam Gurney het balletje van Hardwick over en begon uit te leggen waarom hij een team naar The Laurels had gestuurd.
‘In het eerste briefje aan Mellery is de naam X. Arybdis gebruikt. In het Grieks is de x gelijk aan een ch, en Charybdis is de naam van een fatale draaikolk uit de Griekse mythologie, nauw verbonden met een ander groot gevaar dat Scylla heet. In de nacht van de moord op Mellery hebben in die bed and breakfast een man en een oudere vrouw gelogeerd die zich onder de naam Scylla hebben ingeschreven. Het zou me heel erg verbazen als dat simpelweg toeval was.’
‘Een man en een oudere vrouw?’ Holdenfield keek geïnteresseerd.
‘Mogelijk de moordenaar en zijn moeder, al hebben ze zich, wonderlijk genoeg, ingeschreven als “de heer en mevrouw”. Misschien past dat bij de oedipale aspecten van uw profiel?’
Holdenfield glimlachte. ‘Het is bijna te mooi om waar te zijn.’
Weer leek de frustratie van de hoofdinspecteur het kookpunt te bereiken, maar Hardwick was hem voor en ging verder waar Gurney was gebleven.
‘En dus hebben we de TR naar dit bespottelijk ingerichte huisje gestuurd. Het is net het decor uit The Wizard of Oz. Ze hebben alles overhoopgehaald, en raad eens wat ze hebben gevonden? Niets. Helemaal niets. Geen enkele haar, geen uitgeveegde vingerafdruk, geen enkel bewijs dat er ooit een menselijk wezen in die kamer is geweest. De leider van het team kon het gewoon niet geloven. Ze belde me speciaal om te vertellen dat ze geen vingerafdrukken konden vinden op de plekken waar verdomme altijd afdrukken zitten: op tafelbladen, aanrechten, deurklinken, handvatten van laatjes en ramen, telefoons, kranen van douches en wastafels, afstandsbedieningen, schakelaars van lampen, en nog een hele waslijst van dat soort dingen. Maar er was niets. Geen enkele vingerafdruk, zelfs geen gedeeltelijke. Ik zei tegen haar dat ze alles moest onderzoeken, tot en met de wanden en de vloer en het plafond aan toe. Daar had ze natuurlijk geen zin in, maar ik bleef aandringen. Vervolgens heeft ze me elk half uur gebeld om te vertellen dat ze nog steeds niets hadden gevonden en dat ik hun tijd verspilde. Maar toen ze een derde keer belde, klonk ze heel anders. Een stuk bedeesder. En ze vertelde me dat ze iets hadden gevonden.’
Rodriguez zorgde ervoor dat hij niet liet merken dat dat hem teleurstelde, maar Gurney kon het voelen. Hardwick liet een dramatische stilte vallen en ging toen verder. ‘Aan de buitenkant van de badkamerdeur stond een woord. Eentje maar. Redrum.’
‘Wat?’ blafte Rodriguez, niet langer in staat zijn ongeloof te verbergen.
‘Redrum.’ Hardwick herhaalde het woord langzaam, met een veelbetekenende blik, alsof het een sleutelwoord was.
‘Redrum? Net als in de film?’ vroeg Blatt.
‘Wacht eens even, wacht eens even,’ zei Rodriguez, die knipperde van ergernis. ‘Je wilt beweren dat jouw technische recherche drie, vier uur nodig had om een woord te vinden dat gewoon op de deur stond?’
‘Er was niets gewoons aan,’ zei Hardwick. ‘Het was op dezelfde manier aangebracht als de onzichtbare boodschappen aan ons op de briefjes aan Mark Mellery. Gore luie wout. Weet u dat nog?’
Zwijgen en staren was de enige manier waarop de hoofdinspecteur aangaf dat hij zich dat kon herinneren.
‘Dat heb ik in het verslag zien staan,’ zei Holdenfield. ‘Hij zou de woorden met behulp van zijn eigen huidvet achter op die briefjes hebben geschreven. Is dat überhaupt mogelijk?’
‘Dat is zelfs heel eenvoudig,’ zei Hardwick. ‘Vingerafdrukken zijn niets meer dan huidvet. Hij heeft het gewoon voor zijn eigen doel gebruikt. Misschien heeft hij even over zijn voorhoofd gewreven, zodat zijn vingers iets vetter werden. Maar het heeft bij die briefjes gewerkt, en het werkte ook in The Laurels.’
‘Maar we hebben het toch over dat redrum uit de film, hè?’ herhaalde Blatt.
‘Film? Welke film? Waarom hebben we het ineens over een film?’ Rodriguez zat weer te knipperen.
‘The Shining.’ Holdenfields opwinding nam toe. ‘Het is een heel beroemde scène. Het jongetje schrijft redrum op een deur in zijn moeders slaapkamer.’
‘Redrum is murder, maar dan andersom gespeld,’ meldde Blatt.
‘Het past allemaal perfect!’ zei Holdenfield.
‘Ik neem aan dat al dat enthousiasme betekent dat we binnen vierentwintig uur iemand kunnen arresteren?’ Rodriguez leek zijn best te doen om zo sarcastisch mogelijk te klinken.
Gurney schonk geen aandacht aan hem en sprak Holdenfield aan. ‘Het is interessant dat hij ons wilde herinneren aan het redrum uit The Shining.’
Haar ogen glinsterden. ‘Het perfecte woord uit de perfecte film.’
Kline, die het samenspel rond de tafel al een hele tijd had zitten bekijken als een tennisfan die op een prachtige wedstrijd wordt getrakteerd, nam ten slotte het woord. ‘Goed, mensen, vertel me eens wat het geheim is. Wat is er zo perfect?’
Holdenfield keek Gurney aan. ‘Vertelt u hem maar over het woord, dan vertel ik hem over de film.’
‘Het woord is achterstevoren geschreven, meer niet. Dat is sinds het begin van deze zaak al een belangrijk gegeven. Net zoals dat spoor dat achterstevoren door de sneeuw liep. En nu het woord murder dat verkeerd om staat. Hij wil ons duidelijk maken dat we de hele zaak verkeerd om zien.’
Kline keek Holdenfield aan alsof hij haar een kruisverhoor afnam. ‘Daar ben je het mee eens?’
‘In feite wel, ja.’
‘En de film?’
‘O ja, de film. Ik zal proberen om even beknopt te zijn als de heer Gurney.’ Ze dacht een paar tellen na en zei toen, op een toon alsof ze elk woord zorgvuldig uitkoos: ‘De film gaat over een moeder en haar zoontje die worden geterroriseerd door een gestoorde vader. Een vader die alcoholist blijkt te zijn en een verleden vol gewelddadige uitbarstingen kent.’
Rodriguez schudde zijn hoofd. ‘Wilt u soms beweren dat de moordenaar een gestoorde, gewelddadige vader met een alcoholprobleem is?’
‘O nee, niet de vader. De zoon.’
‘De zoon!?’ Rodriguez’ verwrongen gezicht leek een heel nieuw niveau van ongeloof uit te drukken.
Holdenfield vervolgde haar verhaal, weer op een toon die akelig dicht in de buurt kwam van een presentator van kinderprogramma’s. ‘Ik denk dat de moordenaar ons wil vertellen dat zijn vader net zo was als de vader uit The Shining. Hij probeert zichzelf aan ons te verklaren.’
‘Te verklaren?’ Rodriguez spuugde de woorden bijna uit.
‘Iedereen wil zichzelf op zijn of haar eigen voorwaarden aan anderen tonen, hoofdinspecteur. Ik ben er zeker van dat u dat in uw beroep dagelijks meemaakt. Dat geldt zeker voor mij. We hebben allemaal een rationele verklaring voor ons eigen gedrag, hoe bizar ook. Iedereen streeft naar een zekere erkenning, ook geestelijk gestoorden. Of misschien wel juist geestelijk gestoorden.’
Die vaststelling leidde tot een algehele stilte die ten slotte werd verbroken door Blatt.
‘Ik heb een vraag. U bent toch psycholoog, hè?’
‘Ik ben praktiserend forensisch psycholoog.’ Holdenfield was weer helemaal terug in haar rol als Sigourney Weaver.
‘Ook goed. In elk geval weet u hoe de geest werkt. Vandaar mijn vraag: die vent wist aan welk getal zijn slachtoffer zou denken voordat die eraan dacht. Hoe deed hij dat?’
‘Dat deed hij niet.’
‘Echt wel.’
‘Dat leek alleen maar zo. Ik neem aan dat u doelt op de getallen 658 en 19, waarover ik in het verslag heb gelezen. Maar hij heeft niet gedaan wat u beweert. Het is simpelweg niet mogelijk om vooraf te weten aan welk getal iemand in een willekeurige situatie zal denken. En dus is het zo niet gegaan.’
‘Maar feit is dat het wel zo is gegaan,’ zei Blatt.
‘Daar is in elk geval één mogelijke verklaring voor,’ zei Gurney. Hij vertelde welke theorie er bij hem was opgekomen toen Madeleine hem met haar mobieltje vanaf de brievenbus had gebeld: dat de moordenaar een draagbare printer kon hebben gebruikt om meteen nadat Mark Mellery het getal negentien had genoemd een briefje af te drukken waarin dat getal vermeld stond.
Holdenfield leek onder de indruk.
Blatt leek behoorlijk van zijn stuk gebracht. Een duidelijk teken, vermoedde Gurney, dat er ergens achter dat botte brein en overmatige getrainde lijf een romanticus schuilging die dol was op het vreemde en onmogelijke. Maar de verwarring was slechts tijdelijk.
‘Hoe zit het dan met het getal 658?’ vroeg Blatt, die zijn strijdbare blik van Gurney naar Holdenfield en weer terug liet gaan. ‘Toen was er geen sprake van een telefoontje, maar alleen maar van een briefje. Dus hoe kon hij toen weten aan welk getal Mellery zou denken?’
‘Daar heb ik geen antwoord op,’ zei Gurney, ‘maar ik kan jullie wel een eigenaardig verhaaltje vertellen dat ons misschien dichter bij het antwoord brengt.’
Rodriguez toonde enig ongeduld, maar Kline leunde voorover, en dat blijk van belangstelling leek de hoofdinspecteur in bedwang te houden.
‘Ik droomde laatst over mijn vader,’ begon Gurney. Hij aarzelde even, zonder het te willen. Zijn eigen stem klonk hem ongewoon in de oren. Hij hoorde er een echo in van de diepe droefenis die de droom in hem had opgewekt. Hij zag dat Holdenfield hem met een nieuwsgierige, maar allerminst onaangename blik aankeek en dwong zichzelf verder te gaan. ‘Toen ik wakker werd, merkte ik dat ik moest denken aan een trucje met een stel speelkaarten dat mijn vader vroeger wel eens met oud en nieuw uithaalde, wanneer we bezoek hadden en hij een paar borrels had gedronken. Daar leek hij altijd energie van te krijgen. Dan hield hij een spel als een waaier in zijn handen en vroeg drie of vier van de aanwezigen of ze een kaart wilden uitkiezen. Vervolgens vroeg hij aan een van hen of ze die kaart goed wilden bekijken en weer terug wilden stoppen in het spel. Daarna gaf hij diegene alle kaarten, met het verzoek goed te schudden, en ging hij heel ingewikkeld zitten doen alsof hij gedachten kon lezen. Dat duurde soms wel tien minuten. En uiteindelijk onthulde hij natuurlijk op een indrukwekkende manier welke kaart het was – iets wat hij vanaf het allereerste begin al had geweten.’
‘Hoe dan?’ vroeg Blatt verbijsterd.
‘Wanneer hij het spel kaarten voorbereidde, voordat hij ze als een waaier in zijn handen hield, zorgde hij ervoor dat hij altijd minstens een van de kaarten herkende en hield hij de positie daarvan binnen de waaier in de gaten.’
‘Maar stel dat niemand die kaart koos?’ vroeg Holdenfield geboeid.
‘Als niemand dat deed, bedacht hij iets om het trucje niet te hoeven voortzetten: dan dacht hij er opeens aan dat hij de fluitketel nog op het gas had staan of iets dergelijks, zodat niemand zou beseffen dat er iets niet klopte aan het trucje zelf. Maar dat hoefde hij bijna nooit te doen. Hij liet de waaier altijd zo zien dat de derde of vierde persoon aan wie hij de kaarten toonde de kaart uitkoos waarvan hij zeker wist welke het was. En als dat niet lukte, dan was er altijd nog de afleiding in de keuken. En natuurlijk had hij een geloofwaardige reden om degenen over te slaan die de verkeerde kaarten hadden gekozen, zodat niemand door zou krijgen hoe het echt zat.’
Rodriguez gaapte. ‘En wat heeft dit met die 658 te maken?’
‘Dat weet ik niet zeker,’ zei Gurney, ‘maar het idee dat iemand denkt dat hij volkomen willekeurig een kaart kiest terwijl die willekeur juist het weloverwogen werk van de ander is…’
Brigadier Wigg, die met steeds meer belangstelling had zitten luisteren, onderbrak hem. ‘Uw verhaal over die kaarten doet me denken aan die zaak uit het einde van de jaren negentig, toen mensen via direct mail werden opgelicht.’
Het was niet duidelijk of het kwam door haar ongewone stem, die ergens tussen mannelijk en vrouwelijk viel, of door het bijzondere feit dat ze überhaupt het woord nam, maar ze wist ieders aandacht meteen te trekken.
‘Ze ontvingen een brief, zogenaamd van een particulier recherchebureau, dat zijn excuses aanbood voor het feit dat hun privacy was geschonden. Het bureau “bekende” dat zijn medewerkers een fout bij het surveilleren hadden gemaakt en ten onrechte de ontvanger van de brief een aantal weken hadden geschaduwd en in verschillende situaties hadden gefotografeerd. Ze beweerden dat ze volgens de wetgeving aangaande de privacy verplicht waren om hem afdrukken van alle foto’s toe te zenden, en vervolgens kwam de aap uit de mouw: het kon om gevoelig materiaal gaan, dus als de geschaduwde dat liever had, konden ze de foto’s ook naar een postbus in plaats van naar zijn huisadres sturen. In het laatste geval diende er echter wel vijftig dollar te worden overgemaakt als vergoeding voor bijkomende kosten.’
‘Wie dom genoeg is om daar in te trappen verdient het om van vijftig dollar te worden beroofd,’ zei Rodriguez minachtend.
‘O, sommigen verloren wel meer dan dat,’ zei Wigg uiterst kalm. ‘Het ging niet om die vijftig dollar, dat was slechts een trucje. De oplichter heeft meer dan een miljoen van zulke brieven verstuurd, met slechts één doel: een lijst maken van personen die zich blijkbaar zo schuldig voelden over hun gedrag dat ze wilden voorkomen dat foto’s van hun activiteiten in handen van hun partners zouden vallen. Vervolgens werden ze bestookt met veel dringender verzoeken om nog meer te betalen, anders zouden de foto’s openbaar worden gemaakt. Sommigen hebben wel vijftienduizend dollar betaald.’
‘Voor foto’s die nooit hebben bestaan?’ riep Kline uit, met een mengeling van verontwaardiging en bewondering voor de vindingrijkheid van de oplichter.
‘Ik blijf me erover verbazen hoe achterlijke sommige…’ begon Rodriguez, maar Gurney viel hem in de rede.
‘Jezus, dat is het! Dat is hetzelfde als dat verzoek om 289 dollar. Het is hetzelfde. Het is een test!’
Rodriguez keek stomverbaasd. ‘Wat voor test?’
Gurney sloot zijn ogen om het briefje waarin Mellery was gevraagd geld over te maken beter voor zich te kunnen zien.
Fronsend wendde Kline zich tot Wigg. ‘Die oplichter… Die had een miljoen brieven verstuurd?’
‘Dat is het aantal wat ik me uit de berichtgeving kan herinneren.’
‘Dan is dit duidelijk een heel ander geval. Dat was gewoon een groots opgezette vorm van fraude; een groot net, uitgeworpen om een paar schuldige vissen te kunnen vangen. Hier zit het heel anders. We hebben het hier over handgeschreven brieven die aan een beperkt aantal personen zijn verstuurd. Personen voor wie het getal 658 een bepaalde betekenis moet hebben gehad.’
Gurney deed langzaam zijn ogen open en keek Kline aan. ‘Maar dat was niet zo. Dat dacht ik aanvankelijk ook, want waarom zouden ze daar anders aan denken? Dat bleef ik ook aan Mark Mellery vragen: wat betekende dat getal voor hem, waar deed het hem aan denken, had hij er ooit eerder aan gedacht, had hij het ooit ergens geschreven zien staan, was het de prijs van iets, een adres, een combinatie van een kluis? Maar hij bleef maar beweren dat het hem niets zei, dat hij zich niet kon herinneren dat hij er ooit eerder aan had gedacht, dat het hem zomaar was ingevallen. En ik denk dat hij de waarheid heeft verteld. Er moet dus een andere verklaring zijn.’
‘En dus zijn we terug bij af,’ zei Rodriguez, die overdreven vermoeid zijn ogen ten hemel sloeg.
‘Misschien niet. Misschien komt dat verhaal van brigadier Wigg dichter in de buurt van de waarheid dan we denken.’
‘U wilt toch niet beweren dat de moordenaar een miljoen brieven heeft verstuurd? Handgeschreven? Dat is bespottelijk, nee, dat is onmogelijk.’
‘Een miljoen is onmogelijk, dat geef ik meteen toe, tenzij hij heel veel hulp heeft gehad, en dat lijkt me onwaarschijnlijk. Maar welk aantal zou wel mogelijk zijn geweest?’
‘Hoe bedoelt u?’
‘Laten we even veronderstellen dat de moordenaar van het begin af aan van plan was een groot aantal mensen een brief te sturen; handgeschreven, zodat iedere ontvanger het idee zou krijgen dat hij of zij persoonlijk werd aangesproken. Hoeveel brieven zou hij dan in, pak ’m beet, een jaar kunnen schrijven?’
De hoofdinspecteur hief zijn handen op om aan te geven dat dat een onzinnige vraag was die niet kon worden beantwoord. Kline en Hardwick keken serieuzer, alsof ze echt de rekensom wilden maken. Stimmel straalde zoals altijd de ondoorgrondelijkheid van een amfibie uit. Rebecca Holdenfield zat Gurney met een toenemende fascinatie aan te kijken. Blatt zag eruit alsof hij probeerde te bepalen waar een bepaalde stank vandaan kwam.
Wigg was de enige die iets zei. ‘Vijfduizend. Tien, als hij heel erg gemotiveerd is. Mogelijk zelfs vijftienduizend, maar dat zou moeilijk worden.’
Kline keek haar met de scepsis van een jurist aan. ‘En waar baseert u die getallen op, brigadier?’
‘Om te beginnen op een aantal redelijke aannames.’
Rodriguez schudde zijn hoofd, waarmee hij leek aan te geven dat niets zo verraderlijk was als de redelijke aannames van een ander. Als Wigg het al merkte, liet ze zich er niet door afleiden.
‘De eerste aanname is dat een plan als dat van die oplichter van toepassing is. Als dat het geval is, kunnen we concluderen dat de eerste vorm van contact – het briefje waarin om het geld wordt gevraagd – aan iedereen is verstuurd, en de latere briefjes alleen aan degenen die hebben gereageerd. In dit geval weten we dat de eerste vorm van contact twee briefjes van acht regels behelsde, dus zestien korte regels in totaal, plus de drie regels van het adres op de envelop. Afgezien van het adres zullen alle briefjes hetzelfde zijn geweest, waardoor het mogelijk moet zijn geweest om snel te schrijven. Ik schat dat zo’n briefje vier minuten kost, dus dat betekent vijftien per uur. Als hij er slechts een uur per dag mee bezig zou zijn, is dat dus vijfduizend in een jaar. Twee uur per dag zou neerkomen op elfduizend. In theorie zou hij er nog veel meer kunnen schrijven, maar er zijn grenzen aan de vlijt van zelfs de meest geobsedeerde persoon.’
‘En om eerlijk te zijn,’ zei Gurney met het groeiende besef van een wetenschapper die eindelijk een patroon ontwaart in een wirwar aan gegevens, ‘zouden elfduizend meer dan genoeg zijn.’
‘Genoeg voor wat?’ vroeg Kline.
‘Genoeg om dat trucje met het getal 658 uit te halen,’ zei Gurney. ‘En als het inderdaad zo is gegaan als ik denk, dan zou dat ook verklaren waarom hij in zijn eerste brief aan ieder van zijn slachtoffers om $ 289,87 vroeg.’
‘Ho even.’ Kline stak zijn hand op. ‘Nu gaat u me iets te snel.’